Ga direct naar de content

Familiebedrijven en beleid

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 13 2000

Familiebedrijven en beleid
Aute ur(s ):
Ybema, G. (auteur)
De auteur is staatssecretaris van Economische Zaken. Met dank aan Sander Baljé.
Ve rs che ne n in:
ESB, 85e jaargang, nr. 4273, pagina 761, 29 september 2000 (datum)
Rubrie k :
Thema
Tre fw oord(e n):
familiebedrijven

Familiebedrijven hebben problemen met de bedrijfsopvolging en groei. Hoe kan dit opgelost worden en door wie?
In de nieuwe economie speelt ondernemerschap een cruciale rol. Verschillende instellingen en bedrijven komen onafhankelijk van
elkaar tot de conclusie dat een ondernemende samenleving, in al haar facetten, noodzakelijk is om de groeibelofte van de nieuwe
economie te verzilveren 1. Gezien het werkgelegenheidsbelang (zie kader) spelen ook familiebedrijven hierin een duidelijke rol. Uit
verschillende onderzoeken blijkt echter dat familiebedrijven in vergelijking tot andere bedrijven twee specifieke knelpunten
ondervinden: bedrijfsopvolging en groei. Hoe kan ervoor gezorgd worden dat deze, nauw met elkaar verbonden, problemen de
familiebedrijven minder tot last worden? In dit artikel probeer ik op deze vraag een antwoord te geven.

Definitie en belang van familiebedrijven
Over de definitie van familiebedrijven bestaat internationaal nog geen overeenstemming 2. In Nederland wordt veelal uitgegaan
van de definitie die vanaf 1992 door Universiteit Nyenrode wordt gehanteerd 3. Volgens deze definitie is een bedrijf een
familiebedrijf, indien het aan minstens één van de volgende drie criteria voldoet: meer dan vijftig procent van de aandelen of
certificaten is in handen van één familie; één familie is in staat aanzienlijke invloed uit te oefenen; een belangrijk aantal leden
van de ondernemingsleiding is afkomstig uit één familie.

Aantal familiebedrijven
Het aantal familiebedrijven in Nederland is aanzienlijk (zie tabel 1). Het is een misvatting dat familiebedrijven alleen voorkomen
in het midden- en kleinbedrijf. Bijna de helft van de grote Nederlandse bedrijven is een familiebedrijf, terwijl ook voor 37 procent
van de Fortune 500 in de Verenigde Staten geldt dat zij een familiebedrijf zijn 4.

Tabel 1. Aantal familiebedrijven in Nederland, 2000
Aantal
Werknemers

aantal
bedrijvenb

1 – 9
10 – 99
100 of meer
totaal

285.000
57.100
6.700
348.800

% familiebedrijven
85a
77
47
83

aantal familiebedrijven
242.000
44.000
3.100
289.100

a. Schatting..
b. Centraal Bureau voor de Statistiek, Statistisch jaarboek 2000, Sdu-uitgeverij,
Den Haag, 2000.

Ook het belang van familiebedrijven voor de Nederlandse economie wordt vaak onderschat. Zo komt meer dan veertig procent
van de werkgelegenheid ruim veertig procent van het bbp voor rekening van de familiebedrijven 5. De continuïteit van
familiebedrijven is dan ook van essentieel belang voor de Nederlandse economie.

Bedrijfsopvolging

In Nederland bestaat er, net als in veel andere Europese landen en de Verenigde Staten, een behoorlijk aantal familiebedrijven dat de
komende jaren te maken krijgt met opvolging (tenminste 6000 per jaar). Slechts een klein percentage van de familiebedrijven is echter
actief met de bedrijfsopvolging bezig (zeventien procent) 6.
Van de ondernemers die met opvolging bezig zijn of erover nadenken, ondervindt bijna de helft één of meer grote knelpunten.
Wordt tijdig een bedrijfsopvolger gevonden dan komt dat vaak ten goede aan de prestaties van het familiebedrijf. Zo constateert het
EIM in een recent onderzoek naar groeipatronen van het Nederlandse bedrijfsleven dat omslagpunten naar een hoger groeipad
samenvallen met het aantreden van een nieuwe generatie ondernemers 7.
Serieel ondernemerschap
Daarnaast schept het goed regelen van de bedrijfsopvolging ook meer ruimte voor het seriële ondernemerschap. Daaronder wordt
verstaan: ondernemers die hun bedrijf verkopen en vervolgens weer een nieuw bedrijf opzetten, een nieuwe ondernemer gaan begeleiden
of in hem investeren. Vaak wordt bij seriële ondernemers gedacht aan relatief jonge en ambitieuze mensen die door middel van een
beursgang kapitaal vergaren met het doel een nieuw bedrijf op te zetten. Dat nemen we dikwijls waar in sectoren als de informatie- en
communicatietechnologie. Maar ook ondernemers van familiebedrijven in geheel andere sectoren kunnen na de bedrijfsopvolging een rol
als seriële ondernemer gaan vervullen: of als nieuwe ondernemer, of als ‘informal investor’ of als coach van een startende ondernemer. In
de Verenigde Staten krijgt deze trend al gestalte. Zo blijkt uit recent onderzoek onder snelle groeiers, dikwijls familiebedrijven, dat zij vaak
al eerder een bedrijf hebben opgezet: bijna vijftig procent meer dan in Nederland. Door de knelpunten met betrekking tot
bedrijfsopvolging voor familiebedrijven te verminderen kan deze potentiële bron van seriële ondernemers beter worden benut. Naar
verwachting heeft dit vervolgens een positief effect op het benutten van het in Nederland aanwezige ‘informele kapitaal’, op het
aanbieden van coaching en advies door (oud)-ondernemers en tenslotte op het vergroten van het aantal starters. Kortom; een duidelijke
impuls voor het Nederlandse ondernemerschap!
Groei
De groei van een onderneming is afhankelijk van interne- en externe factoren 8. In een onderzoek van de universiteit Nyenrode naar
groeibarrières worden twee barrières beschreven, respectievelijk de arbeidsmarkt en de kapitaalmarkt, die ervoor zorgen dat de
groeicijfers van familiebedrijven wat lager uitvallen 9. De problemen op de arbeidsmarkt blijken voornamelijk door het negatieve imago
van familiebedrijven te worden veroorzaakt. De problemen op de kapitaalmarkt komen vooral voort uit de gebrekkige communicatie
tussen financiers en familiebedrijven. Familiebedrijven zijn van mening dat financiers onvoldoende begrip hebben voor de
karakteristieken van hun bedrijf. Financiers zien daarentegen het risicoprofiel van de familiebedrijven, zeker ten tijde van
bedrijfsopvolging, als een groot probleem.
Oplossingen
Ondernemerschap is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de ondernemer zelf. Dat geldt uiteraard ook voor familiebedrijven. Zij
moeten zelf zorg dragen voor een goede interne bedrijfsvoering. Daar hoort ook het plannen van de bedrijfsopvolging en het benutten
van het groeipotentieel bij.
Branche-organisaties en private partijen als banken en accountants kunnen vooral een rol spelen bij het bewust maken van het
opvolgingsprobleem bij de familiebedrijven. Dat gebeurt inmiddels volop. Dat is ook niet vreemd: familiebedrijven vormen immers een
grote doelgroep met specifieke adviesbehoeften.
Rol van de overheid
De verantwoordelijkheid van de overheid, ligt in het scheppen van condities waarbinnen succesvol ondernemerschap mogelijk is. Zo
bevordert de overheid dat knelpunten in het Belastingstelsel voor familiebedrijven worden weggenomen. In het wetsvoorstel
Ondernemerspakket 2001 10 is een zogenaamde doorschuifregeling voor een onderneming naar mede-ondernemers voorgesteld. Met
deze regeling verbeteren de kansen voor succesvolle bedrijfsovernames sterk en de continuïteit van bedrijven wordt niet langer bedreigd
indien opvolging niet op een adequate manier in familieverband geregeld kan worden (zeventig procent zoekt nog steeds een opvolger
binnen de eigen familie). In het rapport De warme, de koude en de dode hand van de werkgroep Modernisering Successiewetgeving
wordt een aantal voorstellen gedaan om belastingheffing over ondernemingsvermogen bij vererving en schenking te reduceren. Het
kabinet zal zo spoedig mogelijk beginnen met het formuleren van een standpunt over deze voorstellen 11.
Daarnaast levert de overheid via de Kamers van Koophandel door middel van een pakket voorlichtingsproducten een bijdrage aan
bewustwording bij de doelgroep. In het beleid gericht op (potentiële) snelle groeiers wordt bekeken of er meer aandacht voor
familiebedrijven en bedrijfsopvolging in het Growth Plus-netwerk noodzakelijk is (Growth Plus is een netwerk van en voor snelgroeiende
bedrijven) 12. Via de recentelijk ingestelde commissie Ondernemerschap en Onderwijs wordt intensief gewerkt aan het positiever
benaderen van ondernemerschap door leerlingen en studenten. Deze aanpak zal ook een positief effect hebben voor de
aantrekkingskracht van familiebedrijven. Wat betreft de knelpunten op de kapitaalmarkt denk ik dat het voornamelijk een probleem van
ongelijke informatie is. De overheid kan met het Besluit Borgstellingsregeling MKB een positieve bijdrage leveren, maar de grote slag
moet gemaakt worden door beide partijen zich beter te laten verdiepen in elkaars positie.
Conclusie
Familiebedrijven kunnen een belangrijke rol in onze economie blijven spelen. Maar dan dienen hun knelpunten wel opgelost te worden.
De ondernemers zijn daar in eerste instantie zélf verantwoordelijk voor. De rol van de overheid ligt op een aantal terreinen, variërend van
het Belastingstelsel tot de commissie Ondernemerschap en Onderwijs. Daarnaast dienen branche-organisaties en private partijen zich
nadrukkelijk(er) te manifesteren op het terrein van bewustwording en advisering aan familiebedrijven

1 Zie onder andere OESO, A new economy? The changing role of innovation and information technology in growth, Parijs, 2000. ING,
MKB, Miljoenennota 2000, Amsterdam, 2000.
2 W.C. Handler, Succession in family business: a review of the research, Family Business Review, 1994, blz. 133-157.
3 R.H. Flören, The significance of family business in the Netherlands, Family Business Review, 1998, blz. 121-134.
4 M.C. Shanker, J.H. Astrachan, Myths and realities: family businesses’ contribution to the US economy – A framework for assessing
family business statistics, Family Business Review, 1996, blz. 107-123.
5 R.H. Flören, The significance of family business in the Netherlands, Family Business Review, 1998, blz. 121-134.
6 EZ, Ondernemerschapsmonitor maart 2000, Den Haag, 2000.
7 EIM, Groeipatronen van bedrijven, Zoetermeer, 2000 (onderzoek in opdracht van EZ).
8 EZ, De ondernemende samenleving, Den Haag, 1999 (TK, 1998/1999, 26376 nr. 1).
9 Universiteit Nyenrode, Stimuleren van groei bij familiebedrijven, Breukelen, 1999.
10 Op 27 juni 2000 aangeboden aan de Tweede Kamer, NR. 00/145
11 Ministerie van Financiën, maart 2000.
12 G. Ybema en S.H. Baljé, Snel groeien in de informatie-economie, ESB, blz. 903-905, 1999.

Copyright © 2000 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur