Ga direct naar de content

Nieuwe voornemens in Hongarije

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 27 1985

Internationaal

Nieuwe voornemens
in Hongarije
DR. P.A. BOOT*

Al vele jaren mag het Hongaarse economische systeem zich in een warme belangstelling uit het Westen verheugen. De
poging van Kadar en dezijnen om een ,,socialistische markteconomie” te introduceren wordt met sympathie begroet. Hongarije is lid geworden van het IMF en de Wereldbank. Het land zelf doet er ook alles
aan om dit imago te cultiveren: het land
van het pragmatische socialisme, waarin
de redelijkheid het voor het zeggen heeft en
de dogma’s op de achtergrond zijn gedrongen.
In een artikel is de vraag of dat beeld terecht is niet uitputtend te beantwoorden.
Dat zal ik ook niet proberen. Wel zal ik nagaan in welke richting de meest recente hervormingen in Hongarije gaan, en in welke
mate men kan stellen dat de Hongaarse
hervormingen een succes zijn 1).
Bedrijfsbestuur
In vergelijking met de drie andere belangrijke pogingen tot hervorming van de economic in Oost-Europa (Joegoslavie, 1965
en 1974; Tsjechoslowakije, 1967-1969;
Polen 1981 – 1982) is het Hongaarse type
in de eerste plaats een managers- of technocratische hervorming te noemen. De positie van de topmanagers als vertegenwoordigers van de staat werd niet aangetast en
in enkele opzichten zelfs versterkt. De invloed van de algemeen directeur van het
bedrijf werd vooral sterker toen de verschillende industriele ministeries tot een,
kleiner, werden samengevoegd, en dit
nieuwe ministerie niet langer de bevoegdheid had om onderdirecteuren te benoemen. Dat gebeurt nu door de algemeen directeur zelf. De arbeidersraden die in 1956
in grote bedrijven waren gevormd, werden
eerst vervangen door fabriekscomite’s, en
later door de vakbonden. Vakbonden hebben feitelijk echter alleen zeggenschap op
het gebied van lonen, arbeidsverhoudingen
en werkomstandigheden – niet op dat van
ondernemingsbeleid. In de jaren zeventig
veranderde daar weinig aan, en de Poolse
beweging voor zelfbestuur uit 1981 werd
met aandacht maar zonder veel begrip gevolgd. De resoluties van de plenaire vergadering van het Centrale Comite van april
1984 kwamen dan ook voor velen als een
verrassing.
1234

Kern van deze resoluties was dat het onderscheid in zeggenschap tussen het centrale bestuur en de produktie-ondernemingen
duidelijker moest worden, en dat er in de
produktie-ondernemingen een evenwichtige verdeling van zeggenschap zou komen.
In elk geval zal het principe van de ,,eenhoofdige leiding” vervangen worden door
dat van de ,,collectieve leiding”, zo is de
bedoeling 2). Verder werd de staatsindustrie in driee’n verdeeld. Een klein aantal
ondernemingen zal op de traditionele manier bestuurd blijven, met een directeur die
door het sectorministerie is aangesteld. Dit
zijn de z.g. ,,ondernemingen onder administratief beheer” (met name energie, olieraf finaderijen en openbaar nut) of speciaal
door de Ministerraad hiervoor aangewezen
bedrijven (vooral in de wapenproduktie).
Dergelijke ondernemingen blijven ondergeschikt aan het ministerie, dat gedetailleerde richtlijnen geeft, het soort activiteiten blijft bepalen en over veranderingen in
het machinepark oordeelt. In de twee andere gevallen wordt een duidelijk verschil
gei’ntroduceerd tussen de dagelijkse beslissingen, die door de algemeen directeur
worden genomen, en de strategische beslissingen, waarvoor nieuwe organen in het leven zijn geroepen.
Een tweede groep bestaat uit de kleine
ondernemingen. Wat dit precies is, is niet
vastgelegd, maar de scheidslijn ligt bij zo’n
500 werknemers. De belangrijkste beslissingen zullen hier genomen worden door
een algemene vergadering van werkenden.
Hierbij is duidelijk aan de formele structuur in cooperaties gedacht. Ingeval de onderneming uit veel vestigingen bestaat of
onoverzichtelijk is, kan de algemene vergadering haar bevoegdheden delegeren. De
algemene vergadering (of de gedelegeerden) dient het jaarlijkse plan en jaaroverzicht goed te keuren, ze oordeelt over belangrijke veranderingen in het soort bedrijfsactiviteit, in de organisatie (bij voorbeeld bij fusies), over belangrijke investeringen en de algemene richtlijnen voor de
verdeling van het bedrijfsresultaat. De vergadering kiest – in geheime stemming de directeur en een raad van bestuur die als
werkgever tegenover de directeur staat.
Deze raad van bestuur bereidt het jaarlijkse plan voor. Hoewel niet met zoveel woorden genoemd, is dit een vorm van zelfbestuur. De werkenden bezitten het bedrijf

niet, maar dat is in Joegoslavie formeel
ook niet het geval. Wettelijk zijn de eigendomsrechten aan de werkenden gedelegeerd.
De meeste ondernemingen vallen in de
derde categoric en zullen door een bedrijfsraad worden bestuurd. De raad mag ten
hoogste uit 50 leden bestaan, waarvan ten
minste de helft door de werknemers gekozen en maximaal een derde door de directeur benoemd. leder wordt voor vijf jaar
gekozen of benoemd, maar is ook voortijdig afzetbaar. De bevoegdheden van de bedrijfsraad zijn vergelijkbaar met die van de
algemene vergadering in het voorgaande
geval. Een van haar belangrijkste taken is
de keuze van de algemeen directeur. Deze
keuze volgt na openbare werving. De keuze
zal dus niet zoals nu door ministerie of partij gemaakt worden, maar deze organen
blijven wel een vetorecht houden.
Zo’n 13 a 15 procent van de ondernemingen zal onder administratief beheer
blijven vallen (met zo’n 30 a 40 procent van
de werknemers), 70 procent zal bedrijfsraden krijgen (met 60 a 70 procent van de
werknemers) en 17 procent een algemene
vergadering (met twee a drie procent van
de werkenden) 3). De meeste bedrijven uit
de laatste groep vielen tot nu toe onder lokaal bestuur. In veertig procent van de bedrijven moet dit jaar het nieuwe systeem
zijn ingevoerd, eind volgend jaar overal.
Ervaringen en mogelijkheden
Het is nog te vroeg veel te zeggen over ervaringen die met de nieuwe bestuursvormen zijn opgedaan. Wel kunnen we ingaan
op het gedrag van de organisatie die met de
nieuwe wetten te maken hebben. De sectorale ministeries waren uiteraard tegen.
Toen duidelijk was dat de partijtop voor de
nieuwe wetten had besloten verlieten ze
hun openlijke verzet. Allereerst trachtten
ze zoveel mogelijk ondernemingen in de
groep te krijgen die onder administratief
beheer bleef vallen. Vervolgens kwam een
interessante complicatie naar voren: omdat ondernemingen met een bedrijfsraad
niet van hogerhand opgesplitst kunnen
worden en ministeries vaak tegen zo’n
opsplitsing zijn, verkozen ze de raad als het
minst van twee slechten.
Een tweede duidelijke tegenstander was
de vakbond. Al meer dan 25 jaar heeft de
vakbond het feitelijke monopolie op de
vertegenwoordiging van arbeiders in het
bedrijf. Dit wordt nu aangevochten. Zelfs
is het zo geweest dat de vraag naar het
* De auteur was tijdens het schrijven van dit artikel verbonden aan de Universiteit van

Amsterdam.
1) Informatie voor dit artikel werd mede verkregen op een door het Cultured Akkoord tussen
Nederland en Hongarije gefinancierd bezoek
aan Boedapest en Eger.
2) T. Sarkozi, Neue Unternehmungsformen in
Ungarn, Ungarisches Pressebiiro, Wenen, 1985,
biz. 21.
3) Sarkozi op.cit., biz. 22; T. Bauer, The new
Hungarian forms of enterprise managements
and their economic environment, paper van het

Institute of Economics, Boedapest, 1985.

bestaansrecht van vakbonden in de zelfbestuurde ondernemingen is gesteld, aangezien in cooperaties ook geen vakbond actief is. De vakbonden stelden zich niet massief tegen de bestuursvorm op, maar

nomen krijgen.
Veel voorstanders gaan de huidige wijzingingen van eigendomsverhoudingen

gevallen om een omzeiling van de looncontrole: er worden nieuwe bedrijven opgericht om op legale wijze meer, en beter be-

niet ver genoeg. Een door velen gekoesterd

taald overwerk te kunnen verrichten.

ideaal is dat van de holdings. In deze vorm

Daarnaast zijn er uiteraard ook vele ,,ech-

trachtten hen vanaf het begin ,,over te ne-

zouden de eigendomsrechten gecontroleerd worden in holdings, die aandelen be-

te” nieuwe bedrijven. Ze zijn in het alge-

men”. De eerste experimentele beslissing
over de benoeming van een bedrijfsdirecteur werd feitelijk door de kaderleden van
de vakbond genomen. Ondanks pogingen
van de bond in die richting, werd dit geen
algemene regel.
Een derde groep tegenstanders wekt wellicht meer verbazing. Dit waren de bedrijfsdirecteuren. In Polen waren deze

zitten van bedrijven. Een bedrijf zou dan
voor bij voorbeeld 40 procent eigendom
kunnen zijn van een holding, 10 procent
van een andere, 20 procent van een grote
onderneming en 30 procent van de arbeiders en het management. De holding zou
de ,,Raad van Commissarissen” vormen,
de raden en Algemene Vergadering het fei-

meen klein en kunnen moeilijk groeien,
omdat er vooralsnog weinig vertrouwen is
in de continui’teit van het overheidsbeleid.

De eigenaars zijn daarom sterk op consumptie gericht (in plaats van de winst te

investeren). Cynisch gezegd is er sprake
van een ,,voor-kapitalistische mentaliteit”.

juist voor de hervormingen. In Hongarije
waren ze er tegen, omdat ze zo een extra
controle zouden krijgen: niet alleen van
,,boven”, maar ook nog van ,,beneden”.

telijke bestuur. Deze strctuur lijkt voorlo-

pig vrij utopisch.

Belastingen en lonen

Met de introductie van het Nieuwe Econo-

Prijzen

Ondernemingen worden erg zwaar belast. Op de bruto winst betaalt men eerst 15

mische Mechanisme was deze controle van
boven steeds ingewikkelder geworden.
Nog steeds moeten de Hongaarse bedrijven een ,,jaarverslag” aan de ministeries
overleggen, wat deze op hun beurt kunnen
afkeuren. Dit is echter achteraf. Maar er
zijn ook andere, ten dele nieuwe vormen
van controle. De ,,marktbewaking” geschiedt door het Materialen- en Prijzenkantoor; de financiele controle door de
Nationale Bank, de controle op belastingafdracht en besteding van verstrekte subsidies door het Ministerie van Financien.
Er is een controle op de ,,legaliteit” en ten
slotte de voortdurende controle door
partij-organen. Zonderoverdrijving: overcontrole. De macht van een toezichthoudend orgaan is echter verminderd: die van
de trusts. Van de 24 trusts (een bestuursniveau tussen onderneming en ministerie) die
in 1980 bestonden, waren er begin 1985 15
opgeheven. Veel bedrijven worden sinds-

procent lokale belasting en vervolgens 35

Sinds 1980 zijn de prijzen op de binnenlandse markt afhankelijk van die op de
westerse (export)markten. Er was aanvankelijk sprake van een dubbele koppeling.
De winstgevendheid van verkopen in het
binnenland mocht niet lager zijn dan bij
verkoop in het (westerse) buitenland, en de

prijsindex van binnenlandse prijzen mocht
niet sneller stijgen dan die op de wereldmarkt (omgerekend in binnenlandse valuta). Dit systeem zag er mooi uit, maar er
was geen rekening gehouden met een probleem, nl. dat bedrijven onder druk gezet
zouden worden om zoveel mogelijk te exporteren (dus ook tegen lage prijzen!) en
dat daarom vaak uitzonderingen op de regel noodzakelijk waren. Er waren zoveel
uitzonderingen, dat vanaf januari 1985 de
“winstgevendheidsbeperking” geheel is
verlaten en bij zo’n veertig procent van de
produkten ook de ,,prijsniveaubepaling”.
Dit wil zeggen dat, zoals ook v66r 1980 het

procent (van het bedrag voor lokale belasting) winstbelasting. Verder is er een belasting van 10 procent op de totale loonsom en van 3 procent over de waarde van

de kapitaalgoederen (machines, voorraden, financiele bezittingen). Een onderneming met gemiddelde winstgevendheid en
arbeidsintensiviteit is zo’n 80 procent van
de bruto winst aan belastingen kwijt (een

minder winstgevend bedrijf met hoge loonkosten uiteraard nog meer). Dit jaar is er
ten slotte een belasting op investeringen

ge’introduceerd, mede omdat ondernemingen voortdurend te veel willen investeren.
De hoogte hiervan is, ,,afhankelijk van de
conjunctuur”, tussen 0 en 25 procent.

Voor 1985 is ze op 15 procent van het bedrag vastgesteld dat ondernemingen in eigen opdracht investeren.

De belastingen worden eerder zwaarder
dan lichter. In de praktijk wordt dat gecompenseerd met subsidies. Vooral in de

dien niet meer door 100 a 150 bureaucraten
in een trust gecontroleerd, maar door 4 a 5
in een ministerie 4). Vooral in de levensmiddelenindustrie is dat belangrijk.
Het Nationale Materialen- en Prijzenkantoor heeft de functie gekregen van
,,marktbewaker”. Deze marktbewaking
hadden de ministeries uiteraard graag willen uitvoeren (wat ze in de jaren zeventig
feitelijk ook wel deden, maar dat was niet
geheel legaal), maar hun enige bevoegd-

op te schorten. En bij het onderzoek naar

kunnen goed lobbyen. Opvallend aan deze

de juistheid van een eventuele verhoging
kan het Prijzenkantoor het ,,gehele gedrag
van de onderneming, tot in het detail”
doornemen 5).

subsidies is, dat er nauwelijks criteria zijn

heid is nu dat het Prijzenkantoor bepaalde

De effectiviteit van marktprijzen is

geval was, prijzen afhankelijk zullen zijn

van onderhandelingen. In dit geval van onderhandelingen met het Prijzenkantoor,
dat in elk geval het recht heeft elke aangekondigde prijsverhoging met een half jaar

uitvoerende bevoegdheden aan hen kan de-

uiteraard

legeren. We komen zo nog terug op de

marktstructuur. In de vroege jaren zeven-

vraag hoe de marktbewaking werkt, maar
moeten eerst nog iets zeggen over het toezicht op de ,,legaliteit”. Nu ondernemingen niet langer door ministeries worden beheerd, moest een andere institutie gaan
controleren of ze niet tegen de wetten in-

tig hadden de Hongaarse hervormers de
idee dat concurrentie vanuit het buitenland
voldoende zou zijn om voor een effectieve
concurrentie (en daarmee bestrijding van
monopolieprijzen) te zorgen. Zeker na de
sterke importbeperking van 1978 bleek dit
een illusie. De nadruk wordt nu gelegd op

gingen. Deze instituties zijn de lokale

bestuursorganen en… de sectorale ministeries. Deze organen mogen de bijeenkomsten van de Algemene Vergadering of bedrijfsraad bijwonen en daar kijken of men
,,de wettelijke kaders niet overtreedt”. Dit

lijkt misschien een kleinigheid, maar het
komt overeen met de bevoegdheden van lokale raden ten aanzien van landbouwcooperaties – deze lokale organen konden
daar vaak met beroep op wettelijke problemen besluiten terugdraaien en andere, tegen de wil van het management in, aangeESB 4-12-1985

sterk

afhankelijk

van

de

ijzer- en staalindustrie, de levensmiddelenen lichte industrie, maar feitelijk in alle bedrijfstakken. Formeel worden de subsidies
door het Ministerie van Financien ver-

strekt, maar vooral de sectorministeries
op grond waarvan ze worden gegeven. Ze
zijn algemeen, niet bij voorbeeld gekop-

peld aan rationalisatieplannen. Als de export stijgt, maar het verlies ook, wordt een
bedrijf bij voorbeeld voor het laatste ruimschoots gecompenseerd. Er is zo nauwelijks nog verband tussen oorspronkelijke
winst en winst na belasting en subsidie 6).
Het volgende citaat uit de mond van een
directeur van een Hongaarse handelsonderneming maakt duidelijk waartoe dit

kan leiden: ,,in het bijzonder aan het eind

opsplitsing van grote ondernemingen en

vestiging van nieuwe kleine. Die opsplitsing is tot nog toe maar in enkele gevallen
goed van de grond gekomen: daar waar in
de jaren zestig en zeventig de samenvoeging volstrekt willekeurig was geweest, of
waar er sprake is van goed te scheiden
produkt- of regionale markten. In geen
van
drie
situaties
dus
concurrentievergrotend!

Wel zijn er duizenden nieuwe bedrijven
opgericht. Het gaat daarbij in de meeste

4) A. Wass von Czege, Verschiebungen van

Macht und Einfluss im ungarischen Wirtschaftssystem der achtziger Jahre, Bericht des Bunde-

sinstituts fur ostwissenschaftliche und Internationale Studien, 1985, no. 10, biz. 19.
5) Budapester Rundschau, 1985, no. 2, biz. 8.
6) Zie bij voorbeeld J. Kornai en A. Matits,
Softness of the budget constraint – An analysis
relying on data of firms, Acta Oeconomica, vol.
32, no. 3 – 4 , 1984.

1235

van het jaar gebeurt het dat de Hongaarse

dat de Nationale Bank een meer op de

personen. Verder mogen de politici dan

partners zelfs de meest lucratieve contracten weigeren, of zich terugtrekken, omdat
ze niet willen dat hun basisresultaat ,,te
mooi” wordt. Want niemand weet immers
wat het volgend jaar kan brengen” 7).
Het sterkst worden de bedrijven wellicht

Westerse situatie lijkende positie zal krijgen, dus een scheiding van centrale bank en
kredietinstituties. Niet lang geleden heeft
de Bank haar massieve verzet tegen deze
verandering opgegeven, omdat in de nieuwe situatie de algemene controlerende be-

veelal pragmatisch zijn, de politieke cultuur is er nog een van paternalisme. Als het

op de uitbetaling van lonen gecontroleerd.

voegdheden veel groter zouden worden.

