Ga direct naar de content

Ruilhandel en het Russische kapitalisme

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 1 1999

Ruilhandel en het Russische kapitalisme
Aute ur(s ):
Kort, J. de (auteur)
De auteur is werkzaam aan het Instituut voor Oosteuropees Recht en Ruslandkunde aan de Universiteit Leiden.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4234, pagina 924, 10 december 1999 (datum)
Rubrie k :
Boekbespreking
Tre fw oord(e n):
transitie

Westerse kredietverleners hebben zich verkeken op het gemak waarmee in Rusland hervorming tot stand is te brengen.
In de afgelopen jaren heeft het IMF, met name onder Amerikaanse druk, grote kredieten verleend aan de Centrale Bank van Rusland.
Het land is met zestien miljard euro de grootste debiteur van het fonds. De kredieten moesten de Russische regering helpen de
hervormingsagenda af te werken. Op deze agenda stonden het vrijgeven van de prijzen en het privatiseren van de bedrijven centraal. De
tucht van de markt die daardoor zou ontstaan moest bedrijven dwingen om efficiënter te gaan produceren en hun assortiment af te
stemmen op de vraag. De kredieten waren nodig om een monetair beleid te kunnen voeren zodat prijzen stabiliseerden, waardoor ze
dragers konden worden van marktconforme informatie.
Dit veronderstelt volgens David Woodruff, die politieke wetneschappen doceert aan MIT, wel dat de Russische overheid voldoende
macht en gezag heeft om een effectief monetair beleid te voeren 1. Hij stelt echter dat zij deze niet heeft. Een van de gevolgen daarvan is
de wijd verspreide handel in natura en het gebruik van alternatieve betalingsvormen als wissels. Woodruff beschrijft hoe in Rusland de
betekenis van ruilhandel steeds groter is geworden en daarbij ‘slecht’ geld het ‘goede’ geld uit de circulatie heeft gedreven.
In Rusland strijden centrale overheid en lokale overheden om de macht over de instituties en met name over die belangrijke institutie:
geld. Het vrijgeven van de prijzen in januari 1992, had moeten leiden tot een monetarisering van de tot dan toe (min of meer) geplande
economie. Dit gebeurde echter niet. Verliesgevende bedrijven, die volgens de theorie moesten gaan herstructureren of failliet gaan,
gebruikten hun netwerken van onderlinge contacten, die tijdens de periode van centrale planning onontbeerlijk waren om
planningsfouten op te vangen, nu om hun leveranciers te overtuigen leverancierskredieten te verlenen of om ruil in natura tegen een
effectief lagere prijs te accepteren. De lokale autoriteiten, die tijdens het uiteenvallen van de Sovjetunie veel macht verworven hadden,
ondersteunden deze activiteiten en hielpen ondernemingen in hun jurisdictie met het vinden van geschikte ruilhandel. De reden ligt in de
consequenties die het faillisement van een onderneming zou hebben op de lokale gemeenschap. Hele gebieden waren voor hun
werkgelegenheid, hun sociale voorzieningen, of zaken zoals energievoorziening, vaak afhankelijk van de aanwezigheid van een enkel
bedrijf. Lokale autoriteiten accepteerden om die reden ook veel meer dan de centrale autoriteit betaling van belastingen in natura, veelal
vorm gegeven door in betalingsketens die bij de overheid eindigden, schulden tegen elkaar weg te strepen.
De centrale overheid stond betrekkelijk machteloos tegen deze praktijk en pogingen om betalingen in geld af te dwingen door
bijvoorbeeld de fiscus en de elektriciteitsbedrijven toe te staan schulden rechtstreeks van de bankrekeningen af te boeken hadden een
averechts effect. Bedrijven onttrokken zich nog meer aan de geldeconomie.
Uiteindelijk kon de centrale overheid niet veel anders doen dan ook schuldenketens op te zoeken om schulden tegen elkaar weg te
strepen. Dit vormde de facto het einde van de poging om een monetaire economie te vestigen. Het gevolg was een uitbreiding van
alternatieve betalingsvormen die gescheiden bleven van de formele betalingscircuits en de prijsvorming volstrekt ondoorzichtig maakte.
Wat Woodruff’s boek pijnlijk duidelijk maakt, is dat economen en Westerse kredietverleners onvoldoende hebben stilgestaan bij de
manier waarop zich in Rusland het economische gedrag ontvouwt. Zijn beschrijvingen van de ontwikkelingen in de afgelopen tien jaar
schetsen een beeld over de staatsvorming in Rusland, waarbij de centrale overheid gezag verliest aan de regio’s. Mainstream economen
vatten volgens hem ruilhandel te beperkt op; slechts als een manier om belasting te ontduiken. De ruilhandel vervult echter een
zelfstandige ro als element in de strijd om de staatsvorming waarin lokale overheden, door het toestaan van ruilhandel, macht naar zich
trachten toe te trekken. Het negeren van deze processen kan de westerse kredietverleners, het IMF voorop, veel geld gaan kosten. Het is
jammer dat Woodruff geen gedachten ontwikkelt over de wijze waarop wel effectief steun kan worden verleend aan de transitie naar een
markteconomie in Rusland, maar zijn boek maakt duidelijk dat dit een onderwerp is waarover economen met politieke wetenschappers in
discussie moeten gaan

1 David Woodruff, Money unmade. Barter and the fateof Russian capitalism, Cornell University Press, Ithaca en London, 1999.

Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur