Ga direct naar de content

Overproductie drukt koffieprijs

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 8 2002

Overproductie drukt koffieprijs
Aute ur(s ):
Haas, R.T.A. de (auteur)
De auteur is werkzaam b ij De Nederlandsche Bank. Met dank aan Frans Vermeer voor statistische ondersteuning. (auteur)
r.t.a.de.haas@dnb .nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 87e jaargang, nr. 4382, pagina 812, 8 november 2002 (datum)
Rubrie k :
Monitor
Tre fw oord(e n):
koffie

De koffiemarkt is onderhevig aan een varkenscyclus: door de goede verwachtingen op de markt enkele jaren terug is er nu
overaanbod. Prijsinterventies zijn echter geen goed idee.
Door een structureel overaanbod ligt de wereldprijs voor koffie momenteel op een
historisch laag niveau. Veel koffieboeren ontvangen voor hun koffiebonen een prijs die de productiekosten niet of nauwelijks dekt.
Inmiddels heeft de Internationale Koffie Organisatie (ico), een samenwerkingsverband van koffie-exporterende en -importerende
landen, een aantal beleidsvoorstellen gedaan om de crisis op de koffiemarkt aan te pakken. Centraal in dit artikel staat de vraag hoe de
wereldwijde koffiemarkt functioneert en waardoor de huidige lage prijzen worden veroorzaakt. Op basis hiervan wordt bekeken of en
hoe op de koffiemarkt ingegrepen dient te worden.
Structuur van de markt
De productie van koffie vindt grotendeels plaats in Latijns Amerikaanse, Afrikaanse en Aziatische ontwikkelingslanden. Brazilië is sinds
lange tijd, met ruim een kwart van de wereldexport, koffieproducent nummer ̩̩n. In de laatste tien jaar heeft ook Vietnam Рmede
gestimuleerd door overheidsprogramma’s – zich tot een belangrijke koffie-exporteur ontwikkeld (zie tabel 1). Koffie wordt voornamelijk
ingevoerd door de Westerse, geïndustrialiseerde wereld, waarbij de vs en Duitsland bijna de helft van de import voor hun rekening
nemen (tabel 2). Zo’n 95 procent van de koffie wordt als ‘groene koffie’ (koffiebonen) ingevoerd, de rest als reeds gebrande koffie of als
oploskoffie.

Tabel 1. Exportaandelen van de tien belangrijkste koffie exporterende landen
aandeel in totaal (%)

Brazilië
Vietnam
Colombia
Indonesië
Ivoorkust
Guatemala
India
Mexico
Oeganda
Peru
overige landen
totaal

1982
26,7
0,1
13,7
5,7
7,3
3,8
2,2
3,2
4,5
1,1
31,6
100,0

1991
2001
28,0
25,7
1,6
15,5
16,6
11,0
8,1
5,5
5,0
4,6
3,7
4,6
2,3
4,2
4,7
3,8
2,8
3,4
1,4
3,0
25,8
18,8
100,0 100,0

Bron: International Coffee Organisation.

Tabel 2. Importaandelen van de tien belangrijkste koffie importerende landen
aandeel in totaal (%)

vs
Duitsland
Japan

1982
31,9
17,1
6,0

1991
28,1
18,8
8,1

2001
26,7
18,8
8,8

Frankrijk
Italië
Spanje
België/Luxemburg
Vk
Nederland
Oostenrijk
overige landen
totaal

10,0
7,0
2,9
3,1
4,3
4,3
4,4
1,8
2,9
11,7
11,1
100,0
100,0

9,3
6,6
4,2
2,5
4,0

8,5
8,2
5,1
4,2
3,9

3,4
1,7
10,7
100,0

Bron: International Coffee Organisation.

