Ga direct naar de content

Statistiek

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: mei 18 2006

statistiek
Internationaal

Wim van Tol (Ministerie van Financiën)

Fiscale stimulering Speur en Ontwikkeling
Belastinguitgaven worden periodiek geëvalueerd op doelmatigheid en effectiviteit. In
dat kader is onlangs door het kabinet het evaluatierapport over de WBSO, de afdrachtsvermindering loonbelasting voor Speur- en Ontwikkelingswerk (S&O), naar de Tweede
Kamer verzonden. Het onderzoek is uitgevoerd door de onderzoeksbureaus EIM en Merit.
De WBSO is budgettair de belangrijkste regeling om private S&O-uitgaven te stimuleren.
Het blijkt dat de regeling goed voldoet. Volgens de onderzoekers besteden bedrijven per
euro ontvangen WBSO gemiddeld E 1,72 aan S&O. Een andere conclusie is dat de regeling voor kleine bedrijven het meest effectief is. Het evaluatierapport is een goede steun
in de rug voor het kabinetsvoornemen de WBSO-regeling verder te versterken. Nieuwe
processen, producten en diensten zijn een belangrijke voorwaarde voor het behoud van
een sterke concurrentiekracht en gezonde economische groei. Volgens de WBSO-regeling ontvangen bedrijven voor de eerste E 110.000 S&O-loonkosten een vermindering
van 42% van deze loonkosten op de af te dragen loonbelasting. Daarboven bedraagt
de vermindering 14%. De maximale afdrachtsvermindering bedraagt E 8 miljoen. Voor
startende bedrijven wordt de 42% verhoogd naar 60%. Zelfstandigen krijgen een vast
bedrag. De Nederlandse WBSO is door de focus van de fiscale faciliteit op loonkosten
uniek in internationaal opzicht. Naast Nederland kennen alleen België en Frankrijk
dergelijke regelingen. Nederland is ook een van de weinige landen met extra faciliteiten
voor MKB-bedrijven en starters. Een veel toegepaste methode om de attractiviteit van
fiscale S&O-instrumenten te vergelijken is de beta-index. Als de Beta-index gelijk is aan
1 is er geen sprake van een belastingsubsidie op de investering in S&O. Naarmate de
beta-index kleiner is, des te groter is de belastingsubsidie op een euro speur- en ontwikkelingswerk. Uit de tabel blijkt dat de Nederlandse regeling voor het MKB (minder dan
250 werknemers) internationaal gunstig scoort. Volgens het onderzoek is dit ook juist het
deel van het bedrijfsleven, waar de regeling het meest effectief is.

Beta-index

land

MKB

grootbedrijf

Italië

0,58

1,02

Sinds het begin van dit millennium is de geldgroei (M3) in het eurogebied, welke
een belangrijke rol speelt in de monetaire beleidsstrategie van de ECB, behoorlijk
opgelopen (zie bijgevoegde grafiek). Met een stijging van 10,9 procent beleefde de
geldhoeveelheid in maart zelfs het hoogste groeicijfer sinds 1990. Verder valt op
dat sinds 2004 de hoge geldgroei gepaard gaat met een forse stijging van de binnenlandse kredietverlening, met name aan de bedrijven. Dit staat in contrast tot de
monetaire ontwikkelingen aan het begin van dit millennium. Toen liep de geldgroei
in het eurogebied op als gevolg van de instroom van kapitaal uit het buitenland. Door
onzekerheid op financiële markten, veroorzaakt door de wereldwijde beurskrach, de
terreuraanslagen in de VS en de oorlog in Irak, fungeerden eurodeposito’s destijds
als een veilige haven voor internationale beleggersgelden. Een hoofdzakelijk vanuit
het buitenland gedreven geldgroei was het gevolg. Vanaf het midden van 2004
tot voor kort werd de geldgroei echter steeds sterker gedreven door binnenlandse
economische ontwikkelingen. Met name de groei van krediet aan bedrijven is fors
toegenomen. Bedrijven leenden steeds meer om te investeren en om hun werkkapitaal te verbeteren. Ook fusies en overnames speelden een belangrijke rol in de groei
van de kredietverlening aan bedrijven. Hoewel de kredietgroei aan gezinnen ook
sterk is toegenomen sinds 2004, valt hier de afvlakking sinds 2006 op. Deze afvlakking is voor een belangrijk deel te herleiden tot de hypothecaire kredietverlening in
het eurogebied. Onder invloed van de sterke stijging van de huizenprijzen in enkele
grote lidstaten nam de hypothecaire kredietgroei eerst snel toe, om vervolgens onder
invloed van een geleidelijk afkoelende huizenmarkt te dalen. Zo is de hypothecaire
kredietgroei in het eurogebied in het afgelopen jaar met bijna drie procentpunten
gedaald. De kredietvraag van de gezinnen werd sinds het begin van 2006 overigens
wel gesteund door aantrekkende bestedingen en een hoger consumentenvertrou-

304

ESB 18

mei 2007

-0,44

Landen met relatief voordelige belastingregeling voor MKB
Nederland

0,76

0,93

-0,17

Canada

0,68

0,83

-0,15

Landen met (vrijwel) gelijke regeling voor MKB en
grootbedrijf naar afnemende invloed belastingsubsidie
Spanje

0,56

0,56

0

Noorwegen

0,77

0,79

-0,02

Japan

0,81

0,87

-0,06

Denemarken

0,84

0,84

0

Frankrijk

0,87

0,87

0

Oostenrijk

0,88

0,88

0

VK

0,89

0,9

-0,01

VS

0,93

0,93

0

Ierland

0,95

0,95

0

Finland

1,01

1,01

0

Zwitserland

1,02

1,02

0

Duitsland

1,03

1,03

0

Bron: Ministerie van Financien

Monetaire Zaken
De geldgroei in het eurogebied op recordniveau

verschil

Land met relatief grootste belastingvoordeel voor MKB

Jolanda Peeters (DNB)

Geld- en kredietgroei eurogebied. Procentuele mutatie
ten opzichte van vorige overeenkomstige periode
14
Geldhoeveelheid M3
Leningen aan gezinnen
Leningen aan bedrijven

12
10
%
8
6
4
2
00

01

02

03

04

05

06

07

Bron: ECB en eigen berekeningen

wen. De meest recente ontwikkelingen duiden op een
voorzichtige stabilisatie van de kredietgroei aan bedrijven en een verdere afvlakking van de kredietgroei aan
gezinnen. Dit betekent dat de hoge geldgroei in het
eurogebied weer in toenemende mate is toe te schrijven aan de instroom van kapitaal uit het buitenland.
Tegen de achtergrond van de appreciatie van de euro
en de recente renteverhogingen in het eurogebied, en
daardoor een daling van het dollar-euro rente-écart,
wekt dit weinig verbazing.

Financiële Markten

Marcel Tak (FDA)

Stijging lange rente tijdelijk
Het aandelenklimaat is zeer zonnig. De belangrijkste impulsen voor de markt zijn de fusie en
overnameactiviteiten, met als icoon van deze
ontwikkeling het gevecht om ABN-Amro. Deze
strijd zal waarschijnlijk uitmonden in de grootste overname ooit in de financiële sector. De
economische cijfers lijken wat ondergesneeuwd
te raken in het fusiegeweld en daarmee van
Europese aandelen (DJ Euro Stoxx 50, schaal links) en
Overheidsrente Eurozone (%, tienjaars, schaal rechts)
4600

4.3
Aandelen – DJ Euro Stoxx-50
Overheidsrente Eurozone 10 jaars

4400

4.2
4.1

4200

4
4000
3.9
3800

3.8

3600
3400

3.7

May

Jul

Sep

Nov

Jan

Mar

3.6

May

Bron: FDA

beperkte invloed op de beursstemming. Dat maakt ze echter niet minder
belangrijk.
De signalen uit Amerika zijn duidelijk. De economische groei vermindert, met
over het eerste kwartaal een toename van de economische activiteit met slechts
1,3 procent, het laagste niveau in vier jaar. Opmerkelijk is de veerkracht van
de Amerikaanse consument die met een 3,8 procent consumptiegroei voor een
belangrijk deel de economie draaiende houdt. Gunstig is de inflatie die langzaam
naar een voor de Fed acceptabel niveau zakt.
Japan heeft tegenovergestelde problemen als de VS. De economische groei is
boven potentieel en zal de komende jaren minimaal twee procent bedragen.
Deze groeicijfers hebben Japan niet bevrijd van zijn veelkoppige deflatoire
monster. Zowel in februari als in maart hebben de prijzen de neergaande trend
hervat.
In Europa tenslotte ontwikkelt zich vergeleken met de twee andere blokken
een best of both worlds scenario. De inflatie is niet geheel, maar wel grotendeels onder controle, terwijl de economische groei met bijna 2,5 procent op
een relatief hoog niveau staat. Dit gunstige beeld verklaart deels de populariteit van de euro, die begin mei tot recordhoogte ten opzichte van de dollar
steeg.
De geschetste economische ontwikkelingen leiden dit jaar tot een korte rente
die in de VS zal dalen, in Japan stabiel blijft en in Europa (licht) zal stijgen. De
lange rente ondervindt hiervan weinig invloed, hoewel deze rente recentelijk wel
iets is opgelopen. Dat kan deels worden verklaard door een sterke focus van beleggers op de bloeiende aandelenmarkten, die ten koste gaat van obligatieposities. Op termijn, als de Fed duidelijk aanstalten maakt de korte rente te verlagen,
zal de lange rente weer wat dalen.

Arbeidsmarkt

Diana Janjetovic en Bart Nauta (CBS)

Werkloze en werkzame beroepsbevolking. (x 1000,
seizoengecorrigeerd)
aantal werklozen
600
550
500
450
400
350
300
250

aantal werkzamen

I II III IV I II III IV I II III IV I II III IV I II III IV I
2002
2003
2004
2005
2006 ’07

7200
7150
7100
7050
7000
6950
6900
6850

Werklozen (linkeras)
Werkzamen

Bron: CBS

Nauwelijks verandering werkloosheid
In de periode januari-maart 2007 waren er gemiddeld 379 duizend personen werkloos, vrijwel
evenveel als in de periode december 2006–februari
2007. Hiermee is de seizoengecorrigeerde werkloosheid voor de tweede keer achtereen niet verder
afgenomen. In de tweede helft van 2006 was er wel
sprake van een dalende werkloosheid. Het aantal
werklozen daalde van 413 duizend in de periode
juli–september 2006 tot 378 duizend personen in
de periode november 2006–januari 2007.

Wanneer er niet voor seizoen gecorrigeerd werd, kwam het aantal werklozen in
het eerste kwartaal van 2007 uit op 401 duizend, 59 duizend lager dan een jaar
eerder. Het werkloosheidspercentage daalde daarmee met 0,9 procentpunt tot
5,3 procent.
De werkloosheid daalde in alle leeftijdgroepen, maar onder jongeren (15–24
jaar) was de daling het grootst. In deze leeftijdsgroep daalde de werkloosheid
met 1,7 procentpunt tot 10,5 procent. Bij de 25–44-jarigen kwam het werkloosheidspercentage in het eerste kwartaal van 2007 uit op 4,5 procent. Dit is 1,0
procentpunt lager dan een jaar eerder. Bij de 45-plussers (45–64 jaar) daalde
de werkloosheid van 5,4 naar 4,9 procent.
Hoewel de seizoengecorrigeerde werkloosheid na de periode november 2006
– januari 2007 niet verder is afgenomen, nam het aantal mensen dat werk heeft
voor minstens twaalf uur per week nog steeds toe. Het aantal werkzamen stijgt
namelijk onafgebroken sinds de zomer van 2005. In het eerste kwartaal van
2007 kwam de seizoengecorrigeerde werkzame beroepsbevolking uit op bijna
7,2 miljoen personen, 176 duizend hoger dan een jaar eerder. Meer dan 80
procent van deze toename kwam voor rekening van de 45-plussers. Zij maken
door de vergrijzing en toenemende arbeidsparticipatie een steeds groter deel uit
van de beroepsbevolking.
De bruto arbeidsparticipatie, het aandeel van de beroepsbevolking in de bevolking van 15–64 jaar, steeg in een jaar tijd met 0,9 procentpunt tot 68,9
procent. Het aandeel van de 45-plussers steeg met 2,1 procentpunt tot 64,0
procent. Bij de jongeren en 25–44-jarigen was de toename, met respectievelijk
0,9 en 0,2 procentpunt minder groot.

ESB 18

mei 2007

305

Auteurs

Categorieën