Er zijn meerdere ,,systemen”, en men kan
zelf kiezen in welk systeem men wenst te
komen. In het ene systeem is de ontwikkeling van de lonen bij voorbeeld aan die van

Tegenwoordig is nl. het Ministerie van Financien verantwoordelijk voor de waarde
van de munt, en dat zou veranderen. Ook
zal getracht worden meer besparingen van

de toegevoegde waarde gekoppeld, in een

de gezinnen te mobiliseren. Via een nieuw

een toezichthoudend orgaan – als die er

ander (vooral bij verliesgevende bedrijven)
is een jaarlijkse verhoging van drie procent

op te richten investeringsmaatschappij zal
er een groter aanbod van obligaties komen.

Centraal Comite er aan te pas. Overdreven

Deze veranderingen zijn belangrijker

samengevat: de politici nemen te veel klei-

lasting geheven op de hoogte van het loon,
in andere op de jaarlijkse toename. In elk

dan ze misschien lijken. Indien industriele
ondernemingen werkelijk zelfstandiger
worden, moeten ze ook middelen kunnen

geval is er een hoge loonbelasting. Als bij

aantrekken om uit te breiden. Die midde-

ne besluiten en ze nemen voortdurend dezelfde besluiten omdat deze niet worden
uitgevoerd.
Ten slotte moet men niet veronderstellen
dat hervormingen ,,automatisch” steeds
verder gaan 10). Zoals bekend is er in het
begin van de jaren zeventig een ernstige terugslag geweest en zeker niet alleen omdat
de Sovjetunie het niet op de veranderingen
had begrepen. Op dit moment zijn er weliswaar veel mensen ,,voor hervorming”,
maar drijven deze in politick opzicht op
twee groepen: de technocraten die er onder
lijden voortdurend irrationeel te moeten
handelen (met name managers van in principe goedlopende bedrijven en sommige
hoge ambtenaren), en een diffuse groep
politici die zich verantwoordelijk voelen
voor de economie (met name Politbureauleden, vertegenwoordigers van het Ministerie van Financien en Plancommissie).
Dit alles brengt ons op de volgende
vraag: is het Hongaarse economische
systeem nu echt zo succesvol als vaak
wordt gesteld?

toegestaan (bij een inflatie van 7 a 9 procent). In sommige gevallen wordt er be-

voorbeeld de loonsverhoging van 3 procent

len zijn er echter niet: er zijn geen pen-

is toegestaan dan hoeft daar geen belasting
over te worden betaald, maar is de feitelij-

sioenfondsen zoals in West-Europa, er zijn
geen grote beleggers, de banken mogen en

ke loonsverhoging groter, dan wordt belasting over de gehele toename geheven.
Een politicus die we spraken was van mening dat bijna alle loonvoorschriften afgeschaft zouden kunnen worden. Door de lage lonen maken ze maar 5 a 10 procent van
de bedrijfskosten uit, en de kosten die het

kunnen geen grote kredieten geven in het

hele controle-apparaat met zich meebrengt
zijn wellicht in dezelfde orde van grootte.

kader van de inflatiebestrijding. Er dient
dus een aanbod van financiele middelen
gecreeerd te worden, voordat er van een
echte kapitaalmarkt sprake kan zijn. Hiervoor zijn niet alleen wettelijke veranderin-

gen nodig, maar ook echte economische.
Enkele daarvan zijn zeker de komende jaren te verwachten.

Vooral de vakbond zou echter tegen afschaffing van deze voorschriften zijn.

Evaluatie
Banken

Als we het geheel van de recente hervormingsmaatregelen overzien, valt het vol-

Sommige Hongaarse economen vinden

gende op. Allereerst moet men op korte

dat in discussies over de aard van de socialistische economic (zoals rond het boek van

termijn niet rekenen op verminderde controle op ondernemingen, zodat het met
hun zelfstandigheid ook wel mee zal vallen. Het is duidelijk dat de formele veranderingen, waarvan juist de laatste jaren
sprake is, in de richting van enige zelfstandigheid gaan, maar dat vooral de toegenomen herverdeling van winsten daar tegen
ingaat. Voor de opdrachten is niet de

Kornai 8)), de rol van de banken niet voldoende wordt benadrukt. Ondernemingen

kunnen niet op basis van winstverwachtingen bij banken lenen; ze hebben voortdurend een geldtekort, ook als daar geen enkele objectieve reden voor is.
Het bankwezen is dan ook een van de

meest besproken aspecten van de recente
Hongaarse hervormingen. De afgelopen
15 jaar is zeker drie keer het besluit genomen het kredietmonopolie van de Nationale Bank te doorbreken, maar alle keren kon
de Bank deze aanvallen met succes afslaan.
De laatste tijd is dit monopolie echter aan
erosie onderhevig: er kunnen nu commercie’le kredieten worden verstrekt, er zijn

markt in de plaats gekomen, maar de onderhandeling. Een goede manager is niet
degene die een goed inzicht heeft in produktie of marketing, maar is iemand met
veel informele relaties. Een econoom

meent zelfs dat dit het,,enige instrument is
waarover het management beslist” 9). En

ten tweede lijken veel genomen maatregelen soms tegenstrijdig. Dit komt niet om-

gespecialiseerde kredietinstituties geko-

dat de hervormers zulke domme mensen of

men die kleine leningen voor investeringen
verstrekken en er zijn obligaties uitgege-

kortzichtige conservatieven zijn, maar omdat er een hoogst gecompliceerde besluit-

ven. Tot midden 1984 waren er 30 obligaties uitgegeven. Sinds die tijd is de vraag er-

vormingsstructuur is. Er is een wankel

naar bij de bevolking sterk gestegen, omdat de rente erop tot 11 procent werd verhoogd. Sinds 1 januari zijn er weer veranderingen ingevoerd, die echter enigszins
formeel zijn. Er is een dochter van de Nati-

die elk zowel bij controle als beleidsvoor-

evenwicht tussen de verschillende organen,
bereiding zijn betrokken, en alleen een
achteruitgang van hun positie op een punt

ergens slecht gaat, laat je dat niet z’n gang
gaan, maar moet er een wet komen. Na een
jaar blijkt de wet slecht en komt er een
nieuwe. Door deze voortdurende ,,tendens

tot centralisatie” rekenen lagere organen
er ook steeds op dat alles van bovenaf
wordt geregeld. Als er twee bedrijven een
conflict hebben, wordt dat niet op de
markt uitgevochten, maar snelt elk naar
niet uitkomt komt uiteindelijk zelfs het

Successen en problemen
Voor ieder die in Hongarije komt is duidelijk dat er meer te koop is dan in andere
oosteuropese landen (ook meer dan in de
DDR). Met name het voedselaanbod is in
Oost-Europa onovertroffen. Niet alleen de
hoeveelheid en het assortiment aangeboden goederen is groter, ook de kwaliteit
van de waren is vaak beter. Er is een uitzondering: de woningmarkt. Hongaarse
huurhuizen zijn kleiner, en men moet er
langer op wachten dan in de DDR.
Hier staat tegenover dat de prijzen hoog
zijn. Omgerekend tegen officiele koersen
zijn de prijzen van Hongaarse publieke
voorzieningen (openbaar vervoer, huren,
energie, restaurants) doorgaans het hoogst
van Oost-Europa, hoewel levensmiddelen
er even duur of goedkoper zijn dan in Polen. Al zo’n vijf jaar is de levensstandaard
constant tot licht dalend. De reele lonen

toestaan, als ze er elders wat voor terugkrijgen. Nu kan men opmerken dat de par-

7) Geciteerd in W. Swaan, Overheidsinterventie

onale Bank opgericht (de Boedapester

tij dan toch de knoop kan doorhakken.

en ondernemingsgedrag in een hervormde plane-

Bank, die informeel nog steeds onder invloed van de moederbank staat). Spaar-

Dat is maar ten dele waar, want omdat de

partij het enige apparaat is dat echte poli-

konomie, paper FEW Universiteit van Amsterdam, 1985, biz. 16.

cooperaties kunnen kredieten verstrekken,
maar concurreren nauwelijks met de

tieke besluiten neemt, is deze partij intern
georganiseerd conform de bestaande sec-

bestaande spaarbank omdat deze in de stad

toren en organisaties. In de partij worden

gevestigd is en de cooperaties in de regio.
Binnen twee a drie jaar is te verwachten

zo precies dezelfde conflicten uitgevochten
als daarbuiten, gedeeltelijk door dezelfde

1236

8) Met name in het beroemde boek van Kornai,
Economics of shortage.
9) Geciteerd in Swaan, op.cit., biz. 19.
10) Zie bij voorbeeld P. Michielsen, Het dertiende partijcongres, Internationale Spectator,
juli 1985.

