Ga direct naar de content

Monetaire annexatie

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: februari 14 1990

Monetaire annexatie
De exodus van Oostduitsers naar hun westerburen
gaat onverminderd voort. De leegloop van de DDR zet
de regering, die zonder democratische legitimering nauwelijks nog verstrekkende maatregelen durft te nemen,
voor het blok. De crisissituatie waarin de economie is
beland maakt de afhankelijkheid van de Bondsrepubliek
steeds groter. Deze ontwikkelingen hebben West-Duitsland genoodzaakt om meer vaart te zetten achter de
plannen tot hereniging. De belemmeringen op militair,
economisch en monetair vlak zijn groot, maar het tempo
waarmee de ontwikkelingen in de DDR zich voltrekken
maakt oplossingen kansrijk die tot voor kort als volkomen onacceptabel ter zijde werden geschoven.
Zo heeft de Westduitse regering vorige week plotseling voorgesteld om onmiddellijk besprekingen te beginnen over een monetaire unie van de twee Duitslanden.
De aankondiging van de plannen voor versnelde Duitse
monetaire eenwording heeft voor nogal wat opschudding gezorgd. Oost-Duitsland wijst de plannen voorlopig
af, terwijl ook in de Bondsrepubliek kritisch is gereageerd vanwege de hoge kosten die er mee gemoeid
zijn. Het initiatief leidde op de financiele markten tot een
forse stijging van de Duitse rente. Aanvankelijk stuitten
de voorslellen van de bondsregering ook op openlijk
verzet van Pohl, de president van de Bundesbank. De
Bundesbank is bezorgd om de nadelige gevolgen van
de onvermijdelijke vergroting van de geldhoeveelheid,
zoals een toeneming van de Duitse inflatie, hogere
rentestanden en een verzwakking van de D-mark. In de
politieke belangenafweging hebben de gerechtvaardigde monetaire bezwaren echter het onderspit moeten
delven.
Over het prijskaartje van de Duitse monetaire unie
lopen de meningen uiteen. Waar de tegenstanders van
overhaaste stappen vooral voor waarschuwen is dat het
introduceren van een harde valuta niet voldoende is om
meer dynamiek in een krimpende economie te brengen.
Er zullen aanvullende maatregelen nodig zijn die de
Westduitse belastingbetaler veel geld gaan kosten. Dit
kan remmend werken op de groeikracht van de Westduitse economie. Daarnaast zal een toeneming van het
Westduitse federale begrotingstekorttot een hogere rente
leiden. Het tegenargument luidt dat de desintegratie van
de economie van de DDR zulke grate vormen dreigt aan
te nemen, dat de kosten van de opvang van een aanhoudende stroom Oostduitse immigranten in termen van
werkloosheid, beroep op het sociale-zekerheidsstelsel en
beschikbare woningvoorraad nog veel hoger zullen uitvallen. De monetaire unie is volgens deze redenering de
prijs die West-Durtsland moet betalen om de burgers in
de DDR wat meer perspectief te bieden op een verbetering van hun materiele levensomstandigheden.
De Bondsrepubliek doet met het voorstel een vergaande stap. Denkbaar was ook dat men de Ost-mark
eerst convertibel zou maken en binnen een bepaalde
bandbreedte zou laten fluctueren ten opzichte van de
D-mark. Hierdoor zou de wisselkoers gebruikt kunnen
worden als instrument om de verschillen in economische ontwikkeling te helpen verkleinen. De kans op
speculatie tegen een convertibele Ost-mark is echter
zeer groot, waardoor de munt spoedig bijna waardeloos
zou worden. Men kiest er daarom voor de harde D-mark
niet als schaduwvaluta, maar als enig wettig betaalmiddel te introduceren. In welke conversieverhouding dit
gaat gebeuren zal van groot belang zijn voor de Oost-

ESB 14-2-1990

duitse spaartegoeden en de koopkracht van de modale
Oostduitser, die in D-mark een schamel loon ontvangt.
Voor de Oostduitse economie brengt de monetaire
unie een aantal problemen met zich mee. Hetgemiddelde
inkomen van een Westduitser is bijna vier keer zo hoog
als dat van een Oostduitser. Deze verschillen zullen
onhoudbaar blijken te zijn en tot loonstijgingen leiden
zonder dat daar op korte termijn produktiviteitsstijgingen
tegenover staan. De Oostduitse uitvoer zal hiervan aanzienlijke schade ondervinden. De Oosteuropese landen
ontberen de deviezen om nog langer de uitvoer af te
nemen, terwijl op westerse markten de concurrentiepositie pas zal verbeteren als dank zij Westduitse investeringen de produktiviteit en kwaliteit aanzienlijk verhoogd zijn.
Binnen de economische en monetaire unie zal specialisatie vanzelf op gang komen. Het ziet er naar uit dat in
Oost-Duitsland vooral de arbeidsintensieve produktie met
een lage toegevoegde waarde zal gaan plaatsvinden.
Een dergelijke produktie kan echter lang niet dezelfde
lasten dragen als in de hoogontwikkelde Westduitse verzorgingsstaat. Omvangrijke aanvullende financiele steun
van de Bondsrepubliek zal daarom nodig zijn.
Een spoedige Duitse monetaire unie heeft ook verstrekkende consequenties voor het EMS en de EG. Terecht maken de Europese partners zich emstige zorgen
dat zij niet of nauwelijks invloed uit kunnen oefenen op de
besluitvorming over een proces waar zij zeer direct de
gevolgen van zullen ondervinden. De Duitse economische en monetaire unie zal er veel eerder zijn dan de
Europese. Dit zal de Duitse positie in het Europese overleg niet onberoerd laten. Op lange termijn is de D-mark
de munt van een nog grotere economische macht. De
overheersende positie van Duitsland binnen een toekomstige Europese economische en monetaire unie zal daardooralleen maartoenemen. Vooral het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk zullen hier moeite mee hebben. De uitvoering van de plannen van het comite-Delors zal dan ook
op zijn minst verdere vertraging oplopen.
Voor de kortere termijn valt te vrezen dat de zone van
relatieve wisselkoersstabiliteit binnen het EMS onder
grotere druk zal komen te staan. Het ‘stabiliteitsanker’
van het wisselkoersarrangement, de D-mark, krijgt immers te maken met een onverwachte inflatoire impuls.
Voor andere landen zal ongewijzigde voortzetting van
de afstemming van hun monetaire beleid op dat van de
Bundesbank tot hogere inflatie en rente leiden dan om
binnenlandse redenen noodzakelijk is. Nu de voordelen
van onvoorwaardelijke koppeling van de eigen munt
aan de D-mark toch enigszins discutabel worden, valt
bij voorbeeld voor Nederland iets meer te zeggen voor
een wat onafhankelijker monetair beleid. De rentekosten van het volgen van de D-mark zouden de komende
jaren wel eens onaanvaardbaar hoog kunnen uitvallen.
De Europese economische en monetaire unie bestaat
ondanks vele wetenschappelijke rapporten en politieke
blauwdrukken nog uitsluitend op de tekentafel. De Duitse
variant is nu echter in een stroomversnelling terechtgekomen. Onder druk van de omstandigheden kan de DDR
bijna niet meer ontkomen aan een door de Bondsrepubliek geregisseerde geldhervorming. Met het vertiezen
van haar monetaire autonomie zal de DDR feitelijk het
gehele economische beleidsinstrumentarium aan de
Bondsrepubliek overleveren, waarmee een spoedig einde van de DDR als soevereine staat in zicht komt.

A.J. Wolters

145

Auteurs