Thailand, een economisch
wonder
K.Jansen*
M
et een economische groei die boven de 10% ligt, is Thailand bet snelst groeiende
land ter wereld. Aan diepositie liggen de grote toestroom van directe
buitenlandse investeringen, de sterke industriele basis en het gevoerde economische
beleid ten grondslag. De gunstige ontwikkelingen nemen niet weg dat de Thaise
economic ook met een aantal serieuzeproblemen kampt.
De spectaculaire groei van de Thaise economic in
de laatste paar jaar kan gerust een economisch wonder worden genoemd. Natuurlijk, de economische
groei in Thailand is altijd relatief hoog geweest. In
de jaren zestig was de gemiddelde jaarlijkse groeivoet van het reele bruto binnenlands produkt (bbp)
rond de 8% en in de periode 1970-1979, 7,0%. In de
moeilijke jaren 1980-1986 bedroeg de groei toch altijd nog 5,4% per jaar. Maar sinds 1986 gaat het zeer
snel: de groei van de reele binnenlandse produktie
was 9,5% in 1987 en steeg tot 13,2 en 12,2% in 1988
en 1989. Voor 1990 werd een lichte terugval tot 10%
geconstateerd. En, nu de Golfoorlog zo snel is verlopen, zijn de voorspellingen voor 1991, die eerder
wat terughoudender waren, bijgesteld tot 9%.
In de Thaise geschiedenis zijn er wel eerder jaren
geweest waarin zeer snelle groei werd verwezenlijkt
(bij voorbeeld 1973 en 1978), maar nooit tevoren
was de groei zo snel en hield de groei-explosie zo
lang aan. De recente groei-explosie maakt Thailand
tot het snelst groeiende land ter wereld. Er is dus
sprake van een uitzonderlijke situatie, zowel in historisch als in vergelijkend opzicht en het is daarom
interessant om nader te bezien welke omstandigheden aan die situatie ten grondslag liggen.
De recente groei-explosie
Thailand maakt deel uit van een dynamische regio.
Terwijl de gemiddelde groeivoet van alle ontwikkelingslanden te zamen 3,6% per jaar bedroeg over de
periode 1987-1989, was de groeivoet van de Aziatische ontwikkelingslanden 7,4% en van de vier Aziatische NIC’s (Hongkong, Zuid-Korea, Singapore en
Taiwan) zelfs 9,4% per jaar. Maar Thailand, met z’n
gemiddelde groeivoet van 11,6%, springt er toch uit,
ook ten opzichte van de andere ASEAN-landen zoals Indonesie (met 6,0% groei) en de Filippijnen
(6,1%).
Voor alle genoemde groepen van landen was de
groeivoet over de jaren 1987-1989 hoger dan die
over de voorafgaande jaren. Met name de ASEANlanden kenden een versnelling van de groei , maar
nergens was de versnelling zo spectaculair als in
Thailand .
840
Waarom bevindt Thailand zich in zo’n uitzonderlijke
positie? In dit artikel zal worden betoogd dat dit vanuit drie factoren kan worden verklaard. Ten eerste
waren er de internationale ontwikkelingen die in de
Aziatische regio een stroom van directe particuliere
investeringen op gang brachten. Thailand kon daarvan in bijzondere mate profiteren, omdat het in het
verleden een sterke, en op de uitvoer gerichte, industriele capaciteit had opgebouwd en omdat het in
staat was zeer aanzienlijke beleidsaanpassingen
door te voeren, met name op het gebied van de
overheidsfinancien en van het handelsbeleid.
De internationale ontwikkelingen
De handelspolitieke spanningen tussen met name
de Verenigde Staten en Japan kwamen in 1985 tot
een voorlopige oplossing: na de ‘Plaza’-overeenkomst ging de yen apprecieren om zo de Verenigde Staten te helpen het handelstekort te verminderen. Ook de valuta’s van de Aziatische NIC’s (met
name Zuid-Korea en Taiwan) apprecieerden ten opzichte van de dollar. Aangezien ook de arbeidskosten in deze landen aanzienlijk stegen, daalde het
concurrentievermogen van hun arbeidsintensieve
exportindustrie. Bedrijven uit deze landen reageerden hierop door een deel van deze produktie naar
goedkopere landen over te brengen. Thailand was
een van de voor de hand liggende bestemmingen.
