Ga direct naar de content

Regionale diversificatie in eco-technologiën

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: november 19 2014

Bij de ontwikkeling van nieuwe ecologische technologieën bouwen regio’s voort op de lokaal aanwezige kennisbasis. Dit pleit voor regionaal toegesneden innovatiebeleid.

ESB Dossier Ecosystemen voor ondernemen

ruimtelijke dynamiek

Regionale
diversificatie in
eco-technologieën
Bij de ontwikkeling van nieuwe ecologische technologieën
blijken regio’s vooral voort te bouwen op hun lokale kennisbasis. Daarom is een regionaal toegesneden innovatiebeleid dat vanuit de bestaande kennisbasis nieuwe gerelateerde activiteiten stimuleert het meest effectief.

M

et het publiceren van de Groene
Groeibrief gaf het Ministerie van Economische Zaken in 2013 het startschot voor een groene groeistrategie,
“zodat groen en groei hand in hand gaan†(Ministerie
van Economische Zaken, 2013). De ontwikkeling van
eco-technologieën wordt daarbij van cruciaal belang
Anet
geacht. Nederland staat hierin niet alleen. In de hele weWeterings
Onderzoeker bij het reld worden beleidsinitiatieven ontplooid ter promotie
Planbureau voor de van eco-technologieën. Beleidsmakers zijn vaak geneigd zich bij het ontwerp van innovatiebeleid te laten
Leefomgeving
leiden door succesvoorbeelden elders. De WRR (2013)
wijst er echter op dat dit niet zonder risico is: “Bijna
Ron Boschma
ieder land heeft ICT, duurzame energie, life sciences en
Hoogleraar aan de
m
Universiteit Utrecht, ­ ilieutechnologie geïdentificeerd als speerpunt. (…)
Daardoor ontstaat het risico dat landen met elkaar gaan
en hoogleraar en
directeur aan de Uni- concurreren op dezelfde sectoren, waardoor het rendement van het beleid een stuk lager uitvalt.†(p. 84).
versiteit van Lund
Dit inzicht is op zich niet nieuw. De economischgeografische literatuur benadrukt al langer dat niet ieMartijn
van den Berge
Onderzoeker bij het
Planbureau voor de
Leefomgeving

38

der land of iedere regio gelijke kansen heeft voor het
ontwikkelen van dezelfde (eco-)technologieën, zoals
ook niet iedere regio de Silicon Valley van de toekomst
is (Tödtling en Trippl, 2005). Daarom pleit deze literatuur voor een regionaal toegesneden innovatiebeleid
waarbij nieuwe technologische ontwikkelingen worden gestimuleerd die aansluiten op de bestaande regionale kennisbasis.
Maar gaat dit ook op voor eco-technologieën?
Om deze vraag te beantwoorden is bekeken of de opkomst van eco-technologieën in Europa in de afgelopen decennia. Voor 202 Europese regio’s is ten eerste
onderzocht of de kans dat een regio eco-technologieën
heeft ontwikkeld in de periode 1982–2005 afhankelijk was van de regionale kennisbasis; en ten tweede of
deze kans afhing van het land waarin de regio ligt, wat
zou kunnen wijzen op een mogelijke rol van nationaal
beleid.
Pad-afhankelijkheid regionale kennis

De technologische kennisbasis van regio’s verschilt
sterk. Recente studies laten zien dat die regionale
verschillen van invloed zijn op de kans dat in regio’s
bepaalde technologieën tot ontwikkeling komen
(Neffke et al., 2011). Nieuwe technologische kennis
bouwt vaak voort op reeds bestaande kennis: de grote
complexiteit van technologische kennisontwikkeling
maakt het onmogelijk voor actoren om alle kennis
te kunnen begrijpen en beoordelen. Zij richten zich

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 99 (4698S) 20 november 2014

Ruimtelijke dynamiek ESB

daarom vaak op het verder uitwerken van datgene waar
ze voorheen ook mee bezig waren. Dit kent ook een
geografische dimensie: de grote mate van pad-afhankelijkheid in kennisontwikkeling gecombineerd met
de beperkte mobiliteit van actoren en ondersteunende
activiteiten maakt dat er een specifieke regionale kennisbasis ontstaat. Deze kennisbasis is van invloed op de
ontwikkeling van toekomstige technologieën: hoe beter een nieuwe technologie is ingebed in de kennisbasis
van de regio, hoe groter de kans is dat die technologie
daar tot ontwikkeling komt.
Ontwikkeling van eco-technologieën

Kan dan worden verwacht dat ook eco-technologieën
in de afgelopen decennia vooral zijn ontwikkeld in die
Europese regio’s waar de kennis waarop deze technologieën voortbouwen reeds aanwezig was? Er zijn twee
redenen waarom dit minder voor de hand ligt bij deze
technologieën. Ten eerste worden eco-technologieën
vaak gezien als doorbraaktechnologieën (Dechezleprêtre et al., 2013). Aangezien dit innovaties zijn die
radicaal verschillen van de kennis die in het verleden
is opgebouwd, zouden dergelijke innovaties minder
afhankelijk zijn van voorgaande technologieontwikkeling. Hierdoor kunnen deze technologieën in principe
in elke regio tot stand komen.
Ten tweede hebben de hoge verwachtingen over
het belang van eco-innovaties voor (duurzame) economische groei op de langere termijn veel nationale
overheden ertoe aangezet de ontwikkeling van deze
technologieën te stimuleren, denk bijvoorbeeld aan de
Duitse Energiewende (PBL, 2013). Mogelijk kan een
dergelijk nationaal stimuleringsbeleid de beperkingen
van de regionale kennisbasis compenseren. Dat zou
betekenen dat in die landen regio’s toch in staat waren
om in een vroeg stadium eco-technologieën te ontwikkelen, zelfs als daar de technologische kennis waarop
eco-technologieën voortbouwen ontbrak.
Op basis van deze specifieke omstandigheden
voor eco-technologieën veronderstellen we dat de kans
dat een Europese regio voor het eerst eco-technologieën heeft ontwikkeld niet afhangt van de bestaande
technologische kennisbasis van deze regio’s.
Patenten in eco-technologieën

Om inzicht te krijgen in de relatie tussen de regionale
kennisbasis en de kans op het ontwikkelen van nieuwe
eco-technologieën worden gegevens gebruikt over de
aanvraag van patenten bij het Europese patentbureau
Jaargang 99 (4698S) 20 november 2014

(EPO) door uitvinders uit Europese regio’s in de jaren 1977–2009. Hiervoor maken we gebruik van het
REGPAT-bestand van de OESO. Bij elke patentaanvraag wordt aangegeven tot welke technologieklasse een
patent behoort. Hoewel eco-technologieën niet apart
worden onderscheiden in de traditionele technologieclassificatie van REGPAT (de ‘international patent classification’, IPC) is het toch mogelijk patenten in deze
technologievelden te identificeren dankzij een speciaal
classificatiesysteem dat recent daarvoor is ontwikkeld.
We hebben alle patenten geselecteerd die behoren tot
de zogenaamde ‘eco-technologische ontwikkelingen’.
Daarnaast vermeldt een patentdocument waar de
uitvinder woonde toen hij of zij het patent ontwikkelde. Hierdoor kan per regio worden bepaald welke
technologieën daar zijn ontwikkeld. Vanwege het
beperkte aantal patentaanvragen in Oost-Europese
landen beperken we ons tot zestien Europese landen
(EU15 minus Griekenland plus Noorwegen en Zwitserland). In totaal onderscheiden we 202 Europese regio’s (NUTS-2-niveau).
In navolging van Hidalgo et al. (2007) en Boschma et al. (2013) wordt eerst een zogenaamde technology space samengesteld: een netwerk dat toont in welke
mate de verschillende technologieklassen waar patenten in worden verdeeld aan elkaar zijn gerelateerd. Hoe
vaker technologieklassen in hetzelfde patentdocument
worden vermeld, hoe sterker deze aan elkaar zijn gerelateerd: dit is een indicatie dat voor het ontwikkelen
van nieuwe technologieën vaak combinaties worden
gemaakt tussen bestaande kennis uit verschillende
technologievelden.
Hoewel eco-technologieën vaak als radicale innovaties worden beschouwd, blijkt uit de patentdata
dat ook deze technologieën structureel voortbouwen
op bestaande kennis uit verschillende andere technologievelden (Van den Berge en Weterings, 2014). Het
is dus mogelijk een ‘technology space’ te maken voor
alle technologieklassen die voorkomen in de patenten
die als eco-technologieën zijn aangemerkt. Zo weten
we welke technologieklassen de basis vormen voor de
verschillende eco-technologieën. Om te voorkomen
dat de mate waarin technologieklassen aan elkaar zijn
gerelateerd te veel varieert per jaar, bepalen we dit
steeds over een gemiddelde van negen jaar. Hierdoor
zijn onze analyses beperkt tot de periode 1982–2005,
want voor eerdere en latere jaren kan de gerelateerdheid tussen technologieën niet over een periode van
negen jaar worden gemeten.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

