Moet Nederland stoppen met de euro of kiezen voor een begrotingsunie met eurobonds? Dat is een vraagstuk waar politici omheen lopen. Een nieuwe crisis zal ons echter dwingen te kiezen.
Wie het debat over de toekomst van de eurozone volgt, zal vaak lezen dat voor een goede werking van de muntunie een eurozone-begroting met stabiliserende werking nodig is. Maar hoe sterk is de economische onderbouwing voor dit pleidooi?
De nieuwste voorstellen tot verdieping van de EMU zullen nog meer nationale bevoegdheden overhevelen naar het Europese niveau. Maar zullen de nationale politieke partijen wel steun geven aan een steeds verdergaande Europese samenwerking?
Ondanks de beperkte omvang van de EU-begroting, vertoont de Europese Unie al trekken van een begrotingsunie. Een overzicht van het Europese instrumentarium.
Het denken over een begrotingsunie kan niet los worden gezien van de politieke dimensie van de Europese integratie. Vijf crisislessen maken dit duidelijk.
Uit de ramingen van de OESO voor vijftien ontwikkelde landen vanaf 1971 blijkt dat onderschatting van de conjunctuur niet uniek is voor Nederland en van alle tijden is.
Uit de lenteraming van de Europese Commissie blijkt dat de economie van de eurozone verder aantrekt. Tegelijkertijd spannen veel lidstaten zich dit jaar minder in om begrotingstekorten terug te dringen.
Om de groei van de zorguitgaven te beheersen, vertrouwt het kabinet op het macrobeheersinstrument (mbi) als ultiem machtsmiddel. Dit instrument leidt in zijn huidige vorm echter tot een perverse prikkel bij aanbieders en is bovendien juridisch kwetsbaar. Een andere aanpak verdient de voorkeur.
Bilaterale handelsakkoorden nemen handelsbarrières weg tussen landen en bevorderen daarmee de wederzijdse handel. Akkoorden volgen echter verschillende regels om de nationaliteit van producten vast te stellen. Hierbij zijn vereenvoudiging en harmonisatie van belang om te voorkomen dat enkel grote bedrijven kunnen profiteren van de voordelen van handelsakkoorden.
Consumenten weten vaak wel dat de huidige spaarrente vrijwel nul is, maar achten een spaarrente van 3,4 procent normaal. Dit psychologische ‘anker’ leidt mogelijk tot een zoektocht naar meer rendement en risico, wat tot onverstandige keuzes kan leiden.