Ook de andere ASEAN-landen profiteerden van
* Karel Jansen is werkzaam bij het Institute of Social Studies in Den Haag. Hij is betrokken bij het ISS onderzoeksprogramma ‘Finance and Development’. Thailand is een
van de landen die binnen dit programma worden bestudeerd.
1. Bij voorbeeld, de gemiddelde jaarlijkse groeivoet in Indonesie steeg van 3,8 procent in de periode 1980-1986 tot
6,0 procent in de jaren 1987-1989. Voor de Filippijnen waren de respectieve groeivoeten 0,5 en 6,1 en voor Maleisie
4.7 en 7.1 (dit laatste cijfer heeft alleen betrekking op de jaren 1987-1988).
2. De vermelde groeicijfers zijn alle afkomstig van het IMF.
Zie de World Economic Outlook, oktober 1990 en de International Financial Statistics.
deze stroom, maar binnen de groep bleek Thailand
een voorkeursbestemming .
Over de periode 1970-1986 was de netto instroom
van directe buitenlandse investeringen gemiddeld
gelijk aan 3,9% van de totale particuliere investeringen in Thailand; in 1989 was dat aandeel gestegen
tot bijna 10% (en was daarmee gelijk aan 2,4% van
het bbp). Zo’n 70% van de buitenlandse investeringen in de jaren 1987-1989 was afkomstig van Japan
en van de Aziatische NIC’s.
In label 1 wordt de herkomst van de directe buitenlandse investeringen in Thailand weergegeven. Het
aandeel van de Aziatische landen is aanzienlijk gestegen in de laatste periode. Dit overigens niet omdat het niveau van de investeringen van elders afnam. Integendeel, de gei’nvesteerde bedragen uit de
Verenigde Staten en andere landen namen ook toe,
soms zelfs zeer fors. Het totale niveau van de buitenlandse investeringen lag in de laatste driejaars periode vier maal zo hoog als in de periode daarvoor.
De buitenlandse investeringen vormden de impuls
voor een sterke uitbreiding van de particuliere investeringen. De eerste helft van de jaren tachtig was
een periode van economische malaise in Thailand.
De particuliere investeringsquote bedroeg gemiddeld slechts 15,3% van het bbp in de periode 19811986. In 1989 was de quote gestegen tot 25,3%.
Veel van de buitenlandse en binnenlandse investeringen waren gericht op de exportsector. Uit gegevens van de Thaise Board of Investment blijkt dat in
de jaren 1987 en 1988 meer dan 80% van het aantal
gesteunde projecten grotendeels (dat wil zeggen
voor 80% of meer van de beoogde produktie) voor
de uitvoer zullen produceren. In 1980 was dat nog
maar voor 39% van de projecten het geval en rond
1985 voor ongeveer de helft van het aantal goedgekeurde projecten .
De uitvoerquote (uitvoer van goederen en diensten
in procenten van het bbp) steeg dan ook zeer snel.
Na de snelle groei van de quote in de jaren zeventig
(van 17% in 1970 tot 27% in 1980) trad er een stagnatie op in de periode tot 1985. Maar daarna steeg de
quote snel verder tot 39% in 1989. Het aandeel van
industriele produkten in totale uitvoer steeg ook
snel: van 31% in 1977, tot 50% in 1985 en 69% in
1989. Naast de snelle groei van verdiensten uit industriele uitvoer valt ook de sterke expansie van de
toeristenindustrie na 1985 op.
Maar ook de invoer steeg zeer snel. De invoerquote ontwikkelde zich parallel aan de uitvoerquote en
steeg van 21% in 1970 tot 34% in 1980 en, na een
korte terugval naar 32% in 1985, verder naar 43% in
1989. Er blijft dus een aanzienlijk tekort op de handelsbalans en op de lopende rekening van de betalingsbalans. De samenstelling van de kapitaalbalans van de betalingsbalans veranderde echter
drastisch met het stijgen van de directe investeringen. De kapitaalrekening laat elk jaar een netto instroom van kapitaal zien. In de periode 1975-1985
bestond zo’n 50% van die netto instroom uit leningen bestemd voor de publieke sector (overheid en
staatsbedrijven). In de laatste jaren laat de betalingsbalans alleen een instroom voor de particuliere sector zien. En meer dan de helft van die netto
kapitaalinstroom betreft kapitaalstromen die geen
schuld creeren (directe investeringen en beleggingen).
FSR 71-S-1QQ1
1981-83
Japan
Aziatische NIC’s
VS
Andere landen
Totaal
(3-jaar totaal
in miljoenen baht)
1984-86
1987-89
25,7
34,2
43,5
16,0
23,8
34,5
12,9
35,3
17,6
29,0
12,3
15,2
100,0
100,0
100,0
18.970
20.994
82.030
Bron: Bank of Thailand.
Tabel 1. Directe buitenlandse investeringen naar land
van herkomst
is er nu herstel in de vorm van snelle groei, geba(drie-jaargeseerd op een op de uitvoer gerichte industriele dy- middelden;
namiek.
verdeling in
Voor een belangrijk deel komt deze dynamiek van procenten)
Uit de bovenstaande opsomming komt Thailand
naar voren als het toonbeeld van positieve structure
le aanpassing. Na een moeilijke periode van crisis
en aanpassing in de eerste helft van de jaren tachtig
buiten. Maar de dynamiek heeft ook te maken met
de historic van economische ontwikkeling in Thailand zelf en met de beleidsverschuivingen zoals die
zich in recente jaren hebben voorgedaan. Ten aanzien van de historic zal in de volgende paragraaf gewezen worden op het proces van industrialisatie zoals zich dat sinds I960 heeft ontvouwd. Daarna
zullen twee beleidsgebieden worden besproken, fis-
caal beleid en wisselkoersbeleid, waar belangrijke
verschuivingen zijn opgetreden.
De Thaise industrialisatie
De industrialisatie begon, met het eerste vijfjarenplan van 1961, langs de gebruikelijke weg van de invoervervanging. Er werden invoerbeperkingen ingesteld met als doel het beschermen van een
binnenlandse markt voor de nieuwe bedrijven. Maar
reeds in deze beginperiode waren er enkele industriee’n, die erin slaagden een deel van hun produktie
te exporteren. Dit was met name te danken aan de
rijkdom aan natuurlijke hulpbronnen, die vele mogelijkheden bood tot industriele verwerking.
In tabel 2 wordt de industriele sector opgesplitst in
een deel ‘natural-resource-based’ (NR) industrieen
en een deel ‘import-dependent’ (ID) industrieen. De
grondslag voor de indeling vormt de input/output-
tabel. ID-industrieen hebben een importbehoefte
per eenheid produkt van 25% of meer. Daarnaast
kunnen industrieen worden ingedeeld naar de mate
3. In de Wereldbank-publikatie Financial flows to developing countries, current developments, maart 1991, worden
enige cijfers gegeven over de totale netto stroom van directe buitenlandse investeringen. De instroom in Thailand bedroeg $ 1,4 miljard in de jaren 1981-1985 en steeg naar
S 4,6 miljard in de jaren 1986-1990. Ook Indonesie kende
een stijging van de stroom van directe investeringen over
deze twee periodes (van $ 1,2 naar 3,1 miljard), evenals de
Filippijnen (van $ 0,3 naar 3,0 miljard). Voor Maleisie was
het niveau van de buitenlandse investeringen veel hoger,
maar er vond geen stijging plaats: in de periode 1981-1985
werd $ 5,4 miljard ge’investeerd en dit daalde naar $ 4,8 miljard in de laatste periode.
4. Deze cijfers zijn afkomstig van het Thailand Development Research Institute (TDRI), 1989year-end conference,
Paper nr. 6, biz. 37.
Aandeel
1960-70
1970-80
1980-85
1985-88 1988 ind.
bbp
NR-industrieen
uitvoer-gericht
7,3
binnenl. markt
totaal
10,8
9,1
8,2
7,3
7,7
7,0
3,7
5,3
24
21
45
9,9
6,8
8,4
het rijke Westen en de schuldencrisis die in 1982 in
Mexico begon, lagen eraan ten grondslag.
De reactie op deze externe schokken kwam slechts
langzaam; in eerste instantie werden de gaten gevuld door buitenlandse leningen. De totale buitenlandse schuld liep op van 6,8 miljard dollar in 1980
tot 14,7 miljard in 1985 of, als percentage van het
bbp, van 20 tot 38.
Maar, zij het met enige vertraging, ook het beleid
ID-industrieen
uitvoer-gericht
binnenlandse markt 15,8
totaal
15,8
Totaal industriele
sector
Tabel 2. Industrialisatie in
Thailand
(groeivoeten
van de industriele produktie in constants prijzen)
11,6
werd aangepast. Twee beleidsterreinen verdienen
12,3
11,7
12,0
5,1
1,5
3,5
9,8
14,1
11,9
13,2
11,0
33
22
55
100
waarin ze voor de binnenlandse en buitenlandse
markt produceren. Uitvoergerichte industrieen voeren 10% of meer van hun produktie uit; de overige
industrieen produceren bijna uitsluitend voor de binnenlandse markt.
Tabel 2 laat zien dat de groei van de ID-industrieen
in het algemeen sneller ging dan die van de NR-industrieen. Alleen in de periode 1980-1985, toen de
groei zeer laag was onder invloed van externe en interne factoren, deed de NR-sector het beter, of, liever gezegd, minder slecht.
speciale aandacht: het fiscale beleid en het handelsbeleid.
Fiscaal beleid
Sinds de tweede helft van de jaren zeventig tot 1985
vond er een gestage groei plaats van de overheidsuitgaven, in absolute aantallen en in verhouding tot
het bbp; de groei van de belastingen bleef daarbij
wat achter en zo kwam, mede door de minder goede economische omstandigheden in de periode
1980-1986, het begrotingstekort op een hoog niveau.
Tabel 3 toont de cijfers voor de publieke sector (alle
gegevens zijn uitgedrukt in procenten van het bbp).
Rond 1981 vond er een verschuiving plaats naar een
restrictiever fiscaal beleid. Dat blijkt met name uit
de terugval van de overheidsinvesteringen en de stij-
ging van de belastingopbrengsten. Maar het lukte
niet om de lopende overheidsuitgaven onder contro-
le te houden, zodat het begrotingstekort toch opliep
De industriele groei in de jaren zestig werd gedre-
en een hoog niveau bereikte.
ven door de binnenlandse vraag, maar reeds in dit
In 1986 was het begrotingstekort nog steeds 3,1%
van het bbp, maar daarna trad een snelle verbetering op. Reeds in 1987 daalde het tekort sterk en in
1988 en 1989 werden er zelfs aanzienlijke schatkist-
vroege stadium vond er enige uitvoer plaats van NR-
produkten (voornamelijk bewerkte voedselprodukten). De groei van op de uitvoer gerichte NR-industrieen versnelde enigszins in de jaren zeventig en in
overschotten genoteerd. De ombuiging was niet
die jaren begon ook een aantal ID-industrieen zich
pijnloos. Wanneer we nominale uitgaven corrigeren
meer op de uitvoer te richten (met name textiel en
In de jaren tachtig was de uitvoerproduktie de mo-
voor prijsstijgingen (gemeten in consumentenprijzen) kunnen we de groei van de reele overheidsuitgaven berekenen. Vanaf 1980 stagneerde het reele
tor van de industriele groei geworden. De ID-industrieen zijn er zeer wel in geslaagd zich steeds meer
op de uitvoer te richten. Deze trend wordt geleid
niveau van de overheidsinvesteringen. De reele lopende uitgaven stegen sterk in de periode 19751980. Daarna kwam er een geleidelijke ombuiging
door de bekende goederen, zoals textiel en kleding
tot een groei van slechts 4,4% per jaar in de laatste
en ‘integrated circuits’, maar wordt gedeeld door
vele andere produkten. Er blijft natuurlijk ook een
paar jaar, waarmee de groei van de overheidsuitgaven ver beneden de groei van het inkomen kwam te
aantal ID-industrieen die vrijwel uitsluitend van de
binnenlandse markt afhankelijk zijn gebleven (bij
voorbeeld chemische produkten). Toch was, in
liggen. De drastische ombuiging in de uitgavenratio,
1988, het merendeel van de industriele sector van
de reele uitgaven en van de snelle groei van de noe-
Thailand uitvoergericht.
mer van de ratio, het bbp. De snelle groei van de
Er kan dus worden geconcludeerd dat de recente
particuliere sector in deze jaren deed de vraag naar
overheidsdiensten stellig toenemen en er worden
thans belangrijke tekorten gemeld, met name op het
eenvoudige metaalprodukten).
spurt in de industriele uitvoer een voortzetting en in-
tensivering is van een langere trend. Deze trend van
snelle groei van de industriele produktie voor de
binnenlandse markt en, meer nog, voor de buitenlandse markten begon reeds in de jaren zeventig. In
het begin van de jaren tachtig was er een inzinking,
maar in de laatste jaren is de trend weer met een ver-
die tabel 3 laat zien voor de laatste paar jaar, is dus
het gevolg van een sterkere greep op de groei van
terrein van de fysieke infrastructuur en het onderwijs.
Een soortgelijke verschuiving kan worden geconstateerd voor de publieke sector als totaal. De financien van de staatsbedrijven werden stringent gesa-
nieuwd elan opgepakt.
neerd in de jaren tachtig. In eerste instantie werden
Het structurele aanpassingsbeleid
De inzinking in de industriele produktie, die we in
tabel 2 constateerden, in het begin van de jaren tach-
i
den de investeringen van de bedrijven aanzienlijk te-
tig was deel van een algemene economische crisis.
Dit verschijnsel was niet uniek voor Thailand, maar
kon over de gehele wereld worden waargenomen.
De naweeen van de tweede oliecrisis, de recessie in
842
de verkoopprijzen van de goederen en diensten die
deze bedrijven produceren aangepast, zodat de winsten en de eigen besparingen toenamen. Later werruggebracht. Over de periode 1985-1989 daalden de
investeringen van de staatsbedrijven zelfs in nomina-
le termen. Staatsbedrijven in Thailand zijn met name
actief in de sector van de ‘public utilities’.
De trends in de financien van overheid en staatsbe-
70-75 76-79 80-86
drijven hebben geleid tot een dramatische omkeer
in de ‘public sector borrowing requirement’ (PSBR)
(van overheid en staatsbedrijven). Het traditionele
tekort van de publieke sector, dat in de eerste helft
van de jaren tachtig tot zeer grote hoogten was opgelopen, werd in enkele jaren omgebogen tot een
aanzienlijk overschot.
In de financiering van het tekort van de publieke
sector hebben in de loop der jaren belangrijke ver-
schuivingen plaatsgevonden. Aanvankelijk werd het
tekort voornamelijk gedekt op de binnenlandse kapitaalmarkt, maar in de periode 1975-1982 nam de
Overheid
investeringen
lopende uitgaven
totale uitgaven
belastingontvangsten
overschot/tekort
4,1
11,6
15,7
12,8
-2,8
4,0
12,2
16,2
13,1
-3,2
1987
1988
1989
3,4
15,3
18,7
2,5
14,4
16,9
1,9
12,9
15,1
-3,5
16,2
-0,7
14,8
17,2
+2,4
2,1
12,6
14,7
18,4
+3,7
3,7
3,2
2,4
-1,2
2,6
-0,6
3,1
3,0
-0,1
-2,0
+1,8
+3,6
Staatsbedrijven
investeringen
besparingen
overschot/tekort
1,3
3,4
0,9
-0,4
-2,4
5,1
1,5
-3,5
Totaal publieke sector
PSBR
-3,2
-5,6
-7,0
1,7
bijdrage van buitenlandse leningen sterk toe. Na het
uitbreken van de Internationale schuldencrisis werd
het beroep op buitenlands kapitaal sterk teruggebracht, maar het financieringstekort bleef groot, zodat het beroep op de binnenlandse kapitaalmarkt
sterk toenam. Het is waarschijnlijk dat in deze periode het beslag van de publieke sector op de binnenlandse besparingen ten koste ging van de beschikbare middelen voor de particuliere bedrijven. De
omslag in de recente jaren is totaal; zowel buitenlandse als binnenlandse schuld wordt nu afgelost.
De publieke sector behoeft geen beroep te doen op
de binnenlandse kapitaalmarkt zodat alle aanwezige
middelen kunnen worden aangewend voor de financiering van de particuliere investeringsgolf.
Handelsregime
Thailand heeft, zoals alle ontwikkelinglanden, een
periode gekend waarin de nieuwe industrieen be-
In de eerste helft van de jaren tachtig steeg de waar- Tabel 3- Depude van de dollar ten opzichte van andere valuta (bij blieke sector
voorbeeld de yen en de Europese valuta) zeer sterk, (in procenten
zodat de overwaardering van de baht ten opzichte van het bbp)
van deze valuta’s zeer hoog opliep. Samen met andere externe factoren leidde dat tot een zeer diepe
crisis in 1983: de nominale waarde van de uitvoer
van goederen en diensten daalde in dat jaar en het
tekort op de lopende rekening van de betalingsbalans bedroeg 7,3% van het bbp. De overgewaardeerde baht kon alleen verdedigd worden door een zeer
hoge binnenlandse rentevoet en, in 1984, een zeer
stringente kredietcontrole. Deze factoren ontmoedigden, op hun beurt, de particuliere investeringen.
markten, die uit tabel 2 bleek, mag opvallend wor-
Aan het eind van 1984 vond een substantiele beleidswijziging plaats: een forse devaluatie van de
baht ging gepaard aan het loslaten van de dollar en
het verbinden van de waarde van de baht aan een
combinatie van vreemde valuta’s (‘basket’). De ge-
den genoemd. Vaak wordt de invoervervangende
wichten die de verschillende valuta’s in de ‘mand’
industrialisatiestrategie verweten dat ze leidt tot inefficiente bedrijven die niet in staat zijn internationaal
hebben, wordt geheim gehouden, zodat geleidelijke
aanpassingen van de waarde van de baht kunnen
te concurreren. In Thailand is dat klaarblijkelijk niet
op grote schaal het geval geweest.
De belangrijkste reden hiervan is waarschijnlijk dat
plaatsvinden. Ook na 1984 bleef de dollar het belangrijkste richtpunt voor de baht, maar het belang
van de verandering in wisselkoersregime is toch
de bescherming van de binnenlandse markt nook
excessieve vormen heeft aangenomen. De belangen
van de handelaren in landbouwprodukten, die deze
zeer groot. De wisselkoers werd, in plaats van een
produkten steeds meer in verwerkte vorm gingen
5. Zie bij voorbeeld H. Verbruggen. Gains from exportoriented industrialization in developing countries, with
special reference to South-East Asia, Free University Press,
Amsterdam, 1985. Zie ook World Bank, World Development Report, Oxford University Press, New York, 1987. In
schermd werden tegen de invoer van concurrerende
goederen en voornamelijk produceerden voor de
binnenlandse markt. De geleidelijke maar snelle verschuiving naar industriele produktie voor uitvoer-
uitvoeren, vormden een tegenwicht tegen de vraag
naar invoerbescherming van de nieuwe industrieen.
Dit zou kunnen verklaren waarom Thailand, vergeleken met andere Zuidoostaziatische landen, een relatief matige bescherming tegen de invoer kent 5 .
