Ga direct naar de content

Nederlandse economie relatief rigide in Europa

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 21 1994

Nederlandse economie
relatief rigide in Europa
De landen van de Europese Unie worden vergeleken aan de band van
negen maatstaven voor de rigiditeit op de arbeids- en produktmarkten.
In toenemende mate bestaat er consensus, dat de Nederlandse regelgeving onnodig restrictief is en de groeidynamiek frustreertl. De verstarrende
arrangementen van regelgeving op
de produkt- en arbeidsmarkt zijn een
belangrijke oorzaak voor de relatief
lage groei van de produktie en de
werkgelegenheid in de Nederland
sinds de jaren zeventil. Voor een beleid waarin het scheppen van banen
centraal staat, is het noodzakelijk om
de werking van produkt-en arbeidsmarkt te verbeteren. Het regeerakkoord draagt dit nu uit.

Rangorde
In deze bijdrage wordt de Nederlandse positie aangaande het flexibiliseren van de produkt-en arbeidsmarkt
bepaald ten opzichte van de andere
landen in de Europese Unie (EU). We
doen dat door een rangorde te geven, waarin een aantal dynamiekaspecten zijn vervat. Voor de mate
van rigiditeit worden voor de landen
van de EU negen maatstaven (de vestigingswet, de mededingingswet, de
fusiecontrole, de winkelsluitingswet,
de regels met betrekking tot ontslagbescherming, tijdelijke contracten en
het uitzendwerk, de regulering van
nacht- en overwerk, de regulering
van werktijden) genomen. In tabel 1
is voor ieder van de maatstaven een
ranglijst opgenomen. Uiteraard kunnen bij de opstelling van deze ranglijsten subtiele verschillen in regelgeving wegvallen. Dit neemt niet weg
dat ook deze vingeroefening het gebrek aan dynamiek van de Nederlandse economie weerspiegelt.
Als het om de goederen- en dienstenmarkten gaat, laat Nederland een
uitgesproken rigide beeld zien. De
wettelijke beperkingen van de Winkelsluitingswet zijn in Nederland het
meest beperkend3. De gemiddeld in
Europa toegestane openingstijd is
meer dan 500/0(0 ruimer dan in ons

ESB 12-10-1994

land. Ook op het terrein van de vestigingswet is Nederland in Europa nog
een achterstandsland. Nederland kent
vele branches, die specifieke vestigingseisen opleggen en daarmee de
toetreding voor. nieuwe en innovatieve ondernemingen onnodig belemmeren. Uit een internationale vergelijking van het EIM4, blijkt dat alleen de
vestigingswet in Duitsland restrictiever is dan in Nederland.
Ook de Nederlandse mededingingsregels lopen achter. In tegenstelling
tot de meeste andere Europese landen kent Nederland geen verbodsstelsel maar een misbruikstelsel. Naast
Nederland zijn er nog slechts twee
landen, die het misbruikstelsel kennen: Denemarken en het VK (tabel 2).
Ook kent Nederland een strafrechtelijk systeem van rechtshandhaving
van mededingingsregels,
wat de doelmatigheid van het mededingingsbeleid (zo blijkt ook uit genoemde adviesaanvraag) niet ten goede komt.
Voor de effectiviteit van het mededingingsbeleid is de situering van de mededingingsautoriteit en daarmee de
mate, waarin sector- of groepsbelangen aan het uitgangspunt van vrije
marktwerking afbreuk kunnen doen,
van belang. In tabel 2 is aangegeven
of de mededingingsautoriteit
een
(politiek) onafhankelijke positie inneemt. Uiteraard zijn vele tussenvormen denkbaar. Zo kent Duitsland het
Bundeskartelambt, dat een vrij onafhankelijke status heeft. De minister
van EZ houdt echter de wettelijke bevoegdheid om in bijzondere gevallen
van beslissingen af te wijken. In de
laatste kolom is een rangorde aangegeven, gebaseerd op de vraag in
hoeverre de mededingingsregels
de
groeidynamiek belemmeren. Vanzelfsprekend gaat het weer om een ruwe
indicatie. Landen met een misbruikstelsel worden onderaan geplaatst,
terwijl voorts gekeken wordt naar de
wijze van rechtshandhaving en de status van de mededingingsautoriteit.

