Ga direct naar de content

Jrg. 8, editie 385

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 16 1923

16 MEI 193

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Economisch Statistische

Beri
*chten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL. NIJVERHEID, FINANCIÈN EN VERKEER

ORGAAN VOOR
DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET’ INSTiTUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN,

5E JAARGANG

WOENSDAG 16 MEI 1923

No. 385

INHOUD

1hz.
DF: Pos’rcIIEQuII EN GIRODIENST
1 door
Prof. Mr. G. W.
J. J3ruins

………………………………..433
lIet Wetsontwerp op de Rui1verkavelin III (Slot) door
Prof. Mr. 1. B. Cohen. ……………………….436
De Heer Takken, de Hooge Raad en de ,,Koninklijke”
door
Prof. Mr. A. S. Oppenheim …………… …..438
De Financien van Nederland en van Nederlandsch-Indie.
Rapport der Vlootwetcommissie. T. Nederland ……
439
Kringwadoeks door.Ir.
Ch. G. Cramer
met naschrift door
Mr. H. D. Jtubenkoning ……………………..442,
Het Middenstandsbankwezen door
Mr. J. Nolen ……444
AANTEEKENINOEN:
Indexcij Iers van groothandeisprijzen …………..
446
De ontwikkeling der crisis ………………….
447
MAANDCIJFERS:
Postchèque en Girodienst……………………
448
Giro-omzet bij de Nederlandche ]3ank …………
448
Productie der Kolenmijnen ………………….
448
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN
…………….
448-455
Geidkoersen.

Effectenbeurzen.
Wisselkoersen.

Goederenhandel.
Bankstaten. .

Verkeerswezen.

INSTITUUT

VOOR, ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

Algem.een Secretaris: Mr. G. W. J. Bruin.s.
Redacteur-Secretaris van het weekblad: D. J. Wansink.

BERICHT.

Wegens de Feestdagenzal het a.s. nummer op Don-
derdag 24 dezer verschijnen.

15 MEI
1923.

De vaste stemming op de geidmarkt blijft dezen

keer buitengewoon lang aanhouden en ofschoon

de maandswisseling reeds veertien dagen gepasseerd

is, is er van een grooter worden van het geldaanbod

nog maar weinig te bemerken. Alleen Vrijdag was er

iets meer geld en konden enkele posten voor 3% pOt.

p]aatsing vinden. Do nieuwe week opende echter weer

vaster. Alleen voor prolongatiegeld was het aanbod

iets grooter, zoodat de noteering regelmatig terug-

liep, ook in verband met den feestdag, die vooi’ den

geldnemer nadeelig is. Geopend op 3% pOt., kon aan

het einde der week 3 pOt. genoteerd worden.

De post binnenlandsche wissels op den weekstaat

van De Nederlandsche Bank vertoont een daling van

f
11 millioen, die nagenoeg geheel voor rekening komt

van de Hoofdbank en zich voor het grootste gedeelte

verklaren laat uit aflossing van schatkistpapier, dat

in de afgeloopen week van
f
31 millioen tot
f
28 mii-

lioen afnam. De daling der goederenbeleeningen was

ruim
f
500.000,— geringer dan de
stijging
der effec-

tenbeleeningen.

irlet renteloos’ voorschot aan het Rijk is
f
1.6 mii-

lioen lager dan een week geleden. De daling van papier

op het buitenland met
f
15.2 millioen correspondeert

“oor ee
t
goed dec’J met de vermeerdering van
f
9.9.

millioen van de diverse rekeningen onder het actief.

Uit’ het verschil vaii deze beide
cijfers
mag worden

opgemaakt, dat dc Dank ook deze week voor eenige

millioenen dollars moet hebben gerealiseerd.

lie l)iljettencirc’ulatie daalde met
f
16.2 millioen:

de rekening-courant-saldi liepen met
f
1.9 millioen

terug. Het beschikbare metaalsaldo steeg met
f
3.6

millioen.

Voor de wisselmarkt was niet veel belangstelling.

De.markkoers bleef verder inzakken en noteerde giste-

ren een oogenblik 0.0053; en ook Christiania was op-

nieuw een gulden flauwer, ofschoon er aan. de bank-

crisis, althans voorloopig, een eind
schijnt
gekomen

te zijn en er geen nieuwe betalingsstakingen gemeld

.’ordeu.

LONDEN,
12
MEI
1923.

Nadat gedurende de eerste dagen der afgeloopen

week geld ruim was geweest, bleek op Woensdag, dat

de markt toch slechts over een klein surplus aan kort

crediet beschikte; immers de ietwat sterkere vraag

dreef den daggeldprijs op van
1’/s
tot 2 pCt. Op Don-

derdag.en Vrijdag was de positie weer gemakkelijker

en meer dan 1% pOt. werd niet gevraagd.
Zeven-

daagsch geld bleef 1% pOt.

De discontornarkt zette flauw in, doch werd aL-

lengs vaster; de nieuwe schatkistwissels werden toe-

gewezen â £ 2.0.4 tegen £ 1.18.8 de vorige week.

2-mnds. prima bankaccept 2-2
1
/
p0., 3-mnds. id
.

2_2
1
/
pOt., 4-mnds. id
. 2-2, pOt., 6-muds. id
.

2l—% pOt.

DE POSTCHEQUE EN GIRODIENST.

1.
– De Postchéque en,Girodienst is in den laatsten tijd
herhaaldelijk ‘) het voorwerp van discussie geweest.

Deze discussie vindt haar oorzaak in omstandigheden,
die den dienst zelf slechts, tot lof kunnen strekken.
Immers zonder den snellen groei, die zoowel het getal
der rekeninghouders als dat der aan den dienst toe-
vertrouwde bedragen.geldt – volgens de jongste op-
gaven 89.000 rekeninghouders met een saldo tegoed van
f256 millioen ?), dus, zonder den staat allicht,
f
150
millioen – zouden de quaesties, waarom het ging ver-moedelijk niet, althans niet reeds nu, gemoveerd zijn.
In het centrum der tot dusver’ gevoerde discussie
1)
Zie o.a. cle bijdragen in dit Weekblad Nos.
380, 381
en 383
alsmede het in No.
382′
opgenomen uittreksel uit de
door Mr. Vissering op het Efficiency Congres gehouden
rede, voorts, de handelingen van de Tweede Kamer van 16
en
20
Maart ji., verschillende recente artikelen in het
,,Alg. Handelsblad”, ,,de Maasbode”, etc.
) Volgens de zoo juist gepubliceerdercijfers is hettotale
L

tegoed per uit. Februari verder gestegen tot f
293
millioen.

lik

434′

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

16 Mei 1923

staat de quaestie der rentevergoeding, waarmede de

financieele resultaten nauw samenhangen. Ook de be-
legging der toevertrouwde gelden is in meer dan een

opzicht ter sprake gekomen.

Indien er, als resultaat dezer discussie één ding is

komen vast te staan, dan is het dit, dat thans, als

gevolg van de rentevergoeding – 2 pOt. over het ge-
heelb saldo zonder maximumgrens – de girodienst de

beschikking heeft over belangrijk grooter tegoeden
dan noodzakelijk zijn als grondslag van het over den

dienst geleide betalingsverkeer. De klacht, die van

bankierszijde word1 gehoord, is, dat velen hun tegoed
bij den dienst doen oploopen ten nadeele van de depo-

sito’s bij de bankinstellingen, en dat met nanie in de provincie dit verschijnsel zich reeds in Vrij ernstig

mate in de balanscijfers der bankkantoren weerspid-

gelt. Het mag zijn, dat, naar het schijnt, ook de bank-

instellingen zelf, wanneer hun kaspositie ertoe leidt,

den weg naar de 2 püt. van den girodienst wel

weten te vinden, het feit zelf is noch door den Mi-
nister noch door den directeur van den dienst in zij ii
artikel in het nummer van 2 Mei jl. weersproken.

Integendeel beiden erkennen het ten volle en achten
het een verschijnsel, dat op zichzelf allerminst is te
betreuren. De heer Kymmell zegt met zoovele wooi-

den, dat ,,groote saldi noodig zijn ten behoeve van de’

,,rentewinst en om die saldi te trekken is rentever-
,,goeding noodig”. En de Minister vergeleek het met
wat de mathematici noemen, een maximum en mini-

mumvraagstuk. ,,Als vaststaand kunnen wij aanne

,,men, dat vermindering van de rentevergoeding zal

,,meebrengen, vermindering van het saldo; anderzijds

,,wordt de rentewinst grooter. Maar het product van

,,die twee factoren is de maatstaf.”

Uit deze woorden blijkt, dat van Regeeringszijde het

vraagstuk enkel gezien wordt als een kostenquaestie.
Gepoogd moet worden het bedrjfsoptimum te vinden
– juister gezegd het minimum van verlies -, de

winst op de enkel belegging zoekende saldi moet zoo-

veel als
mogelijk
is het verlies op het eigenlijk be-

drijf goedmaken.
Tegen deze opvatting moet m.i. ‘ernstig verzet wor-

den aangeteekend. Wat hier als een loutere rekensom

wordt voorgesteld, is in werkelijkheid een vicieuze
cirkel, waaraan men slechts ontkomen kan door de zaak

principieel in het juiste licht te stellen.
In het voorbijgaan echter eerst nog de opmerking,

dat inderdaad op de enlel belegging zoekende saldi
flinke winst wordt gemaakt. De voor de belegging van
de girogelden getroffen regeling is thans deze, dat de
aanzwellende particulieie saldi door den dienst oogen-

blikkeljk tegen
41%
pOt. bij den Staat kunnen worden

ondergebracht. Dat dit rentecijfer, stammend uit
een tijdperk van hooger renteniveau, thans, gezien den
rentevoet waartegek de Regeering op de open markt terecht kan, gedecideerd te hoog is, is op het oogen-
blik niet aan de orde. Waar het hier om gaat, is dat
deze geheele regeling feitelijk neerkomt op een collec-
tieve belegging dezer tijdelijke beleggingsdeposito’s
door intermediair van den girodienst
bij
het Rijk,

waarbij ieder bedrag, hoe gebrken ook, oogeublikke-
lijk ten volle tot den genoemden rentevoet van
414 pOt. kan worden ondergebracht en op eerste aan-

zegging teruggenomen. Daar de dienst 2 pOt. ver-
goedt, ontvangt hij dus voor zijn uiterst eenvoudige
tusschenpersoonsfunctie een belooning van 21% pOt.
Het behoeft wel niet gezegd te worden, dat, wanneer
de Staat ook aan andere instellingen gelijke beleg-

gingsfaciliteiten inruimde, deze bereid zouden blijken
de genoemde tusschenpersoonsfunctie waar te nemen voor een belooning, die slechts een bescheiden fractie.
zou zijn van wat thans den girodienst hiervoor ten

deel valt.
Niet hierom gaat het evenwel. Aan de bespreking van de .kostenquaestie dient vooraf te gaan de prin-
cipieele vraag, of en in hoeverre deze uitbreiding van
de taak van den dienst in beginsel juist is en den
toets der sociale nuttigheid kan doorstaan. Aldus is

de zaak opgevat in het artikel van Mr. van Tienhoven

en het is te betreuren, dat de heer Kymmeli in zijn

antwoord dezen kant der zaak, waar het
eigenlijk
om

gaat, geheel onbesproken heeft gelaten.

Het oorspronkelijke doel van den girodienst is ver-
betering van het betalingsverkeer. Van de verschillen-

de hulpmiddelen, waarvan het betalingsverkeer zich

bedienen kan – metaalgeld, bankbiljet, chèque, over-

schrijving per giro – staat het laatste technisch ‘bo-

venaan. Dit is niet voor discussie vatbaar en het doet
goed dit in het artikel van Mr. van Tienhoven van

bankierssijde volkomen erkend en op den voorgrond

gesteld te zien. Dit wil niet zeggen, dat het girover-
keer het monopolie zal verkrijgen. Het metaalgeld, het

bankbiljet etc. zullen – Mr. van T.
wijst
er terecht

op – hun plaats geheel of tot zekere hoogte blijven

behouden. Nu echter het giroverkeer zich hier te lan-

de in enkele jaren burgerrecht heeft weten te ve?-

werven, ligt de verdere ontwikkeling, ook wanneer deze van kunstmatige steunsels zal zijn ontdaan, in

den aard der dingen. Dat het giroverkeer hier te

lande ooit een positie zal
verkrijgen
als de chèque in
Engeland, die aldaar zelfs het bankbiljet tot een bijna
rudimentaire functie heeft teruggedrongen, is om

diverse redenen – in de eerste plaats reeds de ver-
schillen tusscheu de beide centrale banken in wette-
lijke regeling en feitelijke positie – nauwelijks te

verwachten. Het blijft echter een feit, dat het giro-

verkeer, ook voor het publiek, voordeelen heeft zelfs
boven het Engelsche chèqueverkeer. Belangrijk ver-
dere uitgroei is dus met stelligheid te verwachten,

tenzij de girodienst moclit
blijken
belangrijk bij de

Engelsche banken achter te blijven in ,,efficiency”,
‘wat de bediening van het publiek en de propageering

van het stelsel betreft. Dat dit thans niet het geval
is, kan tot eer van den dienst worden getuigd.
Mocht men opmerken, dat de girodiensten in an-
dere landen, ook bij langer bestaan, een dergelijke out-

vikkeling vooralsnog niet te zien hebben gegeven,

dan is het antwoord, dat,
gelijk
ook in Engeland geble-
ken is, niet de technische organisatie doch de gelei-

delijke ontwikkeling der verkeerszeden beslissend is.
Overigens heeft de Nederlandsche dienst, dodr alle
postkantoren in het land op geljken voet in de Orga

nisatie te betrekken, deze vaix den aanvang af gesteld

op eén basis, die, in fijnheid van vertakkingen, die
van de grootste Engelsche joint-stock banken, den om-
vang van het land in aanmerking genomen, nog be-

langrijk overtreft.
1)

Men moet dan ook de vraagstukken, waartoe de

girodienst, voorzoover hij als louter betalingsinstituut
optreedt, aanleiding geeft, zien in het licht van. de
waarschijnlijkheid en wenschelijkheid eener dergelijke
ontwikkeling. Doen zich hierbij vragen voor, gelijk b.v.
ten opzichte van de wijze vaR benutting der girogel-

den, dan kunnen deze
bij
de beoordeeling van de wen-
schelijkheid van het bestaan van den dienst geen of
slechts gering gewicht in de schaal leggen. Primair is,

1)
Dat een ontwikkeling van den girodienst als boven
geschetst een monopolie voor dien dienst tot noodzakelijke voorwaarde heeft, zal nauwelijks betoog behoeven. Ook in
dit opzicht staat de girodienst geheel op één lijn met De
Nederlandsche Bank. Het monopolie van deze laatste is,
behoudens een theoretische bevoegdheid van den
wetgever,
wettelijk verzekerd. Maatschappelijk even onjuist is echter
een verbrokkeling van het giroverkeer. Dat door den giro-dienst der gemeente Amsterdam deze verbrokkeling thans
bestaat, zal men dan ook moeten zien als een bewijs van de
jeugd van het instituut. Ook het centrale bankwezen heeft
in vroeger jaren in tal van landen’ aan dergelijke kinder-
ziekten gelaboreerd. Te hopen is, dat de herinnering aan de
daarmede opgedane ervaringen ertoe leiden zal, dat deze
kinderziekten thans spoediger overwonnen zullen worden.
Het bovenstaande wil natuurlijk niet zeggen, dat alle afre-
keningsverkeer, buiten metaalgeld en bankbiljet, in de toe.
komst uitsluitend door tusschenkomst van den girodienst
zal moeten geschieden. Wel echter, dt naast dezen
dienst, als tot het groote publiek zich richtend instituut,
geen concurrentie door andere geheel gelijksoortige insti-
tuten mag worden geduld. .. . –

16 Mei 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

435

dat deze vorm van betalingsverkeer er is en juist
functioneert. Voor de belegging der girogelden en de

breedere vragen, die daarmede samenhangen, moet naar de meest juiste oplossing worden gezocht. Dat

hier wellicht zekere moeilijkheden rijzen – in liet

vervôlg van dit artikel zal deze quaestie uitvoerig wor-
den besproken, – heeft op de hoofdvraag geen of nau-

welijks eenigen invloed.

