Paul Bokern is wetenschappelijk medewerker bij het Centraal Bureau voor de Statistiek. Het onderzoek is gesubsidieerd door Netspar.
Sinds de invoering van de Wet op het financieel toezicht (Wft) zijn financiële instellingen in Nederland verplicht om een risicoprofiel op te stellen wanneer ze consumenten adviseren over beleggingen en vermogensbeheer. Naast persoonlijke en financiële gegevens gaat het daarbij om welke risico’s consumenten willen nemen, oftewel hun risicohouding. In de praktijk is het echter niet altijd duidelijk op welke manier deze risicohouding gemeten moet worden.
Er zijn grofweg twee manieren om dit soort voorkeuren uit te vragen. Ten eerste zijn er economische experimenten waarbij mensen gevraagd wordt beslissingen te nemen, meestal met echte financiële prikkels, waaruit voorkeuren worden afgeleid. Het voordeel van dit soort methoden is dat het een kwantitatief interpreteerbare uitkomst oplevert. Mede daarom raadt de Autoriteit Financiële Markten aan om de risicohouding te meten met een methode die past binnen deze categorie. Een nadeel ervan is dat het veel uitleg vereist en duur kan zijn om te implementeren.
Ten tweede zijn er methoden waarbij mensen wordt gevraagd om aan te geven hoe ze hun eigen voorkeuren zien. Dit soort enquêtevragen zijn makkelijk en goedkoop te stellen, maar leveren daarentegen geen kwantitatief interpreteerbare uitkomst op.
In mijn proefschrift meet ik de risicovoorkeuren in een steekproef van de Nederlandse bevolking met zowel economische experimenten als enquêtevragen. Naast risicovoorkeuren kijk ik ook naar tijdsvoorkeuren (de afweging tussen nu en de toekomst) en sociale voorkeuren (de afweging tussen het eigen belang en dat van anderen). De uitkomsten heb ik vervolgens gekoppeld aan gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Ten eerste vergelijk ik verschillende meetmethodes voor risicovoorkeuren. Hier vind ik dat uitkomsten van enquêtevragen sterker verband houden met het spaar- en investeringsgedrag van mensen dan met de uitkomsten van economische experimenten.
Ten tweede onderzoek ik of voorkeuren veranderen na levensgebeurtenissen en tijdens de coronacrisis. In beide gevallen bleven de gemeten voorkeuren opmerkelijk stabiel.
Tot slot vergelijk ik de voorkeuren van werknemers en zelfstandigen. Zelfstandigen nemen bijvoorbeeld meer risico’s in de economische experimenten en dat blijkt ook uit hun antwoorden op enquêtevragen.
Auteur
Categorieën