Naast de mededingingsregels is
ook de mogelijkheid om tegen
ongewenste fusies op te treden van
belang voor de dynamiek op de goederen- en dienstenmarkten. De Nederlandse en Deense wetgeving bieden geen mogelijkheden hiertoe.
Voor hen gelden vanzelfsprekend
wel de eisen, die vanuit de EU worden opgelegd. Uiteraard bestaan er
bij de fusiecontrole ook weer verschillende gradaties en speelt de uitvoeringspraktijk een grote rol. In tabel 3
zijn een aantal elementen van de fusiecontrole voor landen van de EU
weergegeven. Uit dit overzicht blijkt
dat de regels per land nogal kunnen
verschillen. Zo kent België de verplichting voor fuserende bedrijven
om hun fusie voor te leggen, indien
het totaal van verkopen de 1 mrd Bfr
(dat is f 55 mln) te boven gaat of het
gezamenlijke marktaandeel boven de
20% komt. Verplichte aanmelding
geldt voor Duitse concentraties waar
men een omzet behaalt van 500 miljoen DM (dat is f 0,57 mrd). Op basis
van deze regels is in tabel 3 een rangorde gemaaktS.
Bij de regulering van de arbeidsmarkt ontstaat een meer divers
beeld6. In deze vergelijking is overigens slechts de invloed van algemene
regelgeving op de arbeidsmarkt in
ogenschouw genomen, en niet de invloed van een belangrijke element als
de wig. Op het terrein van regulering
van nacht- en overwerk en de werktijden bevindt Nederland zich in de ach-

1. Zie J.].M. Kremers, Naar een sterkere
binnenlandse
groeidynamiek,
ESB, 11 december 1991, blz. 144-148; A.i. Bovenberg, Overvloed en onbehagen: sparen en
investeren in Nederland, ESB, 6 februari
1992, blz. 1228-1232; B. van Ark, J. de
Haan en R. Kouwenhoven,
Het dynamische tekort van Nederland, ESB, 8 december 1993, blz. 1131-1134.
2. Zie J. van Sinderen e.a., De kosten van
economische verstarring op macroniveau,
ESB, 23 maart 1994, blz. 274-279.
3. Zie J.J.M. Kremers, R.H.J.M. Gradus en
P.J.G. Heijmans, Winkelsluiting op de helling, ESB, 14 juli 1994, blz. 628-632, 642.
4. ElM, Kleinschalig
ondernemen,
1993.
5. Als criterium voor de rangorde wordt
genomen de totale verkopen. Indien geen
afzonderlijk criterium voor totale verkopen bestaat, worden de afzonderlijke criteria bij elkaar opgeteld. Het VK kent alleen
een criterium op de som van activa. In de
rangorde is ervan uitgegaan, dat een dergelijke eis minder ‘streng’ is.
6. OESO, Employment regulation and pattems of work in EC-countries, Economie
Studies, nr. 21, Winter 1993.

nemende rigiditeit (1: minst
en de (x+ l)-de plaats wordt niet

terhoede van de landen van de EU7.
Minder restrictief is de regelgeving
met betrekking tot tijdelijke contracten en het uitzendwerk. Dit verklaart
waarschijnlijk de relatief grote omvang van het tijdelijk werk in Nederland. Voor wat betreft de ontslagbescherming blijkt de preventieve
ontslagtoets een afwijkende factor
ten opzichte van het buitenland, terwijl het ontbreken (in tegenstelling
tot andere Europese landen) van de
verplichting voor individuele ondernemers tot doorbetaling van het loon
(gedurende een bepaalde periode na
ontslag) de flexibiliteit bevordert.
In de laatste kolom van tabel 1 is
een totale rigiditeitsmaat genomen.
Deze is afgeleid door de rangschikking van de voorgaande kolommen

bij elkaar op te tellen en daarmee
een totaalrangschikking te maken. Nederland neemt de laatste plaats in.
Een interessante vraag is in hoeverre de afgeleide, ruwe rigiditeitsmaat
samenhangt met economische variabelen als de produktiegroei8. Een figuur, waarin de correlatie tussen de
rigiditeitsmaat en de gemiddelde produktiegroei9 tegen elkaar zijn afgezet,
laat een dalend negatief verloop zien
(t-waarde = 2,78). Landen met een
lage rigiditeitsmaat zijn blijkbaar in
staat betere groeicijfers te genereren
dan landen met een hoge rigiditeitsmaat. Uiteraard gaat het ook hier
slechts om een vingeroefening.

Beleidsinitiatieven
Produktmarkten

Figuur 1. Groei produktie en rigiditeit

De in tabel 1 weergegeven situatie betreft een momentopname. Inmiddels
zijn een aantal beleidsinitiatieven in
voorbereiding. Belangrijk hierbij zijn
in het bijzonder de aanpassing van
de vestigings- en mededingingsregels.
Er reeds zijn een drietal Algemene
Maatregelen van Bestuur (AMvB)
afgekondigd, die beogen voor een
drietal mededingingsbeperkende
afspraken reeds een generiek verbodsstelsel in te stellen. Op 1 juli 1993 is
de AMvB ingesteld, die horizontale
prijsafspraken verbiedt. Op 1 juni

1994 zijn AMvB’s van kracht geworden die marktverdelingsafspraken
en
concurrentiebeperkende
aanbestedingsregelingen verbieden. Momenteel is een nieuwe WEM in voorbereiding. De beoogde datum waarop
deze wet in werking moet treden is 1
januari 1997. Daarin zal het huidige
misbruikstelsel worden omgezet in
een verbodsstelsel: concurrentiebeperkende maatregelen worden
slechts gehandhaafd, indien duidelijk
wordt aangetoond dat ze in het algemeen belang zijn. Tevens wordt
gekozen voor een meer effectieve
bestuursrechtelijke vorm van handhaving. Voorlopig wordt, om praktische
oveJ,iv,gingen, volgens de adviesaanvraag aan de SER nog niet gekozen
voor een fusiecontrole.
In 1993 zijn door de kamer de
hoofdlijnen van een nieuwe vesti7. Voor de regulering van nacht- en overwerk wordt een andere rangschikking gevonden. In de OESO-studie is een telfout
gemaakt.
8. Ook in internationale studies wordt een
verband gesuggereerd tussen de groeivertraging in een aantal westerse landen en
de verstarrende regelgeving (zie b.V. L.
Lipschitz,]. Kremers, T. Mayer and D.
McDonald, The Federal Republic of Germany: adjustment in a surplus country,
IMF Occasional Paper, nr. 64 en OESO,
Economie Surveys 1993, New Zealand).
9. Bron: OESO.

gingswet aanvaardlO. Per 1 januari
1996 zal het aantal branches dat specifieke vakbekwaamheidseisen
oplegt,
worden beperkt en zal in een aantal
branches geen vakbekwaamheidseisen meer worden opgelegd. Op dit
moment vindt een hierdoor noodzakelijke aanpassing van de drank- en
horeca wet en van de vestigingswet
bedrijven plaats.
In het Regeerakkoord is aangekondigd, dat om moderne arbeids- en
leefpatronen niet in de weg te staan
de restricties in de Winkelsluitingswet
sterk worden verminderd. In de komende maanden zal duidelijk worden op welke wijze het kabinet dit
beleidsvoornemen wil uitwerken.
Een interessante vraag is in hoeverre de voorgenomen beleidswijzigingen ook de positie van Nederland in
tabel 1 zal veranderen. De voorgestelde beleidswijziging met betrekking
tot vestigingswet en mededingingsregels betekent dat Nederland opklimt
naar de zesde plaats. Aangaande de
winkelsluitingswet is het afwachten
met welke concrete beleidsinitiatieven het kabinet zal komen. In de
(nieuwe) ranglijst is ervan uitgegaan,
dat Nederland tot aanzienlijke liberalisering zal overgaan en opklimt naar
de zesde plaatsll

Arbeidsmarkt
Ook op het terrein van de regulering
van de arbeidsmarkt staat een aantal
concrete voornemens op stapel. In
de Sociale Nota 1995 is de stand van
zaken opgenomen aangaande de
Tabel3.

Vormen vanfusiecontroie

Land

Eisen bij fusiecc)ntJ”Ole

Griekenlanda

I:î Ve~rkopel:1i

België
Ierland
Italië
Spanje

voortgang van de dereguleringsvoorstellen. Het betreft een deregulering
van de uitzendbureaus en de private
arbeidsbemiddeling, een verdere
liberalisatie van de arbeidstijdenwetgeving en een fundamentele gedachtenwisseling over het algemeen verbindend verklaren van cao’s en de
preventieve ontslagtoets. Deze dereguleringsvoorstellen sluiten aan bij
de analyse van de OESO. Deze organisatie constateerde met name een restrictieve regelgeving met betrekking
tot de werktijden en de procedures
aangaande ontslagbescherming. Door
de nieuwe regelgeving betreffende
de werktijden wordt aan de sociale

