Nieuwe top, oude toppers
Aute ur(s ):
Reitsma, A.M. (auteur)
Lecq, S.G., van der (auteur)
Redactie ESB
Ve rs che ne n in:
ESB, 86e jaargang, nr. 4291, pagina 59, 19 januari 2001 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
economentop
Met de overgang van de gebruikte database naar een web-versie leek het economisch piek-landschap ruw veranderd. Maar de
nieuwheid bedriegt. Een paar aanstormende talenten daargelaten, is er ook dit jaar geen aardverschuiving in economenland te zien.
Nieuw, nieuw, nieuw! Zo zou de economentop uit ESB dit jaar aangeprezen kunnen worden. Want er is veel veranderd. Een nieuwere,
betere database moest worden doorgrond, de oude vijfjaarsgemiddelden moesten overboord. Daarom eerst een toelichting.
De data
De databank waarop esb haar top-telling altijd baseerde, is nog immer de Social Sciences Citation Index. De versie waarover wij
beschikking hebben, is echter de zogenaamde ‘webversie’. Deze verschilt in meerdere opzichten van de cd-romversie waarvan vroeger
gebruik werd gemaakt. Daardoor is het aantal citaties slechts in beperkte mate vergelijkbaar met vorige jaren. Om die reden is niet langer
gewerkt met het vertrouwde vijfjaarsgemiddelde maar is, net als bij de Polderparade, slechts gekeken naar de afgelopen twee jaren. De
top is daardoor gevoeliger voor uitschieters.
Nu het vijfjaarsgemiddelde niet langer richtinggevend is, zou men bovendien mogen verwachten dat er relatief veel ruimte bestaat voor
‘aanstormend talent’. Om die reden hebben we bij de telling een aantal nieuwe namen onder de loep genomen. Ook hebben we
uitgebreider gekeken naar bedrijfseconomen (Jan Benedict Steenkamp en Michel Wedel). In ruil daarvoor zijn uit de rij van honderd
onderzochte namen, diegenen die al jaren onder de vijf citaties scoorden, verwijderd.
Omdat onze keuzes tot op zekere hoogte arbitrair zijn, is ook hierdoor de top gevoeliger geworden voor storingen. De huidige top is
daarom een soort ‘tussentop’ die met een korrel zout genomen moet worden. In het komende jaar zal de methode verder worden verfijnd.
Veranderingen
Ondanks de gevoeligheid van de tweejaars-top voor storingen en uitschieters, laat de webversie van de gebruikte index een
betrouwbaarder score toe ten opzichte van vorige jaren. Wat is er veranderd?
Nieuw is dat de webversie toelaat dat een auteur ook wordt geteld wanneer hij of zij tweede, of zelfs derde of vierde auteur van een artikel
is. Dat kan, met name voor auteurs die verderop in het alfabet zitten, én bij auteurs die vaak meeschrijven of opgenomen worden in de
lijst van auteurs (bijvoorbeeld als hoogleraaar bij een publicatie van een AIO) een hogere score opleveren. Met deze verandering vervalt
één van de belangrijkste kritiekpunten op eerdere ESB-toppen.
Bovendien zijn in de webversie van de Social Sciences Citation Index veel meer tijdschriften opgenomen dan in de voorheen gebruikte
cd-romversie. Ook dat vormt een potentiële bron voor hogere scores.
Verder laat de webversie toe snel te controleren op verschillende voorletters waaronder auteurs publiceren, bijvoorbeeld F. van der Ploeg
en R. van der Ploeg. Hierdoor is de onzekerheid verminderd dat citaties niet zijn meegeteld omdat een auteur met andere voorletters wordt
aangehaald.
De jaren die tellen
Omdat de webversie voortdurend wordt geactualiseerd, lopen we, voor het eerst dit jaar, niet langer één jaar achter bij de telling. Waar
voorheen aan het eind van 2000 slechts de scores uit 1999 konden worden verwerkt, maken we dit jaar een inhaalslag en publiceren we
zowel 1999 als 2000. Ook hierdoor krijgen nieuwe sterren meer kans. Bij de telling is een scherpe scheiding aangebracht tussen de
kalenderjaren, zodat bijvoorbeeld alle citaties uit 1999 ook werkelijk in 1999 zijn gemaakt en die, welke eind 1998 in een tijdschrift
verschenen, niet zijn meegeteld.
Wat tellen we?
Net als in voorgaande jaren gaat het in de esb-top niet om publicaties, maar om citaties. Hierbij gaat het om citaties in gerenommeerde
internationale tijdschriften. Verwijzingen in boekbesprekingen, overzichtsartikelen en ‘editorials’ zijn uitgesloten van de telling. Meerdere
verwijzingen in een artikel naar dezelfde econoom tellen slechts eenmaal. De top telt citaties van nog levende economen die de
Nederlandse nationaliteit bezitten. Zo kon bijvoorbeeld de onlangs genaturaliseerde Alfred Kleinknecht de top binnenkomen.
