Ga direct naar de content

Doodlopende kredieten

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 17 1999

Doodlopende kredieten
Aute ur(s ):
Kooreman, P. (auteur)
Hoogleraar micro-economie aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4232, pagina 891, 3 december 1999 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):

De nieuwe consument “is een volwaardige marktpartij, gelijkwaardig of misschien wel sterker dan andere marktpartijen. Hij is niet
zielig en wil in vrijheid beslissingen nemen”. Zo verwoordde de vorige staatssecretaris van Economische Zaken Van Dok twee jaar
geleden de kern van de paarse visie op het consumentenbeleid 1. Haar opvolger Ybema heeft daar niet veel aan toe te voegen. Eén van de
weinige taken die hij op dit terrein nog voor de overheid weggelegd ziet is consumenten goed te informeren over de kwaliteit en
herkomst van producten 2.
Toch is gebrekkige informatie niet het enige probleem waar de consument mee te maken heeft. Volgens onder andere het NIBUD lijden
veel consumenten aan een gebrek aan financiële zelfdiscipline, mede door de overvloedige beschikbaarheid van krediet. Een gevoel van
constant geldgebrek en financiële problemen is allerminst voorbehouden aan mensen met de laagste inkomens. Handig maken
kredietverschaffers gebruik van het feit dat de tijdshorizon van de consument vele malen korter is dan de looptijd van de lening.
Experimenteel onderzoek heeft aangetoond dat veel consumenten tijdsinconsistent gedrag vertonen. Zo’n consument besluit
bijvoorbeeld vandaag om volgende maand te beginnen met sparen, maar komt daar volgende maand op terug. Hij besluit dan om de
maand daarna met sparen te beginnen.
Alhoewel dergelijke consumenten gebaat zouden zijn bij enige begeleiding, biedt dit nog weinig aanleiding voor overheidsingrijpen. Dat
wordt anders wanneer de rekening van problematische schuldsituaties aan de belastingbetaler wordt gepresenteerd. In het afgelopen
jaar klopten 38.000 mensen aan bij de gemeentelijke kredietbanken (GBK’s) met een verzoek om schuldregeling, een stijging van twintig
procent ten opzichte van het vorige jaar. In totaal zijn er momenteel zo’n 250.000 huishoudens die hulp krijgen in verband met
problematische schulden. In ongeveer een derde van de gevallen wordt een saneringskrediet verstrekt, waarbij een gedeelte van de
schuld wordt kwijtgescholden. De kredietbanken worden vrijwel volledig gefinancierd door de gemeenten. Hoeveel gemeenschapsgeld
er met deze kwijtscheldingen precies is gemoeid is onderzoekbaar, maar niet onderzocht. Op grond van een ruwe schatting vermoed ik
dat de GBK’s jaarlijks een kleine honderd miljoen gulden aan schulden kwijtschelden. De totale maatschappelijke kosten van
problematische schuldsituaties zijn daarvan een veelvoud: verliezen bij schuldeisers, administratieve lasten (waaronder duizenden
rechtszittingen per jaar) en de emotionele belasting van de betrokkenen.
Het beleid op het gebied van schuldproblematiek is vooral gericht op redderen wanneer er al problemen zijn. Dat geldt bijvoorbeeld voor
de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, die nu ongeveer een jaar van kracht is. Op grond daarvan kunnen schuldeisers
gedwongen worden met minder dan hun vorderingen genoegen te nemen. De bedoeling van de wet is te voorkomen dat schuldenaren
vele jaren door schuldeisers en faillisementsdreiging worden achtervolgd. Door deze wet kan iemand met problematische schulden, na
een financiële houdgreep van maximaal drie jaar, met een schone lei beginnen. Het moral hazard probleem van de wet is groot: de
wetenschap dat de wet uiteindelijk een vangnet biedt kan de drempel naar onverantwoord financieel gedrag lager maken. Een ander
probleem met het huidige beleid is een gebrek aan centrale regie. De rekeningen worden gedeponeerd bij de lokale overheden, maar de
problematiek is uiteraard niet lokaal. Dat geldt met name voor preventief beleid.
In hoeverre het afschaffen van de fiscale aftrekbaarheid van rente op consumptief krediet preventief werkt is nog de vraag. Een groot
deel van de mensen met problematische schulden heeft een laag marginaal belastingtarief. Het huidige voorstel tot aanscherping van de
Wet op het Consumentenkrediet gaat lang niet ver genoeg. Gelet op de korte tijdshorizon van veel consumenten zou een verbod moeten
gelden op kredietaanbiedingen waarbij de eerste maanden niets of weinig betaald hoeft te worden. Volgens de huidige wet is het niet
verboden kredieten te verstrekken aan personen met een sterk negatieve aantekening bij het Bureau Kredietregistratie (BKR). Het
instellen van zo’n verbod zou een hoop problemen kunnen voorkomen.
Het is voorts wenselijk de centrale kredietregistratie uit te breiden tot een centrale schuldregistratie. Het bkr registreert sommige
consumptieve kredieten, credit cards en winkelpassen, maar geen hypotheken (tenzij er een betalingsachterstand is van minstens vier
maanden), en geen huurschuld, belastingschuld of onbetaalde rekeningen bij het energiebedrijf. Ook consumptieve kredieten beneden
duizend gulden en kredieten met een looptijd korter dan drie maanden worden door het bkr niet geregistreerd. Maar al die informatie is
voor het beoordelen van het gevaar van overkreditering uiteraard wel relevant. De oude zwaktes van de nieuwe consument
rechtvaardigen op het gebied van schuldproblematiek helaas meer overheidsbemoeienis

1 NRC Handelsblad, 23 oktober 1997.

2 Brief aan de Tweede Kamer, 28 oktober 1999.

Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur