Ga direct naar de content

Stijging faillissementen, een voorbode?

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: februari 5 1992

Figuur 1. DNB-conjunctuurindicator

Realisatie
Indteatfet
•••

Stijging faillissementen,
een voorbode?

\\ r\

-2

85

80

De DNB-conjunctuurindicator laat
tot en met april 1992 een onveranderd beeld van een neergaande
conjunctuur zien (figuur 1). De realisatiereeks vertoont een overeenkomstig patroon. De voortgaande neergang van de conjunctuurindicator
wordt met name veroorzaakt door
twee van de vijf samenstellende componenten: de IFO-indicator voor
Duitsland en de reele geldhoeveelheid. De verwachte omzet van nieuwe NCM-polishouders, de verwachte
bedrijvigheid en de feitelijke orderontvangst van de Industrie laten
een enigszins aarzelend verloop
zien.
De conjunctuurindicator geeft geen
directe oorzakelijke verklaring van
de veranderingen in de conjunctuur.
Het is daarom zinvol om aanvullende informatie over de conjunctuur te
bekijken. Een opmerkelijke ontwikkeling in dit verband is de toename
van het aantal faillissementen in
1991 met 16%. Deze sterke Stijging is
waarschijnlijk niet toe te schrijven
aan veranderingen in de wetgeving.
Aan het begin van de jaren tachtig
was het aantal faillissementen sterk
opgelopen. In 1982 lag het aantal

faillissementen uitgedrukt als percentage van het aantal ondernemningen op 20 promille. Sinds 1982 is er
sprake van een dalende trend. In
1990 lag het aantal faillissementen
op 6 promille, hetgeen een uitzonderlijk laag niveau is. In de jaren
1989 en 1990 is het aantal ondernemingen met name in de dienstverlening sterk gegroeid. In beide jaren
lag de groei op 6%, terwijl de groei
in de jaren tachtig gemiddeld nog
geen 2% bedroeg. Nu de conjunctuur afzwakt is het niet verwonderlijk dat een aantal bedrijven het niet
redt. Het ziet er echter niet naar uit
dat het aantal faillissementen weer
zo sterk gaat oplopen als in het begin van de jaren tachtig, omdat de
solvabiliteit en de rentabiliteit van
de bedrijven momenteel veel gunstiger zijn dan aan het einde van de jaren zeventig.
De vraag kan worden gesteld of de
sterke groei van het aantal faillissementen in 1991 een aanwijzing is
voor verdere afzwakking van de conjunctuur in de komende maanden.
Ter beantwoording van deze vraag is
in figuur 2 de conjunctuur op basis

Figuur 2. Conjuncturele component in bet aantal faillissementen en reaUsatie
conjunctuur

70

75

80

85

De reeks faillissementen is gespiegeld ten opzichte van de nullijn afgebeeld

ESB 5-2-1992

91

van het aantal faillissementen volgens de methode van de DNB-conjunctuurindicator berekend. De
reeks is gespiegeld ten opzichte van
de nullijn, omdat ervan uit kan worden gegaan dat een stijging van het
aantal faillissementen duidt op een
daling van de conjunctuur. In de
periode 1970-1980 lijken de toppen
en dalen in de conjunctuur volgens

de produktie in de Industrie zich te
weerspiegelen in de ontwikkeling
van de conjuncturele component in
het aantal faillissementen, waarbij
deze laatste reeks gemiddeld zeven
maanden lijkt voor te lopen. In de
jaren tachtig ontwikkelen de beide
reeksen zich meer synchroon, met
uitzondering van de conjuncturele
inzinking van 1987 waar de conjuncturele component van het aantal
faillissementen een contrair beloop
vertoont. In de periode 1980-1991
liepen de faillissementen gemiddeld
nog slechts twee maanden vooruit
op de conjunctuur. Mede omdat het
aantal maanden waarmee de reeks
vooruitloopt in de afgelopen decennia sterk gevarieerd heeft, kan het
aantal faillissementen alleen geen
betrouwbare indicator zijn. De stijging van het aantal faillissementen
geeft niettemin een extra aanwijzing
dat de conjunctuur verder afzwakt.
Conclusie
De DNB-conjunctuurindicator voorspelt voor de komende maanden
een verdere afzwakking van de conjunctuur. De sterke groei van het
aantal faillissementen in het afgelopen jaar wijst in dezelfde richting.