partners de mogelijkheid geboden op
bedrijfsniveau een adequate oplossing te zoeken.
De voorgenomen dereguleringsvoorstellen op het terrein van de arbeidsmarkt zullen de volgende veranderingen in tabel 1 teweegbrengen.
De voorgestelde beleidswijziging met
betrekking tot de ontslagtoets en
voor het uitzendwerk betekent dat
.Nederland opklimt naar de derde
plaats12. Onduidelijk is nog de wijze
waarop de beleidsmaatregelen zullen
uitpakken voor de regulering van
werktijden en nacht- en overwerk,
omdat in tabel 1 de uitwerking in de
belangrijkste cao’s is genomen. De
eerste berichten zijn hoopgevend 13.
Door het nieuwe kabinet is overigens naast deze vier dereguleringsvoorstellen, die nog nadere parlementaire behandeling behoeven,
aangekondigd dat (overige) beschermende regelgeving op de arbeidsmarkt, wanneer deze de realisatie
van werkgelegenheidsdoelstellingen
in de weg staat, kritisch zal worden
herbezien. In de Sociale Nota 1995

Portugal
Duitslandb

Frankrijk

VK
Denemarken
Nederland
a. Griekenland
b. In
Iand.D

pen van meer
zet van 1 miljard DM
c. P = preventief, R =
Bron: OESO, Merger cases in tbe

ESB 12-10-1994

10.Tweede Kamer, 1992-93, 22 964, nr. 1.
11 Zie de Volkskrant van 5 oktober 1994,
Winkel mag van Wijers 75 uur open zijn.
12. Hierbij is er van uitgegaan, dat de
voorgenomen
omzetting van een preventieve ontslagtoets in een repressieve ontslagtoets zal plaatsvinden. Mede aan de
hand van een aantal geuite bezwaren van
werknemerszijde
en van het mkb zal het
kabinet de omzetting in haar precieze
vorm nog eens overwegen.
13. Zie Sociale Nota 1995, box. 4.2.; Tweede Kamer, 1994-1995, 23902, nr. 1-2.

worden voorbeelden genoemd van
maatregelen (de wettelijke duur van
de proeftijd, dispensatie van de Wet
op het Minimumloon en de ontslagbescherming bij ziekte), die op dit moment nader bestudeerd worden.
De voorgenomen beleidswijzigingen betekenen een aanzienlijke verschuiving in het rigiditeitsklassement.
Door de voorgenomen beleidsinitiatieven klimt Nederland op van de
laatste plaats naar de zesde plaats in
het rigiditeitsklassement en laat landen als België, Duitsland, Denemarken, Italië en Griekenland achter
zich. Het betreft hier een indicatie,
waarin de effecten van de liberalisering van werktijden en nacht- en
overwerk alsmede een verdere flexibilisering niet zijn meegenomen.
Daar staat tegenover, dat in de nieuwe rangschikking geen rekening is
gehouden met eventuele beleidswijzigingen in het buitenland. Uit het buitenland komen overigens steeds
meer signalen, dat verstarrende regelgeving wordt opgeruimd14. Voortgang met de Nederlandse beleidsinitiatieven is dus geboden.

Slot
Uit een internationale vergelijking
blijkt dat de Nederlandse regelgeving
op dit moment relatief zeer restrictief
is in Europa. Hiermee wordt het
beeld bevestigd, zoals dat ook uit
andere studies naar voren kwam.
Indien echter de voorgenomen flexibilisering van de produkt- en arbeidsmarkt wordt voortgezet kan de Nederlandse positie aanzienlijk verbeteren.
Het kabinet heeft reeds de toon gezet door de voorgenomen instelling
van een Ministeriële commissie voor
marktwerking en deregulering. Dit
geeft aan dat men in de komende
kabinetsperiode belangrijke inspanningen wil leveren om de (onnodige)
regelgeving verder terug te dringen.

Raymond Gradus
De auteur is werkzaam bij de Directie Algemene Financiële en Economische
Politiek
van het Ministerie van Financiën. Dit artikel is op persoonlijke titel geschreven.
Hij
dankt E. Bolhuis, E.]. van Kempen,].
Kremers, P. Hasekamp, D. Sluimers en W. Ruttenberg voor behulpzaam
commentaar
en
R. Pieters voor technische assistentie.

14. Zie E.A. Bolhuis en R.H.].M. Gradus,
Deregulering: ervaringen in het buitenland, ESB, 6 mei 1994, blz. 384-389.

Auteur