Ga direct naar de content

Noorse onwil

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 2 1994

Noorse onwil
Zelden is Noorwegen zo verdeeld geweest als in dit
jaar, voorafgaand aan het referendum over toetreding
tot de Europese Unie. Vele Noren staan sceptisch tegenover ‘Europa’, omdat het gevoelsmatig ver weg
ligt en als een bedreiging voor de soevereiniteit
wordt gezien. Het lidmaatschap van de EU betekent
inderdaad aansluiting bij Europees beleid, met name
op het gebied van landbouw, mededinging en overdrachten naar arme gebieden. Verder wordt het land
meteen kandidaat voor de volgende fase van economische samenwerking: de monetaire unie.
Toetreding tot ‘Europa’ heeft een prijS: Noorwegen wordt een netto- betaler ter waarde van 320 miljoen dollar!. Afgezien hiervan zullen de gevolgen
voor de Noorse economie in eerste instantie beperkt
zijn. Omdat er momenteel al vrij handelsverkeer met
de Europese Unie is (Noorwegen maakt deel uit van
de Europese Economische Ruimte), zal de handel
niet sterk toenemen. Toetreding geeft wel inspraak in
het beleid van de Europese Unie. Met name op het
gebied van energie is dit voor Noorwegen, als producent van olie en gas, op den duur van groot belanl.
Een ander economisch effect komt voort uit de verwachte toename van (buitenlandse) investeringen.
Deelname aan de EU geeft potentiële investeerders
vertrouwen, en dat is van belang voor het aangaan
van lange-termijnverbintenissen.
Als de monetaire
unie een feit is, verdwijnt bovendien het wisselkoersrisico, en op dat moment is wèl een positieve impuls
voor de handel te verwachten. De economische voordelen die hieruit voortvloeien ten opzichte van het
niet tot de Unie behoren, zijn groter naarmate meer
buurlanden EU-lid zijn. Naast deze ‘algemene’ effecten zal toetreding echter ook gevolgen hebben voor
bepaalde sectoren of onderdelen van het economisch beleid.
Ten eerste krijgen de Noorse boeren te maken
met het gemeenschappelijk
landbouwbeleid. Op dit
moment worden Noorse boerenbedrijven in stand gehouden die weinig efficiënt produceren, soms in gebieden waar de natuurlijke omstandigheden zeer ongunstig zijn, met subsidies die nàg royaler zijn dan
die in de EU. Vermindering van deze subsidies komt
de efficiency van het landbouwbeleid ten goede,
maar heeft een prijs in de vorm van verandering van
het cultuurlandschap door ontvolking en schaalvergroting in de landbouw. Veel Noren hebben, ook als
ze in een stad wonen, nog een sterke binding met
het platteland en vinden dit een ongewenste ontwikkeling. Om deze ontwikkeling te voorkomen is het
de Noorse overheid toegestaan om ook als EU-lid, in
aanvulling op de EU-subsidies, de landbouw in
kwetsbare regio’s extra te blijven steunen. Hierom,
en omdat ondersteuning van achtergebleven regio’s
deel uitmaakt van het economische beleid van de EU
(ook het uiterst dun bevolkte Noorse noorden zal
middelen uit de structuurfondsen ontvangen), lijkt de
angst dat het EU-lidmaatschap tot de ontvolking van

E5B 23-11-1994

deze gebieden zal leiden, overdreven. Wel zullen in
het gemeenschappelijk
landbouwbeleid de relatief
gunstig gelegen bedrijven in het oosten en zuiden
minder hulp ontvangen waardoor schaalvergroting
onvermijdelijk wordt, wat gevolgen heeft voor het
cultuurlandschap. Ook de vissers vrezen toetreding,
vanwege het gevaar dat vrije toegang van anderen de
visstand in de Noorse zeeën aantast. Overigens hebben de Noorse vissers de vrije toegang tot hun wateren wel weten uit te stellen.
Een volgende vraag betreft de toekomst van de
verzorgingsstaat. Het lidmaatschap van de EMU beperkt de monetaire en budgettaire beleidsvrijheid.
Ook beperkt het de mogelijkheden om de belastinginkomsten te verhogen, willen bedrijven zich niet liever in een ander land vestigen (beleidsconcurrentie).
Deze beperkingen kunnen een bedreiging voor de
verzorgingsstaat vormen. Omgekeerd is het nog maar
de vraag of Noorwegen buiten de EU beter in staat is
om de huidige arrangementen op de lange termijn te
handhaven. Uiteindelijk moeten deze immers betaald
worden uit de economische groei, en het EU-lidmaatschap zal hiervoor eerder een stimulans dan een rem
zijn.
Ten slotte vrezen de tegenstanders dat het milieu
er op achteruit zal gaan. Noorwegen heeft een redelijke milieukwaliteit weten te bewaren, deels als gevolg
van het gevoerde beleid, deels ook vanwege een algemeen gedeeld respect voor de natuur. De druk op
bedrijven en overheid als gevolg van een sterke re
concurrentie vormt inderdaad een bedreiging voor
de binnenlandse milieukwaliteit. Daar tegenover
staat dat de invloed van de Noorse regering op de
aanpak van grensoverschrijdende
problemen zal toenemen als het land kan meebeslissen over het Europese beleid.
De economische baten van toetreding komen dus
vooral voort uit de invloed die men kan uitoefenen
op het Europese beleid en uit de voordelen van een
aantrekkelijker vestigingsmilieu voor (buitenlandse)
bedrijven. Het is echter moeilijk in te schatten hoe
groot deze voordelen zijn ten opzichte van de situatie waarin Noorwegen buiten de Unie, maar binnen
de Europese Economische Ruimte blijft. Tegenover
deze onzekerheid staat de zekerheid dat Noorwegen
aan het Europese beleid moet mee-betalen, en minder goed in staat zal zijn om nationale preferenties
op het gebied van landbouw en milieu te realiseren.
Het lijkt ondoenlijk om de beslissing met een rationele afweging van kosten en baten te nemen. Aanstaande maandag zal het gevoel van de Noren bepalend
zijn voor de uitkomst van het referendum.
E.S. Pelle
1. Norway Now, nr. 5, 14 maart 1994, blz. 6-7.
2. The Nordie countries, survey, 7be Economist, 5 november 1994, waaraan ook andere gegevens ontleend zijn.

Auteur