Ga direct naar de content

Nationaal pensioenfonds

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 20 2009

beleid

Nationaal pensioenfonds
Het risicodraagvlak van Nederlandse pensioenfondsen
lijkt te klein te zijn nu voor de tweede keer binnen zes jaar
sprake is van een grote solvabiliteitscrisis. Een bestendige
financieringsopzet van aanvullende pensioenen is gebaat bij
een breder en dieper risicodraagvlak.

D

Eduard Ponds
Hoogleraar aan de
­Universiteit van Tilburg

180

ESB

Discontinuïteitsrisico

e kredietcrisis heeft tot een forse daling
van de dekkingsgraden van pensioenfond­
sen geleid. Momenteel stellen pensioen­
fondsen herstelplannen op om binnen de
regels van het toezicht te komen tot een verhoging
van de dekkingsgraden. Dit zal zware offers vergen
in de vorm van gemiste indexatie, extra premies
en mogelijkerwijs zelfs korting op uitkeringen en
nominale rechten. Het is te verwachten dat de
huidige solvabiliteitsproblemen een discussie zullen
uitlokken over een nieuwe opzet van pensioenen in
de tweede pijler, onder meer gericht op het voor­
komen van een nieuwe pensioenfondscrisis in de
toekomst. Die discussie zou kunnen leiden tot een
inperking van de collectiviteit in de financiering. De
Nederlandse opzet van collectieve pensioenfinancie­
ring via pensioenfondsen biedt grote voordelen voor
de deelnemers dankzij onder meer kostenefficiëntie
en risicodeling tussen jonge, oude en toekomstige
deelnemers (Van der Lecq en Steenbeek, 2006).
De economische literatuur geeft aan dat risicodeling
tussen jonge en oude generaties van deelnemers
het best in een zo breed mogelijke collectief geor­
ganiseerd kan worden (Gordon en Varian, 1988). Er
is dan ook alleszins reden om te bezien of juist een
groter en breder risicodragend collectief een goed
alternatief is voor de bestaande praktijk van pensi­
oenfondsen per onderneming of per bedrijfstak.
De vele pensioenfondsen (tabel 1) kunnen gecon­
solideerd worden in een klein aantal grote col­
lectieve pensioenregelingen. De grootst mogelijke
collectiviteit is een Nederland-brede invulling van
de tweedepijlerpensioenen. In een nationaal pensi­
oenfonds is discontinuïteit geheel niet aan de orde
omdat Nederland als sponsor niet failliet kan gaan.
Tijdsconsistent beleid is dan echter wel een belang­
rijk vraagstuk en dit vereist dat een dergelijk breed
collectief ver van de overheid en de politiek gepositi­
oneerd moet worden.
Deze bijdrage is een verkenning van de effecten van
de overstap naar een nationaal pensioenfonds. Zo’n
fonds levert een groot aantal voordelen op, waaron­
der een bestendig indexatie- en premiebeleid, een
langetermijnoriëntatie in het beleggingsbeleid en
een laag premieniveau. Maar tussen droom en daad

94(4556) 20 maart 2009

staan wetten en praktische bezwaren. Mocht een
nationaal pensioenfonds niet haalbaar zijn, dan is
deze bijdrage ook te zien als pleidooi om te komen
tot een beperkt aantal pensioencollectieven met elk
een groot risicodraagvlak.

Strak toezicht gericht op solvabiliteitsbewaking
op korte en lange termijn is van groot belang met
het oog op mogelijke discontinuïteit van fondsen.
Pensioenfondsen gaan uit van collectieve risicode­
ling. De risicodeling omvat jonge, oude en toekom­
stige deelnemers binnen een bedrijfstak of onder­
neming. Dergelijke collectieven zijn kwetsbaar wat
betreft hun langetermijncontinuïteit. In de dynamiek
van de markteconomie worden nieuwe ondernemin­
gen en bedrijfstakken gecreëerd, maar op termijn
ook weer vernietigd. Het is daarom van groot belang
dat de toezichthouder erop toeziet dat gewaarborgd
is dat de opgebouwde rechten voldoende zijn gedekt
door een adequaat vermogen en dat ontoereikende
dekking binnen een afzienbare termijn wordt aange­
vuld. Bij marktwaardering zal de dekkingsgraad van
Nederlandse pensioenfondsen laag zijn als onder­
nemingen en bedrijfstakken in de problemen zitten,
terwijl pensioenfondsen het goed doen als onderne­
mingen en bedrijfstakken ook floreren.
Figuur 1 laat een geconstrueerd verloop van de dek­
kingsgraad van een gemiddeld Nederlands pensioen­
fonds zien vanaf 1970 tot 2008 wanneer over deze
gehele periode uitgegaan wordt van de huidige syste­
matiek van financiering. Bij de waardering van de
verplichtingen en het vermogen wordt uitgegaan van
marktwaardeprincipes. Verder is aangenomen dat de
premie kostendekkend is en gelijk is aan de waarde
nieuwe pensioenopbouw. De beleggingsportefeuille
van het fonds wordt elk jaar voor vijftig procent in
aandelen en vijftig procent in obligaties aangehou­
den. Ten slotte is verondersteld dat elk jaar volledige
Tabel 1

Pensioenfondsen geordend naar grootte
van vermogen in euro’s, eind 2007.

Minder dan 10 miljoen
10 miljoen – 100 miloen
100 miljoen – 1 miljard
1 miljard – 10 miljard
Meer dan 10 miljard
Onbekend
Totaal

Aantal pensioenfondsen
68
196
209
57
13
170
713

Bron: Pensionfund.info

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

loonindexatie wordt verleend. De
Nederlandse pensioenfondsen de kernparameters in de
De overheid is niet
gemiddelde dekkingsgraad over de
pensioen­ pbouw en de financieringsopzet in grote mate op
o
beschouwde periode komt uit op
dezelfde wijze ingevuld.
onderhevig aan
121 procent, lager dan de door de
De werknemers bouwen per jaar een gelijk recht per dienst­
discontinuïteitsrisico
toezichthouder minimaal geëiste
jaar op, veelal rond de twee procent van het pensioengevend
dekkingsgraad van circa 125
salaris. Elke werknemer betaalt dezelfde doorsneepremie als
en lijkt dan ook
procent.
percentage van het pensioengevend salaris ter dekking van
een ideale partij
Uit figuur 1 komt naar voren dat
de nieuwe opbouw per dienstjaar, ongeacht leeftijd, inkomen
de dekkingsgraad een procyclisch
of geslacht. De opgebouwde aanspraken van alle deelnemers
om garant te staan
verloop kent. Er is een sterke
worden jaarlijks op dezelfde wijze geïndexeerd met veelal de
voor kapitaalgedekte
samenhang tussen enerzijds het
loongroei of de prijsinflatie als referentievariabele. Voor alle
niveau en het verloop van de
deelnemers binnen een pensioenfonds wordt hetzelfde beleg­
pensioenen
dekkingsgraad en anderzijds de
gingsbeleid gevoerd.
economische ontwikkeling.
Dankzij de grote gelijkvormigheid van de vele regelingen is
In het begin van de jaren zeventig zakt de dekkings­
consolidatie ervan goed te regelen. De overstap naar een nationaal fonds met
graad diep weg tot onder de tachtig procent. In de
een vergelijkbare opzet als de bestaande fondsen is dan ook eenvoudig te organi­
tweede helft van de jaren zeventig treedt herstel op
seren. De belangrijkste stap bij de opstart van een nationaal fonds is het overzet­
dankzij hoge aandelenrendementen. Dit is evenwel
ten van de bestaande aanspraken bij de afzonderlijke fondsen naar het nationale
ook de periode met een dalend renteniveau, waar­
fonds. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van één disconteringsvoet. Bij deze
door de dekkingsgraad na aanvankelijk herstel weer
omzetting dient wel gecorrigeerd te worden voor de dekkingsgraad van het
terugzakt. In de tweede helft van de jaren negentig
betreffende pensioenfonds. De jaarlijkse indexatie is gekoppeld aan de gemid­
is sprake van economische hoogconjunctuur. De
delde loonstijging in Nederland in dat jaar.
omstandigheden zijn dan ideaal voor pensioenfond­
De premie ter financiering van de nieuwe aanspraken wordt bepaald op basis
sen: hoge beleggingsrendementen, lage prijs- en
van het ingeschatte reële rendement dat op de lange termijn naar verwachting
looninflatie en een renteniveau schommelend rond
gerealiseerd kan worden. Het reële rendement is het beleggingsrendement minus
de 4,5 procent. De dekkingsgraad stijgt tot 175
loongroei. Het bestuur van het pensioenfonds stelt premie en ­ndexatie vast,
i
procent eind jaren negentig. Na de eeuwwisseling
waarbij rekening gehouden wordt met de financiële positie van een pensioen­
daalt deze gestaag, om in het afgelopen jaar, temid­
fonds. Het bestuur opereert geheel onafhankelijk van de overheid en wordt
den van de kredietcrisis, dramatisch naar een niveau
gevormd door vertegenwoordigers van alle groepen belanghebbenden, waar­
onder de honderd procent weg te zakken.
onder de werkgevers, werknemers, zzp’ers, gepensioneerden en toekomstige
Vanuit de pensioensector wordt voorgesteld om over
toetreders.
te stappen op middeling als waarderingsmethodiek.
De werkgevers hebben geen directe verantwoordelijkheid voor de solvabiliteit
In de figuur is daarom ook het verloop van de dek­
van het pensioenfonds. Zij zijn niet langer onderdeel van het risicodraagvlak.
kingsgraad als vijfjaars voortschrijdend gemiddelde
Teneinde elke discussie met accountants te vermijden is te overwegen om
weergegeven. Met middeling wordt de dekkingsgraad
premie te heffen over het looninkomen. Bij de overgang wordt het bruto CAOvan jaar op jaar weliswaar minder volatiel, maar het
loon verhoogd met het werkgeversdeel van de premie. De nettowinst en de
niveau ervan blijft wel een sterke samenhang verto­
n
­ etto­onen blijven onveranderd door de overgang naar het grote pensioenfonds.
l
nen met de economische conjunctuur.

Kenmerken nationaal pensioenfonds
De overheid is niet onderhevig aan discontinuïteits­
risico en lijkt dan ook een ideale partij om garant
te staan voor kapitaalgedekte pensioenen. Dit zou
allereerst geregeld kunnen worden via een nationaal
garantiefonds voor pensioenuitkeringen zoals dat
bijvoorbeeld bestaat in de Verenigde Staten en het
Verenigd Koninkrijk. Groot nadeel van een garantie­
fonds is het probleem van moreel gevaar. Zeker in de
Verenigde Staten heeft een dergelijk garantiefonds
juist geleid tot verkeerde prikkels en onverantwoorde
risico’s bij pensioenfondsen.
Een alternatieve aanpak is de radicale overstap naar
een nationaal pensioenfonds, waarbinnen de afzon­
derlijke pensioenfondsen ondergebracht worden.
De risico’s in de financiering worden dan gedragen
door generaties van deelnemers. Dit wordt hieronder
nader verkend.
Het Nederlandse pensioenfondsensysteem is in
essentie geënt op verplichte deelname, collectieve
risicodeling en het systeem van waardeoverdrachten.
Binnen deze context hebben de circa zevenhonderd
­

Figuur 1

200

Nominale dekkingsgraad Nederlandse pensioenfondsen op marktwaarde­
basis 1970–2008 (een constructie).

%

Jaren ’90:
Hoge rendementen,
lage risicoaversie

175

150

Jaren ’80:
Economisch herstel,
daling nominale rente

125

100

Jaren ’00:
Eerst dotcom crisis,
dan kredietcrisis

75
Jaren ’70:
Stagflatie
50

‘70 ‘72 ‘74 ‘76 ‘78 ‘80 ‘82 ‘84 ‘86 ‘88 ‘90 ‘92 ‘94 ‘96 ‘98 ‘00 ‘02 ‘04 ‘06 ‘08
Nominale dekkingsgraad

Vijfjaars voortschrijdend gemiddelde

Dekkingstekort (104,4%)

Reservetekort (125%)

Bron: Eigen berekeningen

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders

te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

ESB

94(4556) 20 maart 2009

181

Met het wegvallen van de werkgever in het risicodraagvlak
wordt een deel van het risico verschoven naar de overige
belanghebbenden van het fonds, in het bijzonder de huidige
en toekomstige deelnemers. Werkgevers dienen voor de afkoop
hiervan een compensatie te betalen aan het pensioenfonds.
Hoevenaars et al. (2009) zetten uiteen hoe een economisch
eerlijke compensatie kan worden bepaald. De inhoud van het
pensioencontract, vooral de risicotoedeling richting de werkge­
ver, en de dekkingsgraad zijn hierbij de bepalende grootheden.
De eerste berekeningen gebaseerd op een gemiddeld pensi­
oenfonds indiceren dat voor veel fondsen bij een nominale
dekkingsgraad van honderddertig procent de door de werkgever
te betalen compensatie twaalf procent van de waarde van de
nominale verplichtingen bedraagt.

Voordelen

Naast een adequaat antwoord op de dreigingen die uitgaan van
de nieuwe internationale regels rond toezicht en accounting,
worden met het geconsolideerde grote pensioenfonds de breed erkende voorde­
len van de bestaande opzet behouden en zelfs versterkt. De belangrijkste voorde­
len van een nationaal pensioenfonds zijn hieronder op een rij gezet.
Ten eerste, ook in een wereld gekenmerkt door voortgaande internationalisering
kan de voortzetting van collectieve pensioenfinanciering gebaseerd op verplichte
deelname en collectieve risicodeling in lijn met de cultuur, traditie en voorkeuren
van Nederlanders gewaarborgd worden.
Ten tweede kan de verplichtstelling Nederland-breed worden geregeld. De
deelname aan het nationale pensioenfonds wordt verplicht voor alle werknemers,
dus ook voor werknemers die nu in het geheel geen pensioen opbouwen of een
individuele pensioenregeling hebben. Tevens geldt de verplichtstelling voor
zelfstandigen zonder personeel. Deze groep ijvert al langer voor een collectieve
pensioenregeling. De pensioenopbouw en premie-inleg kunnen voor zzp’ers
gebaseerd worden op bijvoorbeeld het gemiddeld belastbaar inkomen over de
laatste vijf jaar.
Ten derde is bij een nationaal pensioenfonds sprake van het grootst mogelijke
risicodraagvlak. Pensioenfondsen gaan uit van collectieve risicodeling, die jonge,
oude en toekomstige deelnemers binnen een bedrijfstak of onderneming omvat.
Dergelijke collectieven zijn kwetsbaar wat betreft hun langetermijncontinuïteit. In
de dynamiek van de markteconomie worden nieuwe ondernemingen en bedrijfs­
takken gecreëerd, maar op termijn ook weer vernietigd. Bij het nationale pensi­
oenfonds is het vraagstuk van langetermijncontinuïteit niet aan de orde. Anders
dan ondernemingen en bedrijfstakken kan Nederland als economie immers niet
failliet gaan. Mee- en tegenvallers in de financiering kunnen daardoor over een
zeer lange periode worden uitgesmeerd over het grootst mogelijke risicodraag­
vlak, bestaande uit de huidige en de toekomstige ondernemingen en bedrijfstak­
ken. Hierdoor kunnen aanpassingen in de indexatie en premie van jaar op jaar
zeer beperkt blijven. De theoretische literatuur over intergenerationele risicode­
ling geeft aan dat het optimaal is om macro-economische risico’s te delen met
zo veel mogelijk generaties, inclusief de nog ongeboren generaties (Gordon en
Varian, 1988). In Canada bestaat een nationaal kapitaalgedekt pensioenfonds,
het Canada Pension Plan. Dit fonds hanteert een periode van honderd jaar om
mee- en tegenvallers in de financiering uit te smeren in de tijd (Munnell en Sass,
2006). In de Verenigde Staten mogen de pensioenfondsen voor de ambtenaren
van de staten bij onderdekking uitgaan van een herstelperiode van dertig jaar
(Lucas en Zeldes, 2009). Aan de hand van een ALM-studie kan de optimale
duur van smoothing worden verkend. Hierbij dient het belang van toekomstige
generaties nadrukkelijk meegewogen te worden. Voor de bestaande pensioen­
fondsen is de uitsmeerduur van tegenvallers door het discontinuïteitsrisico
noodzakelijkerwijs van beperkte duur en aanmerkelijk korter dan die voor een
nationaal pensioenfonds.
Ten vierde, pensioenfondsen kenmerken zich op het vlak van pensioenadmini­
stratie en vermogensbeheer door hoge kostenefficiëntie dankzij schaalvoordelen.

182

ESB

94(4556) 20 maart 2009

Het ontbreken van marktwerking
heeft in de pensioensector dus
niet geleid tot inefficiëntie. Met
het nationale pensioenfonds wordt
de grootst mogelijke kostenef­
ficiëntie gerealiseerd. Gemiddeld
genomen zal op het vlak van pen­
sioenadministratie en aanverwante
zaken een kostenverlaging te
behalen zijn van structureel circa
twintig basispunten op jaarbasis
(Bikker en De Dreu, 2006). Dit
kostenvoordeel kan worden door­
gegeven in de gevraagde premie.
Het levert al snel een structurele
premiedaling op van twee procent­
punt van het salaris. Bij vermo­
gensbeheer zijn de kostenvoorde­
len minder makkelijk te specificeren, maar de extra
kostenefficiëntie zal naar verwachting nog groter zijn
dan bij pensioenadministratie.
Ten vijfde, door het ontbreken van het discontinuï­
teitsrisico kan een nationaal fonds veel meer beleg­
gingsrisico nemen dan de bedrijfstak- of onderne­
mingspensioenfondsen. De hoge risicotolerantie
leidt op termijn tot een hoger verwacht rendement,
en daarmee tot een lagere premie bij vergelijkbare
pensioenopbouw. Bij een verwacht rendement van
7,5 procent op aandelen en 4,5 procent op obliga­
ties levert een verschuiving van tien procentpunt
in de beleggingsmix van obligaties naar aandelen
een extra rendement op van 0,3 procent. Dit extra
rendement kan worden doorgegeven in de gevraagde
premie. Het levert dan een blijvende premiedaling op
van circa drie procent, of anders gesteld, een extra
jaarloon per gemiddelde loopbaan.
Ten zesde, veel pensioenfondsen worden in hun
strategische beleidskeuzen gehinderd door de keuze
tussen sturen op reële indexatieambitie en sturen op
nominale zekerheid op korte termijn uit hoofde van
toezicht. Bij het nationale pensioenfonds is het dis­
continuïteitsrisico niet aan de orde. Het beleid kan
daardoor primair worden afgestemd op het realiseren
van de indexatieambitie. De huidige toezichteisen
rond nominale zekerheid op korte termijn kunnen
worden afgeschaft.
Ten zevende, met een nationaal pensioenfonds wordt
een oplossing gevonden voor een aantal lastige dos­
siers in het voortgaande pensioendebat, waaronder
de discussie over de inhoud van het indexatielabel
en het pensioenregister. Vraagstukken rond waarde­
overdrachten spelen ook niet meer, omdat de werk­
nemer zijn pensioen bij hetzelfde pensioenfonds
blijft voortzetten. Daarmee vervallen ook vraagstuk­
ken rond de doorsneepremie.
Ten slotte, bij een Nederland-breed pensioenfonds is
het discontinuïteitrisico in beginsel niet aan de orde.
Dit geeft de mogelijkheid om het pensioencontract
te verbeteren. In het huidige contract wordt een
uniform risicobeleid gevoerd voor alle deel­ emers.
n
De positie van jonge en oude deelnemers kan

De theoretische
literatuur over
intergenerationele
risicodeling geeft aan
dat het optimaal is om
macro-economische
risico’s te delen met
zo veel mogelijk
generaties, inclusief
de nog ongeboren
generaties

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

verbeterd worden met leeftijd­
draagvlak van ondernemings- en bedrijfstakpensioenfondsen
Door het ontbreken van
differentie, waarbij risico en
voldoende groot is. Het is een kwestie van tijd voordat er
rendement gerealloceerd worden
het discontinuïteitsrisico bij de verschillende pensioenfondsen aanpassingen komen
over de jonge en de oudere deel­
die de reikwijdte van de collectieve pensioenregelingen
kan een nationaal
nemers. Dit kan bijvoorbeeld via
zullen ­nperken en de risico’s in de financiering gedeeltelijk
i
­
het indexatiebeleid gerealiseerd
verschuiven van pensioenfondsen naar de individuele
fonds veel meer
worden. Leeftijdsafhankelijk
deelnemers. Dat zou te betreuren zijn omdat de opzet van
beleggingsrisico nemen
indexatiebeleid kan er als volgt
collectieve pensioenen bewezen voordelen heeft boven een
uitzien (Ponds, 2008): de
individueel pensioen.
dan de bedrijfstakindexatie voor de jonge deel­
In deze bijdrage is verkend in hoeverre een nationaal
of ondernemings­
nemers is geheel gerelateerd
pensioen­onds een geschikt vehikel vormt voor collectieve
f
aan het beleggingsrendement
pensioenen in Nederland. De pensioenregelingen verzorgd
pensioenfondsen
van de beleggingsportefeuille.
door de pensioenfondsen lijken in hoge mate op elkaar.
Met het ouder worden van de
Omdat de meeste regelingen uitgaan van een middel­
deelnemer wordt de rendementindexatie ­ eleidelijk
g
loon met conditionele indexatie, is de consolidatie van deze regelingen tot één
aan ­ ervangen door loonindexatie. Vanaf de
v
r
­egeling dan ook goed te realiseren.
pensioen­­
gerechtigde leeftijd is de indexatie geheel
Een groot voordeel van een nationaal fonds is dat het discontinuïteitsrisico niet
g
­ erelateerd aan de loongroei.
aan de orde is en dat daardoor schokken in de dekkingsgraad over een lange
periode uitgesmeerd kunnen worden. De huidige economische crisis zal bij een
Bezwaren
lange uitsmeerduur dan ook tot beperkte aanpassingen leiden in de pensioen­
In Nederland opereert een groot aantal pensioen­
uitkeringen en het premieniveau. In de Verenigde Staten gebruiken de publieke
fondsen met risicodraagvlakken per onderneming of
pensioenfondsen van de afzonderlijke staten een herstelperiode van dertig jaar
bedrijfstak. In het voorgaande is aangegeven dat het
in geval van onderdekking. Het nationale fonds in Canada hanteert zelfs een
optimale risicodraagvlak te vinden is in een nationaal uitsmeerduur van honderd jaar. Er zijn meer voordelen te onderkennen in een
pensioenfonds. Een Nederland-breed pensioenfonds
nationaal pensioenfonds, waaronder de grotere capaciteit om beleggingsrisico te
is uiteindelijk de consequentie van de argumenten
accepteren en maximale kostenefficiëntie vanwege schaalvoordelen, en dienten­
die pleiten voor collectieve financiering en risicode­
gevolge een lagere premie. Verder vervalt een aantal lastige pensioendossiers
ling. Maar tussen droom en daad staan wetten en
zoals waardeoverdrachten tussen de afzonderlijke fondsen.
praktische bezwaren.
Er bestaan ook bezwaren met betrekking tot een nationaal fonds, zoals de
Een groot bezwaar tegen een nationaal pensioen­
onbetrouwbaarheid van de politiek. Politici zullen de neiging hebben om kosten
fonds is de betrouwbaarheid van de overheid. De
en tegenvallers te verschuiven naar de jongere generaties, dus naar belang­
horizon van politici reikt soms niet verder dan tot de
hebbenden die juist niet in de gelegenheid zijn om in de besluitvorming rond
volgende verkiezingen. Er dient daarom een harde
premiestelling en indexatiebeleid te participeren. De governance dient dan ook
scheiding te komen tussen de overheidsfinanciën en
zeer goed geregeld te zijn, zodat een evenwichtige afweging van de belangen
het nationale fonds.
van de huidige en toekomstige generaties gewaarborgd is. Een tussenweg zou de
Een nationaal pensioenfonds zou door gebrek aan
overgang kunnen zijn naar een beperkt aantal collectieven van geconsolideerde
marktwerking tot hogere uitvoeringskosten kunnen
pensioenfondsen met elk een groot risicodraagvlak, dat breder en dieper is dan
leiden. Een ander bezwaar tegen een nationaal
dat van de afzonderlijke pensioenfondsen.
pensioenfonds kan gelegen zijn in de verschillen die
er tussen de huidige pensioenregelingen bestaan. Zo
wijken de bestaande pensioenregelingen onderling
af met betrekking tot de hardheid van de indexatie­
ambitie en de reikwijdte, de hoogte van de franchise
en het maximum pensioengevend salaris. Daarnaast
verschillen de huidige pensioenfondsen in de hoogte
Literatuur
van de dekkingsgraad. De onderlinge ­ erschillen
v
Bikker, J. en J. de Dreu (2006) Uitvoeringskosten van pensioenzullen bij consolidatie leiden tot verschillen in
verstrekkers. In: Lecq, S. van der en O. Steenbeek (red.) Kosten
grootte van pensioenrechten per deelnemer.
en baten van collectieve pensioensystemen. Amsterdam: Kluwer.
De genoemde bezwaren kunnen als zo groot worden
Hoevenaars, R., T. Kocken en E. Ponds (2009) De waarde van
ervaren dat er geen of onvoldoende steun is voor
het werkgeversrisico in collectieve pensioenen. ESB, 94(4552),
52–55.
een nationaal fonds. In dat geval is deze bijdrage
Gordon, R. en R. Varian (1988) Intergenerational risk sharing.
ook te lezen als een pleidooi om te komen tot een
Journal of public economics, 37(2), 185–202.
beperkt aantal pensioencollectieven met elk een
Lecq, S. van der en O. Steenbeek (2006) Kosten en baten van
groot risicodraagvlak waarmee meer waarborgen
collectieve pensioensystemen. Amsterdam: Kluwer.
zijn dat Nederlandse voorkeuren rond aanvullende
Lucas, D. en S. Zeldes (2009) How should public pension plans
invest? Werkdocument gepresenteerd op AEA congres, januari
p
­ ensioenen nu en in de toekomst gerealiseerd
2009.
kunnen worden.
Munnell, A. en S. Sass (2006) Social security and the stock market;

Conclusie
Thans is sprake van de tweede pensioencrisis binnen
zes jaar tijd. Het is de vraag in hoeverre het risico­

how the pursuit of market magic shapes the system. Kalamazoo,
Michigan: W.E. Upjohn Institute for Employment Research.
Ponds, E. (2008) Rendementindexatie collectieve pensioenen.
ESB, 93(4533), 246-249.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders

te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

ESB

94(4556) 20 maart 2009

183

Auteur