dalen, maar dit wordt deels opgevangen

termijnsuccessen in de export wordt beoor-

door toenemende inkomsten uit de ,,twee-

deeld, en ook het sterk gecentraliseerde
subsidie-apparaat hierop is afgestemd. In
het dagelijkse beleid staat niet de efficiency
centraal, maar de export. Juist de laatste

de economic”. Van elke drie uur die er nu

in Hongarije gewerkt wordt, is dat twee in
de staats- of cooperatieve sector en een in
de tweede economic (hier opgevat als de
particuliere sector, legaal of illegaal, en alle kleine bedrijven). Bepaalde maatschap-

pelijke groepen, zoals zigeuners en oudere
bejaarden, zijn er de afgelopen jaren fors

op achteruit gegaan, aangezien de sociale
voorzieningen niet zijn gekoppeld aan het
prijsindexcijfer voor consumptie. Een be-

jaarde van 80 krijgt daardoor maar 60 procent van het pensioen van iemand die nu
wordt gepensioneerd.

Oorzaak van dit maatschappelijke probleem is met name dat er in Hongarije geen
sociaal beleid is. Nu is er nergens in Oost-

driekwart jaar gaat het in de export echter

slechter dan voorheen. De eerste vijf
maanden van dit jaar was er zelfs een te-

kort op de handelsbalans. Ongepland toegenomen investeringen en gestegen
energie-import waren hierin van belang.
Ook daalt sinds 1983 het bedrag dat Hongarije in de dollarhandel met de Sovjetunie
verdient. De macro-economische vooruitzichten zijn niet zo goed en Hongaarse politici zijn zich daarvan bewust. Een lid van
het Centraal Comite vertelde (juni 1985)
dat er al vier versies van het vijfjarenplan

zijn verworpen, zonder dat op dat moment

Europa een zelfstandig sociaal beleid. Al-

een bevredigend plan ontworpen kon wor-

tijd is ervan uitgegaan dat het economische
beleid, door middel van het planmechanisme, vanzelf in een maatschappelijk ge-

den. Wat zijn de dilemma’s?
Een is de export naar het Westen. Hongarije heeft zich vooral op de export van
landbouwprodukten toegelegd, maar de
prijzen daarvan op de wereldmarkt dalen
en de produktie in de EG (de grootste Hongaarse afzetmarkt) stijgt. Onlangs is men
ertoe overgegaan, bij gebrek aan vraag,

wenst resultaat zou uitmonden. Natuurlijk

worden er maatregelen genomen die deel
zouden kunnen uitmaken van een echt sociaal beleid: pensioenen worden veranderd, huizen gebouwd, scholen geopend.
Er zijn veel,,sociale gevoelens”, maar er is

geen beleid met expliciete doelstellingen en
instrumenten, met voors en tegens, los van
het economische beleid. Politici kunnen nu

steeds zeggen ,,dat ergens geen geld voor
is”. Dit wreekt zich sterk. Hoeweler werk-

loosheid is (bij voorbeeld van zigeuners) en
deze in de regie’s zal toenemen, is er feitelijk geen uitkering voor. Wel is er twee jaar

geleden ,,herscholingsgeld” ge’introduceerd. Hoewel iedereen weet dat bejaarden
bijna verkommeren, worden er nauwelijks
maatregelen genomen. Men gaat er vanuit
dat ze wel door hun kinderen opgevangen

zullen worden, maar als die er niet zijn is er
geen andere oplossing voorhanden (de

om boomgaarden te rooien – in OostEuropa een uniek verschijnsel. Verder is

het erg moeilijk om sectoren uit te zoeken
waarin Hongarije tegen de moordende
concurrentie van de ,,newly industrialized

countries” opgewassen is. Gedacht wordt
aan transportmachines, onderdelen van
micro-elektronica, landbouwmachines en
farmaceutica. Maar ondanks de hervormingen is er in de Hongaarse staatsindustrie niet sprake van meer innovatie dan

in een land als de DDK, en juist de
machine-industrie is het grote zorgenkind.
,,Typerend voor de Hongaarse machineindustrie is, dat er goedkope massaprodukten worden gemaakt in kleine series, in

ning komt te staan als de aanvoer van consumptiegoederen zou stagneren.
Een vierde dilemma is dat van efficiency
en werkloosheid. Iedereen weet dat er in
principe efficienter gewerkt zou kunnen
worden, maar dat er dan minder mensen
nodig zijn. Nu is dat in de omgeving van
Boedapest niet zo’n probleem, omdat er
hier (ook in efficientere bedrijven) een tekort aan arbeiders is, maar op het platteland en in provinciesteden zouden er eigen-

lijk vele bedrijven moeten sluiten. Het
meest noodzakelijk zou dat in de ijzer- en

staalindustriezijn – die nu juist voor sommige gemeenschappen de kurk vormt
waarop de zaak drijft. Vooral voor vrou-

