Ga direct naar de content

Spanning op arbeidsmarkt lijkt niet samen te hangen met hogere fricties

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 17 2022

In het laatste kwartaal van 2021 is de spanning op de arbeidsmarkt verder opgelopen. Sluit het arbeidsaanbod nog wel aan op de vraag? Een analyse van het historische verloop van de werkloosheid, de vacatures en het arbeidsaanbod.

In het kort

– De spanning op de arbeidsmarkt liep over de periode 2003–2021 sterk parallel aan de conjunctuur.
– De aansluiting van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt lijkt niet te zijn verslechterd over de periode 2003–2021.
– Tussentijds waren er wel wat langere perioden waarin de ­fricties toenamen.

In het vierde kwartaal van 2021 lag de spanning op de arbeidsmarkt op het hoogste punt in de reeks met kwartaalcijfers sinds 2003. Niet alleen bereikte het aantal werklozen toen de laagste stand, ook het aantal vacatures kwam uit op een recordhoogte (figuur 1). Tegenover 387.000 vacatures stonden er 370.000 werklozen, wat neerkomt op 105 vacatures per 100 werklozen. Op het laagste punt, in het vierde kwartaal van 2013, waren er maar 12 vacatures per 100 werklozen. Er is nu dus sprake van een historisch krappe arbeidsmarkt, waarop het voor werkgevers lastiger is om personeel te rekruteren.

Is de toegenomen spanning gerelateerd aan de conjuncturele ontwikkeling of zijn er aanwijzingen voor structurele veranderingen op de arbeidsmarkt, zoals een minder goede aansluiting tussen vraag en aanbod? Om die vraag te beantwoorden, wordt in dit artikel het verloop van de spanning op de arbeidsmarkt voor de periode 2003–2021 geanalyseerd. Daarbij zijn de ontwikkelingen van het aantal vacatures en werklozen apart beschouwd (Beveridge, 1944; Rodenburg, 2011). De cijfers komen van het Centraal Bureau voor de Statistiek. De cijfers over werkloosheid zijn vanaf 2003 zonder methodebreuk vergelijkbaar.

Spanning arbeidsmarkt sterk cyclisch

De spanning op de arbeidsmarkt verliep in de periode 2003–2021 sterk procyclisch (figuur 2). Als de economie groeide, namen de vacatures toe terwijl de werkloosheid daalde, en vice versa.

In de staart van de conjuncturele neergang in 2003K2 daalde de spanning op de arbeidsmarkt, en bleef nog dalen tot en met 2003K3. Daarna liep de spanning op de arbeidsmarkt qua richting gelijk op aan die van de conjunctuur, tot en met 2008K3. De schok die de financieel-economische crisis teweegbracht, manifesteerde zich in een drastische verruiming van de arbeidsmarkt (2008K4). Vanaf 2010K2 liep de spanning op de arbeidsmarkt weer op, ongeveer in gelijke pas met de conjunctuur. Maar vanaf 2011K3 daalde de spanning weer tot en met 2013K3, in dezelfde richting als die van de conjunctuur (die ging tot 2012K4 licht terug, maar liep vanaf 2013K1 al weer op).

Vanaf 2013K4 volgt een lange periode van bijna zes jaar, waarin de spanning op de arbeidsmarkt gelijktijdig met de conjunctuur opliep. In deze periode steeg het aantal vacatures continu, terwijl de werkloosheid met twee kleine onderbrekingen steeds verder daalde.

De coronacrisis luidde, in 2020K1, een volgende economische schok in. In vergelijking met de financieel-economische crisis leidde dit tot een ‘flitscrisis’ op de arbeidsmarkt: de conjuncturele neer- en opgang voltrok zich in een snel tempo. In de eerste twee kwartalen van 2020 verruimde de arbeidsmarkt bij een bbp dat daalde. Maar in het derde kwartaal trok de conjunctuur al stevig aan. Daarna verkrapte ook de arbeidsmarkt weer (2020K4–2021K1). Deze verkrapping zette zich vervolgens versterkt door toen ook de conjunctuur sterk opliep (2021K2–2021K4). De spanning op de arbeidsmarkt steeg tot een vóór de beschouwde periode ongekende hoogte.

Hogere fricties tijdens conjunctuuromslag

Hoewel de spanning dus grotendeels conjunctureel bepaald is, waren er wel degelijk perioden waarin de fricties op de arbeidsmarkt groter waren. Figuur 3 laat het aantal vacatures en werklozen zien (in afwijking van het kwartaalgemiddelde over de periode 2003–2021) (Van Ruth, 2012). Om de interpretatie van de figuur te vergemakkelijken is de werkloosheid als inverse weergegeven. Een stijging ervan betekent dus een stijging van de spanning op de arbeidsmarkt. In de figuur zijn drie cycli te herkennen (2003K1–2012K2, 20212K2–2017K2 en 2017K2-2020K3), met elk een neergaande en een opgaande fase van betreft de spanning op de arbeidsmarkt.

Wat opvalt is dat, in de omslagpunten van de economie, de werkloosheid en het aantal vacatures niet volledig parallel veranderen (zie ook Hansen (1970), die dit al eerder vaststelde). Zo stijgt het aantal vacatures bij het plotseling aantrekken van de economie, maar daalt de werkloosheid niet direct (en neemt de werkzame beroepsbevolking evenmin toe, figuur 2). Omgekeerd daalt in een omslagpunt naar een recessie toe het aantal vacatures, maar verandert de werkloosheid (en de werkzame beroepsbevolking) pas later. Als verklaring hiervoor wordt wel genoemd dat werkgevers arbeid vasthouden, bijvoorbeeld in de hoop dat de tijden snel weer zullen verbeteren (‘labour hoarding’; De Koning, 1989).

Omdat de werkloosheid en het aantal vacatures niet volledig parallel lopen, zijn er tijdens de omslagpunten kortstondige periodes waarin de spanning op de arbeidsmarkt niet volgens het normale conjuncturele patroon verloopt. Dat is bijvoorbeeld het geval in het derde kwartaal van 2020 – terwijl de vacatures alweer stegen, liep toen ook de werkloosheid nog op. Vanaf het vierde kwartaal lopen de vacatures en werkloosheid echter weer tegengesteld en in de pas met de (herstellende) conjunctuur.

De kortstondige afwijkingen van de spanning op de arbeidsmarkt ten opzichte van de conjunctuur worden niet beschouwd als een indicatie voor een structurele verandering van de aansluiting van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Zij passen als het ware bij het gangbare conjuncturele patroon.

Langdurigere afwijkingen van de conjunctuur

Naast deze kortstondige veranderingen tijdens de omslagpunten van de conjunctuur, deed er zich in de periode 2012K2–2016K4 ook een langere periode van hogere fricties tussen vraag- en aanbod op de arbeidsmarkt voor. Dit is de naar chronologie tweede cyclus en die bevindt zich in figuur 3, links van de eerste cyclus. Bij een gegeven aantal vacatures was de werkloosheid toen dus duidelijk hoger. De afgenomen spanning op de arbeidsmarkt gaat dan samen met een structurele verslechtering van de aansluiting van het arbeidsaanbod op de -vraag (Consolo en Dias Da Silva, 2019; Kazemier, 2014).

De slechtere aansluiting van het arbeidsaanbod op de -vraag is ook terug te zien in de sterke stijging van het aantal werklozen dat (een kwartaal later) werkloos bleef (figuur 4).

Lagere fricties voor corona en kort hoger erna

Voordat de coronapandemie toesloeg, waren er aanwijzingen voor een verbetering van de aansluiting van het arbeidsaanbod op de -vraag. De derde cyclus (2017K3–2020K3) in figuur 3 overlapt deels met de eerste cyclus, maar bevindt zich tot en met 2019K4 deels ook rechts van de eerste cyclus. Bij gegeven vacatures was de werkloosheid toen duidelijk lager.

In slechts twee kwartalen, toen de coronapandemie in 2020K1 een omslagpunt naar een recessie inluidde, deed zich weer een sterke stijging van de werkloosheid bij nauwelijks veranderende vacatures voor. Ook bleven mensen weer langer werkloos (figuur 4). Een signaal dus voor toegenomen fricties.

Deze hogere fricties hingen samen met een verandering in de samenstelling van vacatures. In 2020K1–2020K4 was de openstaande vraag in de gezondheids- en welzijnszorg (als aandeel van het totaal) volgens cijfers van het CBS circa vier procentpunt hoger dan gemiddeld over de hele periode 2003–2021 (CBS, 2022). In 2021K4 was dit verschil al behoorlijk afgenomen: in 2021K4 lag het aandeel in deze branche nog maar anderhalf procentpunt hoger dan het gemiddelde niveau.

Vanaf 2020K4 verliepen vacatures en werkloosheid weer tegengesteld, en in pas met de herstellende conjunctuur en nagenoeg in lijn met de eerste cyclus.

Conclusie

De spanning op de arbeidsmarkt is sterk procyclisch. De hoge spanning eind 2021 hangt samen met de hoogconjunctuur. In de periode 2012–2016 was er wel langduriger sprake van een slechtere aansluiting van het arbeidsaanbod op de -vraag, maar over de hele periode sinds 2003 bezien is er geen aanwijzing voor een verslechtering.

Getty Images

Literatuur

CBS (2022) De arbeidsmarkt in cijfers 2021. CBS Publicatie.

Beveridge, W. (1944) Full employment in a free society. Londen: Allen and Unwin.

Consolo, A. en A. Dias Da Silva (2019) The euro area labour market through the lens of the Beveridge curve. ECB Economic Bulletin, 4. Te vinden op econpapers.repec.org.

Hansen, B. (1970) Excess demand, unemployment, vacancies and wages. The Quarterly Journal of Economics, 84(1), 1–23.

Kazemier, B. (2014) De Beveridgecurve voor Nederland en de VS. ESB, 99(4684), 273.

Koning, J. de (1989) Labour hoarding in Dutch manufacturing industry. De Economist, 137(2), 155–172.

Rodenburg, P. (2011) The remarkable transformation of the UV curve in economic theory. The European Journal of the History of Economic Thought, 18(1), 125–153.

Ruth, F. van (2012) Analysing the labour market; a tension gauge. CPB Discussion Paper, 201205.

Auteur

Categorieën