Political economy of development, conflict, and business networks
Vrije Universiteit Amsterdam
19 januari
Een van de belangrijkste hoekstenen van de door de Verenigde Staten geleide militaire interventies in Afghanistan en Irak waren wederopbouwactiviteiten, zoals het investeren in infrastructuur en diensten in de landbouw, transport, onderwijs, gezondheid en veiligheid. Alleen voor dit doel heeft de Amerikaanse regering meer dan honderd miljard dollar uitgegeven aan Afghanistan en meer dan tachtig miljard aan Irak. Deze investeringen worden gedaan in de verwachting dat wederopbouw ‘harten en geesten wint’ in de strijd tegen opstandelingen. Deze veronderstelling, die met name leeft onder beleidsmakers, militaire strategen en politici, is echter zelden getest. Onderzoek op dit gebied werd gehinderd door de vertrouwelijkheid van gegevens over militaire uitgaven, opstandige activiteiten en de publieke opinie in conflictsituaties. De scheiding tussen beleid en bewijs heeft me gemotiveerd om veldinterviews uit te voeren in Afghanistan, een formele economische theorie en een beveiligde toegang tot zeldzame militaire gegevens te ontwikkelen, en econometrische analyses uit te voeren.
Ik ontwikkel een theoretisch kader, waarin het politieke sentiment het niveau van steun vanuit de gemeenschap voor een opstand bepaalt. Op basis van interviews uit het veld, vind ik dat wederopbouwprojecten gewaardeerd worden als ze gebaseerd zijn op humanitaire gronden, maar juist niet als ze ideologische fricties veroorzaken. De relatieve mate waarin projecten gebaseerd zijn op een van beide gronden bepaalt het niveau van politiek gemotiveerd geweld. Ik test deze theorie met unieke data uit Afghanistan van 120.000 ontwikkelingsprojecten en meer dan 5.000 geweldsincidenten.
De resultaten suggereren dat wanneer buitenlandse militairen gezondheidsdiensten leveren (ziekenhuizen bouwen, verpleegkundigen opleiden en medische uitrusting aanbieden), hun inspanningen worden beantwoord met een verbetering van de lokale veiligheid. Maar wanneer diezelfde militairen onderwijsprojecten beheren (scholen bouwen, leraren opleiden en lesmateriaal aanbieden), wordt het lokale conflict juist intenser. De studie suggereert dat buitenlandse legers aanvallen door opstandelingen met twintig procent kunnen doen afnemen door de onderwijsprojecten met één standaarddeviatie te laten afnemen. Deze bevindingen ondersteunen een theorie die politieke weerstand als de kern van een opstand ziet, in plaats van winstzucht. Ook vind ik dat de opbrengsten van het heroriënteren van ontwikkeling van onderwijs naar gezondheid nog sterker zouden zijn in het conservatieve zuiden van Afghanistan. De data suggereren dat in die provincies Afghanen antipathie tegen internationale troepen uiten als gevolg van onderwijsprogrammering.
Auteur
Categorieën