Ga direct naar de content

Verlenging van de levensduur van duurzame consumptiegoederen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 9 1981

Verlenging van de levensduur
van duurzame consumptiegoederen
DR. J. M. F. BOX*

Levensduurverlenging van produkten zou een aanzienlijke bijdrage kunnen leveren aan de
oplossing van de problemen met afval, schaarse grondstoffen en energie. In dit artikel worden
de mogelijke effecten geschat van een langere gebruiksduur van huishoudelijke apparatuur
en auto’s. Daarnaast wordt verslag gedaan van onderzoek naar het consumentengedrag met
betrekking tot enkele duurzame consumptiegoederen, waarbij de gebruiksduur en de
motieven voor het afdanken centraal staan. Veel apparatuur blijkt voor het einde van de
technische levensduur te worden afgedankt. De auteur concludeert dan ook dat het stellen
van zwaardere technische eisen aan produkten slechts zin heeft als de consument ertoe kan
worden gebracht de technische levensduur van b.v. een auto of een koelkast volledig te benutten.

Inleiding
Een van de mogelijkheden om de problemen van toenemende hoeveelheden afval, van uitputting van grondstoffen en
energiebronnen en van milieuvervuiling te beperken, is het
verlengen van de levensduur van produkten. In diverse
studies is op deze mogelijkheid gewezen 1), maar in het beleid heeft dit tot dusver weinig aandacht gekregen. De geringe
aandacht die er in Nederland is, komt nog voornamelijk van
wetenschappelijke zijde. Zo heeft minister Ginjaar de Technische Hogeschool Twente een opdracht verstrekt voor
onderzoek naar optimalisatie van huishoudelijke apparaten
met het oog op levensduurverlenging, energiebesparing en
,,recycling” van materialen, dat in eerste instantie op de wasmachine wordt toegespitst. TNO voert in opdracht van het
Ministerie van Economische Zaken een macro-economische
studie uit naar de relatie tussen levensduur van produkten
en milieu, grondstoffen, werkgelegenheid, betalingsbalans
enz. Zowel de TH Twente als TNO werken daarbij samen
met de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Konsumentenaangelegenheden (SWOK.A), dat ook een eigen onderzoek uitvoert naar het gebruik van huishoudelijke apparatuur, de bezitsduur daarvan en de afdankmotieven.
In onderstaand artikel wordt een schatting gemaakt van
de effecten van levensduurverlenging van huishoudelijke
apparaten en auto’s op materiaal- en energieverbruik en
afvalproduktie. De conclusie is dat levensduurverleniging
een substantiate bijdrage kan leveren aan vermindering van
de problemen op deze drie terreinen. Een beleid gericht op
het verlengen van de technische levensduur heeft echter
alleen zin als consumenten de produkten dan ook langer gebruiken. In dit artikel wordt daarom vervolgens ingegaan
op de vraag in hoeverre de technische levensduur de bezitsduur bepaalt. Dit is voor een vijftal duurzame produkten
(wasmachines, koelkasten, televisietoestellen, auto’s, meubelen) onderzocht. Het bleek dat alleen bij wasmachines de
technische levensduur in belangrijke mate de bezitsduur bepaalt. Bij de andere produkten bleken produktveranderingen
en niet-technische redenen de belangrijkste afdankmotieven.
De meeste afgedankte produkten zijn nog goed bruikbaar,
hetgeen ook blijkt uit het feit dat een belangrijk deel ervan
via het tweedehandscircuit nog een nieuwe gebruiker vindt.
De uitkomsten van ons onderzoek leiden tot de conclusie
dat levensduurverlenging van produkten een bijdrage kan
896

leveren aan het verminderen van de problemen op grondstoffen-, energie- en milieugebied. Daarbij dienen zich twee
opties aan:
a. een technologische optie, nl. het verlengen van de levensduur van die produkten waarbij vooral de technische levensduur de gebruiksduur bepaalt;
b. een consumentenoptie, nl. het motiveren van consumenten de produkten langer tegebruiken, waarbij ook onderhoud
en reparatie en het tweedehandscircuit worden gestimuleerd.
Effecten van levensduurverlenging
Over de precieze effecten die •vensduurverlenging op de
genoemde problemen kan hebben is, althans voor de Nederlandse situatie, weinig bekend. Er zijn vrijwel geen gegevens
over het materiaalgehalte en de energie-inhoud van produkten met behulp waarvan besparingen als gevolg van levensduurverlenging zouden kunnen worden gekwantificeerd.
Het meest is nog bekend op het terrein van afval met welke
kennis, ook ten aanzien van de materiaal- en energiebesparing,
enige ruwe schattingen kunnen worden gemaakt. Aan afgedankte huishoudelijke apparatuur komt er in West-Europa
8 a 9 kg/jaar per hoofd van de bevolking vrij, dus in Nederland
ca. 120.000 ton per jaar. Uit deze 120.000 t/j apparatuur is in
principe 83% (100.000 t/j) ferro-schroot en 6% (12.000 t/j)
non-ferro-schroot af te scheiden 2). Een levensduurverlenging
met een derde zou dan door een vertraging in de materiaalstroom die daarvan het gevolg is, kunnen leiden tot een besparing van 25.000 ton ferro-materialen en 3.000 ton non-

•Verbpnden aan de Tussenafdeling Industriele Vormgeying van de
Technische Hogeschool Delft. Bij de opzet en uitvoering van dit
onderzoek is geadviseerd, resp. meegewerkt door prof. dr. J. M.
Dirken, ir. A. Hermans, H. Arisz en W. Subrata.
1) Stichting Verwijdering Afvalstoffen, Beperking en hergebruik
van afval van particuliere huishoudingen, Amersfoort, 1980; J. Dirken, Materiaalgebruik door de consument, in: J. Over (red.), Materialen voor onze samenleving, Stichting Toekomstbeeld der Techniek, Den Haag, 1976; J. Butlin, Product durability and product

life extension: their contribution to solid waste management, OECD,
Parijs, 1979.
2) Stichting Verwijdering Afvalstoffen, op. cit., biz. 71.

ferro-materialen per j’aar 3). Ook lean een belangnjke be-

duur van een auto, ca. 150.000 km, mogelijk lijkt 9). Een bij-

perking van de miJieuverontreiniging worden verwacht.

drage kan ook worden geleverd door het vernieuwen van het

Het resterende materiaal (11% = 13.200 t/j) bevat hoge concentraties zware metalen, zoals lood, cadmium en antimoon,
die tot ernstige bodemverontreiniging op stortplaatsen

kunnen leiden 4).

het loopvlak maar 20% van de massa van een band uitmaakt.

In Nederland is er een vrij grole, vooral psychologische,

Het effect van levensduurverlenging kan ook worden ge-

illustreerd aan de hand van de aantallen huishoudelijke
apparaten die worden afgedankt. Van de grote huishoudelijke apparaten zijn dat er in Nederland ongeveer 2 mln. per
jaar 5). Een uitsplitsing naar produktsoort is vermeld in
label 1.
Tabel I. Afgedankte huishoudelijke apparaten, auto’s en
autobanden in 1977
Huishoudelijke apparalen:

Stuks/jaar

diepvriezers .
koelkasten ..
wasmachines
centrifuges ..
vaatwassers .
stofzuigers ..
wasdrogers ..
Totaal . . . . . . . .

160.000
425.000
330.000
50.000
35.000
785.000
50.000
1.835.000

Auto’s:
personenauto’s …..
perconenautobanden
vrachtauto’s ……..
vrachtautobanden …

360.000
4.500.000
32.000
360.000

Bronnen: de huishoudelijke apparaten zijn geschat door ing. J. Vos van de Stichting Verwijdering Afvalstoffen op basis van gegevens over omzet en vervanging in 1976 en 1977. De
aantalten auto’s en autobanden zijn vermeld in: Stichting Verwijdering Afvalstoffen, Overzichl afvalverwijdering, Amersfoort, mei 1979.

Een vertraging in de afdankstroom huishoudelijke apparaten met 10% zou ongeveer 180.000 huishoudelijke apparaten per jaar kunnen schelen. De belangrijkste besparingen
evenwel kunnen bij auto’s worden gerealiseerd, aangezien dit
produkt de grootste materiaal- en energieverbruiker is van
alle duurzame consumptiegoederen 6). Uit label 1 blijkt dat
er in 1977 360.000 personenauto’s werden afgedankl.
Uilgaande van een gemiddeld gewicht van 900 kg komt de
lotale hoeveelheid materiaal op 324.000 ton. Dit materiaal
bestaat voor 8C% uit ferro-melalen (259.200 ton), voor 5%
uit non-ferro-metalen (16.200 ton) en voor de resterende
15% uit plastics, glas en rubber (48.600 ton) 7). Bij het shredderen van afgedankte auto’s kan 70% van het materiaal in de
vorm van schroot worden teruggewonnen. De resterende
30% stof (97.200 ton) bevat aanzienlijke concentraties
toxische stoffen, waaronder zware metalen. Dit stof moet als
chemische afvalstof worden beschouwd waarvan het storten, mede gezien de grote hoeveelheid, ernstige bodem- en
waterverontreiniging kan veroorzaken.
Levensduurverlenging van auto’s zou de immense materiaalen afvalstromen die het autobezit teweegbrengt, kunnen verkleinen. Uit onderzoek van gebreken bij auto’s blijkt dat het
roesten van de carrosserie de belangrijkste factor is die de
levensduur van auto’s bepaalt, belangrijker dus dan mechanische gebreken. Verbetering van de corrosieweerstand voor
2 a 3% van de aanschafkosten zou de levensduur van een
personenauto met ongeveer 25% kunnen verlengen 8).
Samenhangend met het autobezit is er het probleem van
de grote aantallen banden die worden afgedankt. Zoals uit
label 1 blijkt, zijn dat er per jaar ongeveer 5 mln. Dit is een
totale hoeveelheid materiaal van ca. 47.500 ton met als belangrijkste grondstof synthetische polymeren uit aardolie.
Voor versleten banden zijn er maar weinig hergebruiksmogelijkheden. Verbranden met terugwinning van energie
is nog een van de beste oplossingen.
Ook deze materiaalstroom kan door levensduurverlenging
worden vertraagd en beperkl. Ten dele is dat al geschied
door de radiaalband met zijn langere levensduur, terwijl de
ontwikkeling van een band die goed is voor de gehele levens;ESB 16-9-1981

loopvlak (coveren) van aulobanden. Hierdoor kan 80% van
het materiaal een of meer keren worden gespaard, aangezien
weerstand tegen gecoverde banden; maar 20% van de per-

sonenaulobanden wordt gecoverd, terwijl de lechnische
kwaliteit niet slechter hoeft te zijn dan van nieuwe banden.

In Belgie en West-Duitsland is de gecoverde band aanzienlijk
populairder. Wel wordt in Nederland 80% van de vrachtautobanden een- of meermalen gecoverd 10). In het beroepsgoederenvervoer wordl kennelijk wel economisch gecalculeerd, mel daarbij posilieve effecten op materiaalgebruik

en afvalbeperking.
Ook van de energiebesparing door levensduurverlenging

kan een schatting worden gemaakt uilgaande van de bekende
materiaalfracties en gegevens over de benodigde energie
voor de bereiding van deze materialen. We kijken dan alleen

naar de energie die nodig is voor het maken van materiaal,
niet naar de energie die nodig is voor het maken van de uit-

eindelijke produkten. Over dat laatste is vrijwel niets bekend.
Verder beperken we ons tot ferro-metalen. Met behulp van
bovenstaande schattingen kan dan worden becijferd dat er
per jaar uit huishoudelijke apparaten 100.000 ton en uit
auto’s 259.000 ton wordt afgedankt. Voor de produktie van

staal uit primaire grondstof is ca. 50 GJ/ton 11) nodig en
voor staal uit secundaire grondstof ca. 25 GJ/ton 12). Stgal
wordt in de wereld globaal voor 55% uit ruw ijzer en voor

45% uit schroot geproduceerd 13), zodat hiervoor ca. 39 GJ/
ton energie nodig is. De energie nodig voor de produktie van

het ferro-materiaal van de jaarlijks afgedankte huishoudelijke apparaten en auto’s is dan 359.000 X 39 GJ. Een ton
ruwe aardolie bevat 41,9 GJ 14), zodat dit overeenkomt met
334.152 ton aardolie. Een levensduurverlenging van huishoudelijke apparaten en auto’s met een derde zou dus door
het langduriger gebruiken van het ferro-materiaal een totale
energiebesparing kunnen opleveren van 3,33 X 334.152 =
1,1 mln. ton aardolie-equivalenten. De jaarlijkse besparing
is dan 83.538 ton aardolie 15). Ter vergelijking: het huishoudelijk energieverbruik was in 1979 in Nederland: 14,4 mln.
ton aardolie-equivalenten en het weg-, rail- en watertransport
consumeerde 8,5 mln. ton 16). Met Butlin 17), die gegevens
vermeldt over de gevolgen van levensduurverlenging voor
besparingen van materiaal, energie en afval in de Verenigde
Staten, kunnen we concluderen: ,,These savings appear
modest by proportion, but large in terms of absolute
quantities”.
In de door Butlin geciteerde gegevens worden de gevolgen
geschat van een levensduurverlenging van huishoudelijke
apparaten en auto’s met 10%. Op grond van het verbruik in

3) Besparing per jaar: a/(l+a), waarin a = levensduurverlenging

in procenten. 0,33/1,33 = 25% X 100.000 ton = 25.000 ton per jaar.
4) Stichting Verwijdering Afvalstoffen, Onderzoek naar afvalstoffen afkomstig van het verschredderen van diverse materialen,
Amersfoort, februari 1979.
5) Stichting Verwijdering Afvalstoffen, op. cit., 1980, biz. 34.
6) J. Butlin, op. cit.

7) B. Hundy, The durability of automobiles, Recources Policy.
September 1976.
8) Idem.
9) J. Butlin, op. cit., biz. 103.
10) C. Boelhpuwer, Methoden en technieken van hergebruik in:
J. Over, op. cit., biz. 104.

11) GJ = Giga Joules. 1 GJ = 10» Joules.
12) W. Smit, Begrippen en afspraken in de energie-analyse, in:
J. Over, op cit., biz. 69.
13) C. Boelhouwer, op. cit., biz. 99.
14) Ministerie van Economische Zaken Nota Energiebeleid, deel 1,
Den Haag, 1979, biz. 187.
15) Besparing per jaar 0,33/1,33 = 25% X 334.152 = 83.538 ton.
16) Shell Nederland, Energie, Rotterdam, 1981.
17) J. Butlin, op. cit., biz. 86.

897

1967 zou dit leiden tot een vermindering van het staalverbruik
inde Verenigde Staten met l,2-l,4%envanhettotaleverbruik
aan aluminium met 0,69-0,8%. Dit komt overeen met
700.000 ton staal en 20.000 ton aluminium. De belangrijkste

materiaalbesparingen zijn te realiseren door het verlengen
van de levensduur van auto’s. Een levensduurverlenging
van 10% reduceert het staalverbruik in de auto-industrie
met 9,07%, of wel 1% van de totale staalproduktie in de VS.
In Duitsland is onderzoek gedaan naar de besparingsbijdragen van een auto met verdubbelde levensduur, van 18-25 jaar.
De materiaalbesparing van een dergelijke auto grotendeels
gemaakt van gegalvaniseerd staal, wordt geschat op 55%.
Is de auto gemaakt van aluminium, dan is het percentage
65 18).

De afvalvermindering door een levensduurverlenging met
10% wordt door Butlin geschat op een vermindering van 6%

tekent ook dat de gevolgen van levensduurverlenging, zoals
een lager verbruik van materiaal en energie en het effect op
de werkgelegenheid in de produktiesfeer voornamelijk in het
buitenland merkbaar zullen zijn.
Wat het belangrijke aspect van het effect op de produktie
en de werkgelegenheid betreft, verlaging van de vervangingssnelheid van duurzame produkten zal in bepaalde sectoren
een negatief effect hebben op de produktie en de werkgelegenheid, vergelijkbaar met de huidige slechte gang van
zaken in de autobranche. Overigens zou de werkgelegenheid
in de onderhoud- en reparatiesector ook kunnen toenemen.
Het geld dat de consument door minder snelle vervanging

overhoudt, kan worden gespaard of in andere sectoren
worden besteed en kan dan de koopkrachtige vraag en daar-

huishoudelijke apparaten en van 1% bij de produktie van

mee de werkgelegenheid in stand te houden.
Een beleid gericht op verlenging van levensduur van produkten kan dus leiden tot verlies van werkgelegenheid in de
ene sector en tot toeneming in de andere. Dat een dergelijk

auto’s. De vermindering van post-consumptief afval wordt

beleid tot een herallocatie van arbeid zal leiden is duidelijk.

van het industrieel afval dat ontstaat bij de produktie van

geschat op 6% voor huishoudelijke apparaten en 8% voor

Of het ook leidt tot een netto verlies van arbeidsplaatsen is

auto’s. Gelet op het aandeel van de verschillende produkt-

vooralsnog onzeker. In de OECD-studie 23) wordt geconcludeerd: ,,Policies of product life extension should not be

categorieen in het afval kan volgens Butlin in de VS de belangrijkste vermindering in het huishoudelijk grofvuil

vetoed, simply because of a general fear that some labour

worden gerealiseerd door een levensduur-, resp. bezitsduur-

displacement may result”. Een beleid gericht op het verlengen

verlenging van meubelen. In Nederland geldt dit ten aanzien

van de technische levensduur van produkten heeft echter

van textiele vloerbedekking. Van het grof huisvuil bestond

alleen zin als de produkten ook langer worden gebruikt.

in 1979 26 gewichtsprocent uit textiel, waarvan 25,7% vloerbedekking 19).
Wat energiebesparing betreft, in de Duitse studie over een

Op de factoren die de bezitsduur van produkten bepalen,
zullen we in de volgende paragrafen ingaan.

auto met dubbele levensduur wordt geschat dat het produce-

ren van een dergelijke auto voornamelijk van staal een energiebesparing zal opleveren van ongeveer 5%. Gemaakt van
aluminium van ongeveer 20% 20). Butlin schat de energiebesparing bij een verlenging van de levensduur van huishoulijke apparaten en auto’s met 10% in procenten van het

produktieverbruik in deze sectoren op resp. 8 en 7.

De levensduur van produkten
Sinds Vance Packards bestseller The waste makers 24)
wordt de populaire opvatting gehuldigd dat producenten van
duurzame consumentengoederen bewust de levensduur van
hun produkten zouden verkorten, om zo in verzadigde mark-

Levensduurverlenging kan dus een aantrekkelijke optie

ten hun omzet op peil te houden. Marketing- en produkt-

zijn om, in combinatie met andere instrumenten, te komen
tot beperking van het gebruik van materialen en energie en

ontwikkelingsstrategieen worden daarbij als varianten van dit

vermindering van afval- en milieuproblemen. Of levensduurverlenging echter ook daadwerkelijk tot positieve uitkomsten

veroudering. Geplande technologische veroudering houdt in

leidt, kan moeilijk in zijn algemeenheid worden beoordeeld,
maar vereist zorgvuldig onderzoek per produktgroep en per
bedrijfstak. Zo kan levensduurverlenging ook leiden tot meer

materiaalgebruik, b.v. wanneer produkten dan zwaarder of
meer solide moeten worden gemaakt. Ook kan het leiden tot
meer afval, wanneer materialen worden toegepast die zich

beleid gezien, zoals geplande technologische en psychologische
het, vaak marginaal, veranderen of verbeteren van produkten om daardoor consumenten te stimuleren hun bestaande
en nog goed functionerende produkten door nieuwe modellen
te vervangen. Geplande psychologische veroudering betreft
alleen uiterlijke of denkbeeldige veranderingen van produk-

ten, om daarmee consumenten eveneens tot vervanging aan
te zetten.

minder lenen tot hergebruik, als b.v. legeringen of constructie-

Wat de technische levensduur van produkten betreft is

wijzen worden toegepast die ontmanteling en terugwinning

er weinig empirische ondersteuning voor de stelling dat deze

van materialen bemoeilijken. Ook kan het leiden tot een
hoger energieverbruik en meer milieuverontreinging. Het
energieverbruik kan b.v. toenemen door het maken van
auto’s van dikkere staalplaat, waardoor de energie-inhoud

is verkort of dat fabrikanten en masse een beleid zouden
voeren om deze te beperken 25). Over het voorkomen van

en, door de gewichtsvermeerdering, het energieverbruik

geplande psychologische veroudering, en meer in het algemeen de invloed van de marketing op produktveroudering,

zijn de meningen verdeeld. Uit een onderzoek onder lezers
van de Harvard Business Review 26) bleek dat 64,2% van de
ondervraagde bedrijfsfunctionarissen vond dat een te groot

tijdens het gebruik toeneemt. Ook kan door levensduurverlenging de adoptie van energiebesparende innovaties worden
vertraagd. Ook op het milieu hoeft levensduurverlenging
niet per se een positief effect te hebben. Levensduurverlenging

deel van de omzet gebaseerd was op marginale technische of

kan leiden tot meer gebruik van plastics en b.v. anti-corrosie-

oorzaakte produktveroudering; 90% was het eens met de

coatings met toxische bestanddelen.
De OECD-studie 21) is echter over de effecten van levensduurverlenging over het algemeen positief. Bij de keuze voor
een dergelijk beleid moet dan wel rekening worden gehouden
met de macro-economische effecten hiervan. Zo kan een
dergelijk beleid op de korte termijn leiden tot een vermindering van het aanbod van gebruikt materiaal, zoals schroot,
en dus tot een verhoogde vraag naar primaire materialen,
hetgeen een negatief effect op de betalingsbalans heeft.
Voor de Nederlandse situatie staat hier echter het positieve
effect van vermindering van import van eindprodukten
tegenover, aangezien de produktie van duurzame goederen
voor driekwart in het buitenland schijnt plaats te vinden 22),

stelling dat reclame en andere promotietechnieken consu-

en van personenauto’s voor 95%. Deze hoge invoerquote be898

psychologische produktveranderingen en de daardoor ver-

18) Bundesministerium fur Forschung und Technologie, Forschungsprojekt Langzeitauto, Bonn, 1976.

19) Stichting Verwijdering Afvalstoffen, op. cit., 1980, biz. 13.
20) Bundesministerium fur Forschung und Technologie, op. cit.
21) J. Butlin, op. cit.

22) Stichting Verwijdering Afvalstoffen, op. cit., 1980, biz. 25.
23) J. Butlin, op. cit., biz. 108.
24) V. Packard, The waste makers, Harmondsworth, 1971.

25) J. Butlin, op. cit.
26) J. Stewert, Planned obsolescense, Harvard Business Review,
september/oktober 1959.

menten stimuleerden om nieuwe modeller! te kopen die ze

verschillen. De adressen van kopers van deze produkten

niet echt nodig hadden. In een onderzoekverslag 27), onder

zijn verkregen van een aantal grote detaillisten in de
regie 31). Deze kopers zijn daarna gevraagd of hun aankoop een vervangingsaanschaf betrof. Wanneer dit het geval
was zijn ze vervolgens geenqueteerd door derdejaars studenten van de Tussenafdeling Industriele Vormgeving van de
TH Delft, die ook bij de opzet van het onderzoek een belangrijke inbreng hebben gehad.
De in de enquete opgenomen variabelen waren mede ge-

fabrikanten van kleine huishoudelijke apparaten, werd een
beleid van geplande veroudering gericht op het vergroten van
de ontevredenheid van consumenten met bestaande produk-

ten, echter ontkend. Vrijwel alle onderzochte bedrijven claimden slechts te voldoen aan de wensen en behoeften van consumenten en stelden dat verandering behoort tot de ,,way
of life” van veel consumenten. Wel werd toegegeven dat de
industrie en handel een belangrijke rol spelen in het aan-

van produkten kan hebben, blijkt uit een onderzoek in de

kozen op grond van uit de literatuur bekende theorieen
van afdankgedrag 32). Deze omvatten zes groepen variabelen:
1. consumentenkenmerken (o.a. levensstijlvariabelen, so-

Scandinavische landen 28), waarbij drie produkten werden

ciaal-economische kenmerken, inkomenswaardering, te-

moedigen van deze verandering.
De invloed die de produktontwikkeling op de veroudering

onderzocht, te weten wasmachines, stofzuigers en fornuizen.
Bij wasmachines werd in de jaren na 1960 een sterke dating

van de bezitsduur geconstateerd, die in belangrijke mate werd
veroorzaakt door de introductie van automatische wasmachines. Ook de sterk verlaagde bezitsduur van stofzuigers

werd in belangrijke mate veroorzaakt door produktveranderingen, vooral door het steeds vergroten van het motorvermogen: van 200-300 Watt in de jaren vijftig tot 800-1.000 Watt
in de jaren zeventig. Het belangrijkste vervangingsmotief van
stofzuigers was ,,onvoldoende zuigvermogen”. Dit argument

bleek echter onafhankelijk van de leeftijd van stofzuigers,
zodat relatieve veroudering ten opzichte van nieuwe modellen

hierbij kennelijk een rol speelt. Ookbij de fornuizen bleek een
daling van de bezitsduur. Bij dit produkt zijn de mogelijk-

vredenheid over het produkt);
2. kenmerken van de gebruikssituatie (intensiteit van gebruik, onderhoud);
3. kenmerken van de koopsituatie (o.a. dringendheid van
vervanging, korting of aanbieding, verwachte prijsver-

anderingen);
4. produktkenmerken. Van het oude produkt o.a. aantal en
kosten van reparaties, technische en uiterlijke staat, type,
energieverbruik. Van het nieuwe produkt o.a. verwachte
bezitsduur, type, merkentrouw;
5. redenen voor vervanging: functioneel-technische redenen,
economische redenen, sociaal-psychologische redenen,

redenen betreffende de bediening van het produkt en
,,andere redenen”, zoals: ,,we hadden geen speciale reden,

heden voor functionele veranderingen beperkter, wat echter

we hadden het geld ervoor”;

werd gecompenseerd door talrijke veranderingen in vormgeving en kleur.

6. bezitsduur van het produkt.

Technologische produktveranderingen en invloeden vanuit de marketing en reclame kunnen produkten dus voortijdig doen verouderen. Dat niet-technische veroudering,

Met multipele-regressie-analyses is onderzocht welke
invloed de onderscheiden variabelen hebben op de vervan-

vanwege andere redenen dan mankementen, slechter func-

Vanwege het relatief grote aantal variabelen en de kleine
steekproeven is daarbij in twee stappen gewerkt. Eerst is een
stapsgewijze regressie-screening-procedure gevolgd om de
,,best”-verklarende variabelen op te sporen, die daarna in
een standaard regressie-analyse op hun verklaringskracht
zijn onderzocht. De steekproefaantallen in de vijf produkt-

tioneren en verminderde betrouwbaarheid, een belangrijke
factor is bij het afdanken en vervangen van gebruiksgoederen blijkt uit verscheidene onderzoeken. In de Scandinavische studie bleek dat het aantal produkten dat nog in
goede staat was toen ze werden afgedankt, varieerde van
31-49,5% voor fornuizen, van 28,4-55,5% voor wasmachines en van 60,4-66,6% voor stofzuigers. De verschillen per
produkt zijn de maximale verschillen tussen de vijf onderzochte Scandinavische landen. Uit het Amerikaanse onderzoek van Conn 29) bleek, dat 50% van de kleine huishoudelijke apparaten werden afgedankt omdat ze stuk waren of
gerepareerd moesten worden. Van de 50% die nog in goede
staat was, was 25% afgedankt omdat de bezitters een nieuw
wilden hebben en de andere 25% omdat de bezitters er niet
langer behoefte aan hadden.
Uit deze uitkomsten blijkt dat een relatief groot deel van de
produkten wordt afgedankt voordat ze stuk gaan, dus om
andere redenen dan het bereiken van het einde van de technische levensduur. Naast factoren als produktinnovatie en
reclame, die de behoefte om te veranderen kunnen versterken, speelt ook de consument zelf een belangrijke rol. Om
inzicht te krijgen in de motieven waarom consumenten afdanken is een empirisch onderzoek gedaan, waarvan de
uitkomsten in de volgende paragraaf worden samengevat.

gingsbeslissing en op de bezitsduur van de produkten.

groepen waren: wasmachines 31; koelkasten 29; televisies 38;
auto’s 56; meubelen 23. Vanwege de regionale begrensheid,

de relatief kleine aantallen en het relatief nieuwe onderzoekonderwerp moet het onderzoek als exploratief worden
gezien.

Uitkomsten

De belangrijkste redenen om de produkten te vervangen
zijn vermeld in label 2. Wanneer geen percentage is vermeld, betekent dit dat minder dan 20% van de respondenten

deze reden hadden genoemd.
De bezitsduur van de vijf produkten is vermeld in tabel 3.

Wanneer het produkt tweedehands was gekocht, is ook naar
de bezitsduur onder de vorige eigenaren gevraagd, die

vervolgens is bijgeteld. Tabel 3 geeft dus de totale bezitsduur.
De tweedehands produkten in de steekproef hadden op de

Afdankmotieven van consumenten
Opzet van het onderzoek
Hiernaar is in de regio Den Haag-Delft-Rotterdam een

onderzoek gedaan 30). De steekproef bestond uit personen
die recent een wasmachine, koelkast, televisietoestel, meubelen (zithoek of eethoek), of auto hadden vervangen.
Deze produkten waren gekozen omdat ze zowel voor de
consument, als vanuit materiaal-, energie- en afvaloogpunt
belangrijke produkten zijn en omdat werd verondersteld
dat de afdankmotieven tussen deze produkten nogal zouden
ESB 16-9-1981

27) W. Conn, Factors affecting product lifetime, National Science

Foundation, Washington, 1978.

28) R. Dahl, Produkters brukstid, Statens Institutt for Forbruksforskning, Oslo, 1980.

29) W. Conn, op. cit.
30) Het verslag hiervan is getiteld: J. Box, Product durability and
disposition behaviour, TH Delft, Tussenafdeling IV, 1981.
31) Van der Meer Meubelen, Gerard de Lange, Reno, Radio Modern en de autodealers van Fiat, Opel, Volkswagen en Ford in Delft.
32) Nl. J. Jacoby, C. Berning en Th. Dietvorst, What about disposion? Journal of Marketing, april 1977; J. Hanson, A proposed
paradigm for consumer product disposition processes, Journal of
Consumer Affairs, zomer 1980; W. Conn, op. cit.

