Ga direct naar de content

Markt of regulering?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 6 1982

W. Albeda

Markt of
regulering?
Met het voortschrijden der recessie
(waarom zouden we niet van een depressie
spreken?) worden niet slechts alle naoorlogse records der werkloosheid doorbroken. Daarnaast verliezen sommige theorieen hun waarde. Ik herinnerde mij uit
1966 Sociologie du chomage van Ledrut en
sloeg het nog eens op. Een aardig citaat:
,,In een markteconomie, waar men de beleidsinstrumenten kent en weet te gebruiken, is de werkloosheid uitdrukking van de
aard en de vorm van de sociale verhoudingen”. Anders gezegd: we weten hoe we het
niveau van de werkloosheid moeten verlagen. Indien dat niet gebeurt, is dat een indicatie van politieke onwil. De krachten
die zich verzetten tegen een hoog niveau
van werkgelegenheid zijn te sterk. Grote
werkloosheid is politieke werkloosheid,
uitdrukking van de onwil er iets aan te
doen.
Nu, zestien jaar later, is dit een opvatting die men buiten wellicht enkele uithoeken van extreem links nauwelijks meer zal
aantreffen. Nu lijkt werkloosheid weer iets
te worden dat ons overkomt. Vakverenigingen, ondernemers en overheden voelen
zich slachtoffers van een noodlottige ontwikkeling. Het falen van beleid was er,
maar omdat het zo ongeveer overal kon
worden geconstateerd, is er weinig aanleiding om schuldigen te zoeken en aan te wijzen.
Het woord ,,onbeheersbaarheid” duikt
meer en meer op. De Miljoenennota 1983
wijdt een ongeruste paragraaf aan de vraag
of de overheidsfinancien nog wel beheersbaar zijn. Maar de vraag die daar niet los
van staat, is of de ontwikkeling van de
werkloosheid beheersbaar, of ten minste
be’invloedbaar is. Op dat punt hadden de
critici van het regeringsbeleid het in de jaren dertig gemakkelijker dan die van de jaren tachtig. De critici konden in de jaren
dertig nieuwe beleidsinstrumenten aanbevelen die nog niet waren geprobeerd. De
economie werd onvoldoende bestuurd, ordening en planning werden aangeprezen
als alternatieven voor beleid waarvan iedereen kon zien dat het faalde. Nu, sinds
1973, hebben we nogal wat instrumenten
in stelling gebracht, maar veel succes boeken we er niet mee. Een deel der economen
en veel kiezers hebben de overtuiging dat
we beter terug kunnen gaan naar marktwerking en economische vrijheid. Na de
ordening de vrije markt, na regulering deESB 13-10-1982

regulering, na nivellering denivellering en
na de vraagzijde de aanbodszijde. Eigenlijk, kan men zeggen, stelden de critici in
de jaren dertig de maakbaarheid en reguleerbaarheid van de economie tegenover
het ongeloof daarin en het geloof der beleidsvoerders in de markt. Je krijgt de indruk dat nu het omgekeerde het geval is:
het geloof in de beleidsinstrumenten taant.
de maakbaarheid (lees: regelbaarheid) van
de economie is aan grote twijfel onderhevig. Men wil het liever met de vrije markt
proberen en verlegt zijn aandacht van de
vraagzijde naar de aanbodszijde. De beheersbaarheid van het budget heeft te maken met een heel andere vorm van maakbaarheid of be’invloedbaarheid. Het uit de
hand lopen van uitgaven en het teruglopen
van inkomsten speelt zich niet af buiten de
beleidvoerders om. Verkeerde inschatting
der economische ontwikkeling, gebrek aan
moed, politieke besluiteloosheid leiden tot
onbeheersbaarheid van het financieringstekort. Het beleid dat nodig is tot omkering van de groeiende tendentie van het financieringstekort leidt echter vanzelf tot
het beleid dat nodig is om tot herstel van
marktwerking te komen: verlaging van sociale uitkeringen en ontkoppeling vormen
de meest voor de hand liggende wegen naar
bezuinigingen. Zij worden ook bepleit met
het oog op het herstel der marktwerking en
kunnen leiden tot een herstel der vrije
krachten van het economisch leven.
In Amerika is deze tegenstroom veel duidelijker aanwezig dan hier, maar ook hier
manifesteert zij zich. In het tussentijdse
rapport van de voortgangscommissie Industriebeleid (in de wandeling commissieWagner) vindt men met name ook voor de
arbeidsmarkt een pleidooi voor vrijheid
met het oog op het opruimen van verstarringen en conditioneringen op die markt.
Het tekent de verhoudingen dat men in
vele krantenartikelen daarin het signaal
zag om te komen tot een herstel van het
,,vrije spel van maatschappelijke krachten”. Dat is natuurlijk sterk overdreven.
Maar feit is dat ook hier het geloof in ordening, regulering en nivellering wat terugloopt. Ook hier een groeiende belangstelling voor de aanbodszijde. Op een van de

eerste bladzijden van de Miljoenennota
wordt gesproken over de benarde positie
van de aanbodszijde, en dat alle verlichtingen (zo veel zijn dat er overigens niet) naar
de aanbodszijde gaan en de verzwaringen
(kortingen, premieverhoging en belastingverhoging) naar de vraagzijde. De kritiek
richt zich echter niet zozeer op de verlichtingen voor de aanbodszijde (wie ziet niet
dat de aanbodszijde in de tang tussen lonen
en overheidsbudget geraakt (gekraakt) is?).
De kritiek is veeleer dat er onvoldoende
oog is voor de gevaren van het verleggen
van de druk naar de vraagzijde, zonder de
deprimerende werking van vraaguitval op
de aanbodszijde goed te schatten.
De moeilijke beheersbaarheid van het
budget heeft, om met Ledrut te spreken,
zeer zeker te maken met de ,,aard en de
vorm der sociale verhoudingen” of duidelijker met politieke daadkracht en economisch inzicht. Gegeven het uit de hand lopen van het financieringstekort wordt de
be’invloedbaarheid van werkgelegenheid en
werkloosheid nog verder aangetast dan gegeven de Internationale context toch al het
geval zou zijn.
Wanneer men zich afvraagt waarop de
nieuwe trend is gebaseerd, dan is dat maar
in beperkte mate de empiric. Er zijn eigenlijk weinig of geen voorbeelden van marktherstel dat tot overwinning der depressie
leidde. Natuurlijk is er het Duitse ,,Wirtschaftswunder” van de jaren vijftig. Maar
in de jaren vijftig werkten alle modellen,
gereguleerde en gedereguleerde. Nu werkt
er geen.
De twijfel aan reguleerbaarheid en
maakbaarheid van de maatschappij is van
oorsprong eerder filosofisch (of ideologisch) dan empirisch van aard. Zij vindt
haarbevestigingin een maatschappij waarin de bestaande regulering niet werkt.

1095

Auteur