Ga direct naar de content

Het PvdA-verkiezingsprogramma macro-economisch bezien

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: september 24 1980

Het PvdA-verkiezingsprogramma
macro-economisch bezien
Enkele kanttekeningen
DRS. J. VAN SINDEREN* – J .

R. PIJPERS*

L. J. M. VERDULT*

Onlangs is het verkiezingsprogramma van de Partij van de Arbeid verschenen.
In dat programma wordt uitgegaan van een economische groei van 2%. Verder zouden tot 1 9 8 5
ca. 3 0 0 . 0 0 0 arbeidsplaatsen moeten worden gecreëerd, om de werkloosheid terug te
brengen tot 1 5 0 . 0 0 0 manjaren. In dit artikel wordt het verkiezingsprogramma, aan de hand van
een geamendeerde versie van het Vintaf Il-model, doorgerekend. Het blijkt dat de plannen
van de PvdA alleen te realiseren zijn bij een blijvend forse loonmatiging.
Wordt rekening gehouden met het Phillipscurve-effect (de lonen trekken weer aan als het
met de economie wat beter gaat), dan kan de werkgelegenheidsdoelstelling niet worden gehaald.
D e auteurs vergelijken ten slotte financiering van het programma door middel van extra
aardgasbaten, zoals door de PvdA bepleit, met financiering via de kapitaalmarkt.
Zij geven aan de aardgasfinanciering alleen de voorkeur, indien de aardgasbaten
worden gebruikt voor het stimuleren van de investeringen.
Inleiding
Onlangs publiceerde het partijbestuur van de PvdA het
ontwerp-verkiezingsprogramma I) voor de aanstaande
Tweede-Kamerverkiezingen 2). Centraal in dit programma
staat het terugbrengen van de werkloosheid tot 150.000
manjaren in 1985. Daarvoor zouden tot 1985 ongeveer
300.000 arbeidsplaatsen gecreëerd dienen te worden, waarvan
ca. 50.000 in deeltijdarbeid. Verder wordt uitgegaan van een
economische groei van 2% 3) en dient er een positief saldo op
de betalingsbalans te zijn met het oog op de te financieren
ontwikkelingshulp. Ten slotte zou het niveau van de investeringen moeten worden vergroot en het financieringstekort
van de overheid worden teruggedrongen.
Bij het dekkingsplan van het totale programma staat een
vergroting van de aardgasbaten centraal. Deze extra opbrengsten moeten enerzijds komen van een herziening van de
aardgascontracten met afnemerslanden en anderzijds van een
versnelde exploitatie van het aardgas. Verder moeten beleggingsvoorschriften en het bestrijden van zwart geld de PvdAmeerjarenplannen financieren. Om de plannen kans van
slagen te geven is bovendien een inkomensmatiging (met een
herverdeling van inkomens) nood~akelijk, de arbeidskosom
tenstijging voor zowel het bedrijfsleven als de overheid te
beperken. Deze inkomensmatiging zou via een aftopping van
de prijscompensatie moeten worden bereikt.
Hoewel Weerwerk door vele cijfers omgeven is, kan nauwelijks gesproken worden van een werkelijk kwantitatieve macro-economische onderbouwing. Zo wordt de invloed van het
verkiezingsprogramma op de genoemde macro-economische
doelstellingen als betalingsbalans en economische groei
niet behandeld, terwijl ook niet duidelijk is aangegeven hoe
het creëren van extra arbeidsplaatsen in met name de particuliere sector tot stand moet komen. Bovendien wordt niet
vermeld wat de gevolgen van het programma zullen zijn voor
enkele toch zeer relevante variabelen zoals het volume van de
particuliere consumptie en de reële loonvoet. Het blijft dan
ook vaag in hoeverre aan de berekeningen een macroeconomisch model ten grondslag heeft gelegen, behalve dat de
werkgroep de meerjarenramingen van het Centraal Planbureau uit 1979 hanteert en dat wordt toegezegd dat aan het
einde van dit jaar met medewerking van officiële instanties het
verkiezingsprogramma zal worden bijgewerkt.
ESB 17-9-1980

Vooruitlopend op deze eventuele bijstelling hebben wij het
ontwerpprogramma doorgerekend met behulp van een op
enkele essentiële punten geamendeerd Vintaf-11-model, te
noemen Vintaf-Mon 4). De analyse is toegespitst op de twee
cruciale veronderstellingen in het ontwerp-programma: loonmatiging via een aftopping van de prijscompensatie en de
financiering van een deel van de extra overheidsuitgaven uit
verhoogde aardgasbaten. De vraag die centraal staat is in
hoeverre de in het verkiezingsprogramma uitgesproken verwachtingen aangaande creatie van arbeidsplaatsen, stimulering van economische groei en verbetering van de betalingsbalans modelmatig kunnen worden bevestigd en in hoeverre
het programma afhankelijk is van de zojuist genoemde
veronderstellingen.
De opzet van dit artikel is verder als volgt. Eerst wordt
aandacht besteed aan de wijze waarop het programma door
gaan we in op d e gevoeligheid
ons is geanalyseerd.
van de uitkomsten van het verkiezingsprogramma ten aanzien
van het functioneren van de arbeidsmarkt, en vervolgens op
de gevoeligheid ten aanzien van de reeds aangestipte loonmatiging. Ten slotte worden de gevolgen van het financieren van
de extra uitgaven op de kapitaalmarkt vergeleken met de
gevolgen van dekking door middel van extra aardgasbaten.

aarn na

A

* Verbonden aan de vakgroep Macro-Economische Politiek van de

Erasmus Universiteit Rotterdam.
I ) Weerwerk, Ontwerp-verkiezingsprogramma PvdA, PK-Ledenblad, jaargang l l, nr. 8, Amsterdam, 1980.
2) Bij het gereedkomen van dit artikel verscheen het CDA-verkiezingsprogramma. Wij waren niet meer in de gelegenheid om het
daarin vermelde te vergelijken met het Pvd A-verkiezingsprogramma.
Vandaar dat in dit artikel alleen de PvdA-voorstellen behandeld
worden.
3) In het PvdA-verkiezingsprogramma wordt gesproken over het
kiezen voor een economische groei van 2%( Weerwerk, 1980, blz. 46).
Er wordt daarbij vergeten dat de economische groei geen exogeen
gegeven is, doch afhankelijk is van het te voeren beleid. Vandaar dat
de 2%-groei in dit stuk als een doelstelling opgevat wordt.
4) Met name is rekening gehouden met monetaire effecten van
betalingsbalanssaldi op de bestedingen. Voor een overzicht van deze
veranderingen wordt verwezen naar: A. Knoester en J. van Sinderen,
Over de monetaire gevolgen van de betalingsbalans, Maandschrift
Economie, 1980, blz. 145- 174.

Een macro-economische benadering
De geplande uitgaven 1982- 1985
Het PvdA-ontwerpprogramma is voor een macroeconomische analyse als de onze te gedetailleerd. Vandaar dat
voor verschillende posten van de overheidsuitgaven aggregatie heeft plaatsgevonden. De gehanteerde indeling is weergegeven in tabel 1, waarin (in guldens van 1980) de geplande
uitgaven voor de jaren 1982- 1985 zijn vermeld.
Tabel I. Beslag van de collectieve sector ten gevolge van het
PvdA-verkiezingsprogramma I981 – 1985, in mln. guldens,
constante guldens 1980 a)

Verlagingaanvangssalarissen hogere
functies bij overheid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Minder WIR-premie.ensteunvan middenen kleinbedrijfalsmede noodzakelijke
energie-enmilieu-investeringen . . . . . .
Exportsubsidies. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Bedrijfssteun. verliesdeclaraties en
rentesubsidies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Minimuminkomensgarantie voor oudere
. . . . . . . . . .
relfstand~gen
Bezuinigingen huursubsidiebeleid . . . . . . .
Verlaging honoraria vrije beroepen
in gezondheidszorg . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Overige materiele overheidsuitgaven
exclusief het arbeidsplaatsenplan en
inclusief noodzakelijke milieu-en
energie-investeringen en pensioenmaatregelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Totale materiele overheidsuitgaven.
exclusief a r b e i d s ~ i a a t s e n ~ i a n
a ) Gedefleerd met de prijs van het nationaal produkt tegen marktpnjren

Bij deze tabel dient het volgende te worden opgemerkt:
de post ,,minder WIR-premie” en de uitgaven in het kader
van de stimulering van het midden- en kleinbedrijf zijn
samengenomen met een deel van de door de PvdA noodzakelijk geachte energie- en milieu-investeringen 5 ) , en
zijn te zamen opgevat als een directe stimulering van de
investeringen;
de minimuminkomensgarantie voor oudere zelfstandigen
en de verlaging van de honoraria voor de vrije beroepen in
de volksgezondheid worden in de inkomens van zelfstandigen verdisconteerd;
de verlaging van de aanvangssalarissen voor de hogere
functies bij de overheid worden direct in mindering gebracht op de loongevoelige overheidsuitgaven;
de exportsubsidies worden opgevat als een directe impuls
in de Nederlandse export, terwijl de bezuinigingen in het
kader van de huursubsidies ten laste komen van het
overgedragen inkomen. De bedrijfssteun beschouwen we
als een subsidie op het winst- en kapitaalinkomen;
de overige voor de periode 1982-1985 geplande overheidsuitgaven (exclusief de uitgaven voor het arbeidsplaatsenplan) zijn niet verbijzonderd, maar worden integraal als extra bestedingen gezien, die in het door ons
gehanteerde model geen specifieke effecten op bepaalde
bestedingscategorieën hebben.
In het ontwerp-programma worden verschillende bedragen
gereserveerd voor het creëren van extra arbeidsplaatsen in de
collectieve sector 6). Daar in de door ons gehanteerde versie
van Vintaf-I1 de loongevoelige uitgaven endogeen zijn, evenals in het oorspronkelijke Vintaf-11-model, is integrale overname van de door de PvdA geplande bestedingen aan lonen
en salarissen niet consistent met het genoemde model 7).
Immers, de loonontwikkeling bij de overheid is afhankelijk
van de loonontwikkeling in de marktsector 8).
Wel is het aantal werkenden bij de overheid met jaarlijks
12.500 man verhoogd om te komen tot de beoogde 50.000
extra arbeidsplaatsen in 4 jaar tijd. De hieraan verbonden
kosten worden ieder jaar automatisch door het model bere-

kend. Om de totale te financieren extra overheidsuitgaven te
bepalen moeten de bedragen van de tabel 1 worden opgeteld
bij de loongevoelige uitgaven ten gevolge van het arbeidsplaatsenplan. Dit is in onze berekeningen dan ook steeds
gebeurd.
De verwachte extra inkomsten 1982-1985
De belangrijkste bron van extra inkomsten voor de overheid in de komende regeerperiode ter financiering van de
geplande extra uitgaven, dient naar de mening van de PvdA
het aardgas te zijn. Daarnaast worden genoemd de bestrijding
van het zwarte circuit en verwachte positieve effecten van
beleggingsvoorschriften. In tabel 2 zijn deze verwachte extra
inkomsten vermeld.
Tabel 2. Door de PvdA verwachte extra opbrengsten over de
periode 1981-1985. in mln. guldens, constante guldens
1980 a)

Extraopbrengst aardgas . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.000
Extra kapitaalmarktmiddelen door
voorschriften . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 625
Extra middelendoor bestrijding
. . . . . . . .
. .
,.
150
zwart geld
Inverdieneffecten ten gevolge van een
daling van het aantal uitkertng5gerechtigden. . . . . . . . . . . . . . . .
Totaalextra middelen

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

1 775

a ) Gedefleerd met de prils ban het netto nationaal produkt tegen marktpr(jzen
b) De bedragen voor 1985 komen uit tabel 4. b17 51 van W w r i w r l De daar vermelde
bedragen zijn weliswaar afhankel~jkvan de loonst~jging
doch de bedragen die daardoor
beinvloed worden n j n in ons model endogeen en derhalve niet in tabel 2 vermeld Dit
btj
endogene deel van de middelen. d e r g ..ru,mte door gennger uitgavenbe~lag ongeuljngd
beleid”. is geinterpreteerd als een correctie o p d e loongevoelige uitgaven In combinatie met de
endogene belastingopbrengsten.

Bij deze tabel willen we de volgende kanttekeningen plaatsen:
het verkiezingsprogramma vermeldt alleen de verwachte
inkomsten voor 1985. De bedragen die in de jaren daarvoor vrijkomen moesten dan ook door ons worden geschat. Daarbij is steeds een met een gelijk bedrag perjaar
opklimmende reeks genomen, met uitzondering van de
,,inverdieneffecten”;
extra aardgasopbrengsten moeten volgens het verkiezingsprogramma niet alleen via een aanpassing van de
exportcontracten worden gerealiseerd, doch tevens door
een versnelde aardgasproduktie. Daarvoor hebben we
aangenomen dat bij ongewijzigd beleid de aardgasproduktie jaarlijks met 5% afneemt, terwijl de aardgasprijzen met
6,5% per jaar worden verhoogd 9). Voor het PvdA-alter-

5) Ter wille van de eenvoud is de helft van de energie- en milieuinvesteringen aan de particuliere sector toebedeeld. Opgemerkt zij dat
in het PvdA-program geen expliciete bedragen voor de jaren 1982
t m 1984 voor de genoemde investeringen zijn opgenomen. Voor het
gemak hebben wij een jaarlijkse verdubbeling vanaf 1982 verondersteld met als eindbedrag het getal dat voor 1985 in Weerwerk gegeven
IS.

6) Er wordt gesproken over 50.000 arbeidsplaatsen in 1985 (blz. 47).
In onze studie wordt afgezien van de eventueel via deeltijdarbeid te
scheppen banen.
7) Zie Centraal Planbureau, Een macro-model voor de Nederlandse
economie op middellange ferm~in(Vinraf 11). Occasional paper
nr. 12. Den Haag, 1977, bijlage I , blz. 4.
‘8) Het is vreemd dat in het PvdA-plan deze kostencategorie constant
verondersteld is. Alleen in tabel 2 op blz. 48 worden de totale uitgaven
van de overheid als beinvloedbaar door de loonontwikkeling gezien.
Een doorwerking van de7e gevoeligheden binnen het programma
ontbreekt evenwel.
9) Deze getallen zijn gebaseerd op de ontwikkeling in 1978. Voor dit
jaar geldt een produktiedaling van 8% en een prijsstijging van 4%.
Deze cijfers hebben we iets aangepast gegeven de ontwikkelingen op
de oliemarkt van de afgelopen periode. Zoals bekend is het de
bedoeling de aardgasprijzen aan de prijsontwikkeling van stookolie te
koppelen. zodat de aanname van een constante groeivoet voor de
aardgasprijzen als een ruwe benadering voor de verwachte ontwikkeling moet worden gezien.

natief veronderstellen we een constante produktie van
aardgas op het niveau van de winning in 198 1; deaardgasprijzen worden zodanig aangepast dat de door de PvdA
beoogde extra opbrengsten in 1985 (f. 4 mrd.) ook inderdaad worden gehaald;
De verwerking in Vintaf-Mon
De door ons gebruikte methode is die van de variantenanalyse. Dit houdt in dat aan de hand van voorspelde exogenen
en een hoeveelheid startwaarden van vertraagde endogenen
voor een beoaalde ~ e r i o d e een basisoroiectie berekend
wordt 10). D; in dit artikel gepresentee;de”,,spoorboekjes”
zijn de gevolgen van het PvdA-verkiezingsprogramma ten
opzichte van deze basisprojectie.
De drie uitgavenverhogingen ten aanzien van de bestedingenkant (directe investeringsstimulering, exportsubsidiëring en een verhoging van de materiële overheidsuitgaven)
zijn benevens enkele minder belangrijke correcties, direct in
het door ons gehanteerde model verwerkt. Behalve deze
uitgavenverhogingen worden ook de extra arbeidsplaatsen
die de PvdA in de collectieve sector denkt te creëren, ingezet.
Het model genereert de hieraan verbonden loonkosten.
Aan de inkomenskant speelt, zoals gezegd, het aardgas een
belangrijke rol. Daar het Vintaf-model hiermee niet expliciet
rekening houdt, hebben we de inkomsten uit het aardgas
direct ten gunste van de betalingsbalans ingezet, terwijl
daarnaast aangenomen is dat deze inkomsten voor 100% de
schatkist ten goede komen 1 I). Zodoende impliceert de aardgasfinanciering een vergroting van de basisgeldhoeveelheid 12). Verder wordt via wettelijke maatregelen ongeveer
f. 2,5 mrd. van de beleggingenstroom van pensioenfondsen
enz. verlegd ten behoeve van het totale volkshuisvestingsprogramma (dus bij de overheid belegd), terwijl er bovendien een
bepaald bedrag aan zwart geld op tafel moet komen. Al deze
genoemde inkomsten hebben wij in mindering gebracht op
het totale door de overheid te financieren bedrag. Resteert
dan nog een negatief saldo, dan zal dat op een of andere wijze
moeten worden gedekt (b.v. op de kapitaalmarkt).
Een belangrijke voorwaarde voor het slagen van het PvdAprogramma is een algehele inkomensmatiging. Deze matiging
is in de vorm van een aftopping van de prijscompensatie
gegoten. In macro-economische termen houdt dit in dat de
coëfficiënt voor de prijsterm in de loonrelatie kleiner dan 1
wordt 13). Hoeveel kleiner dan I deze coëfficiënt moet zijn,
komt in de volgende paragraaf aan de orde. Daarin zal tevens
aandacht besteed worden aan de gevoeligheid van de uitkomsten van het verkiezingsprogramma voor het al dan niet
meenemen van het zogenaamde ,,Phillipscurve-effect”.

Inkomensmatiging en arbeidsmarkt
Loonbeperking heeft in het algemeen een negatief effect op
de bestedingen en daardoor een positieve invloed op de
betalingsbalansontwikkeling, als gevolg van een dalende
import van consumptiegoederen. In de jaargangentheorie is
loonmatiging daarnaast gunstig voor de werkgelegenheid
doordat arbeidsintensieve jaargangen minder snel buiten
werking worden gesteld. Bij een gelijkblijvend arbeidsaanbod
zal dit tot minder werklozen leiden. Het is evenwel denkbaar
dat de gedaalde werkloosheid als gevolg van de inkomensmatiging aanleiding zal geven tot spanningen op de arbeidsmarkt, hetgeen zich kan uiten in een opwaartse druk op het
loonpeil. Doet dit zich voor, dan wordt de matiging gedeeltelijk tenietgedaan. Ook bij een relatief hoog werkloosheidspercentage kan een dergelijke opwaartse druk op de lonen
zich voordoen 14). In hoeverre dit het geval zal zijn, hangt
sterk samen met de werking van de arbeidsmarkt. Ondoorzichtigheid en spanningen op deelmarkten kunnen leiden tot
een opwaarste druk op het macro-economische loonpeil die
bij een homogene marktstructuur achterwege zou zijn gebleven. Het al dan niet voorkomen van dit verschijnsel, dat in de

ESB 17-9-I980

literatuur bekend staat als het Phillipsiurve-effect, zal belangrijke repercussies hebben o p de effectiviteit van het
economisch beleid ten aanzien van werkgelegenheid, betalingsbalans en economische groei 15). Vandaar dat onze
analyse zowel mèt als zònder het Phillips-curve-effect is
uitgevoerd. Voor de volledigheid wordt nog opgemerkt dat
het tekort dat na de confrontatie van de middelen en claims
resulteert gefinancierd wordt op de kapitaalmarkt 16).
Het plan berekend zonder Phillipscurve
Daar in Weerwerk gesproken wordt over een stringente
matiging van inkomens (blz. 50), zijn we er in onze analyse
allereerst van uitgegaan dat de opstellers van het program een
arbeidsmarkt voor ogen hebben waarin het niveau van de
werkloosheid geen invloed heeft op de loonvorming. Het
handhaven van de koopkracht voor de lagere inkomens,
gepaard gaand met het inleveren van inkomen boven modaal
door een aftopping van de prijscompensatie, is modeltechnisch geinterpreteerd als een verlaging van de loonelasticiteit
ten aanzien van de consumptieprijzen, van 1,01, zoals in
Vintaf-11, naar 0,8. Dit komt ongeveer overeen met een
matiging van 1% e x ante.
Tabel 3. Gecumuleerde effecten van de PvdA-voorsrellen
voor de periode 1982-1985 onder de veronderstelling van
80% pr~jscompensatieen afir,ezigheid van het Phillipscurvemechanisme. Het overheidstekort wordt in eerste aanleg
gefinancierd door extra aardgasbaten en voor het overige via
de kapitaalmarkt a )

Volume particuliere consumptie (%) . . .
Volume investeringen in outillage(%l
. .
Volume nationaal produkt (8). . . . .
. .
Prijspeil particuliere consumptie(%)
. . .
Prijspeil nationaal produkt (9) . . .
Prilspeil goederenexport(%) . . . . .

Loonsom per werknemer(%)
. .
Reelearbeidskosten (W)
. ..
.. .. .
..
Reele loonvoet (%) . . . . .
… . . … .
.
. . .. . …
Prijspeil aardgas (%) . .
Werkloosheid(X 1.000)
. ..
.
Geherdef. bas~sgeldhoebeelheid 4 )
(
..
Betalingsbalans (mln. guldens).
. ..
. . .
Goud-en deviezenvoorraad (mln. guldens)
. .
Beialing*balan\ (in ‘ C Br l h ) . . . . . . . . . .
.
Goud- en de\ic7en\uorraad (in
Br ) . . . .
Werkyeleyenheid in bednlien ( X 1 000)
Alle procentuele \erander~ngen/ijnten op7ichw \ a n 1981
b) Br = de ha*iygeldhoe\eelhcid in 1981

a)

10) De berekeningen zijn voor de periode 1 9 7 8 1985 uitgevoerd,
omdat voor 1978 als laatste jaar alle gegevens aangaande de startwaarden ter beschikking stonden. Voor de exogenen worden de
waarden gehanteerd voor zover die in het PvdA-programma voorkomen. De overige exogenen zijn verkregen door extrapolatie, voor het
merendeel vanaf 1980. Voor de gevoeligheid t.a.v. de exogenen
projectie zie A. Knoester en J. van Sinderen. op. cit., 1980, blz. 172.
1 1 ) Schattingen van Jepma geven aan dat dit momenteel ongeveer
75% is. Zie C.J. Jepma, Is de Nederlandse ziekte chronisch, geciteerd
in S.K. Kuipers, Growrh and stagnarion o f rhe Durch economj.; an
analysis of the sixties and rhe sevenries, Groningen, 1980, blz. 4 1 . De
veronderstelling dat 100% van de extra aardgasbaten naar de overheid zou vloeien, lijkt op basis van Jepma’s studie dus optimistisch.
12) Er is dus aangenomen dat de aardgasdeviezen onmiddellijk ten
gunste van de financiering komen en niet neerslaan in de overheidskas.
13) ! Vi?taf-I1 ziet deze vergelijking er gestileerd als volgt uit
n
i = Pc
Hierin /s I de nominale loonstijging. P de prijsstija) de ontwikkeling van de arbeidsproduktiviteit.
ging, en (
14) Zie omtrent dit onderwerp o.a. L. Knegt, A. Knoester, R.S.G.
Lenderink en N . van der Windt. Macro-economisch beleid en
Vintaf-11: een gevoeligheidsanalyse, in: W. Driehuis en A. van der
Zwan (red.). De voorhereiding van her ec~onomisc~he
heleid kritis<,h
bezien, Leiden’Antwerpen, 1978, blz. 212. Deze spreken ouer
..een naar rechts verschoven Phillipscurve”, hetgeen inhoudt dat
het frictiewerkloosheidspercentage gestegen is.
15) Het is verder heel goed mogelijk dat dit mechanisme slechts één
kant opwerkt. Dat wil zeggen, bij toenemende werkloosheid ral het
Phillips-curvemechanisme worden uitgeschakeld. terwijl bij een
afnemende werkloosheid loonclaims zullen volgen.
16) De door ons gehanteerde methode van analyse is afkomstig van
A. Knoester, Over geld en ina(,ro-econontische politiek. Leiden,
1980, blz. 152.

+ $~:d).

In tabel 3 is het verloop weergegeven van enkele macroeconomische grootheden, berekend met het geamendeerde
Vintaf-11-model (Vintaf-Mon) onder de genoemde veronderstellingen ten aanzien van de loonvorming. Hieruit is af
te lezen dat de veronderstellingen een nominale loondaling (over 4 jaar gecumuleerd) impliceren van ruim 15%,
terwijl de lonen reëel met bijna 10% dalen. Men dient er
hierbij rekening mee te houden dat de loonmatiging een
negatieve invloed heeft op de gemiddelde arbeidsproduktiviteit. Het gevolg van een en ander is dat de loondaling nog
versterkt wordt door de terugloop van de produktiviteit,
waardoor de loonmatiging e x post groter uitvalt dan de
loonmatiging e x ante. Al met al impliceert een aftopping op
de zojuist geschetste manier een forse matiging, te meer daar
deze matiging voor het grootste deel van de hogere inkomens
moet komen.
Het beeld van een teruglopende consumptie als gevolg van
de inkomensbeperking is duidelijk te zien in tabel 3. De
omvang van de consumptiedaling is evenwel relatief gering te
noemen, gegeven de forse loonmatiging. Enerzijds is dit een
gevolg van het feit dat naast de lonen de overdrachts- en de
winstinkomens in de consumptiefunctie een rol spelen, anderzijds worden de bestedingen positief be’invloed door het ruim
beschikbaar zijn van basisgeld. Dit laatste vindt zijn oorzaak
in de grote overschotten op de betalingsbalans als gevolg van
de extra aardgasopbrengsten 17).
De bestedingen aan investeringsgoederen nemen sterk toe.
Een van de belangrijkste oorzaken hiervan is vanzelfsprekend
de loonmatiging, die een positief effect op het overige
inkomen heeft. In de door ons gehanteerde investeringsvergelijking is dit overige inkomen één van de factoren die de
uitgaven aan investeringsgoederen (sterk) beinvloedt. Aan de
andere kant speelt ook hier de monetaire verruiming, als
gevolg van de betalingsbalansoverschotten, een belangrijke
rol. Ten slotte zal de stimulering van de investeringsuitgaven,
door de gerichte maatregelen, haar uitwerking niet missen.
Bekijken we het effect van het PvdA-verkiezingsprogramma
op de ontwikkeling van het nationale produkt, en daarmee op
de economische groei, dan is een extra groei van gemiddeld
I % over de door ons onderzochte periode te traceren, deels als
gevolg van de stimulering van de bestedingen. Wordt daarnaast een economische groei in een zelfde orde van grootte
aangenomen bij ongewijzigd beleid, dan komt het uiteindelijke
groeicijfer dicht in de buurt van het ,,gekozenw cijfer van
2% per jaar 18).
Het aantal arbeidsplaatsen in de particuliere sector dat als
gevolg van het werkgelegenheidsprogramma van de PvdA tot
1985 gecreëerd wordt, becijferen wij op ongeveer 140.000
manjaren, een cijfer dat overeenkomt met de doelstellingen
van PvdA-zijde 19). De werkloosheid loopt ten opzichte van
het centraal alternatief terug met ongeveer 150.000 manjaren.
Het betalingsbalanssaldo is gemiddeld genomen over de
periode positief. Dit is evenwel alleen het gevolg van de reeds
genoemde aardgasbaten, daar de algehele bestedingsstimulering op zich zal resulteren in extra import die de betalingsbalans uit het lood doet slaan. Het compenseren van dergelijke
tekorten met aardgasbaten voorkomt een monetaire verkrapping en daarmee het inzakken van de macro-economische
bestedingen.
Resumerend kunnen we stellen dat onze berekeningen in
grote lijnen het plan van de PvdA ondersteunen. Dat de
veronderstelde forse loonmatiging hierbij evenwel eencruciale
rol speelt. blijkt als we bij het doorrekenen van het PvdA-plan
wel het Phillipscurve-effect ,,meenemenw.

Het plan berekend met Phillipscurve
Empirisch onderzoek heeft aangetoond dat de invloed van
de werkloosheid op de loonvorming niet apriorite verwerpen
is 20). Hoewel de specifieke vorm waarin het werkloosheidspercentage in de loonrelatie moet worden opgenomen niet bij
voorbaat vaststaat, lijkt het meenemen van het reeds genoem-

de Phillipscurvemechanisme een redelijke benadering van
de invloed van de werkloosheid op het loonniveau. Tabel 4
presenteert de modeluitkomsten met een loonvergelijking
inclusief de Phillipscurve.
Tabel 4. Gecumuleerde eflcten van de PvdA-voorstellen
voor de periode 1982-1985 onder de veronderstelling van
8W0prijscompensatie en aanrzvzigheid van her Phillips<,urvemechanisme. Het overheidstekort ~vordtin eerste aanleg gefinancierd door de extra aardga~baren,en voor het overige
via de kapitaalmarkt a)

Volume particuliereconsumptie(%) . . . . .
);’
.. .
Volume in investeringen in outillage 1
,..
Volume nationaal produkt (’74)
Prijspeil particuliere consumptie(?) .
..
Prijspeil nationaal produkt 1%) .
Prijspeil goederenexport 1%) . . . .
. ..
Loonsom per werknemer(%) .
.. .
.
Reëlearbeidskosten(%) .

.
Reele loonvoet 1%) . . . . . .
. .. .
Pr~jspeiIaardgas(%)
Werkloosheld(X 1 000) . . .
.
.
Geherdef. basisgeldhoeveelheid ( V ) ,.
..
Betalingsbalans (mln. guldens)
Goud-en devierenioorraad (mln guldens)
.. .
Betalingsbalans(in Br ) .
Goud-endevierenvoorraad (in C/r Br ) .
Werkgelegenheidin bedrilvenlx 1 000) . . .


. ..

.

.
..
.

. .
. .
..
.

. . .
.
..
.

0.6
1.7
2.6
2.7
2.0
3.5
6.5
12.3
0.7
1.3
2.3
4.1
0.9
2.2
3.8
5.6
1.6
3.7
6.2
9.1
0.7
1.6
-2.6
3.7
2.4
5.7
9.0
15.2
0.8
2.0
3.7
6.1
1.5 – 3.5
6.1
9.7
4.0
8.6
13.6
19.4
2 9
59
96
145
0.4
1.2
8.1
16.6
136 h89 2263 1959
136 553 2816 4774
0.7
3.5
11.6
10.1
0.7
2.8
14.5 24.5
21
46
X
2
138

.
.
.

..

a ) Alle procentuele veranderingen zijn ten opnchte van 1981

Hieruit is af te lezen dat ook in dit geval een loondaling ten
opzichte van de centrale projectie resulteert, doch de omvang
hiervan is relatief gering: ca. 2% nominaal, en ,,slechts” 1,5%
reëel. We zien verder dat de consumptieve bestedingen nu minder teruglopen en de investeringsontwikkeling achterblijft in
vergelijking met tabel 3. De exportprestatie is aanzienlijk slechter gegeven de relatieve ontwikkeling van het prijspeil van de
goederenexport. Het resultaat van één en ander is dat de betalingsbalanspositie verslechtert, zelfs zodanig dat er sprake is
van een tekort, ondanks de extra aardgasbaten. Aan de geformuleerde doelstelling van een overschot op de betalingsbalans
ter financiering van de ontwikkelingshulp wordt dus niet voldaan. Ook het ,,uitgangspuntwvan de economische groei van
2% en het creëren van een hoeveelheid extra arbeidsplaatsen
in de orde van grootte van 140.000 manjaren in de particuliere
sector, worden niet gehaald. De gemiddelde groei van het
nationaal produkt is slechts 0.4% terwijl er tot 1985 nauwelijks 50.000 arbeidsplaatsen in de particuliere sector bijkomen.
Concluderend kunnen we stellen dat het Phillipscurvemechanisme verstrekkende gevolgen heeft voor de uitvoerbaarheid van de PvdA-dannen. Men is uitgegaan vaneendusdanig stringent loonbeleid, dat het Phillipscurvemechanisme
uitgeschakeld kan worden. Is eendergelijk beleid niet of slechts
ten dele uitvoerbaar, dan is het zeer de vraag of de door de
PvdA voorspelde waarden ten aanzien van werkgelegenheid,
betalingsbalans en economische groei wel realiseerbaar zijn.
u