Nederlandse economen ‘in den vreemde’, zoals Arie Kapteyn en Herman Bierens (deels in Tilburg, deels in de VS), zijn daardoor ook
meegeteld. Voor honderd economen zijn er tellingen verricht, maar slechts de dertig hoogst geëindigden worden gepubliceerd. In dit
segment is het enigszins arbitraire karakter van wie wel en niet in de top staan, relatief beperkt.
Uiteraard blijft ook dit jaar een aantal bezwaren tegen citatie-analyse staan. Zo is er geen weging voor citaties in A-, B- of C-tijdschriften
en kan de ene keer een citatie duiden op een baanbrekend idee dat door andere auteurs als inspiratie is gebruikt, terwijl deze een andere
keer wijst op het gebruik van een dataverzameling.
Oude namen
Is er na deze veranderingen in de telmethode in het economisch landschap van de top-30 zelf ook veel veranderd?
Niet heel veel. Behalve dat zij onderling stuivertje wisselden, kwamen maar liefst negentien van de dertig namen ook voor in zowel de top
van 1999 als die van 2000 1.
Eric Bartelsman en Jakob de Haan, getipt in 1999 en gearriveerd in 2000, prolongeerden hun in 2000 behaalde succes en Kiviet, die vorig
jaar uit de top verdween, is terug.
Blijkbaar zijn de echt grote namen niet erg gevoelig voor medeneming als tweede auteur. Hun positie is er één met een keihard
fundament. Wel moet worden opgemerkt dat voor vrijwel iedere auteur met een beginletter van de achternaam die wat verder in het
alfabet ligt, zowel in 1999 als in 2000 een stijging van het aantal citaties valt op te tekenen ten opzichte van 1998. Bij auteurs met namen
lager in het alfabet, zoals Boot en Bartelsman, is zo’n stijging niet voor beide jaren op te tekenen. Doordat een vergelijking tussen de
tellingen van 1998 op basis van de webversie en de cd-rom-versie ontbreekt, en door het ongelijke aantal tijdschriften, is echter niet met
zekerheid te zeggen, hoe groot het ‘tweede auteur-effect’ is.
De grote vijf
Als vanouds staat Geert Hofstede onbedreigd aan de top. Het aantal citaties dat op zijn werken betrekking had, was zelfs zo groot, dat
het telsysteem op tilt sloeg: meer dan driehonderd citaties in zowel 1999 als 2000! Een exact aantal citaties is voor deze inmiddels als
econoom beschouwde grootheid (zoals bekend is zijn achtergrond een andere) dan ook niet te bepalen. Zijn citaties vinden we veel terug
in managementtijdschriften, bijvoorbeeld in artikelen over cultuurverschillen en management.
Op nummer twee treffen we Peter Wakker, eveneens van huis uit een niet-econoom. Zijn opmars van een achtste plaats in 1999 naar een
zesde in 2000, is onverminderd voortgezet. Citaties van zijn werk vinden we onder andere in tijdschriften als Health Economics en in
artikelen die bijvoorbeeld onzekerheid in economische evaluaties rond ingrepen in de gezondheidszorg bespreken. Wellicht getuigt de
groeiende aandacht voor zijn werk in dit soort bladen van een internationale heroriëntatie op de gezondheidszorg in economischwetenschappelijke kring.
Hagedoorn heeft zijn na zijn doorstoot uit 1999 (met acht plaatsen gestegen naar een zesde plaats, in 2000 naar een derde) zijn positie
weten vast te houden. Met zijn achtergrond als bedrijfseconoom getuigt deze hoogleraar internationale bedrijfskunde aan de
economische faculteit in Maastricht van de blijvend grote aandacht voor bedrijfseconomie en voor samenwerking tussen
ondernemingen.
Wel is hij dichter genaderd door Bovenberg, die dit jaar voor het eerst de top vijf insluipt. Het aantal citaties dat Bovenberg had, steeg
dan ook vrij spectaculair ten opzichte van vorig jaar. Dat Bovenberg ook elders niet onopgemerkt is gebleven, spreekt uit zijn positie in
een wereldwijde vergelijking van rangordes van ‘economen en economie-departementen’. In die top-200, gebaseerd op de EconLitdatabase, neemt hij als enige in Nederland werkende Nederlander een (veertigste) plaats in, nog boven Oliver Blanchard en Alan Krueger
2.
Ook vrij spectaculair steeg het aantal citaties van Nijkamp. Zijn stijging was evenwel niet genoeg om hem ten opzichte van andere ‘big
four’ een plaatsje op te laten schuiven sinds vorig jaar.
Nieuwe toppers
Wie zijn er nieuw in de top? Allereerst is dat natuurlijk Jan Benedict Steenkamp, een grote naam op het gebied van marketing. Het
opnemen van hem in de lijst van onderzochte economen, bleek niet voor niets. Ontbrak voorheen elke notering, nu staat hij maar liefst op
de zesde plaats.
