Toekomst van de
metalektro
Achtergrond
Het Europese bedrijfsleven heeft de
laatste jaren vaak gewezen op de gevaren van terreinverlies ten opzichte van
belangrijke concurrenten uit bij voorbeeld de VS en Japan. Europa had in
1986 een bruto binnenlands produkt
van 3,5 biljoen ecu. Het vormt met ruim
320 miljoen consumenten een enorme
markt, maar is versnipperd door de vele
belemmeringen in het verkeer tussen
de lidstaten. De markten van de VS en
Japan zijn niet groter dan de Europese
markt, maar het bedrijfsleven heeft het
er makkelijker, omdat het geen last
heeft van interne grenzen.
Bij de Europese eenwording is al enige vooruitgang geboekt. Het verkeer
van industriële goederen tussen de lidstaten ondervindt nog slechts bij uitzondering directe handelsbelemmeringen.
Maar de integratie is nog lang niet voltooid. De afzetmogelijkheden in Europa
zijn nog altijd beperkt door fysieke belemmeringen voor goederen en personen, technische belemmeringen voor
goederen, personen, diensten en kapitaal, en door fiscale belemmeringen. De
Europese Commissie wil nu ook deze
hindernissen
wegwerken,
en heeft
daartoe in juni 1985 het Witboek inzake
de voltooiing van de interne markt in
1992gepubliceerd. Dit document bevat
een tijdschema voor de maatregelen
die tot eind 1992 genomen moeten worden om per 1 januari 1993 te kunnen
spreken van een voltooide
interne
markt. In veel gevallen zijn de inhoud en
de gevolgen van deze maatregelen nog
onduidelijk. Er is echter zoveel politieke
steun voor het programma dat de vol-
ESB 23-11-1988
tooiing van de Europese markt slechts
een kwestie van tijd lijkt. Deze steun is
gebaseerd op de positieve effecten die
van de maatregelen worden verwacht.
De Europese Commissie heeft de macro-economische effecten van een Europa zonder grenzen geraamd op een additionele groei van het bruto binnenlands
produkt van 4 Ã 5%, een toeneming van
de werkgelegenheid met 1,8 miljoen arbeidsplaatsen en een prijsdaling van 5 Ã
7 procent 1. Men verwacht bovendien
een gelijkmatige spreiding van deze effecten over de lidstaten. Het afschaffen
van de diverse belemmeringen kan per
sector en per land echter wel heel verschillende gevolgen hebben. In dit artikel
wordt ingegaan op de betekenis van ‘Europa 1992’ voor de Nederlandse metaalen elektrotechnische industrie2. Daartoe
wordt eerst ingegaan op enkele kenmerken van deze sector. Daarna worden de
economische
vooruitzichten
voor de
sector beschreven onder de veronderstelling van een ongewijzigde Europese
context. Vervolgens komt de invloed van
de voltooiing van de inteme markt aan de
orde. Ten slotte wordt ingegaan op de
kansen en bedreigingen van ‘Europa
1992′ voor de bedrijven in de metalektroindustrie.
Kenmerken
De Nederlandse metalektro-industrie
bestrijkt het hele gebied van de basismetaai tot de fijnmechanica. In dit artikel beperken we ons tot de bedrijfstakken metaalprodukten, machinebouw en elektrotechniek. In 1985 bedroeg de totale produktie van deze sectoren in Nederland
19 mrd. ecu (f 49 mrd.); voor de EG als
geheel was dit 505 mrd. ecu. Het aandeel van Nederland in dit totaal bedraagt
dus 3,8%. Bijna de helft hiervan komt
voor rekening van de elektrotechniek.
De sector heeft de volgende kenmerken3:
– de produktie richt zich met name op
intermediaire en investeringsgoederen voor bedrijven in industrie en
dienstensector;
– de Nederlandse markt kent ten opzichte van de andere beschouwde
Europese landen een lage zelfvoorzieningsgraad4. Van het totale verbruik wordt 50 Ã 75% in Nederland
geproduceerd. In andere Europese
landen is dit meer dan 80%;
– de R&D-inspanningen zijn in Nederland relatief hoog. Dit geldt zowel
voor de uitgaven als voor de personele bezetting. Uit Nederland komen
relatief veel octrooi-aanvragen bij het
Europees Octrooibureau;
– het aantal grote bedrijven (met meer
dan 500 werknemers) ligt onder het
Europese gemiddelde;
– het overgrote deel van de bedrijven
(85%) exporteert, waarbij de export
vaak meer dan de helft van de omzet
vormt. Grotere bedrijven exporteren
relatief meer dan kleinere. De belangrijkste exportbestemmingen zijn
de aangrenzende landen;
– ruim 40% van de bedrijven produceert op basis van specificaties van
afnemers. Een kleine 20% maakt alleen gestandaardiseerde produkten.
Kleine bedrijven werken relatief meer
op basis van specificaties;
– de ondernemingen zijn relatief sterk
afhankelijk van een specifiek produkt
of een specifieke
produktgroep.
Deze onderscheiden zich met name
door de technische kwaliteit van concurrerende produkten;
– veel bedrijven hebben een relatief
sterke band met hun belangrijkste afnemer. Deze bedrijven schijnen nauwelijks last te hebben van Nederlandse of buitenlandse concurrenten.
1. Commission
of the EC, The economics of
1992,1988.
op het rapport Europa ’92 en de Nederlandse metalektro-industrie. Deze studie werd uitgevoerd door de
2. Dit artikel is gebaseerd
afdeling Maatschappij en Beleid van het Nederlands Economisch Instituut in opdracht
van de Vereniging voor de metaal- en elektrotechnische industrie FME met medewerking van het Ministerie van Economische Zaken.
3. Deze zijn mede vastgesteld op basis van
een telefonische enquête bij 400 middelgrote en kleinere bedrijven.
4. De zelfvoorzieningsgraad
geeft het aandeel van de binnenlandse produktie in het totale verbruik (binnenlands
plus export).
Bron: Eurostat, Nationale Rekeningen.
1119
Tabel 1. De Nederlandse
EG=100
positie ten opzichte
van het gemiddelde
1985
1995
1985
1995
3,3
3,3
3,1
2,9
2,7
2,6
2,6
2,4
Produktie per werknemer
1985
1995
1985
1995
1985
1995
1985
1995
111
109
91
84
98
89
109
105
124
123
105
101
115
101
107
101
Metaalproduktenindustrie:
– werkgelegenheid
– produktie
– toegev. waarde
per werknemer
– prijzen in ecu
5,5
5,2
4,9
4,4
162
168
133
122
128
114
96
93
Machine-industrie:
– werkgelegenheid
– produktie
– toegev. waarde
per werknemer
– prijzen in ecu
Tabel 2. Directe en indirecte gevolgen van de maatregelen ter voltooiing van de
interne markt voor de producenten van een aantal categorieën produkten
Halffabrikaten
direct
indirect
Consumentengoederen
direct
indirect
Investeringsgoederen
direct
indirect
—————————-Algemene maatregelen
Fiscale harmonisatie
– belastingen
– grensoverschrijding
Overheidsopdrachten
Verkeer van personen
Intellectueel eigendom
Vennootschapsrecht
Kapitaalverkeer
Mededingingsbeleid
Sector specifieke
Technische
belemmeringen
Dienstenverkeer
2,0
6,1
1,9
6,0
4,0
-7,9
4,0
-8,0
2,0
6,0
1,9
6,0
3,8
-8,1
4,0
-8,0
Elektrotechnische industrie:
– werkgelegenheid
2,0
6,0
– produktie
– toegev. waarde
3,8
per werknemer
-9,5
– prijzen in ecu
Bron: Eurostat, Nationale Rekeningen;
EG, Basic studies, deel 2.
1,9
6,0
4,0
-9,4
Commissie
0
Europa 1992
0
0
.
0
0
0
0
0
maatregelen
0
0
0
Het aantal sterretjes geeft het belang van de maatregelen voor de producenten van de betreffende categorie produkten weer
Concurrentiepositie
Het eerste doel van het onderzoek
was een indruk te geven van de concurrentiepositie van Nederland binnen de
EG. In tabel 1 is de ontwikkeling van
een aantal indicatoren van de concurrentiepositie van de Nederlandse metalektro-industrie weergegeven.
De cijfers voor 1985 zijn berekend op grond
van Eurostat-gegevens.
De positie in
1995 is exclusief het 1992-effect, en is
afgeleid van macro-economische vooruitzichten en sectorspecifieke ontwikkelingens. Voor de produktie en de toegevoegde waarde per werknemer duidt
een index groter dan 100 op een relatief goede concurrentiepositie; voor de
loonsom en de arbeidsinkomensquote
geldt het omgekeerde.
In 1985 heeft de Nederlandse metalektro-industrie in alle deelsectoren een
hogere produktie per werknemer dan
het gemiddelde van de Gemeenschap.
De bruto toegevoegde
waarde per
werknemer in de sector metaalproduk-
1120
Nederland
industrie
Produktie-aandeel
(%)
Aandeel in toegevoegde
waarde (%)
AIQ
Europa
technische
industrie
Toegevoegde waarde
per werknemer
Loonsom per werknemer
Tabel 3. Het effect van de voltooiing van
de interne markt, procentuele verschillen met het basisscenario in 1995
Elektro-
Machineindustrie
Metaalprodukten-
Jaar
in de EG,
ten is lager dan het Europese gemiddelde, maar in de andere sectoren is zij hoger. De loonsom per werknemer vormt
een concurrentienadeel
voor Nederland. Dit nadeel komttevens tot uitdrukking in de relatief ongunstige arbeidsinkomensquotes. Binnen de Nederlandse industrie heeft de elektrotechnische
industrie een relatief goede concurrentiepositie ten opzichte van het Europese gemiddelde. De metaalproduktenen de machine-industrie nemen neutrale posities in.
In de periode 1985-1995 verslechtert
de concurrentiepositie in termen van de
toegevoegde waarde per werknemer.
Dit wordt enigszins gecompenseerd
door de achterblijvende loonkostenontwikkeling. Als gevolg van deze ontwikkeling blijft de groei van produktie en
toegevoegde waarde van de Nederlandse metalektro-industrie
enigszins
achter bij die in de Gemeenschap. Het
Nederlandse aandeel in de Europese
produktie en toegevoegde waarde zal
dan ook teruglopen. Dit geldt met name
voor de elektrotechnische industrie.
De volgende stap in de analyse is na
te gaan op welke manieren het 1992programma deze concurrentiepositie
kan wijzigen. In het witboek is een inventarisatie gemaakt van de maatregelen die nodig zijn om de interne markt
te voltooien. In tabel 2 is een overzicht
gegeven van de maatregelen die voor
de metalektro-sectoren van belang zijn.
In deze tabel is onderscheid gemaakt
tussen algemene en specifieke maatregelen. Verder is onderscheid gemaakt
naar type produkt, omdat de gevolgen
van de maatregelen verschillen voor de
producenten van respectievelijk investerings-, consumptie- en intermediaire
goederen. Bovendien is aangegeven of
de ondernemingen direct met de maatregelen worden geconfronteerd of indirect, dat wil zeggen via hun afnemers of
toeleveranciers.
We zullen kort ingaan op de belangrijkste maatregelen. Allereerst zijn de
voorstellen inzake de overheidsaankopen van g root belang voor de producenten van investeringsgoederen;
dit zal indirect doorwerken op de toeleveringsbedrijven van deze sectoren. Veranderingen ten aanzien van technische belemmeringen
(harmonisatie van normen en standaarden) zijn van algemeen belang voor de metalektro-bedrijven, zowel met het oog op de mogelijkheden op de markt, als voor de toeleveranciers.
5. Zie NEl, Europa
metalektro-industrie,
’92 en de Nederlandse
oktober 1988, htst. 4.
geïnventariseerd. Deze zijn van belang
bij het formuleren van de ondernemingsstrategie voor de komende jaren.
‘Europa 1992’ biedt vele kansen. Er
is reden voor optimisme over de economische groei, waarvan ook alle metaalsectoren zullen profiteren. De toenemende concurrentie maakt de produkten van leveranciers goedkoper, hetgeen de produktiekosten drukt. Door
het wegnemen van de belemmeringen
voor de export zullen de kosten die met
de export gemoeid zijn dalen en worden
de R&D-inspanningen efficiënter benut.
Bij de geënquêteerde bedrijven bestaat
de indruk dat de voltooiing van de interne markt nauwelijks invloed zal hebben
op hun marktpositie in Nederland; op de
EG-markt zien de bedrijven wel een uitbreiding van hun mogelijkheden.
Er zijn echter ook bedreigingen. De
marktpositie van Nederland binnen de
Gemeenschap verslechtert de komende jaren, al is deze verschuiving nauwelijks te wijten aan de gevolgen van Europa 1992. Hiervoor zijn andere factoren verantwoordelijk, zoals de relatief
hoge loonkosten, de sterke positie van
de gulden en de structuur van de sector.
De sterke exportpositie van de sector wordt ook bedreigd. Nederlandse
ondernemers zijn van oudsher exporteurs en hebben de problemen die aan
internationale handel kleven vroeger al
overwonnen. Dit kan leiden tot een gebrek aan alertheid, waardoor ondernemers uit andere landen, voor wie na
1992 een hoop problemen zijn opgelost, de kans krijgen om Nederlandse
exporteurs te verdringen. Daar komt bij
dat de groei in de jaren negentig vooral
wordt verwacht in het zuiden van Europa, terwijl Nederland met name naar de
noordelijk lidstaten exporteert. Natuurlijke barrières op het gebied van cultuur
en taal kunnen een verdere uitbreiding
van het aandeel in de gemeenschappelijke markt bemoeilijken.
Speciale aandacht verdienen de kleinere metaalbedrijven: deze zijn vaak
sterk
gespecialiseerd,
produceren
overwegend op specificatie en hebben
een klein aantal afnemers waar ze een
sterke band mee hebben. Deze bedrijven zullen te kampen krijgen met een
toenemende concurrentie op zowel de
binnenlandse als de EG-markt. Hier is
alertheid op de ontwikkelingen bij de
grootste klanten en een versterking van
het acquisitie-apparaat
noodzakelijk;
horizontale en verticale samenwerking
kunnen nodig zijn om een evenwichtiger marktpositie op te bouwen.
Met betrekking tot de strategieverandering neemt het kleinere bedrijf in de
Kansen en bedreigingen
metalektro-industrie
een afwachtende
houding aan. Als antwoord op de Europese markt denkt men vooral aan saOp grond van bovenstaande analyse
menwerking met andere bedrijven. In
zijn de kansen en bedreigingen voor de
de machinebouw en de elektrotechniek
bedrijven in de metalektro-industrie
De maatregelen inzake de grensoverschrijding treffen direct en indirect
het internationaal opererende bedrijfsleven; kostenverlaging van expeditie en
transport is hier in de indirecte sfeer van
belang. De fiscale harmonisatie
zal
vooral de marktsegmenten raken waar
bijzondere
verbruiksbelastingen
de
prijsvorming beïnvloeden.
De maatregelen inzake arbeid, diensten en het kapitaalverkeer zijn indirect
van belang voor de bedrijven in de metalektro-industrie. Men kan bij voorbeeld
een verlaging verwachten van de kosten
voor (onder andere financiële) diensten,
een flexibeler arbeidsmarkt, lagere kosten voor vreemd vermogen, enzovoort.
Producenten van investeringsgoederen
kunnen profiteren van toegenomen financieringsmogelijkheden.
De derde stap in de analyse is het
schatten van het effect van de relevante maatregelen van 1992 op de verwachte ontwikkelingen.
Het resultaat
van deze berekeningen is weergegeven in tabel 3.
Ten opzichte van het basisscenario
wordt voor de metalektro-industrie in de
Gemeenschap een additionele toeneming verwacht van produktie en werkgelegenheid van respectievelijk 6 en 2%.
De toegevoegde waarde zal circa 4% extra stijgen. De prijzen zullen in 1995 8 Ã
9% lager uitkomen dan in het geval dat
de binnengrenzen intact blijven. De vooruitzichten voor Nederland wijken nagenoeg niet af van het Europese gemiddelde. Tussen de drie bedrijfskiassen zijn er
maar zeer kleine verschillen. Per marktsegment en per bedrijf kunnen zich wel
verschillen voordoen.
De voorstellen inzake de overheidsaankopen zijn met name van belang
voor de machine- en elektrotechnische
industrie en hun leveranciers. In de metalektro-industrie
worden als gevolg
van de toenemende internationale concurrentie prijsdalingen
voorzien, die
voor bij voorbeeld ketels en generatoren kunnen oplopen tot 50%.
De technische standaardisatie
zal
leiden tot kostenbesparingen.
In de
fase waarin het stelsel van wederzijdse
erkenning van normen wordt geïntroduceerd, ontstaat er een concurrentievoordeel voor de landen met relatief
‘lage’ normen. De Europese markt kan
via internationale handelshuizen
ook
worden geconfronteerd met importprodukten van slechte kwaliteit uit derde
landen, die in een bepaalde lidstaat
worden ingevoerd en daarna in de hele
EG vrij kunnen worden verkocht.
ESB 23-11-1988
zal men zich concentreren op het bewerken van bestaande markten met het
bestaande produktenpakket.
Al met al is de conclusie dat de voltooiing van de interne markt nieuwe
kansen biedt, maar dat er ook bedreigingen zijn. De uitgangspositie voor de
jaren negentig is in vergelijking met de
grote landen van de Gemeenschap niet
in alle opzichten gunstig. De positie van
de Nederlandse metalektro-industrie in
de Gemeenschap zal geleidelijk teruglopen. Dit is echter niet het gevolg van
de Europese eenwording, maar van het
ongunstige economische klimaat in Nederland.
J.D.M. Koppies
W.T.M. Molle
R.L.A. Morsink
De auteurs zijn werkzaam bij het Nederlands
Economisch Instituut. Ze danken drs. B. van
Holst voor zijn commentaar op een eerdere
versie.
1121