Circa zeventig procent van de koffiebonen is afkomstig van kleine boerenbedrijfjes, soms verenigd in lokale coöperaties. Daarnaast zijn
er grotere en meer professionele plantages. De individuele koffieboeren hebben geen directe toegang tot de wereldkoffiemarkt maar zijn
afhankelijk van een lokale koffiehandelaar. Die bezit vaak een monopoliepositie en is gelieerd aan een van de grote internationale
koffiehandelaren. Deze handelaren verkopen de koffie weer aan een beperkt aantal wereldwijd opererende koffiebranderijen, waarvan
Nestlé, Procter & Gamble, Sara Lee en Kraft veruit de belangrijkste zijn. Op basis van de handel tussen deze koffiehandelaren en branderijen komen de prijzen voor de verschillende koffiesoorten tot stand.
Naast de fysieke koffiehandel bestaat er een meer gecentraliseerde termijnhandel. Termijncontracten met als onderliggende waarde
partijen groene koffie worden vooral verhandeld op de Coffee, Sugar & Cocoa Exchange (csce) te New York en de Londense Coffee
Terminal Market (ctm).
Volatiele en dalende prijzen
Koffieprijzen zijn volatiel, zelfs in vergelijking met de prijzen van andere primaire goederen als cacao en suiker 1. Op de korte termijn
wordt dit veroorzaakt door onvoorspelbare natuurlijke omstandigheden, zoals periodes van extreme droogte of vorst. Zo stegen in
1993/1994 de koffieprijzen scherp in reactie op twee periodes van strenge vorst in Brazilië. Op de middellange termijn speelt mee dat de prijsvorming op de
koffiemarkt een schoolvoorbeeld is van een varkenscyclus. Hoge koffieprijzen stimuleren boeren om plantages op te zetten of uit te
breiden. Wanneer na een aantal jaren dit extra aanbod op de markt komt, daalt de koffieprijs snel en kan deze zelfs onder de
productiekosten uitkomen. In dat geval is een saneringsproces onvermijdelijk. De prijsvolatiliteit op de koffiemarkt treft vooral de kleine
boerenbedrijven die in onzekerheid verkeren omtrent hun toekomstige inkomsten. De tussenhandelaren zijn daarentegen in staat zich
middels termijncontracten goeddeels in te dekken tegen korte termijn prijsbewegingen.
Behalve door prijsvolatiliteit wordt de koffiemarkt gekenmerkt door gestaag dalende prijzen op de langere termijn. Een belangrijke
structurele oorzaak hiervan is dat de vraag naar koffie achterblijft bij de economische groei in de geïndustrialiseerde wereld. Dit is een
kenmerk van meer primaire producten. figuur 1 laat voor Nederland een nominale prijsdaling zien in de afgelopen dertig jaar. De reële prijs
van koffie bevindt zich tegenwoordig op het laagste peil sinds ruim honderd jaar. figuur 2 laat verder een groot verschil zien tussen de
ontwikkeling van de consumentenprijs en de prijs die koffietelers ontvangen. Hoewel de nominale consumentenprijs in de afgelopen
twintig jaar in de belangrijkste koffie-importerende landen in totaal nog steeg met negen procent, nam de prijs die de koffie-boeren voor
hun ruwe koffie ontvingen af met bijna vijftig procent. Met name in de afgelopen vijf jaar is de producentenprijs zeer sterk gedaald 2.

Figuur 1. De koffieprijs in Nederland als index (linker as) en in guldens per 500 gram (rechter as), 1817-2002