wen met kinderen (die moeilijk kunnen
pendelen) en in kleine dorpjes (met slechte
verbindingen) is in het noord-oosten en
zuid-westen van Hongarije het werkloos-

heidsgevaar reeel. Het Politbureau is op
dit moment van mening dat een omvangrijke werkloosheid politiek onaanvaardbaar
is, maar niemand weet hoelang. Er is nog
maar een grote onderneming failliet gegaan, maar er zijn al verscheidene grote,
door schuldeisers in gang gezette, reorganisaties voltrokken. De narigheid is uiteraard dat er zoveel ondernemingen verlies
maken dat ze bijna alle failliet zouden
moeten gaan. Het blijkt moeilijk kiezen
tussen zeer vele of geen!
Tot slot

Zo’n onbewolkt beeld als soms wordt
verondersteld biedt de Hongaarse econo-

mie zeker niet. Het is niet het rijkste
Oosteuropese land (dat is de DDK), heeft
niet de laagste schulden (dat heeft per
hoofd van de bevolking Tsechoslowakije)

en heeft niet het meest geavanceerde exportpakket. Maar Hongaarse politici dur-

ven wel bij tijd en wijle echte beslissingen

Hoewel iedereen weet dat van de subsidies
op de ,,eerste levensbehoeften” vooral
door de middenklassen gebruik wordt ge-

grote ondernemingen tegen onrealistisch
hoge kosten” 11).
Een tweede is de export naar de Sovjetunie. Op de Comecontop in juni 1984 is
overeengekomen dat de USSR hoogwaardiger produkten krijgt in ruil voor een ge-

maakt (zoals ook in Nederland), wordt er

lijkblijvende hoeveelheid olie. De daling in

niets aan gedaan. Het ontbreken van een
sociaal beleid is een van de grootste tekort-

met dollars betaalde leveranties aan de
Sovjetunie zal doorzetten. Het verstan-

komingen in het Hongaarse systeem. Het

digst zou het zijn de import van energie te

nieuwe bestuursvormen — maar in de kern

is echter vooralsnog geen groot politick
probleem: bejaarden en zigeuners hebben

beperken, omdat de Hongaarse economie

gaat het nog daarom, waar het zo’n dertig

per eenheid produkt 20 tot 30 procent meer

geen macht, middengroepen en vakbonden

energie nodig heeft dan Oostenrijk. In

jaar geleden mee begon: technocratic en
verlicht paternalisme.

wel. Wel wordt er meer dan voorheen in

1984 was er van zo’n daling echter geen
sprake, dus hierop rekenen kan te optimistisch zijn. Er zullen dus meer landbouwprodukten en machines naar de Sov-

wachtlijst voor bejaardenhuizen is lang).
In dat opzicht steekt Hongarije ongunstig
af in vergelijking met een land als de DDK.

het openbaar over dit probleem gediscussieerd.

Op het marktniveau staat de zaak er
minder rooskleurig voor. Het nationaal in-

oproepen zijn vaak nog nauwelijks precies
geformuleerd, terwijl oplossingen naar de

toekomst worden verschoven. Ook moeten
de hervormingen niet met democratisering
worden verward. Wel zijn er elementen

van democratisering – deverkiezingen.de

Pieter Boot

jetunie gaan, waar minder dollars voor

komen daalde de afgelopen jaren enigs-

te nemen. Aan de hervormingen zitten vele
positieve kanten, maar de dilemma’s die ze

terugkomen.

zins, de consumptie bleef per hoofd van de

Een derde dilemma is de groeivoet. Nu

bevolking constant, maar de investeringen

de groei al zo’n zes jaar stagneert wordt.
iedereen ongeduldig. ,,Er moet weer groei

daalden fors (in 1982- 1984 in totaal met
dertig procent). De geplande investeringsdaling was echter nog groter.

Al enkele jaren is er een jaarlijks exportoverschot van zo’n 600 miljoen dollar, wat
nodig is om de rente op de schulden te betalen en een klein bedrag af te lossen. Feite-

11) M. Horvath, Figyelo, 1984, no. 11.

komen”. Economen en planners moeten
de politici groei voorrekenen, anders worden hun plannen niet geaccepteerd. En eni-

ge groei is ook wel nodig. Al 70 tot 80 procent van alle investeringen is bij voorbeeld
reeds vastgelegd in energie-en grondstof-

lijk heeft de gerichtheid op de export het

produkten. Door de gedaalde investerin-

hele hervormingsbeleid doorkruist, omdat

gen veroudert het machinepark, terwijl het

managers weten dat hun gedrag op korte-

,,maatschappelijk contract” onder span-

ESB 4-12-1985

1237

Auteur

Categorieën