Ga direct naar de content

Jrg. 9, editie 457

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 1 1924

1 OCTOBER 1924

AUTEURSRECHT VOOTi BEHOUDEN.

Econom1sch~Stati*sti
*sche

.

Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE ÇENTRALE COMMISSIÈ VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

9E JAARGANG

WOENSDAG 1 OCTOBER 1924

No. 457
INHOUD
BIz.
Zwn’sERScH EN NEDERLANDSOtI SPOORVEGVERSLAO 1923
1 dooi
Jhr. J.
A.
Kretschmar van Veen …………
856
De
Indische
Fiscus
tegenover de weinig
reudeerende
Vennootschappen
door
J. Th. Gerlings ………….
857
Vreemde Kapitaalsbelegging en
Ondernemingen
in Neder-
landsch-Indië
III (Slot)
door
E. Heifferich ………..
858
Dividend-
en
Tantiêmebelasting
door
Mr. M. Moens
.
..
860
Inciustrialisatie
voor Java noodzakelijk?
1
door
Prof.
Mr. J.

C. Kielstra

………………………….
861
De Fiscaal-technische zijde
van
het
Ontwerp-Tarief wet II (Slot) door
W. J. Vermeer
met naschrift door
J.
van
der Poel

…………………………………..
863
BUITENLANDSCHE MEDEWERKING:
Het
onderzoek
der
Volkenbondsdeskundigen
naar
de
ontwikkeling
der
Oostenrijksche Staatsfinanciën
T door
Dr. Richard Kerschagi ………………
865
AANTEEKENINGEN:
De
Kaap-Kairo-Spoorweg ……………………
867

Nationale
Bank
van Hongarije

………………
869

Gemiddeld uurinkomen
van
metaalarbeiders
te Am-
sterdam,
Rotterdarnien
Schiedam …………..
869
Het, aandeel van vreemde schepen in den im’ en
export der
Vereenigdè
Staten ……………..
869
N. V.

Wolbank

…………………………….
870
STATISTIEKEN EN OvERiI0HTEN
……
.
… … … …
.870-878
Geidkoersen.

.
Effectenbeurzen.

Wisselkoersen.

.
Goederenhandel.
Baukstaten.
Verkeerswezen.

INSTiTUUT

VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J. Bruins.
Redacteur-$ecretaris van het weekblad:

D. J.

Wansink.

Secretariaat:
,
Pieter de Hoochweg 12, Rotterdam.
Aangeteelcende stukken: Bijkantoor Ruige Plaatweg 37.

29 SEPTEMBER 1924;’

In den toestand van de geidmarkt kwam geen .ver-

andering. Het aanbod van geld bleef zeer gering, daar

de gewone geidgevers meestal niet in de markt wa-
ren. De rente voor particulier disconto schommelde

tusschen 4 en 4% pOt. waartegen evenwel in’ den

regel slechts beperkte bedragen te plaatsen waren.

De polongatierente bewoog zich meestal omstreeks

4 pOt.

Groote verwondering verwekte dan ook de afloop’

van de inschrijving op schatkistpapier. Ingeschreven

was in totaal voor
f
61.871.000. Door alleen gebruik

te maken van de lage inschrijvingen, kon de regee-

ring in totaal ca. 374 millioen van de aangeboden

45 millioen gulden plaatsen tbt een sterk van de

open’ markt afwijkende rente. Toegewezen werden’

f24.180.000 3-maands promessen â
f
992 of ca. 3%

pOt., f’ .
8Ô0.000 6-maands promessen f985 of ca.

3 pOt.
f
12.501.000 biljetten h pri f 4 pOt. Blijk-
baar hadden meerdere insclrijvers, dié zeker wijden

zijn van volle toewijzing, tot een zeer lage rente ing-

schreven in de verwachting dat toch meestal de meeste

inschrijvingen’ tot een veel hoogere rente geschieden

cii toewijzing voor allen tot denzelfden prijs gschiedt.
* *
*

Op den weekstaat van De Nederlandsche Bank geeft

de post binnenlandsche wissels deze week een stijging

van
f
3,1 millioen te zien. Evenals verleden week is

ook thans geen schatkistpapier rechtstreeks bij de

Bank. ondergebracht. De beleeningen vertoonen’ een

vermeerdering van
f
11,2 millioen, welke voornamelijk

dë goederenbeleeningen betreft en voor het grootste

gedeelte voor rekening komt van de Hoofdbank.

Het renteloos voorschot aan het Rijk blijkt met
f
4,3

millioen te zijn gestegen. De goudvoorraad der Bank

daalde met
f
2,4 millioen; de zilvervoorraad met

f 500.000. De post papier op het buitenland stelde zich
rond f 5 millioen lager dan verleden week. Merkwaar-

dig is, dat de diverse rekeningen op de actiefzijde der

balans met een aanzienlijk hooger bedrag zijn geste-

gen dan de daling ,an den goudvoorraad en van de

‘post papier op het buitenland zou doen vermoeden:

zij liepen van f 85,4 millioen tot f 98,8 millioen op.

• De biljettencirculatie steeg met
f
23,2 millioen. De

rekening-courant-saldi blijken met
f
500.000 te zijn

toegenomen. Het beschikbaar metaalsaldo daalde met

f
7,7 millioen. Het dekkingspercentage bedraagt 54.
**
*

De iets levendiger stemming op de wisselmarkt

bleef çleze week aanhouden. De meeste belangstelling

was w’eder voor franken, die flauw waren. Alleen in

.het laatst der week ontstond een niet onaanzienlijke

verbetering voor Belgische franken, waardoor het

krsverschil met
Parijs,
dat reeds tot
f 1,30
per

frs. 100 gestegen was, weder tot circa
f 1
terugliep.

LONDEN, 27 SEPTEMBER 1924.

Zooals gewoonlijk tegen het kwartaalseinde was

er gedurende deze berichtsweek op de geidmarkt

-grootere vraag, en zoowel Dinsdag als Woensda

werden bij de Bank of England kleine bedragen voor

iets langer dan een week opgenomen. De koers van

daggeld varieerde tusschen 3 en 3Y2 pOt., maar in

enkele gevallen is 3% pOt. betaald. Het vernieuweh

van zevendaagsche leeningen kostte onveranderd 2%

pOt.,’ maar voor nieuw opnemen werd veelal 34 pOt.

gevraagd. • • ‘

De ‘discontomarkt’ was’ stil. Er was kleine vraag

naar medio October Treasury Bills tegen
39116
pCt.

2-mnds prima bankaccept
31118
pOt.

,,

,,

,,

3
U
1
ie
pOt.
. ,,

,,

,,

3
13
116_
15
1
1
6
pOt.
0

15I

,tl!

‘,’

,,”’ ‘-‘

(16′

116

856

ECONOMISCH-STATISTISCHË
BERICHTEN

1 October 1924

ZWITSERSCH EN NEDERLANDSCH

SPOORWEGVERSLAG 1923.

I.

Toen ik in 1922 in dit tijdschrift
1)
voor de eerste

maal een vergelijking maakte tusschen de uitkomsten
van het Zwitsersch en Nederlandsch Spoorwegbedrijf
in het voorafgaande jaar, besloot ik het overzicht met
de opmerking dat het belangwekkend zou zijn beide

landen te volgen in hun strijd om het herstel van

het financieel evenwicht en te zien wie het eerst den

eindpaal zou bereiken. Eerder dan ik – en vermoe-

delijk ook de kampende partijen – gedacht hadden, is

het pleit beslecht: in 1923 sluit de Zwitsersche spoor-

wegrekenin-g met een klein batig slot, nadat alle las-

ten door het bedrijf zijn gedragen, terwijl de Neder-
landsche, hoewel vooruitgaande, nog een tekort van

bijna
f
23.000.000 vertoont.
Bedrijfsresvltaten volg ens Winst- en Verliesrekening.
Zwitserland.

Opbrengst exploitatie
f
183.847.000
Overige baten …… ,,

8.370.000
1
192.217.000
Exploitatiekosten ..
f
130:123.000
Overige lasten …… ,, 60.248.0002)
190.371.000

Batig slot.,
f

1.846.000

Gemiddelde exploitatie-lengte 2942 KM. (als vorig jaar.)

Nederland.

Exploitatiekosten . –
f
150.790.000
Overige lasten……,, 36.492.000
2
)

(mcl. gegard. divd.)

f
187.282.000

Opbrengstexploitatie
f
162.138.000
Overige baten …….,, 2.157.000
1
164.295.000

Verlies.,
f
22.987.000

Gemiddelde exploitatie-lengte 3676′
KlvI.
(vorig jaar 3671.)

De vooruitgang in beide landen
blijkt
uit de vol-

gende cijfers:
Zwitserland.

lTederla?zd

pKll.

p.KM.
Gid.

Gid.

Gld.

Gld.

1921
:
Verlies 36.253.000 12.579 Verlies 32.933.000 9.008
1922:

,,

33.097.000 11.249

,,

30.502.000 8.309

1923:
Winst

1.846.
00
0

627

,,

22.987.000 6.253

De aanzienlijke verbetering is in Zwitserland ver-

kregen door een vermeerdering der opbrengst van
het vervoer met f11.402.000 of 7 pOt. en

een ver-

mindering der exploitatiekosten met
f
26.733.000 of

17,04 pOt., waardoor de exploitatie-coëfficiënt van

91,14 pOt. daalde tot 70,18 pOt., een cijfer dat vSôr
den oorlog vrijwel het normale was.
In Nederland waren de opbrengsten van het ver-

voer
f
13.221.000 minder of 7,54 pOt. en de exploi-

tatiekosten
f
21.867.000 of 12,66 pOt, minder. De
exploitatie-coëffioiënt daalde hierdoor van 98,46 tot

93 pOt.

De Opbrengsten der Enploitatie.

Zwitserland.

Nederland.
P. KM.

p. K.M.
Reizigers ….
f
63.582.000
f
21.611
f
82.384.000
f
22.411
Bagage ……,, 5.607.000 ,, 1.905

2.675.000 ,,

727

Dieren, enz.
-. ,,
3.185.000 ,, 1.082 ,, 2.475.000 ,,

673
Goederen …. ,, 98.445000 ,, 34.571 ,, 70.476.000 ,, 19.172

Postvervoer..,, 3.264.000 ,, 1.109 ,, 1.001.000 ,,

272

f174.083.000 ,, 59.172
f159.011.000

43.257
Versch. ontv.. ,, 9.764.000

,, 3.127.000

f183.847.000 ,, 62.491 f162.138.000 ,, 44.111
Ook in 1923 weder het kenmerkend verschil dat

alleen voor reizigers de opbrengst, ook per Kilometer,
in Nederland hooger is, al is het verschil geringer
dan vroeger. Alle overige rubrieken zijn, zoowel ab-

Zie Jaargang 1922, No. 363 en 364:
In No. 364, Jaargang 1922, werd een verklaring ge-
geven van het groote verschil in den post ,,overige las-
ten’. Voor bijzonderheden omtrent kapitaal, rentelast en
afsçhrijvingen wordt hiernaar verWezen,

soluut als per Kilometer, in Zwitserland ‘hooger, goe-

deren zeer belangrijk. Het aantal vervoerde tonnen

ijl- en vrachtgoed bedroeg ill Zwitserland 14.284.000
met een gemiddelde opbrengst van
f
5.90 per ton; in
Nederland ongeveer dezelfde hoeveelheid met een ge-

middelde opbrengst van
f
4.40.
Tegenover het vorige jaar zijn de verschillen in op-

brengst percentsgeijze:

Zvyitserland.
Nederland,
Reizigers

. .. .

— 4,98
0
/0
±

5,7
0
/0
Bagage ……+ 2,69
0/0
±
9,10
Dieren, enz.

2,16
0
/0
21,2o1
n
R
o


r “”
10

‘.’,’.’
10

In Zwitserland dus vooruitgang in alle rubrieken
behalve vee, in Nederland overal nog vrij scherpe

daling.

De vooruitgang in Zwitserland wordt geheel toege-

schreven aan de verbeterde economische toestanden.

1

let vreemdelingenverkeer gedurende het wintersei-

zoen was niet geringer •dan in de beste jaren
1
voor
den oorlog; het aantal reizigers, waaraan het agent-

schap te Londen bemiddeling’ verleende, was zelfs het

dubbele van 1913.
Van algemeene tarief verlagingen was noch voor

reizigers, noch voor goedéren sprake; wel werden
tijdens de crisisjaren ingetrokken bijzondere facili-
teiten en reducties weder ingevoerd of de voorwaar-

den verlicht, als voor gezelschaps- en schoolreizen,

voor padvinders,
wedstrijden,
tentoonstellingen, fees-
ten, enz. Een verlaging van meer beteekenis werd

eerst 1 Januari 1924 van kracht, n.l. herstel van de
verhouding 10-7-5 voor den enkelereisprijs Ie,

Iie en Iiie klasse, en wel door verlaging van den le-
en Ile-klasseprijs; verder 20 pOt. reductie op den dub-

belen enkelereisprijs voor retourbilletten op alle af-
standen; deze reductie gold tot dusverre slechts
voor afstanden tot 104 KM. De grondslag voor het
tarief Iiie klasse ‘is niet veranderd. Door deze ver-

lagingen reist men thans in Zwitserland goedkooper

dan in Nederland, behalve op ‘de baanvakken waar ‘het buurtverkeer is ingevoerd. De overweging, die
tot de ‘verlaging heeft geleid, zal wel geweest zijn de vreemdelingen meer naar de hoogere klassen te trek-
ken. Het’ gebruik dier klassen was ‘dan ook wel zeer

ongunstig.
De verhoudingen in het gebruik der drie klassen

in normaal tarief, dus zonder ‘de abonnementen en
bijzondere tarieven, waren in pOt.:
Zwitserland.

Nederland.

1

II

III

1

II

III
1921…

0,4

4,85

94,75

3

19,1

77,9
1922..

0,38

4,46

95,16

2,5

17,8

79,7
1923..

0,45

4,35

95,2

2,3

15,7

82

In Nederland, waar de prjsverhouding 10-1,5-5
i.s, ziet men dus wel een veel grooter gebruik der hoo-
gere klassen, maar een geregelde ‘afzakking naar de
lagere; hier spreekt ‘dus nog meer dan in Zwitserland
de behoefte aan wijziging der tariefverhoudingen,
waardoor de hdogere klassen meer binnen het bereik
van de kleine beurzen zouden komen.
Ook hier ‘te lande hadden geen ingrijpende wijzi-
gingen in de tarieven plaats: Voor afstanden boven.
200 KM. werd een verlaging ingevoerd en,
bij
wijze

van proef, voor een 40-tal haanvakken buurtverkeer
met gereduceerde re’tourprijzen; deze ‘maatregelen
konden den teruggang in het verkeer niet stuiten.
In de groote toeneming van het goederenvervoer
spiegelen zich de gunstiger economische toestanden
van Zwitserland het meest af; het verslag ademt door-
loopend een geest van voldoening over ‘deze verbete-
ring. Het Nederlandsche daarentegen vangt aan met
de verzuchting: ‘de economische druk duurde onver-mindei-d voort; autobusconcurrentie, Ruhrbezetting,

lage concurrentie-tarieven naar de Duitsche havens,
die het transitoverkeer fnuiken, waren factoren, welke
dien’druk voor de spoorwegen nog verzwaarden.
(Slot volgt.)

VAN KRETSOHMAR.

t October 1924

ECONOMISCH-STATISTISCHEBERICHTEN

857

DE INDISCHE PISCUS TEGENOVER DE

WEINIG RENDEERENDE TTENNO OT-

SCHAPPEN.

De Indische Regeerung heeft den eersten stap ge-
zet op den weg der belastuugherziening ‘door in de

begrootung voor 1925, zooals deze aan den Volksraad
is voorgelegd, •eene vennootschapsbelasting op te

nemen.
Deze belasting, die 10 pOt. van de zuivere winst
zal bedragen, voorloopig verhoogd met 25 opcenten,

is, wat de grondslagen betreft, vergelijkbaar met de

thans geldende belasting van rechtspersonen naar het
zuiver inkomen (6 ‘pOt. daarvan, verhoogd met 20

opeenten). Zij zal laatstgenoemde belasting, benevens

cle extrawunst- en overwin’stbelastingen, de produc-
tenbelastingen en de aardoliebelasting vervangen. • Het meerendeel der vennootschappen zal deze her-
ziening met instemming begroeten, omdat zij eene

groote vereenvoudiging zal brengen in de berekening

van den aanslag en tegemoet zal komen aan ernstige
en gegronde grievén tegen de huidige regeling.
De belasting zal worden geheven van de winst en,

met terzijdestelling van het progressiestelsel der
tegenwoordige extrawinstbelasting, naar een propol-

tioneel tarief. De Regeering motiveert dit op de volgende wijze.
Zij is, blijkens de Memorie van Toelichting, van

oordeel, dat rechtspersonen, die, zooals naamlooze
vennootschappen, geen eigen levensdoel hebben en
alleen bestaan om voor hare aandeelhouders winst te
maken, geen draagkracht hebben in •den zin, waarin

dit woord in de belastungtheorie wordt gebruikt, zoo-
dat de progressie aan de draagkrachtleer geen recht-

vaardiging kan oritleenen.
Evenmin kan de vennootschapsbelasting dienst doen

ôm vreemde aandeelhouders te treffen met de pro-
gressie, waarmede men hen door de inkomstenbelas-
ting iiiet kan bereiken. Niettemin acht de Regeering

de progressieve vennootschapsbelasting verdedigbaar,
namelijk door haar te beschouwen als onderdeel van
cciie algemeene heffing wegens buitengewone renta-
biliteit van bedrijven. Dat de Regeering desondanks van eene progressieve heffing afziet, heeft cle prac-
tische reden dat daarmede gepaard zou moeten gaan

eene vaststelling van het
werkelijk
kapitaal, waar-
mede de belastbare winst geacht moet worden te zijn
behaald. Deze kapitaalsaantooning is gebleken voor
toepassing in de practijk ongeschikt te zijn.

De ]aatstvermelde omstandigheid mag als een af-doende reden gelden om tot het proportioneele stel-
sel te besluiten.
De overgang van cciie gedeeltelijk progressieve be-lastingheffing tot cciie pr oportion’eele winstbelasting
moet onvermijdelijk leiden tot belastingverhooging
voor de vennootschappen, welke niet meer dan matige
winst opleveren.
Voor zooverre het vennootschappen geldt, welker
winstgevendheid nog voldoende mag worden geacht
voor normale belastbaarheid, kan daartegen geen
redelijk bezwaar worden ingebiacht.
Er zijn echter andere vennootschappen, die wel is
waar nog eenige winst afwerpen, maar toch als nood-
lijdend zijn te beschouwen. Dit is het geval waiineer
de winstgevendheid blijft beneden de grens der nor-

male ondernemingswinst (daaronder te verstaan de
win stvoet, waarbij de ondein emirig voor belegging-
zoekend kapitaal aantrekkelijk is). Zulk eene vemioot-
scha.p zal voor cciie vaak onmisbare uitbreiding van
haar
bedrijf
het nieuwe kapitaal slechts onder be-
zwarende voorwaarden of wellicht in het geheel niet kunnen verkrijgen. Uit een oogpunt van staatsbelang
behoort – vooral in een kapitaalarm land als Indië
– te worden vermeden (verslag dercommissie-Bruins
hlz. 34) om door het opleggen van te hooge belas
tingen de hestaansmoeilijkheden voor zulke onderne-
mingen nog te vergrooteh. In het bijzonder zal de
Staat zich hiervan moeten onthouden waar het onder-

nemingen ‘geldt, die, zooals met spoor- en tramwegen

en andere geconcedeerdp bedrijven het geval is, cciie

op het gebied van den openbaren dienst gelegen taak
vervullen, in aanmerking nemende dat het staats-

gezag aan die ondernemingen den eisch moet stellen,

dat
zij
haar
bedrijf,
zelfs onder ongunstige geldelijke omstandigheden, op bevredigende wijze uitoefenen.,
hetgeen vaak met verbetering en uitbreiding gepaard

moet gaan.

Zoowel de ,,Oomrnissie tot herziening van het be-
lastingstelsel in Nederlandsch-Indië” (Indische com-
missie) als de in Nederland benoemde ,,Oommissie-

Bruins” hebben zich rekenschap gegeven van cle be-

denkelijke gevolgen, die met het oog op de verkrj-
ging van nieuw kapitaal zijn te verwachten van eene

aanmerkelijke opvoering der vennootschapsbelasting.

Beide commissiën bevelen, in het bijzonder met het
oog op weinig winstgevende vennootschappen, aan
om de belasting tot een matig heffingspercentage te

beperken. De Regeering schept echter een beletsel

om aan deze aanbeveling te voldoen door, met het oog op den huidigen stand van ‘s Lands financiën,

den eisch op den voorgrond te stellen, dat de op-
•brengst der vennootschapsbelasting ongeveer gelijk

moet
zijn
aan de tegenwoordige opbrengst van cle
inkomstenbelasting van rechtspersonen, vermeerderd met die van de productenbelastungen en van de aard-

oliebelasti lig.

De eisch, dat een bepaalde groep van belasting-
schuldigen – in dit geval de vennootschappen, die
in Indië haar arbeidsveld hebben – te zamen jaar-

lijks een bepaald b&lrag zullen opbrengen, is tot dus-
verre aan, andere belastingschuldigen nimmer gesteld.

De combinatie van dezen eisch met het beginsel
der proportionaliteit leidt tot eene overmatige op-
voering der belasting van weinig rendeerende vén-
nootschappen.

Deze vennootschappen zijn thans reeds zwaar be-
last. De Oommissie-Bruins geeft op bladz. 75 en 76
‘an haar verslag een overzicht van de geleidelijke
verzwaring der belasting in het tijdperk 1908-1922.
De beoogde herziening zal opnieuw tot eene verhoo-
ging leiden, welke voor de vennootschappen, die tot
dusverre niet door de extrawunst- en overwinstbeias-
tingen, de productenbelastingen en (of) de aardolie-
belasting werden getroffen en derhalve geene com-
pensatie vinden in de afschaffing daarvan, meer dan
73 pOt. zal bedragen.

De Commissie-Bruins maakt op bladz. 42 en 50
van haar verslag ‘melding van een middel, waardoor
de vennootsôhappen, welker winstgevendheid beneden
de grens der normale ondernemingswînst ligt, van
een overmatigen belastingdruk kunnen worden ge-

vrijwaard, te weten de aanvaarding van een tarief,
dat voor winsten beneden, een bepaald bedrag zekere
degressie bevat.
De aanwending van dit ook elders toegepaste mid-
del werd in Indië zoowel. in de ‘dagbladpers als in
den Volksraad warm aanbevolen. Laatstgenoemde
sloot zich ‘met groote meerderheid aan bij eene door het lid Wiessirig voorgestelde motie, welke zich o.a.
ten gunste van degressie bij matige rentabiliteit
uitsprak.
Door den Directeur van Finanëiën werd de recht-
vaardigheid eener degressie niet ontkend. Zoowel
door hem,
bij
de behandeling in den Volksraad, als
door de Commissie-Bruins (blz. 50 van haar verslag)
is als eenig argument tegen de degressie aangevoerd
het practische bezwaar dat daarmede onvermijdelijk
kapitaalsaantooning gepaard zou moeten gaan.

Het komt derhalve aan op de practische vraag of
bij degressie kapitaalsaantooning noodig is.
De Directeur van Financiën heeft in den Volks-
raad, ter bestrijding der degressie, aangetoond, dat,
om elk procent der winst volgens eene juiste pro-
gressie té belasten, een progressieschaal behoort te
worden toegepast, die zich ook
bij
de belasting der

858

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 October 1924

ruimere winsten zal voortzetten en dientengevolge
tot kapitaalsaantooning moet leiden.

Deze eisch, dat elk procent der winst afzonderlijk

volgens eene theoretisch juiste progressie zal worden

belast, moet inderdaad worden gesteld aan eene pro-
gressieve belastingheffing, die zich tot hoogé winst-

percentages uitstrekt. Er is echter geene aanleiding

om denzelfden eisch te stellen aan •eene degressie

binnen enge grenzen. De belasting wordt niet gehe-

ven van elk procent ‘der winst afzonderlijk. Daarom
is een eenvoudige schaal, als hieronder aangegeven,

in dit geval practisch volkomen voldoende. Bezwa-

ren kunnen in de practijk uit de toepassing niet

voortspruiten. Kapitaalsaantooning is daarbij over-

bodig.

De navolgende degressieschaal komt doeltreffend

voor:
Indien de zuivere winst het
navolgende percentage bedraagt

bedraagt de belasting het navol-
van het gestorte kapitaal:

gende percentage van de winst:
6y
2
of minder

6
boven 614 tot
7

7
«
7 „ 7x

8.
7w,, S

9
8

10

Bij toepassing van deze schaal zullen de vennoot-

schappen, welker winstgevendheid ‘niet hooger is dan
6Y2 pOt. van het gestorte kapitaal, ‘den op haar ge-

legden belastingdruk – behoudens de vermeerdering

der opcenten van 20 tot 25 — niet verzwaard zien.

Alle vennootschappen, die meer dan 6Y pOt. wiiist

maken, zullen eene helastingverhooging moeten dra-

gen, zij het ook, indien de wi.nstgevendheid niet
boven 8 püt.
stijgt,
wat meer gematigd dan volgens
het ontwerp der Regeering. Als de winst, welke on-

der de tegenwoordige omstandigheden noodig is om

nieuw kapitaal te kunnen verkrijgen, is 8 procent
van ‘het ‘gestorte kapitaal aangenomen; bij hoogere
winst zal de normale belasting verschuldigd zijn.

Het ware in dezen tijd juister om de grens wat

hooger,
bijvoorbeeld
bij 10 procent, te trekken. De
geldende belastingordonnantie laat echter de over

winstbeiasjing reeds bij 8 procent aanvangen; daar-
om is ook voor de degressieschaal S procent als hoog-
ste grens aangenomen.
Niet geheel zonder grond kan worden beweerd, dat
de toepassing van degressie zonder toelating van’ka-

pitaalsaantooning tot onbillijkheid ten aanzien van
sommige vennootschappen kan leiden. De mogelijk-
heid bestaat dat in een of meer jaren eene vennoot-
schap zonder kapitaalsaantooning
niet,
daarentegen
bij toegelaten kapitaalsaanitooning
wil
van de degres-

sie zou profiteeren. Wegens deze mogelijkheid behoort
echter niet van. de degressie te
woi:den
afgezien. Het
zal zeker meer bevrediging geven

immers de vol-
komen hillijkheid zal meer worden benaderd

wa:i-
neer enkele vennootschappen zich in gunstige jaren de
voordecien der degressie kunnen zien ontgaan, dan
wanneer allen, die geen normale winst kunnen maken,
daarvan geheel verstoken blijven, ondanks het feit
dat de degressie rechtvaardig is te achten.
Beschouw.t men het vraagstuk ten slotte uit het
oogpunt der kapitaalvoorziening, dan is het duidelijk

dat alleen met het gestorte kapitaal rekening behoeft
te werden gehouden. Immers de belegger vraagt bij
de beslissing of hij nieuw kapitaal voor •eene be-

staande vennootschap wil beschikbaar stellen, niet
naar de vroeger uit reserves gekweekte en in het
bedrijf gelaten kapitalen, maar uitsluitend naar de

winst, die ten tijde der kapitaalbehoefte over het
gestorte kapitaal wordt verworven.
De bedenkelijke gevolgen, welke van de ongetem-
perde toepssing eener zoo hooge proportioneele
winstbelasting, als de door de Indische Regeering
voorgestelde, zouden te vreezen zijn, zullen door de
aanvaarding eener degressie, als hierboven aange-
geven, wellicht niet op thebretisch onberispelijke,
maar dai toch op practisch doeltreffende wijze wor-
deii verhoed:. Bij de beslisiing bedenke men dat de
vennootschappen, die in het gedrang zullen komen,

voor een groot deel zoodanige zijn, die zonder uit-

zicht op groote winsten eene taak van openbaar be-
lang hebben aanvaard en – daarbij nooit hebben kun-

nen verwachten, dat een belangrijk deel ‘der matige

winst, waarop zij ‘meenden te kunnen rekenen, door

den Staat in den vorm van belasting in beslag zou
worden genomen.

Voor den fiscus is het in dit geval niet om groote

bedragen te doen; in totaal zal hij ten hoogste enkele
tonnen gouds moeten
prijs
geven. Voor de betrokken

vennootschappen is het geldelijk belang echter van

beteekenis. Eene zwakke tramwegmaatsehappij, die

met moeite 4 procent winst van haar kapitaal ver-
dient en reeds zwaar belast is nu zij daarvan 0,288

procent moet afstaan, komt in aanmerkelijk ongun-

stiger ‘conditie wanneer de Staat zijn aandeel tot
0,5 procent van haar kapitaal verhoogt. Indien men

tegenover zulke ondernemingen,. die in Indië nim-

mer eenige staatshulp hebben genoten, niet eene
meer tegemoetkomende houding aanneemt, zullen zij

ten slotte, evenals

in Nederland, wegens -hare ôn-

misbaarheid gesubsidieerd moeten worden.

Moge de Nederlandsche wetgever inzien dat de in
Indië ontworpen nivelleering tempering ,eiseht, op-

dat de levensvatbaarheid van reeds zwakke onderne-
mingen niet in gevaar worde gebracht.

17 September 1924.

J. TH. GERLINOS.

TTBEEMDE KAPITAALSBELEGOING EN

ONDERNEMINOEN IN NEDERLANDSCH-INDIË

III
(Slot).

Nadat wij tot dusverr’e de omstandigheden beschouwd

hebben, waaronder de toeneming der buitenlandsche
kapitaalsbelegging en ondernemingen in Néder-
landsch-Indië in onzen tijd heeft plaats gevonden,
willen
wij
een poging doen, ons een beeld te vormen

van de totale grootkapitaalbeleggi’ng in Nederlandse h-

Indië, daarbij een scheiding makend tussc hen het Hol-
la’n.dsche en het buitenlandsche aandeel.

Om tot een
cijfer
voor de totale kapitaalsbelegging

te komen is men meestal op schattingen aangewezen.
Het gemakkelijkat en veiligst kunnen deze op land-
bouwgebied plaats vinden, ‘doordat men het beplaute

areaal als grondslag neemt en voor ieder gewas een
bepaalden grondprijs per beplante eenheid aanneemt.-
Hiervan ben ik in 1920 in hoofdzaak uitgegaan, toen
ik de kapitaaiswaarde der gezamenlijke groote plan-
tages in Nederlandsch-Indië per eind 1918 als volgt
schatte:

Suikerplantages

…………….
f
850.000.000
Tabaksplantages (Sumatra)

125.000.000
Rubber-, thee-, kina-, koffie- en an- –
dere cultures ……………….,,

875.000.000

Totaal

f
1.850.000.000

Daartegenover stelde de heer De Cock Buning in
Holland eenigen tijd geleden ‘de volgende cijfers:

Suikerplantages

………………

325.000.000
Tabaksplantages (Sumatra en Java)

96.000.000
Andere cultures ……………….,,

848.050.000

Totaal

f
1.269.050.000

– Deze .sohatting is – waarop ook reeds van andere
zijde werd gewezen – te laag. De fout ligt in de
waard’eerin-g der beleggingen in suiker en tabak. De
Oock Buning heeft de pari-kapitaalwaarde der plan-
tagemaatshapjijen als’ grondslag zijner berekeningën
aadgenomen, hetgeen
bij
de nieuwere cultures, waar-
bij nog weinig is afeschreven, ook ongeveer klopt,
doch bij de oudere, als suiker en tabak, welker boek-
*aarde in vele gevallen geheel is afgeschreven, een
onjuist beeld geeft. Bij mijn schatting van de waarde
der suikerplantages heb ik een door het suikersyndi-
caat aangenomen eenheidwaarde per 1000 bouws als
grondslag genomen en bij de schatting der tabaks-
piantages in Deli ook het waardevolle; og braak-

1 October 1924

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

859

liggende land en de monopolie-positie in aanmerking

genomen en ben daar voorts van een op de resultaten
van vele jaren berustend minimum-rendement als
schait:ingsfactor uitgegaan. Toegegeven zij, dat daar-

door in beide gevallen hij suiker en Delitabak de

iu de
n
loop der jaren gevolgde waardotoeneming in

de schatting is begrepen en dat het oorspronkelijk,
speciaal in suike:r geïnvesteerde kapitaal geringer is

geweest. Doch indien men de snikercultuur op Java,
rekening houdend met de huidige waarde van het
geld, in Jaar huidigen omvang wilde opbouwen, dan

zou
het door mij geschatte bedrag als bouwsom zeker

noodig zijn.
Wanneer wij derhalve mijii schatting dor kapitaals-

belegging in de suiker als de meer juiste aannemen

en, wanneer een correctie noodig mocht zijn, den
heer De Oock Buiiing deze concessie doen, in mijn
waardeerin’g der beleggingen in de Deli-tahak, ook die
in de tabak op Java in te sluiten, dan komen wij, voor

do andere cultures zijn opstelling en zijn met de mijne

ongeveer overeeustemmende waardeering volgend, tot

liet volgende beeld:

Suikerplan.tages ………

f 850.000.000

Tabaksplantages ……….,,
125.000.000

Andere cultures ……….,,
848.050.000

Totaal
. . . . f 1.823.050.000

Nemen wij de verdeeling van De Cock Buning tot

grondslag, dan komen wij tot de volgende verdeeling dezer bedragen over de verschillende nationaliteiten:

Nationaliteit

Gulden

Percentage

Uollandscb
…………..1.219.260.000

67,-o,
Engeisch …. . ………..

246.700.000

13,5 »

Chineesch
……………206.585.000

11,37

Belgisch
…………….35.700.000

1,96

Japausch
……………28.950.000

1,50

Fransch
…………….27.850.000

1,50

Amerikaansch
………..27.500.000

1,50

Duitseh
……………..8.100.000

0,44
Zwitsersch
………….

6.050.000

0,33
Arabisch, Aitnenisch etc

4.100.000

0,23
Zweedscli.Noorscli

3.650.000

0,20
Diversen en onbekend .

8.605.000

0,47

Totaal
…………1.823.050.000

100,
– 010

Of de door De Cock Buning opgestelde verdeeling
do juiste is kan men zonder nauwkeurig onderzoek der
details niet zeggen, al schijnen zijn opgaven bij de af-
zonderlijke cultures te kloppen. Zoo is dit b.v. he’
geval met zijn schatting van de Hollandsche en vreem-
de deelneming in de rubbercultuur, welke ongeveer
ovc.rcenstemt met het hiervoor
1)
voor Sumatra’s Oost-

kust op andere grondslagen berekend aandeel.
In het geheele groot-landbouwbedrijf van Neder-
landsch-Indië zien wij derhalve deelgenomen voor
door Ilollandsch en voor
Y
3
door vreemd kapitaal.
Rcicent men bij de Holiandsche ‘deelneming nog het
Chineesche aandeel, clan wordt de verhouding voor de
1-lollanders nog gunstiger. Aan den anderen kant
dient in aanmerking te worden genomen, dat de
vreemde deelneming feitelijke kapitaalverstrekking
beteekent, terwijl hij de Hoilandsche, speciaal
bij
de
suiker, een aanzienlijke waardevormeerdering ‘in reke-
ning wordt gebracht.
Bij de afzonderlijke culturcs zijn volgens De Cock
Bunirig de voornaamste landen a]s volgt vertegen-
woorciigd.

Roll. Chin. Eng. Belg. Fransch Jap. Amer. Duitsch

010
%
0
10
0
10

0
10

%

0/o

010
Suiker
Rubber
$1,8
16,6

Tabak
35,4 89,0
1,6
1,5
40,4
5,0 5,8

5,2

3,6

5,7

Thee
60,0
6,-
30,-
1,5

,

3,_
Koffie 76,6
3,3
13,3
2,5

3,2

Vij zien derhalve, ‘dat bij (Ie oudere cultures, sui-
ker, tabak en koffie, het Hollandsche belang verre
overweegt. De kiriacultuur, waarmede in het voor-
gaande geen rekening werd gehouden, is eveneens

‘)
[In het eerste artikel. – Red.]

bijna geheel Holian’dsch. Van de jongere cultures ver-

toont de rubber een buitenlandseh overwicht. Bij thee

blijktan een Hol.lan’dsc’h surplus, dat intusschen
tengevolge van den korten tijd geleden plaats gehad

hebbende overneming van een belangrijk aantal llol-

landsche theeplantages op Java door een Engeisch
concern en als gevolg van de verdere uitbreiding der
Engel sche theeplantages op Sumatra, thans wellicht

is gecompenseevd.
Wat de totale groot-kapitaalsbelegging in Neder-

landsch-In’dië aangaat heeft De Oock Buning even-

eens een schatting gepubliceerd, die natuurlijk veel

meer in de lucht hangt dan die van de beleggingen

in het plantagebedrijf, want al is Nederlandsch-Indië
ook ‘het land van de naamloo’ze vennootschap par

excellence, toch is het een onmogelijkheid in alle Ica-

pitaalsgeheimen van commercieele, industriecle en
scheepvaartfirma’s binnen te dringen. Ik geef der-
halve de door De Cock Buning opgestelde en door

mij met betrekking tot het suikericapitaal g000rri-
gcerde schatting slechts onder voorbehoud weer.
Nationaliteit

Gulden

Percentage
iollandsch
…………..

2.350.000.000

73,44 o/
Chineesch
……………340.000.000

10,625
Engeisch
…………….

300.000.000

9,375
Belgisch
…………….40.000.000

1,255
Japansch
……………36000.000

1,125
Amerikaansch
………..35.000.000

1,095
Fransch
…………….30.000.000

0,93
Duitsch
………………25.000.000

0,78
Zwhsersch, Itali aansch etc.
20.000.000

0,625
Arabisch, Armenisch

24.000.000

0,75

Totaal
…………3.200.000.000

100.00
0
1
0

Van deze totale kapitaalsbelegging is ruim
f 1.820.000.000
geïnvesteerd in het grootplaitagehe-
drijf en
f 1.380.00C.000
in handel, banken, industrie
en kleinhandel; totaal
f 3.200.000.000.
Of de schatting van het laatste cijfer (‘handel, enz.)
juist is, en speciaal de verdeeling hiervan over de
verschillende volken, waarbij een veel grooter per-
centage voor Holland in beslag wordt genomen dan
in den landbouw, staat te bezien. Voor Japan schijnt
de schatting niet geheel juist te zijn, want na aftrek
van de hiervoor genoemde kapitaalsbolegging in den
landbouw, ten bedrage van ruim
f 29
millioen, zou
voor de Japansche banken, kooplieden en scheepvaart-
agenten in Nederlandsch-Indië slechts
f
7 millioen
overblijven, hetgeen te weinig is. Zeker is, dat het in
Nederlan’dsch-Indië werkend hanlckapitaal grooten-
deels Ho]iandsch is. In den handel daarentegen is
het aandeel van hot vreemde kapitaal zeer beteeke-
nend, al kan men ook niet zonder meer uit het aan-
deel van ‘den vreemden handel in den totalen – omzet
conclusies trekken met betrekking tot het vreemde
eigen kapitaal, want vele huitenlandsche firma’s in
de kolonie werken met Hjllan{sche credieten. Wan-

neer men het verschil tusschen cle rol van het vreemde
kapitaal en zijn invloed in den landbouw eenerzijds
en iii den handel cum annexis anderzijds wil vast-
stellen, Icomen wij tot de volgende conclusie:
In den ]andbouw geeft de verhouding tussehen de ilollandscho en vreemde kapitaalsinvesteering tege-
lijk die tusschen den Hollandsehon en vreemden in-
vloed weer; buiten den landbouw, in het bijzonder in
den handel, is door het grooter aandeel aan den om-
zet de invloed van het vreemde kapitaal en van bui-
tenlanders wezenlijk grooter dan in de hier weer-
gegeven verhoudingsgetallen met betrekking tot de
Hoilandsche en vreemde kapitaalsbelegging tot uit-
drukking komt.
Er bestaat intusschcn nog een andere buitenland-
sche kapitaaishelegging van heteelcenis in Weder-
]andsch-Indië, ni. de in het ‘buitenland ondergebrachte
Nederlandsch-Indische staatsleeningen.’ De schuld
van Nederlandsch-Indië was einde
1923
als volgt
samengesteld: –
Leeningen …………… . …………..
f 1.068.618.561
Vlottende schuld met inbegr. v. schatkistpapier
»
225.858.113

Totaal
………….. f 1.294.476.674

860

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 October 1924

Hiervan was eind
1923
in het buitenland
(Londen en New York) ondergebracht:
Pondenleeningen …………………….
f

134.837.000
Dollarleeningen …………………….

375.975.000

Totaal ……..
……
f

510.812.000

Ongeveer de helft der leeningen’ is in het buiten-

land uitgegeven. De regeering moest daartoe over-

gaan, aangezien de ‘markt in het moederland het totaal

ben oodigde bedrag niet kon opnemen. Intusschen

moet onder de hand een deel van de Amerikaansche

leeningen weder zijn weg naar Holland en het Hol-

landsc’h publiek gevonden hebben.

Beschouwt men de in het buitenland aangegane

staatsschuld voorloopig geheel’ als een vordering

van dit laatste, dan ‘heeft dit in totaal in Indië

rond
f 850
millioen in partcoJiere bed,rijveï en

f 510
millioen in staatsleeningen, samen
f
1360

millioen geïnvesteerd. Hierbij is het Ohineesche

kapitaal onder de buitenlandsche beleggingen ge-

rekend. Trekt men het daarvan af, aangezien de

Chineezen meest burgers van Nederlandsch-Indië zijn
geworden (hoewel zij zich nationaal Chineezen voe-

len), dan komt de totale investeering door het buiten-

land op ongeveer
f
1 milliard.

Tegenover de buitenlandsche kapitaalsbelegging

staat de Hollandsche n ‘het particuliere bedrijf met

ongeveer
f 2/
milliard, waarbij natuirlijk nog komen

de totale activa der regoering, na aftrek der schulden

in het buitenland. Ik stelde er
prijs
op, op deze plaats

de beteekenis van het vreemde kapitaal en de vreemde
ondernemingen in de kolonie ens uiteen te zetten en

ik geloof, dat de genoemde cijfers en de daarbij ge-

geven toelichting voldoende zijn om zich daarvan een

beeld te vormen.
Toen Gouverneur-Generaal Idenburg eens de woor-
den sprak: ,,Niet nauw, doch breed is de poort, die
toegang geeft tot onze koloniën”, vermoedde hij. wel

niet, dat de stroom van vreemd kapitaal en vreemde
energie in zoo grooten omvang en met zoe groote snel-

heid door deze poort zou gaan stroomen, zoodat men thans in zeker opzicht van een internationalisatie van
het Nederlandsch-Indisch economisch loven kan spre-

ken. Al is deze ook meer plotseling en in grooteren
omvang gekomen dan men dacht, het standpunt van

de ,,freiwirtschaftlic’he” koloniale politiek, waarop
zich de Gouverneur-Generaal toentertijd stelde en dat
de Nederland’sc’h-Indische regeering ook verder is
trouw gebleven
., is hot eenige juiste. Evenmin als yoor
de consoli’datie zijner staatsfinanciën kan Neder-
landsch-Indië het vreemde kapitaal bij de ontsluiting
zijner uitgestrekte, vruchtbare en nog braak liggende

gebieden missen. Schoof men een grendel voor vreem-
de bedrijvigheid of onderdrukte men deze, dan zou
men slechts nijd en afgunst in het leven roepen et
den grond voor conflicten voorbereiden. Voor ,,Ueber-,
fremdung” behoeven de Hollanders niet te vreezen.
In de eerste plaats zijn daar de groote koloniale sleu-
teiindnstrieën : tin, ‘suiker, petroleum en Deli-tabak, die’zich vast in Holland sche handen bevinden; daar
zijn verder de beurs van Amsterdam, die op •de kolo-
niale waarden is ingeschoten, de vertrouwdheid der
1-lollanders met de koloniale toestanden en een schat
van koloniale ervaring. Alle verlichte, en vèrziende

Hollanders begroeten de vreemde medewerking dan
ook met instemming. In de kolonie was het vooral de
Javasche Bank en ‘haar president, de heer E. A.
Zeilinga, die naast de nation»le ook de internationale
pogingen op economisch gebied krachtig heeft bevor-
de,rcl. Dat het begrip voor de vreemde deelneming

in de kolonie grooter is dan in ‘het moederland is
begrijpelijk, aangezien deze ontwikkeling der kolonie
in, zeker opzicht aan het moederiand voorbij gaat.
Voor de kolonie is de verdere ontwikkeling, als een
natuurlijke groei, noodig. Algemeen is thans de over-
tuiging doorgedrongen, dat slechts de voortschrijdende
ntsiuiting der buitenbezittin gen de middelen voor
de verdere cultureele ontwikkeling ‘der in]anslers leve-

ren kan. Vreemden brengen een groot deel dezer mid-

delen op, want ook op belastinggebied zijn zij gelijk-
gerechtigd met de Hollanders. –

Eéu ding is in het belang der Hollanders: dat de
vreemde kapitaalsbelegging zooveel mogelijk gelijk-

matig over de verschillende n.ationaliteiten wordt ver-
deeld; derhalve ook hier risico-verdeeling. En nog iets
anders schijnt geboden, nl. dat de Hollandsche onder-

nemers zelf actiever ‘worden. Ik ‘heb reeds op de traag-

heid en st’arheid van het Hollandsche kapitaal door
de concentratie van groote plantagebelangen in de

cultuurbanken gewezen. De cultuurbanken zijn, op ôért
enkele uitzon.dering na,
erfelijk
belast; hun gaan in
hoofdzaak het secundaire optreden en het crediethe-

drjf goed af, maar het primaire, dat eigen scheppings-

vermogen, moed, besluitvaardigheid, kennis en zelfver-

trouwen ‘vergt, is hun – steeds met ééne uitzonde-

ring – vreemd. Evenals op lauweren kan men ook

0
1)
‘oude, zekere bronnen, van inkomsten, op dividen-

den en tanti.èmes inslapen. Ook in bedachtzaamheid

kan men te ver gaan en de ervaring van den ouder-

dom weegt niet steeds op ‘tegen de energi.e der jeugd.
Ook de vreemde onderneming in Nederlandsch-
Indië is in haar huidigen, beteekenenden omvang nog
jong en de buiterilan’dsche ondernemer zal zich klaar

voor oogen dienen te stellen, dat de onbekende, groote
zee, waarop hij zich zoo moedig heeft gewaagd, ook

gevaarlijke klippen en ondiepten veibergt; wat de
productenhan dol betreft liggen deze in de speculatie;

wat den import aangaat in de credietverleening, ter-
wijl in het plantagebedrijf een geheele
rij
van ge-
varen dreigt. Hier,
gelijk
op an’der gebied, is per-
soonlijkheid en de vorming van een f,linken staf van

medewerkers, van de ‘hoogste tot de laagste, een punt
van gewicht.

De buitenlanders kunnen in deze dingen veel van
de het land kennende Hollanders leeren en ik zelf
erken met dankbaarheid de vele hulp, die mij bij mijn
arbeid in NederIandseh-Indië ‘door Hollanders, amb-
tenaren en particulieren, is verleend. Deze medewer-

king en het vertrouwen, dat de Hollanders den vreem-
den schenken, doordat zij voor hen hun koloniën on-
beperkt ‘hebben geopend, dit voorbeeld, dat het kleine
Nederlandsche volk daarmede aan de geheele wereld
geef’t, legt den buitenlanders de plicht op, dat ver-
trouwen door gezindheid en daad ten volle te beant-
woorden. E.
HzLFFEaICH.

DIVIDEND- EN TANTIEMEBELASTING.

Mr. M. Moens te Allmaar schrijft ons:

Voor eenige jaren mocht ik er reeds in dit blad
(28
Januari
1920) op
wijzen, welk een onbillijkheid
het is, dat personen, welke in dienst zijn van een
n’aamlooze vennootschap,
alleen om dal
feit,
van hun
salaris, voor zoover dat de
f 10.000
overschrijdt,
een
extra ‘belasting hebben te betalen (krachtens de wet
op de dividend- en tantièmehelasting), welke met de
opcenten
9,05
percent van dat mëerder salaris be-
loopt.
Er is geen enkele grond aan te voeren, die kan
billijken, of maar eenigszins er voor kan pleiten, dat een dergelijke, hooge belasting moet drukken op het
salaris van personen, in dienst van een naamlooze vennootschap en niet op personen, die uit anderen
hoofde hunne arbeidsprestaties in dezelfde mate zien

beloond.
De wet op de
dividend-
en tantiuinebelasting is,
door ook die
salarissen
aan de ‘belasting te onderwer-
pen, geheel ten onrechte verder gegaan dan volgens
de benaming haar doel behoorde te zijn.
Van tweeën , één. Indien salarissen boven
f 1,0.000
geacht worden
in
de termen te vallen voor een ‘extra
belasting van bijna 10 pOt., dan worde ‘deze belas-
ting geheven van
alle
arbeidspraestaties, die met meer

dan
f 10.000
per jaar worden beloond. Acht nien, dat dergelijke salarissen (inkomens uit arbeid), daarvoor
niet in de termen vallen, dan heffe men deze belas-
ting van niemand, dus
t’
ook niet. van personen, die

1 October 1924:

ECONOMISCH.STATISTISCHE’ BERICHTEN

861

toevallig in dienst van een ‘naamlooze vennootschap

zijn.
Het feit, dat een wetsontwerp is ingediend tot

wijziging van de wet op de dividend- en tantième-
belasting, deed het mij gewenscht voorkomen, op dit

punt nog eens de aandacht te vestigen. Niet over-

bodig wellicht, want het ontwerp roert deze belang-

rijke kwestie in het geheel niet aan. – M. MouNs.

Alkmaar, 23-9-24.

1NDUSTRIALISATIE VOOR JAVA

NOODZAKELIJK?

1.

In do ,,Economisch-Statistische Berichten” van 9 en

16 Juli ji. gaf de heer Ir. J. van der Waerden eenige
beschouwingen ovr het vraagstuk der industrialisa-
tie van Java. Hij stelde hierbij op den voorgrond, dat het niet veel betoog zou behoeven, dat bestaansmid-

delen buiten den grond voor de unlandsche bevolking

aldaar noodig zijn. Dit punt van uitgang schijnt mij
evenwel niet zoo vast als de
schrijver
wel aanneemt.

En vooral omdat hij van oordeel blijkt, dat de door

hem gewensc’hte oplossing of de ontwikkeling in die
richting zou worden belemnierd door de economische
Westersche invloeden schijnt mij beschouwing van het
uitgangspunt ‘zelf geenszins overbodig.

M:en kan den heer Van der Waerden toestem-
men, dat de plaats, die Java in ‘het vereldverkeer in-
neemt, vooi een goed deel te danken is aan den Wes-
terschen invloed, die kapitaal en ondernemerskracht

daaraan dienstbaar maakte. Dat deze hiervoor rente en
ondernemérswinst ge:noten, is volstrekt niet abnor-
maal. En aangezien he’t onder dezen invloed geprodu-

ceerde niet zou zijn voortgebracht zonder de, verleende
medewerking, kan van cciie directe verarming van het’
land als gevolg van den hierdoor veroorzaakten export

geen sprake zijn.

Heeft nu evenwel, gelijk de schrijver zegt, die Wes-

tersche invloed de ontwikkeling dei’ inheemsche maat-
schappij van binnen uit werkelijk verstoord en voor

een deel vernietigd?

In den ‘besproken tijd, de jongste halve eeuw, is

de inheemsche bevolking’zeer toegenomen. Aan spe-
culatieve beschouwingen, of zonder dienS invloed niet
natuurlijke remmende factoren zouden zijn opgetre-
den ten deze, zal ik mij niet wagen. Toch
zij
er even

aan herinnerd, dat volgens de jongste gegevens de
sterke aanwas tot staan schijnt te zijn gekomen. (Kol.
Verslag 1921).

Maar een feit is het, dat, ongeacht de vraa, of
hij den bevolkingsaanwas riiogeljk heeft ‘gemaakt of
in de hand gewerkt, de Westersche factor aan de aan- –
groeiende bevolking ruime gelegenheid heeft verschaft
om haar inkomen te vermeerderen. Ware ‘de Weste-
scho invloed er niet geweest, de bevolking zou, op
welke wijze dan’ ook; alleen voor ‘de noodige toene-
ming van het maatschappelijk inkomen hebben moe-
ten zorgen.

Zij zou dit evenwel op verschillende wijzen hebbën
kunnen doen. En hier verschil ik van meening met
den heer Van der Waerden, die blijkbaar een nood-
zakelijkheid van verandering van maatschappelijke structuur voor die vermeerdering van maatschappe-
lijk inkomen aanneemt, en die verder van oordeel is,
dat de Westersche invloed deze, klassevorming en be-
ioepsgroepeering, kort gezegd differentieering der
maatschappij en het ontstaan van inheemsch kapi-
taal heeft belet.

Voor men de eerste dezer conclusies kon aa.nvaai:-
den, zou dienen vast te staan, dat dooi uitbreiding vaui de inheemsche hestaarismiddelen op den
bij
den aan.-
vang van het besproken tijdvak bestaanden véet, het
maatschappelijk inkomen niet in evenredigheid van
den bevoikingsaanwas, die heeft plaats gehad, te ver-
meerderen ware geweest. Het gaat hier in hoofdzaak om den landbouw, .toen,gelijk nu-nog, hoofdzakelijk’

beoefend tot het
verkrijgen
van de noodige levens-

middelen voor. de producenten zelf, en het aanschaf-
fen uit een van den bodem verkregen overschot van

hetgeen zij, naast hetgeen de natuur hun opleverde,

nog begeerden b.v. textielproducten.

Nu geeft de heer Van der Waerden omtrent de uit-
breiding van den landbouw, die heeft plaats gehad,

eenige vergelijkende cijfers. Wanneer ik deze over-
neem, kom ikitot ‘het volgende resultaat:

1921

Sawahgronden .. 2.16.000 ‘bouw 3.439.000 bouw

Droge gronden ..

500.000

,,

4.400.000

Totaal grondbezit 2.656.000 bouw 7.839.000 bouw

De totale oppervlakte der bebouwde gronden steeg

dus in deze periode met 5.183.000 bouws.
Zij
bedroeg

in 1921 niet minder dan 295 püt. van die in 1874. De bevolking steeg in diezelfde periode van rond
17A millioen (Kol. Versl. 1875) tot rond
341/2
mil-

lioen; zij bedroeg dus 196% pOt. van die van 1874.

Neemt men alleen de vaste tegalans in aanmerking,
dan vindt men voor 1921:

Sawahgronden ……’ 3.439.000 bouws
Tegalans ………….2.700.000

Totaal …. 6.139.000 ‘bouws

Een oppervlakte dus van 231 pOt. voor den rijst

bouw in verhouding tot 1874, aangenomen, wat ver-
moedelijk te hoog is, dat alle droge grond in laatst-
genoemd jaar tegalan was.
Grondkwaliteit en oogst konden dus nog heel wat
achteruitgaan om de opbrengst voor het vermeerderd
zielnaantal voldoende te doen blijven tot in den
jongsten
tijd.
Nemen wij ‘de cijfers van Dr. Van der Elst, ook door Ir. Van der Waerden aangehaald, als
grondslag, waarbij men een gemiddelde vermindering

van 6 pCt. in opbrengst aanneemt, dan zou de opper-
vlakte van 231 pOt. een rijstoogst van 215 pOt. van
dien -van 1874 kunnen opleveren. Voor eene bevol-
king van 19634 pOt. ten opzichte van die van ’74 dus

ruim voldoende. En dan rest nog de opbrengst van
de 1.700.000 bouws niet-tegalan.
Ik geloof ‘dan ook, dat ik op grond van deze cijfers
gerechtigd ben om daaraan eene andere waarde toe
te kennen dan de heer Van der Waerden doet. Tot
daling van het welvaartspeil ‘hieruit cncludeeren,
kan ik althans niet.
Het statistisch materiaal, vooral uit de oudere ja-
ren, is echter zeer onvoldoende en ik zou dan ook
niet durven aannemen, dat ‘de toestand werkelijk zoo- –
veel gunstiger is geworden in de besproken periode.

Maar zeker schijnt er mij geen aanleiding om uit de
getallen pessimistische conclusies te trekken.
Maar, zegt de heer Van der Waerden, de geniid-
delde opbrengst per bouw beschouwend, in elk geval
blijft de ontwikkeling en de productiviteit van den
landbouw achter bij den aanwas der bevolking. Liet
het zich anders verwachten, zou ik willen vragen,
nu nog zulk eene uitbreiding van de bebouwde opper-vlakte mogelijk bleek? Was het in dit tijdvak nog niet veel gemakkelijker om uit te breiden dan om te inten-siveeren of op andere wijze den landbouw te ontwik-
kelen? Gegeven de getallen, is er voor het laatste nog
niet veel reden geweest.
En al zou nu occupatie van nieuwe bouwgronden
op’ gelijke ‘schaal in de toekomst uitgesloten zijn –
gesteld dat zij, in strijd -met hetgeen de jongste ge-
gevens deden verwachten, door toch intredende bevol-
kingstoeneiping gewenscht ware, – dan is het nog’
zeer de vraag, of intensiveering, hetzij dan door ver-
betering van ir rigatie hetzij door aanwending van’•
kapitaal in don vorm van bemesting of, van moer
arbeid, de opbrengst van den bodem niet sterk zou
kunnen opvoeren. Toen de -heer Van Reigersberg
Versluys in het Indisch Genootschap het vraagstuk
der industnialisatie behandelde, ac’htte hij een stijging
tot 60 pikol per, b’ouw langs dezen weg mogelijk. O’p -:
‘welken-grond
sluit
de heer v. d. W. deze richting uit?

862

ÈCONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTËN

1 October 1924

Bovendien is het niet onmogelijk – het ge-

schieclt ook nu trouweDs reeds ‘- om den grond,

vooral de droge gronden, te gebruiken voor handels-
gewassen in plaats van voor rijst en andere voedings-

gewassen; die handeisgewassen hebben grooter waarde

clan de rijstoogst op hetzelfde stuk grond, en leveren

dus grooter bijdrage tot het maatschappelijk inkomen.

Tegen zulk een geleidelijke verandering kan slechts
de voorstander van volledige economische autarchie

bezwaar hebben. De heer v. d. Waerden nu blijkt tot

deze laatsten te behooren; althans hij eischt wegens
daarmee verbonden politieke belangen een ,,zelfstan-

cligheidspolitiek”, die ontginning van alle aanwezige
natuurlijke hulphronnen – ongeacht de vraag van

rentabiliteit? – medebrengt. Voor wie dit niet aan-

vaardt, echter het volgende.

Op het punt van het meest doelmatig gebruik van

den grond door den landbouw op Java weten wij nog

weinig; in zijn aangehaald lezenswaardig opstel
biacht dr. Van der Elst evenwel niet ten onrechte

even ter sprake, dat, onder den invloed van het be-

stuur, vooral in vroeger jaren de uitbreiding van

sawahgronden niet steeds oordeel]cundig plaats had.
En zoo is het niet ongemotiveerd om ook uit de’zen

hoofde eenige vermeerdering van maatschappelijk in-

komen mogelijk te ac’hten. De groote inlandsche wel-
vaart die de klappercultuur op Noord Celebes en op

de Sangir-eilanden bracht, is eene aanwijzing in deze

richting.
Bij alle deze beschouwingen bleef nog steeds buiten

bespreking, wat de Westersche ondernemingen bijdroe-

gen tot vermeerdering van het maatschappelijk inko-
men der inlandsche bevolking. Er mag uit het aan-

gevoerde echter naar mij voorkomt worden afgeleid,
dat, geheel van dien Westerschen invloed afgeschei-
den, het door den heer v. d. Waerden bijgebrachte
materiaal geen aanleiding geeft om dc
noodzcrkelij1-
heid
van verandering van maatschappelijke structuur

o de inlandsche samenleving aan te nemen bij behoud
van, het veivaartspe.il van 1814, ja, dat zelfs de mo-

gelijkheid van
stijging
van dit peil, afgescheiden van

dien invloed, door dit materiaal volstrekt niet wordt
uitgesloten. De conclusie, dat die Wéstersche invloed
deze verandering, dc differentieering, zou hebben

belet,
schijnt mij dan ook allerminst gemotiveerd.
* *
*

Nu nog eenige opmerkingen over den invloed der
Westersche ondernemingen. Hoe deed deze zich ge-
voelen?
In de eerste plaats in deze richting, dat hij aan
de inheemsche bevolking, hoofdzakelijk in groepen produceerend voor directe consumptie, gelegenheid
gaf om door leden van deze groepen zich een aanvul-
lend inkomen te doen verwerven, door hun tijd te
gebruiken voor den arbeid op de Europeesch geleide
ondernemingen. Het eigenaardig aanvullend karakter
van dit inkomen heeft het mogelijk gemaakt, dat die
productiegroepen een betrekkelijk nauw samenhan-
gend geheel bleven. De leden van deze groepen bleven
hierdoor in een krachtig maatschappelijlc verband en
differentiecring, v.z.v. die plaats had – straks hier-
over nader – trad gedeeltelijk en geleidelijk in.
Dit verloop had verschillende gevolgen. Oogeriblik-
kelijk waren die voor den. ondernemer volstrekt niet
altijd aangenaam. in de eerste plaats kon hij lang niet
altijd dc verlangde arbeidskracht vinden; de inheem-
scho productie vorderde soms de krachten, die ook hij

gaarne had gebruikt. In de tweede plaats was de
arbeide:r zeer weinig afhanlceii.jk van onderneming en
loon; individueel kon hij gemakkelijk op de inheem-
sche productie terugvallen en zich dientengevolge aan
ongewenschte behandeling of aan arbeid onder onge-
venschte omstaudigheden onttrekken. En voor de en-dernemingen beteekende praktisch zoowel het een als
het ander moeite om arbeiders te vinden en te hou-
den. Maar aan den anderen kait heeft juist dit aan-
vullend karakter voorkomen, dat zich op Java een

sterke groep prolearische arbeiders heeft gevormd,

economisch geheel afhankelijk van de ondernemingen

en in tijden van eonomisehen achteruitgang – en
ook die heeft de landbouwnijverheid °p Java na 1814

gekend een onrustig element. Aan dit aanvullend

karakter is het mi. mede te danken, dat de Javaan-
scho arbaider, wanneer hij :n:iet onder den invloed lcomt

van leiders, die èf uit geheel andere maatschappelijke
toestanden afgeleide theorieën pogen toe te passen op

deze samerdevi.ng èf stelselmatig, dikwijls om staat-
kundige redenen ontevredenheid trachten te zaaien,
bekend is als een rustig, ordelijk element, met wieit de meeste ondernemers, die zich immers als gevolg

van de omstandigheden aan zijn denken en voelen wel
moeten aanpassen, in hot algemeen het zeer goed kun-nen vinden.

Maar in de tweede plaats vroegen de Europeesche

ondernemingen allerlei goederen, die de inheemsche

maatschappij haar ken leve:ren en diensten, die niet
alle in loonarbeid werden verricht, doch ook door

inlandsche onderflemers. Langzaam en geleidelijk is
zoo de iniandscho productie beïnvloed en bezigheden
als timmerman, karrevoerder en dgl. w’orden dan ook

in de nabijheid van de ondernemingen in strijd met

hetgeen de heer v. cl. Waarden met zijn betoog zou doen verwachten, meer uitgeoefend dan elders. Al-

weer, dikwijls dragen ook deze bedrijven, beoefend

door leden van grondhezittende groepen naast den
landbouw, een aanvullend karakter. Maar dit had ten

gevolge, dat de risico, aan dergelijke werkzaamheden

verbonden, ‘minder groot was dan onder andere om-
standigheden, hij sterker differentieering, het geval

ware geweest. Door deze aanvullende verdiensten was
de inlandsche maatschappelijke ontwikkeling stellig
rustiger dan zij,
bij
sterker differentieering, bij ge-
lijken hevolkingsaanwas wellicht zou zijn geweest.

Doch inlandsche kapitaalvorming? Die heeft niet
plaats gehad in zoodanige mate als men die wellicht

zou wenschen. Ook minder dan zich liet verwachten?
Men bedeuke, hoe belangrijk het iniandsch bezit aan

gecultiveerden grond, ook een vorm toch van rijkdom
toenam! Is het dan wonder •dat men daarnaast wei-
nig behoefte gevoelde in de inheemsche maatschappij
aan den anderen vorm van rijkdom, het kapitaal? liet
komt
mij
zeer verklaarbaar voor, wanneer men slechts

bedenkt, ‘dat kapitaal alleen kan worden gevormd door
besparing m.a.w. door zich te ontzeggen het cladelijk
genot van hetgeen het ‘maatschappelijk inkomen op-lévert. En voor een sterke neiging tot zoodanige ont-
zegging, kon, gegeven demogelijkheid van uitbreiding
van, het bebouwd areaal en van het verkrijgen van
een aanvullend inkomen, geen aanleiding bestaan.
Vergeleken met die andere middelen om het maat-
schappelijk inkomen op te voeren, was kapitaalvor-
ming het minst gemakkelijk en zij geschiedde dan
ook het minst.

Uitdrukkelijk zij gezegd….het minst. Want zij
had wol degelijk plaats. Allerlei werktuigen, karren
en dgl. zijn haar kapitaal. En die inlanders, die han-

del dreven h.v. in tektielproducten of lan,dbouwhaii-
delsartikelen, vormden eveneens uit hun verdienste
een soms niet onbelangrijk bezit: Wanneer daartoe een belang bestond, had wel kapitaalvorming door
i nianders plaats.

Maar hoe dit zij, dat de Westersche ondernemingen
de kapitaal.vorniirig aan de irilandscho maatschappij
zouden hebben
belet,
voor deze bewering is geen grond.
Het tegendeel is waar; indien de neiging tot kapi-
ta.aivorming had kunnen ontstaan, zouden juist de
Westersche ondernemingen, door de gemakkelijke ge-
legenheid, welke zij boden om het inkomen te ver-
meerderen, haar zeer hebben
vergemakkelijkt.
Men
zou alleen kunnen zeggen, dat de Westersehe onder-
nemingen de inlandsche maatschappij het z66 gemak-
kelijk hebben gemaakt haar inkomen te vermeerderen,
dat zij het nog minder noodig had een deel van dit in-
komen voor kapitaalvorming aan te wenden, dat zij

0

1 October 1924

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

863
geen gevoel van wel vaartstekort, haar dringend tot liet

moeilijke sparen om met het vergaarde haar inkomen
te vermeorderen, gevoelde. Doch dit is heel wat anders

dan beletten van de vorming van kapitaal. Zou een

gevoel van- welvaartstekort ontstaan, doordat zich,

gelijk de boei- v. d. W. meciit grootere :ideëele en ma-

terieeie behoeften vertoonen en een drang naar hoo-
gc.r zich doet gevoelen, dan is cle gelegenheid om het

kapitaal te vormen, aanwezig. Men zou op ruimer
schaal van de geboden gelegenheid gebruik maken,

m.a.w. de vraag naar arbeid zou gemakkelijker ten
volle bevredigcl vordei, indien inderdaad zulk een

gevoel van te kort, zulk een drang naar meer en

beter, sterk ware. J. C.
KIELs’ncA.

(Slot
volgt).

Di? F.ÏSC’AAL-TECHNLSCffE ZIJ.i)E VAN HET

ONTWERP-TARIEF WET

II
(Slot).

Het l)egrip toonbankartikel, waaronder wordt ver-

staan het artikel dat zonder nadere bewericing en
zelfstandig voor het gebruik van den consument ge-

schikt is te uchten en dat in het algemeen als crite-
rium voor de belastbaarheid in het nieuwe tarief
wordt aangenomen, is naar mijn overtuiging een vol-
doende duidelijk en practisch bruikbaar begrip om als

grondslag voor een stelsel van invoerheffing te die-nen. Men moet hierbij natuurlijk niet alleen denken
aan de toonbank, die men in bijna alle winkels aan-
treft, doch voor oogen houden dat de uitdrukking
toonbarikartilcel slechts bedoelt te geven een korte
aanduiding van het stelsel. Een automobiel bv. wordt
niet ,,over de toonbank” verkocht maar is toch ten

volle een artikel dat zonder nadere bewerking door
dcii particulier wordt gekocht. Wanneer men zich
even in dit nieuwe begrip heeft ingedacht en in aan-
merking neemt dat het ontwerp gebruik in keuken,
winkel of kantoor met dat door een particulier gelijk
stelt, dan blijkt m.i. duidelijk dat hierdoor voor de

al dan niet belastbaarheid van de verschillende goe
derensoorten een grens is getrokken, die ten volle aan de eisehen der practijk zal blijken te voldoen.
l)oor het noemen van voorbeelden als steenen, tegels,
landbouwwerktuigen, stoomwerktuigen, industriega-
rens, ramen, deuren, kozijnen, dwarsliggers, huiden,
veilen, Ieder, smeed-, staaf-, band-, plaat-, hoek- en
T-ijzer, constructiewerk, spoorrails, gas- en waterlei-
cliii gbuizen, scheepszeilen, delckleeden, drjfriemen,
vi.schnetten, giet- en smeedstukken enz. enz., die nie-
mand als toonbankartikelen zal aanmerken, blijkt vol-
doende dat de ontwerpers van het nieuwe tarief er
in geslaagd zijn een criterium te vinden, waardoor
de practijk in staat zal zijn gesteld in vele gevallen
onmiddellijk een juiste conclusie ten aanzien van de belastbaarhejd van ennige goederensoort te trekken.
Waar het hier een technische herziening betrof
hebben de samenstellers van het ontwerp zich mi.
terecht op het standpunt gesteld, dat hierbij tevens
getracht moest worden het karakter van de bestaande
wet zooveel mogelijk te behouden. Hierdoor is o.a.
bereikt dat de bestaande hooge rechten op koek-,
b.anket- en suikerbakkerswerk (de meer fijne eetwa-
ren), gedistilleerde dranken, bier, tabaksfabrikaten,
thee, eetwaren in blik enz., dus de meer luxe artike-
len gehandhaafd bleven, terwijl voor algemeene voe-
dingsmiddelen en artikelen, die meer in ‘het bijzon-
der ‘door het minder kapitaalkrachtige deel der be-
volking worden gebruiict, geen invoerrecht zal wor-
den geheven. Het behoud van dit karakter van de
bestaande wet past m.i. volkomen in een stelsel, waar-
bi het al dan niet heffen van een invoerrecht afhan-welijk wordt gesteld van het gebruik door den con-
sument, ook liet tegenwoordige tarief is in werke-
lijkheid niets anders dan een verbruiks-‘ en verte-
zin gsbeiasting.
Door het hier-voor omschreven stelsel zoo ver mo-
gelijk door te voei’e:n, alsmede door het nieuwe tarief

principieel nog meer dan het bestaande in den geest

van ‘het vrijhandelsbeginsel samen te stellen, is men
echter verder gegaan dan onder de tegenwoordige
omstandigheden mogelijk is gebleken. En hiermede

kom i]c op het, ook naar
mijn
meening,groote be-

zwaar dat aan het ontwerp verbonden is. Er is nl.
geen relcening gehouden met de omstandigheid dat

het ontwerp aan de orde kon komen in een tijdvak,
warin de Nederlandsche industrie de bestaande be-

scherming van 5 püt. der waarde op vele artikelen

niet zal kunnen missen.

Uit de ervaring, die thans wordt opgedaan blijkt

dan ook ten volle dat men een herziening van het
tarief, zij het dat deze alleen de techniek betreft,

niet uitsluitend aan de op ‘het gebied van douane-

wetgeving kundige ambtenaren mag overlaten, doch

dat hierin ook de 1)ractische econoom zijn stem moet
icunnen doen ge] den. Laatstgenoemde zal tot taak
moeten hebben het al dan niet belasten, van een arti-

kel, alsmede het heffingscijfer te toetsen aan de eco-

nomische gevolgen, die van een
wijziging
kunnen

worden verwacht.

Erkend moet- worden dat ten einde
mot
de herzie-

ning tevens het fiscale doel te bereiken in enkele

gevail en niet-toonbankartikelen in de tabel zijn op-
genomen. 1-let belang van de schatkist moest hier

gaan boven liet belang dat aan een consequente door-

voering van het principe verbonden is. Bij de jnmicl-dels ingediende Memorie van Antwoord is liet aantal
niet-toonbankartikelen in de tabel tot een minimum
teruggebracht door voor closets, el.ectr. kabel, bladtin
en dergelijke nader een ‘invoerrecht van 5 pOt. der

waarde voor te stellen.

Dat bij de uitwerking van het stelsel overigens
allerlei inconsequenties zijn begaan meen ik te moe-

ten betwisten. Zoolleer is geen toonbankartikel in
den zin der wet, het wordt sleohts
bij
uitzondering

in afgesneden stukjes in winkels verkocht en dan nog
uitsluitend aan den minderkapitaalkraehtige. Lak-
Ieder is zeer zeker geen toonbankartikel, manufactu-

ren aan het stuk, hehangselpapier en geprofileerde latten voor lijsten daarentegen wel, zij worden ge-
regel.d door particulieren gekocht en zijn bestemd om
door dezen te worden gebruikt. Een bewerking onder-

gaan deze artikelen hiervoor niet meer.

In het stelsel der tegenwoordige tarief’wet is het
onbelast zijn van lakleder en het belast zijn van ma-.
nufacturen, die beide grondstoffen of haiffabrika-
ten zijn, wel een inconsequentie, in het stelsel van
het ontwerp daarentegen is ‘hiervan geen sprake. De
vergelijking tusscken één bereid konijnenvel dat vrij

zal zijn en twee aanééngenaaide onbereide vellen, die
het ontwerp wil belasten, gaat in de practijk niet op, aangezien aanééngenaaide vellen steeds bereid zijn.
Het gewone koperdraad, alsmede liet met onge-
]deurd band geïsoleerde koperdraad is geen toonbank-
artikel, het op andere wijze geïsoleerde koperdraad
(bv. dat voor het aanleggen van electrische schellen)

is wel als toonbanicartikel aan te rierken.

De averechtscbe’ bescherming, die bestond door het

biasten vun papier en het
vrijlaten
van boeken is

thans opgeheven. Ht belang van het drn:kkersbedrijf
hier te lande heeft hier den doorslag gegeven, maar

overigens ucht ik het
vrijlaten
van boeken een ale-
meen belang, dat feitelijk boven andere belangen staat.

De radiatoren zijn geen tooirbankartikelen en be-
hooren dus in ‘het nieuwe ontwerp niet thuis.
Dat closetreservoirs belast zullen zijn is een gevolg
van )et stellen van gewichtsgrenzen. Dit brengt nood-
zakelijk mede dat enkele artikelen belast zullen zijn,
die feitelijk niet als toonbankartikel zijn aan te mer-
ken. Dit m.i. kleine bezwaar valt in het niet tegen-over de ,groote voordeelen, aan het stellen van ge-
wichtsgrenzen verbonden, n.l. het voorkomen van
geschillen.
– Pijpen en buizen zijn, behalve de z.g. gummislang, niet onder het begrip toonbankartikel te brengen.

864

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 October 1924

Uit’ ht bovnstaancie nioge blijken dat ‘behnudèns

een enkele uitzondering op de inconsequenties, die

het ontwerp worden aangewreven, noi wel een en

ander valt aan te merken.

ik blijf dan ook de overtuiging behouden dat het
ontwerp in vele opzichten verbetering zal brengen

en dat de tallooze geschillen, die de thans bestaande

wet meebrengt, grootendeels zullen verdwijnen door

het met name noemen der meest voorkomende arti-

kelen, ‘d?or het met een gelijk recht belasten van ge-

lijksoortige en aanverwante goederensoorten. (een

lijn, die door de geheele tabel is volgehouden) en ten

slotte door een scherpe
omschrijving
van de op een

post gegeven vrjstellingen. ‘l’en opzichte van dit

laatste punt is er op gewezen dat de omschrijving
meermalen ingewikkeld en moeilijk leesbaar is.

Men make zich hierover echter niet bezorgd. De

raadpleging van deze min of meer ingewikkelde om-

schrijvingen zal. betrekkelijk zelden noodig, zijn, z6o-

dra de betrokken ambtenaren eenigen tijd in, de prac-

tijk met de nieuwe wet hebben gewerkt. Om b.v. eens

op de bepalingen omtrent jute te wijzen, ik geloof niet,
dat er visiteerende ambtenaren zijn, die de in het

algemeen voor emballage-doeleinden gebruikt wor-
dende jute niet kennen. Welnu, deze jute zal bij eer-sten oogopslag herkend worden. Alleen bij. aangifte

van jute, die niet het gewone aanzien heeft, dus die

b.v. nadert tot z.g. filterdoek zal de ambtenaar gaan

twijfelen. En dan vindt
hij
in de wet de regelen, waar

naar hij zich heeft te gedragen en zal het geschil dus

ter plaatse onmiddellijk kunnen worden opgelost.

De uitgebreidheid van de tabel is oorzaak dat men

op het eerste gezicht zijn voorhoofd fronst en tegen

de raadpleging opziet. Toch geloof ik dat ‘het ge-
bruik van de tabel in de
practijk
geen groote moei-

lijkheid zal opleveren. De alphabetische lijst, die hier
en daar nog zou kunnen worden aa’ngevuld met enkele

zeer veel voorkomende artikelen, zal in ‘de meeste ge-

vallen de tarifeering van een artikel spoedig doen

vinden.

Ten slotte nog een enkel woord over de gewichts-

grenzen, die gelden voor het in verpakten staat of

in tabletvorm invoeren van de ‘daarvoor aangewezen
artikelen. Bij de garens vindt men een gelijksoortige

grens voor het z.g. opgemaakte artikel. Het is onjuist
te meenen dat deze grenzen willekeurig zouden zijn

gekozen; integendeel tallooze wegingen en onderzoe-
.kingen zijn verricht om te komen tot algemeene en

uniforme grenzen, waardoor, zooveel mogelijk alleen
het artikel dat de particulier gebruikt belast zal wor-
den. En nu meene men niet dat hierdoor misbruik

wordt in de hand gewerkt of dat de invoer van het
verpakte artikel of dat in tabletvorm als regel niet
meer zal voorkomen, omdat de verpakking hier te

lai:ide zal plaats hebben. Op de eerste plaats niet, om:
dat de meeste fabrieken geheel zijn geïnstalleerd op

het maken van een product in een bepaalden vorm
met een bepaald gewicht en verandering hiervan
veelal het aankoopen van geheel nieuwe machines
zou meebrengen en op de tweede plaats niet, omdat
het publiek de producten van grooter gewicht of in grooteren vorm niet kan gebruiken. Een voorbeeld

moge dit nog toelichten. Een stukje •zeep van een
grooter gewicht dan 200 gram is van zoodanige af-

meting dat het practisch niet is te gebruiken en zal
derhalve door geen enkelen particulier wordt ge-

kocht.
Ik geloof hiermede wel de voornaamste bezwaren,

die van een fiscaal-technisch standpunt beschouwd,
tegen het nieuwe ontwerp zijn geuit te hebben be-
handeld. Mocht ik op enkele punten niet of niet
dieper zijn ingegaan, dan vinde dit zijn verontschuldi-
ging in de beperking, die ik mij tegenover de redac-

tie gemeend heb te moeten opleggen.
Uit het bovenstaande moge echter voldoende blij-
ken dat het oordeel van den heer v. d. Poel in de

kringen der douane-ambtenaren niet algemeen ge-

de’eidordt. ‘Men aloet niet vergeten dat slechts de
practijk zal kunnen leeren of de ingebrachte bezwa-

ren inderdaad gegrond zijn en dat de materie buiten-
gewoon moeilijk is.

Ik zal de laatste zijn om te beweren dat het ont-

werp geheel feilloos is, in de vorenstaande bespre-
king heb ik trouwens reeds op enkele begane fouten

gewezen. Doch dit neemt niet weg, dat er veel goeds

is en dat naar
mijne
meening de
practijk
met ver-
trouwen het nieuwe stelsel zal kunnen aanvaarden.

Den Haag.

– * * *

W. J.
SIItMEnR.

De argumenten van den heer Vermeer dragen er

in menig opzicht toe
bij,
de door de Mem. van Antw.

reeds gesterkte overtuiging, dat mijn betoog juist was,

aan klaarheid te doen winnen.

Mijn geachte opponent noemt
mijn
,,bewering, dat

nieuwe artikelen, als ‘niet vermeld in de
lijst
per sé

onbelast zijn”, per sé onjuist.

Indien men niet één zin uitlicht uit hetgeen ik

op bl. 701 ter zake schreef, dooh het geheele betoog

leest, kan men mijne meening niet misverstaan.

,,Nieuwe artikelen”
zijn
in dit verband die, welke

niet in het nieuwe Tarief voorkomen én die ook niet,

krachtens de redactie van een deel der speciale pos-

ten
kunnen
worden gerangschikt. (Vgl. blz. 724).. Dat

er zulke artikelen zijn, dat de lijst reeds nu niet bij

is (blz. 724), bewijst de Memorie van Antwoord, die
de lijst aanvult met radio-artikelen, de eenige nieuwe,

die sindsdien hun intrede hebben gedaan. Het gevoe-

len van den beer Vermeer, dat dit nu eigenlijk een

groot toeval is en zoo iets in de toekomst niet meer
is te verwachten, doet zijn optimisme alle eer aan,

doch miskent ten eenen male de onbegrensde mogelijk-

heden der techniek. In het
tha.ns
nog geldende systeem

kan
zooiets echter niet voorkomen.
Arti. 14, 18, 19, 20 en 22. Zoo nu als toen moest ik

mij beperken. Een en ander is trouwens van weinig
principieel belang. Fouten heb ik niet genoemd (Vgl.

blz. 102), doch de
juiste
lijn is m.i.:
weinig
details

in de wet, de rest in A. M. v. B. Dat het V. V. der

Tweede Kamer over
deze
artikelen geen opmerkingen

maakte is toch
werkelijk
geen sterk argument!

Netto-gewicht ens.
Dat reeds op verschillende

punten van het nieuwe systeem is afgeweken, dat

meerdere adressen daartegen protesteeren,
wijst
m.i.
niet in de richting, dat ik ongelijk heb. Tegenover
de môeiljk te bestrijden uiting ,,dat ik (V.) de vrees
voor tallooze wegingen, scheikundige onderzoeken enz.
voöraisnog ongewettigd acht” zij mijn eerlijke overtui-

ging geuit, dat ik die vrees
niet
misplaatst acht.

Toonbankartikel – Fabrikaat – half fabrikaat-

grondstof..
De uiteenzetting van ‘beide systemen is m.i.

noch duidelijker, noch voilediger door ded heui Ver-

meer geschied dan door mij. Alleen behandelde
ik
de

voor-,
en nadeelen van
beide
systemen, de heer Ver-

meer bepaalt zich, gelijk de Memorie van Toelichting,
tot het. bewonderen van het nieuwe, het ,verooreelen

van het oude stelseL
Ik behandelde de volgende hoofdpunten:
.1. De onderscheiding ,,toonbankaitikel” is niet echt,

zij legt niet vast een algeme.eno ‘erbruiks- en verte-
ringsbelasting. van bepaalde stoffelijke hoedanigheid.
Zij is alleen formeel, dus moet zij economisch (b.v.
t.o.v. de draagkrachtsleer) onjuist zijn. (Zie biz. 750).

Ook het
nieuwe
systeem is niet doorgevoerd en

bevat eveneens voorbeelden van inconsequentie’i, wil-
lekeur en averechtsche bescherming (blz. 749).

Het voorkomt geschillen, door ze uit den weg
te gaan,dus ten nadeele der schatkist (blz. 750). Het
nieuwe art. 2 zal tot veel geschillen aanleiding geven

(bi. 724).
Indien herziening is geboden, eischt iiizonder-
heid het onderwerp dezer wet, dat. ze geschiedt op de

minst riskante wijze, dat is door verbetering van het

bestaande systeem, weiks fouten men,
kent,
dus zoo

goed mogelijk verbeteren kan (blz. 750). Een
nieuw

stelsel is een slag in het duister.N

.

..
i.

1 October 1924

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

865

5.
Het ontwerp staat niet op de basis van liet

huidig wetgevend nioment (blz. 148).
Deze punten roe:rt de heer Vermeer in het geheel
niet, o:f slechts zijdelings aan. Op de bewijsvoering,

dat cle dooi mij opgesomde voorbeelden toch wèl of
toch niët als toonbankartikelen zijn te beschouwen,

kan ik wegens plaatsgebrek niet ingaan. Het lezen

c!ier overw’egingeri is echter voldoende, om in te stem-

men met de conclusie, dat het stelsel
gekunsteld is.

Men vergelij.ke b.v. eens, wat de heer Vermeer en

wat ik (blz.
149)
over radiatoren schreef.

Met het uiten van den zelfingenomen twijfel ,,of

do critici van het nieuwe stelsel de draagwijdte van

hun beweringen wel inzien” kan mijn betoog moeilijk

worden bestreden. Immers diezelfde sterke twijfel

kunnen toch ook de critici bezitten nopens de ver-

dedigers van het nieuwe systeem.
De heer Vermeer wijdt nog eei bijzondere beschou-

ving aan hot door mij voorgedragen schema. Daar-
over slechts dit. De opzet is zooclanig, dat men elke fac-

tor, die mcii
wil
ei tecliakel en, een voudig en systema-

tisch
kan
uitschakelen,
1)
dat
elic
percentage, dat ik

voor ccii bepaalde groep noem, systematisch kan woi

dcii verlaagd of verhoogd, al naar mate men verder

of minder ver wil gaan en of men al of niet, veel of
weinig, een ,,economisch” (lees protectionistisch)

doel wil nastreven.
Wat ik tegen het ,,theoretisch zooveel zuiverder”
nieuwe systeem aanvoerde (blz.
149)
is niet outze-
nuwrd en dat het stelsel nog meer van zijn onvol-

maakte zuiverheid zou moeten verliezen is reeds een
feit geworden. Inzonderheid het nieuwe art. 43 maakt
dat de nieuwe belasting tôch geen belasting op het
toonbankartikel wordt; het zoo verwerpelijk geacht

systeem blijft aan een deel der heffing ten grondslag
liggii! (Zie ook het juist verschenen adres der Am-

sterctamsche Kamer van Koophandel aan de Tweede
Kamer).
Nog een enkel woord over het slot van het artikel.
Ik heb niet namens andere douane-ambtenaren ge-
sproken, zelfs niet mijon eigen qualiteit als douane-
ambtenaar vermeld. ik heb slechts op verzoek der
redactie mijn persoonlijke meening over het ontwerp
gegeven. Mocht dit echter het gewicht der argumen-
tatie beïnvloeden, dan slaat de balans over naar mijne
zijde; meer deskundige douane-ambtenaren zijn
tegen
dati véér liet ontwerp; ik verwijs speciaal naar de be-
langrijke, sterk geargumenteerdo serie artikelen in
li(.„t Voe’kblad der D. B.,
mv.
en Acc.
]3ij een bespreking van een wetsontwerp is er voorts
bezwaarlijk rekening mee te houden, ,,dat wijzigingen
zullen worden aangebracht, waardoor verschillende
bezwaren zullen worden weggenomen”, al moge het
achterna bevredigen, dat men niet doelbewust aan ge-
maakte fouten blijft vasthouden.
Ik meen, dat ik mij voor elke overdrijving, naar
welke zijde ook, heb gehoed; ik heb mijn eerlijke mee-
ning gegeven in een vorm, die drLidelijk liet zien, dat
ik
opbouwende
kritiek wilde leveren.
Do heer Vermeer is door zijne speciale tewerk-
stelling
i
in staat, zich geheel in de stof in te
wrerken en alle mérites an het ontwerp op de gun-
stigste wijze te belichten. Hij heeft dit thans gedaan,
doch ik meen in verband daarmede mijn beschouwing
op geen enkel punt te behoeven wijzigen.

Enschede.

VAN
DER PoEL.

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.

ifET ONDERZOEK DER VOLKENBONDSDESKUN-
DTGEN NAAR DE ONTWIKKELING DER
OOSTENRIJKSCE[E STAATSFINANCIEN.
1.

Dr. Richard Kerschagl te Weenen schrijft ons: Toen in het. voorjaar van ‘1924 tot een wijziging

‘) Overigens zei ik niet, dat het door
mij
voorgestelde
extra-heffingspercentage voor luxe-artikelen,
afleen
bij in-
voer moet worden geheven en hoe ik over luxe-belasting in het
algemeen denk moge den heer Vermeer van elders bekend zijn.

van het Geneefsche plan, welke door de ontwikkeling

der feiten in Oostenrijk noodzakelijk was gebleken,
door den Volkenbond zou worden besloten, kwam het tot geen definitieve beslissing. De grond hiervoor was

een drieledige: in de eerste plaats was toenmaals

bondskanselier Dr. Seipel, door den kort daarvoor

plaats gehad hebbenden moordaanslag, niet in staat

te Genève te verschijnen; juist hij was echter de

eenigste, die over de noodige autoriteit, ook tegen-

over den Volkenbond, beschikte en in wiens uiteen-

zettingen alleen men onbeperkt vertrouwen zou hebben

gesteld. In de tweede plaats was de crisis in Oostenrijk

toen op haar hoogtepunt en juist in volkenbonds-

kringen was het mede één der voornaamste wenschen,

niet op het toenmalig oogenblik, waarop zich de

afloop dezer crisis geenszins liet voorspellen of ook
maar eenigszins afteekende, reeds een definitieve
beslissing ten aanzien van de wenschen van Oostenrijk
te nemen. De derde reden was tenslotte deze, dat

men blijkbaar bij den Volkenbond den indruk gekregen
had, dat het door alle betrokkenen voorgelegde
materiaai niet volledig, doch aan een onderzoek

ter plaatse ernstig de voorkeur te geven was. Der-
halve werd besloten midden Augustus een uit vijf

leden bestaande ‘commissie naar Weenen te zenden,
welke, uitsluitend als commissie van deskundigen

gedacht, aldaar de toestanden eenerzijds zou be-

studeeren, anderzijds – en wel hoofdzakelijk – een
aantal rapporten van deskundige zijde in ontvangst
zou nemen en tot grondslag van een.eigen memorandum

voor de volledige zitting van den Volkenbond ‘maken.
De commissie van vijf zou derhalve uitsluitend een
onderzoek instellen,
terwijl
door haar geenerlei
besluiten zouden worden genomen. Gelijk bekend ving
het

onderzoek later aan dan oorspronkelijk in de
bedoeling lag en was de commissie eerst tegen midden
September, na het houden van talrijke conferenties

en het ontvangen van belangrijke memoranda, in
staat zich weder naar Genève te begeven om te
rapporteeren, zonder van te voren op een of andere
wijze, officieel of officieus haar standpunt aan de
Oostenrjksche regeering of in het openbaar te hebben kenbaar gemaakt.

De wenschen der Oostenrjksche regeering, in het
voorjaar van 1924 te Genève uiteengezet, hadden zich
in hoofdzaak op twee punten geconcentreerd. In de
eerste plaats hierop, dat de normale begrooting, d.w.z.
het maximum van ontvangsten en uitgaven, in af-
wijking van het oorspronkelijk plan van Genève van
350 tot 530 millioen goudkronen zou worden verhoogd
en in de tweede plaats, dat de te weinig verbruikte
credieten, de zgn. credietreliquaten, die in het buiten-
land tegen een zeer geringe rentevergoeding waren
uitgezet op de een of andere
wijze
ter beschikking
zouden worden gesteld van de Oostenrjksche volks-
huishouding, welke onder de grootste credietnood leed.
De bedenkingen,’ die men
indertijd tegen dit verlangen
heeft ingebracht, laten zich het best in drie punten
samenvatten. In de eerste plaats had men niet vol-
doende zekerheid, of de Oostenrijksehe ‘volkshuishou-
ding, die juist uit een zware crisis kwam, resp. zich
nog daarin bevond, genoeg draagkracht zou hebben
om op den duur de betrekkelijk zeer hooge belasting
met 530 millioen goudkronen per jaar, die de staats-

huishouding volgens de nieuwe plannen eischt, te
dragen. Deze vraag werd nog daardoor gecompliceerd,
dat de Oostenrijksche Regeering zich er niet
onomwonden over had uitgesproken en schijnbaar
de
mogelijkheid
nog niet wilde uitschakelen, buiten
de reeds vermelde loopende uitgaven op de begrooting
eventueel kapitaalsuitgaven op te voeren en het
budget daardoor nog meer te belasten. Het kwam
er dus in de eerste plaats op aan, een zoo hecht
mogelijken grondslag voor de vaststelling van de
uitgaven te verkrijgen, welke de Oostenrijksche volks-
huishouding, zonder duurzame schade aan haar pro-
ductieve kracht toe te brengen, in staat was te dragen,

866

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 October 1924
ook in geval zij ander zekere schokken zou lijden.

De tweede
vraag,
ni. de belegging der crediet-

reliquaten, was eigenlijk van wezenlijk minder betee-

kenis. Van de totale, tot op heden bespaarde crediet-

reliquaten ter hoogte van ongeveer 200 millioen

goudkronen, was in den loop der crisis toch reeds de

helft, via de Centrale l3ank als trustee, met toe-

stemming van den Commissaris-Generaal aan

de

Oostenrijksche volksliuishouding in den vorm van

korte valutacredieten ter beschikking gesteld. Het

ging in de eerste plaats hierom, dat deze maatregel

achterna werd goedgekeurd en deze nu eenmaal voor

de credietbehoeften van het bedrijfsleven be-

schikbaar gestelde sommen niet al te plotseling of,

zoo
mogelijk,
binnen afzienbaren tijd in het geheel

niet uit het. Oostenrijksche bedrijfsleven zouden wor-

den teruggetrokken.
Bij
deze overschotten gaat het

dus niet om, een al te ontzaglijke som, doch veel-

eer hierom, of eventueel vrijgekomen credieten
in de toekomst ook niet direct productieve belegging
in Oostenrijk zouden kunnen vinden. De taak, welke

de commissie van deskundigen hier had op te lossen,
was eigenlijk tweevoudig, ni. in de eerste plaats te onder-

zoeken, of de aanwending der overschotten in Oos-
tenrijk zelf, en wel in het particuliere bedrijf, zoo

weinig risico opleverde, dat men aan haar ook cle voor-

keur zou geven boven de veilige, doch slechts een

lage rente dragende belegging in het buitenland en
in de tweede plaats, of niet misschien een andere

credietgrondslag voor de Oostenrjksche volkshuis-
houding door uitgifte van een volkenbondsieening,

en wel ditmaal voor zuiver productieve doeleinden,

mogelijk zou zijn. De derde beslissing, aie in samen-
hang met deze vraag genomen moest worden, kon

weliswaar slechts door den Volkenhond zelf genomen
worden, nl. of de aanwending der credietrestanten
voor het particuliere bedrijf in juridisch opzicht niet

in tegenspraak was met de toezeggingen, indertijd

aan de inschrijvers op de leening gedaan.
Het materiaal, dat haar in staat stelde deze vragen
te onderzoeken. ontving de commissie van deskundi-gen ten deele door een mondelinge ondervraging van

een aantal personen, waarvan het resultaat echter
officieel nimmer werd medegedeeld, grootendeels

echter üit zes memoranda, waarvan drie van of fi-
cieele zijde• ni. door het Ministerie van Financien,

het Commissariaat-Generaal en de Centrale Bank
werden verstrekt, drie daarentegen door de verbonden

van arbeiders, industrieelen en banken.
* *
*

In de eerste plaats moet hier wel de uiteenzetting
vermeld worden, die de Minister van Financien, Dr.

Kienböck, den 23sten Augustus, in een persconferentie,
over den algemeenen economischen toestand en in
het bijzonder over de staatsfinancien heeft gegeven,

blijkbaar met de bedoeling daarmede
zijn
standpunt

over den toestand van Oostenrijk, dat hij tegenover

de volkenbondsgedelegeerden dacht in te nemen, in
het openbaar kenbaar te maken. Het meest karak-
teristieke van dit exposé is wel een groot, – om niet te zeggen al te groot optimisme. De minister begon

ermede te herhalen wat Oostenrijk eigenlijk verlangt,
nI. een normale begrooting met een cijfer van
533 millioen goudkronen aan ontvangsten en van
520 millioen aan uitgaven. Twee vragen dienden nu
te worden onderzocht. In de eerste plaats, of ondanks
economische crisis en eventueele, verdere tegenslagen

dit cijfer der ontvangsten voortaan zou kunnen wor-
den bereikt en in de tweede plaats, of de uitgaven

misschien niet hooger zouden
zijn
dan hier geraamd.

Wat de ontvangsten betreft, deze waren in de eerste zes
maanden van 1924 tot dusverre de volgende geweest:
uit directe belastingen 1543 milliard, invoerrechten

724 milliard, verbruiksbelastingen 471 milliard, tariefs-
en omzetbelastingen meer dan 1644 milliard, alles bij
elkander meer dan 4434 milliard in een half jaar.
Daarbij kwam nog, dat de voor rente en aflossing

der volkenbondsleening gereserveerde ontvangsten

aanzienlijke overschotten boven de voor dit doel be-noodigde bedragen opleverden. In het eerste halfjaar

van 1924 had de Oostenrjksehe Regeering alles bij-

eengenomen slechts 46 milliard uit het volkenbonds-
crediet tot dekking harer behoeften opgenomen. Ook
aan den uitgavenkant was de toestand beslist gunstig.

De nieuwe wet inzake de verdeeling der afdrachten

zou in de komende drie jaren de begrooting met een
Y2 hillioen per jaar ontlasten. De hervorming van

de Bundeshahnen maakte beslist gunstige vorderingen.

In het jaar 1923 hadden deze nog een
bijslag
van

530 milliard noodig gehad, die in 1925 wellicht ge-

heel verdwenen zou zijn. Hierbij diende er aan te

worden gedacht, dat reeds thans van de ontvangsten
bijna 200 milliard. per jaar voor
,
doeleinden worden

aangewend, die men slechts als kapitaalsuitgaven kon

omschrijven. Ook de verlaging van het aantal

ambtenaren was zoo ver gevorderd, dat reeds een aantal

van 79144 was ontslagen. Alles
bijeen
genomen kon
gezegd worden, dat de begrooting voor 1925 welis-
waar een tekort van 582 milliard zou aanwijzen, doch

dat dit in overwegenden omvang zuiver voor
kapitaalsdoeleinden en verbeteringen zou worden

aangewend en dat, wanneer men deze laatste streng

van de andere uitgaven scheidde, de begrooting voor
1925 waarschijnlijk het volgende beeld zou vertootien:

uitgaven 516 milhioen goudki-onen, ontvangsten 536
millioen goudkronen. Het vermelde bedrag voor ka-

pitaalsdoeleinden zou met gemak uit een deel der

reliquten van het volkenbondscrediet gedekt kunnen

worden.

Daartegenover staat het negentiende rapport van

den Commissaris-Generaal, die een veel pessimistischer
standpunt inneemt. Er valt volgens hem eerder een
neiging. tot vergrooting dan tot verkleining van het
tekort waar te nemen. Dit is te hedenkelijker, omdat

men in een ernstigen crisistijd leeft, waarin men
reeds uit dé primitiefste voorzichtigheidsoverwegingen
met achteruitgang der inkomsten rekening moet

houden. Men zou hieruit echter niet de noodige

consequenties getrokken hebben. Nog voor de aan-
komst der Volkenbondsgedelegeerden had men een
nieuwe salarisregeling voor de ambtenaren vastge-

steld, die de staatsfinanciën natuurlijk ten zeerste
zou belasten en die voor de verschillende groepen

salarisverhoogingen van 10-100 pOt. inhoudt. De
voor deze nieuwe regeling benoodigde bedragen zou-
den wellicht de 62 millioen goudkronen nog over-
treffen, waarmede deze post in het gewenschte nor-
maal-budget van 520 millioen goudkronen door de

Oostenrjksche Regeering was vastgesteld. Daarbij kwam
dan nog de verhooging van de salarissen der beambten
van de Bundesbahnen, die, in laatstgenoemd bedrag
niet begrepen, bij de uitgaven der spoorwegen moesten
worden geteld. Met de personeelvermindering was de

Oostenrijksche regeering ongeyeer 32.000 ambte-
naren ten achter. Gunstiger stond het slechts met
de opbrengst van de als zekerheidsstélling voor de
volkenbondsleening aangewezen bronnen van in-
komsten, welke bij voortduring stabiele, tegen het

einde van het eerste halfjaar zelfs nog
stijgende
op-

brengsten vertoonden. Oostenrijk maakt tegenwoordig
een zware crediet- en financieele crisis door. De cir-
culatiebank had in deze crisis zeer ruime credieten
verleend, zoodat de metaaldekking van 57 pCt. aan
het begin van het jaar tot 38 pCt. op 15 Juii was ver-
minderd. Ook de verhoogingen van den rentevoet
waren onvoldoende geweest en om de waardevastheid
van de Oostenrijksche Kroon onder alle omstandig-
heden te handhaven, moest de Bank zich sterker en
meer onverzoenlijk in haar geldpolitiek toonen en
een onverbiddelijke beperking van de wisselportefeuille
doorzetten. Om de waarde van de Kroon te hand-
haven moest men een verhooging van de metaaldekking
systematisch doen plaats vinden. Tot vermindering van de geldschaarschte zoudenvooral ook de bank-

1 October 1924

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

867

instellingen zelf moeten bijdragen, doordat zij door

een voldoende verhooging der depositorente alle, waar
ook beschikbare kapitalen zouden aantrekken. Tegen

het plan, een geldcentrale op te richten, deelde de

Commissaris-Generaal mede, zeer krachtig te zijn

opgetreden, omdat deelneming van den Staat hierin
ontoelaatbaar en het verkrijgen van nieuwe middelen

voor het land op deze wijze onmogelijk was. :De

toestand in de industrie was niet geheel duidelijk;
al nam het aantal werkloozen af en hadden zich de
cijfers der handelsstatistiek verbeterd, toch waren

afzetmoeilijkheden ongetwijfeld aanwezig. Drie dingen

verzwakten vooral het concurrentievermogen van de
industrie: de groote geldduurte, de onjuiste omzet-

belastingen en ten ten slotte de sociale wetgeving,

die de productiekosten zeer verhoogde en een voor het bedrijfsleven bijna reeds
ondraaglijke
belasting
beteekeode. Iedere voorspelling over de ontwikkeling

van het bedrijfsleven in de eerstvolgende maanden

kon daarom slechts onder het allergrootste voorbehoud

wôrden gedaan. Hiermede zou men onvoorwaardelijk
rekening dienen te hbuden, wanneer men het probleem
onder de oogen wilde zien, op welke
wijze
een
blijvende
stabiliteit van de Oostenrijksche begrooting onder alle omstandigheden verzekerd zou kunnen worden.

Gelijk bekend, heeft de President van de Oosten-
rjksche Nationale Bank, Dr. Reisch, zich tegen enkele

opmerkingen van den Commissaris-Generaal zeer
krachtig verzet.
Hij
heeft bovendien daarna nog
mondeling voor de volkenbondsdelegatie zijn staid-
punt nader omschreven. Thans wordt in de eerste
plaats het verweer van den Bankpresident tegen
het rapport van Mr. Zimmerman weergegeven, welk
verweer in wezen ook een uiteenzetting van den
economischen en geidpolitieken toestand in Oostenrijk
is. Dr. Reisch noemt het in de eerste.plaats een der
voornaamste verdienstefl van het optreden der
Nationale Bank, dat zonder haar met opoffering
gepaard gaand
ingrijpen
de crisis ongetwijfeld een
zoodanig verloop zou hebben genomen, dat de geheele
volkshuishouding en daarmede het geheele herstelwerk
in zeer ernstigen omvang gevaar zouden hebben
geloopen. De steunacties van de Nationale l3ank
hadden bovendien op zoodanige
wijze
plaats gevonden,
dat de koers van de Kroon niet in het minst heeft
geleden en ook verder geheel stabiel is gebleven,
zoodat het
ingrijpen,
onder de moeilijkste omstandig-
heden doorgevoeid,.ongetwijfeld een veel vriendelijker

oordeel verdiende dan dat van den Commissaris-
Generaal. Niemand twijfelde aan de handhaving van
de stabiliteit der Oostenrjksche Kroon en hoogstens
zou het rapport van den Commissaris-Generaal
eventueel van kwaadwilligen kant voor een speculatie

tegen de Kroon kunnen worden aangewend. Doch
ook theoretisch zouden enkele opvattingen van den
Commissaris-Generaal niet geheel vol te houden zijn.
De metaalvoorraad der Bank was wel teruggeloopen,
doch deze achteruitgang was in veel grooteren om-
vang een relatieve, gevolg van sterke vermeerdering

van de circulatie, dan een absolute; bovendien is
een metaaivoorraad niet als vogelverschrikker aan-
wezig, doch om hem zoo noodig tot handhaving
der stabiliteit van de waarde van het geld aan te
wenden. Dat de Centrale Bank dit met veel beleid
heeft gedaan zou bewezen worden door het stabiel
blijven van de Kroon, ondanks achteruitgang der
metaaldekking. Iedere theoreticus weet, dat een enge
samenhang tusschen procentueele hoogte der metaal-
dekking en stabiliteit van een muntstelsel niet kan
worden geconstrueerd. Bovendien bedroeg de dekking
van de circulatie, wanneer men,
gelijk
de statuten
voorschrijven, eerst de schuld van den Staat aan de
Bank van de totale circulatie aftrok, niet 38 doch
meer dan 51 pCt., inplaats van het door de Statuten
voorgeschreven minimum van 20 pCt. De Bank zou
haar metaalvoorraad natuurlijk met alle middelen
verdedigen en evenmin een te ruime hand hebben in

de credietverleening als tot dusverre het geval was

geweest; voor de vervulling van deze taak had ze

echter de van inzicht getuigende medewerking van
alle daartoe geroepenen noodig.

Aan deze fundamenteele opvatting over de onvoor-
waardelijke stabiliteit van het Oostenrijksche geld-

wezen heeft de President van de Nationale l3ank in

zijn mededeeling aan de volkenbondscommissie slechts
weinig toegevoegd. De Cejfitrale Bank had op den
12den Augustus haar rentevoet opnieuw, en ditmaal

met 3 pCt., van 12 tot 15 pCt. verhoogd; hiermede
had
zij
wel haar Wil tot een zeer rigoreuze politiek
getoond, die nog door verdere strenge maatregelen
op het gebied der disconteering zou worden aange-

vuld. De door de verhooging der bankrente in het

leven geroepen verhooging van cle d.epositorente bij
de particuliere banken tot 12 pCt. zou ongetwijfeld

er veel toe bijdragen, alle in het land beschikbare
kapitalen aan te trekken. De bankcrisis was volgens

Dr. Reisch in hoofdzaak voorbij en doorstaan, zonder
onherstelbare schade te hebben aangericht; wat het
geldwezen en de kwestie der circulatiebank betrof, kon

men vol vertrouwen de toekomst tegemoet zien.

(Slot volgt).

Dr.
RIOHARD
Knasoi
AOL.

AANTEEKEN INGEN.

De Kaap-Kairo-Spoorweg.
– De Engel-
schen hebben altijd begrepen en toegepast, dat de
manier om een gebied onder den duim te krijgen en
te houden is om er een spoorweg in aan te leggen.
Toen Kitche.i:ier de Soeclan veroverde volgde de loco-
motief hem om zoo te zeggen op den voet. Ook aaii

de andere zijde van den equator hadden de makers
van Britsch gebied cle beteekenis van de spoorlijn
ingezien.

Het past volkomen in het kader van de tentoon-
stelling te
We?nbley,
belangstelling te wekken voor
de g.roote Britsche verbindingsljn door Afrika en zoo
vond men daar dan ook een uitstalling geheel aan de
,,Cape to Cairo”-baan gewijd. De recente bijzonder-
heden, aldaar verzameld, geven stof voor deze aan-
teekening.

Wie zich voor het eerst het denkbeeld gevormd
heeft van deze verbinding, die Afrika in longitu-
dinale richbing moet •doorsnijden, is moeilijk vast te
stellen. Cecil Rhodes heeft er
iicjll
sedert 1887 mee
bezig gehouden en daarbij vooral medewerking gehad
van den bekenden Sir Harry Johnston, van den inge-
nieur Sir Charles Metcalfe en den geldman Alfred
Beit. Destijds was reeds een spoorweg tot stand ge-
komen van Kaapstad naar de diamantvelden, ofschoon
Kimberley eerst in 1894 werd bereikt. Van hier werd
de
lijn
naar Rhodesia voortgezet, waar de spoorweg
bij de Victoria-vallen dan oever van de Zambesi-
rivier bereikt. In de
nabijheid
dier vallen werd een
brug gebouwd. Rhodes had er zelf eens poëtisch van
gezegd, dat ,,het schuim van het water over de va-
gens moest stuiven”. Maar zelf heeft hij deze sensa-
tie niet kunnen beleven, want bij zijn dood in 1902
was •de brug nog niet gereed. Trouwens ook het
,,schuim” heeft Rhodes alleen maar in zijn phantasie
gezien, want op reis naar de Victoria-vallen werd hij
door malaria overvallen en moest terugkeeren, zon-
der den Zambesi-oever te hebben bereikt.
Ook toen de spoorlijn reeds zoo ver gekomen was
werd het denkbeeld, de baan tot aan den Nijl voort
te zetten, nog door velen onuitvoerbaar geacht. Te-
vergeefs had Rhodes gepoogd financieele medewer-
king van de regeering te verkrijgen om den aanleg
tot aan het Tanganyika-meer te verzekeren. Daarop
volgde zijn bekende bezoek aan keizer Wilhelm te
Berlijn, hetwelk evenwel geen resultaten heeft opge-
leverd. De moeilijkheid bestond, voor den spoorweg
op geschikte wijze verbinding te
verkrijgen
tusschen
het Britsche gebied Zuidelijk en Noordelijk van den

equator. Het destijds nog Duitsche Oost-Afrika en de
Belgische Congo scheidden deze beide gebieden De

868

ECONOMISCH.STATISTISCHE BERICHTÈN

1
October 1924

lood- en zinkmijneu van Broken Hill in Noordelijk
Rhodesia ihadden het mogelijk gemaakt, de spoorlijn

verder door te trekken. Daarmee was Katanga, het
aangrenzende gebied van de Belgische Congo, dicht

genaderd. Een afvoerweg kwam voor dit gebied, waar-
in rijke kopermijnen gelegen zijn, goed van pas. In

samenwerking met België werd er daarom toe over-
gegaan den spoorweg, mèt opoffering van de Noor-
delijke richting, naar Bukama, aan de Lualaba-rivier

(Boven-Congo) voort te zetten. Hier is het eindpunt
van dén spoorweg, die vanaf Kaapstad een lengte

heeft van ruim 2600 Engelsche
mijl.

Langs de Congo-rivier kan de reis’ worden voort-
gezet. De rivier is bevaarbaar, met onderbreking op
een tweetal plaatsen, alwaar spoorlijntjes bestaan.

Aldus wordt Stanleyville, gelegen ter plaatse waar

de rivier zich Wëstwaarts ombuigt, bereikt. Maar om

aan te sluiten bij de in de Soedan bestaande verkeers-

wegen moet de reiziger zioh naar het Oosten wenden.

Hij vindt een goed onderhouden anto’mobielweg die
van Stanleyville’ naar Mahagi aan het Albertmeer
voert. Het Albertmeer behoort reeds tot het stroom-

gebied van den Nijl. 1-her zijn wij ‘weer in Britsch
gebied, met name het Uganda-protectoraat, doch per

spoor is ‘dit gewest nog niet met het Noorden (Egypte)

verbonden.
Van Mahagi is dé rivier stroomafwaarts bevaarbaar
tot Nimule; juist aan de grens van Ugan.da en Soe-
dan. Het hierop volgen.d gedeelte van den Nijl tot

Rejaf is niet te gebruiken, maar ook hier bestaat
– zij het op •eenigen afstand van de rivier – een
automobielweg. Op het Nijitraject van Rejaf naar

Khartoem wordt door hët Soedan’eesche gouvernement

een geregelide stoombootdienst onderhouden. Reeds
p aanzienlijken afstand Zuidelijk van Khartoem kan
op den spoorweg worden overgegaan, want bij Rabak
ligt over den Nijl een spoorbrug. Deze brug maakt
deel uit van de lijn die’ beginnende in Khartoem den

Blauwen Nijl (Abyssinische tak) volgt tot Sennar,
zich daar ombuigt en na den (Witten) Nijl te hebben
gékruist in Westelijke richting doorloopt tot El Obeid.
Vanaf het hiervoren genoemde Rabak,’ tot aan de

grens van Egypte, bestaat aaneengesloten spoorweg-

verbinding. Van deze grens tot Assuan (Shelial) vindt
men alleen verbinding over den Nijl, msar verder,
tot aan Kairo, heeft de reiziger de keuze tussehen
deNijibooten van Thomas Cook & Son of den Egyp-
t schen Staatsspooiweg.
Op weinig gedeelten na bestaat dus eigenlijk reeds

een min of meer geregelde route tusschen de beide
plaatsen, welke Bihodes als eindpunten van zijn spoor-
weg heeft gedacht. Een .,Cape to Cairo Railway” is
het echter nog in ‘het geheel niet. Hoogstens een ‘on-
dernemend tourist, die over veel tijd en geld beschikt,
zal deze reis beginnen. Als doorgaande transport-
weg kan het traject natuurlijk niet in aanmerking
komen. Maar terwille van het denkbeeld is er ,reeds
iets mee bereikt, dat een• Kaap-Kairo
route
bestaat.

Tordt
voorshands in dezen vorm de belangstelling
wakker gehouden, dan zal wellicht later zich nog de
gelegenheid voordoen om de verbinding op een wijze
tot stand te brengen, die meer in overeenstemming is
met hetgeen de oorspronkelijke ontwerpers ,zich heb-
ben voorgesteld.
Want toen eenmaal bij gebrek aan andere mogelijk-
hei’d de spoorweg ‘in niet-Britsch. gebied voortgezet werd, yerloor het plan veel van zijn beteekenis. Vol-
gens den wensch van Rhodes moest ‘de lijn natuurlijk
,.all-British” zijn, ruggegraat van een Britsoh-Afri-
kaansch gebi.ed, zich uitstrekkende van Zuid naar Noord. Het vredesverdrag van Versailles heeft het
hiaat in dit Bnitsche gebied aangevuld. Het vroegere

Duitsch Oost-Afrika is namelijk Brtsch mandaatge-
bied geworden, het draagt thans den naam van Tanga-
nyika Territory. Een tegenvaller daarentegen is, dat
Engeland aan Egypte vrije hand heeft moeten geven,
waarbij nu ôok nog de moeilijkheden in de. Soedan
komen.

De Kaap-Kairo-route via de Congo.

Spoorweg -; Meren en rivieren
…o;
Autoweg

In Tanganyika Territory bevindt zich een spoor-
weg van Dar-es-Salaam, aan den Indischen Oceaan,

naar het Tan.ganyika-meer. Vanaf Tabora, halverwege
deze
lijn
gelegen, waren de Duitschers bezig een zij-
lijn te bouwen in de richting van ‘het Victoria Nyanza
(meer), aan de grens van Uganda. De Engelschen
schijnen voornemens te zijn dit traject te voltooien,
tenminste in 1920 kwamen zij met België dat van
de vroegere Duitsche kolonie een gedeelte Noordoos-
telijk van het Tanganyika-meer gekregen heeft – een
grensverandering overeen, met het oog op den bouw
van dezen spoorweg.

Maar behalve de ontbrekende gedeelten ten Noor-
den van den equator zal er dan nog in een verbinding
van Tabora met den spoorweg in ‘Rhodesia (Broken
1-hi11) zijn te voorzien en zoolang economische rede-
nen daar geen aanleiding toe geven, zal er wel geen
geld gevonden worden om daattoe te kunnen over-

1 October 1924

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

gaan, zoodat, al bestaat thans een aaneengesloten
Britsch gebied in Afrika, het nog wel geruimen tijd

zal duren, alvorens de ,,Cape to Cairo Railway” vol-
tooid wordt. – G. E. H.

Nationale Bank.van Hongarije.

On-

der do in dit nummer voorkomende, driemaandelijks

gepubliceerde bankstaten, treft men een overzicht aan

van de weekstaten, door de Nationale Bank van Hon-

garije gedurende het eerste kwartaal harer werkzaam-
heden gepubliceerd.

Gelijk bekend trad dit nieuwe instituut einde Juni

1924 in werking,.met ingang van wolken termijn hot
,,Nationaie Bureau voor de Biljettenuitgifte in het Ko-

ninkrijk Hongarije” krachten.s art. 2 van de bankwet

in liquidatie trad. De door dit instituut uitgegeven

biljetten en de daarbij onderhouden tegoeden kwamen
tea laste van de nieuwe bank, die als tegenwaarde

daarvoor de wisselportefeuille van het Bureau, voor

zoover voldoende aan de in de statuten der Bank ge-stelde eischen, ontving, benevens den goudvoorraad,

de deviezen eii het buitenlandsche geld, voor zoovr
deze waarden niet ter dekking van do verplichtingen
der deviezencentrale, eveneens in liquidati getreden

met. het in werking treden van de nieuwe bank, noo

dig waren.
Ter dekking van een ev. nadeelig verschil zouden
nog andere activa worden overgedragen en mochten
deze, niet voldoende zijn, dan zal de Staat voor het ontbrekende bedrag een schuidbekentenis afgeven.
Voor zoover de :aan de •Bank over te dragen activa

van het emissie-instituut bestaan uit:

Voorschot;te.n aan den Staat,. krachtens een wet

ver] eend;
Schatkistbiljetten, door genoemd instituut uit

de liquidatie dat Oosteurijksch

Hongaarsche Bank
ontvangen;
Biljetten der Oostenrjksch-Hongaarsche Bank,
en van de. Koninklijke Elongaarsche Pos’tspaarkas,
ingelost door het emissie-instituut;
zijn zij omgezet in een schuld van den Staat aan de
Bank, voor welker totaalbedrag de eerste een schuld-
bekentenis heeft afgegeven, zooals uit de weeksta-
ten blijkt ter grootte van 1980 milliard Kronen.
Overigens schrijft art. 50 der statuten voor, dat
de Staat, de provincies en de gemeenten op geenerlei
wije, direct noch indirect, bedragen bij de Bank mo-
gen opnemen, zonder tegelijkertijd de ‘tegenwaarde der
ontvangen biljetten in goud of in deviezen beschik-
baar te stellen. De Bank is verplicht een goudvoor-
raad te vormen, die haar in staat stelt de biljetten
‘tegen goud in te wisselen, zoodra een nieuwe waar-
deverhouding tusschen de papieren’ kroon en het goud

zal
zijn
vastgesteld en de schuld van den Staat aan
de Bank tot 30 millioen goudkroneu zal zijn geredu-

ceerd.
Tot dat tijdstip en vanaf het voistorten van het
kapitaal gelden do volgende dekkingsbepalingen (art.

S5 der statuten)
Gedurende de eerste vijf jaren. moet de voor dek-
king dienende metaalvoorraad der B’ank minstens
20 pOt. bedragen van de som der fiduciaire circula-
tie en de direct opeisclibare verplichtingen, doch on-
der aftrek van de hierboven genoemde vordering op
den Staat. Gedurende de volgende vijf jaren moet zij
minimaal 24 pOt., in de daarop volgende vijf 28 pOt.
en ‘daarna 33% pOt. zijn; vreemd geld en deviezen (w.o.
tegoed in het buitenland) kunnen tot den metaalvoor-raad der Bank gerekend worden.

Om, totdat een wettelijke verhouding tusschen pa-
pier en goud zal zijn vastgesteld, de verhouding tus-
schen circulatie en dekking te bepalen, zal de waarde
van den metaalvoorraad, het vreemde geld en de de-viezen op het einde van ieder kwartaal voor het vol-
gende worden vastgesteld, op grond van de gemiddelde
koersen ter beurze van Boedapest gedurende de voor-afgaande veertien dagen.

In dit verband mogen tot het v:reemde geld of de

deviezen worden gerekend alle bedragen, luidende in.
een geidsoort, welker ‘ waarde niet aan buitengewone
schommelingen onderhevi.g is, welke betaalbaar zijn

op de voornaamste bankplaatsen van Europa en Ame-

rika, terwijl eventueele desbetreffende stukken. de
haridteekening moeten dragen van een bank van on-
betwistbare solvabilitei t.

Tot aan het herstel der inwisselbaarheid moet
steeds een bedrag van 25 millioen goudkronen in te-
goed en stukken, betaalbaar in de voorn.amâte bank-

p]aatsen van Europa en Amerika, aanwezig zijn, wellc

bedrag niet kan worden verminderd dan met toestem-
ming van minstens 8 leden en den Pre’sident van den

met’ dezen laatste 14 leden ‘teilenden Oonseil van de
Bank.

Gelijk de ontwrpeu nieuwe Duitselie Ri,jksbank
kent de Hongaarsche een progressieve biljettenbelas-
ting, wanneer de dekking beneden het in de statuten
genoemde minimum komt.
Zij
zal gelijk zijn aan het’
op het oogenblik der overschrijding geldende disconto,
vermeerderd met:

1 pOt., indien dg dekking beneden de 20 pOt.

(resp. 24, 28 of 33% pOt.) is, doch boven de 18 pOt.
(resp. 22, 25Y of 30 pOt.);

1Y2 pOt. meer voor iedere 2 pOt. of gedeelte
daarvan, die het verschil tusschen 18 pOt. (22, 253′
of 30 pOt.) en de
werkelijke
dekking bedraagt, indien
deze laatste beneden 18 pOt. (22, 25, 30 pOt.) is
gedaald.

De belasting mag nimmer minder bedragen dan
5 pOt.

Na de hervatting van de inwisseling der biljetten
in goud moeten biljetten, en daeljk opeischbaro ver-plichtingen voor minstens 33% pCt. gedekt
zijn
door
de boven omschreven activa. In deze omstandigheden
wordt biljettenbelasting betaald, wanneer de dekking
beneden 40 pOt. daalt en w’el 1V2 pOt. boven het gel-
dende di.sconto, wanneer de dekking meer dan 33%

doch minder dan 40 pOt. bedraagt en verder. 14 pOt.
voor iedere 3 pOt. of gedeelte daarvan, waarmede de’
daling zich beneden de 33% pOt, voortzet. Minder dan
5 pOt. mag ook in dit geval cle belasting niet be-
dragen.

Gemiddeld uurinlcomen van metaal-
arbeiders te Amsterdam, Rotterdam en
S
c h i e da ?n.. –
Volgens ,,Mededeelingen No. 18″
van 1’et Normalisatie-Bureau voor Arbeidszaken in de

Metaalnijverheid werden te Rotterdam, Schiedam en
Amsterdam, vormende de eerste gemeentekiasse vol-gens de Landelijke Regeling van den Metaalbond van
Januari 1923, de volgende gemiddelde uurinkomens
verdiend op de aangegeven data:

Vakgroepen

1921

1922

1

1923

1

1924

1
1JulilJan.iiiuiiiian.Iiiuii
1
Jan.11 Juli

Geschoolden

88

86’78

74

71′

68

64
Geoefenden……
81

79

71

67

64

61

57
Ongeschoolden

69

68

61

57

54

49. 48

Werkzaam waren in deze gemeenteklasse op 1 Juli
1.924 11.285 werklieden, waarvan 5524 geschoolden,
3133 geoefenden en 2628 ongeschoolden.

Het aandeel v a n vreemde schepen in
denim- en export der Vereenigde Sta-
t e n.
In verband met de voortdurende pogingen,
welke in de V. S. worden aangewend, een eigen han-
delsvloot te scheppen, is de mededeeling van het
Department of Oom’merce te Washington van be-

lang, dat in het jaar, loopende van 1 Juli 1923
tot 30 Juni 1924, naar de waarde 67 pOt. van het
goedei’euverkeer tusschen de V. S. en het buitenland
in vreemde schepen plaats vond. De volgende tabel
geeft de waarde der door de schepen van verschillende
nationaliteiten in de fiscale jaren 1922123 en 1923/24
(1 Juli-30 Juni) vervoerde hoeveelheden
bij
in- en
uitvoer:

870

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 October 1924

Nationahteit
Invoer
.

(fl
1000 $)
Uitvoer
(in 1000 $)

1922123
1923124
1922123
1923124

Belgische
8.854
9.573
27,640
35.542
1.223.303
1.080.262 1.178.650 1.234.031
Deensche …….
61.i45
58.387 68.449
Nederlandsche.
113.549
95.588 87.300
95.931

Britsche ……..

141.028
107.664 98.685

.77.520

74.737 72.053 134.240
Fransche

…….146.062
Duitsche ……..45.906
Italiaansche..
54.730
61.392
100.956 103.969
Japansche
234.760 236.318
146.284
167.180
Noorsche …….
228.650
196.224 127.619
116.364
Spaansche
. .
14.591
20.948 54.635 60.129

Zweedsehe
30.283

.

35.545
38.866 46.327
Overige ………
51.741
53.540
36.590 52.288

12.229.948 12,066.817 12.036.641 12.213.136

N.
V. W
o 1 b a as ic.
– inzake de oprichting dezer

bank
deelt een officieel communiqué het vo]geride

mede:

Zooa1s beked, is Amsterdam. in de laatste jaren –
mede in verband met de vestiging van verschillende bui-
tenlandsche volfirma’s – een belangrijk financieel cen-
trum voor den Wolhandel geworden.
De internationale Wolhandel heeft dooi- het feit, (lat de
textielindustrie groote faciliteiten van hen vraagt, be-
hoef te aan zeer belangrijke credieten, speciaal remhours-
creclieten.
Wil Amsterdam de plaats, die het thans inneemt, be-
houden, zoo dient er voor gezorgd, dat de Wolhandel en
de textielnijverheid via Amsterdam kunnen finan eieren.
De praotijk heeft uitgewezen, dat het aanbeveling ver-
dient om een speciaal lichaam te creiiei-en, dat door con-
necties met een groot aantal vooraanstaande banken cii
bankiers de benoodigde credieten kan vei-strekken.
In het begin van het jani

werd opgericht de N.V. Wol-
financierings Mij. door de Rotterdamsche Bankvereen i-
ging, een Engelsche bank en de wolfirma’s Fuhrma.nn &
Co., N.V. Konings Ounther Successeurs en de Woll A. Ci., te Zürich.
Bij deze Mij. waren echter slechts twee des- hier geves-
tigde groote Wolfirma’s betrokken. Als uitvloeisèl van
bovenstaande gedachte, bleek het meer en meer w’enschelijk
alle belangen zooveel mogelijk te concentreeren.
De Nederlandsche Handel Maatschappij, die reeds een
vooraanstaande plaats in de financiering van volzaken
innam; door hare relatie met de Nederlandsche Wol Mij.,
heeft de onderhandelingen geopend teneinde te komen tot
oprichting eener Wolbank.
Deze besprekingen hebben tot het volgende resultaat ge-
leid:
Opgericht wordt de N.V. Wolbauk met een kapitaal van

f
12.000.000 waarvan geplaatst en volgestort f6..000.000. Hierin nemen deel:
Bankiers: Nederi. Handel Mij., Fîope & Co., Lippniann
I{osenthal & Co., De Tweu’tsche Bank, Mendelssohn & Co.,
Amsterdam, l’ierson & Co., Rottei-danische Bankvereeni-
ging, benevens eene Engelsche gi

oep.
Wolhuizen Fuhrmann & Co., Nedei’l. Wol Mij., N.V.
Handel Mij. Königs Günther Succ., Handel Mij. von Gosen
&.
Co., A. en F. Rhodius, WoIl A. G. ZUrich.
Aangezien de oprichters der Wolfinanciering Mij ook
bohooren tot de oprichters der Wolbank werd besloten, dat
de N.V. Wolfinanciering Mij. door statutenwijziging en
kapitaa]svei-grooting als de N.V. Wolhank zal worden ge-
organiseerd.
Eene Engelsche groep, die voor de financiering via Lon-
den aan de Wolfinanciering Mij. groote faciliteiten ve,–
strekte, stelt deze thans ter beschikking der Wolhauk.

ONTVANGEN:

T’erslag van de Commissie van voorlichting inzake
kapitaalsvermeerdering op den voet van artikel 25,
letter C der herziene ordonnantie op de Inkom-

stenbelasting 1920 (Staatsbiad 1921, No. 312).
Weltevreden 1924. Landsdrukkerjj.

De grondslagen der volkshuishoudin.g
door Dr. 0. A.
Verrijn Stuart, Hoogleeraar aan de Rijks-Uni-
versiteit te Utrecht. Tweede herziene druk.
Haarlem 1924. De Erven F. Bohu.

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

N.B.
*S*
beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.

GELDKOERSEN.

BANKDISCONTO’S.

N d jDisc. Wissels. 5
24Jan.’24
Zwits. Nat. Bk. 4
16Juli ’28
BeLBinn.Eff. 524
Jan.’24
N.Bk.v.Denem. 7
17Jan. ’24
Vreh.inR.C. 624
Jan.’24
ZweedscheRbk 51
8Nov. ’23
Javasche Bank . .. 31
1Aug.’09
Bank v.Noorw. 7
9Nov. ’23
Bank van Engeland 4
5Juli ’23
Bk. v. Tsjecho-
Duitsche Rijksbk. 10
29Dec.’23
slowakijë. … 6
27Mei ’24
Bank v. Frankrijk 6
17Jan. ’24
N. Bk.
V.
O’rijk
1512Aug. ’24
Belgische Nat. Bnk. 6
14Feb. ’24 N.
Bk.v.]long.
1218$ept.’24
Fed. Res. Bank N.Y. 3
8Aug.’24
Bank v.ltalië.
5111Juli ’22
Bank van Spanje.. 5 23 Mrt.’23 Z.-Af r.Res.bnk 6

OPEN ILARKT.

Dala
Amsterdam
Londen
Part.
disconto

Berlijn
Part.
Parijs
Part.
N. York
Cali-
Part.
1 Prolon-
disconto
gaf ie
(3 mnd.)
disconto
disc.
money

27 Sept. ’24
41/41)
4
3
11
116
– –
2_

1)
22-27 S. ’24
3%_4
3u
116
.4
– –
15-20 ,, ’24
2
51
8
_41/
4

3_.’
4


“Ta

Ta
.–

2- 8-13 ,, ’24
2

..
2j .3
3

-+4
– –
24-29 S. ’23
311
4
8/
4

»
2
_
3_(


5-11
4

25-30 S. 122
3X-’18

34
2.L_j8


4-5!l
20_24Jli’14
311
4
_31
2_3
2_(
2I/
4
_
2a
1(_25
1)
Noteering van
26
September.

WISSELKOERSEN.

WISSELMARKT.

De daling van den Sterling koers bleef aanvankelijk nog aanhouden. Woensdag ontstond er echter wat meer vraag,
waardoor aan de daling een einde kwam, zoodat verder
meestal omstreeks 11,57 verhandeld werd. Ook Dollars
waren nog al aangeboden; geopend op 2,599/
, werd aan liet
einde der week voor 2,58 verhandeld. Het aanbod voor
Franken was eveneens weder overwegend. Vooral België
was aanvankelijk zeer gedrukt. Later ontstond voor dezen
wissel echter een flink herstel; waarschijnlijk door steun
van de Banque Nationale, zoodat de koers in -twee dagen
weder ca. 3 pCt. verbeterde. Skandinavië flauwer voor
Stockholm, daarentegen beduidend vaster voor Kopenhagen
en Christiania. Zwitserland vrij vast. Spanje gevraagd,
vooral aan het einde der week, waardoor de koers plot-
seling van 34,40 op 35,- kwam. .11uenos-Aires prijshoudend.
Indië opnieuw lager.
27 September 1924.

KOERSEN IN NEDERLAND.

Da
i
t
Londen
*)
Berlijn’
)
Weenen
)
Parijs
)
Brussel
*4)
New
York4)

22 Sept. 1924
11.58
0.614
0.00364
13.75
12.83
2.59k
23

1924
11.554
0.614 0.00364
13.65
12.63
259T’C
24

1924
11.564
0.614.
0.0036*

13.674
12.494
2.58U
25

1924
11.584.
0.614
0.0036*

13.67412.41

2.58+4
26

1924 11.58
0.614
0.00364
1363
12.50
2.58i1
27

,,

1924
11.574
0.614 .0.00364
13.05


Laagsted.w.’
11.55
0.614
0.00364
13.55
2.29
2.58a1
Hoogste,,,,
1

11.594
0.62 0.0037
1380
12.91
2.59k
20 Sept. 1924
11.604 0.62
0.00364
13.80
12.874f
2.60
4

13

,,

1924
11.634
0.62 59.26
0.00364
50.41
14.-
13.05

6

Muntpariteit
12.10
8)

48.-.
48.-
2.48
) INoteering te Amsteraam. ‘) INoteering te Kotterdam.
1)
Particuliere opgave.
2)
Gulden per billioen Mark.
3)
Gulden per 100 Mark.
4)
Noteering van 19 September.
5)
Noteering van
12
September.

D t
a a
Stock-
,’wlm)
Kopen-
hagen)
Chrls-
tianla)
seZ
r
7
sd

4)
Spanje
1)
Batavlai)
telegrafisd,

22 Sept. 1924
69.10 44.25
35.80
49.074
34.30
23

,,

1924
69.05 44.45
35.75
49.10 34.20
9711
4

24

,,

1924
69.024
44.70 35.85 49.25 34.30
25

,,

1924
69.-
44.65
36.05
49.224
34.40
97 97
26

,,

11124
68.95
44.70
36.25
49.274
34.90
97 97*,
27

,,

1924
.68.90
44.75
36.40
49.324
34.90
961.974
L’ste d. w.
1)

68.80 44.20 35.60
49.-
34.15
9671
H’ste

,,

,,

‘)
69.25 44.85
36.35 49.35
35.-
97
20 Sept. 1924
69.20 44.10 35.80 49.15 34.374
97_%
13

,,

1924
69.45 43.90 35.90 49.10
34.424
97._714
Muntpariteit
66.67 66.67 66.07
48.-
48.-
100
4)
Noteering te Amsterdam.
‘1)
Particëliere opgave.

4

1 October 1924

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

871

KOERSEN TE NEW YORK.

Data
1
Cable Lond.

J
(InSi’erC)
1
Cable
Parijs
l(In cls.i,.fr.)

Cable Berlijn
(In
cli
pe,
MilioenMark)I(ln

CoMe
1

Amsterdam
cli.
p. gIJ.)

27 Sept.

1924
4,4650
5,26
2371
8

38,61
Laagste d. week
4,4625
5,26
23
7
1
8

38,55
Hoogste
,,

,,
4,4725
5,31
23
7
1
8

38,64
20 Sept.

1924
4,4662
5,32
237
38,54
13

,,

1924
4,4675
5,37
2371
8

38,36
untpariteit..
4,8667
1

19,30
23,81}

1)
4051t8
p
in ci. per marK.

KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN

Plaatsen en
Landen Noteerings-
1 eenheden
13Sept.
1924
20
Sept.
1924

1
Laagste
l
Hoogste
l

i

22j27
Sept.
1
24
27
Sept.
1924

Alexandri6
._
Piast.p. £
97151
97
15
1
32

9731
9

9791
9751

‘Bangkok
..
Sh. p. tical
1110 1110
1110
1110 1110
B. Aires’)
..
d. p.
$
433/
59

4351
1
I6

43y
4

43i
1
1
Calcutta
… ..
Sh. p. rup.
115151
35

115l
1
1
11591
1/53,. 115
Constantin.
.
Piast.p.g
817k
822h
815
830
822h
Hongkong
..
Sh. p.
$
214131,
6
215
18
1
2/451
8

215
1
1
214291
33

Lissabon’)
..
d. per Mii.
151
9

121133
1
5
18
l”li
o

1s1
Madrid
……
Peset.p.£
33.70
33.721
33.07 33.82 33.23
Mexico
…….
d. per
$
26
26 25
27 26
Milaan
…….
Lires p. £
10151
8

101.775
101.65
102.97′
101.80
Montevideo’)
d. per
$ 4
5
,
1
8

45y,
45 46
45
Montreal
….
$
per £
4.46.
1

4.46k
4.45k
4.4771
8

4471
18
Praag

.


Kr. p. £
14834
149
148
1
1
8

150
14981
9

R.d.Janeiro’)
d. per Mii.
5131
33

53/
9

571,
525132 5191

Shanghai
.-..
Sh. p. taei
31418
314
,11
1,
0
314k
3153
315
Singapore_
id. p.
$
214
3
1
33

214
3
1
33

214
1
1
2145
2/4
8
j
32

Vaiparai80
2
).
peso p. £
41.10
39.60
3
)1
39.60
41.60 40.90
Yokohama
_.
Sh. p. yen
11971
8

1/9191
56

11992

1/9
1j991
1

• roersen oer vooratgaanae aagen.

1)
1
elegransen iransters.

•) 9
U
og.
3)
Noteering van 18 September.

NOTEERING VAN ZILVER.
te Londen

N.York
te Londen N.York
27Sept.

1924- 35

693′

29Sept. 1923..
31
35
1
56

601
20

,,

1924-
34
1
t

69)4

30 Sept. 1922..
3
5
s
18

68
71
8

13

,,

1924….

34i
8
1

69.(

20Juli

1914.
24’51

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 29 Sept.
1924.
Activa.
Binnenl.Wis.(H.-bk.

f

62.493.462,22
sels,Prom.,

B.-bk.

,,

28.816.307,11
enz.in
disc.(Ag.sch.
,,

44.558.496,78

f
135868 266,11
Papier o. h. Buiteni. in disconto
..
… .-. …

Idem eigen portef.
.
f

40.29 7.226,-
Af :Verkochtmaar voor
debk.nognietafge1.


40.297.226,-
Beleeningen
mcl. vrsch.
1
H.-bk.

f
103.196.143,57

in rek..crt.1
B.-bk.

11.270.234,83

op onderp.
Ag.sch.
,,

79.574.882,00

f

194.041.261,30

Op Effecten……
._
f
182.858.697,57
OpGoederenen Spec.

11.182.563,73

194.041.261,30
Voorschotten a. h. Rijk…..
… ………. ..

,,
14.948.469,82
Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud

f

56.241.240,-
Muntmat., Goud

,,
472.849.164,63

f
529.090.404,63
Munt, Zilver, enz..
,,

11.289.710,91 Muntmat. Zilver

,,
Effecten

540.380.115 54

Bel.v.h.Res.fonds
.
f

5.654.114,37
id.van 11
9
v.h. kapit.
,,

3.998.750,68
9.652.865,05
Geb.enMeub.derBank
.. … …

…………
5.212.500,-
Diverse rekeningen

_.
98.815.285,53

f
1.039.215.989,35
Pa.siya.
Kapitaal

.. .
f
20.000.000,-
Reservefonds

………..
5.655.237,53
Bijzondere

reserve
_.. …. … … … ._ … ……

8.235.000,-
Bankbiljetten in Omloop….
…. … … ……
971.710.725,-
Bankassignatiën in omloop…
… .-.
.._…
1.476.965,58
Rek..Cour.
5
Het Rijic
f


saldo’s:

‘1,, Anderen
,,

22.228.900,93
22.228.900,93
Diverse rekeningen
9.909.160,31

f

1.039.215.989,35

Beschikbaar metaalsaldo
.

f
340.711.880,65
Op de ba8is van ‘/

metaaldekking…

,,
141.628.562,85
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is.
,,
1.703.559.400,-

NED. BANK 29 Sept. 1924. Voornaamste posten in 000.

Data
Goud
Zilver
Circulatie
1
opeischb.I
Ischuldenl
Metaal-
saldo
Iklng3
1 perc.

29 Sept.
‘241529.090

11.290
971.711
23.706
340.712
54
22

’24
1
531.511
11.806
948.482 23.059
348.410
56
16

’24
531.511 11.810
967.447
32.771
342.678
54
9

,

’24
531.511
11.642
977.381
39.341
339.210
53
2

’24
531.511
11.739
999.206
45.708
333.669
52
25 Aug. ’24
531.511
12.834
945.735 52.764 343.047
54
18

,,

’24
531.511 11.499
952.934
55.645
340.696
54

1 Oct.’23
581.767 9.605
1.012.454 32.520
381.706
56
2 Oct.

’22
503.859
8.808
1.000.285 41.439 393.605
58
25

JuJi ’14
162.114
8.228
310.437
6.198 43.521
1
)
54

Totaal
Hiervan

Schatkist-
Belêe-
t

Papier
1

0,0
h
Diverse
Data
1
bedrag
promëssen

~
rechtstreek
]

•ningen

1

buiteen
1

reke-
ningen
2)
disconto
5

1

land

29 Sept. 1924
135.868

194.041
40.297 98.815
22

1924 132.721

182.820
45.322
85.378
16

1924
173.414
46.000
157.339
47.608
96.292
9

,,

1924
170.252
44.000
157.657
56.358 103.022
2

1924
166.626
38.000
183.887
58.296 108.120
25 Aug. 1924
129.930

177.296
67.434
108.112
18

,,

1924
69.072

180.707
69.072
110.610

1 Oct.

1923
146.772
7.000
163.682
51.737
108.159
2 Oct.

1922
218.377
64.40Q
134.958
61.647
37.654

25 Juli

1914
67.947 14.300 61.686 20.188
509
1)
Op de basis
van
1/

metaaldekking.
2)
Sluitpost
activa.
STAND
VAN
8$
RIJKS
KAS.

Saldo

bij Nederl. Bank…


Saldo bij betaalmeesters..
f

5.657.597,06

f

4.054.144,99
Voorschotop ult. Aug. 1924
aan de gemeenten op
voor haar door Rijk te
heffen gem. ink.bel. en
opcentenopRijksink.bel.
,,
81.795.629,60
,,
81.795.629,60
Voorsch. aan de koloniën
,,
52.032.900,27
,,
44.157.678,39
Voorsch. a. 6. buitenland
,,216.565.466,49 ,,215.748.794,54
Uitbetal. aan rek.bouders
v. d. postch.- en girod.
,,123.921.438,39 ,,123.863.983,29
Daggeldleeningen

tegen
onderp. v. schatk.papier
,,

8.000.000,-
,,

15.000.000,_

Voorsch. door deNed.Bank
f
10.263.576,86
f
13.431.064,34
Schatkistbilj. in omloop’) ,,206.138.000,- ,,206.138.000,_
Schatkistprom. in omloop ,,148.470.000,- ,,148.100.000,-
Waarv. direct bij Ned. Bk.

Zilverbons(met inbegripv.
de bedragen bij de betaal-

meesters in kas) …….
.
,,
27.767.478,-.

26.960.017,-
Door den Postch.- en Giro-
dienst in ‘s Rijks Schat-
kist gestort deel v. h.
tegoed van den dienst
.
,,106.558.196,53 ,,106558.196,53
5) Waarvan
f
37.056.000
verval en op of na
1
April
1927.

NEDERLANDSCH

INDISCHE VLOTTENDE SCHULD.
De Minister van Kolonitn maakt bekend:

1

20
Sept.
1924

27Sept.
1924

Voorschot uit ‘s Rijks
kas aan N-I………..
f
37.712.000,-
f
28.957.000,-

md. Schatk.proru. in oml
,,
96.600.000,-

96.600.000,-

Voorsch.Jav.Bk.aanN.-I
,,
14.500.000,-

9.000.000,-
Tegoed van N.-I. bij De
Javasche Bank. ……

.
,,

Muntbiljetten in omloop.

44.600.000,-

43.800.000,-
Ten voordeele v. N.-I. ge-
boek t beleggingsgeld v.

h. N.-I. muntfonds….
»
5.865.000,-

5.865.000,-

Totaal ………. ……………
If’84-222-°°°-
CURAÇAOSCI

IE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

s
Data Metaal
Circu-
Dis-
D

verse
r
i
eke
latie
conto’s
aan de
ningen’
ningeni
kolonie

1 Augustus 1924
609 1.272
81
250 840
104
1 Juli

1924
611
1.248
86
305 734
89
1

Juni.

1924 610
1.235
86
293
738
88
1
Mei

1924 610 1.216
88
274
776
135
1 April

1924
601
1.283
89
269
701
78

1 Augustus 1923
682

1

1.379
77
320 774
79
OIULL3JUL Un, *CLIVfl.

,I OIUIL5JUOL Uur PUOUIVfl.

872

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 October 1924

JAVASCHE BANK.
‘ooruaamste posten in duizenden guldens. De samengetrok-
&en cijfers der laatste weken zijn telegrafisch ontvangen

Andere Beschikb.
Data

Goud

Zilver

Circulatie opeischb. metaal-
_

schulden saldo

20 Spt. 1924

22’0

265.500 114.000 144.350
13

1924

219.750

267.500 109.500 144.350
6

1924

220.500

267.500 103.000 146.400

23Aug.1924 ‘15074

64.288′ 261.409

99.966 142.738
16

1924 157.954

64.490 263.296

99.161 150.633
9

1924 146.062

64.580 262.628

88.936 141.099
2

1924 154.105

64.823 255.848 107.369 147.072

22 Spt. 1923 161.285

61.025 260240 132.730 144.277
23 Spt. 1922 149:348

54.519 267.102 108.776 129.347

25 Juli1914 22.057
1
31.907 110.172

12.634

4.842e

Wissels,

Voor-

.

Dek-
Dis-

buiten

Belee- schotten

iverse
kings-
a a

conto’s N.-ind. ningen
alh.
Gou- 1re e’1 percen-

befaalb.

vernem. n ng n

tage

20 Spt. 1924

153.470

14.5003

***

58
13

1924

153.370

1.600

58
6

1924

149.060

500

60

23Aug.1924 34.915 26.877 65.674 3.830 25.771

59
16

1924 37.509 25.592 64.450 5.645e 22.363

61
9

1924 37.568 25.255 60.930

549 26.643

60
2

1924 36.500 24.779 67.176 8.498e 25.318

60

22 Spt. 1923 38.065 33.404 94.625

256
3
27.366

57
23 Spt. 1922 35.427 33.118 103.541 38.180
8
25.323

54

25 Juli1914 7.259 6.395 47.934 6.446

2.228

44
1)
Sluitpost activa.
2)
Basis
2
metaaldekking.
3)
Creditsaldo.

BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.

BANK VAN ENGELAND.
Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes, in duizenden ponden sterling.

Data

Metaal Circulatie
li

Currency Notes
Bedrag
1
Ooudd. Gov
. Sec.

24 Sept. 1924 128.425 123.909 285.592 27.000 241.185
17 ,, 1924 128.427 124.099 287.452 27.000 243.141
10 ,,

1924 128.424′ 124.732 288.761 27.000 244.517
3 ,, 1924 128.403 125.725 289.435 27.000 245.173
27 Aug. 1924 128.315 125.372 288.719 27.000 244.559
20 ,, 1924 128.316 125.119 291.362 27.000 247.456

26 Sept. 1923 127.648 124.002 282.784 27.000 238.595

22 Juli 1914 40.164
1
29.317

00v.

Other

Public

Other
IR
eserve kC
Data

Sec.

Sec.

Depos. Depos.

ings

24Sept.’24 41.698 , 76.607 13.537 110.764 24.266 19,52
17

’24 41.988

74.273 10.380 111.697 24.078 19,72
10

’24 40.758 76.320 10.842 111.396 23.442 19,17
3 ,, ’24 43.658

77.481 10.396 114.897 22.427 17,90
27 Aug. ’24 40.998 76.904 17.042 105.392 22.893 18,53
20 ,, ’24 42.468

78.317 15.635 109.974 22.917 18,26

26 Sept.’23 41.780

71.164 13.517 104.563 23.406 19,82

22 Juli ’14 11.005

33.633 1 13.735

42.185 29.297 52s1
8

1)
Verhouding tusschen Reserve en Deposits.
BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten in duizenden 1 ranes.

Waarvan

Tegoed Buit. gew.
Data

Goud

in het

Zilver

in het

voorsch.
b

buitenland a/d. Staat

25Sept.’24 5.544.064 1.864.321 301.284 568.057 23.000.000
18 ,, ’24 5.544.022 1.864.321 301.099

567.897 23.000.000
11

’24 5.543.904 1.864.321 300.923 567.875 23.000.000
4 ,, ’24 5.543.855 1.864.321 300.775 567.617 23.000.000
28Aug.’24 5.543.801 1.864.321 300.667 567.079 23.100.000
27Sept.’23 5.538.337 1.864.345 294.823 577.824 23.700.000

23 Juli’141 4.104.390

639.620

Uitge-

B 1

Rekg. Courant
Wissels

stelde

e ee-

Circulatie

o
Wissels

n ngen

r

Staat
culieren

3.985.307

9.026 2.759.116 40.338.741 1.727.182 14.623
v 3.887.747

9.028 2.779.820 40.244.484 1.746.085 14.203
3.992.063

9.039 2.834.503 40.314.545 1.775.290 13.005
‘ 5.123.896

9.058 2.695.277 40.399.150 1.907.169 .15.680
4.406.044.

9.058 2.703.664 40.034.484 1.983.652 16.146

2.510.634

18.299 2.103.497 37.625.549 1.974.325 17.884

1.541.980

769.400 5.911.910 942.570 400.590

DUITSCHE RIJKSBANK.
Voornaamste posten in mihioenen Geudmark
/millioenen Rentenmarkftrillioenen Papiermark.

Waarv. _______ Wissels

Data

Metaal Daarv.
b. buitl. T

1 Handels- Schatkist

ou
circ.bkn’
0
aa wissels_3) ‘ papier

15 Sept. ’24 572

544

102

1.925

1.925


6 ,,

’24 549

528

89

1.898

1.898

-‘
30 Aug. ’24 536

516

77

1.861

1.861


23 ,,

’24 533

507

68

1.737

1.737


15 ,,

’24 522

498

59

1.826

1.826
7 ,,

’24 516 , 491

51

1.800

1.800

15 Sept.’23 0,021 490

11

4.511e

703 3.808

23 Juli ’14 1.691 1.357

751

751

Renten-

Rekg. Courantnomen
Belee- bank- Diverse Circu- _____________-
ningen
4
)scheine activa

lat iePartic.5) Ç/JIC; Retene

22

338

888

1.306

310

439

800

44

275

938

1.376

359

297

800

60

237

921

1.392

298

264

800

35

390

914

1.129

371

453

800
CD

56

344

940

1.172

335

534,

800
P ‘ 55

304

993

1.201

356

443

800
40 2

681e 3.184
2
1.4055492

– – – 1,891 944 –
1)
Onbelast.
2)
In billioenen.
3)
Waan’, in Rentenmark:
7
Aug. 955
15 Aug. 946; 23 Aug. 952; 30 Aug. 1.052; 6 Sept. 1.081; 15 Sept. 1.083.
Idem zelfde data: 43; 45; 25; 45; 33; 13.
Idem: 165; 164; 161; 145; 161; 153.
6)
Idem: 129; 176; 200; 108; 126; 217.


.BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE.
Voornaamste posten in duizenden 1 ranca.

Metaal
1

aa

Beleen. Beleen.

Binn.

Voor-

D t

mci.
van te- van

wissels

schot

Circu
buitenl.goed in prom.d.

en

aan den

lat ie
saldi h.buiti. provinc. beleen.

Staat

25Sept.’24 354.575 84.653 480.000 1707.404 5.250000 7.526.085
18 ,, ’24 354.233 84.653 480.000 1673.862 5.250.000 7.526.374
11

1
24 354.260 84.653 480.000 1742.134 5.250.000 7.614.518
4

’24 353.992 84.653 480.000 1771.247 5.250.000 7.628.010
28Aug.’24 353.821 84.653 480.000 1753.925 5.250.000 7.640.931
21 ,, ’24 353.778 84.653 480.000 1698.098 5.250.000 7.625.087

27Sept.’23 347.671 84.653 480.000 1291.850 5.300.000 7.150.208

VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.
FEDERAL RESERVE BANKS.
Voornaamste posten in duizenden dollars.

Goudvoorraad

F.
R.
_____________

Zilver Notes in

Data

Totaal

Dekking In het

etc.

circu-
___________

bedrag

F. R. Notes buitenl.

latie

10 Sept. ’24 3.084.919 2.072.502

86.920 1.750.670
3 ,,

’24 3.081.015 2.049.123

.-

78.748 1.760.757
27 Aug. ’24 3.115.267 2.102.934

87.116 1.740.709
20

’24 3.126 648 2.115.561

86.300 1.738.057
13

’24 3.144.425 2.113.139

189.012 1.752.025

12 Sept. ’23 3.110.661 2.127.610

77.004 2.262.525

Goud- Algem.

Totaal

Gestort

Dek-

Dek-

a a

sse

Deposito’s

Kapitaal kings- kings-
______________

perc.
1)
perc.
2)

10 Sept. ’24 355.721 2.200.368

11.1.989

78,0

80,3
3 ,,

’24

371.532 2.169.223

112.003

78,3

80,4
27. Aug. ’24 311.849 2.150.364

112.014

80,1

82,3
20 ,,

1
24 285.008 2.157.648

112.009

80,1

82,5
13 ,,

’24 284.227 2.165.502

111.867

80,2

82,5

12 Sept. ‘231 1.020.672 1.936.456

109.682

74,1

75,9
1)
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeischbare schulden:
F. R. Notes en netto deposito.
2)
Verhouding totalen voorraad munt-
materiaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.
Voornaamste posten in duizenden dollars.

Totaal
Aantal uit ezette

,eserve

Totaal

Waarvan

Data

banken bg7nn F. biks depasito’s

dS
e
S

3 Sept.’24 747 17.570.963 1.604.373 17.129.623 4.565.437
27Aug.’24 747 17.514.790 1.591.641 17.096.246 4.555.078
20 ,, ’24 747 17.518.610 1.595.677 17.065.658 4.551.441 13 ,, ’24 747 17.435.715 1.617.623 17.074.366 4.553.538
6 ,, ’24

747 17.330.085 1.595.284 16.909.751 4.523.041
5 Sept.’231 769 16.284.2771 1.367.827 15.082.025 4.009.236
Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht
gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen banketaten.

1 October 1924

ECONOMISCH-STATISTISÇE BERICHTEN

873
BANKSTATEN,

KWARTAALSGEWIJZE OPGENOMEN.
1. BANK VAN SPANJE.

(In millioenen Peseta’s.)

Data
Goud
Zilver’
Slaat,-
fond-
‘en
1)
COfllO 3
en
deen.

Circa-
laile
Rek.
Cr1.

•6 Sept.

1924..
2534,8
65,1
704,9
2041,6
4448,7
897,0
30 Aug.

1924..
25,34,7
660,8
707,1
1969,3
4394,7 913,4
23

1924..
2534,6 658,9
***
1966,4
4393,9
896,9
16

1924..
2534,6 655,6
.701,3
1985,2
4422,4
898,5
9

1924..
2534,6 656,2
700,0 2008,8 4430,2 901,2
2

1924..
2534,6
660,9
717,1
1974,1
4396,3 905,0
26 Juli

1924..
2534,5
660,7
701,1
1977,7
4364,0
924,8
19

1924..
2534,5
659,1

1937,6
4378,2
933,2
12

1.924..
2534,5
657,5
699,3 2082,1 4394,2 959,4
5

1924..
2534,3
657,9
698,3 2084,0 4407,9
972,6
28 Juni

1924..
2534,2
661,4
703,6
2039,6
4342,6
965,1
21

1924..
2534,0 659,4 702,5 2071,1
4346,1
942,8
14

,,

1924..’
2533,8
657,6
743,3
2046,3
4365,6
943,1

8 Sept.

1923..
2525,8 659,9
735,7 1824,9
4172,7
1007,1
9 Sept.

1922..
2523,4
644,5
849,2
1768,1
4179,3
1143,8

24 Juli

1914..
543,5 726,8
494,4
783,8
1919,01
497,9

1)
Inclusief de schuld van de schatkist in rek.-crt.

II. ZWITSERSCHE.NATIONALE BANK.

(In millioenen Franca.)

Dato
Goud
Zilver
Darle-

k,’n.
:
,c/,eine

Dis.
conto’,

Beleen.

circu.
Rek.

15 Sept.

1924..
505,1
93,6

354,8
837,8
109,5
6

,,

1924..
505,2
93,5

359,6 854,1
91,4
30 Aug.

1924..
505,2
94,1

364,4 868,9
86,7
23

,,

1924..
505,2
94,9

345,9
817,8
113,2
15

1924..
505,6 95,0

349,4
830,9
114,6
7

,,

1924..
505,8
98,3

360,0 845,7
102,7
31

Juli

1924..
505,8
98,6

355,4
866,2
93,0
23

1924..
505,7 99,4

355,4 816,2
102,5
15

,,

1924..
505,7
99,3

310,6
827,7 96,8
7

,,

1924..
505,6
99,2

330,4
850,2
74,1
30 Juni

1924..
512,9 99,6

333,5
877,1
62,9
23

,,

1924..
513,5
100,5
10,4
296,4
814,7
96,7

15 Sept.

1923..
526,5

98,6
23,7
323,7
866,2
100,3
15 Sept.

1922..
507,3
115,1
11,2
396,1
749,2
290,2

23 Juli

1914..
180,1
18,9

107,8
267,9
105,2

III. NATIONALE BANK VAN DENEMARKEN.
(In mi11ioeieii’ Kronen.)

Data
Goud
Zilver
ringen
op het
buiten!.

conto’,
en
Beleen.

Circu.
latie
Rek.
01.

30 Aug.1924..
209,5
20,1
25,0
49,7
471,1
83,7
31

Juli 1924..
209,6
18,5 15,9
480,0
470,3 84,0
30 Juni1924.

209,6
17,6
3,4
510,5
477,4
78,2

31 Aug.1923..
209,7 4,4 33,4
354,0
449,3
42,3
31 Aug. 1922..
228,3
4,1
18,0
419,5 423,8
146,3

30 Juni 1914..
75,6
6,6

19,8
95,6
159,8
4,8

IV. ZWEEDSCHE RIJKSBANK.

(In inilliôenen Kronen.)

Data
Goud
Vorde.
ringen

op het
bulten!.

Slaat,.
fond.

sen
conto’,
en
Belden.

Circu.
latie
Rek.
Cr1

13Sept.’24
248,5
43,0
56,1
392,0
513,7
159,3
6

,,

’24
249,8
50,8
56,1
395,4
519,3
159,8
30Aug.’24
250,9
52,0
56,1
393,7 528,2
166,9 23

’24
251,9
50,1
56,1
379,0
481,5
177,2
16

’24 247,1 54,4
56,1
382,8 494,9 174,2
9

’24
248,2
55,7
56,1
383,7
.
500,9
168,4
2

’24
249,2
54,1
56,2
398,7
521,2
166,4
26 Juli’24
249,2
41,1
56,2 390,0
477,1 185,5
19

-’24
249,2
33,1
56,3
413,2 487,0

191,0
12

’24
2b’0,3
23,5 56,6
439,0 498,6
195,8
5

’24
249,3
32,8 56,7
469,5 522,4 217,1
28Juni’24
247,3
29,4
56,7
475,4
529,5 217,1
21

,,

’24
249,3
32,8 56,7
469,5 522,4 217,1

15Sept.’23
272,6
,,47,1
‘130,1
271,4
541,8,
123,3
16Sept.’22
273,7
1
78,5
74,0
,
385
538,9
208,6

.»1’14
05,8
.1
115,6
‘28,0
,1,
2
0.
6
,
68,2

V. BANK VAN NOORWEGEN.

(In millioenen Kronen.)

Data
Goud
Vorde.
ringen
t,
buiten!.

Effecten

,

conto,
en
Beleen.

Circu-
latie
Rek.
Cr1.

15 Sept.

1924..
147,3
34,0 9,0..
427;4
382,9
128,8
8

,,

1924..
147,3
35,2
9,0′
429,9
385,0
132,6,
30 Aug.

1924..
147,3
38,8
9,0
434,0
389,6
133,2 22

‘1924..
147,3
10,1
9,0′
440,6 381,0
79,5
15

1924..
147,3
12,7
.
9,0,430,6
383,2
75,3
7

,.

1924..
147,3
9,7
9,0V
,43Z,3
385,8,
72,7
31 Juli

1924..
147,3
10,1
9,0′
442,4 389,8
79,2
22

,,

1924..
147,3
9,9
9,0»
440,8
387,8
79,2
15

,,

1924..
147,3
13,0
9,0
443,8 392,3
88,1
7

,,

1924..
147,3
17,4
9,0
445,9
394,2
100,5
30 ,Juni

1924..
147,3
17,8
9,0
.446,2
395,3 107,3
23

,,

1924..
147,3
18,0
9,0
5,Z
379,7 113,0

15 Sept.

1923..
147,3
18,6
9,]”

43

5,0
.4
394,3
102,7
15 Sept.

1922..
147,3
39,9
9,4
4334
376,4
130,9
22

J’u1i

1914..
52,4
65,7
.
8,9

79
,120,8
10,7

VI. TSJECHOSLOWAK1J
Bankafdeeling van het Ministerie
van:
Financiën.
(In millioenen Tsjechoslow. Kronen).

Data

Voro’er.
op de
Oostenr..
Hong.
Bank)ngen


conto’s
en
belee.’

Goud
en
Zilver

ringen
op het
buiten!.

1

,Circu.
1


latie
1.

Rek.
Cr1.

7 Sept.

1924
10099,5
1861,4
1051,2
657,3
8002,2
4482,6
31 Aug.

1924
10099,5 1940,9
1051,0 657,6
8139,8 4407,9
23

,,

1924
10097,0
1909,0 1051,0 654,6
7533,5 4952,2
15

1924
10097,0
1900,9 1050,8
632,0
7701,1
4757,6
7

1924
10097,0
1917,2 1050,6
623,2 7862,3
4607,1
31 Juli

1924
10097,0
1952,7
1050,2
619,6
8090,0
4415,7
23

‘1924 10097,0
2038,9
1050,7
625,3
7562,7
4976,0
15

1924
10097,0
2084,3
1049,2 645,1
7728,7
4878,2
7

1924
10097,0
2193,7
1048,7
681,6
7984,7
4828,8
30 Juni

1924
10097,0
2168,9
1047,9
674,3
8081,1
4836,6
23′

,;

1924
10097,0
2079,4
1047,5 662,5
7538,6 5090,3
15

1924
10097,0
2088,9
1046,7
679,3
7708,4
4948,4

7 Sept.

1923
10096,9
1525,1
1.060,7
‘2452,0
9084,51
5563,1
7 Sept.

1922
10096,7 1894,5
725,4
1631,9
10066,71
2945,6
Buukbiliettten
rekening-crt..saldi
en schatkistbons.

VII. OOSTENRIJKSCHE NATIONALE BANK.
(Voornaamste posten in milliarden Kronen).

_Data
Goud
Buiten!.

wis
goud-
sel,

Dis.
conto’,
en

1
Schatkist-
1

biljetten
1

Circulatic
Rek..Crt.

31Aug.’24
108,3
3.453,2 3.227,0
2.219,5 8.002,1
997,7
23

’24
108,5
3.154,2 3.211,4
2.230,2
7.289,9
1.406,4
15

’24
108,5
3:181,2
3.275,3
2.230,2
7.615,6
1.171,6
.7

,,’

’24
108,4
3.242,5 3.330,1 2.230,2 7.723,7 1.180,4
31 Juli’24
108,3
3.254,5
3.304,9
2.231,2
7.995,6
896,0
23

’24
108,1
3.166,1
3.198,3 2.231,2
.
7.336,1 1.360,5
15

’24
107,9
3.159,6
3.174,8 2.231,2
7.533,7 1.067,4
7

’24
107,8
3.243,7
3.192,3
2.236,9
7.764,0

944,3
30Juni’24
107,8
3.178,3
3.082,5 2.237,8
7.775,0 741,4
23

’24
107,7
3.092,8
2.773,2
2.245,9
7.008,7 1.030,7
15

,,

’24
107,6
3.083,9
2.710,4 2.258,9
.7.218,0
766,4

31Aug.’23
73,4 3.050,1 647,9
2.538,7
5.894,8 413,4

VIII. NATIONALE BANK VAN HONGARIJE.
(Voornaamste posten in milliarden Kronen.

Data
Goud

geld.
dciezen
tegoed

in het

Binnen!
wissels,
cee1en

Voor-
schot
aan den
Circu.
latie-

Rdcg.. Courant

buiten-
en

.
effecten
Staat
Staat
Portie.

15 Sept. ’24
540
1.309 1.585
1.977
3.634
1.313 340
7

,,

’24
540
1.332 1.516
1.977
3.695
1.201 321
31 Aug. ’24
450
1.383 1.438
1.978
.3.660
1.092
381
23

,,

’24
450
1.380
1.340
1.978 3.427
1.208
396
15

,,

’24
449
1.353
1.305
1.979
3.497
775 736
7

,,

’24
448 1.290 1.286 1.980 3.456
948 527
31

Juli

’24
442 1.111
1.258
1.980 3.278
1.095 329
23

’24
250
1.010 1.155 1.980
2.872
1.010
429
15

’24
249

798
1.105
1.980
2.852
835
278
7

,,

’24
249
768
1.145 1.980
.
2.891
797
298
30 Juni

’24
247
681
1.1.02
1.080
2.894
755
380
1)
Gelden als dekking van biljetten en saldi in rkg.-courant volgens
art, 85 der statuten.

874

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 October 1924

HONGAARSCHE BANK.

(Nationaal Bureau voor de Biljettenuitgifte).
(Voornaamste posten in millioenen Kronen)

Goud
en

Disconto’s
Data

buiten!. Zilver

en

Circulatie

Rek.-
Cr1.

gouo’w.

Leleeningen

23 Juni 1924

14,8

1,3

1.475.267 2.520.114 1.274.206
15
»

1924

23,6

1,2

1.449.257 2.469.818

423,711

IX. ZUIDAFRIKAANSE RESERVEBANK.

(Voornaamste posten in duizenden Poncien.)

Goud

Dis-

Waar-

A!ge-
conto
s

van

C,,cu-

Rek.-

meen
Data

Goud-

en

Reg.-

talk

Cr1.
Dekkings

ccvi.

beleen.

papier

pe
,
c
.*)

23 Aug. 1924.. 10.773 5456 1.500 10.104 4.986

69,8
16

,,

1924.. 10.773 5.613 1.700 10.166 4.937

69,7
9

,,

1924.. 10.773 5.809 1.700 10.434 4.793

69,1
2

,,

1924.. 10.773 6505 1.950 10.704 5.218

66,2
26 Juli

1924.. 10.773 6.627 2.700 10.283 5.761

65,7
19

1924. . 10.773 6.521 2.700 10.196 5.746

66,1
12

1924.. 10.773 6.415 2.700 10.339 5.494

66,5
5

1924.. 10.773 6.817 2.700 10.691 5.542

64,9
28 Juni 1924.. 10.723 6.775 2.700 10.789 5.584

65,7
21

,,

1924.. 10.713 5.844 2.400 10.236 5.205

69,7
14

,,

1924.. 10.652 5.808 2.400 10.348 4.998

69,7
7

,,

1924.. 10.652 6.418 2.400 10.675 5.279

67,0
31 Mei

1924.. 10.652 7.008 2.300 10.873 5.672

64,6

25 Aug. 1923.. 10.626 6.114 2.250 10.321 5.470

68
26 Aug. 1922.. 9.892 2.167 1.700 7.389 5.091
1
81,2
*) Verhouding goud, goudcert. en pasmunt tegenover opeischbare schulden bankbiljetten en deposito’s.

EFFECTÉNBEURZEN.

Amsterdam, 29 September 1924.

Er is, gedurende de achter ons liggende week, althans een beurspiaats geweest, welke groote levendigheid aan
den dag heeft gelegd. De beurs te B e r 1 ij n toch is op-
nieuw geheel onder den indruk geweest van de wilde slie-
culatie in de obligaties der oorlogs- en der oudere staats-
leeningen. Doch, waar in de vorige berichtsperiode de rich-
ting bijna onafgebroken opwaartsch is geweest, viel thans
een reactie te constateeren, welke catastrophale vormen
heeft aangenomen. De oorzaak was de – voorloopige –
beslissing van de com•misie uit den Rijksdag, belast met
het onderzoek naar het valorisatie-vraagstuk voor de staats-
leeningen, waarbij werd bepaald, dat van valorisatie, in
welken vorm ook, thans geen sprake zal zijn, doch dat de
oorspronkelijke bezitters, in zekeren zin schadeloos gesteld
zullen worden. Die schadeloosstelling zou dan zuo geschie-
den, dat inplaats van 5 pCt. slechts 2 pCt. rente zal wor-
den uitgekeerd, tot een maximum-bedrag van Mk. 1000
per jaar (dus voor een maximum-bezit van Mk. 50.000),
betaalbaar als een lijf rente en alleen voor hen, die geen
andere bronnen van bestaan hebben. De zooveel besproken
valorisatie van alle staatsleeningen is derhalve tot armen-
zorg vervormd, waarvan vermoedelijk alleen de oorspron-
kelijke inschrijvers op de
oorloysleeningen
profijt zullen
kunnen trekken. Want voor de obligatiehoudeo-s van oudere
leeningen zal het in de meeste gevallen wel onmogelijk zijn te bewijzen, dat men de oorspronkelijke bezitter is.
Het spreekt vanzelf, dat deze beslissing – welke zooals
gezegd, nog voorloopig is, doch die toch de mogelijkheid
van verder gaande plannen op dit oogenblik buitensluit –
een ware débacle ter beurze te voorschijn heeft geroepen,
vooral omdat de speculatie de koersen der verschillende
ob’igaties tevoren zeer sterk had opgedreven. De 1 luctua-ties van de verschillende koersen komen goed naar voren,
indien men ziet, dat de 5 pCt. oorlogsieening van 4 Augus-
tüs tot einde September gefluctueerd heeft van 358 via
1310 tot circa 400 milliard procent, 3% pOt. Pruisische
Consols van 850 via 2250 tot 675 milliard procent. Op
den laatsten dag van de berichtsperiode is weliswaar een
licht herstel ingetreden, doch dit heeft de verliezen toch
lang niet kunnen goed maken. De reactie op de af deeling
voor obligatie-leeningen heeft ook invloed gehad op de
overige markten, omdat door realisaties van aandeelen vaak
de gelden tot aanzuivering van de nadeelige verschillen
gevonden moesten worden. Volgens het bekende index-
cijfer van de ,,13’rkf.
Ztg.”
is het verhoudingsgetal voor
obligaties in éen week tijds teruggeloopen van 225,3 tot
106,11, waarbij het ongeveer weder op het peil van het
begin van dit jaar is gekomen. Aandeelen liepen terug van
532,91 tot 511,75. Geen enkele afdeeling, zelfs niet die der
buitenlandsche aandeelen, heeft zich aan den druk der gefor-

ceerde liquidaties kunnen onttrekken. Ondanks de zeer
zware verliezen, welke zijn geleden, schijnt de speculatie
inmiddels toch nog te hopen op een keer in dé markt,
welke dan te voorschijn geroepen zou moeten worden door
een andere constellatie van de commissie voor de valori-
satie. De niet zeer duidelijke redactie van de voorloopige
beslissing dier commissie schijnt tot deze opvatting aan.
leiding te hebben gegeven.
Te Parijs is de tendens veel kalmer gebleven. Hier is
men nog steeds in afwachting der aanstaande begrooting.
Officieus is namens de regeering medegedeeld, dat het
budget in evenwicht zal worden gebracht, doch de beurs is vooral verlangnd te vernemen, op welke wijze di-t zal
geschieden. De onzekerheid dienaangaande drukt de markt.
Hierbij komt de onvaste houding van het Fransche betaal-
middel. Voor een deel moet de oorzaak hiervan worden
gezocht in het aankoopen van buitenlandsche betaalmiddelen
door Fransche importeurs, een verschijnsel, dat zich wel
ieder jaar tegen den herfst voordoet, doch dat thans wordt geaccentueerd door de groote behoefte aan buitenlandsch
graan. –
Ook te Londen was de stemming ovér het algemeen
niet opgewekt, doch hier viel, aan den anderen kant, van eenige depressie niet veel op te merken. De geldmarkt is
Vrij ruim gebleven, in afwachting van de aanstaande
emissie der Duitsche herstelleening. Groote aandacht heb-
ben de afdeelingen voor rubber- en thee-aandeelen getrok-
ken, waarbij ruime omzetten en een in sommige gevallen
aanmerkelijke koersverbetering te constateéren zijn geweest.
De ook voor den sterliugkoers ingetreden reactie heeft
slechts geringe uitwerking gehad, omdat het hier een
zuiver seizoensverschijnsel geldt, niet geaggraveerd door
bijkomende omstandigheden.
Te N e w Y o r k is de stêmming Vrij kalm, doch opge-
wekt geweest. Merkwaardig mag dit wel worden genoemd,
omda de fondsenmarkt zich had voorbereid op een krach-
tige opleving tegen den herfst, waarvan tot op dit oogen-
blik nog slechts weinig naar voren is gekomen. In de
jongste weken hebben verschillende industrieele onderne-
mingen hun dividenduitkeering gepasseerd, resp. vermin-
derd. Tot deze ondernemingen behooren de Arnerican
Woollen, de Bethlehern Steel, de Union Bag Paper, de
Chandler Motor, e.a. Ook de groote ruimte op de geldmarkt
wijst nog niet op een ruime behoefte van de zijde van
handel en industrie. Alleen de staalnijverheid schijnt lang-
zamerhand iets beter van orders te worden voorzien. De
werkloosheid neemt hier af en dé fabrieken werken met
een ruimer percentage van hun totale capaciteit. Naast
deze betrekkelijk gunstige berichten kunnen echter de
meldingen uit de landbouwdistricten worden gesteld, welke
onbetwist optimistisch luiden. Hierdoor is de markt dan
ook in de laatste dagen opnieuw vrij sterk beïnvloed. Toch
kon een krachtige hausse-beweging niet inzetten, eensdeels
in verband met de bovenvermelde factoren, anderdeels als
gevolg van de thans in zeer nabij verschiet zich bevindende
presidentsverkiezing, welke een zekere restrictie in het
leven roept.
e n o n z en t heeft de
beleqgin-gsmarkt
een vaste stem-
ming aan den dag gelegd, ondanks de hoogere geldkoersen
in de open markt. Waar er voor onze Nederlandsche staats-fondsen nadeelige verschillen te constateeren zijn geweest,
bleven – deze toch steeds tot fracties van procenten be-
perkt. In buitenlandsche staatsfondsen ging zeer weinig
om, doch de tendens was hier eveneens vrij geanimeerd.

22Sept. 26Sept. 29 Sept.R1
g
0l
dalin
6 o/
Nederland 1922 …..l00
5
/

1003/

1003f –
5
°i

1918 …..89i5I

89i
8
1

90

+
4%
o/

1916 …..90i

903.

90s

+
i
/
4
0/

1916 …..82

81%

81718
– 118
3
o1,

,,

75%

7511

753f -%
3
o’

,,

67

66291
35
6651
2%
0
/0
Cert. N. W. S……..54

5381

53

– 1
7
°Io
Oost-Indië 1921.. . .

10115
1
101
31
1
101151 6
o/o

»

1919 …..987/

98%

9831


5
o

1915 …..933.(

93

933.
5
ol
o
Rusland 1906 ……..4%

4%

3,1
8
– 111
8

4
ol
o
Rusl. bij Hope & Co

511

5% + %
4
°/
Japan 1899 ………60%

5934 –
5
ol
o
Brazilië 1895 …….50

50%

50%
-(- %
8
o10
San Paolo 1921 …. 93%

93%

93718
+
11

6
o/
Amsterdam 1920 …. 10034 100%

-1- %
7
ol
o
Rotterdam 1920 …. 102% 102% 102%
Deze houding op de beleggingsmarkt is des te opvallen.
der, waar toch een zeer opgewekte stèmming, zooals in de
laatste dagen voor sommige aandeelen soorten op te merken
is geweest, gewoonlijk samenvalt niet min of meér uitge-

1 October 1924

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

875

breide realisaties van obligaties. Dat dit thans niet het
geval was, kan als bewijs gelden voor de intrinsiek sterke
positie van de fondsenmarkt.
Het waren voornamelijk drie afdeelingen, waarop zich
de belangstelling, eerst van den beroepshandel, daarna van
het publiek, heeft gevestigd. In de eerste plaats waren het
rubberaandeelen,
welke, in verband met de verschillende
beschouwingen omtrent de toekomst van het product –
men sprak hier en daar zelfs reeds over een rubbertekort,
hoewel noch de statistische positie, noch het vermoedelijk
toekomstig verloop der productie in verband met het Ste-
vensonplan hierop wijst in groote posten en tot sterk
verhoogde prijzen uit de markt genomen werden. Bij voor-
keur werden de minder.courante soorten gekozen, benevens
de aandeelen van die maatschappijen, welke een gemengde
productie van rubber met thee, koffie, enz. hebben.
Doch ook de
thee-aandeelen
zelve bleven zich in voort-
durend sterker vraag verheugen. De bekende beschouwingen
omtrent toeneming van het wereidverbruik, benevens de
berichten omtrent vöor-verkoopen door verschillende onder-
nemingen hebben hier stimuleerend gewerkt.
Tertio stonden
tabaks-aandeelen
in het centrum der be-
langstelling. Nu de inschrijvingen bijna achter den rug
zijn – de nog komende najaarsinschrijvingen leggen met
hun inferieure tabak niet veel gewicht meer in de schaal –
begon zich de aandacht meer op komende dividenden en op den aanstaanden oogst te concentreeren. Wat de dividenden
betreft, heeft de Deli.Batavia, na de Deli-Maatschappij,
voor een welkome verrassing gezorgd door de declaratie
van een interim-uitkeering ad 14 pCt. Dit aandeel kon dan
ook het sterkst monteeren. Doch ook de overige soorten
bleven gevraagd in verband met de algemeen gunstige
oogstvooruitzichten.
Na de genoemde afdeelingen waren
binnen landsche inclu-
strieele aandeelen
vast gestemd, hoewel door den geringen
handel hier de fluctuaties binnen meer beperkte grenzen
bleven.
Vervolgens waren
mijn-aandeelen
levendiger dan gewoon-
lijk het geval is. In het bijzonder waren het aandeelen
Algemeene Exploratie Mij. en Siloengkang,welke aanmer-
kelijk in koers konden verbeteren.
De overige marktafdeelingen waren min of meer ver-
laten,
Petroleumfondsen
konden zich weliswaar iets her-
stellen, doch van een opgewekte stemming was hier geen
sprake.
Siiker-aandeelen
waren bijna verlaten, behalve voor
enkele minder courante soorten.
Handelsvennootschappen
waren stil, doch vast.
– De markt voor
bank-aandeelen
heeft geen invloed onder-
vonden van de mededeeling, dat een kapitaal-reorganisatie
bij de Rotterdamsche J3acikvereeniging zal plaats vinden.

22Sept. 26Sept. 29 S
ep
t
.
Rijzing of
daling
Amsterdamsche Bank …..
131
132%
133%
+
2%
Incasso Bank …………
100%
100


Koloniale Bank ……….
176s1
8

182
182,1
+
5%
Ned.Uandel-Mij.cert.v.aand
130 129
12971t

‘Is
Rotterd. Bankvereeniging
84
84 84
Van Berkel’s Patent ……
59
63i’
68%
+
9%
Gouda Kaarsen ……

….
18% 15%
15%
21.
Holf.Draad-enKabelfabriek
51
49
50
—1 A.Jurgens’Ver.Fabr.g.aand
7021
8

7051
8

71814
+
1i
pr. aand
70
71%
70%
+
X
Leerdam Glasfabrieken
26
28%
29%
+
3%
Philips’ Gloeilampenfabriek
349% 348%
347

2%
Vereenigde Blikfabrieken
96

94%

1%
Vereen.ChemischeFabrieken
45
46%
45%
+
x
CompaniaMercantilArgent
2711
4

26 28
+ %
Cultuur-Mij. d. Vorstenland
16731
8

1691
2

170%
+
3
‘/8
Handelsverg. Amsterdam
436%
4418/8
+
5’/
Handelsverg. Reiss
&
Co
33
31%
35
+
2
Int. Crediet- en Handelaverg.
Rotterdam ………….
103 194% 194
+
1
Linde Teves
&
Stokvis
87%
8851,
90
+
2%
Redjang Lebong Mijnb.-Mij
208% 209 209%
-f
%
Gecons. Holl.Petroleum-Mij
160%
161%
161%
+
1I1
Kon. Petroleum.-Mij ……
31651
8

322%
323%
+
65
18
Phoenix Oil …………..
97
99 96

Amsterdam-Rubber-Mij
151
153j4
155112
+
4%
Kendeng Lemboe ………
174
177% 181%
+
7%
Oost-Java-Rubber-Mij ……
234%
238
1
,/
2

247%
+
13%
Deli-Batavia Tabak Mij.
315
332 340
+
25
Deli.Maatschappij ………
380
3827
390
+
10
Senembah-Maatschappij
338
342
349%
+l1%

– iS’cheepvaa?-t-aancleeien
konden zich tegen het einde der
berichtsperiode in een groeiende belangstelling verheugen,

zonder

dat

het. voorloopig
tot groote koersvers’hilln is
gekomen.

22 Sept.
26Sept.
29 Sept.Rijzing
daling
Holland-Amerika-Lijn …..
89
86%
88%

,,gem.eig
7171
9

697/
s

7221s
+ %
Hollandsche Stoomboot-Mij
28
1
1
8

28s/,
+
Java-China-Japan-Lijn
101%
102
1
12
104%
+
2%
Kon. Hollandsche Lloyd
6 6

Kon. Ned. Stoomb.-Mij …..
79
77%
80
+
1
Konink.Paketvaart-Mij.
139%
136%
13611
2

.

3
Maatschappij Zeevaart
85 88%
89
+
Nederl. Scheepvaart-Unie
12634
126%
126%
+
1/4
Nievelt Goudriaan ……..
101
101%
10371
+
271t
Rotterdamsche Lloyd ……
129% 128%
129%

Stoomv.-Mij. ,,Nederland”
154 154%
15434
+
112
,,Noordzee”
.
27% 26%
2734

De
Amerikaansçhe markt

bleef zoo goed
als verlaten.

22 Sept.
26Sept.
29 Sep t.
gOf
dalin
Americ.Smelting&Refining
76%
76%
76

34
Anaconda Copper ………
807/,
78I81
78
1
116

28/s
Studebaker Corp ……….
1072/
8

108
108%
+
1$/
Un. States Steel Corp…..
1148/
4

113%
11381
8


18/s
Atehison Topeka ……….
109%
109I51,
1091/t

14

Ene………………….
29

28%
-%
Southorn Pacific ……….
99?/
1001/
4

100%
+
518
Union Pacific ………….
1488/
s

149
148
– 118
Int. Mere. Marine onig. gew.

11
10i,
10
18
/16

5153
pref.

42
41%
41
1
8116

/io
Prolongatie
noteerde doorgaans
4 pCt.;
tegen
het slot
der berichtsweek werd een noteening van
33%
pCt.
bereikt.

GODERENHANDEL

GRANEN.
30 September 1924.

• Nog altijd blijft aan de tarwemarkt de vaste ondertoon
bestaan, waarvan in onze berichten reeds zoo langen tijd
met slechts geringe onderbreking sprake is. Wel is men
veelal reeds eenigen tijd van meening, dat het slechte
oogstveder, dat in West-Europa zoo veel schade heeft aan-
gericht, en dat sedert einde Augustus de voornaamste
reden der prijsstijging is, nu voldoende in de prijzen ver-
disconteerd is. Ook deze week is echter weder gebleken,
dat cle stijgende loop der markt zijn einde nog niet had
bereikt. Niet alleen komen uit verschillende West-Europee-
sche landen telkens weder gedetailleerde beschrijvingen van de gevolgen van het slechte weder, welke deze gevolgen dan
weer in duidelijker vorm tot den lezeï doen doordringen,
en daardoor de vaste stemming handhaven, doch boven-
dien wordt uit Canada de laatste dagen wedér voortdurend
regen gemeld, welke aanzienlijke schade zou hebben ver-
Ôorzaa.kt. De aanvoeren van nieuwe tarwe aan de Cana-
deesche markten worden daardoor vertraagd, terwijl tevens
weder van verschillende Canadeesche zijden beweerd wordt,
dat de officieele schatting van de Canadeesche tarweop-
brengst op 292 millioen bushels niet volgens de onlangs
nog overheerschende meening te laag, doch integendeel te
hoog is. Tot de berichten uit Europa, clie de schade, welke
de graanoogst daar ondervonden heeft, steeds duidelijker
aan het licht doen treden, behoort eOn in de vakpers cir-
culeerende berekening van den door Duitschland benoodig

den rogge-invoer. Volgens cle laatste officiêele Duitsche
raming heeft de Duitsche tarweoogst dit jaar 11,7 mi1
lioen qrs. opgebracht tegen 13,3 millioen in 1923, en cle
fogge-oogst 27,6 millioen tegen 30,7 millioen. Dit beteekent
dus reeds eene belangrijke vermindering en de noodzakelijk-
heid van grootere invoeren dan in het vorige jaar, doch
van dit alles was de markt reeds lang doordrongen, en deze
mindere opbrengst in Duitschla.nd is reeds langen tijd een
der oorzaken geweest voor de stijging der graanprijzen.
Meer ee meer wordt het nu echter duidelijk, dat deze cijfers
den werkéljken toestand nog lang niet voldoende weer-
geven, omdat daarin ook zijn opgenomen de groote hoeveel-
heden tarwe en rogge, waarvan de kwaliteit onvoldoende
is voor nienschelijk gebruik. Door de meerdere invoer-be-
hoef te, die daarvan het gevolg is, wordt berekend, dit
Duitschland 9 millioen quarters rogge zal hebben te koo-
pen. Nu zijn de Vereenigcle Staten van Amerika tegenwoor-
clig het eenige land, dat voorloopig rogge van beteekenis heeft uit te voeren tot in de eerste maanden van 1925 Ar-
gentinië uit zijn trouwens slechts kleinen roggeoogst wat
kan bijspringen, en ZIe geheele oogst is in de Vereenigde
Staten zelfs nog iets minder dan 9 millioen quartêrs. Daar-
bij komt, dat ook Nederland en Scandinavië Amenikaansche
rogge koopen en het is dus geen wonder, dat vooral rogge

876

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 October 1924

aan de Anierikaansche markt ook deze week weder zeer
sterk is gestegen. Aanvankelijk werden de groote zaken in
Amerikaansche rogge naar Duitschland door deze prijsver-
hooging in het geheel niet belemmerd, en ook Nederland zette
tot de stijgende prijzen geregeld zijn inkoopen voort. Later
echter veroorzaakte aanb9cl uit de tweede hand van hen, die
tot lageren prijs hadden gekocht en nu gelegenheid vonden
een flinke winst te maken, dat de nieuwe inkoopn van
Amerika sterk in omvang verminderden. De prijsverhoo-
ging te Chicago ging echter voort en op 29 September sloot
rogge te Chicago ongeveer 11% dollarcent per 56 lbs. hoo-
ger dan op den 22sten. Dat is in een enkele week een ver-
hooging van 10 pOt. en sedert begin Juni is logge in
Amerika nu reeds bijna 75 pCt. in prijs gestegen.

Voor tarwe bleef in vele Europeesche landen gereeld
flinke vraag bestaan. Ook dit staat vooral ‘in verband met cle slechte kwaliteit der eigen oogsten. Zoo hoort men uit
Engeland voortdurend over tarwe, die voor cle bloemf abri-
cage ongeschikt is, waardoor niet slechts cle groote f abri-
kanten doch ook de kleinere molens in het binnenland meer
dan anders buitenlandsche tarwe knopen. Het ligt voor de
hand, dat Nederland, België en Duitschland dagelijks de-
zelfde ondervinding omtrent cle slechte kwaliteit opdoen,
en ook in Frankrijk wordt wegens de onvoldoende kwali-
teit der tarwe in de Noordelijke streken van het land de
invoerbehoefte nu veel honger geschat dan eenigen tijd ge-leden. In een zeer pessimistisch ‘overzicht schatte het Jour-
nal des Ddbats de invoerbehoefte op 11 millioen quarters,
doch ook minder zwartgallige beoordeelaars komen tot een
zeer hoog cijfer. Frankrijk toont dan ook den laatsten tijd
flinken kooplust voor buitenlandsche tarwe, vooral op
verwijderde posities. Hoewel ook verschillende tarwesoorten
op spoedige aflading naar Frankrijk werden verkocht, kwa-
njnn vooral veel zaken tot stand in iieuwe Australische
en Argentijnsche tarwe ter verlading in December, en de
eerste maanden van 1925. In Italië komt men langzamer-
hand tot de overtuiging, dat de officieele raming der
tarwe-opbrengst, die daar reeds 25 pCt. beneden het cijfer
van het vorige jaar bleef, nog te optimistisch is geweest, en ook dit land is geregeld als kooper aan de markt. Aan
de Engelsche markten schrokken de koopers nu en dan
terug voor de telkens weder hoogere prijzen, doch ten slotte
werd ook daar veel tarwe gekocht. Een groot gedeelte der
inkoopen bestond uit Britsch-Indische en Australische soor-
ten, terwijl ook witte tarwe van cle Amerikaansche West-
kust flinke vraag ontmoette. Aan cle parcelmarkt ontvik-
kelde zich een levendige omzet in Canadeesche soorten.
Aanvankelijk ondervond de markt eenigen druk van goed-
kooper aanbod op den nieuwen oogst uit Argentinië, waar
het weder door flinken regenval zeer gunstig is geworden.
Later werd dit aanbod echter minder dringend, waarschijn-
lijk door den goeden kooplust, die verschillende landen van
Europa voor nieuwe Argentijnsche tarwe toonden. In
Duitschland,’ Nederland en België liet zich evenals voor
rogge bij de stijgende prijzen ook voor tarwe.aanbod uit de
tweede hand vrij sterk gelden, waardoor nieuwe aankno-
pen uit Noord-Amerika eenigszins werden belemmerd. Ten
slotte echter waren ook vooral ‘in Duitschland de inkoopen
omvangrijk, vooral in stoomende Platatarwe, Amerikaan-
sche hard- en redwinter’ en ook Canacleesche soorten. Zoo-
wel naar de. Duitsehe Noordzee-havens als naar den Rijn via Rotterdam en gedeeltelijk ook via Antwerpen werden
veèl zaken naar Duitschiand gedaan. Aan de Noord-Amen-
kaanche markten schenen de groote aanvoeren van den
nieuwen oogst nu en dan eenigen druk op de prijzen te zul-
len uitoefenen, doch op dagen met iets. flauwere stemming
volgden steeds weder vastere markten, ‘wegens de telkens weder flinke Europeesche vraag, en later door ‘het slechte
weder in Canada. Op 29 September sloot tarwe te Chicago’
8% dollarcent per 60 lbs. honger clan een week te voren en
te Winnipeg bedroeg de verhooging zelfs 11% cent. Het
ligt voor de hand, dat die zeer vaste markten in Noord-
Amerika ook aan de Argentijnsche termijnmarkten prijsstij-
ging met zich brachten, al zijn clan ook cle vooruitzichten
voor de nieuwe Argentijnsche tarve uitstekend. Tarwe
steeg te Buenos en.Rosario 50 tot 85 ceutavos per 100 KG.
Dat het aanbod van Noord-Amerikaansche tarwe uit de
nieuwe oogsten reeds eenigen tijd groot is, blijkt wel uit de wereldverschepingen der laatste weken. Vooral dezO
week waren deze zeer groot en van de naar Europa ver-
scheepte 1765 millioen quarters leverde Noord-Amerika niet
minder dan 1579 millioen. De slechte oogstresultaten in
West-Europa veroorzaakten, dat deze zeer groote hoeveel-
heden nauwelijks eenigen druk op de prijzen uitoefenden.
Argentinië neemt den laatsten tijd slechts een zeer be-
scheiden aandeel in de verschepingen, zooals trouwens om
dezen tijd van het jaar voor de oude Argentijnsche tarwé

meestal het geval is. Vermelding verdient, dat weer berich-
ten binnenkomen van tarwezaken uit Noord-Amerika naar
het verre Oosten, wat tot de vaste stemming bijdraagt. Nog
zeer onlangs waren cle in China en Japan bereikbare prij-
zen veel te laag om importzaken mogelijk te maken en de
minder gunstige resultaten van den Japanschen rjstoogst
hebben dus al zeer spoedig tot een verandering op dit punt
geleid. Dat Rusland dit jaar op eenigsalns groote schaal
broodgraan zal uitvoeren, wordt steeds onwaarschijnlijker, nu
ook de voorzitter van den Raad van Volkscommissanissen
Kameneff heeft medegedeeld, dat althans gedurende 6 maan-
den die uitvoer achterwege zal worden gelaten. Dit neemt
niet weg, dat in de op 17 September geëindigde week 12.000
quarters tarwe uit Rusland naar België zijn verscheept,
doch van beteekenis voor de wereldmarkt zijn zulke hoe-
veelheden natuurlijk niet. Ook uit Roemenië vinden zulke
kleine verschepingen nu en” dan plaats, doch ook uit dit
land schijnen groote hoeveelheden tarwe voorloopig niet
te kunnen worden verwacht. Ook Zuid-Slavië en Hongarije,
die toch zeker dit jaar tarwe zullen iitvoeren, laten zich
niet sterk ‘gelden, terwijl wij in vorige berichten reeds ver-
meldden, dat voor Polen de mogelijkheid van graanuitvoer
bijna geheel uitgesloten zal zijn, en dit land misschien zelfs
broodgraan zal dienen in te voeren. Over het algemeen blijft
dus alles wijzen op vaste graanmarkten in dit geheele sei-
zoen. Van groote beteekenïs voor den prjsloop blijft de ont-
wikkeling van den oogst in Argentinië, die zich, nu de
droogte voorbij is en overal in het land flink regen geval-
len is, zeer gunstig laat aanzien. Ook Australië meldt nog
steeds uitstekende vooruitzichten, voor een veel grooteren
oogst, dan in het vorige jaar, doch voor beide landen dient
niet vergeten te worden, dat nog verschillende maanden
voorbij moeten gaan vOOr de tarwe geoogst wordt. Een dui-
delijke illustratie van de ongunstige resultaten der Euro-
peesche oogsten geven de cijfers, gepubliceerd door het in-
ternationale instituut voor den Landbouw te Rome. Volgens
deze instelling bedraagt in 10 Europeesche landen, die in
1923 102 millioen qrs. tarwe opbrachten, de schatting der
gezamenlijke tarweopbrengsten 88 % millioen quarters, ter-
wijl voor rogge in 18 landen de opbrengst dit jaar 67,7
millioen zou zijn tegen 81,6 in 1923. Tot deze 19 en 18 lan-
den behooren niet Rusland, Frankrijk en Roemenië, waar-van de ramingen nog niet vaststonden. De totale opbreng-sten zijn dci’ belangrijk lager dan in 1923, doch men dient
hierbij niet te vergeten, dat dit een zeer gunstig jaar was,
zoodat het verschil met het gemiddelde der 5 jaren van
1918-1923, over het algemeen niet groot is.

Voor, voedergraan was deze week de stemming wat on-
zeker en op verschillende markten aan sterke schomme
lingen onderhevig. Voor mais viel de markt aanvankelijk
werkelijk flauw te noemen. Het sterkst was dit het geval
in Noord-Amerika. Beter weder •voor den oogst der Ver-
eenigde Staten, de zich in Amerika verbreidende overtui-
ging, dat de slechte verwachtingen van den maïsoogst nu
voldoende in de prijzen waren verwerkt en het ruime aan-
bod van haver leidden tot sterke prijsverlaging te Chicago.
De kans op Noord-Amerikaanschen malsuitvoer is daardoor
nauwelijks vergroot, want nog steeds blijft het waarschijn. lijk, dat een flink gedeelte der maïs niet voldoende rijp zal
worden en cle kwaliteit over het algemeen onvoldoende zal
zijn. Daarbij is er geen sprake van verhoogde raming’ der
opbrengst, die dus nog geschat wordt op ongeveer 17 pCt.
minder dan in het vorige jaar. Toch echter oefenden die
flauwere markten te Chicago haar invloed in de invoerlan-
den uit, temeer omdat aan het verkoopen van mais uit
Argentinië naar Noord-Amerika een einde kwai. De vraag naar mais in Europa verminderde belangrijk en de Argen-
tij nsche markten ondergingen eenige verlaging. Waarschijn-
lijk is de afname der Europeesche vraag vooral als een
zekere mate van vermoeidheid der markt te beschouwen na
de groote zaken van den laatsten tijd. Misschien ook werkt
daartoe de omstandigheid mede, dat in Europa veel voor
menschelijk gebruik ongeschikt broodgraan nu als veevoe-
der zal worden gebruikt, doch hiertegenover staat, dat niet
slechts deze tarwe en rogge, doch ook veel voeclergraan door het slechte weder ook als veevoeder een deel zijner voedings
waarde heeft verloren. De flauwere stemming heeft aan de
meeste Europeesche markten lagère maispnijzen ten, ge-
volge gehad en de verkoop van aankomende partijen Argen-
tijnsche en Roemeensche mais kstte vooral in Nederland
en België eenige moeite. Ook in Engeland waren de ma.ïs-
zaken niet groot, terwijl Duitschland lang niet zoo grif
kooper was als eenigen tijd geleden. Gedeeltelijk was dit het
gevolg van aanbod uit Roemenië en Zuid-Slavië, dat in Zuid-
Duitschland goeclkooper uitkomt clan de prijzen van Plata-
mais via Rotterdam en Antwerpen. In de West-Europee-
sche havens bemerkt men echter van spoedige maIs ‘uit

1
October
1924

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

877

Roemenië niet veel en de zake ii dai•in zijn beperkt. Om-
trent de nieuwe ma.ïs der Balkanlanden zijn de laatste
berichten wat gunstiger, nadat eenigen tijd geklaagd was
over den ongunstigen invloed van regen op de kwaliteit.
Aanbod op herfst-af lading was dan ook schaarsch en duur,
zoodat van een prijsdrukkeude werking van de nienwe
Roemeensche maïs, die door velen wel was verwacht, zeer weinig bleek. Vooral in Bulgarije schijnt cle mais van zeer
goede kwaliteit te zijn, doch• volgens de laatste berichten
zal ook in Roemenië in de najaarsmaanden voldoende droge maïs voor uitvoer beschikbaar zijn. De eerste zaken in nieu-
we maïs van den Donau ter verschepiug in November en
December kwamen de allerlaatste dagen naar Nederland tot
stand tot prijzen, die hooger waren dan voor spoedige Plata-
mais, doch lager dan, laatstgenoemde maïssoort op over-
eenkomstige aflaadtermijnen. Dat deze zaken werden ge-
daan, duidt reeds op eene verbetering in de stemming aan
de maïsmarkt. Deze kwam clan ook in den loop der week al
spoedig tot stand. Het verbruik van ma.ïs in de meeste in-
voerlauclen blijft namelijk groot en tot de gedaalde prijzen
ontstoncl weldra veel betere kooplust. De aanvoeren in Ne-
derland en België waren binnen enkele (lagen opgenomen
en ook in Engeland veibeterde de vraag, zooclat tot stijgen-
de prijzen een grootere omzet kon worden bereikt met be-
houd der premie voor Platamaïs op verwijderde p’osities.
In Argentinië trad een herstel in, waardoor de termijn-
markten. te Buenos Aires en Rosario op 29 September 35
centavos per 100 KG. hooger sloten dan een week te voren.
Toen bovendien op 27 September maïste Chicago veel hoo-
ger sloot, was in Europa het prijsniveau van vSOr de prijs-
verlaging vrijwel weder geheel hersteld en werd dit hier
en daar zelfs nog overtroffen met bevredigende vraag. Van
eene verandering in de factoren, clie den loop der markt voor
voedergranen beheerschen, is clan ook eigenlijk weinig
spraké. Slechts radicale verandering in cle vooruitzichten voor den maïsoogst in Noord-Amerika met verdere prijs-
daling zou wijziging kunnen bengen in het aspect van dë
maismarkt en daarop schijnt, nu het seizoen reeds zoo ver
gevorderd is en vorstschade ieder oogenblik mogelijk is,
weinig kans te bestaan. De sterke prijsverhooging op 27
September te Chicago was reeds het gevolg van geruchten
over vorst. De slotnoteering te Chicago op den 29sten was
voor December 634, voor Mei 5 cent per 56 lbs. hooger
clan op den 22sten. NederlancLsch-Indische mais trekt min-
dci- de aandacht clan in cle vorige weken en zelf
S
een Vrij
sterke prijsdaling vermocht nauwelijks de zaken op den
nieuwen oogst, clie in begin 1925 ter verschepirig komt, te
doen herleven. De laatste dagen worden trouwens weder
vat hoogere prijzen gevraagd. –
Gerst was in het begin der week flauwer wegens sterk
aanbod uit Noord-Amerika tot eenigszins dalenden prijs.
Tot uitbreiding van de vraag leidde die prijsverlaging niet
en ofschoon in Nederland en Engeland geregeld zaln in
gerst uit Noord-Amerika werden gedaan, was de omzet niet
groot. Toen echter de Noord-Amerikaansche markt zich
herstelde, werd tot stijgende prijzen in Nederland weer
meer gerst gekocht. Daarbij betaalt men vooral in Neder-
land buitengewoon hooge prijzen voor spoedig beschikbare
gerst, daar cle vraag den aanvoer voortdurend overtreft. De
grootere hoeveelheden, die binnen enkele weken uit Noord-Amerika te Rotterdam worden verwacht, zullen echter mis-
schien eenige ontspanning brengen. Rusland is met nieuwe
gerst aan de markt en ook uit Roemenië onderging het
aanbod eenige uitbreiding. De prijzen zijn echter vrij be-
langrijk hooger clan van Noord-Amerika, wat de zaken zeer
beperkte. In Engeland werd weder geregeld Britsch-Indi-
sche gerst verhandeld.
In haver zijn den laatsten tijd de zaken niet groot en de
groote oogst in Noord-Amerika drukt de markt, evenals groote verschepingen uit Argentinië. In West-Europa is
blijkbaar de binuengehaalcle haver, hoezeer zij ook van het
slechte weder heeft geleden, beter bruikbaar dan men eerst
verwacht had en de belangstelling voor buitenlandsche haver
is beperkt. De prijzen ondergingen nu en dan gevoelige
verlaging. Later waren echter ook voor haver de Noord-
Amerikaansche markten vaster.
Tot ons leedwezen ontbreekt ous ditmaal de ruimte voor
het afdrukken van den staat.

SUIKER
Gedurende de afgeloopen week was de stemming op de
verschiilende suikermarkten prjshoudend tot vast en
trokken prijzen vooral voor pronipte suikers aan.
In A me r i k a waren de noteeringen als volgt:
SpotC. Sept. Dec. Jan. Mrt. Mei
Slot voorafgaande week.. 5.78 4.12 3.94 3.54 3.29


Opening verslag

,, ..
5.78 4.15 3.89 3.50 3.26


Slot

,,

,, . . 6.03 verspr. 4.08 3.64 3.33 3.49
De ontvangsten in de Atlantische havens der V. S. be
droegen 49.000 tons, de versmeltingen 63.000 tons (tegen
45.000 tons verleden jaar) en de voorraden 76.000 tons.
Het Departement van Landbouw raamt den Louisiana-oogst
op 139.800 tons tegen 164.644 tons verleden jaar.
In Cubasuiker kwamen groote transacties tot stand en
konden prijzen voor prompte verscheping snel oploopen
van 4 d.c. tot 41 d.c. c. & f. New York, waartoe vraag bleef
bestaan.
De laatste C u b a-statistiek luidt:

1924

1923

1922
Tons

Tons

Tons
Weekontvangsten 20 Sept. ’24

36.144

18.113

37.040
Tot. sedert 1Dec.’23_20 Sept.’24 3.733.944 3.378.908 3.758.137
Werkende fabrieken

2
Weekexport 20 Sept. ’24 … .

71.208

63.315

45.821
Tot. sedert 1Jan. ’24-20 Sept.’24 3.442.937 3.060.563 3.410.742
Totale voorraad op 20 Sept. ’24 291.007 318.351 363.910
In L o n don kwamen verdere zaken in disponibele Java-
en andere koloniale suiker tot stand.
])e zichtbare voorraden zijn volgens Czarnikow:

1924

1923

1922
Tons

Tous

Tons
Duitschland 1 Aug. ’24 …….304.000 392.000 148.000
Tsjechoslowakije 1 Sept. ’24

18.000

31.000

15.000
Frankrijk 1 Sept. ’24

…….53.000

75.000

86.000
Nederland 1 Aug. ’24 ……..45.000

56.000

70.000
België 1 Aug. ’24…………31.000

34.000

25.000

Engeland 1 Sept. ’24 ……..217.000 339.000

300.000

Totaal (Europa).

668.000 927.000 644.000
V.S. Atlant. havens 24Sept.’24

76.000 110.000 128.000
Cuba alle havens 20Sept.’24.. 291.000 318.000 356.000
binnenl. 6 Sept. ’24

304.000 160.000 156.000

Totaal .. 1.339.000 1.515.000 1.284.000
Op Java schommelde de prijs voor spoedig leverbare
witte suiker tusschen
f
144 en
f
149 – De Producenten
verkochten nog wat Muscovados uit oogst 1925 tot
f 119/4 –
Hier te lande opende de markt aanvankelijk onge-
animeerd om daarna in sympathie met New York meerdere
vastheid te toonen, waardoor prijzen, eerst afgebrokkeld
tot
f
27K voor September,
f
2251
8
voor December en
f
228%
voor Mei, weder opliepen tot
f
2871
t
voor September,
f
233f
voor December en
f
2311. voor Mei. De omzet bleef evenwel
beperkt en bedroeg deze week ongeveer 4300 tons.

KATOEN.
Noteering voor Loco-Katoen. (Middling Uplands.)

26Sept.
1924
.19
Sept.
1924
12
Sept.
1924
26Sept.
1923
26Sept.
1922

New York voor
Middling …
26,10e
22,90e 23,30e
29,25e
21,-
New Orleans
voor Middling
24,80e 21,75e
21,80e
28,25e
20,50
Liverpool voor
Middhing …
14,09 d
13,54 d 14,21 d
16,78 d*
12,93*
S)
Voor fully middling ouden Standaard.

Ontvangsten in, en uitvoeren van Amerikaansche havens.
(In duiiendtallen balen).

1
Aug.’24
Overeenko mstige periode
tot
19Sept. ’24
1923-’24

1922-23

Ontvangsten Gulf-Havens.

888

874

669
11

Atlant.Havens
f
Uitvoer naar Gr.Brittannië

210

184

139
‘t Vasteland etc.

369

394

269
Japan

….

21

18

48

Voorraden.
(In duizendtallen balen).

Overeenkomstig tijdstip
19Sept.
’24
1923

1

1922

390
363
556 402 515
591
Amerik. havens ………….

57
24
68
Binnenland …………..
New York

……………
71
50
68
New Orleans …………..
Liverpool …………….
99
49
275

RUBBER.
De stemming op de rubbermarkt bleef onveranderd ge-
durende de afgeloopen week. Er bleef een goede vraag bestaan, in het bijzonder voor loco en
?romPte
levering.

878

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 October 1924

Prjzen zijn ten slotte iets aangetrokken en de markt
sluit vast.
De slotnoteeringen
zijn:
einde voorafgaande week:
Prima Crêpe

Sept.

78g ct. ………….. 77ct.
Oct./Dec.

79

,…………….. 783.
Jan./Maart80

,…… ……… 79 •,,
Smoked Sheets Sept.

77

… . ………763
Oct./Dec.

78

,……..-. ……
Jan./Maart79

,…….-. .. … . 79
29 September 1924.

KOFFIE.

(Mededeeling van de Makelaars G. Duuring & Zoon, Kolff
& Witkainp, Leonard Jacobson & Zonen
en
0. Bijdendijk.)
Noteeringen en voorraden.

Rio

Santos
Data

Wisselkoers
Voorraad

Voorraad

27 Sept. 1924

320.000 33.775 1.777.000 38.000

51i1
20

1924

339.000

1)

1.697.000 38.500

1)

13

1924

286.000 34.050 1.570.000 38.500

5311

27 Sept. 1923

707.000 20.775 911.000 23.000

513154

Ontvangsten.

Rio

San los
Data
Afgeloopen

Sedert Af geloopen

Sedert
week

1Juli

week

1

1Juli

27 Sept. 1924……104.000

1.288.000
1
299.000

2.292.000
27 Sept. 1923

108.000 1.049.000 213.000 2.386.000
1)
Feestdag

STEENKOLEN.

In Engeland, Schotland en Wales zijn de prijzen ge-
durende de afgeloopen 2 weken verder afgebrokkeld en het
voordeel is nog geheel aan den kant van koopers, die bij
prompte afname hun prijzen om zoo te zeggen kunkien
dicteeren. In Westfaleu is door de vernieuwing van het
Kolen-Syndicaat voor 5 jaar weder een toestand van
stabiliteit ontstaan, die den prijzen ten goede is gekomen.
Het is niet te verwachten, dat de prijsverlagingen, die
Westfalen de laatste paar maanden te zien heeft gegeven,
uitgezonderd dan de juist aangekondigde 10 pCt., voorshands
veel verder zullen gaan.
De prijzen zijn als volgt:
Northumberland Ongezeefde ..
f
12,25
Durham Ongezeefde ……….,, 12,75
Cardiff Ongezeefde ………… ,, 16,25
Schotsche Gezeefde ……….,, 12,-
Yorkshire Gewasschen Doubles ,, 14,-
Westfaalsche Vetförder ……., 14,50
Vetstukken …… ,, 16,50
Smeenootjes

,, 16,25
Gasvlamförder ..,, 14,50
Gietcokes ……,, 20,75
alles per ton van 1000 K.G., franco station Rotterdam/
Amsterdam.
Markt onregelmatig.

30 September 1924.

METALEN.

Loco-Noteeringente Londen: –

Data
Koper
Stan-
daard

Koper
Electro-
1

Tin
lytisch


Lood
Zink

29 Sept. 1924.
.
62.51_
66.319
236.1716
33._/_
32.1216
22

,,
.. 1924..
62.216
66.101_
227.17j6
33._/_
33.1216
15

,,

1924..
62.1716
67.10_
240.1716
33.51_
35.716
8

,,

1924..
65.51.
68._/_
253.121
33.51.
33.2/6
1 Oct.

1923..
62.51_
.
67._/_
202.1716
26.716
32.1716.
20 Juli 1914..
61._/_
145.151.
19._./.
21.101_

VERKEERS WEZEN.

VRACHTENMARKT.

Er bestaat goede vraag naar ruimte voor graan van de
verschillende verschepingsdistricten en de laatst afgesloten
vrachten van Noord-Amerika zijn weer iets hooger. Van
Montreal werd 416 per quarter betaald naar U.K. voor
een Novemberboot, terwijl een Octoberboot naar Rotterdam
direct tegen 17 ct. per 100 Ibs. werd afgesloten. Van de
Northern Range werd een Octoberboot naar Antwerpen of.
Rotterdam afgesloten tegen 16 ct. per 100 lbs. met de
optie van Bremen of Hamburg tegen 1 ct. meer.
Ook van de Gulf was de vraag goed. Een boot werd
bevracht naar U.K. tegen 41103j per qr. met de optie
Havre/Rotterdam range tegen 41734 met tweede helft Oc-
tober ligdagen.
Van de North Pacific zijn de vrachten ook beter. Een
October/Novemberboot is afgesloten van San Francisco
naar U.K.Continent tegen 3613 met de optie Portland, Puget
of Vancover tegen 341-.
Van de Gulf werden -booten met hout •bevrach.t naar
Buenos Aires of Rosario tegen 14613 per Std. met October-
ligdagen.
• De vraag naar ruimte van La Plata is voor October-ruimte kalm en de vrachten van daar zijn lang niet in
dezelfde verhouding opgeloopen als de vrachten van Noord-
Amerika. Van niet boven San Lorenzo is 2416 t 251- te
bedingen naar U.K. Continent. Voor nieuwe oogstaflading
is voor een boot van 5800 ton 10 pCt. naar U.K. Continent 281.
betaald, – terwijl voor een boot van 12.000 ton van Bahia
Blanca naar Antwerpen of Rotterdam 2516 is betaald met
10 Februari/lO Maart ligdagen.
Van Australië werden de vrachten ook iets beter. Van
Zuid Australië werden Januari/Februari booten afgesloten
tegen 463.
• De vrachten van Indië blijven ongeveer op hetzelfde peil
met 2313 op schaal basis van Karachi en 2519 on de’adveight
van Bombay.
De vrachten van de Middellandsche Zee bleven op het-
zelfde niveau en geven weinig teeken van verbetering.
De uitgaande vrachten van Walks bleven ook ongeveer hetelf de, doch toonen eerder een neiging tot daling. Naar
Genua is een betrekkelijk groote boot afgesloten tegen 919
met 6 October ligdagen. Naar Buenos Aires is de geldende
vracht 1313 tot 1316. 30 September 1924.

The An 9Flo=South American Ba*nk, L
ld.
.

Statutair Kapitaal
£
10.000.000

Geplaatst Kapitaal £ 8.734.660

B.eservefonds . £ 4.000.000

Volgestort Kapitaal £ 4.367.330

Argentinië – Chili – Peru –

Mexico – Barcelona –

Bilbao – Madrid – Vigo – Sevilla –

Valencia.

Bank- en Wisselzaken,

Handelscredieten.

Incasseeren van documentaire-

wissels.

Aan- en verkoop van Effecten.

Hoofdkantoor: Old Broad Street, London E.C.

The Anglo-South American Bank Ltd. is ook vertegenwoordigd in de Vereenigde Staten door de Aug10 South
American Trust Company, New York (erkend volgens dewetten van den staat New York), in Frankrijk door de
Banque Anglo-Sud Am6ricaine,
SociétéAnonyme,
Parijs, en in Braziliëen Uruguay en iii geheel Centraal Amerika door
haar zuster-instellingen: The British Bank of South Ainerica Ltd. – The Commercial Bank of Spanish America Ltd –

Auteur