Figuur 2. Ontwikkeling van de gemiddelde telersprijsa en detailhandelsprijsb van koffie in de vijf belangrijkste koffie-exporterende en importerende landen
Varkenscyclus en productiviteit
Naast de achterblijvende vraag, is de recente sterke daling in de producentenprijzen vooral te wijten aan een tweetal aanbodeffecten. Ten
eerste heeft de eerder genoemde varkenscyclus een belangrijke rol gespeeld. Ten tijde van de piek in de koffieprijzen rond 1997 zijn veel
nieuwe koffiestruiken geplant, vooral in Brazilië en Vietnam. Aangezien de tijd tussen aanplanten en de eerste koffieoogst ongeveer drie
à vier jaar bedraagt, is de eerste koffie afkomstig van deze nieuwe plantages in de afgelopen twee jaar op de markt gekomen en heeft daar
tot sterke prijsdalingen geleid. Ten tweede is niet alleen het aantal plantages toegenomen, maar is ook de opbrengst per koffieplantage
gestegen door het steeds vaker inzetten van kunstmest, pesticiden en verbeterde koffieplanten 3.
Prijsingrijpen ongewenst
De huidige lage koffieprijzen hebben ertoe geleid dat uit verschillende hoeken de roep klinkt op een minimumprijs voor koffieboeren in te
stellen 4. Door een dergelijke bodemprijs zullen koffieboeren per pond koffiebonen een hogere prijs ontvangen. Echter, het introduceren
van een minimumprijs impliceert ook een daling van de vraag. In zoverre hogere producentenprijzen zich vertalen in hogere
detailhandelsprijzen, zal er immers een afname van de vraag optreden 5. Het aanbod van koffie zal zich dan moeten aanpassen aan de
(geringere) vraag die bij de nieuwe minimumprijs hoort; er vindt een gedwongen verschuiving van de aanbodcurve plaats. In het nieuwe
evenwicht is de koffieprijs hoger, de wereldkoffieproductie lager en de inkomenspositie van de overgebleven koffieboeren ver-beterd.
Tegelijkertijd is er echter een aantal koffieboeren overbodig geworden. Ook dat is een gevolg van het instellen van minimum-prijzen. In
hoeverre de wereldvraag naar koffie zal afnemen, en in hoeverre de sector dus gesaneerd zal moeten worden, hangt onder meer af van de
hoogte van de bodemprijs, de mate waarin de consumentenprijzen dientengevolge stijgen en de prijselasticiteit van de vraag naar koffie
6. Hoewel de prijselasticiteiten van de vraag naar koffie relatief laag zijn (zie noot 5), zullen er in geval van een groot verschil tussen de
huidige marktprijzen en de rechtvaardig geachte minimumprijzen (noot 4) toch significante vraageffecten kunnen optreden. In dat geval
zal al snel de roep ontstaan om overschotten op te kopen en zo de noodzakelijke koude sanering te voorkomen.
Het instellen van een minimumprijs veronderstelt dus, hoewel vaak impliciet, dat een deel van de huidige productiecapaciteit zal moeten
verdwijnen. Op zich is dit niet verbazingwekkend, aangezien de huidige lage prijzen juist veroorzaakt worden door een aanhoudend
overaanbod van koffie. Het lijkt dan ook zinniger om de huidige crisis op de koffiemarkt bij deze oorzaak aan te pakken. Als de
overproductie wordt verminderd, zullen de koffieprijzen immers weer op een hoger niveau terecht komen.
Meer structurele oplossingen
Bij het zoeken naar oplossingen voor de huidige koffiecrisis zou de nadruk dus beter kunnen liggen op prijsverhoging als doelstelling in
plaats van als maatregel. De ico heeft in dit verband een tweetal voorstellen gedaan. Het eerste behelst het Koffie Kwaliteitsver-betering
Programma, dat per 1 oktober dit jaar is ingegaan. Dit programma stelt minimum kwaliteitseisen, qua vervuiling en vochtigheid, aan de
koffie die icolanden exporteren. Op deze manier wordt het onderscheid tussen zuivere koffie en koffie van mindere kwaliteit transparanter
en krijgen consumenten de keus om, tegen een hogere prijs, betere koffie te kopen.
Het tweede voorstel betreft het bevorderen van diversificatie in landen die sterk afhankelijk zijn van de koffie-export. Veel
ontwikkelingslanden hebben hun kaarten gezet op een te eenzijdige exportgedreven economische groei. In sommige landen, zoals
Oeganda, is momenteel meer dan de helft van de exportinkomsten afkomstig van de koffiehandel. Meer diversificatie wat betreft de
verbouwde gewassen zou landen minder kwetsbaar maken voor prijsdalingen. Voorwaarde is wel dat het Westen voortgang maakt met
het afbreken van tariefmuren voor landbouwproducten uit ontwikkelingslanden, zodat lokale boeren ook daadwerkelijk op andere
gewassen kunnen overstappen. Ook verdienen ontwikkelingslanden steun bij het voldoen aan de strenge kwaliteitseisen die
bijvoorbeeld de eu stelt op het gebied van voedselveiligheid.
Bovendien zouden landen kunnen proberen om niet alleen koffie te verbouwen, maar een groter deel van de productieketen in eigen
handen te krijgen en bijvoorbeeld ook koffie te gaan branden. Ook hier geldt dat Westerse landen importtarieven voor bewerkte koffie
dan zouden moeten afbouwen. Met name de zogenoemde tariefescalatie, waarbij hogere invoertarieven gelden naarmate de
verwerkingsgraad stijgt, zou aangepakt moeten worden. Dergelijke tariefstructuren ontmoedigen landen om zelf waarde toe te voegen
aan hun grondstoffen 7.
Conclusie
De huidige lage prijzen op de koffiemarkt zijn het gevolg van een structureel overaanbod. Om tot een betere situatie voor de koffieboeren
te komen, lijkt het verstandiger om deze overproductie bij de oorzaak aan te pakken dan om een kunstmatige bodem in de koffieprijzen te
leggen. Het stellen van kwaliteitseisen en het stimuleren van exportdiversificatie zijn voorbeelden van structurele maatregelen die op den

