Ga direct naar de content

Oosteuropese economie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 1 1987

Oosteuropese economie
De grenzen van de bureaucratic
De afgelopen maanden is er in de
westerse pers veel aandacht besteed
aan economisch-politieke veranderingen in de Sovjetunie: de oproepen van
partijleider Gorbatsjov tot ‘reconstructie’ van de maatschappij, de mogelijke
tegenwerking in de top en vooral het lagere kader van de bureaucratie, de
verwarring in de kleinere Oosteuropese landen. In de economie gaat het
echter niet alleen om woorden, maar
vooral om daden. Doel van deze bijdrage is allereerst in kort bestek uiteen te
zetten welke economische veranderingen zich in de Sovjetunie en de kleinere Oosteuropese landen momenteel
voltrekken en hoe we deze kunnen benoemen. Ook de kleinere landen worden daarbij betrokken, aangezien hun
ervaringen de Sovjetunie tot voorbeeld
dienen. De tweede paragraaf handelt
daarom over successen en problemen
in verschillende landen en de laatste
over de les die daaruit getrokken kan
worden.

Herstructurering
Waar het in de jaren zestig nog relatief eenvoudig was om ‘het’ economised systeem in ‘de’ Oosteuropese
landen te beschrijven, is dat tegenwoordig in kort bestek ondoenlijk 1).
Niet alleen verschilt de situatie in toenemende mate van land tot land, ook is
er in de afzonderlijke landen vaak sprake van een veelheid van experimenten, snel op elkaar volgende reorganisaties en – niet in het minst – soms
een flagrante tegenstelling tussen het
beeld dat uit wetgeving en officiele
besluiten naar voren komt en de feitelijke gang van zaken.
Om verwarring te voorkomen dient
men voorts zorgvuldig met het begrip
‘hervorming’ om te gaan. Hiertoe kan
het bekende onderscheid tussen economisch systeem en economische politiek behulpzaam zijn. Het economische systeem bestaat uit het geheel
van organisaties, de eigendomsverhoudingen, besluitvormings- en informatiestructuur, motivaties bij handelingen, rol van wetgeving en politieke
organen en de informele ‘spelregels’
van het gedrag. Zo’n systeem coordineert de activiteiten van organisaties
en individuen en doet dat in abstracto
op twee maniereii: door middel van bureaucratische coordinate (een verticale verhouding, binnen een hierarchie)
of marktcoordinatie (een horizontale
verhouding van partijen die wettelijk
gelijk zijn) 2). Een hervorming is conform de terminologie van bij voor-

beeld Kornai – de verandering van
een Oosteuropees systeem, zodanig
dat het de rol van bureaucratische
coordinate vermindert en de rol van de
markt doet toenemen. In die zin is er alleen in Hongarije van hervorming sprake. De andere veranderingen vinden
plaats binnen het systeem, en zijn veranderingen van de gevoerde economische politiek. Dat hoeft ze niet minder
waardevol te maken. Vooralsnog lijkt
het me beter om van herstructurering
te spreken, zoals ook in de USSR momenteel gebruikelijk. Het gaat daarbij
om zes aandachtspunten: technologische ontwikkeling, arbeidsproduktiviteit, dienstverlening, buitenlandse
handel, interne organisatie van ondernemingen, en prijzen. Deze komen
achtereenvolgens aan de orde. In de
laatste paragraaf gaan we kort in op de
Hongaarse hervormingen.
Technologische ontwikkeling
In zekere zin is verhoging van de investeringen en het technologisch niveau daarvan de kern van de herstructurering die met name de huidige
Sovjet-partijleiding voor ogen heeft.
Andere maatregelen zijn daarvan afgeleid 3). Alle Oosteuropese landen hebben meer aandacht voor technologie
dan voorheen, wat uit de toenemende
middelen voor R&D moet blijken. Veel
belangrijker zijn de pogingen de effectiviteit daarvan te doen toenemen.
Hierin zijn een ‘DDR’ en een ‘Hongaarse’ weg te onderkennen. In de DDR is
een veel sterkere traditie van op industriele toepassingen gericht onderzoek dan in de Sovjetunie; deze is
versterkt door het onderbrengen van
een groot aantal zelfstandige researchinstituten bij grote ondernemingen en het veranderen van de financiering van universiteiten en overblijvende researchorganen: zij dienen het
grootste deel van hun onderzoeksmiddelen uit contractresearch te verkrijgen. In Hongarije en nu ook Bulgarije
mikt men daarnaast ook op kleine bedrijfjes waar groepjes ingenieurs tegen
hoge beloning hoogwaardige componenten voor grote ondernemingen ontwikkelen en eventueel produceren. De
Sovjetunie is duidelijk door het DDRvoorbeeld gecharmeerd.
Hierin past ook vermindering van invloed (of eventuele afschaffing) van
bestuurslagen tussen grote ondernemingen en industrials ministeries.
Vooral in de planvoorbereiding kunnen
de grote ondernemingen dan zelf een
belangrijker rol spelen. In Bulgarije
wordt getracht dat te bevorderen door
de brancheministeries (die zich doorgaans vrij specifiek met industriele be-

drijven bemoeien) af te schaffen, wat in
Hongarije al eerder is gebeurd. Afgezien van Hongarije en Polen overweegt
geen ander land een vermindering van
de betekenis van centrale opdrachten
aan bedrijven (in Polen is dit systeem,
zoals bekend, vervangen door een
reeks van meer of minder vrijwillige
‘contracten’ die ondernemingen met
de overheid kunnen sluiten, waarbij zij
het gewenste produceren in ruil voor
materiele inputs, valuta en financiele
middelen 4)). Integendeel, in het algemeen wordt meer nadruk gelegd op
‘discipline’ bij de planuitvoering.
Verhoging van arbeidsproduktiviteit
Uiteraard speelt technologische ontwikkeling een rol in een dergelijke verhoging, maar gezien de grote mate van
‘onderbenutte’ arbeidskracht in bedrijven kunnen organisatorische wijzigingen of vergroting van arbeidsdiscipline
op korte termijn zeker zo effectief zijn.
De experimenten in de Sovjetunie zijn
hier het duidelijkst op gericht. Stapsgewijs nemen vanaf 1984 steeds meer
bedrijven en sectoren aan het ‘grootschalige economische experiment1
deel en sinds januari 1987 betreft dit de
gehele Industrie en het transportwezen. De aan het ‘experiment’ deelnemende bedrijven kregen meer rechten
en verantwoordelijkheden, en winst of
verlies werd belangrijker voor het feitelijk functioneren. De drie belangrijkste
elementen van het ‘experiment’ zijn:
de ondernemingen zijn sterker bij de
planopstelling betrokken; de plannen
berusten op stabiele ‘normen’ voor
een periode van vijf jaar; de onderneming krijgt een belang in vermindering
van het aantal werknemers. Het laatste
tracht men te bereiken door, simpel
gesteld, de hoogte van de totale loonsom te laten afhangen van de toege1) Ik zie in het bijzonder af van Roemenie,
waar organisatorische veranderingen soms
vrij bizarre vormen aannemen. Een voorbeeld
is de sinds de zomer van 1986 verplichte aankoop door werknemers van aandelen in het bedrijf waar ze werken, zonder dat daar
zeggenschap tegenover staat – feitelijk een
verdere loonsverlaging.
2) Zie recent J. Kornai, The Hungarian reform
process: visions, hopes and reality, Journal of
Economic Literature, jg. 24 (1986), biz. 1689
e.v.
3) Ook instrumenten als (verborgen) prijsverhogingen worden daartoe benut.
4) Dat neemt niet weg dat sommige Poolse
economen van mening zijn dat bedrijven nu
meer opdrachten krijgen dan in de jaren zeventig, terwijl ze daarnaast sterker door provinciale autoriteiten worden gecontroleerd.
Het laatste is ook in Hongarije het geval.

voegde waarde (de ‘normatieve netto
produktie’) in een volgens vaste normenberekendeverhouding – bijvoorbeeld als basisfonds plus een derde
van het groeipercentage toegevoegde
waarde. Het aantal werknemers speelt
daar geen rol meer in. Op deze wijze
hebben werknemers baat bij een toenemende produktie en wordt het voordeliger voor een onderneming om
minder mensen in dienst te hebben
(omdat men de lonen dan kan verhogen). De ervaringen met het experiment zijn zeer gemengd (de bedrijven
probeerden de prijzen op te drijven en
daarmee op gemakkelijke wijze de toegevoegde waarde te verhogen; ze bleven op simpele produktievergroting
gericht en niet op nieuwe produkten;
de arbeidsproduktiviteit steeg meer
dan gemiddeld, maar het aantal arbeiders daalde alleen in uitzonderingsgevallen), maar worden toch voldoende bevredigend geacht om op grotere
schaal in te voeren. Het probleem
daarbij is dat experimenteerbedrijven
in de Sovjetunie doorgaans bevoordeeld worden in de leveranties van materialen; wanneer een experiment
wordt uitgebreid is dat in afnemende
mate mogelijk en nemen relatief
gunstige prestaties ook vaak af 5).
Betere dienstverlening
Hierin is men in Hongarije. het verst
– met name de keuzemogelijkheden
voor consumenten zijn vergroot vooral door introductie van een ‘pachtsysteem’ voor bij voorbeeld winkels en
restaurants en door legalisering van
particuliere activiteiten. Ook in de DDR
vindt overigens van oudsher een deel
van de dienstverlening in particuliere
en cooperatieve bedrijfjes plaats, zij
het dat deze weinig dynamiek (kunnen)
vertonen. In sommige Sovjetrepublieken wordt ook al enige tijd met een
pachtsysteem geexperimenteerd en
vanaf 1 mei 1987 zal legale particuliere
dienstverlening op grotere schaal binnenbepaaldegrenzen – in de Sovjetunie mogelijk worden 6). Zonder
twijfel bevat deze maatregel elementen van een echte hervorming, is ze
daarom voor ideologische scherpslijpers moeilijk te hanteren en kan ze in
principe voor de burgers op korte termijn positieve gevolgen hebben. De
fundamentele problemen van stagnerende economische groei zal zij echter
niet kunnen oplossen.

Meer directe contacten tussen produktie en buitenlandse handel.
In Oosteuropese landen was dit al
langer gebruikelijk en is dat ook zeer
zinvol gebleken, maar in geselecteerde branches en ondernemingen in de
Sovjetunie wordt er nu ook toe overgegaan (met name de export van auto’s,
machinegereedschappen en precisieinstrumenten). De export van grondstoffen blijft echter onder directe
controle van het Ministerie van Buitenlandse Handel. Ook dient men zich
geen overdreven voorstelling van jointventures met westerse bedrijven te
292

vormen. In de Sovjetunie zijn ze voor
het westen relatief weinig interessant
omdat terugsluizen van winsten in harde valuta sterk wordt bemoeilijkt en de
westerse partner geen zeggenschap
heeft over het topmanagement. Zelfs
in Hongarije bedraagt hun waarde nog
maar enkele tientallen miljoenen
dollars.
Veranderingen in de interne organisatie van ondernemingen.
In de Sovjetunie wordt geexperimenteerd met allerlei vormen van het z.g.
Sjtsjekinosysteem, waarin groepen arbeiders (brigades) meer zelfstandigheid hebben in het uitvoeren van hun
taken. In Hongarije is in 1985 al een
wet ingevoerd die een bepaalde vorm
van ‘zelfbestuur’ mogelijk moet maken; met name in middelgrote ondernemingen is deze tenminste in theorie
veelbelovend, en kan men de eigen directeur kiezen. In Bulgarije is in mei
1986 een nieuwe Arbeidswet ingevoerd, waarin het mogelijk wordt gemaakt brigadeleiders en directeuren te
kiezen. Bij de eerste verkiezing werd
uiteraard een grote meerderheid van
de officiele kandidaten verkozen, maar
zeker niet allemaal. In de Sovjetpers
werd er met duidelijke belangstelling
over geschreven 7).
Veranderingen in het prijssysteem.

Prijzen op de wereldmarkt hebben
een sterkere invloed op binnenlandse
prijzen gekregen (Hongarije, Bulgarije)
of er wordt aan gedacht deze verbinding voor sommige produkten tot stand
te brengen (USSR).

Successen en problemen

Westberlijnse DIW onlangs tot de con-

clusie kwam dat de relatieve achterstand ten opzichte van de Bondsrepubliek in 1970-1985 per saldo ongewijzigd bleef (zo’n 30 procent) 9). Toch
zijn ten minste twee tendenties opvallend. Allereerst de zoveel gunstiger
macro-economische ontwikkeling in
de DDR dan in Hongarije (ook aan andere indicatoren, zoals het verloop van
de netto schuldenlast, kan men dat aflezen). Verder lijkt de dating van het
Sovjet-groeicijfer op dit moment tot
staan gebracht. Dit wordt nog niet zozeer aan de economische herstructurering toegeschreven, maar veeleer
aan verjonging en kwalitatieve verbetering van het management.
Opmerkelijk is verder dat een van de
belangrijkste doelen van het Sovjetplan voor 1986, meer kapitaalgoederen in gebruik te nemen (dus niet zo
maar te investeren, maar de investeringen ook zo snel mogelijk te voltooien), volstrekt niet is gehaald. De in
gebruik te nemen capaciteit had met
14,1% moeten toenemen, wat 6%
werd, terwijl de investeringen even
snel stegen als gepland (8,4 in plaats
van 8%) 10). Ook werd het plan voor de
zware Industrie wel vervuld, (5,2%
groei tegen 4,3 gepland), terwijl dat
van de consumptiegoederenindustrie
het niet haalde (4 tegen 4,4%) – een
vanouds bekend patroon. Ten slotte
bleef vooral de produktie van geavan5) Vgl. G. Seidenstecher, Das ‘Okonomische
Experiment grossen Massstabs’ in der sow-

jetischen Wirtschaft, deel 1 en 2, Berichte des
Bundesinstututs fur Internationale und ostwissenschaftliche Studien 36 en 37-1986.
6) M. Ellman, Liberalisatie in de Sovjet-economie, ESB, 7 januari 1987.
7) Pravda, 19 januari 1987, biz. 4.

8) Roemenie vermeldt bij voorbeeld soms na-

In label 1 vindt men een overzicht
van groeicijfers in de Europese RWEHlanden. Nu moet men de officiele
Oosteuropese cijfers nemen voor wat
ze waard zijn. Afgezien van Hongarije
en wellicht Polen is er van een ‘verborgen’ inflatie sprake in de orde van 2
procent per jaar, en in Roemenie is
meer in het algemeen onduidelijk waar
cijfers op zijn gebaseerd 8). Zo laat de
DDR bij voorbeeld bij voortduring vrij
hoge cijfers over toename van de particuliere consumptie zien, terwijl het

tionale groeicijfers die hoger zijn dan die in elk
der afzonderlijke sectoren, en vermeldt deze
in ‘vergelijkbare prijzen’, die in elk geval niet
overeenkomen met reele groei.

9) Der Tagesspiegel, 21 november 1986. Zie
verder DIW, Wochenbericht 21/1986, Das
Kaufkraftverhaltnis zwischen der D-Mark und
Mark der DDR 1985.
10) Pravda, 18 januari 1987, biz. 1-4. Zie ook

de kritische analyse door de ministerraad,
Pravda, 22 januari 1987, biz. 2. Meer in het algemeen is het de vraag of de groeicijfers van
de Sovjes-economie over juist 1985 en 1986
niet bijzonder sterk zijn vertekend. Een overschatting van 3% of meer is niet onmogelijk.

label 1. Jaarlijkse verandering nationaal inkomen (volgens Oosteuropese definitie) in procenten
1981-1985
Bulgarije
DDR
Hongarije
Polen
Romenie c)
Tsjechoslowakije
Sovjetunie

4.3
4,2
1,5
4,7 b)
(4,4)
2,0
3,2

1984

1985

1986 a)

4,6
5,5
2,7
5,8
(7,7)
2,9
3,2

1,7
4,2
-0,9
3,2
(6,0)
3,3
3,5

4,5
4,3
1,2
4,0
(7,0)
3,1
4,1

a) voorlopige cijfers.
D; i»oj-i»oo.
b) 1983-1985.
c) Tussen haakjes wegens vergaande onbetrouwbaarheid van statistische gegeven
Bron: Deutsches Institut fur Wirtschaftsforschung; New Times, 12 januari 1987.

label 2. Handelsbalans met OESO-landen (miljoenen dollars perjaar) en netto
schulden (miljarden dollars, einde van hetjaar)
Handelsbalans
1984
Bulgarije
DDR
Hongarije
Polen
Roemenie

Tsjechoslowakije
Sovjetunie

– 720
540
0
1 000
2.700
810
4.000

1985
-1.125
840
100
800
2.300
470
2.000

Netto schuld
1986′

1985

1986 a)

-1.790
540
– 440
770
2.000
470
-1.100

0,8
5,5
5,1
29,3
6,6
2,1
13,7

2,2
5.5
7,8
32,4
5,5
2,6
?

a) Schattingen en voorlopige cijfers.
Bron: persberichten betreffende landen; OESO; Deutsches Institut fur Wirtschaftsforschung.

ceerde apparatuur, zoals robots, achter bij de geplande.
Een andere belangrijke indicator is
de ontwikkeling van het handelstekort
met de gei’ndustrialiseerde westerse
landen (zie tabel 2). De Sovjetunie zag
het grote overschot omslaan in een tekort; in de meeste andere landen
vertoonde het een lichte dating. Bulgarije heeft de laatste jaren een fors
handelstekort, maar een lage schuldenstand. Over de Sovjet-schulden
zijn geen gegevens voorhanden, maar
waarschijnlijk zijn deze gestegen.
Overigens zijn de hier vermelde gegevens niet gelijk aan het totale handelssaldo in convertibele valuta, omdat
een deel van de handel met ontwikkelingslanden daar eveneens in wordt afgewikkeld, en zijn er van land tot land
forse verschillen tussen handelssaldo
en lopende rekening. Voor 1986 hebben Bulgarije, Hongarije en Polen een
tekort op de lopende rekening, de
DDR, Tsjechoslowakije en Roemenie
een overschot. Voor de Sovjetunie is
dat moeilijker te schatten, omdat
wapen- en goudverkoop hierin een belangrijke rol spelen 11). Alleen in Hongarije en Polen vormt de rentebetaling
op schulden een fors deel van de export in harde valuta (ruwweg 20
respectievelijk 45%). In andere landen
is dat minder dan 10°/o.

zozeer om dat men een bepaald ‘model’ wil overplanten, maar de nu zo gewenste herstructurering zou bij
eventueel succes wel eens een goede
voedingsbodem voor latere, verdergaande veranderingen kunnen blijken.
In het navolgende zal ik alleen kort ingaan op de enige hervorming in OostEuropa, de Hongaarse.
Een groot gevaar in de Hongaarse
economie is de dreigende onbestuurbaarheid. In zeker opzicht stagneert
het hervormingsproces. Een belangrijke reden daarvan is dat in toenemende
mate ,,het gros van de bevolking, en
ook de intellectuelen (..) de economische hervormingen vooral met negatieve kenmerken verbindt”, en ,,we er
niet werkelijk in geslaagd zijn de meerderheid van het ondernemings management voor de hervorming te
winnen”. De keerzijde daarvan is dat
er geen echte pressiegroep voor permanente hervormingen tot stand is gekomen 13). De Hongaarse econoom
Bauer heeft het huidige systeem al
eens ‘plan noch markt’ gedoopt. Hoewel er in bepaalde delen van de economie onmiskenbaar van marktelementen sprake is – de particuliere bedrijfjes, in zekere zin de arbeidsmarkt, de
landbouw – dient men vooral niet de
fout te maken te menen dat er in Hongarije al vrijwel van een – al dan niet
socialistische – markteconomie sprake is. Bedrijven hebben te maken met
voortdurend veranderende ‘aanwijzinHervormingen
gen’ en verplichtende ‘prioriteits ontwikkelingsprogramma’9’, waar een
Het is niet verwonderlijk dat de Sov- ongeschreven recht op compensatie
jetleiding zich – naast continuering van verliezen tegenover staat. In de feivan al langer plaatsvindende experi- telijke economische ontwikkeling
menten – op elementen van verande- kampt men met het probleem dat de
ringen in meerdere landen orienteert, dynamiserende rol van de landbouw of in de woorden van de Russische de motor van de vernieuwing in de jaRWEH-kenner Bogomolov: ,,Het is de ren zeventig – enigszins is uitgesom van verschillende pogingen, de speeld. Met name de openbare finanveralgemenisering van gemeenschap- cien hebben met de gevolgen van het
pelijke ervaringen die zal leiden tot een niet tot stand komen van een echte
optimaal model van een nieuwe maat- markt te maken: sterk dalende inschappij”, waaraan hij toevoegt dat komsten (vanwege de gedaalde be,,hieraan in de economische praktijk drijfswinsten), oplopende subsidies
nog weinig aandacht wordt geschon- aan verliesgevende bedrijven (nu al
meer dan een kwart van het gehele
ken” 12).
In het voorgaande is al aangestipt staatsbudget) en een voor Oosteurodat met name elementen van ervarin- pese begrippen schrikbarend budgetgen in Bulgarije, de DDR en Hongarije tekort van 3,5 tot 4% van het bnp. Voor
nauwkeurig in de Sovjetunie worden 1987 worden constante investeringen
gadegeslagen. Het gaat er daarbij niet en een verlaging van de particuliere

consumptie voorzien, wat verder wellicht alleen in Roemenie het geval zal
zijn. Daar staat tegenover dat de lonen
voortdurend meer stijgen dan gepland.
In een recente bijeenkomst (november
1986) van het Centrale Comite van de
Communistische Partij werd de problematiek aldus samengevat: ,,Het lukt
niet economische en ondernemingsbelangen op bevredigende wijze op elkaar af te stemmen” 14). Zo is er eind
1986 na veel wikken en wegen een
nieuwe faillissementswet ingevoerd.
Feitelijk neemt het aantal mensen dat
door de ondernemingen wordt voorgedragen voor plaatsing in een andere
vestiging (dus nog niet eens ontslag)
af: in 1985 waren het er 15.000, in 1986
5.000 (op een beroepsbevolking van 5
miljoen) 15).
Dit alles neemt niet weg dat zelfs de
grote ondernemingen in Hongarije al
aanmerkelijk prijsgevoeligerzijn dan in
andere Oosteuropese landen, dat er in
de dienstverlening en landbouw veel is
verbeterd en dat de bureaucratische
coordinate aanzienlijk is verminderd.
Ook is geen twijfel mogelijk aan de inzet van de Hongaarse politici sommige
hervormingen door te zetten in de richting van een markteconomie. Met name op de kapitaalmarkt is er in dat
opzicht van vooruitgang sprake (er
worden steeds meerobligaties gei’ntroduceerd en de eerste stappen op weg
naar een onderling concurrerend
bankwezen zijn gezet), en ook op het
gebied van modernisering van de belastingen is het een en ander te verwachten (invoering van een type
inkomstenbelasting, winstbelasting en
wellichtbtw) 16).

11) De Engelse econoom Hanson schat een
positieve lopende rekening van $ 6,2 mrd. in
1984 en $ 4,4 mrd. in 1985. Een negatieve lopende rekening voor 1986 behoort dan niet tot
de onmogelijkheden (daar was in 1975 en

1976 overigens ook sprake van).
12) O. Bogomolov, New Times, op.cit. De
CPSU lijkt zich daarbij – in tegenstelling tot

wat wel wordt verondersteld – weinig op mogelijke Chinese voorbeelden te richten. Wel is
de ideologisch ingegeven kritiek op Chinese
ontwikkelingen vervangen door een pragmatische beoordeling, waarin begrip voor de spe-

cifieke Chinese geschiedenis doorklinkt. Ook
op het gebied van de landbouw is niet zozeer
China (dat ook veel armer is dan de USSR),

maar Hongarije het voorbeeld. Vgl. C.
Herrmann-Pillath,

schaftsreform

Die

im

Chinesische

Spiegel

Wirt-

sowjetischer

Darstellungen 1979-1986, Berichte 42-1986.

13) Zie het interview met R. Nyers (een der
‘vaders’ van de Hongaarse hervormingen) in
The Hungarian Economy, vol. 14, nr. 3 (1986),
biz. 9-11 en K. Sitzler, Ungarische Stimmen

zur

Wirtschaftsreform,

SudOst

Europa,

1986/10, biz. 554 e.v.

14) Budapester Rundschau, 48/1986, biz. 8.
15) Budapester Rundschau, 3/1987, biz. 1.

16) Zie voor uitstekende overzichten Kornai,
op.cit. en L. Csaba, Le processus de reforme
hongrois et son evolution previsible en
1985-1987, Revue d’ etudes comparatives
Est-Ouest, vol. 17, nr. 2 (1986), biz. 7 e.v.

Tot slot
De laatste anderhalf jaar is er veel in
Oost-Europa veranderd – niet zozeer in
heteconomischesysteem, maardeste
meer in de economische politiek en de
feitelijke economische ontwikkeling.
Twee redenen liggen hieraan ten
grondslag. De Sovjet-‘reconstructie’
heeft vooral tot doel de dynamiek in de
binnenlandse economie terug te brengen. In de DDR en Hongarije gaat het

er om handelsaandelen in het westen
terug te winnen. Bij de ‘reconstructie’
orienteert de USSR zich op bepaalde
ervaringen uit Bulgarije, de DDR en
Hongarije. Het laatste land is het enige
waar van een echte hervorming sprake
is, maar juist die dreigt in sommige opzichten in het slop te geraken.

Pietex Boot
De auteur is werkzaam op het Ministerie van

Sociale Zaken. Het artikel is geschreven op
persoonlijke titel.

Auteur