39

ESB Dossier Ecosystemen voor ondernemen

Illustratie van berekening technologische
dichtheid1
Gerelateerde technologie A
Gerelateerde technologie B
Gerelateerde technologie C

Eco-technologie E

figuur 1

Gerelateerde
technologische
dichtheid voor
technologie E
in regio R = 50%

Gerelateerde technologie D
1

Indien het aandeel patenten in een gerelateerde technologie in regio R hoger is dan
het Europese gemiddelde dan is dit in blauw aangegeven.

Ook beperkt de analyse zich tot de eco-technologieën waarvoor tussen 1982 en 2005 minimaal 100 patenten zijn aangevraagd. We houden dan 35 verschillende eco-technologieën over die over vier groepen
zijn verdeeld: duurzaam transport, duurzame energie,
opvang/opslag broeikasgassen en gebouwde omgeving. In totaal zijn de analyses gebaseerd op 1.227.621
patenten waarvan er 31.257 patenten in eco-technologieën zijn.
kennisbasis in Europese regio’s

In enkele stappen wordt voor elke Europese regio
bepaald in hoeverre de daar aanwezige kennisbasis is
gerelateerd aan de verschillende eco-technologieën.
Eerst meten we voor elk jaar en elk van de 35 ecotechnologieën hoeveel patenten er in de gerelateerde
technologieklassen (exclusief de eco-patenten) van een
regio aanwezig waren in alle voorgaande jaren. Het
uitgangspunt daarbij is dat de kennis vermeld in het
patent na ongeveer vijf jaar zijn waarde heeft verloren.
Vervolgens is er bepaald of de regio ten opzichte van
het Europees gemiddelde een hoger aandeel patenten
in die technologieklasse heeft. Per eco-technologie kan
dan de gerelateerde technologische dichtheid van een regio in een bepaald jaar worden berekend: hoe vaker
een regio een bovengemiddeld aandeel patenten heeft
in een gerelateerde technologieklasse, hoe hoger deze
dichtheid. Figuur 1 illustreert dit. In dit voorbeeld zijn
er vier technologieën gerelateerd aan eco-technologie
E. Regio R heeft in twee van de vier gerelateerde technologieën een bovengemiddeld aandeel patenten. De
gerelateerde technologische dichtheid van regio R
voor eco-technologie E is daarom 50 procent (2 / 4
× 100 procent). De dichtheid heeft een waarde tussen
40

de 0 procent (in geen enkele gerelateerde technologieklasse een bovengemiddeld aandeel) en 100 procent
(in alle gerelateerde technologieklassen een bovengemiddeld aandeel).
Opkomst van eco-technologieën

De vraag die centraal staat is of in Europese regio’s eerder eco-technologieën zijn ontwikkeld als daar reeds
de kennis aanwezig was waarop eco-technologieën
voortbouwen. Daarom hebben we voor elke regio bepaald in welk jaar deze voor het eerst een bovengemiddeld aandeel patenten had ontwikkeld in elk van de 35
eco-technologieën. Er wordt dus alleen gekeken naar
een substantiële ontwikkeling van patenten in een ecotechnologie in een regio, niet naar de ontwikkeling van
één of enkele patenten.
Opkomst van eco-technologieën in Nederlandse regio’s

Tabel 1 laat alvast voor de Nederlandse regio’s zien
in hoeverre een gerelateerde technologische dichtheid samengaat met de ontwikkeling van ecotechnologieën­ De tabel toont voor elke eco-tech.
nologie in welk jaar voor het eerst patenten in die
technologie zijn aangevraagd vanuit een Nederlandse
provincie (gemeten vanaf 1982), welke provincie
dat was en hoe hoog de gerelateerde technologische
dichtheid op dat moment was. De laatste kolom laat
zien hoeveel Europese regio’s al voorafgaand aan de
Nederlandse provincie begonnen waren met de ontwikkeling van patenten in deze eco-technologie.
Gemiddeld genomen is de gerelateerde technologische dichtheid 22 procent. In veel Nederlandse provincies was het percentage inderdaad hoger toen de
regio startte met een substantiële ontwikkeling van
een eco-technologie. Maar er zijn ook uitzonderingen. Opvallend is bijvoorbeeld de vroege toetreding
tot windenergie in de regio’s Overijssel, Gelderland
en Noord-Brabant, ondanks de zeer beperkte aanwezigheid van een gerelateerde kennisbasis. Hetzelfde
geldt voor Noord-Holland bij de ontwikkeling van
patenten in ‘controle- en regeltechnieken’ en voor
Gelderland in de ‘halfgeleiderlampen’. Maar ook het
omgekeerde komt voor: ondanks een sterk gerelateerde kennisbasis, werden er in Noord-Brabant pas
patenten ontwikkeld in ‘energiereductie kabelnetwerken’ toen dit al in vrij veel andere Europese regio’s was
gebeurd. En ook in Gelderland werden pas vrij laat
patenten in ‘warmte/koeltechnologie’ ontwikkeld,
ondanks een sterk gerelateerde lokale kennisbasis.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 99 (4698S) 20 november 2014

Ruimtelijke dynamiek ESB

Opkomst van eco-technologieën in
Nederland vanaf 19821

Jaargang 99 (4698S) 20 november 2014

Gerelateerde
technologische
dichtheid (%)

Aantal eerdere
EU-regio’s

N-Brabant

1982

55,6

0

Limburg
Overijssel
Gelderland
N-Holland
N-Holland

1982
1982
1982
1982
1982

13,3
0,0
8,3
0,0
33,3

0
0
0
0
0

N-Brabant
N-Holland
Overijssel
Gelderland
Z-Holland

1982
1983
1983
1983
1983

0,0
0,0
38,1
0,0
73,2

0
0
6
3
2

N-Brabant
N-Brabant
N-Holland
Z-Holland
N-Brabant
N-Brabant
Gelderland
N-Holland
N-Holland
Gelderland
N-Brabant
Efficiënte besturingssystemen
N-Brabant
Controle- en regeltechnieken
N-Holland
Opslag/afvang overige broeikasgassen N-Holland
Supergeleiders
N-Brabant
Zonnecellen
Z-Holland
Warmte- en koeltechnologie
Gelderland
Energieopslag en transmissie
N-Brabant
elektrisch rijden
Smart grids
N-Brabant
Zon thermisch
Limburg
Energie uit de zee
N-Holland
Efficiënte aandrijving luchtvaart
Gelderland
Z-Holland
Energiereductie kabelnetwerken
N-Brabant
Waterstoftoepassing in transport
N-Holland
Reductie luchtweerstand
Z-Holland
N-Brabant
Motormanagementsystemen
Limburg
Gewichtsreductie in luchtvaart
Limburg

1983
1983
1984
1984
1984
1985
1985
1985
1985
1985
1985
1986
1987
1987
1987
1989
1990
1990

38,9
0,0
6,1
47,4
38,5
68,8
1,9
58,4
21,2
35,7
33,2
100,0
5,1
47,4
70,0
12,8
58,2
30,7

0
10
8
14
7
0
1
22
24
3
3
3
11
11
6
40
19
28

1991
1991
1993
1995
1995
1997
1998
2002
2002
2003
2004

50,5
23,3
13,6
29,5
16,5
83,1
7,7
25,1
5,5
3,3
26,8

36
45
32
51
52
17
14
49
49
60
60

Eco-technologie
Energiebesparing gloei- en
gasontladingslampen
Huisverwarming
Windenergie

Combineren verbranding, warmte,
elektriciteit
Brandstof uit afval
Overige warmte- en koeltechnologieën
Schakelende voeding
Opslag en afvang van CO2
Efficiënte verbranding /
warmtegebruik
Brandstofcellen
Efficiënte verbrandingsmotoren
Waterkracht
Energieopslag en distributie waterstof
Hybride voertuigen
Hogedruk-/gasontladingslampen
Halfgeleiderlampen (leds)
Biobrandstoffen
Batterijtechnologie
Broeikasgasreductie algemeen

Modelresultaten

Tabel 2 (model 1) laat zien dat de gerelateerde technologische dichtheid binnen een Europese regio een
statistisch significant en positief effect heeft op de kans
dat daar patenten worden ontwikkeld in een van de 35
eco-technologieën. Als we veronderstellen dat de gerelateerde dichtheid van een van de eco-technologieën
in een regio met tien procent toeneemt en alle andere
factoren die verder van invloed zijn, gelijk blijven dan
stijgt de kans dat in deze regio een bovengemiddeld
aandeel patenten in die eco-technologie wordt ontwikkeld met 18,7 procent (de exponent van 0,017
maal 10). Ook voor eco-technologieën geldt dus dat
deze meestal voortbouwen op kennis die reeds eerder
in een regio is ontwikkeld.
Het is niet mogelijk direct te onderzoeken of nationaal beleid van invloed was op de kans dat er in regio’s
eco-technologieën werden ontwikkeld. Dat zou gedetailleerde gegevens vereisen voor elk Europees land
over het type beleid dat daar de afgelopen decennia is
gevoerd met het specifieke doel om eco-technologieën

tabel 1

Aanvang ontwik­
keling

Met behulp van een duuranalyse toetsen we of het gemiddeld genomen zo is dat een gerelateerde regionale
kennisbasis de kans verhoogt dat een Europese regio
in een vroeg stadium startte met de substantiële ontwikkeling van patenten in een eco-technologie. Het
voordeel van dit model is dat het niet alleen de kans
op toetreding tot de technologie schat, maar ook rekening houdt met hoeveel tijd reeds is verstreken. Vaak is
er sprake van een regionale diffusie van technologieën,
waardoor de kans dat een regio een technologie ontwikkelt groter wordt naarmate er meer jaren zijn verstreken na de introductie ervan.
Bovendien maakt de duuranalyse het ook mogelijk om te controleren voor andere factoren die van invloed zijn op de kans dat er in een regio een bovengemiddeld aandeel eco-patenten wordt ontwikkeld. Om
te voorkomen dat het effect van de gerelateerde kennisbasis eigenlijk regionale verschillen in omvang of een
algemeen goed ontwikkelde kennisbasis weerspiegelt,
nemen we voor elke regio zowel de totale R&D-uitgaven, het totaal aantal patenten als de bevolkingsdichtheid mee in het model. Daarnaast wordt gecontroleerd
we voor verschillen in de omvang en ontwikkeling van
de eco-technologieën door het opnemen van het aantal uitvinders en de algemene groei van het aantal patenten in de technologieklasse.

Provincie

Duuranalyse

De tabel geeft de gerelateerde technologische dichtheid van de regio weer, één jaar voordat de
regio voor het eerst een bovengemiddeld aandeel patenten in de eco-technologie ontwikkelde

1

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

41

ESB Dossier Ecosystemen voor ondernemen

tabel 2
De kans op substantiële ontwikkeling van
eco-patenten in Europese regio’s, 1982–2005

Model 1

Model 2

Gerelateerde technologische dichtheid

0,017***

0,017***

R&D-investeringen (ln)

0,031

0,073***

Bevolkingsdichtheid

0,059***

0,076***

Totaal aantal patenten (ln)

0,605***

0,563***

Aantal uitvinders in technologie (ln)

