Ga direct naar de content

Keynes en protectionisme

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 20 2009

erflaters

Keynes en protectionisme
Keynes’ probleemanalyse is alom tegenwoordig in het
huidige stimuleringsbeleid. Maar wat waren zijn argumenten
voor protectie die ook nu, evenals voor hem, nolens volens,
opgeld doen?

I

Auke Leen
Universitair docent aan de
Universiteit Leiden

188

ESB

n normale tijden gaf Keynes de voorkeur aan
vrijhandel, maar in tijden van grote werkloos­
heid lag dat anders (Eichengreen, 1984). Voor
de crisisjaren stelt hij dat vrijhandel “een, in
zoverre het aan Engeland ligt, onbuigzaam dogma
is, dat geen uitzonderingen toelaat†(Keynes, 1981).
“Als er een ding is dat een importtarief niet kan, is
het wel werkloosheid bestrijden†(Keynes, 1981). In
1931 adviseerde hij echter op grond van de speci­
fieke situatie waarin Engeland verkeerde een heffing
van vijftien procent op alle geïmporteerde industriële
goederen. Als goederen niet meer geïmporteerd
worden maar in het eigen land worden ­ eproduceerd,
g
zal de werkgelegenheid stijgen (Keynes, 1981).
Zijn veranderende stellingname was een sensatie;
hij ondermijnde voor vele jaren de onwankelbaar
geachte argumenten voor vrijhandel. Keynes beaamt
de voordelen van vrijhandel: een stijging van de
totale productie op grond van specialisatie per land.
Maar hij stelt ook dat een land door een importtarief
van een totaal kleiner geheel een groter deel kan
pakken. Bovendien zijn de voordelen van speciali­
satie overtrokken. Alle geïndustrialiseerde landen zijn
vermoedelijk even geschikt om het grootste deel van
de producten te fabriceren (Keynes, 1981).
De crux voor Keynes is de koppeling in 1925 van het
pond aan het goud tegen de te hoge vooroorlogse
waarde. Door de inflatie tijdens de oorlog was de
munt namelijk sterk in waarde gedaald, maar door
de koppeling werd het pond sterk overgewaardeerd
ten opzichte van andere valuta. Overzeese investe­
ringen werden daardoor extra aantrekkelijk en
namen daardoor toe; in ponden werden deze immers
goedkoper. Door de dure munt verslechterde ook de
concurrentiepositie van Engelse exporteurs en van
producenten die met importen uit het buitenland
moesten concurreren.
Devaluatie zou volgens Keynes het beste zijn, maar
het beleid van de regering om de vooroorlogse
wisselkoers tegen elke prijs te handhaven, maakte
dat tot een onmogelijkheid. In deze situatie zou
het ideale beleid deflatie, door een daling van de
lonen, zijn. Door de sterke positie van de vakbonden
achtte hij een nominale daling onmogelijk. Keynes’
favoriete oplossing was het vergroten van de binnen­
landse investeringen. Uiteindelijk kon het heffen van
importtarieven, gezien de situatie waarin Engeland

94(4556) 20 maart 2009

zich bevond, nog het minste kwaad. “Ik ben enorm
bang voor protectie als een langetermijnbeleid, maar
we kunnen het ons niet veroorloven altijd het lan­
getermijnperspectief te kiezen†(Keynes, 1981). De
voordelen zijn “gewoonweg enorm†(Keynes, 1981).
Het heffen van importtarieven past de fundamentele
onevenwichtigheid van de kosten met de wisselkoers
aan, het herstelt het vertrouwen van het bedrijfsle­
ven en het creëert een omgeving die gunstig is voor
nieuwe investeringen.
De meeste collega-economen waren het niet met
hem eens. Zij hielden vast aan de oude waarheid:
iedere importeur zet een exporteur aan het werk
(Keynes, 1981). De standaard­ pvatting was dat
o
een tarief slechts de arbeid verplaatste van de ene
i
­ndustrie naar de andere. Iemand die zijn werk ver­
liest, verlaagt zijn loon net zo lang tot hij werk vindt
in een andere industrie. Keynes achtte dat in de
huidige situatie “volkomen onzinâ€. “Maakt het echt
niet uit of ik een Engelse of een Amerikaanse auto
koop?†Velen vonden Keynes ook erg naïef omdat
hij geloofde dat tarieven konden worden herroepen
nadat deze hun doel hadden gediend. De tijd heeft
ze gelijk gegeven, want toen ook op keynesiaanse
gronden geen protectie meer nodig was, bleven
de protectionistische tarieven wel bestaan (Irwin,
1996). Ook Hicks (1959) was niet door Keynes
overtuigd. Voor Hicks was de vraag niet of volledige
werkgelegenheid met protectie de voorkeur had
boven vrijhandel met werkloosheid. Voor hem was
de vraag of het gewenst is het hogere doel van vrij­
handel op te geven voordat we er echt zeker van zijn
dat dat doel onbereikbaar is.
Uiteindelijk berust Keynes’ stellingname voor
p
­ rotec­ie op het bestaan van vaste wisselkoersen
t
en deflatie. Zijn politiek was al snel niet meer
nodig. Met het verschijnen van zijn magnum opus
in 1936 gaf hij de voorkeur aan vraagstimulering.
Ook de wereld ­ eranderde: flexibele wisselkoersen
v
en inflatie deden hun intrede. Maar wat te denken
als we, zoals nu in de EU, slechts een munt hebben,
dus vaste wissel­ oersen en ook over deflatie horen?
k
Misschien is protectie in de geest van Keynes maar
d
­ ubbelop naast het stimuleren van de vraag.
Literatuur
Eichengreen, B. (1984) Keynes and protection. Journal of
economic history, 44(2), 363–373.
Hicks, J. (1959) Free trade and modern economics. In: Essays in
world economics. Oxford: Clarendon Press.
Irwin, D. (1996) Against the tide. Princeton: Princeton
University Press.
Keynes, J. (1981) Collected writings of John Maynard Keynes.
Londen: Macmillan.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Auteur