Ga direct naar de content

Statistiek

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: maart 20 2009

statistiek
Internationaal

Emiel Afman (Ministerie van Financiën)

Forse afname bonussen in Amerikaanse financiële sector

bevindt de variabele beloning zich nu op een niveau
dichtbij 2003. De gemiddelde variabele beloning
nam overigens relatief minder snel af dan de totale
bonuspool (–44%), omdat ook circa 10% van het
aantal banen op Wall Street verdween. De figuur
kan gezien worden vanuit twee gezichtspunten: de
variabele beloning neemt in de financiële sector snel
af, maar de gemiddelde bonus blijft hoog in verge­
lijking met het mediane huishoudinkomen van circa
50.000 dollar in de Verenigde Staten.
Ontwikkeling bonussen in de Amerikaanse financiële
sector 1.
50

250

40

200

30

150

20

100

10

50

0

0
8
‘0
7
‘0
6
‘0
5
‘0
4
‘0
3
‘0
2
‘0
1
‘0
0
‘0
9
‘9
8
‘9
7
‘9
6
‘9
5
‘9
4
‘9
3
‘9
2
‘9
1
‘9
0
‘9
9
‘8
8
‘8
7
‘8
6
‘8
5
‘8

Prestatieafhankelijke beloning is een effectief en veelgebruikt middel om klas­
sieke principaal-agentproblematiek binnen bedrijven tegen te gaan. Op dit
moment is echter veel te doen rondom prestatiebeloning in de financiële sector.
Met name in de Verenigde Staten bestaat forse kritiek op bestuursvoorzitters van
zakenbanken die veel inkomen verwierven met leidinggeven aan instellingen die
nu verliezen rapporteren. Voor wat betreft de financiële sector is vooral de prik­
kelwerking die van beloningen uitgaat belangrijk: een hoge variabele component
die gerelateerd is aan de persoonlijke omzet of winst kan bijvoorbeeld aanleiding
geven tot een grotere risicoacceptatie, zeker wanneer de kans op verlies van
persoonlijk inkomen beperkt is. De reden hierachter is eenvoudig: iemand die
een grote bonus kan verwerven met het nemen van een bepaalde investerings­
beslissing, maar niet wordt gekort wanneer de positie niet rendeert, kan sneller
geneigd zijn tot het nemen van het bewuste risico. Het is daarom terecht dat dit
fenomeen nu meer aandacht krijgt van financiële toezichthouders.
De figuur geeft voor financiële instellingen in New York de totale uitgekeerde
hoeveelheid variabele compensatie. De balken geven de grootte van de totale
bonuspool en de blauwe lijn de gemiddelde variabele beloning in contanten
per medewerker. Het gaat hier om de in 2008 circa 175.000 medewerkers in
de New Yorkse financiële sector. Deze cijfers zijn door de hoofdaccountant van
de staat New York geaggregeerd uit de gegevens van de inkomstenbelasting en
andere bronnen. De figuur toont dat een medewerker op Wall Street ondanks de
kredietcrisis gemiddeld een variabele beloning van zo’n 112.000 dollar verdiende
in 2008. Dit is 37% minder dan in 2007. Gecorrigeerd voor lokale prijsinflatie,

Totale bonuspool (miljard dollar, linkeras)
Gemiddelde per medewerker (x 1000 dollar, rechteras)
1

2007 en 2008 zijn schattingen.

Bron: Office of the state comptroller, New York

Monetaire Zaken

Steven Jonk (DNB)

