Ga direct naar de content

Losse eindjes

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 24 1980

ECONOMISCH STATISTISCHE BERICHTEN
Losse eindies
In het laatste stadium van de begrotingsvoorbereiding
enkele weken geleden maakte premier Van Agt bekend,
dat de begroting voor 1981 rond was ,,op enkele technische losse eindjes na”. Het beeld dat de deze week gepresenteerde Miljoenennota en Macro Economische
Verkenning oproepen is dat van een hele kluwen losse
einden. De begroting voor het komend jaar is op los zand
gebouwd; het economische beleid omvat slechts losse
flodders. Men kan niet anders dan constateren dat het
kabinet op Prinsjesdag een wanprestatie heeft geleverd.
De rijksbegroting voor het jaar 198 1 kan de geschiedenis ingaan als de begroting van de normloosheid. Gedurende het gehele begrotingsproces heeft het ontbroken
aan enig gekwantificeerd budgettair kader, aan de hand
waarvan de omvang van de benodigde bezuinigingen zou
kunnen worden bepaald. Als gevolg van deze normloosheid is in de nota Ombuigingen 1980 in mei van dit jaar
en in de Voorjaarsnota in juni steeds weer verzuimd om
tot een structurele invulling te komen van de noodzakelijk
geachte ombuigingen. Dit breekt het kabinet op in de
Mi1;oenennota 1981. De ,,beleidsombuigingen l98 1 ” ter
grootte van f. 3,6 mrd. omvatten een ,,bestaande problematiek” van f. 2,9 mrd., terwijl de resterende f. 700 mln.
vrijwel geheel opgaan aan nieuw aanvullend beleid. Per
saldo levert de Miljoenennota 1981 daardoor eigenlijk
geen enkele eigen bijdrage aan het ombuigingsbeleid.
Bovendien wordt er bij het wegmasseren van het oude
zeer weer volop gescharreld en geschoven om het benodigde bedrag bij elkaar te krijgen. In werkelijkheid blijven
reële en structurele ingrepen, die in verhouding staan tot
de ernst van de economische problematiek, opnieuw grotendeels achterwege. De hypotheek die aldus wordt gelegd
op toekomstige begrotingen, loopt op tot vele miljarden.
De enige leidraad die bij het opstellen van de begroting
heeft gegolden, is het terugdringen van het financieringstekort geweest. Van een samenhangend beleid of prioriteitenafweging in het licht van de economische omstandigheden is geen sprake. Dit is ook de Raad van State
te gortig. De Raad, die er toch niet van kan worden
verdacht, dat hij de vuile was graag buiten hangt, komt tot
een advies aan de koningin waarin wordt gesteld: ,,Van
een integrale en structurele benadering is nog geen
sprake”. ,,De prioriteitenafweging wordt naar 1982 verschoven”. Het kabinet wordt als een schooljongen berispt. Het heeft het daar ook naar gemaakt.
De afwezigheid van een prioriteitenkeuze komt op vele
wijzen tot uiting. De facto worden alle doelstellingen verlaten, behalve het ontwijken van moeilijke beslissingen.
Welke bijdrage het kabinet denkt te leveren aan het terugdringen van de werkloosheid wordt maar niet eens meer
vermeld. Er zou ook weinig zijn te melden. Het Centraal
Planbureau raamt in de Macro Economische Verkenning
voor het komend jaar een gemiddelde werkloosheid van
280.000 personen, dat wil zeggen meer dan 300.000 aan
het eind van het jaar. De collectieve-lastendruk – waarvan stabilisatie bij het kabinet eens zeer hoge prioriteit
genoot – loopt met 0,4% van het nationale inkomen weer
verder omhoog. De lopende rekening van de betalingsbalans blijft ondanks alle extra aardgasinkomsten uit het
buitenland een negatief saldo vertonen. De groei van het
nationale inkomen komt nauwelijks boven de nul. Dat is
het weinig opwekkende beeld waarvoor van hoog tot
laag een reëel inkomensoffer wordt gevraagd.
Op zijn manier gaat het kabinet wel de positie van het
bedrijfsleven versterken. Daarvoor worden extra aardgasopbrengsten aangewend. Naar verwachting zullen die
in 1981 met f. 4,5 mrd. op kasbasis toenemen. De lasten-

ESB 17-9- 1980

il

verlichting voor het bedrijfsleven bedraagt echter maar
f. 1.300 mln. op transactiebasis. Blijkbaar wordt de rest
van de aardgasopbrengsten voor ,,potverterenM
gebruikt.
De lastenverlichting voor het bedrijfsleven gaat bovendien voor een deel weer teniet door een stijging van de
sociale premies voor rekening van de werkgever. Als de
loonsom zich ontwikkelt zoals wordt voorspeld en zoals
in de lijn ligt van de tot nu toe afgesloten cao’s, stijgt de
arbeidsinkomensquote tot de extreme hoogte van 97.5.
Het kan haast niet uitblijven dat er bij dit cijfer klappen
vallen. In aanmerking nemend de hoog opgelopen rentelasten, moeten in het merendeel van de bedrijven de
winsten negatief zijn. In 1977, toen de arbeidsinkomensquote op 91 lag, maakten de tachtig grootste bedrijven in
Nederland per saldo al geen winst. Hoeveel slechter is de
situatie nu! Zeker nu ook de steunverlening aan individuele bedrijven in nood langzamerhand geen respijt meer
biedt, liggen talrijke faillissementen en gedwongen ontslagen in het verschiet. Dat in de hoogte van de arbeidsinkomensquote ook nog aanmerkelijke risico’s besloten
liggen voor het verloop van de investeringen van bedrijven, waarvoor in 198 1 toch al een volumedaling van 4%
ten opzichte van dit jaar wordt voorzien, behoeft evenmin
veel betoog. Voor een gerichte en generieke versterking
van de positie van het bedrijfsleven zoals de WRR voor
ogen staat, is in de Mif~oenennota
1981 geen plaats. Ietwat
zuur merkt de Raad van State op: ,,De Raad mist . . . . een
uiteenzetting van de redenen waarom niet is ingegaan op
de aanbeveling van het (WRR-)rapport”, terwijl over het
gehele stimuleringsbeleid wordt gezegd: .,Daarenboven
blijft er bij de Raad twijfel bestaan of de dosering van de
voorgestelde maatregelen . . . . van dien aard is dat het
doel, de uitbreiding van de investeringen, in voldoende
mate zal worden bereikt “.
Het uiterst sombere beeld kan in de ogen van het kabinet opklaring ondergaan bij een vrijwillige loonmatiging.
De sociale partners moeten de reeds afgesloten cao’s vrijwillig openbreken en in nieuwe cao’s een grotere matiging betrachten. Bij 2% minder loonstijging is het kabinet
bereid het financieringstekort met f. 1 mrd. te vergroten
en dat bedrag aan te wenden voor lastenverlichting in een
nader overeen te komen vorm. Blijkbaar moet de economische politiek nu door de sociale partners worden
gevoerd. Per saldo zou deze operatie neutraal uitwerken
voor het reëel beschikbaar inkomen van de modale werknemer, terwijl gunstige effecten voor de werkloosheid
kunnen worden verwacht, vooral op middellange termijn.
Helaas heeft die modale werknemer niet erg veel vertrouwen meer in inverdieneffecten op deze termijn. Het
heeft er veel van weg, dat hem slechts de zwarte piet moet
worden toegespeeld van de loonmaatregel die nog in
voorraad wordt gehouden.
Er is nog van alles meer aan te merken op de Miljoenennota 1981. Ik noem het gevaar van de rente-en aflossingsverplichtingen die in hoog tempo oplopen (van f. 5 mrd.
per jaar in 1975 tot f. 12 mrd. in 1980), het structureelaanvaardbare financieringstekort dat in verband met de voorziene verslechtering van de betalingsbalans dient te worden teruggebracht é n de ongecoördineerde wijze waarop
het inkomensbeleid wordt gevoerd (niet langer hoeven
de sterkste schouders de zwaarste lasten te dragen). Het
kabinet laat de zaak maar waaien. De Miljoenennota
1981 heeft tegen de achtergrond van de economische
problemen het soortelijk gewicht van lucht. Het kabinet
heeft een zucht geslaakt, daarmee het bedrijfsleven o p de
tocht gezet en de werklozen in de kou.
L. van der Geest

Auteur