u

17) Het wegdrukken van de particuliere bestedingen (,,crowding
out”), als gevolg van de verhoging van de overheidsuitgaven bij
kapitaalmarktfinanciering, zoals beschreven in Knoester en Van
Sinderen. op. cit., 1980,is door de combinatie van beleidsmaatregelen
in dit geval moeilijk te traceren. Daarbij komt dat door de extra
aardgasbaten vanuit het buitenland de verkrapping van de monetaire
situatie, die het gevolg zou zijn van de verhoging van de overheidsuitgaven, tenietgedaan wordt. Zie Knoester en Van Sinderen, op. cit.,
1980, blz. 157-158.
18) Een groeicijfer van 1% per jaar bij ongewijzigd beleid is evenwel
vrij optimistisch, getuige het CEP 1980, (blz. 18).waar voor 1979en
1980 resp. 0,5% en 0,0% gegeven wordt.
1 9) Hierbij wordt afgezien van de door deeltijdarbeid in de marktsector extra te creëren arbeidsplaatsen. De 50.000 banen in de publieke
sector zijn exogeen ingezet, zodat het totaal aan extra arbeidsplaatsen
op 190.000uitkomt. Het alom gepubliceerde cijfer van 300.000 extra
banen berust op het meenemen van 60.000 banen bij ongewijzigd
beleid en 50.000 arbeidsplaatsen in deeltijdarbeid.
20) Zie o.a. A. S. Brandsma en N . van der Windt, Lonenen aficenteling, Vakgroep Macro-Economische Politiek, Rotterdam. 1980,
blz. 3 en 4.

Kapitaalmarktfinanciering
De PvdA wil de geplande uitgaven zoveel mogelijk betalen
uit aardgasbaten enerzijds en kapitaalmarktfinanciering,
in combinatie met een jacht op zwart geld, anderzijds. O p
deze aardgasfinanciering zal nu wat nader worden ingegaan.
Daarbij zal een vergelijking gemaakt worden tussen een dekking van de extra overheidsuitgaven op de kapitaalmarkt en
een financiering via extra aardgasopbrengsten.
Kapitaalmarktfinanciering is binnen de context van VintafMon gedefinieerd als die wijze van financieren die noch
monetair noch via een verhoging van belastingen geschiedt.
Het op deze manier meenemen van de financieringsproblematiek heeft zijn beperkingen, doch kan een waardevolle illustratie geven van de tendenties die te verwachten zijn bij een
oplopend financieringstekort. In tabel 5 worden de gevolgen
van het PvdA-plan gepresenteerd indien het door de overheid
te financieren bedrag vanwege de additionele uitgaven niet
wordt gedekt door de extra aardgasbaten, maar door kapitaalmarktfinanciering. Er is gerekend exclusief het Phillipscurve-effect, omdat op die manier de uitgangspunten van het
program zo dicht mogelijk worden benaderd.
Tabel 5. Gecumuleerde effecten van de PvdA-voorstellen
voor de periode 1982- I985 onder de veronderstelling van
80% prijscompensatie en de afwezigheid van het Phillipscurvemechanisme; er is afgezien van extra aardgasbaten

Impuls in basisgeld
. .
… . .
Volume particuliereconsumptie (%)
. . .. .
. .. ..
Volume investeringen in outillage(%)
. . . ..
Volume nationaal produkt (%)
Prijspeil particuliereconsumptie(%)

Prijspeil nationaal produkt (q)
.
… ..
Prijspeil goederenexport ( W )
… .
Loonsom per werknemer(%)
.. . .
.
Reelearbeidskosten(%,)
.. ..
Reele loonvoet (%) . . . . . . .
. .
Prijspeil aardgas (Yc) . .
Werkloosheid ( X 1.000)
..
…..
Geherdef. basisgeldhoeveelheid (V,)
Betalingsbalans(mln.guldens) . . .
… .
.
Goud-endevierenvoorraad (mln guldens)
.. . . . .
Betalingsbalans in(in ?’C Br )
..
Goud-endevierenvoorraad (in % Hr )
Werkgelegenheid in bedri,ven(X 1 000) . . . . .

0.6
2.0
0.8
0.9
1.3
0.7
2.5
1.2
1.6

-2.0
1.9
1.2
-2.36
3.1
1.6
-5.9
2.7
-3.6

-3.8
1.4
2.0
4.1
-5.7
-2.7
– 10.5
-4.8
-6.5

-5.1
3.4
3.3
– 6.1
8.7
4.0
– 16.6
7.8
-10.4

3 3
65
– 102
148
0.7
1.4
2.3
3.7
1358
1051
1178 2016
1358
-2408
-1231
785
– 7.0
5.4
6.1
10.4
7.0
12.4
6.3
4.0
26
53
89
142

Vergelijken we deze cijfers met die welke gepresenteerd zijn
in tabel 3, dan valt het volgende op. De loonmatiging expost,
ligt reëel zowel als nominaal in dezelfde orde van grootte.
Doordat geen aardgasbaten zijn meegenomen, zien we in de
jaren 1982 en 1983 een verslechtering van de betalingsbalans
optreden als reactie op de stijging van de bestedingen die de

importontwikkeling doen vooruitlopen o p de exportgroei.
Ten gevolge van deze betalingsbalanstekorten is een monetaire verkrapping onvermijdelijk daar het gat in de betalingsbalans niet o p één of andere manier gecompenseerd wordt. De
hieruit resulterende vermindering van de basisgeldhoeveelheid draagt ertoe bij dat zowel de investeringsuitgaven als de
consumptieve bestedingen onderdruk komen testaan 2 1). Met
name de investeringen zijn gevoelig voor het meer of minder
ruim voorhanden zijn van financieringsmiddelen. Het sterk
verminderen van de particuliere bestedingen heeft tot gevolg
dat de betalingsbalans in het derdeen vierde jaar van onze becijferingen van een tekort omslaat naar een overschot. Dit
overschot is in 1985 zelfs iets groter dan in het geval inclusief
aardgas. De economische groei is iets lager doch het aantal
arbeidsplaatsen ligt in dezelfde orde van grootte 22).
Resumerend kunnen we stellen dat de effecten van het
PvdA-plan, exclusief de aardgasfinanciering, na vier jaar
voor de betalingsbalans. de economische aroei en het aantal te
creëren arbeidsplaatsen dezelfde zijn als van het plan inclusief
de aardgasbaten 23). Hierbij moet men wel bedenken dat de
particuliere bestedingen extra onder druk zijn komen testaan,
terwijl de investeringen overeind gehouden worden door
middel van subsidies. Van een werkelijke investeringsstimulering is geen sprake. Op de wat langere termijn kan het
achterblijven van de investeringsontwikkeling zich wreken in
een verouderd produktieapparaat, met alle problemen van
dien. Op korte termijn leidt kapitaalmarktfinanciering tot
betalingsbalanstekorten die aanleiding geven tot fricties in de
particuliere sfeer. Door de specifieke vorm van het door ons
gehanteerde model werken betalingsbalanssaldi door op de
binnenlandse bestedingen. Laat men deze doorwerking achterwege z o a l s in Vintaf-I1 -, of worden de betalingsbalanssaldi gecompenseerd, dan leidt een bestedingsimpuls onherroepelijk tot accelererende betalingsbalanstekorten.
Uit onze berekeningen blijkt derhalve dat de door de PvdA
voorgestelde financiering met behulp van extra aardgasopbrengsten zinvol is, wanneer de hierdoor verkregen baten
worden aangewend ter versterking van het produktiepotentieel. Zou het programma via de kapitaalmarkt gefinancierd
worden, dan zijn op middellange termijn in termen van
werkgelegenheid, economische groei en betalingsbalans, vergelijkbare uitkomsten te verwachten als bij de financiering via
aardgas. Gelet op de investeringsontwikkeling heeft de laatste
vorm van financieren voordelen. Hierbij moet wel worden
aangetekend, dat het economische beleid er zorg voor moet
dragen dat de investeringen niet o p een of andere wijze onder
druk komen te staan, daar anders de voordelen ten opzichte
van kapitaalmarktfinanciering waarschijnlijk gering zijn.
Conclusies
De conclusies die uit onze berekeningen getrokken kunnen
worden, vatten we hieronder kort samen.
Het PvdA-plan is alleen realiseerbaar wanneer een
stringente loonmatiging wordt doorgevoerd. Het is daarbij
noodzakelijk dat de spanningen op de arbeidsmarkt die door
een dergelijke loonmatiging kunnen ontstaan, worden weggenomen, en niet zullen leiden tot een opnieuw opdrijven van de
21) De door de monetaristen zo benadrukte .,crowding out”van de
particuliere bestedingen komt nu duidelijk naar voren. De investeringen blijven alleen op peil door de loonmatiging inclusief de subsidies
op investeringsuitgaven.
22) O p het eerste gezicht mag het vreemd lijken dat het teruglopen
van de investeringsgroei nauwelijks invloed heeft op het scheppen van
werkgelegenheid. De structuur van het jaargangenblok impliceert dat
loonmatiging belangrijker voor de werkgelegenheidsontwikkeling is
dan investeringsstimulering. Zie ook Den Hartog, Van de Klundert
en Tjan. De structurele ontwikkeling van de werkgelegenheid in
macro-economisch perspectief, Preadvies voor de Vereniging voor
Staathuishoudkunde, Den Haag. 1975. blz. 83 en 84.
23) Opgemerkt zij dat de kapitaalmarkt slechts op eenvoudige wijze
in ons model is verwerkt. Het is goed denkbaar dat bij een beter
gespecificeerde kapitaalmarkt de uitkomsten aanmerkelijk minder
gunstig zijn.

arbeidsinkomens. De uitvoerbaarheid van de PvdA-plannen
in de komende jaren zal dan ook voor een belangrijk deel
afhangen van de zelfdiscipline van de vakbonden en hun
leden. Bestaat de bereidheid tot matiging niet, of niet in voldoende mate, dan zal het plan van de PvdA, volgens onze
exercities, slechts in geringe mate bijdragen tot een verbetering van de werkgelegenheidssituatie en een vergroting van de
economische groei. De betalingsbalanspositie kan zelfs heel
goed negatief worden bèinvloed door de plannen.
De verhoging van de overheidsuitgaven die het PvdAplan impliceert, wordt grotendeels betaald uit een toename
van de aardgasbaten. Een financiering via de kapitaalmarkt
leidt op middellange termijn tot vergelijkbare uitkomsten.
Extra kapitaalmarktfinanciering impliceert namelijk aanvankelijk grote betalingsbalanstekorten, doch door de daaruit

afgedwongen bestedingsbeperking, althans wanneer de monetaire autoriteiten zich afzijdig houden, zullen deze tekorten
na enkele jaren omslaan in overschotten. Hoewel dit op het
eerste gezicht gunstig lijkt, moet men er evenwel mee rekenen,
dat als gevolg van de monetaire verkrapping de investeringen,
ondanks de stringente loonmatiging, sterk onder druk komen
te staan, met alle gevolgen van dien. Zou blijken dat bij de
aardgasvariant de investeringen om wat voor reden dan ook
nauwelijks extra gestimuleerd worden, dan heeft deze financieringsvorm weinig voordelen boven kapitaalmarktfinanciering,, althans in termen van structurele versterking van de
economie.
Jarig van Sinderen
Ruud Pijpers
Viek Verdult

Auteurs