Oplopende renteverschillen op overheidsobligaties
Sinds eind 2008 is het renteverschil (yield spread) tussen overheidsobligaties
van verschillende eurolanden sterk opgelopen. De figuur geeft voor enkele landen
de ontwikkeling van de rente ten opzichte van de rente op Duitse overheidsobli­
gaties, die in Europa geldt als ijkpunt. Het oplopen van het verschil is een
reactie van de markt op de verwachte begrotingstekorten, toegenomen overheids­
schuld en diverse impliciete en expliciete garanties met betrekking tot de finan­
ciële sector in veel landen. De spreads op overheidsobligaties in het eurogebied
bestaan voornamelijk uit twee componenten. Ten eerste is de liquiditeit van een
obligatie van belang, maar vooral het kredietrisico is belangrijk. Naarmate de
markt de kans dat een overheid de lening niet zal terugbetalen hoger inschat,
moet hiervoor een hogere premie worden betaald. Aangezien de verschillen in
liquiditeit recentelijk niet sterk zijn veranderd, lijkt het oplopen van de spreads te
impliceren dat het kredietrisico van sommige landen sterk is toegenomen. Hier
moet een kanttekening bij worden geplaatst. Sinds het ontstaan van de EMU
hebben de spreads in het eurogebied lange tijd zeer dicht bij elkaar gelegen op
een ongebruikelijk laag niveau. Het oplopen van de spreads is deels een teken dat
beleggers de kredietrisico’s van landen realistischer zijn gaan inschatten, waarbij
niet is uit te sluiten dat de risico’s momenteel overschat worden. Niettemin geeft
de markt met het oplopen van de spreads ook een signaal dat in sommige landen
risico’s zijn ontstaan voor de ­ oudbaarheid van de overheidsfinanciën. Zo heeft
h
Ierland enorme garanties verleend aan banken. Voor Griekenland lijkt de markt
zich zorgen te maken over een hoge schuldquote in combinatie met zwakke
budgettaire prestaties in het verleden. In het Stabiliteits- en Groeipact (SGP)
zijn op Europees niveau gemeenschappelijke begrotingsafspraken gemaakt.
Dit is gedaan omdat gezonde en houdbare overheidsfinanciën noodzakelijk zijn

176

ESB

94(4556) 20 maart 2009

Renteverschil op tien-jaars overheidsobligaties t.o.v.
Duitsland.
3,0
2,5
2,0
1,5
1,0
0,5
0,0
-0,5
2007

2008
Nederland
Portugal

2009
Spanje
Ierland

Italië
Griekenland

Bron: Thomson Financial

voor macro-economische stabiliteit en er daarbij in
een monetaire unie via de rente spillover-effecten
tussen landen kunnen ontstaan. Ook moeten de
afspraken voorkomen dat er belangenconflicten
ontstaan tussen het monetaire beleid van de ECB en
het budgettaire beleid van de lidstaten. De huidige
ontwikkelingen in de spreads op overheidsobliga­
ties dwingen sommige landen hun begrotingstekort
en andere risico’s voor de houdbaar­ eid van hun
h
overheidsfinanciën te verkleinen en ondersteunen
daarmee de begrotingsafspraken uit het SGP.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Financiële Markten

Bert Balke (FDA)

Forse daling Oost-Europese valutakoersen
De gevolgen van intensivering van de financiële crisis
voor Oost-Europa en daarmee voor West-Europese
banken die daar actief zijn hebben veel aandacht
gekregen in de financiële pers. Voor de gehele regio
zal er dit jaar nauwelijks sprake zijn van economi­
sche groei en in een aantal landen zal de economi­
sche activiteit dalen. Gecombineerd met de angst
die de financiële markten in zijn greep houdt lijkt
het niet meer dan logisch om parallellen te trekken
Wisselkoersen Oost-Europese valuta’s tegenover de
euro (geïndexeerd; eind juni 2007 = 100).
120
115
110
105
100
95
90
85
80
75
70

