De modellen van zowel de Europese Centrale Bank als de Federal Reserve slaagden er niet in om de sterke stijging van de inflatie in 2022 accuraat te voorspellen. Dat is niet verrassend: macro-economische modellen worden vooral gebouwd opdat ze empirisch valide worden geacht, hetgeen meestal betekent dat ze goed historische patronen kunnen reproduceren. De inflatie in 2022 was echter het gevolg van gebeurtenissen zonder een historisch precedent, zoals bijvoorbeeld het heropenen van de economieën na de coronacrisis en de oorlog in Oekraïne.
In mijn dissertatie staat centraal hoe de macro-economische modellen gebouwd zijn en hoe ze zijn gevalideerd. Modellen zijn gebouwd met een bepaald doel, en de validatie bestaat uit de toetsing of het model recht doet aan dit doel. Modelbouw kan worden gezien als het ontwikkelen van een model dat valide is in relatie tot het modeldoel. Het onderzoek is opgebouwd uit drie casussen die ons iets over de modelbouw en -validatie leren.
De eerste casus behandelt de validatie van de relatief nieuwe modellen waarin het gedrag van een agent centraal staat. Dit zijn computersimulaties waarin er een groot aantal gemodelleerde economische agenten onderling interacteren. De uitkomst van deze casus is dat dit type model een unieke structuur heeft die een eigen manier van validatie vereist: niet alleen de uitkomsten op macro-niveau dienen consistent te zijn met de empirie, maar ook het gedrag van de gemodelleerde economische agenten op micro-niveau.
De tweede casus richt zich op de zogeheten dynamische stochastische algemeen-evenwichtsmodellen. De fundamenten van deze modellen zijn de algemeen-evenwichtstheorie en micro-economische nutsmaximalisatie. Dit type model wordt voornamelijk gebruikt door centrale banken en planbureaus. De casus beschrijft hoe het toepassen van statistische methoden om de parameters van het model te schatten het mogelijk heeft gemaakt om steeds grotere en meer complexe modellen te bouwen van dit type. De keerzijde hiervan is dat de uitkomsten van model-evaluaties moeilijker te begrijpen zijn.
De derde casus gaat over het fenomeen van modeloverdracht tussen verschillende wetenschappelijke vakgebieden. Ter illustratie is het model van het Yule Process onderzocht. Dit model is ontwikkeld binnen de evolutionaire biologie, maar is later gebruikt in de economie. Een belangrijke verklaring voor zo’n modeloverdracht is het bestaan van de universele empirische patronen.
De inzichten vanuit deze drie casussen worden verwerkt tot een nieuw modelconstructieraamwerk.
Auteur
Categorieën