duur tot een hoger prijsniveau zullen leiden. Overigens is hiermee niet gezegd dat initiatieven op het gebied van rechtvaardige prijzen
voor koffieboeren, zoals het Nederlandse Max Havelaar keurmerk, niet effectief zouden zijn. Dergelijke fair trade-organisaties ijveren niet
alleen voor hogere productieprijzen, maar wijzen vaak zelf ook op de noodzaak tot reductie van het koffieaanbod. Wel zou beter
benadrukt kunnen worden dat lage prijzen en overproductie feitelijk twee kanten van dezelfde medaille zijn en dat minimumprijzen op
zichzelf het probleem niet vanzelf oplossen. De noodzaak tot het saneren van de koffiemarkt, en het moeizame proces van het zoeken van
alternatieven voor koffieboeren, wordt hierbij nogal eens onderbelicht

1 Zie P. Giot, The information content of implied volatility in agricultural markets, Journal of Futures markets, te verschijnen, 2002.
2 De geringe samenhang tussen consumenten- en producentenprijzen kan deels worden verklaard doordat koffiebonen slechts
gedeeltelijk de productiekosten van koffiebranders bepalen (arbeidskosten, verpakkingskosten, enzovoort). Ten tweede kunnen
koffiebranders besluiten, indien de marktstructuur dat toestaat, om prijsveranderingen in ruwe koffie gedeeltelijk te laten doorwerken in
hun winstmarges. Voor de Nederlandse koffiemarkt blijkt met name de eerste verklaring relevant te zijn. Zie L. Bettendorf en F. Verboven,
3 De sterke toename in de wereldwijde koffie-productie heeft er overigens toe geleid dat de gemiddelde kwaliteit van de koffie
gaandeweg is afgenomen. Door de steeds lagere prijzen zijn veel koffieboeren minder kieskeurig geworden bij het plukken van de
koffiebessen en zijn ze minder strikte kwaliteitscontroles gaan toepassen.
4 Ter indicatie: in 2001 lagen de marktprijzen voor Arabica- en Robustabonen op respectievelijk 55 en 23 dollarcent per ‘pound’ (454
gram). De garantieprijzen van ‘fair trader’ Max Havelaar lagen op respectievelijk 126 en 106 dollarcent per pound
(http://www2.maxhavelaar.com/nl/prijs/html en http://www.oneworld.nl).
5 Afhankelijk van de prijselasticiteit, welke per land sterk verschilt. In Frankrijk wordt de prijselasticiteit bijvoorbeeld geschat op -0,13 en
in de VS, waar een breder drankenaanbod bestaat, op -0,46. Zie UNCTAD, Recent trends on the world coffee market, 1995.
6 Fair trade-programma’s trachten door het uitschakelen van tussenhandelaren een groter deel van de consumentenprijs ten goede te
laten komen aan de koffieboeren. In principe zou hierdoor de producentenprijs kunnen stijgen zonder dat de consumentenprijs eveneens
stijgt. Zie voor een handelstheoretische beschouwing over de eerlijkheid van fair trade R. Maseland en A. de Vaal, How fair is fair trade?,
de Economist, nr. 3, 2002.
7 In de EU geldt voor koffie het volgende tariefsysteem: ongebrand 1,7 procent, ongebrand en gedecafeïneerd 9,9 procent, gebrand 10
procent, gebrand en gedecafeïneerd 12 procent. Zie Ministerie van Economische Zaken, Ondernemen tegen armoede, Den Haag, 2000.

Copyright © 2002 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur