Ga direct naar de content

Van steenkolen tot bestuursakkoord

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 27 1987

Van steenkolen tot bestuursakkoord
Het is 75 jaar geleden dat in de
Haagse raadzaat de Vereniging van
Nederlandse Gemeenten (VNG) werd
opgericht. Er werden slechts 28 gemeenten uitgenodigd, want alleen gemeenten met meer dan 10.000 inwoners mochten toetreden en vele zagen
daar geen nut in. De gemeentelijke taken groeiden echter en vele nieuwe
problemen dienden zich aan. Door samenwerking kon men die wellicht beter
oplossen. In elk geval kon men gezamenlijk goedkoper steenkolen inslaan,
een financieel argument dat het in die
dagen ook al uitstekend deed.
De Vereniging werd geboren, maar
van de grote steden deed slechts Den
Haag mee. De Rotterdamse burgemeester Zimmerman voorzag het ergste, zeker van de aanstelling van een
directeur: ,,Zulk een directeur van een
centraal bureau wordt een soort dilettant opperburgemeester, die niet genoeg te doen zal hebben, geen raad
zal weten met zijn vrije tijd en, zoals zoveel opper-adviseurs, zal komen tot allerlei kattekwaad, kattekwaad in administratieve zin”. Deze geestige functieomschrijving bleek toch onjuist. De
VNG groeide snel, fuseerde ook met
de later opgerichte vereniging van kleine gemeenten en sedert bijna vier decennia zijn alle gemeenten lid.
Een particuliere vereniging van publiekrechtelijke lichamen is een geraffineerde sociale uitvinding. Een particuliere vereniging, derhalve gefinancierd uit contributie, met vrijwillig lidmaatschap, en een gekozen bestuur
met een grote vrijheid om een interne
democratie op te bouwen. De leden
zijn overheden en onderworpen aan
talloze wetten en regels. De vereniging
kent grote vrijheid. In de eerste plaats
om de belangen van de gemeenten te
behartigen, vooral tegenover het rijk.
Het lokale belang tegenover het centrale belang. Een eeuwenoude en
steeds jonge spanning, die een bloeiende werkgelegenheid waarborgt.
Die belangenbehartiging voor de
714 gemeenten die ons land thans telt,
is in de praktijk toch eenvoudiger dan
voor een vereniging met een overzichtelijk aantal leden, zoals bij voorbeeld
de twaalf provincies. De sociale controle op de verdeling van verkregen
voordelen is minder groot, verschillende categorieen gemeenten krijgen
beurtelings lusten of lasten, en de vertegenwoordigende democratie in de
vereniging maakt het bereiken van
overeenstemming over gemeenschappelijk beleid eenvoudiger. Maar een
;
f. feit blijft dat vele leden of de voordelen
‘ van de belangenbehartiging niet on-

E.L. Berg.

derkennen, dan wel menen dat anderen er steeds beter afkomen. Derhalve
is voor een grote belangenorganisatie
de service-verlening essentieel. De
VNG is dan ook een dienstverlenend
apparaat dat vragen beantwoordt, mo
delverordeningen en commentaren op
nieuwe regels ontwerpt, ingewikkelde
kwesties helpt oplossen, de gemeenten in rechte kan bijstaan, en, uiteraard, veel, heel veel informatie verschaft.
Beleidswijzigingen gaan niet meer
over kleine verschillen, over een procentje meer of Never minder, over een
regel erbij of Never eraf. Het gaat nu om
de herziening van de sociale zekerheid, de reorganisatie van de politic,
het afstoten van hele beleidsterreinen,
zoals het sociaal-culturele werk, om
nieuwe technologieen, zoals de informatisering, om de aanpak van de gehele gezondheidszorg. Al deze en vele
andere problemen liggen ook op het
gemeentelijke terrein.
De gesprekken met ambtenaren en
bewindslieden, met regering en parlement zijn dus niet alleen intensiever
dan ooit, zij hebben een geheel andere
moeilijkheidsgraad. Er wordt snel beslist, maar de overheid dient zorgvuldig te blijven. We moeten creatief zijn,
maar de rechtszekerheid is en blijft een
groot goed. Er is dus veel overleg, onder grote druk. Maar tegelijkertijd zien
we spelverruwing en informatievervuiling. Spelverruwing, omdat het kabinet
moet en wil bezuinigen en snel harde
besluiten neemt.
De departementen beginnen die bezuinigingen af te wentelen op anderen:
burgers, universiteiten, gemeenten.
Vaak onevenredig zwaar, vaak zonder
overleg, vaak met terugwerkende

kracht, vaak zonder zich af te vragen,
of die bezuinigingen wel gerealiseerd
kunnen worden. In parlementaire debatten zien we vervolgens het werken
met allerlei informatie, die dient om
verwarring te scheppen. Kortom, de
rijksoverheid neemt onvoldoende normale gedragsregels in acht. Naast de
morele aspecten, belangrijk maar
thans minder in de mode, is deze wijze
van werken uiterst kostbaar. Elk geschil dient afzonderlijk beslecht te
worden, want er zijn geen goede spelregels.
Het tweede kabinet-Lubbers heeft
dit erkend en met de Vereniging van
Nederlandse Gemeenten een bestuursakkoord gesloten. Dit akkoord
behelst een reeks spelregels waaraan
alle bewindslieden zich zullen houden.
Geen onevenredige bezuinigingen,
geen maatregelen zonder overleg,
geen nieuw beleid zonder nieuw geld
enzovoorts. De gemeenten zullen wederom een evenredige bijdrage leveren tot de noodzakelijke bezuinigingen, maar niet meedoen aan mislukte
operaties van het rijk.
Zo’n bestuursakkoord is een ‘diepteinvestering’ in belangenbehartiging.
Over elk incident behoeft geen groot
conflict meer te ontstaan. Elk incident
kan getoetst worden aan de afgesproken regels. Nu al zijn vele incidenten
voorkomen, omdat steeds meer ambtenaren de inhoud van het akkoord
kennen en toepassen. Het parlement,
dat het akkoord uiteraard uitvoerig behandelde en unaniem goedkeurde,
fungeert zo nodig als scheidsrechter.
Voor de moralisten onder ons is er een
nog grotere winst: dat overheden behoorlijk met elkander omgaan.

431

Auteurs