Kw3
2007

Kw4

Kw1
2008

Roebel

Kw2

Kw3

Zloty

Kw4

Leu

Kw1
2009
Forint

tussen de huidige situatie in Oost-Europa en de Azië-crisis in de jaren ’90, en
zelfs met de meer recente subprime-crisis in de Verenigde Staten. Uiteraard
wordt het voor landen zoals Hongarije en Roemenië, die een groot tekort op
de lopende rekening hebben en een beroep moeten doen op de internationale
kapitaalmarkt voor de financiering van de overheid, niet gemakkelijker. De rentes
die Polen, Hongarije en Roemenië betalen op euroleningen is flink opgelopen,
en, zoals in de figuur is te zien, zijn de valuta’s van een aantal landen in de regio
flink gedeprecieerd in het afgelopen half jaar.
De ernst van de situatie verschilt in grote mate van land tot land, zowel in
financieel-economisch als in politiek opzicht. Zo hebben Slovenië en Slowakije
de euro ingevoerd maar kennen veel andere landen nog flexibele wisselkoersen.
Een groot verschil met de Azië-crisis is dat de afhankelijkheid van kortetermijn
financiering minder groot is terwijl directe investeringen juist belangrijker zijn.
Zo wordt bijvoorbeeld in Roemenië het lopende-rekeningtekort voor meer dan de
helft gefinancierd door directe investeringen. Een afname daarvan zal zeker voel­
baar zijn, net als in andere landen, en het is mogelijk dat er door het IMF meer
betalingsbalanssteun zal moeten worden gegeven na de steun aan Hongarije
en Oekraïne. Een bankencrisis vergelijkbaar met de subprime-crisis ligt echter
niet voor de hand. Het bankkrediet, voor een groot deel verstrekt door dochter­
ondernemingen van westerse banken, vormt een meer constante factor in deze
economieën omdat het voor het overgrote deel is gefinancierd met binnenlandse
deposito’s. Hier is de in vergelijking met West-Europa minder ontwikkelde finan­
ciële sector een voordeel, omdat ouderwets bankieren minder kwetsbaar is in de
huidige crisis.

Bron: FDA

Peter Risseeuw, Ruud Dorenbos en Omer Sheikh (SEO)

Herkomst middelen goededoelenorganisaties 2007
(in miljoenen euro’s).
0

100

200

300

400

500

600

700

800

900

Internationale
hulp
Welzijn en
cultuur
Gezondheid
Natuur en
milieu
Subsidies en externe
projectfinanciering

Acties van derden en
gezamenlijke acties

Particuliere giften

Nalatenschappen

Collectes

Overig

Bron: VFI/SEO Economisch Onderzoek, 2008

Middelen goededoelenorganisaties
Bij goededoelenorganisaties ging in 2007 ruim 2
miljard euro om, ongeveer 100 miljoen meer dan
in 2006. De Vereniging van Fondsenwervende
Instellingen (VFI) is de brancheorganisatie van
landelijk wervende goededoelenorganisaties. Deze
organisatie telt 120 leden, die op hoofdlijnen actief
zijn in vier werkgebieden: internationale hulp, welzijn
en cultuur, gezondheid, en natuur en milieu. SEO
heeft onder de organisaties onderzoek gedaan naar
onder meer de herkomst en de besteding van hun

Economie en Samenleving

middelen. Bijna de helft (44%) van de totale inkomsten in 2007 ging naar de
organisaties voor internationale hulp. De instellingen voor welzijn en cultuur ont­
vingen ruim een kwart (28%), gezondheidsfondsen 15% en de instellingen voor
natuur en milieu 13%.
Zo’n 40% van de in totaal 2 miljard aan middelen van de goededoeleninstel­
lingen bestaat uit subsidies en projectfinanciering, in totaal 794 miljoen euro in
2007. Voor internationale hulporganisaties en organisaties voor welzijn en cultuur
bestaat de helft van de middelen uit deze bronnen. Verder komt 15% uit goede­
doelenloterijen en andere collectieve acties. Deze bronnen zijn vooral belangrijk
voor internationale hulporganisaties en natuur- en welzijnorganisaties.
Voor gezondheids-, natuur- en welzijnsorganisaties zijn directe giften uit private
hoek belangrijk. Gezondheidsorganisaties, die vooral wetenschappelijk onderzoek
financieren, incasseerden in 2007 84 miljoen euro aan nalatenschappen. De
overige organisaties samen nog eens 104 miljoen euro. Collectes zijn financieel
gezien van veel minder belang.
In totaal werd in 2007 57 miljoen euro via de collectebus opgehaald, het
leeuwen­ eel door de gezondheidsorganisaties.
d
In hoeverre de kredietcrisis de activiteiten van de goededoelenorganisaties raakt,
moet nog blijken. De verwachting is dat de inkomsten zullen teruglopen. Uit
onderzoek blijkt dat bedrijven in slechte tijden bezuinigen op giften en sponso­
ring, terwijl huishoudens niet zo snel op giften bezuinigen.
Door de daling van de aandelenkoersen vermindert de waarde van nalatenschap­
pen. En dat terwijl in een crisisjaar als dit het beroep dat op de organisaties
gedaan wordt, alleen maar toeneemt.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders

te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

ESB

94(4556) 20 maart 2009

177

Auteurs