In het midden van de jaren tachtig vond er echter
een verdere verschuiving in het handelsbeleid
plaats, met name in het wisselkoersbeleid. De Thai-
se baht was, tot november 1984, gebonden aan de
Amerikaanse dollar. In figuur 1 wordt de index van
de nominale wisselkoers (bahts per dollar) weerge-
geven. Tussen 1970 en 1980 bleef deze koers zo
dit rapport wordt een groep van 41 ontwikkelingslanden
op basis van het handelsbeleid ingedeeld in vier categorieen, van ‘strongly outward-oriented’, via ‘moderately outward-oriented’ en ‘moderately inward-oriented’ naar
‘strongly inward-oriented’. Zo’n drie kwart van de landen
wordt ingedeeld in de beide ‘inward-oriented’ categorieen,
maar Thailand wordt geplaatst in de ‘moderately outwardoriented’ groep.
6. De reele wisselkoers is gedefinieerd volgens de sugges-
lingsbalans het hoofd te bieden. In figuur 1 is ook
tie van Helmers (zie R. Dornbusch en F.L.C.H. Helmers,
The open economy, Oxford University Press, 1988, biz.
393). De nominale wisselkoers tussen baht en dollar wordt
gecorrigeerd voor veranderingen in het prijspeil van de
de reele-wisselkoersindex weergegeven, die laat
Verenigde Staten (groothandelsprijzen) en van Thailand
zien dat de depreciatie van de baht in 1981 en 1982
niet voldoende was om te corrigeren voor de over-
tieve invoertarief (dat wil zeggen invoerrechten gedeeld
goed als onveranderd. In 1981 vond er een devalua-
tie van de baht plaats om de problemen van de beta-
waardering van de baht ten opzichte van de dollar
die was ontstaan in de jaren daarvoor.
ESB 21-8-1991
(consumentenprijzen) en voor veranderingen in het effecdoor import c.i.f.). Een verlaging van het effectieve invoertarief, zoals plaatsvond in Thailand, is equivalent aan een
appreciatie van de baht.
843
van dit jaar heeft dat vertrouwen niet wezenlijk aangetast. Vier problemen kunnen worden genoemd
die in de nabije toekomst meer aandacht zullen moeten krijgen.
Het eerste daarvan is het tekortschieten van de infrastructuur. De snelle groei van de economic is gecon-
nominate wisselkoers
centreerd rondom Bangkok. De verkeersopstoppingen in Bangkok zelf waren reeds legendarisch, maar
ook buiten de hoofdstad zijn het wegennet en het
openbaar vervoer ver achtergebleven bij de behoeften van de snel groeiende economic. Ook de socia-
reele wisselkoers
97O
1 972
1 974
1 976
1 978
1 98O
1 982
1 984
1 986
1 9£
le infrastructuur vertoont vele tekorten: de kwaliteit
van het onderwijs op alle niveaus baart zorgen en
Figuur 1. Nominate en reele wisselkoers,
Thaise bath
t.o.v. dollar,
1970 – 700
obstakel in het aanpassingsproces, een instrument
van aanpassingsbeleid.
In het verleden was de wisselkoers eerder een probleem voor dan een instrument van beleid. Het eco-
nomische denken in Thailand is sterk conservatief
en de waarde van de baht, zowel binnenlands (inflatie) als extern (wisselkoers), zijn ijkpunten bij de
evaluatie van het beleid. Een devaluatie wordt der-
halve gezien als een blijk van falen en leidt tot heftig protest en vaak (bij voorbeeld in 1984) tot het gedwongen vertrek van de minister van Financien.
Deze achtergrond kan wellicht verklaren waarom,
in 1983 en het begin van 1984, werd vastgehouden
aan de overgewaardeerde baht ondanks de grote tekorten op de lopende rekening van de betalingsbalans en de stagnatie van de groei van de uitvoer.
Het loslaten van de dollar in 1984 bood een uitweg.
De monetaire autoriteiten kunnen nu de gewichten
in het ‘mandje’ van valuta’s wijzigen naar gelang de
gewenste bewegingen in de waarde van de baht.
Omdat deze wijzigingen zeer geleidelijk kunnen
worden aangebracht, leiden ze minder snel tot heftige reacties op de valutamarkt en in de politiek.
Op deze manier konden de monetaire autoriteiten
soepel inspelen op de depreciatie van de dollar die
begon in 1985. Ze besloten de baht met de dollar
mee te laten gaan om zo het concurrentievermogen
van de Thaise uitvoer te versterken. De belangrijkste uitvoerbestemmingen voor Thailand zijn de Ver-
met name de voorziening van technisch opgeleide
mensen blijft ver achter bij de behoeften van de industriele sector.
Een tweede probleemgebied is de inkomensverdeling. De snelle groei brengt met zich mee dat de armoede in absolute zin afneemt, maar de kloof tussen degenen die in het centrum van de
economische ontwikkeling staan en degenen die
aan de randjes meesnoepen wordt wel zeer groot.
Deze kloof blijkt uit de verschillen in levensniveau
tussen Bangkok en de rest van het land en uit de
verschillen in produktiviteit en inkomen in de Industrie en in de landbouw.
Het derde probleem is de betalingsbalans. Het tekort op de lopende rekening van de betalingsbalans
in 1990 wordt geschat op 7,5% van het bbp. De uitvoer groeit snel, maar de invoer groeit nog sneller.
Met name de invoer van kapitaalgoederen en van
grondstoffen en halffabrikaten neemt snel toe. Dit
komt doordat de buitenlandse investeringen zich
concentreren op sterk invoerafhankelijke sectoren.
Er is op dit moment geen acuut betalingsbalanspro-
bleem omdat de instroom van buitenlandse directe
investeringen en beleggingsfondsen zo groot is dat
ze het handelstekort makkelijk kan financieren.
Maar op langere termijn, wanneer bij voorbeeld de
buitenlandse investeringen zullen leiden tot aanzienlijke winstovermakingen, kan de gegroeide invoerafhankelijkheid wel degelijk een probleem vormen.
enigde Staten (20% van de uitvoer), de EG (ook
Een laatste probleem is het milieu. Bangkok is snel
20%) en Japan (zo’n 16%). Tussen 1985 en 1989 deprecieerde de baht zeer sterk ten opzichte van de
yen (met meer dan 70%) en ten opzichte van de
op weg een onleefbare stad te worden. De uitstoot
van vele stoffen heeft reeds een niveau bereikt dat
aantoonbare gevolgen heeft voor de gezondheid.
voornaamste Europese valuta’s (met gemiddeld zo’n
De industriele expansie is grotendeels ongecontro-
40%), terwijl de waarde van de baht ten opzichte
van de dollar enigszins opliep na de stevige devaluatie van 1984.
Deze herschikking van de wisselkoersen heeft stellig bijgedragen tot de snelle groei van de op de uitvoer gerichte industrieen in recente jaren, die in ta-
leerd geweest en grond- en waterverontreiniging
hebben in vele gebieden onaanvaardbare vormen
aangenomen .
Het ligt in de verwachting dat het zevende vijfjarenplan, dat thans in voorbereiding is, zal trachten aan
deze problemen het hoofd te bieden. Dat zal een
bel 2 werd aangegeven.
grote inspanning vereisen en zal zeker leiden tot
Conclusie en vooruitzichten
een heroverweging van de rol van de overheid. De
ombuiging in het fiscale beleid, zoals die in label 3
naar voren kwam, heeft geleid tot een overheid die
We kunnen concluderen dat externe factoren – de
herschikking van de voornaamste wereldvaluta’s en
de groei van buitenlandse investeringen – te zamen
met omvangrijke binnenlandse beleidsaanpassingen
het mogelijk hebben gemaakt dat de industriele dynamiek van de jaren zeventig, na een stagnatie in de
eerste helft van de jaren tachtig, thans weer met een
nieuw elan is opgepakt.
Men kijkt in Thailand op dit moment vol vertrouwen en verwachting naar de toekomst. De politieke
commotie rondom de militaire coup van februari
844
te weinig middelen ter beschikking heeft om haar taken naar behoren en naar behoefte uit te voeren.
KarelJansen
7. De verschillende dimensies van de milieuproblematiek
kwamen naar voren in de studies gepresenteerd op de
TDRI ‘1990 year-end conference’, die geheel gewijd was
aan de milieugevolgen van de economische ontwikkeling
in Thailand.