Ga direct naar de content

Prikkels hebben tijd nodig

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 17 1999

Prikkels hebben tijd nodig
Aute ur(s ):
Wolfson, D.J. (auteur)
Lid van de Eerste Kamer voor de PvdA.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4232, pagina 896, 3 december 1999 (datum)
Rubrie k :
Reactie
Tre fw oord(e n):
sociale, zekerheid

Dit artikel is een reactie op:
J.C. van den Brink en E.N. Bergsma, De stuurloze sociale zekerheidsmarkt, ESB, 3 december 1999, blz. 892-895.
Van den Brink en Bergsma geven een helder overzicht van de besturingsproblemen van de sociale zekerheid. Zij stellen daarbij drie
belangrijke vragen: werken prikkels?; hoe bedreigend zijn ‘bekoring en insluiting?’; is maatwerk verantwoord? Die vragen worden
terecht gesteld, maar hun oordeel over prikkels lijkt mij veel te somber. De sociale zekerheid is niet stuurloos; zij is juist bezig op
koers te komen, en met grote schepen duurt dat een tijdje. Hieronder geef ik een wat andere kijk op de eerste twee vragen. Uit
ruimtegebrek moet ik voor een verantwoording van maatwerk en transactiemechanismen als remedie tegen asymmetrische informatie
verwijzen naar eerdere publicaties 1.
De auteurs hebben gelijk dat de resultaten van de vele nieuwe financiële prikkels om het ziekteverzuim en de arbeidsongeschiktheid terug
te dringen tot dusver niet indrukwekkend zijn. Dat geeft te denken, ja, in een overspannen arbeidsmarkt. Maar daar zijn wel verklaringen
voor, waar de auteurs te gemakkelijk aan voorbijgaan: aanpassingen vragen tijd, een behoorlijke institutionalisering, en een oriëntatie
van instituties op hun nieuwe rol.
Om te beginnen de tijdsfactor. De grootste economische macht is de macht der gewoonte, heeft Tinbergen eens gezegd. Dat verklaart
waarom reacties op snelheid moeten komen – elasticiteiten zijn op korte termijn vaak laag, maar blijken dan op termijn hoger te worden, of
het nu gaat om de introductie van nieuwe producten en technologieën (denk aan ICT) of om simpele zaken als het groeiende succes van
de dalurenkaart bij ns (ze doen daar ook wel eens iets goed). Vertragingen in het aanpassingsproces in de sociale zekerheid zijn vooral te
verwachten bij bedrijven waar de kosten van ziekte of arbeidsongeschiktheid betrekkelijk laag zijn in verhouding tot andere posten, of
herverzekerd worden om van het gedoe af te zijn. Ondernemers hebben meer aan hun hoofd, en daarom zal het vaak enige tijd duren
voordat de management letter van de accountant de mogelijkheid van premiebesparing op de ondernemingsagenda krijgt. Daarbij komt
dat het lang heeft geduurd voordat de institutionalisering achter de ingevoerde prikkels op orde kwam. Na de Enquête Buurmeijer koerste
het kabinet aanvankelijk op een belangrijke rol voor private WAO-verzekeraars; verwacht werd dat die de publieke
uitvoeringsinstellingen (uvi’s) zouden uitdagen tot betere prestaties op het stuk van preventie en reïntegratie. Daar is niet veel van
terecht gekomen 2. Integendeel, de uvi’s stortten zich samen met de particuliere verzekeraars op het dichttimmeren van de (her)
verzekeringsmarkt, op wat Van den Brink en Bergsma zo aardig ‘bekoring en insluiting’ noemen, in plaats van op hun primaire taak:
preventie en reïntegratie.
Maar nu lijkt de lang verwachte institutionele doorbraak zich toch eindelijk aan te kondigen. Minister De Vries en Staatssecretaris
Hoogervorst willen taken en verantwoordelijkheden helder scheiden: wat publiek moet wordt niet privaat aangelengd, en wat privaat kan,
gebeurt ook in de markt, met prikkels, onderlinge concurrentie, ondernemerschap en alles wat daarbij hoort. Intake en claimbeoordeling
worden samengebracht achter het éne loket van de publieke Centra voor Werk en Inkomen, de uvi’s blijven doen waar ze goed in zijn uitkeringsverstrekking – en worden daartoe samengevoegd in één rijksdienst; preventie en reïntegratie worden ‘in de markt gezet’ en
verzorgd door een concurrerend bestel van arbodiensten en arbeidsbemiddelaars.
De vakbeweging verkondigt dat zij daarmee buiten spel komt te staan, en de werkgevers liften mee op hun verontwaardiging. Het is maar
hoe je het ziet. Op dit moment spelen werknemers en werkgevers nog een rol in de landelijke aansturing en in adviesorganen, maar
daarmee hebben ze de uitstoot naar de WAO niet onder controle gekregen. In de nieuwe opzet wordt de directe verantwoordelijkheid
van werkgevers voor hun personeel aangescherpt en krijgt de vakbeweging volop ruimte om, via cao’s of ondernemingsraden,
indringende eisen te stellen aan de kwaliteit van het arbocontract en de ingehuurde arbeidsbemiddeling, en te waken voor een te
gemakkelijke afwenteling van risico’s in herverzekeringscontracten. Zo wordt het arbeidsvoorwaardenoverleg verbreed tot het volle
bereik van de inzetbaarheid (employability) van mensen. Als ik mijn illusies overboord zet omtrent de maatschappelijke
verantwoordelijkheid van ondernemers, kan ik mij nog net voorstellen dat de werkgevers achteroverleunen. Maar je zou toch hopen dat
de vakbeweging zijn kans grijpt.

1 Zie mijn Risico in de veranderende rechtsstaat, Justitiële verkenningen, 1998, blz. 20-31, en Markt en macht in de sociale zekerheid,

Beleid & Maatschappij, 1999, blz. 195-208.
2 Zie over het hoe en waarom F.J.J. Don en H.P. Tamerus, Model D: ja of nee?, ESB, 30 augustus 1995, blz. 768-771 en mijn Markt en
rechtvaardigheid in de sociale zekerheid , ESB, 17 december 1997, blz. 969-973.

Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur