Oude top, nieuwe toppers
Aute ur(s ):
S.G. van der Lecq (auteur)
Redactie esb (auteur)
De auteur dankt de toptellers van CentER voor de uitstekende samenwerking. fieke.vanderlecq@economie.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 89e jaargang, nr. 4448, pagina 586, 10 december 2004 (datum)
Rubrie k :
economentop
Tre fw oord(e n):
Voor het eerst in jaren kan esb een exclusieve publicatietop aanbieden, die consistent is met de top van vorig jaar. Dit artikel
presenteert de internationale publicatietop over de periode 1998-2002.
In de voorgaande jaren is de methode waarmee de economentop werd samengesteld enkele malen veranderd. De economentop van dit
jaar is echter op dezelfde wijze tot stand gekomen als die van vorig jaar en kan er daarom mee worden vergeleken. Daarbij is het wel van
belang om de gebruiksaanwijzing van de top te kennen. Deze staat in het tekstkader.
De gebruiksaanwijzing
Elke top heeft eigen spelregels en die beïnvloeden de uitkomsten. Een belangrijke vraag is wie er worden geteld. Dit wordt
bepaald door de instituten die met elkaar het tellen van de top betalen. De zes grote faculteiten (eur, rug, um, uva, uvt, vu)
leveren elk twintig namen aan en de vijf kleinere faculteiten (run, tue, ut, uu, wau) elk vijf. Dit levert een groslijst van 150 te
tellen economen op. Voorheen werden ook namen aangedragen door de Nederlandsche Bank en het Centraal Planbureau,
maar deze organisaties hebben dit jaar van deelname afgezien. Daarom staan in de tabel uitsluitend universitaire affiliaties,
ook al hebben sommige onderzoekers ook elders een aanstelling. De onderzoekers zijn in de gelegenheid geweest de
selectie van hun publicaties te corrigeren, zodat van complete publicatielijsten de impact werd bepaald. Zoals in de tabel is te
zien, hebben sommige onderzoekers veel impact met weinig artikelen en geldt voor anderen het omgekeerde.
Universiteiten kunnen eigen keuzes maken bij het invullen van hun quota. Sommige universiteiten nomineren alleen voltijders,
zodat bijvoorbeeld hoogleraren met een deeltijdaanstelling buiten de boot vallen. De kandidaten moeten aan een Nederlandse
universiteit zijn gepromoveerd, of elders zijn gepromoveerd maar momenteel voor meer dan vijftig procent zijn verbonden aan
de Nederlandse universiteit. Hierdoor vallen onderzoekers die in Nederland zijn gepromoveerd maar nu in het buitenland
werken, buiten de boot. Bij de volgende aflevering van de top zullen universiteiten in de gelegenheid worden gesteld voor
dergelijke onderzoekers een ‘wild card’ in te zetten. Zo kunnen hun succesvolle alumni toch in beeld komen.
Waar in het bovenstaande over universiteiten wordt gesproken, gaat het meestal om faculteiten of vakgroepen economie.
Onderzoekers van andere faculteiten of vakgroepen komen alleen in beeld als daar binnen het quotum ruimte voor wordt
gemaakt. Ook dit kan per universiteit verschillen, zodat een hoogleraar economie aan een faculteit sociologie in de ene stad
wel wordt meegeteld en een hoogleraar economie aan een faculteit bedrijfskunde in een andere stad niet. Onderzoekers die
recentelijk van universiteit zijn gewisseld, vallen tussen wal en schip als noch hun oude, noch hun nieuwe universiteit hen
voordraagt voor telling. In al deze opzichten verschilt de top van de vroegere esb-top, waardoor we diverse vaste esb-toppers
niet aantreffen. De top verschilt niet van de aflevering van vorig jaar. Daarom kunnen we over twee jaren vergelijken.
Net als vorig jaar worden de bestanden Science Citation Index en Social Sciences Citation Index uit het databestand Web of
Science van Thomson isi gebruikt. De Arts & Humanities Index is niet gebruikt, omdat deze geen impactfactoren heeft.
Hierdoor zijn sommige subdisciplines mogelijk ondervertegenwoordigd. Er zijn discussies gaande over de vraag of er naast de
bedrijfseconomische ook bedrijfswetenschappelijke artikelen moeten worden meegeteld (o.a. Van Damme, 2003). Voor
sommige vakgebieden is voor relatief lage impactfactoren gecorrigeerd. De types artikelen die zijn geteld betreffen articles,
letters, notes en reviews, maar geen book reviews, editorials, abstracts en congresverslagen.
De score van een artikel wordt gewogen voor het aantal auteurs en de impact van het artikel. Hiervoor wordt de volgende
formule gebruikt:
Pi = wauteur * wimpact
Hierbij is Pi de score van artikel i. Het gewicht van de auteur volgt uit de breuk 2 / (1 + aantal auteurs). Het gewicht van de
publicatie is gedefinieerd als de gewogen en genormaliseerde impactfactor van het tijdschrift. Hierbij is mede gebruik gemaakt
van een lijst die door het cwts in Leiden is opgesteld.
Het telvenster verschuift: ieder jaar komt er een teljaar bij en gaat er een teljaar af. Hierdoor hebben oudere onderzoekers niet
per se meer kansen dan jongere onderzoekers. Naast de publicatietop over vijf jaar is er ook een tipparade gemaakt over het
laatste teljaar, in dit geval 2002. Verder is er nog een rangorde gemaakt voor de instituten, waarbij gecorrigeerd is voor
deeltijdaanstellingen.
De publicatietop
In tabel 1 staat de top-40 op basis van de internationale isi-publicaties (zie kader). Deze lijst betreft de publicaties over de vijf jaren 19982002, terwijl de tiplijst in tabel 2 alleen het jaar 2002 betreft. De aanvoerder van de toplijst is zonder meer een verrassing, want Peter
Nijkamp is als directeur van nwo bepaald niet voltijds aan de universiteit te vinden. Niettemin slaagt hij er niet alleen in op de lijst te
stijgen, maar zelfs bovenaan te eindigen. Nijkamp staat zowel in de tipparade van 2003 als in die van 2004. De tipparade 2003 had daarmee
voorspellende waarde. Die van 2004 indiceert dat Nijkamp het voor de concullega’s spannend zal blijven houden. Van Philip Hans
Franses heeft hij het meeste te vrezen: deze staat stevig in de top-3 en pal onder Nijkamp in de tipparade. Peter Wakker stond vorig jaar
bovenaan de tipparade en houdt zich uitstekend staande in de top-3. De verschillen tussen de scores zijn marginaal. Wakker staat echter
dit jaar niet in de tipparade: zijn score in 2001 was aanmerkelijk hoger dan die in 2002. Jan-Benedict Steenkamp en Piet Rietveld staan al
jaren consistent hoog in de toppen, hetgeen een prestatie op zich is.
Tabel 1. Internationale publicatietop-40, 1998-2002
plaats
2004
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
plaats
2003
7
3
1
5
10
15
18
19
21
9
8
11
12
6
32
26
25
16
20
28
14
35
13
39
27
34
17
29
31
37
naam
affiliatie
P. Nijkamp
vu
Ph.H. Franses
eur
P.P. Wakker
uva/um
J.E.B.M. Steenkamp uvt
P. Rietveld
vu
H.G. Barkema
uvt
J.K. Goeree
uva
F.G.M.Pieters
uvt
M. Wright
eur
H. Bleichrodt
uva/eur
G.J. van den Berg vu
J.P.C. Kleijnen
uvt
A.A. Dijkhuizen
wur
R. Dekker
eur
G.T. Post
eur
E.H. Bulte
uvt
B.F. Heidergott
vu
R.S.J. Tol
vu
J.F. Hennart
uvt
R.B.M.Huirne
wur
J.M. Schumacher
uvt
C.H. Hommes
uva
A.P.M. Wagelmans
eur
J.R. Magnus
uvt
S.H. Tijs
uvt
R.H. Teunter
eur
A.W.A. Boot
uva
G. Sierksma
rug
A. Lucas
vu
A.J.J. Talman
uvt
E.R. van Dam
uvt
N.M. van Dijk
uva
C.A.M.F. Claessens uva
P.M. Kort
uvt
H.J.M. Peters
um
R.M.W.J. Beetsma
uva
A.vanWitteloostuijnrug
E.C. Perotti
uva
B.W. Lensink
rug
J.W. Gunning
vu
H.P. Huizinga
uvt
geboorteaantal
score
jaar
publicaties
1946
1963
1956
1959
1952
1957
1966
1955
1952
1965
1962
1940
1953
1957
1971
1968
46
19
20
51
7
17
21
31
11
16
15
46
23
14
27
1963
1969
1947
1962
1951
38
18
1960
1960
1948
1937
12
29
1970
1960
1945
1969
13
12
1952
1968
1956
11
1959
1961
1953
1967
1960
1959
1962
1949
1963
10
73
29,06
28,93
27,24
25,67
23,02
22,77
20,44
20,14
