Olie en de economic
Op 29 maart j.l. werd op de Erasmus Universiteit te Rotterdam een conferentie gehouden met als onderwerp onzekerheid rond de toekomstige ontwikkeling van energieprijzen en de consequenties daarvan voor de economische politick. Deze vraagstelling werd in het bijzonder toegespitst op
de situatie in een aantal Westeuropese landen waaronder
zich zowel energie-importeurs als energie-exporteurs bevinden. Voor de behandeling van dit thema waren drie buitenlandse sprekers uitgenodigd om een paper voor te bereiden
dat op de conferentie werd bediscussieerd. Daarnaast vond
een forumdiscussie plaats. Dit nummer van ESB is geheel
aan het congres gewijd. Behalve een verslag van hetgeen op
de dag ter sprake kwam. bevat het enkele aanvullende beschouwingen die op hetzelfde onderwerp betrekking hebben.
Door een systematische groepering van het besprokene
wordt geprobeerd een zo overzichtelijk mogelijk beeld te
schetsen van de gevolgen die een onzekere energieprijsontwikkeling heeft voor de internationale conjunctuur in het algemeen en voor de economische ontwikkeling in een aantal
Westeuropese landen in het bijzonder. Tevens wordt onderzocht welke economisch-politieke consequenties daaraan
kunnen worden verbonden.
De conferentie, die werd georganiseerd door de Stichting
Rotterdamse Monetaire studies in samenwerking met Chevron Nederland BV. bestond uit twee delen: een ochtendzitting onder voorzitterschap van prof. dr. E. J. Bomhoff. hoogleraar monetaire economic aan de Erasmus universiteit Rotterdam, waar de drie internationale papers werden besproken. en een forumdiscussie in de middag onder voorzitterschap van prof. dr. P. Korteweg. thesaurier-generaal bij het
Ministerie van Financien.
De aftrap voor de conferentie werd verricht door prof. dr.
P. R. Odell, directeur van het Centre for International Energy Studies, die een voorspelling van de energieprijsontwikkeling tot het jaar 2040 presenteerde. Odell besprak
een drietal mogelijke prijsscenario’s waarbij hij benadrukte
hoe belangrijk het voor zowel olieconsumerende als olieproducerende landen zou zijn om in de nabije toekomst tot
prijs- en hoeveelheidsafspraken te komen vanwege het wederzijdse belang dat beide groepen landen hebben bij het verminderen van de onzekerheid rond de energieprijsontwikkeling. De bijdrage van Odell is in het eerste hoofdstuk vrijwel
integraal opgenomen.
Na de uiteenzetting van Odell volgde een bespreking van
de drie congrespapers. Na een korte inleiding door de auteurs
werden vragen gesteld door een panel, dat naast prof. Bomhoff als voorzitter, bestond uit drs. E. E. van Laer, verbonden aan de economische studiedienst van Pierson, Heldring
en Pierson, dr. M. van Nieuwkerk, adjunct-chef van de afdeling Betalingsbalansen bij De Nederlandsche Bank, en
prof. dr. D. J. Wolfson, hoogleraar openbare financien aan
de Erasmus Universiteit Rotterdam. Als eerste kwam het paper Fiscal policy, the price of energy and the UK recession
van prof. dr. A. Budd, hoogleraar aan de London Business
School (LBS), ter sprake. Dit bevat een evaluatie van de rol
die energieprijzen en het overheidsbeleid bij de economische
ontwikkelingen in het Verenigd Koninkrijk hebben gespeeld. De tweede inleiding werd verzorgd door prof. dr. P.
de Grauwe, die als hoogleraar verbonden is aan de Katholieke Universiteit van Leuven in Belgie. In zijn paper, getiteld
Fiscal policies in Belgium and in the Netherlands since 1970,
schetst hij aan de hand van ontwikkelingen in de spaarquote.
de lopende rekening en het overheidstekort in beide landen.
waarom de Belgische economie er op dit moment slechter
ESB 4-5-1983
voorstaat dan de Nederlandse. Ten slottc presenteerde prof,
dr. V. D. Norman, hoogleraar economie aan de Norwegian
School of Economics and Business Administration in Bergen, zijn paper Energy prices and economic policy in small,
open economies, dat een overzicht bevat van de economische politick die in de jaren zeventig in Noorwegen, Zweden
en Denemarken is gevoerd. Een samenvatting van deze papers vindt men terug onder het hoofdstuk ..Energie en de
conjunctuur in enkele Westeuropese landen”, dat voorts een
beschouwing bevat over de gevolgen die de energierijkdom
heeft gehad voor de Nederlandse economie.
Na de middagpauze startle een forumdiscussie waaraan
naast prof. Korteweg als voorzitter en de drie inleiders uit de
ochtendzitting werd deelgenomen door prof. drs. J. Weitenberg. onderdirecteur van het Centraal Planbureau. en prof,
dr. N. Walter, hoofd van de afdeling conjunctuuranalyse van
het Institut fur Weltwirtschaft aan de Universiteit van Kiel
(BRD). Het eerste discussiepunt betrof de gevolgen van een
olieprijsdaling voor de reele economie. De discussie spitste
zich daarbij toe op de vraag in hoeverre de recente olieprijsdaling een belofte inhoudt voor economisch herstel in WestEuropa en of een eventuele opleving in de economische activiteit dan nog dit jaar zichtbaar zal worden of pas later. Of
is in het afgelopen decennium de aanbodzijde van de Westeuropese economieen door de twee oliecrises en de daarop
volgende recessie zodanig verzwakt dat op korte termijn geen
positieve effecten verwacht kunnen worden? Daarna kwam
de discussie op de mogelijke dreiging van een internationale
financiele crisis en op de vraag of de eerder besproken eventuele positieve effecten van een olieprijsdaling op de reele
economie wellicht teniet zullen worden gedaan alsblijkt dat
een aantal olieproducerende landen die worden geconfronteerd met dalende olie-inkomsten, niet in staat zal zijn aan
de rente- en aflossingsverplichtingen op buitenlandse schulden te voldoen. Zijn de kansen op een dergelijke crisis in de
afgelopen 12 maanden toe- ofafgenomen? Een weergave van
deze discussie treft men aan onder het hoofdstuk ,,Olie en de
internationale conjunctuur”.
In het tweede gedeelte van de forumdiscussie werd ingegaan op de waarschijnlijke readies van monetaire autoriteiten en overheden op een olieprijsdaling. Zullen zij reageren
met een bijstelling van hun doelstellingen inzake de lopende
rekening, de inflatiebestrijding en het overheidstekort? En in
hoeverre is te verwachten dat overheden op de olieprijsdaling zullen reageren met een overeenkomstige verhoging van
indirecte belastingen en accijnzen op olie en olieprodukten?
Aan de forumleden werd ook gevraagd wat naar hun inzicht
de readies van monetaire autoriteiten en overheden zouden
moeten zijn op de recente olieprijsdalingen. Dit is weergegeven in het hoofdstuk over de budgettaire en monetaire politiek.
Ten slotte is onder de titel ..Energie en de gevolgen voor
de binnenlandse economie” een beschouwing opgenomen
over de effecten die de beschikbaarheid van eigen energiebronnen of de aanwezigheid van een energie-intensieve
produktiestructuur heeft voor de economische structuur van
een land. Daarbij worden ook de verschijnselen van de
,,Dutch disease” besproken.
Ook al lijken de dagen van de OPEC geteld en vertoont de
olieprijs een daling, de onzekerheid rond de ontwikkeling
van de energieprijs is niet van de wereld weggenomen. Door
een bespreking op de conferentie en een beschrijving in deze
ESB is gepoogd de aard van deze onzekerheid te verduidelijken en de mogelijke gevolgen aan te geven.
381