Ga direct naar de content

Met nationale economiedebat (II)

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 11 1991

Economiedebat
Met nationale economiedebat (II)
Deproblemen van de Nederlandse economic zijn gemventariseerd, nu
komt bet aan op creatieve oplossingen. Laat u niet onbetuigd en dien
uwgouden idee bij de organisatie in.
Het nationale economiedebat, dat afgelopen juni van start ging met een
uitvoerige enquete in ESB, NRC Handelsblad, Osmose en Eclaire, is goed
begonnen. Meer dan 6.000 ge’interesseerden hebben de moeite genomen
om de uitvoerige vragenlijst – je was
al gauw een half uur bezig – in te
vullen. Het doel van de enquete was
een inzicht te krijgen in wat een economisch geinteresseerd publiek als
de belangrijkste knelpunten van de
Nederlandse economic signaleert.
Dat biedt een richtsnoer voor de
vraag waarover het nationale economiedebat moet gaan.
De invullers van de enquete vormen
geen doorsnee van de Nederlandse
bevolking. Maar liefst 91% van de
respondenten was man, 90% had
een opleiding op universitair of hboniveau en 27% was directeur of had
een hogere leidinggevende functie.
Het is duidelijk dat daardoor een vertekening optreedt. Als de enquete in
het Algemeen Dagblad en de Story
had gestaan, waren de uitkomsten
ongetwijfeld anders geweest. De resultaten zijn dan ook niet representatief voor hoe het Nederlandse volk
over de Nederlandse economic
denkt. Zij geven wel de mening
weer van een goed geinformeerd publiek met een meer dan gemiddelde
belangstelling voor economic1.
Top-20
De top-20 van economische problemen die door de respondenten worden genoemd, wordt aangevoerd
door de lage arbeidsparticipatie in
Nederland, op de voet gevolgd door
het financieringstekort, de omvang
van de collectieve sector, de belastingdruk en het aantal langdurig
werklozen (zie tabel 1). De invullers
van de enquete delen kennelijk de
economische zorgen van het kabinetLubbers. Niet iedereen echter onder1. Een uitvoeriger verslag van de enqueteresultaten is te vinden in D. Huisman en
WJ. de Ridder, Nationaal Economiedebat. Oproep tot deelname, SMO-Informatief 91-4. Den Haag, September 1991.

ESB 11-9-1991

schrijft de doelstellingen van het kabinetsbeleid, -want er is ook een
groep respondenten die de mate
waarin het financieringstekort de sturing van de economic beheerst, als
het belangrijkste probleem van de
Nederlandse economic ziet. Daarnaast wordt ook de invloed van partijpolitieke overwegingen door sommigen als het grootste knelpunt
beschouwd.
Heel opvallend is de lage score van
het milieuvraagstuk. De bodemverontreiniging in Nederland komt pas
als zestiende probleem naar voren.
Het tijdstip van invullen kan daarbij
een rol spelen. Ook uit andere enquetes naar politieke opvattingen is
bekend dat de gepresenteerde meningen sterk worden beinvloed door
de actualiteit. Was de enquete gehouden op een moment dat het milieuprobleem veel prominenter in de media aanwezig was, dan was de
prioriteit voor het milieu waarschijnlijk hoger geweest. Wat dat betreft
moet er rekening mee worden gehouden dat de uitkomsten nogal
sterk aan tijd en actualiteit gebonden
zijn.

Wat wel heel duidelijk naar voren
komt, is dat de grootste problemen
van de Nederlandse economic vooral in de collectieve sector en op de
arbeidsmarkt worden gelocaliseerd.
Dat komt overeen met de kritiek die
de OESO in de jaarlijkse landenexamens op het functioneren van de Nederlandse economic heeft. De werking van de kapitaalmarkt, de mate
van innovativiteit, de concurrentiekracht van het Nederlandse bedrijfsleven e.d. worden veel minder als
problematisch gezien.

Sterkten en zwakten
Naast de vraag wat men de belangrijkste belemmering/bedreiging voor
de Nederlandse economic vindt, is
voor een hele reeks aspecten gevraagd in hoeverre men ze als positief dan wel negatief voor de Nederlandse economic beoordeelt. De
meningen hierover lopen soms sterk
uiteen. Zo ziet 46% van de ondervraagden het aanbod van geschoolde
arbeid als een sterk punt van de Nederlandse economic, terwijl 38% hier
juist een zwakte signaleert. Ook over
de mate van sociale zekerheid wordt
heel uiteenlopend gedacht. Andere
aspecten die betrekking hebben op
de arbeidsmarkt, zoals de ontslagbescherming, het niveau van de loonkosten, de hoogte van het minimumloon, de koppeling tussen lonen en
uitkeringen, de flexibiliteit van het arbeidsaanbod, het verschil tussen bruto en netto loon en het verschil tussen lonen en uitkeringen, worden
door het overgrote deel van de respondenten als negatief beoordeeld.

Tabel 1. De belangrijkste zwakten van de Nederlandse economic en het percentage deelnemers dat de aangegeven zwakte als belangrijkste zwakte typeert
De arbeidsparticipatie (aandeel van de bevolking in het arbeidsproces)
Het financieringstekort van de overheid
De omvang van de collectieve sector
De belastingdruk
Het aantal langdurig werklozen
De mate van regelgeving in Nederland
De mate waarin het financieringstekort het beleid beheerst
Het verschil tussen het minimumloon en de uitkeringen
De invloed van partijpolitieke overwegingen op de besluitvorming
Het verschil tussen bruto en netto loon
De koppeling tussen lonen en uitkeringen
Het aanbod van geschoolde arbeidskrachten op de arbeidsmarkt
Het niveau van de loonkosten
De mate van sociale zekerheid in Nederland
De flexibiliteit van het arbeidsaanbod
De bodemverontreiniging in Nederland
De innovativiteit van het Nederlandse bedrijfsleven
De kwaliteit van het management van de top-100 Nederlandse bedrijven
Voorzichtigheid, mate •waarin risico’s vermeden worden
De lange-termijnorientatie van het management in Nederland
De acceptatie van het zwartgeldcircuit

9,9
9,0
8,9
7,5
5,6
5,2
4,7
3,6
3,2
3,1
3,0
2,2
2,1
1,7
1,7
1,7
1,4
1,3
1,2
1,2
1,2

913

I

Over de kapitaalmarkt oordeelt men,
zoals gezegd, in het algemeen vrij
positief. De financiele weerbaarheid

van bedrijven en de omvang van de
spaartegoeden van gezinnen en bedrijven worden door het merendeel
als sterke punten van de Nederlandse economic beschouwd.
Het oordeel over de overheid daarentegen is over het algemeen vrij ne-

gatief. De omvang van de collectieve
sector, het financieringstekort, de
mate van regelgeving en de belastingdruk worden door velen als

zwakke plekken van de Nederlandse
economic aangeduid. Ook over de
samenwerking tussen overheid en

bedrijfsleven bij het ontwikkelen
van nieuwe projecten is een meerderheid niet tevreden.
In weerwil van geluiden dat het eco-

nomische hart van Europa steeds zuidelijker komt te liggen, zien de meeste deelnemers de ligging van de
Nederlandse economic (havens,
vliegvelden) als een duidelijke sterk-

te. Ook de telematica-infrastructuur
wordt door de meeste respondenten
een sterk punt genoemd. Over de ca-

gevraagd
Nu de uitkomsten van de enquete zijn verwerkt, gaat de tweede fase van
het nationale economiedebat van start. In deze fase gaat het erom zoveel
mogelijk ideeen te verzamelen over hoe de verschillende problemen van
de Nederlandse economic het best kunnen worden aangepakt. De haalbaarheid en precieze doorrekening van de voorstellen staat daarbij niet voorop;
dat komt later wel aan de orde. Het gaat meer om een soort collectief ‘brainstormen’, om interessante suggesties naar boven te krijgen.

De negen thema’s waarover voorstellen kunnen worden ingediend zijn:
– arbeid en arbeidsmarkt;
— onderwijs en opleiding;
– kapitaal en kapitaalmarkt; – technologic en innovatie;
– overheid en politick;
— ondernemerschap en concurrentiekracht;
– milieu;
– managementkwaliteit en medezegggenschap.
– infrastructuur;
ledere belangstellende kan voor elke rubriek een of meerdere voorstellen
indienen. De voorstellen moeten voorzien zijn van:
– titel of aanduiding van het voorstel;

– aanduiding in welke van de bovengenoemde rubrieken het voorstel valt;
– korte omschrijving van het voorstel;
– korte omschrijving van het doel dat met het voorstel wordt beoogd;
– korte aanduiding van de mogelijke gevolgen voor de Nederlandse economic als het voorstel zou worden overgenomen en uitgevoerd;
– naam en adres van de inzender.
Wie een voorstel wil indienen, kan een deelnameformulier verkrijgen bij:
SMO, Postbus 87859, 2508 DG Den Haag.
Aan dit adres moet ook alle correspondentie worden gericht.

paciteit van het Nederlandse wegen-

net is men echter minder te spreken.
Over onderwijs en opleiding lopen
de meningen uiteen. De befaamde
talenkennis van de Nederlanders
wordt door 60% als een sterkte aan-

men denkt over de eigen arbeidsorganisatie. Opvallend is dat 70% van
de deelnemers meent dat de werkdruk binnen de organisatie de afgelopen twee jaar zichtbaar is toegeno-

gemerkt, maar 30% ziet hierin juist
een zwakte. Over de relatie tussen
onderwijs en bedrijfsleven oordelen

men. Voor het overige blijkt dat
arbeidsorganisaties op heel verschillende wijzen worden beleefd. Dit
hangt uiteraard samen met het type

twee op de drie deelnemers niet positief. Ook de kwaliteit van het tech-

organisatie waarin men werkt, maar

In de nu volgende, tweede fase van
het economiedebat wordt iedereen

Wat dit laatste betreft kwamen er uit
de enquete zes typen arbeidskrachten naar voren, resp. aangeduid als
de volgzame, de individualist, de
pionier-vakman, de carrierezoeker,

ideeen moeten op een van de in het
kader genoemde negen thema’s be-

de zekerheidszoeker en de toegewijde aan het gezin. Aanhangers van de
PvdA en vooral Groen Links bleken
vaker tot de ‘individualisten’ te horen, terwijl de CDA-stemmers meer
toegewijd waren aan het gezin. WDers kwamen naar voren als meer dan
gemiddeld ‘carrierezoekend’, terwijl
D66-ers het sterkst aansloten bij het

trekking hebben. Om de haalbaarheid hoeft men zich nog niet direct
te bekommeren; de creativiteit staat
in deze fase voorop.
In de derde fase worden de ontvangen ideeen tegen het licht gehouden
en vindt in verschillende etappes een
selectie plaats. Daarbij worden zowel
deskundigen als de inzenders van de
ideeen zelf ingeschakeld. Er dient dan

daarnaast ook met persoonlijke op-

de helft van de respondenten als een
knelpunt gesignaleerd.
De technologische ontwikkeling
wordt door de meeste deelnemers
eerder als een kans dan als een be-

vattingen over wat men van zijn

gie en de informatietechnologie ziet
men goede mogelijkheden. Verder is
men van mening dat de Nederlanders het op de internationale markt
wel zullen rooien, vooral dank zij
hun handelsgeest, waarover 81% positief oordeelt. Het wegvallen van de
Europese grenzen na 1992 wordt
door drie kwart als een kans gezien
en slechts door 13% als een bedreiging. De openheid van de Nederlandse economie werkt in ons voordeel. Alleen maakt 40% zich zorgen
dat Nederland weinig invloed heeft

Hoe verder?
die geinteresseerd is in de vitaliteit
van de Nederlandse economic en
wil deelnemen aan het debat, uitgenodigd om ideeen in te sturen die
kunnen bijdragen tot het verminderen of wegnemen van de knelpunten
in de Nederlandse economic. Die

nische onderwijs wordt door bijna

dreiging gezien. In de biotechnolo-

overheid en in het bedrijfsleven bleken er op dit punt duidelijke verschillen. Het maakt kennelijk nogal wat
verschil met welke ogen men naar de
eigen arbeidsorganisatie kijkt.

werkomgeving verwacht.

gemiddelde van de populatie.

De eigen arbeidsorganisatie
Naast vragen over de sterkten en
zwakten van de Nederlandse economie als geheel is ook gevraagd hoe

914

f

een zo breed mogelijke discussie over

sen, terwijl werknemers in andere

op de besluitvorming van de EG.

Een andere opvallende uitkomst was
dat directeuren en hogere leidinggevenden de eigen arbeidsorganisatie
veelal als zeer innovatief kenschet-

len per rubriek te komen. Die zullen

functies hun werkomgeving veel vaker als bureaucratisch typeren. Ook
tussen mannen en vrouwen, jonge-

aan politici worden voorgelegd en in
de media worden besproken.

ren en ouderen, en werkers bij de

L. van der Geest

de merites van de verschillende plannen op gang te komen. Ten slotte is
het de bedoeling om tot vijf voorstel-

Auteur