Ga direct naar de content

Opbouwende bescherming

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 20 2004

Opbouwende bescherming
Aute ur(s ):
Jasper Jorritsma (auteur)
Ve rs che ne n in:
ESB, 89e jaargang, nr. 4440, pagina 383, 20 augustus 2004 (datum)
Rubrie k :
van de redactie
Tre fw oord(e n):

In de oostelijke deelstaten van Duitsland gaan werklozen de straat op om te protesteren tegen bezuinigingen op de
werkloosheidsuitkeringen. De uitkeringen worden verlaagd en de duur ervan wordt beperkt. Daarnaast is de Duitse regering bezig met
het verminderen van de ontslagbescherming. Een van de verklaringen voor de noodzaak van dergelijke hervormingen is
beleidsconcurrentie. Sociale zekerheid verhoogt de kosten van arbeid en bedrijven vestigen zich in landen waar die kosten het laagst zijn.
Lokale bedrijven kunnen niet concurreren met importen uit landen met lagere arbeidsstandaarden en moeten de bescherming van hun
werknemers verminderen. De oostelijke deelstaten van Duitsland staan onder hoge druk van Polen en Tsjechië.
Kan de Duitse eenwording gezien worden als een voorbode voor wat ons in een uitgebreide EU te wachten staat? Allereerst lijkt er geen
empirisch bewijs te zijn voor het idee van beleidsconcurrentie op sociale zekerheid en loonkosten. Arbeidskosten zijn zeker niet de enige
factor als het gaat om internationale concurrentie. Een flexibele arbeidsmarkt hangt niet noodzakelijk samen met lage werkloosheid.
Bovendien hebben sociale zekerheid en ontslagbescherming ook positieve effecten. Als ook deze lessen worden geleerd, is
beleidscoördinatie op Europees niveau niet alleen een rem op het uitkleden van de verzorgingsstaat in de EU-15, maar ook een stimulans
voor het opbouwen van een verzorgingsstaat in de toegetreden transitielanden.
In de transitielanden in Centraal- en Oost-Europa is een toename van de arbeidsmarktflexibiliteit samen gegaan met meer werkloosheid.
De zekerheid van de oude staatsbedrijven is voorbij. Er is daarbij ook een sectorale verschuiving van arbeid uit de oude staatssector
naar de marktsector opgetreden. De fundamentele dynamiek die transitielanden drijft, is dat stijgende lonen in de marktsector arbeid uit
de oude staatsbedrijven trekken. Zo komt arbeid terecht in de meer productieve sectoren. Flexibiliteit heeft in deze landen niet de vorm
van tijdelijke contracten en deeltijdwerk, maar van het hebben van meerdere banen in de formele en informele sector (ILO, 2003).
In de Prikkel op bladzijde 385 suggereert Erik de Gier dat de Duitse regering het sociale stelsel beter naar Deens model zou kunnen
hervormen. Denemarken koppelt goede werkloosheidsuitkeringen aan beperkte ontslagbescherming en weet zo een structureel lage
werkloosheid vast te houden. Dit zou niet alleen leiden tot minder demonstraties van werklozen, maar door een langere zoektijd zou het
ook leiden tot een betere match tussen werknemer en baan. Werkloosheidsuitkeringen zijn als het ware een subsidie voor goed zoeken
en zorgen ervoor dat werklozen kritischer zijn bij het accepteren van een baan. Het voordeel hiervan is dat de uiteindelijke baan beter
past bij hun vaardigheden. Het huidige Duitse beleid is er op gericht mensen welhaast te dwingen elke beschikbare baan te accepteren,
zodat dit gunstige effect verloren gaat.
Ook het verminderen van de ontslagbescherming heeft geen eenduidig positief effect. Een hoger niveau van ontslagbescherming
verlengt weliswaar de duur, maar niet het niveau van de werkloosheid. Het heeft twee effecten, die beide een andere kant op werken:
ontslagbescherming vermindert het aantal ontslagen en verlengt de werkloosheidsduur. Op mondiaal niveau is dit terug te zien in het
verschil in werkloosheid tussen Europa en de Verenigde Staten. Dit verschil is te verklaren uit de duur van de individuele werkloosheid
op beide continenten. Europeanen die werkloos zijn, zijn dat gemiddeld genomen langer dan werkloze Amerikanen. Ook de dynamiek in
het werkloosheidsniveau is aldus te verklaren: een stijging van de werkloosheid in Europa is het gevolg van een toename van de
werkloosheidsduur en niet zozeer van een toename van het aantal ontslagen (Blanchard, 2004). In het algemeen is het effect van
ontslagbescherming dat bedrijven minder tijdelijk personeel aannemen in hoogconjunctuur en dat ze relatief minder makkelijk mensen
kunnen ontslaan bij structurele veranderingen.
In Centraal- en Oost-Europa zien we het resultaat van minder bescherming. Hier zijn het juist de werknemers die door baanonzekerheid in
hoogconjunctuur onvoldoende flexibel zijn (ILO, 2003). Het probleem in Centraal- en Oost-Europa is dat werknemers in hoogconjunctuur
niet bereid zijn hun baan (in de informele sector) op te geven om een meer productieve en beter betalende baan in een andere sector aan
te nemen. Zij willen de stap van de informele naar de formele sector niet zetten, omdat zij weinig vertrouwen hebben in de economische
gezondheid van het nieuwe bedrijf. Het inkomensverlies als ze werkloos worden, is groot. Daarom geven ze er de voorkeur aan in hun
huidige baan te blijven. Dat heeft een negatief effect op de arbeidsproductiviteit, aangezien werknemers daardoor minder makkelijk
verschuiven naar meer productieve sectoren. Meer bescherming zou bovendien leiden tot meer werkgelegenheid, doordat mensen uit de
informele sector naar zekerder banen in de formele sector gaan.
Is het advies van De Gier aan het verenigde Duitsland ook toepasbaar op een verenigd Europa? Wat goed is voor het westen, is niet
zonder meer goed voor het oosten. Voor recent toegetreden transitielanden geldt het omgekeerde advies:
verbeter de ontslagbescherming.

Jasper Jorritsma
Literatuur
Blanchard, O.J. (2004) Explaining European Unemployment. nber Reporter, www.nber.org.
Cazes, S en Nesporova, A. (2003) Labour markets in transition: Balancing flexibility and security in Central and Eastern Europe.
International Labour Office, ilo, Genève, www.ilo.org.

Copyright © 2004 – 2005 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur