Ga direct naar de content

Publiek private politie?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 13 2000

Publiek private politie?
Aute ur(s ):
Reitsma, A.M. (auteur)
Ve rs che ne n in:
ESB, 85e jaargang, nr. 4273, pagina 749, 29 september 2000 (datum)
Rubrie k :
Van de redactie
Tre fw oord(e n):

In de gemeente Utrecht en een tweetal gemeenten in Noord-Brabant betalen winkeliers en discotheekeigenaren mee voor de inzet van
extra agenten op straat. Dat meldt de Volkskrant van 25 september.
Zulke meebetaling of doorberekening is intuïtief aantrekkelijk. Het lijkt immers niet logisch dat de hele gemeenschap betaalt voor de
kosten van politie-inzet bij gelegenheden waar maar een beperkt aantal mensen van profiteert. Voorzover mensen zichzelf van
consumptie van de ter plaatse gegarandeerde openbare orde kunnen uitsluiten, bijvoorbeeld omdat ze niet naar de betrokken discotheek
gaan, en het goed specifiek geboden wordt aan een private aanbieder, is niet langer sprake van een zuiver collectief goed. Het lijkt dan
een gemiste kans om de kosten niet specifiek toe te rekenen.
De moeilijkheid met de politie is dat haar kracht schuilt in de mogelijkheid de orde strafrechtelijk te handhaven. Dit recht is voorbehouden
aan overheidsinstanties en kan alleen gelegitimeerd worden vanuit een collectief doel: bescherming van het collectieve goed rechtsorde.
In die zin onderscheidt de politie zich van een private beveiligingsdienst en hebben de door haar geleverde diensten dan ook een
‘meerwaarde’. Dat blijkt ook wel: als private veiligheidsdiensten hadden volstaan, hadden de betrokken discotheken en winkelcentra net
zo goed een private veiligheidsdienst kunnen inhuren.
Over deze materie verscheen vorig jaar het rapport Geld speelt (g)een rol 1. Hierin werd onderzocht of en onder welke omstandigheden
doorberekening van politiekosten wenselijk was. Voorop stelde dit rapport dat de politie niet “te koop” mag zijn: particulieren mogen niet
uitmaken of, waar en wanneer politie mag worden ingezet. Bovendien mag eventuele doorberekening niet ten koste gaan van de
handhaving van openbare orde en veiligheid op andere plaatsen en andere tijdstippen. Hiermee geeft de bij het rapport betrokken
werkgroep er blijk van dat inderdaad een collectief goed in het geding is. Zouden immers particulieren kunnen uitmaken hoe en waar de
rechtsorde gehandhaafd wordt, dan zouden burgers met meer geld stelselmatig meer van strafrechtelijke handhaving kunnen profiteren.
Dat zou zowel het ‘collectieve’ aanbod zelf als het begrip rechtsorde kunnen uithollen. Meebetaling aan een zo specifiek goed als
handhaving van de rechtsorde lijkt dus toch niet in de rede te liggen.
Het rapport gaf echter aan dat in bijzondere omstandigheden, wanneer de verhouding tussen private en publieke baten en lasten uit
balans is, doorberekening kan worden overwogen. Zulke situaties kunnen zich aldus het rapport voordoen wanneer voor een evenement
excessieve politie-inzet nodig is. Daarvan is in het geval van de discotheken geen sprake. Het gaat om twee extra agenten. Maar voor die
twee was, volgens de in Den Haag vastgelegde toedeling van middelen, geen ruimte. In relatie tot de lokaal gedefinieerde vraag is er dus
toch sprake van een exces. Ligt doorberekening dus in de rede?
Nee! Want hetzelfde ‘Den Haag’ bepaalde vorige maand dat doorberekening van politiekosten aan particulieren “principieel onjuist is” 2.
Zelfs als de inzet van politie excessief is, dan nog is ordehandhaving zoals het voorkomen en beheersen van rellen, vernielingen en
vechtpartijen, waaruit in essentie de taak van de politie bij surveillance bij discotheken bestaat, een “wezenlijke en eigenlijke kerntaak”
van de overheid. “Daarbij kan geen onderscheid worden gemaakt naar personen of de aanleiding van de ordeverstoring.
Daarmee lijkt de discussie beslecht: bij deze definitie van het collectieve goed ‘handhaving van de rechtsorde’ kan geen meebetaling
plaatsvinden: vanuit de publieke verantwoordelijkheid de orde te handhaven behoort het goed ook geheel gefinancierd te worden uit de
collectieve middelen.
Toch heeft het ministerie geoordeeld dat de gang van zaken in Brabant en Utrecht toelaatbaar is. Zolang het gezag over de politie maar
bij de gemeente blijft en de betaling niet direct via de particulier naar de politie gaat, maar via de gemeente loopt is er formeel geen sprake
van doorberekening maar van een “publiek-private aanpak”. Precies hiervan is nu in de betrokken gemeenten sprake. Winkeliers,
discotheken en gemeenten tekenden een convenant waarin de kosten worden gedeeld en de politie-inzet in wezen ook: als de extra
agenten wegens calamiteiten elders nodig zijn, kunnen ze worden opgeroepen.
Dit is natuurlijk geen houdbare vorm van publiek private samenwerking. De prikkels voor private partijen zijn in orde. Daar zij niet
daadwerkelijk kunnen beschikken over de agenten, blijft er een noodzaak om ook zelf de veiligheid te waarborgen. Aan moreel risico van
private partijen zal de overeenkomst dus niet direct ten onder gaan. Voor de overheid liggen de prikkels echter verkeerd. Als de overheid
stelt dat het niet uitmaakt wie de bron van de ordeverstoring vormt, moet de vraag naar ordehandhaving van de discotheken worden
opgevat als een algemene stijging van de vraag naar collectieve diensten. Het aantal agenten moet daaraan worden aangepast. Gebeurt
dit niet dan dreigt de overheid zelf, in afwachting van meebetaling, structureel te weinig agenten in te zetten. Het gevaar dat de markt dan
toch de rechtsorde gaat bepalen, is levensgroot

1 Geld speelt (g)een rol, rapport van de werkgroep doorberekening politiekosten, in opdracht van het ministerie van Binnenlandse
Zaken, Den Haag, november 1999.
2 Zie http://www.minbzk.nl/view.asp?id_teksten=1984&update=y

Copyright © 2000 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur