Ga direct naar de content

Toppen als zandkastelen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 4 2002

Toppen als zandkastelen
Aute ur(s ):
Zeeuw , A., de (auteur)
Hoogleraar Milieueconomie, Katholieke Universiteit Brab ant
Ve rs che ne n in:
ESB, 87e jaargang, nr. 4341, pagina 3, 4 januari 2002 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):

Nederland heeft nooit uitbundige bovenlagen gekend. Het land is al lang welvarend met bloeiperiodes als de Gouden Eeuw. Maar ook
als mensen zeer rijk werden, was het niet de bedoeling om dat ook uitgebreid te tonen. Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. Tot
voor kort gold als vuistregel dat de hoogste inkomens ongeveer vijf keer zo hoog waren als de laagste inkomens. Recentelijk is daar
de klad in gekomen door optieregelingen in de top van het bedrijfsleven en doordat bestuurders van semi-publieke instellingen recht
menen te hebben op ‘marktconforme’ salarissen. De verontwaardiging is echter groot en je mag verwachten deze ontwikkelingen wel
weer gladgestreken worden. Tijdens ‘het’ huwelijk vinden we het even goed dat Maxima in een protserige bruidsjurk rondloopt, maar
daarna moeten we weer overgaan tot de orde van de dag en moet het koningshuis haar enorme rijkdom niet te veel ten toon spreiden.
Daar is niets mis mee. Ons volk kent een lange traditie van relatief grote gelijkheid en diepgewortelde gevoelens van
rechtvaardigheid. De samenleving heeft er baat bij dat gevoelens van frustratie (over het niet bereiken van de top) en jaloezie (op
degenen die deze wel bereiken) beperkt blijven.
Nederland heeft echter ook begrepen dat voor het handhaven van een hoog algemeen welvaartsniveau, dynamiek en ondernemingszin
en dus ook financiële prikkels vereist zijn. Vandaar dat een zekere differentiatie geaccepteerd wordt en er soms kluiven worden
voorgehouden om bepaalde ontwikkelingen te stimuleren. De nieuwe top van de kpn heeft een forse beloning in het vooruitzicht als ze er
in slaagt om KPN weer op de rails te krijgen. Dit wordt breed uitgemeten in de pers, er wordt gefronsd, maar het mag. Het probleem moet
wel worden opgelost, nietwaar. Door de tijden heen zie je periodes waarin de teugels wat gevierd worden en periodes waarin de teugels
weer aangehaald worden.
Met het economisch onderzoek in Nederland is het niet anders. In de tachtiger jaren werd geconstateerd dat er iets ondernomen moest
worden als Nederland weer wilde meedoen in de internationale arena en wilde voorkomen dat opkomende jonge economen naar het
buitenland vertrekken. Dat was geen gemakkelijke opgave omdat er onder andere geconcurreerd moet worden met een aantal instellingen
in de vs die over ruime middelen beschikken. Sommige universiteiten aldaar hebben omvangrijke bezittingen, betere toegang tot de grote
onderzoeksfondsen en alumni die regelmatig grote bedragen overmaken.
Die traditie kent Nederland niet. Concentratie van toponderzoekers, focus op deelgebieden en steun van de overheid zouden echter
soelaas kunnen beiden. De Erasmus Universiteit nam als eerste initiatief door aan het ministerie van OC&W voor te stellen alle aio’s in de
economie, en daarmee alle toponderzoekers, in Rotterdam te concentreren. De andere faculteiten waren hier op zijn zachtst gezegd niet zo
gelukkig mee: zij dreigden ‘tweederangs’ te worden. Ook hun doctoraalopleidingen zouden verschralen. Er kwam een reactie op gang, er
werden nieuwe initiatieven ontplooid, krachten werden gebundeld en herverkaveld. De overheid hield een paar kluiven voor in de vorm
van startsubsidies en certificaten voor erkende onderzoeksscholen.
Na verloop van tijd werden de vruchten zichtbaar. Het Rotterdamse initiatief was uitgemond in intensieve samenwerking met de
Amsterdamse faculteiten in het Tinbergen Instituut. Tilburg zorgde voor een reversed braindrain met Center en koos voor een focus op
economische theorie. Ook Maastricht en Groningen vonden niches en reserveerden middelen voor onderzoekshoogleraren. Een
belangrijk initiatief was de vorming van netwerken die verantwoordelijk zijn voor de onderwijsprogramma’s voor aio’s. Dit betekent dat de
faculteiten samenwerken in onderwijs maar elkaar vervolgens beconcurreren in wie (aio’s en senior onderzoekers) zij aan zich kunnen
verbinden. Een typisch Nederlandse constructie, maar wel effectief.
Het beleid was een groot succes. Door redacteuren van internationale tijdschriften werd verbaasd gereageerd op de sterk gegroeide
stroom toezendingen en publicaties. De Nederlandse faculteiten economie stegen met stip op de internationale ranglijsten. Maar de
kentering lijkt er al weer aan te komen. De startsubsidies zijn op en de overheid zet haar middelen nu in op andere speerpunten. Alle
faculteiten hebben inmiddels een erkende onderzoeksschool zodat de prikkel zich te onderscheiden grotendeels is uitgewerkt. Binnen de
universiteiten groeit de druk om de onderzoeksmiddelen weer uit te smeren. Natuurlijk zullen we nog lang profijt hebben van de recente
ontwikkelingen, omdat mensen niet zomaar weer weggaan: een vorm van lock-in. Maar op langere termijn dreigen de toppen weer uit het
landschap verdwijnen. Concentratie, focus en overheidssteun hebben het niveau opgekrikt, maar nu is het tijd om de teugels weer aan te
halen.
Het doet me denken aan het bouwen van zandkastelen op het strand. Met ijver en vlijt verrijzen de mooiste constructies. Maar dan komt
de vloed, lopen de grachten vol en erodeert het bouwsel van binnenuit. Niet lang daarna is het strand weer vlak. Even doet dat pijn maar
dan zien we de schoonheid van het strand. Dat is zo mooi, ja toch?

Copyright © 2002 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl )

Auteur