0,347***

0,346***

Groei van het aantal patenten in technologie

0,471***

België

0,465***
–0,244*

Zwitserland

0,507***

Duitsland

0,197*

Italië

0,174*

Noorwegen

0,329**

Portugal

0,590**

Constante

–10,80***

–10,82***

*/**/*** Significant op respectievelijk tien-, vijf- en eenprocentsniveau

te stimuleren. Wel kan meer in het algemeen worden
onderzocht of in sommige landen regio’s een grotere
kans hadden op het in een vroeg stadium ontwikkelen van eco-technologieën. Als alle regio’s in een land
structureel eerder eco-technologieën hebben ontwikkeld, dan suggereert dit dat daar bijzondere omstandigheden een rol spelen.
Voor een aantal landen blijkt dat inderdaad het
geval te zijn: model 2 laat zien dat in vergelijking met
regio’s in Nederland de kans dat een regio in Portugal
in deze periode voor het eerst eco-patenten aanvraagt
1,8 keer groter is, in Zwitserland 1,7 keer groter, in
Noorwegen 1,4 keer groter, en in Duitsland en Italië
ongeveer 1,2 keer groter. Alleen voor Belgische regio’s
is die kans lager dan voor Nederlandse regio’s (0,2
keer lager). Ook als we rekening houden met het land
waarin een regio ligt, blijft het effect van gerelateerde
technologische dichtheid gelijk. Ofwel: het is niet zo
dat het positieve effect van de gerelateerde kennisbasis
eigenlijk voortkomt uit specifieke omstandigheden in
landen, zoals bijvoorbeeld het duurzaamheidsbeleid.
Conclusie

Literatuur
Berge, M. van den, en A. Weterings (2014) Relatedness in eco-technological development in European regions. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving.
Boschma, R., P.A. Balland en D.F. Kogler (2014) Relatedness and technological change in cities: the rise and fall of technological knowledge in U.S. metropolitan areas
from 1981 to 2010. Industrial and Corporate Change, 9 mei.
Dechezleprêtre, A., R. Martin en M. Mohnen (2013) Knowledge spillovers from clean
and dirty technologies: a patent citation analysis. Werkdocument, London School of
Economics.
Ministerie van Economische Zaken (2013) Kamerbrief Groene Groei: voor een sterke,
duurzame economie. Den Haag: EZ.
Hidalgo, C.A., B. Klinger, A.-L. Barabasi en R. Hausmann (2007) The product
space conditions the development of nations. Science, 317(5837), 482–487.
Neffke, F., M. Henning en R. Boschma (2011) How do regions diversify over time?
Industry relatedness and the development of new growth paths in regions. Economic Geography, 87(3), 237–265.
PBL (2013) Green gains. In search of opportunities for the Dutch economy. Den Haag:
Planbureau voor de Leefomgeving.
Tödtling, F. en M. Trippl (2005) One size fits all? Towards a differentiated regional
innovation policy approach. Research Policy, 34(8), 1203–1219.
WRR (2013) Naar een lerende economie; investeren in het verdienvermogen van

Eco-technologieën bouwen niet alleen voort op reeds
bestaande kennis, maar de aanwezigheid van dat soort
kennis in Europese regio’s heeft ook de kans vergroot
dat men er de ontwikkeling van eco-technologieën
startte. Regio’s doen er dus goed aan om voort te bouwen op hun lokale kennisbasis, want dat blijkt een
effectieve manier om te diversifiëren in nieuwe ecotechnologieën. Dit betekent dat het ontwerpen van
een regionaal toegesneden innovatiebeleid ook op het
gebied van eco-technologieën wenselijk is.
Daarnaast kan het beïnvloeden van landelijke factoren – zoals een proactief landelijk innovatie-beleid
op het gebied van duurzaamheid – vruchten afwerpen,
maar de kans van slagen is groter als dit goed aansluit
bij potenties die in de regio’s al aanwezig zijn. Zelfs
als in Nederland de behoefte zou bestaan om een pioniersfunctie te vervullen op het gebied van nieuwe
duurzame technologie (dat wil zeggen inzetten op
radicale eco-technologieën die nog nergens anders
zijn ontwikkeld) dan nog is het aan te bevelen om de
huidige kennisbasis in regio’s als uitgangspunt voor
het beleid te nemen. Om vanuit het niets radicale
eco-technologieën te stimuleren met behulp van overheidsgeld is en blijft uitermate risicovol.

Nederland. WRR-rapport, 90.

42

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 99 (4698S) 20 november 2014

Auteurs