Ga direct naar de content

Spannende jaarverslagen van ‘de Bank’

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 29 1998

Spannende jaarverslagen van ‘de Bank’
Aute ur(s ):
Keuzenkamp, H.A.
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4150, pagina 349, 1 mei 1998 (datum)
Rubrie k :
Van de redactie
Tre fw oord(e n):
monetair, beleid

Als in het jaarverslag van De Nederlandsche Bank minzaam over ‘de Bank’ wordt gesproken, dan is het vanzelfsprekend over wie het
gaat: de hoedster van de gulden, niet die van Ajax. Maar zal dit, zodra de gulden verruild wordt voor de euro, nog zo blijven? Als per
uiterlijk 1 juli 2002 de gulden niet langer wettig betaalmiddel is, dan rest van de eens zo statige instelling niet veel meer dan een
vrijwillig filiaalbedrijf.
Toch zal ons filiaal van de Europese Centrale Bank een belangrijke rol blijven vervullen. Een veel belangrijker rol dan bijvoorbeeld de
regionale reservebanken van de Amerikaanse Federal Reserve, zoals die in Kansan of Minneapolis. De verschillen tussen Europa en de
VS zijn opmerkelijk: in Europa zal de rol van de nationale centrale banken groter zijn. De rapportage van de president van De
Nederlandsche Bank in het jaarverslag blijft daardoor belangrijk – misschien wel meer dan goed zou zijn.
Neem het monetaire beleid. De formulering van doelstellingen zal zowel in Europa als in de VS centraal geschieden. In Europa gebeurt dat
door de raad van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB), waarin naast de directie van de ECB de directeuren van de nationale
centrale banken zitten. Per saldo hebben de laatsten een overwicht. In de VS wordt het beleid door het Federaal Openmarktcomité
bepaald, waarin de regionale reservebanken slechts met een minderheid van stemmen vertegenwoordigd zijn. De rol van Nout Wellink in
de beraadslagingen van het ESCB zijn dus van groot belang, zeker als er binnen de EMU meningsverschil bestaat over het te voeren
monetaire beleid. We mogen verwachten dat hij hierover in volgende jaarverslagen verantwoording aflegt.
Een verwant verschil met de VS is de uitvoering van het monetaire beleid (de geld- en valutamarktinterventies). Deze zal in Europa niet
centraal, maar ‘voorzover mogelijk en passend’ door de nationale centrale banken geschieden. De schaalvoordelen van een financieel
centrum worden daardoor in de VS veel beter benut dan in Europa. De Fed heeft minder personeel nodig dan het de ECB en het ESCB, en
New York floreert als belangrijkste financiële markt.
Naast monetair beleid hebben centrale banken een grote rol bij de zorg voor een stabiel financieel stelsel. Ook op dit vlak zijn er grote
verschillen. ‘Interstate banking’ is in de VS aan grote beperkingen onderhevig, terwijl in Europa de markt in rap tempo grenzen
doorbreekt. Het toezicht op de banken en de rol van de centrale bank als hulpverlener zijn in de VS centraal geregeld. In de EMU wordt
dit juist angstvallig decentraal gehouden. Weliswaar zijn er algemene richtlijnen, opgesteld door het Bazelse Comité van
Toezichthouders, maar deze richtlijnen voorzien slecht in de snelle vervlechting van het bankwezen in Europa. Het uniformeren van de
informatievoorziening van particuliere financiële instellingen in de EMU, en de afspraak dat nationale centrale banken Frankfurt een
telefoontje geven als er ergens iets loos is (zoals op 2 december jl. door de EMI-raad werd afgesproken), zijn onvoldoende. Neem de
situatie van ‘De bank’ (die van Ajax dus). Deze probeert driftig grenzen te overschrijden. Stel, na succesvolle overnames in België of
Frankrijk wordt er op Europees niveau gefuseerd en ontstaat een financiële reus zonder weerga. Mede door het aangename
belastingklimaat dankzij de plannen van Vermeend en Zalm wordt Nederland statutaire vestigingsplaats. Stel nu dat deze reus gaat
wankelen door wat narigheid op de beurs, een onhandige kredietverlening aan de Russische olie-industrie en vooral bestuurlijke
verlamming doordat de Raad van Bestuur diep verdeeld is over de vraag welke voetbalclub gesponsord moet worden. Wat doet ‘de Bank’
als ‘De bank’ dreigt te failleren? Moet vanuit Nederland financiële steun worden verleend, ook om financiële rampen elders in Europa te
voorkomen? En, mocht het vooral om een Nederlands belang gaan, zou Nederland dan strenger zijn met hulpverlening dan Frankrijk in
een soortgelijk geval?
Nout Wellink schrijft in het jaarverslag (blz. 34) “Met het vinden van een goede balans tussen de positie van het centrum in Frankfurt en
die van de nationale centrale banken zal nog enige tijd zijn gemoeid”. Hoe langer dit echter duurt, des te slechter dat is voor de stabiliteit
van het Europese monetaire stelsel. Zo’n stelsel dient robuust te zijn voor systeemrisico’s. Daarbij is een grotere rol voor de ECB
gewenst. Ook zijn duidelijke afspraken nodig over de mate waarin particuliere banken kunnen terugvallen op de centrale bank, als er toch
iets mis gaat. Het Amerikaanse spaarbankdrama, dat de belastingbetaler aldaar ongeveer 150 miljard dollar heeft gekost, had zich niet
voorgedaan als de spaarbanken betere ‘checks and balances’ hadden gekend. Spaarbanken in financiële problemen gingen steeds
risicovoller opereren, mede omdat de overheid veel te ruime garanties had afgegeven. Dit probleem van ‘moral hazard’ speelt ook in
Europa en wordt slechts groter als verantwoordelijkheden niet helder zijn vastgelegd. Daarom zouden bijvoorbeeld, onder auspiciën van
de ECB, afspraken gemaakt moeten worden over (gedeeltelijke) uitsluiting van bijvoorbeeld grote (vaak institutionele) beleggers van
door de overheid (lees: Frankfurt, niet Amsterdam of Parijs) geboden crediteurenbescherming bij bankcrises. De marktpartijen krijgen zo
zelf een groter belang bij financiële stabiliteit en solvabiliteit. Zolang het Europees Stelsel van Centrale Banken zich hier niet aan waagt,
kunnen de jaarverslagen van De Nederlandsche Bank bij tijd en wijle nog spannender leesvoer opleveren dan ons lief is.

Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl )

Auteur