20,08
19,53
18,79
18,37
18,34
17,59
16,32
10
22
8
15,71
15,47
10
12
14,86
14,39
15
8
13,07
12,99
11
13
12,12
12
19
18
11
9
7
19
13
10,83
30,85
16,30
16,11
15,79
15,37
14,89
13,99
13,84
12,96
12,75
11,93
11,91
11,62
11,58
11,39
11,23
10,99
10,83
Tabel 2. Internationale publicatie-tipparade, 2002
plaats
2004
1
2
3
naam
C.H. Hommes
F.G.M. Pieters
P. Nijkamp
affiliatie
geboorteaantal
score
jaar
publicaties
uva
uvt
vu
1960
1955
1946
8
21
2
10,93
10,38
11,31
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
Ph.H. Franses
P. Rietveld
H. Bleichrodt
R. Paap
H.G. Barkema
G. Duysters
T.J.S. Offerman
G.T. Post
P.M. Kort
J.F. Hennart
S.J. Koopman
P.J.J. Heerings
R.H. Teunter
M. Wright
J.K. Goeree
J.E.B.M. Steenkamp
H.J.M. Peters
M.P. Pradhan
S.H. Tijs
A.J.J. Talman
C.A.M.F. Claessens
E.T. Verhoef
H.P. Huizinga
E.C. Perotti
B.W. Lensink
M.C.W. Janssen
J.M. Schumacher
B. Verspagen
P. Mohnen
J.C. van Ours
J.G.J.M. Benders
R.S.J. Tol
D.J.C. van Dijk
G.J. van den Berg
E.H. Bulte
J.P.J.M. Smits
Y.H. Tan
eur
vu
eur/uva
eur
uvt
tue
uva
eur
uvt
uvt
vu
um
eur
eur
uva
uvt
um
vu
uvt
uvt
uva
vu
uvt
uva
rug
eur
uvt
tue
um
uvt
run
vu
eur
vu
uvt
run
vu
1963
1952
1965
1969
1957
1966
1967
1971
1961
1947
1963
1969
1970
1952
1966
1959
1953
1965
1937
1952
1959
1966
1963
1959
1962
1962
1951
1966
1954
1954
1965
1969
1971
1962
1968
1966
1958
12
14
4
6
1
5
5
5
7
3
3
5
5
7
5
3
7
3
8
2
2
4
3
2
4
4
5
5
2
5
3
4
2
2
7
3
2
8,72
7,05
6,85
6,72
6,54
6,04
5,38
5,20
4,57
4,56
4,45
4,33
4,14
4,13
3,99
3,90
3,74
3,65
3,61
3,47
3,41
3,25
3,09
3,07
2,88
2,82
2,68
2,65
2,65
2,62
2,57
2,57
2,53
2,53
2,52
2,33
2,32
Als we naar de vakgebieden kijken, dan zien we dat twee van de vijf genoemde onderzoekers zich met ruimtelijke economie bezig houden.
Vorig jaar deden twee van de vijf onderzoek in marketing. Bijna alle hoogst genoteerden van dit jaar en vorig jaar hebben hun wortels in
de econometrie liggen en ze werken er soms nog steeds in. Bij de plaatsen daaronder komt er meer dynamiek in de top. Gezien de
tipparade zijn diverse onderzoekers aan een succesvolle opmars bezig. Opmerkelijk is de relatief lage plaatsing van monetaire en
financiële onderzoekers, die het traditioneel goed doen in toppen. Wellicht speelt hier een
selectie-effect (zie kader), maar de tipparade doet vermoeden dat het vakgebied volgend jaar in de hogere regionen terugkomt.
De tabel laat een breed spectrum aan leeftijden van de toppers zien. Econometrist Thierry Post kan met zijn 33 jaren een waar
aanstormend talent worden genoemd: hij steeg van plaats 32 naar plaats 15. Jacob Goeree, Richard Tol en Erwin Bulte doen het amper
kalmer aan. Niet alleen de 58-jarige lijstaanvoerder laat zien dat prepensioen geen goed plan is; ook Jack Kleijnen van 64 jaar en Stijf Tijs
van 67 jaar leveren indrukwekkende prestaties.
Voor de fijnproevers: ditmaal telt de toplijst 41 personen. De laatste twee onderzoekers hebben namelijk tot op twee cijfers achter de
komma dezelfde score behaald. Bedenk hierbij echter dat zij nog steeds 109 anderen achter zich laten – en dan hebben we het nog slechts
over de getelde economen. Wie ook in de onzichtbaarheid zijn geëindigd, zijn de vrouwelijke onderzoekers. Hadden we vorig jaar nog
twee vrouwen in de tipparade, dit jaar staan ze in top- noch tiplijst. Aan de diversiteit in de huidige aio/oio-populatie te zien, zou dit beeld
binnen tien jaar kunnen veranderen.
Economentoppen
Sinds kort zijn er in Nederland drie economentoppen, die op vaste momenten via esb bekend worden gemaakt. De
internationale publicatietop-40 verschijnt ieder najaar in esb. De internationale citatietop-30 verschijnt vanaf 2005 in het late
voorjaar in esb. Beide toppen worden door CentER verzorgd. Belangrijk hierbij is dat de universiteiten voor beide toppen
afzonderlijk kandidaten mogen voordragen, zodat de groslijsten voor beide toppen verschillen. De telmethode van de citatietop
wordt te zijner tijd toegelicht. In het vroege voorjaar presenteert esb de Polderparade. Deze top van citaties in Nederlandstalige
tijdschriften wordt vanaf 2005 weer verzorgd door
Stéphanie van der Geest en Marco Varkevisser, ditmaal niet namens ocfeb maar namens seor.
Nieuwe toppers en gemiste vaste toppers
De top is voor een kwart vernieuwd. De variatie in leeftijden van de nieuwe toppers doet vermoeden dat het aantal publicaties tijdens
loopbanen varieert. Bovendien zorgen de impact-factoren voor variaties en fluctuaties, zoals een vergelijking van Enrico Perotti en
Robert Lensink laat zien. We zien ook nieuwe namen van Nederlandse onderzoekers die enige tijd in het buitenland hebben gewerkt
(zoals Richard Tol) en nieuwe namen van buitenlandse onderzoekers.
In vergelijking met vroegere toppen missen er diverse vertrouwde namen zoals bijvoorbeeld Lans Bovenberg, Eric van Damme, Sylvester
Eijffinger, John Hagedoorn, Arie Kapteyn, Kees Koedijk, Bart Nooteboom, Rick van der Ploeg, Bart Verspagen en Sweder van
Wijnbergen. Sommige van deze toppubliceerders zijn tegenwoordig druk bezet door organisatorische werkzaamheden, zoals Lans
Bovenberg en Arie Kapteyn. Anderen zijn niet meegeteld omdat ze geen voltijds aanstelling hebben, zoals Bart Nooteboom, of omdat ze
naar het buitenland zijn vertrokken, zoals Rick van der Ploeg. Deze ‘Nederlanders in den vreemde’ komen misschien in een volgende
publicatietop weer terug (zie kader). Wie vooral in 1997 goed scoorde, maar amper in 2002, kan flink gekelderd zijn op de ranglijst en
daardoor buiten beeld zijn geraakt. Ook kunnen onderzoekers buiten de top zijn geraakt doordat hun universiteit hen niet heeft
voorgedragen, bijvoorbeeld omdat ze niet meer aan een economiefaculteit zijn verbonden of omdat ze niet kansrijk werden geacht.
Overigens vallen onderzoekers soms in meerdere genoemde groepen.
Tipparade
Cars Hommes is duidelijk in opmars. Niet alleen kwam hij vanuit het niets op plaats 22 de topparade binnen, maar ook voert hij de
tipparade over 2002 aan. Dit is vooral te danken aan zijn solopublicatie in de Proceedings of the National Academy of Sciences in the
USA, dat een hoge impactfactor heeft. Met deze discontinuïteit brengt hij de chaostheorie in praktijk. Met Rik Pieters op de tweede
plaats komt de marketing weer in beeld. De namen van Nijkamp, Franses en Rietveld zijn al eerder gevallen. Houd ook Han Bleichrodt in
de gaten, die al twee jaar bij de bovenste tien in beide lijsten staat. In leeftijd vormen ook in de tiplijst Thierry Post en Stef Tijs de
extremen naar beide kanten.
Topinstellingen
Wederom staat de Universiteit van Tilburg bovenaan. De afstand tot de Erasmus Universiteit Rotterdam is echter gekrompen van 18,64
naar 9,85. Overigens hebben alle hoger geplaatste instellingen een lagere score dan over de vorige vijfjaarsperiode en is het totaal van de
tabel ruim vijftig punten lager dan vorig jaar. De verschillen in volgorde bevinden zich in het midden: de Amsterdamse universiteiten
wisselen stuivertje, Groningen en Wageningen doen hetzelfde en Maastricht en Nijmegen ruilen ook van plaats. In deze lijst is
gecorrigeerd voor de aantallen vte’s. Uiteraard bepalen de onderzoeksprogramma’s van de faculteiten mede de relatieve
vertegenwoordiging in de sci- en ssci-tijdschriften (zie kader).
Slot
De publicatietop 2004 (over 1998-2002) kent weinig verrassingen voor wie de top uit 2003 (over 1997-2001) al kende. Komend voorjaar
zullen we zien hoe het beeld er voor de internationale citaties uitziet. De telmethodes worden continu verbeterd. Voor suggesties en
opmerkingen houden CentER en de redactie zich aanbevolen.
Fieke van der Lecq
Literatuur
Van Damme, E.E.C. (2003) Lijstenbrij. esb, 12 december 2003, 598-599.
Copyright © 2004 – 2005 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)