Ga direct naar de content

Rusland en Europa

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 30 1992

Rusland en Europa
De situatie in Europa is op het moment zeer onoverzichtelijk. Vele Westeuropeanen trachten nog het
knusse beeld te behouden van een Europa dat ophoudt bij het IJzeren Gordijn. Aan deze zijde van het
Gordijn liggen slechts beschaafde staten, aan gene
zijde bevindt zich de boze buitenwereld. Maar het
Gordijn is opgetrokken en opeens zijn de landen van
Midden-Europa binnen ons gezichtsveld gekomen.
Bovendien realiseren we ons met pijn en moeite dat
Rusland ook een deel van Europa is. Er leven mensen die weliswaar lang van ons gescheiden zijn geweest, maar die toch deel uitmaken van het Europese cultuurgebied. Het gaat hier om een bevolking
van circa 230 miljoen. Dit betekent een verdubbeling
van de relevante Europese bevolking.
De vraag doet zich voor in hoeverre er een taak ligt
voor de Europese Gemeenschap of liever de Westeuropese bevolking om de nieuwe mede-Europeanen een helpende hand toe te reiken. Taken vat
men niet aan uit filantropie. Zeker, de menselijke
ziel wordt bevredigd wanneer men zo nu en dan
een beetje liefdadigheid bedrijft, maar voor de meeste mensen moet dat niet te veel worden. Serieuze
hulp konit pas tot stand wanneer de hulpgever voelt
dat wat niet goedschiks gegeven zal worden, dan
wel kwaadschiks zal worden gehaald. Ik denk dat
op termijn een dergelijke dreiging uit het oosten
absoluut niet denkbeeldig is.
In Rusland is op het moment bij de bevolking een
diepe frustratie waarneembaar. In een op initiatief
van de Erasmus Universiteit gehouden enquete, die
eind 1991 plaatsvond in de federate Russische republiek, de Oekrai’ne en Kazachstan en die zonder twijfel als representatief mag worden aangemerkt, is gebleken dat de stemming van de Russische bevolking
ook buiten de metropolen Moskou en Sint Petersburg zeer slecht is. Er is een gevoel van diepe frustratie. Op de zogenaamde Cantril-ladder laten de
Russen op een schaal van nul tot tien gemiddeld
slechts een vier noteren. In dezelfde tijd poneerde
de gemiddelde Nederlander zichzelf op de zesde
trede van de Cantril-ladder. Op de vraag hoe men
de situatie vijf jaar geleden evalueerde kwamen de
Russen uit op ongeveer een zes, evenveel als de
Nederlanders. In beide landen werd de situatie dus
als zeer redelijk beschouwd. In Nederland is dat zo
gebleven, in Rusland signaleren wij een enorme terugslag. Dit blijkt te gelden voor wel haast alle sociale lagen en leeftijdsgroepen. Bij de vraag waar men
zich over vijf jaar denkt te bevinden op de Cantrilladder blijkt, dat men in Nederland rekent met een
kleine vooruitgang terwijl in Rusland aan het eind
van 1991 de problematiek als uitzichtloos werd
gezien. Deze cijfers zijn hoogst schokkend. Vanuit
onze westerse leunstoel kunnen wij natuurlijk instemmend knikken en zeggen: “I told you so”. De
werkelijkheid is echter dat hier een bevolking zo
groot als de rest van Europa in feite zonder positieve verwachtingen voortvegeteert.
Wanneer we kijken naar het consumptiepatroon van
deze bevolking blijkt dat eind 1991 gemiddeld circa
vijftig procent van het inkomen aan voedsel werd

ESB 30-9-1992

uitgegeven, en dat een belangrijk
gedeelte van de overblijvende helft
ten laste komt van de post kleding.
Vele huishoudens en niet alleen uit
de laagste klassen kwamen zelfs
boven de 100% voor voedsel. Alleen interen op kapitaal en hulp
van anderen houden deze huishoudingen op de been. Zelfs wanneer
we ons realiseren dat huren en de
kosten voor openbaar vervoer eind
1991 nog absurd laag waren, dan
blijkt toch uit deze eenvoudige cijfertjes dat de situatie van de individuele Russische huishouding als
desastreus kan worden gekenschetst. Wanneer de voedselquote
B.M.S. van Praag
stijgt boven een bepaald percentage zegt men dat een bepaald individu ‘arm’ is.
De keuze van dit percentage wordt voor westelijke
landen vaak omstreeks de 25 procent geplaatst. Een
gemiddelde voedselquote van vijftig procent komt
in de landen van West-Europa sinds de 19de eeuw
niet meer voor. Een dergelijk cijfer kenschetst de
zeer dramatische situatie van de Russische bevolking niet alleen in Moskou of Sint Petersburg maar
ook in Voronesj en andere steden die ons niet veel
zeggen.
Wij moeten uiteraard niet willen vasthouden aan de
pretentie dat het welvaartspeil in Oost-Europa of in
de GOS-republieken in het bijzonder binnen een
klein aantal jaren het westerse peil moet hebben
bereikt. Dit is ook niet wat deze bevolkingen in feite wensen of verwachten. Bevolkingen kunnen zich
ook zeer wel prettig voelen op een lager absoluut
welvaartspeil. Het is voornamelijk een relatieve
kwestie, waarbij de evaluatie van de huidige toestand in sterke mate wordt bepaald door de dynamiek van de situatie. Is men in het verleden vooruitgegaan en kan men voor de toekomst verdere
vooruitgang verwachten. Dit is de voornaamste verklaring van ‘the Russian Mood’. De Russian Mood
zou aanmerkelijk verbeteren wanneer men in ieder
geval verwachtingen had op verbetering. En het
schijnt dat deze verwachting nu ontbreekt.
Het is dan ook niet te verwonderen dat uit dezelfde
Erasmus Survey valt af te leiden dat een groot aantal
Russische huishoudens (circa 10%) serieuze emigratie-intenties heeft. Uiteraard zullen deze plannen
slechts voor een minderheid gerealiseerd worden.
Niettemin is elk procent van een bevolking van 230
miljoen 2,3 miljoen personen. En dit kan aanleiding
geven tot behoorlijke volksverhuizingen. De emigratie-intenties houden ook zeker niet op aan deze
kant van de Oeral. Ook bij de etnische bevolking
van Kazachstan vindt men een duidelijke wil tot emigratie naar Westelijke landen.
In een eerdere column op deze plaats heb ik reeds
een grote Marshall-hulp bepleit. Ik zal hier nu verder niet op ingaan. De huidige benadering vanuit
het Westen kan echter gekarakteriseerd worden als
kortzichtig, klein en vormeloos.

Auteur