Ga direct naar de content

Naschrift: Verhoging minimumloon heeft toch echt desastreuze gevolgen

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: september 25 2023

Gradus en Koning schreven een blog.

Dit is een naschrift naar aanleiding van de reactie van Koopmans.

Het commentaar van Jacob-Jan Koopmans van de FNV spitst zich onzes inziens toe op de berekeningen van de intergenerationele solidariteit, de economische en budgettaire effecten en verhouding tussen WML en modaal. Hierna volgt puntsgewijs onze reactie. We reageren niet op de motivatie in kader 1 waarin de FNV aangeeft dat de koppeling aan de AOW noodzakelijk is om de armoede onder ouderen op te lossen en wijzen er nogmaals op dat de commissie sociaal minimum een andere mening is toegedaan.

Intergenerationele solidariteit

De FNV wil z.s.m. naar een WML van 16 euro per uur. In onze berekeningen gingen we ervan uit dat dit op 1-1-2024 is en hebben we een contractloonstijging voor de tweede helft van 2023 geschat. Nu zou je iets langer kunnen wachten met invoering van dit niveau of een hogere mutatie van de contractloonstijging kunnen veronderstellen zoals Koopmans doet, echter de verschillen zijn beperkt. Indien we uitgaan van 20,5 procent blijft met een uitgavenstijging van 13,5 miljard euro de verhoging zeer kostbaar. Hierbij hanteren we een ex-ante verdeelsleutel van het Ministerie van Financiën, die aangeeft dat een 1 procent verhoging van het WML en de uitkeringen 659 miljoen euro kost. Essentieel is dat hoe dan ook dit bedrag als gevolg van de vergrijzing de komende jaren dit bedrag verder zal oplopen  en de overheidsschuldquote in 2060 van 151 procent bbp in 2060 gaat nu stijgen naar 189 procent bbp. Deze stijging met 38 procentpunt van het bbp is ongekend hoog en de conclusie blijft dan ook dat een dergelijke verhoging van WML met koppeling aan de AOW de intergenerationele solidariteit volledig uit balans zal brengen.

Economische effecten

De overloopeffecten die wij noemen in onze blog zijn gebaseerd op een CPB notitie uit 2020 “Effecten verhogen minimumloon”. Hierin heeft het CPB de relevante literatuur in kaart gebracht en de effecten op basis van Nederlandse data geschat. Daaruit is op te maken dat een opwaartse loondruk zich gaat uitstrekken tot aan de lonen die ruim zestig procent hoger liggen dan het huidige WML. Voor het bepalen van deze (structurele) werkgelegenheidseffecten en de daling van de (structurele) werkgelegenheid met circa 120 duizend personen is gebruik gemaakt van de doorrekening van het CPB (2023) voor de commissie sociaal minimum. De gepresenteerde effecten omvatten volgens het CPB zowel werknemers als zelfstandigen en ‘deze structurele arbeidseffecten zullen meestal binnen enkele jaren zijn gerealiseerd’. Overigens kan op basis van dezelfde CPB studie ook gesteld worden dat deze ex ante inschatting eerder aan de gematigde kant is, omdat dergelijke grote veranderingen in WML niet zomaar lineair geëxtrapoleerd kunnen worden als zo sterk op de loonverdeling wordt ingegrepen. De meeste studies waarop de effecten zijn gebaseerd gaan uit van kleine WML aanpassingen die aangrijpen op alleen mensen die het WML verdienen. Een toename zoals door FNV bepleit betekenen niet alleen een hogere toename van loonkosten voor mensen die nu nog het WML verdienen, maar zal ook een steeds grotere groep bereiken.

Budgettaire effect

Koopmans stelt dat als gevolg van inverdieneffecten het effect op de overheidsbegroting de helft van 13,5 miljard euro bedraagt. Voor alle duidelijkheid: dat zijn de inverdieneffecten die in eerste aanleg terugverdiend worden door hogere belastingenopbrengsten van met name AOW’ers die de koppeling volgen. Het inverdieneffect zal daarom lager zijn dan 50 procent aangezien het belastingtarief voor de meeste AOW’ers circa 20 procent bedraagt. Maar bovenal vergeet Koopmans te zeggen dat er ook uitverdieneffecten optreden die het gevolg zullen zijn van een lagere uitvoer en een daling van investeringen. Meer in zijn algemeenheid zijn dergelijke inverdieneffecten aan grote onzekerheid onderhevig en het inboeken daarvan zou in de jaren daarna gevolgd moeten worden door uitverdieneffecten, Het is daarom gebruikelijk om budgettaire alleen de ex-ante effecten in kaart te brengen, zoals de commissie sociaal minimum ook doet.

Verhouding WML en modaal

In de blog hebben wij de verhouding genomen tussen WML en mediaan maandloon. Men zou zoals de OESO dit doet kunnen corrigeren voor de deeltijdfactor, zoals Koopmans voorstelt We tekenen daarbij wel aan dat als vervolgens deze verhouding wordt genomen voor de modaal-loon-norm van 60 procent de last van de Nederlandse voorkeur voor veel deeltijd eenzijdig bij de werkgevers wordt gelegd. Dit terwijl er door een verandering van systematiek van het uurloon per januari 2024 zit er sowieso al een fikse verhoging aan te komen voor WML’ers met een 38-urige of 40-urige werkweek.

Onze blog probeerde zo nauwkeurig mogelijk de impact van de voorgestelde minimumloonstijging op arbeidsmarkt en intergenerationele solidariteit in kaart te brengen. Na lezing van het commentaar van Koopmans blijven wij bij ons oordeel dat – hoewel over de exacte impact natuurlijk een discussie kan worden gevoerd – een dergelijke verhoging desastreuse gevolgen heeft voor het overheidsbudget, de arbeidsmarkt en intergenerationele solidariteit.

Literatuur

CPB (2020). Effecten verhogen minimumloon. CPB notitie december 2020: Den Haag.

CPB (2023). Doorrekening beleidsopties voor terugdringen armoede. CPB publicatie juni 2023: Den Haag.

Auteurs

  • Raymond Gradus

    Hoogleraar economie aan de Vrije Universiteit Amsterdam

  • Pierre Koning

    Hoogleraar economie aan de Vrije Universiteit Amsterdam

Categorieën

Plaats een reactie