Een koude douche voor beleidseconomen. Zo kun je de bijdrage van Jesper de Groote in deze ESB lezen. Hij rekent aan de hand van de inkomensontwikkeling van huishoudens voor dat gebeurtenissen in het leven, zoals het wisselen van baan of het kopen van een huis, een tien keer zo grote invloed hebben op het inkomen dan al het belastingbeleid en alle koopkrachtreparatie bij elkaar. Doet beleid er eigenlijk wel toe?
Maar wie wel eens koud gedoucht heeft, weet dat de bijbehorende adrenalinerush helpt om de wereld helder te zien. Op langere termijn speelt beleid wel degelijk een doorslaggevende rol en bepaalt het welke huishoudens kwetsbaar zijn en welke niet. Dit themanummer licht drie ontwikkelingen uit.
Tim van der Valk, Amaury De Vicq en Michail Moatsos laten zien dat de keuze voor een collectief pensioenstelsel in de jaren zeventig ertoe heeft geleid dat de Nederlandse vermogens nu relatief groot zijn. Dat veel mensen daardoor van een goed inkomen op hun oude dag zijn verzekerd, is uiteraard positief, maar er zijn voor sommigen ook schaduwkanten. Het afzonderen van pensioenvermogen beperkt de liquiditeit van huishoudens, stuwt via de financieringsmogelijkheden die dit biedt de huizenprijzen op en maakt de Nederlandse economie kwetsbaarder in recessies, wat ook huishoudens kwetsbaarder maakt.
Nic Vrieselaar en Carlijn Prins tonen met een korte enquête dat decennia aan fiscaal en ruimtelijke-ordeningsbeleid tot de tweedeling op de woningmarkt van vandaag leidt. Het was al duidelijk dat huurders meer aan hun woning uitgeven dan kopers, Vrieselaar en Prins tonen dat ze maar heel beperkt ruimte hebben om te sparen en daardoor in toenemende mate moeite hebben ook een koopwoning te bemachtigen.
Over het laatste thema, homogamie, gaan het artikel van Heike Vethaak, Jim Been en Egbert Jongen en dat van René Schulenberg en Manuel Buitenhuis. Homogamie, dat mensen steeds vaker een partner kiezen die op hen lijkt, heeft op zichzelf weinig met beleid te maken. De partnerkeuze is heel persoonlijk. Maar er is wel beleid om het aantal hogeropgeleiden toe te laten nemen, er is beleid om de trek naar de stad te faciliteren en er zijn allerlei stimuli die mensen afhankelijk maken van hun partner, van thuiszorg en kostendelersnorm tot het gezamenlijk belastingaangifte doen. Gevolg is een toenemende homogamie die vooral aan de onderkant van de inkomensverdeling tot zorg leidt. Mensen in het onderste inkomensdeciel hebben steeds vaker een partner die ook uit het onderste deciel komt en die partner is daarbij gemiddeld minder gaan werken.
Bij alle drie deze ontwikkelingen ontstaat net als bij de koopkrachtplaatjes het beeld dat het over het algemeen goed gaat, maar ook dat er wel degelijk economisch kwetsbare huishoudens zijn, en dat beleid hen kwetsbaar heeft gemaakt.
Vandaar de aansporing van Jante Parlevliet. In haar column wijst ze op het maatschappelijk ongenoegen en roept ze economen op om de hand in eigen boezem te steken. Pas als de ideeën van economen om iets aan de kwetsbaarheid van huishoudens te doen steun krijgen, stopt de koude douche en is er sprake van daadwerkelijke invloed.
Auteur
Categorieën