899

mediane bezitsduur slechts een gering effect. Uit label 3
blijkt tevens een sterke overeenkomst tussen de bezitsduur
van het vorige produkt en de verwachte bezitsduur van het
nieuwe produkt.

Tabel 2. Redenen om produkten te vervangen
Wasmachines (N = 31)

In procenten van N

Functioneel-technische redenen:
de vorige vertoonde mankementen . . . . . . . . . . . . . . .
Redenen i.v.m. de bediening:
de vorige trilde teveel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Economische redenen:

58

reparatiekosten te hoog …………………….
Sociaal-psychologische redenen ………………..
Andere redenen …………………………….

45

26

ICoelkasten (N = 39)

Functioneel-technische redenen:
de vorige was te klein . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

59
74

de diepvriesruimte was te klein . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Redenen i.v.m. de bediening:
Sociaal-economische redenen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Andere redenen:
we hadden het geld voor een nieuwe …………..

van belang: 49% kocht (mede) een nieuwe koelkasl omdat

Televisietoestellen (N = 38)
Functioneel-technische redenen:
de vorige vertoonde mankementen ……………

we wilden kleurentelevisie …………………..
Redenen i.v.m. de bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Economische redenen:
reparatiekosten te hoog . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

45
63

32

Sociaal-psychologische redenen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Andere redenen:

we wilden een andere ………………………
we hadden het geld voor een nieuwe …………..

21
37

Auto’s (N = 56)

Functioneel-technische redenen:
de vorige zou waarschijnlijk niet lang meer meegaan
Redenen i.v.m. de bediening …………………..

23

Economische redenen:

omdat we een goede inruilprijs kregen …………

43

Sociaal-psychologische redenen ………………..

Andere redenen:
we hadden het geld voor een nieuwe …………..
omdat we altijd om de zoveel tijd een nieuwe kopen

32
45

Meubelen (N = 33)

Functioneel-technische redenen:
oude vertoonden mankementen . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Economische redenen ………………………..
Sociaal-psychologische redenen:
omdat we erop uitgekeken waren . . . . . . . . . . . . . . . . .

paste niet meer in onze inrichting …………….
Andere redenen:
we hadden het geld voor een nieuwe …………..

Bezitsduur van het afgedankte produkt

45
36

Verwachte bezitsduur van het

nieuwe produkt

Wasmachines ……
Koelkasten ……..
Televisietoestellen . . .

8,0
9,4
6,3

Meubelen .

3,2
6,4

standaard minimum-

deviatie

2-18
1-24
2-16
1-14
M2

mediane bezitsduur

maximum

4,2
4,7
3,2
2,8
7,2

9,0
8.4
6,7
3,3
7,8

De door de respondenlen genoemde redenen voor vervanging en de facloren die de bezilsduur bepalen, zoals die
uit de regressie-analyses bleken, zullen we nu samen bespreken, aangezien deze voor een deel overeenkomen.
900

ze er het geld voor hadden. De produktontwikkeling in
de richting van grotere koelkasten, hand in hand mel
veranderende eelgewoonten (diepvriesprodukten) en andere
woonomstandigheden (minder bergruimle, geen kelders)
lijken belangrijke facloren bij hel vroeglijdig afdanken van
koelkasten. In de regressie-analyse bleek er slechts een
variabele significanl aan de verklaring van de bezilsduur bij le
dragen: modelveroudering, dus de voorkeur voor een grolere
en nieuwe koelkasl (B = 0,65; p s£0,001).

Bij de lelevisieloeslellen zijn defeclen een belangrijk vervangingsmotief. Het willen overgaan op kleurentelevisie is
echler belangrijker, terwijl ook het geld een rol speell. In de regressie-analyse bleek veroudering van hel model (B = 0,44;
p < 0,01) en van het uilerlijk (B = 0,39; p s£0,01) aan de bezitsduur bij te dragen. Dit belekenl dal de oudere (zwartwit)loeslellen als ouderwels werden beschouwd en dal men
ook het uilerlijk niel meer mooi vond.
Van alle vijf produklen zijn de funclioneel-lechnische
redenen bij aulo’s hel minsl belangrijk. Hier is vooral hel
geinslilulionaliseerde vervangingsgedrag van belang, zoals
ook in label 3 blijkt uil de lage mediane bezilsduur van 3,2

Tabel 3. Bezitsduur van het vorige produkt en de verwachte
bezitsduur van het nieuwe, injaren

bezitsduur

lagere score op de levensslijlvariabele ,,consumpliegeneigd-

heid” (B = -0,40; p «S 0,01).
Bij de koelkast waren, zoals uit label 2 blijkl, gebreken
minder belangrijk. De belangrijkste vervangingsreden was de
behoefte aan meer (diepvries)ruimte. Ook de welvaart is

de vorige had geen automatische ontdooiing …….
Economische redenen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

mediane

Bij de wasmachines blijkt uit label 2 dat de functioneellechnische en de economische molieven de belangrijkste
redenen voor vervanging zijn. De functioneel-lechnische
motieven (mankemenlen) bleken ook in de regressie-analyses negalief met de bezilsduur le correleren (B = -0,28;
p ^ 0,01). Verder was er een slerke correlatie met levredenheid: consumenten die over hun wasmachine levreden zijn,
houden die langer in bezil, of mensen waarbij de wasmachine lang meegaat, zijn er tevredener over (B — 0,48;
p < 0,001). Verwacht werd dal er een samenhang zou blijken
le bestaan tussen het onderhoud van de wasmachine en de
bezitsduur. Van een achttal verschillende onderhoudsvariabelen waren de bijdragen echler verschillend. De helft
correleerde negatief, de andere helft positief en geen was
significant. Wel bleek de intensiteit van hel gebruik een rol
te spelen bij het vervangingsgedrag: de consumenten die hun
wasmachine intensief hadden gebruikt, hadden deze vaker
vanwege technisch-funclionele redenen vervangen. De consumenten die hun wasmachine om functioneel-lechnische
redenen hadden vervangen, hadden ook een significanl

jaar. De financiele mogelijkheden, die worden bepaald door
de inruilprijs en de beschikbare geldmiddelen, spelen hierbij
een belangrijke rol. Van de redenen voor dil geinslilulionaliseerd vervangingsgedrag, dal gepaard gaal mel aanzienlijke
financiele verliezen bij de consumenl, is weinig bekend.
Een aulo is na drie i vier jaar mel de helfl lol driekwarl
van de aanschafprijs in waarde gedaald 33). Het volksgeloof
dat het verslandig is om een aulo na Iwee jaar weg le doen,
plus de marketing en produklonlwikkeling mel hun frequenle modelwijzigingen, zijn hierbij waarschijnlijk van grole
invloed. Dal hel inkomen bij de snelle vervanging een rol
speell, bleek ook uil de regressie-analyse op de bezilsduur:

personen die hun inkomen hoger waardeerden, hadden eerder
vervangen. Uil deze analyses bleek ook dal de oudere aulo’s
voornamelijk iweedehands waren gekochl en vooral werden
gereden door jongeren mel een lage inkomenswaardering.
Bij de meubelen zijn, naast slijlage, vooral de sociopsychologische redenen van belang. ,,We zijn er op uitgekeken” en ,,we wilden wat anders” zijn veel voorkomende
redenen, evenals ,,we hadden hel geld ervoor”.

33) R. Schonberger, The utility of buying an older car, Journal
of Consumer Affairs, winter 1976.

De conclusie is dat de redenen voor vervanging van produkt tot produkt verschillen, zoals ook door Jacoby c.s. 34)
en DahJ 35) werd geconstateerd. Alleen bij wasmachines
blijkt de technische levensduur in overwegende mate de bezitsduur te bepalen. Dit werd ook door De Bell en Dardis 36)
gevonden, die de vervanging van wasmachines en koelkasten hebben onderzocht. Zij vonden dat wasmachines in
93% van de gevallen vanwege mechanische gebreken werden
vervangen, koelkasten in 54% vanwege mechanische gebreken en in 42% vanwege ..features”. In ons onderzoek
blijken koelkasten en televisietoestellen vooral vanwege
modelveroudering en nieuwe functies te worden vervangen,
waarbij bij de televisies ook mankementen een rol spelen.
Bij auto’s spelen functioneel-technische oorzaken als direct
motief slechts een geringe rol. Bij het overheersende motief
,,omdat we altijd om de zoveel tijd een nieuwe kopen” kunnen
de vrees voor mankementen en dure reparaties echter wel
een rol spelen. Meubelen worden, naast slijtage, in belangrijke mate vervangen omdat men crop is uitgekeken of
omdat ze niet meer bij de rest van de inrichting passen.
Opvallend is het belang van de financie’le ruimte, dat bij
vier van de vijf produkten, behalve bij wasmachines, bij het
vervangen van het oude produkt een grote rol speelt. De uitzondering voor wasmachines kan worden verklaard uit het
feit dat men dit als een onmisbaar produkt beschouwt 37)
dat, wanneer het stuk is, koste wat kost moet worden vervangen. Wat deze rol van de financier! betreft, lijkt het
crop dat een belangrijke reden voor het afdanken van produkten eenvoudig het feit is dat consumenten geld hebben
en bestedingsmogelijkheden zoeken.
Dat de aspecten van technische levensduur vaak slechts een
ondergeschikte of bijkomende rol spelen, blijkt ook uit de
technische staat waarin de produkten verkeren op het ogenblik dat ze worden afgedankt. Voor de vijf onderzochte
produktgroepen blijkt dat uit tabel 4.
Veel produkten zijn op het ogenblik van afdanken dus nog
bruikbaar, of kunnen worden gerepareerd. Met het oog op
de levensduur is dan van belang wat met deze produkten
gebeurt: worden deze vernietigd of worden deze b.v. aan
anderen doorgegeven, waardoor de gebruiksduur wordt
verlengd? Om hiervan een beeld te krijgen, is aan de respondenten uit een lijst van 24 frequent voorkomende produkten
gevraagd welke hiervan ze al eens hadden afgedankt, of deze
toen nog bruikbaar waren en wat ze met die produkten hebben gedaan. De uitkomsten zijn vermeld in tabel 5.
Uit tabel 5 blijkt dat 65% van de afgedankte produkten
nog als bruikbaar werd beschouwd. Alleen de afgedankte
wasmachines, centrifuges, kleurentelevisies en vaatwassers
werden in meer dan de helft van de gevallen als niet langer
bruikbaar gezien. Van de niet meer bruikbare produkten
verdween 72% naar de sloop of werd weggegooid. Bij de
nog bruikbare produkten is dat maar 4%. Deze zijn in
meerderheid verkocht of ingeruild (43%), of weggegeven
(36%), De categorie „ verkocht/ingeruild” laat de bekende
en goed georganiseerde tweedehands markt voor auto’s zien.
Inruil van de andere produkten kan een vorm zijn van korting
geven en hoeft nog niet te betekenen dat deze produkten dan
ook nog verder worden gebruikt. Een derde van de nog bruikbare produkten, vooral koelkasten, televisietoestellen en
radio’s zijn weggegeven, wat wijst op een informed tweede-

Tabel 4.

handscircuit, waarin de gebruiksduur van deze produkten
verder kan worden verlengd.

Relatief veel produkten worden dus afgedankt terwijl ze
technisch nog in goede staat zijn. Deze geweldige verspilling

wordt gelukkig voor een deel tegengegaan door het bestaan
van formele en informele tweedehandsmarkten, waardoor
de gebruiksduur wordt verlengd.
Slot

Een beleid gericht op levensduurverlenging van consumptieve gebruiksgoederen kan een substantiate bijdrage leveren
aan het verminderen van materiaal- en energieverbruik en
beperking van problemen van afval en milieuverontreiniging.
Bij een dergelijk beleid kunnen een technologische en een

consumentenoptie worden onderscheiden.
De technologische optie is het verlengen van de levensduur door technische verbeteringen. Het beleid zou zich

dan vooral moeten richten op die produkten, waarvan de
technische levensduur de gebruiksduur bepaalt. In principe
geldt dit voor veel produkten, aangezien blijkt dat veel
produkten na het afdanken door de eerste eigenaar in een

formeel of informeel tweedehandscircuit terechtkomen en
dan nog verder worden gebruikt. Over wat er met deze
produkten in de tweedehandscircuits gebeurt is echter
weinig bekend. Wat doet bij voorbeeld de handel met de ingeruilde produkten? In hoeverre worden gekregen produkten
ook gebruikt? Worden tweedehands produkten niet versneld
voor nieuwe afgedankt?
De beste aanpak lijkt om het beleid in eerste instantie op
de eerste bezitters te richten en dan bij die produkten de
levensduur te verlengen die door hen om technische redenen
worden afgedankt. De wasmachine is hiervan een goed
voorbeeld en waarschijnlijk ook de certifuge, de kleurentelevisie en de vaatwasser. Bij wasmachines werd in een
technisch onderzoek van afgedankte machines geconstateerd dat al geringe verbeteringen aan constructie en repareerbaarheid de technische levensduur zouden kunnen verlengen, zo niet verdubbelen 38). Dit geldt waarschijnlijk
ook voor veel andere huishoudelijke apparaten.
Een hoge prioriteit dient ook het verbeteren van het

onderhoud en de corrosieweerstand van auto’s te hebben.
Periodieke keuringen en uitvoering van het daaruit resulterende onderhoud kunnen, zoals in Scandinavie is gebleken,
de levensduur van auto’s aanzienlijk verlengen. Roest is
momenteel de belangrijkste verouderingsoorzaak bij auto’s.
Maatregelen om roest tegen te gaan, kunnen voor de consu-

34) J. Jacoby e.a., op. cit.
35) R. Dahl, op. cit.
36) M. De Bell en R. Dardis, Extending product life: technology
isn’t the only issue, in : W. Wilkie (red.), Advances in consumer
research, vol. VI, 1979.
37) J. Box en A. Hermans, Huishoudelijke apparaten, een orie’nterend onderzoek naar bezit en (on)misbaarheid, ESB, 9 februari
1977.
38) Stichting Verwijdering Afvalstoffen, Jaarverslag 1978. Amersfoort, 1979.

Technische staat van produkten op het ogenblik van afdanken

Technische staat op het ogenblik van afdanken

Wasr&E chines

Koelkasten

in procenten van N

in procenten van N
(N = 39)

(N = 31)

Televisietoestellen
in procenten van N
(N = 38)

Meubelen
in procenten van N
(N = 33)

6,5

10,3

16.1

46.2
23,1

23,7

35,7
16,1

35,5

Nog bruikbaar, maar zou waarschijnlijk niet lang meer mcegaan

12,8

26,3

3,6

41,9

A

ESB 16-9-1981

13,2
18,4

Auto’s

in procenten van N
(n = 56)

to A

3,0
182

36.4
18,2
24,2

901

Tabel 5. Functionele staat en wijze van afdanken van produkten

N

sloop/

weggegeven

Koelkast . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

verkocht/

bewaard/nog

sloop/

ingeruild

weggegooid

Proportie

Nog bruikbaar

Niet meer bruikbaar
Afgedankte produkten

in gebruik

weggegooid

weggegeven

verkocht/

ingeruild

bewaard/nog nog bruikbaar
in gebruik in procenten

27

28

…….

18

19

69

32

5

9

3

3

34

20

17

60

8

—

3

3

15

7

3

29

4

1

3

—

77

1

91

2

2

—

3

33

7

18

69

1

9

—

1

1

44

3

75

2

1

1

1

15

9

6

89

22

1

—

5

—

18

2

1

—

1

8

8

3

74

2

1

1

—

5

3

6

78

—

—

3

6

—

75

2

…….

13

35

46

4

…….

10

6

89

2

23

…….

123

1

59

…….

9

1

3

2

—

45

2

2

2

67

3
3

3

1

1

1

—

—

2

2

2

67

5

—

—

—

—

1

1

—

29

2

9

2
1

…….

_

_

_

_

—

3

2

71

—

1

3

2

100

…….

6

…….

5

_

—

2

3

100

1

—

—

—

_

_

3

_

75

—

—

1

—

—

—

2

—

67

194(72%)

32(12%)

35(13%)

10(3%)

22(4%)

182(36%)

214(43%)

87(17%)

Orgel …………………….. …….

3

271 = 100%

ment en de samenleving als geheel belangrijke besparingen
opleveren. Beleidsmaatregelen van de overheid om de technische levensduur van produkten te verlengen kunnen
bestaan uit verplichte minimum standaarden, verlenging van
garanties en verplichte informatie over de levensduur.
De consument-gerichte optie is het motiveren van de
consument om langer met zijn produkten te doen. Dit kan
worden bereikt door informatie en opvoeding, door het
bevorderen van onderhoud en reparatie en door het stimuleren van tweedehandsmarkten. De informatie kan betrekking hebben op de technische levensduur van produkten,
op de snelle waardedaling van nieuwe produkten, op de vaak
marginale verschillen van nieuwe vergeleken met oude
modellen, op het onderhoud en de mogelijkheden van
reparatie. De consumentenopvoeding kan zich richten tegen
het afdanken van produkten voornamelijk vanwege de wens
tot verandering en kan bijdragen aan bewustwording over
de gevolgen van onze weggooicultuur.
Belangrijke knelpunten bij het verlengen van de bezitsduur

500 = 100%

van produkten zijn het ontbreken van reparatie- en onderhoudsfaciliteiten en de hoge kosten hiervan, vergeleken
met de aanschafprijs van nieuwe produkten. Een oplossing
hiervoor zou kunnen worden gevonden door de sociale
werkplaatsen zich te laten specialiseren op reparatie en
onderhoud. Deze omvatten in januari 1981 75.336 personen
en hebben gebrek aan werk. Doordat deze centra grotendeels door de overheid worden gesubsidieerd, zouden deze
tegen lage prijzen kunnen repareren. Ook zou er waarschijnlijk weinig sprake zijn van oneerlijke concurrentie, omdat
er door de handel steeds minder wordt gerepareerd. Ingeruilde en afgedankte produkten zouden door de werkplaatsen kunnen worden nagezien en gerepareerd en daarna opnieuw aangeboden. Het functioneren van tweedehandsmarkten zou hierdoor kunnen worden gestimuleerd en de
gebruiksduur van produkten verlengd.
J. M. F. Box

Auteur