Ook Casper de Vries, die in eerdere jaren al wel geteld werd maar geen plaatsje aan het firmament verwierf, heeft zich een opmerkelijke
plaats in de top weten verschaft. Net als in de polderparade doet monetaire economie het ook hier goed 3. Dat De Vries wel in de esb-top
maar niet in de polderparade staat, wordt wellicht verklaard doordat hij vooral internationaal publiceert.
Ook nieuw in de top-5 is Jan van Ours. Reeds getipt in 1999, wist deze micro-econoom zich dit jaar, tegen het tij van oprukkend
bedrijfseconomisch talent in, een plaats te verwerven.
Luc Soete, de afgelopen jaren veel in het nieuws in verband met zijn ideeën over nieuwe economie, het al dan niet belasten van internettransacties en het analyseren van de invloed van ict op de economie, bekeken we dit jaar eveneens voor het eerst. Ook hier: geen slechte
gok. Citaties van zijn werk vinden we onder andere in de tijdschriften International Tax and Public Finance en Technology Analysis
and Strategic Management.
Andere nieuwkomers zijn Bart Verspagen, bekend van zijn onderzoek naar technologie en productiviteitsontwikkeling, en marketingonderzoeker Michel Wedel. In esb publiceerde hij recent over de nieuwe benadering van mArktsegmenten 4.
De laatste nieuwkomer is Alfred Kleinknecht. Zijn visie op de relatie tussen lonen, productiviteit en innovaties vond een plaats in de vele
discussies over de nieuwe economie.
Specialisaties
Is er nu uit de top iets af te leiden over de verdeling van specialisaties? Nee, daarvoor is het beeld te diffuus. Econometristen, algemeen
economen, bedrijfskundigen en bedrijfseconomen: voor allen is er een plaats onder de zon. Faculteiten met een ‘brede’ oriëntatie, zoals
die in Maastricht, scoren dan ook opvallend hoog.
Als er al iets is te zeggen is, is het dat de economiebeoefening, met zo’n rijke mix aan aandachtsvelden en toppers, nog interessante tijden
te wachten staan.
Zie voor de economentop-30 tabel 1
Tabel 1. De top-30 over 1999 en 2000
voorletters
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
14
15
16
17
19
20
21
23
24
25
27
30
G.
P.P.
J.
A.L.
P.
J.B.
E.E.C.
F.
P.
C.G.
A.W.A.
P.H.
G.
A.
J.J.M.
B.
H.J.
L.L.G.
S.J.G.
J.C.
G.J.
J.
E.J.
B.
J.S.
J.F.
J.
W.P.M.M.
M.
A.H.
naam
affiliatie
1999
Hofstede
KUB/UM
>300
Wakker
KUB/UM
47
Hagedoorn
UM
49
Bovenberg
KUB/Ocfeb
54
Nijkamp
VU
39
Steenkamp
KUB
30
Damme, v
KUB
32
Ploeg, van der Min. OC&W
33
Rietveld
VU
28
Vries, de
EUR
26
Boot
McKinsey/UvA
26
Franses
EUR
22
Ridder
VU
26
Kapteyn
Ver. Staten
17
Kremers
Min. Fin./Ocfeb 25
Nooteboom
EUR
15
Bierens
KUB/Ver. Staten 16
Soete
UM/Infonomics
22
Wijnbergen, v
UvA
14
Ours, van
KUB/OSA
24
Berg, van den
VU
25
Hartog
UvA
17
Bartelsman
VU
18
Verspagen
UM/TUE
18
Cramer
emeritus
14
Kiviet
UvA
15
Haan, de
RUG
23
Ven, van de
EUR
17
Wedel
RUG
18
Kleinknecht
TUDelft
17
2000
totaal
>300
67
48
>600
114
97
39
52
46
93
91
76
37
26
29
27
24
26
69
59
57
53
50
48
22
27
18
25
23
48
44
43
40
39
17
23
12
10
39
37
36
35
18
16
14
17
16
7
13
12
11
35
34
32
31
31
30
30
30
28
1 De daarin onderzochte jaren zijn 1997 en 1998. Zie W. Jonkhoff, Rimpels onder de oppervlakte, ESB, 14 januari 2000, blz. 35 en M.A.
de Ruyter van Steveninck, ESB, 18 december 1998, blz. 965-968.
2 Zie T. Coupé, Revealed performances. Worldwide rankings of economists and economic departments, Ecares, Universiteit Brussel,
2000.
3 S.A. van der Geest en M. Varkevisser, Eurokoorts in economenland, ESB, 5-1-2001.
4 M.Wedel en U. Böckenholt, Marktsegmentatie achterhaald?, ESB 22-12-2000.
Copyright © 2001 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)