De afgelopen weken dacht ik onwillekeurig aan het pacifisme van Jan Tinbergen. Hoe kun je zo veel van de wereld weten en begrijpen, de bedreigingen zelf hebben meegemaakt (Tweede Wereldoorlog, Koude oorlog) en dan nóg niet bereid zijn jezelf te verdedigen? Voor mij is dat onbegrijpelijk.
Zijn biograaf, Erwin Dekker, heeft het over een diepe innerlijke overtuiging van gedeelde menselijkheid, en over de afschuw van geweld. Een houding die ik op zich best goed begrijp, maar weinig realistisch vind in een wereld waarin landen relatieve macht nastreven en de internationale politiek behoorlijk lelijk kan zijn.
Na het lezen van de artikelen in dit themanummer viel bij mij het kwartje. De pacifist en de econoom in Tinbergen zijn niet te scheiden. Wie welvaart wil maximaliseren, voert geen geopolitiek. Zodra er namelijk om geopolitieke redenen drempels voor internationale arbeidsdeling worden opgeworpen, kom je altijd op een lager welvaartsniveau uit. Drempels verhogen de transactiekosten, en verlagen de mogelijkheden om gebruik te maken van comparatieve voordelen.
Een drietal artikelen in dit themanummer onderstreept deze notie. Steven Brakman voorziet de lezer van de theoretische argumentatie; Loe Franssen en Ton Notten waarschuwen voor hogere kosten bij het overstappen van multilaterale naar bilaterale handelsverdragen. En Gerdien Meijerink en Maarten van ’t Riet maken aannemelijk dat het protectionisme zelf, bij de veelbesproken zeldzame aardmetalen en bij de coronavaccins, de leveringsproblemen eerder had vergroot dan verkleind.
Een empathisch ‘voer geen economisch beleid met geopolitieke doeleinden’ is echter voor de beleidsmaker van nu een ontoereikend advies. Want zodra vreemde mogendheden wel besluiten om relatieve of nationale kortetermijnwinst na te streven, moeten onze beleidsmakers daar wel tegenin gaan.
Protectionisme is het lelijke Nash-evenwicht, al rolt de wereld daar om twee redenen niet zomaar in. Ten eerste is de wereld veel meer verbonden dan vroeger, en liggen daardoor de prikkels anders. Volgens Haroon Sheikh is het toenemende protectionisme namelijk geen terugkeer naar geopolitiek – die de wereld in invloedsferen verkaveld – maar een stap vooruit naar een geo-economie, waarbij landen in fluïde verbanden met elkaar samenwerken en concurreren. Niet alleen is deze geo-economische benadering een stuk minder gestoeld op militaire macht dan de geopolitieke – wat de pacifist zal aanspreken – ook is een sterke economie er meer doel dan middel, hetgeen de econoom als vooruitgang zal duiden.
Ten tweede zijn er stappen mogelijk om in het goede evenwicht te blijven. Wie niet strategisch afhankelijk is van wellicht vijandige vreemde mogendheden, kan vrijelijk met hen zaken blijven doen – en dus blijven profiteren van de voordelen van internationale arbeidsdeling. Martin Linssen, Jasper van Dijk, Marieke Reiding en Hala Naoum Néhmé presenteren een analysekader voor Nederland, om die strategische afhankelijkheden te beperken. Hoog tijd om daar werk van te maken, al zou zowel de pacifist als de econoom Tinbergen erop wijzen dat het nog hogere evenwicht de afwezigheid is van dreiging.
Auteur
Categorieën