Met. dc tweede en nieuwe functie, die de girodienst

thans, naast zijn functie in het betalingsverkeer, be-

zig is te verkrijgen en die,-naar blijkt, van Regeerings-

vcge allerminst ongewenscht wordt geacht, staat het

anders.
Zij
ligt niet op het gebied van het beta-

lingsverkeer, doch van het credietverkeer. Een leemte,

ecn technische achterlijkheid, die voorziening he-
hoeft, bestaat hier niet. Wat de dienst doet, is voor
liet liquide kapitaal, dat niet voor kasoperaties gebon-
den behoeft te worden, een nieuwe beleggingsmoge-
lijkheid scheppen, naast de vele reeds bestaande. Dat,

aangetrokken door de rente en het aanzien, dat de
Staat geniet, van dezen vorm van tijdelijke belegging
door het publiek een zeker gebruik wordt gemaakt, is
hier jiiet het beslissende criterium. De sociale nuttig-heid kan hier alleen worden getoetst aan het gebruik,

dat van de toevertrouwde gelden wordt gemaakt. De belegging staat hier dus op den voorgrond en aange-toond moet worden, dat de sociale productiviteit van

liet Nederlandsche liquide kapitaal door het openen
van dit nieuwe kanaal wordt vergroot.
lIet is van belang in de eerste plaats na te gaan,
hoe thans de belegging der particuliere saldi, die dus
zoowel de eigenlijke girodeposito’s als de hier in het
bijzonder aan de orde zijnde beleggingsdeposito’s om-
vatten, geschiedt. Uit de jaarverslagen van den dienst
blijk-t dienâangaande, dat aanvankelijk het zwaartepunt
werd gezocht in den aankoop van effecten. Een por-
tefeuille werd gevormd van gelijksoortige samenstel-
ling als die van de Postspaarbank. Het Koninklijk be-

sluit van 9 Maart 1918 No. 50, waarbij deze belegging
geregeld werd, somt, evenals voor de Postspaarbank
een reeks groepen van effecten op, die in de eerste
plaats solide te achten zijn. Het schept bovendien de

veel besproken mogelijkheid van belegging in obliga-
ties van middenstands- en landhouwbanken en van
scheepvaartmaatschappijen en maakt, evenals voor de
Postspaarbank, in de tweede plaats mogelijk gelden op
korten termijn op prolongatie te geven tegen onder-
pand van gelijksoortige fondsen als voor aankooi
zijn

toegelaten.
In het eeiste jaar werden reeds voor een bedrag van

f 11
milhioen fondsen aangekocht. Dit bedrag steeg,
vermeerderd met een aantal kasgeldleeningen aan ge-

meenten in 1920 tot
f
31 millioen, doch liep in 1921

terug tot
f
26 millioen. De oorzaken van deze geringe ontwikkeling en zelfs
teruggang waren tweeërlei. In de eerste plaats waren
de ervaringen niet zeer gunstig. De belegging toch
leverde een belangrijk verlies op, wat eind 1920 de
balans uit dezen hoofde deed sluiten met een verlies

van niet minder dan
f
2.4 millioen, waarvoor de Staat

der Nederlanden als dehiteur werd opgevoerd. Geluk-
kigerwijs was een jaar later dit bedrag door uitloting

en koersstijging tot
f
1.4 millioen teruggebracht.
De tweede oorzaak was te vinden in de voortdurend groote kasbehoeften van den Staat. Vandaar, dat reeds
in December 1918 een aanvulling van het genoemde

K. B. tot stand kwam, waarin de
mogelijkheid
geopend
werd de ter beschikking komende gelden tegen een
rentevergoeding aan de Schatkist over te dragen. Van
deze hoven reeds genoemde bevoegdheid werd nog in

hetzelfde jaar voor een bedrag van
f
3 milhioen ge-
bruik gemaakt, eind 1921 was het gestegen tot

f
46.912.541,31 en thans nadert het
cijfer
de’
f 100

millioen.
Mooi is deze staat van dienst niet. Voor een particu-
liere maatschappij zonder den beschermenden arm’van
Vader Staat zou, los nog van de nader te bespreken
bedrijfstekorten, reeds een dergelijke beleggingspoli-

tiek een ernstig verlies op het aandeelenkapitaal, zoo niet al eenige jaren geleden liet faillissement ten ge-

volge hebben gehad.
Intusschen, hoofdzaak is thans de belegging bij den
Staat en de vraag zou dus in de eerstë plaats deze

kunnen zijn, of wellicht hiervoor het in het leven
roepen van een nieuw toeyoerkanaal wenschehijk is. Bi.j

het onverantwoordelijke en roekelooze financieele be-

leid van den Nederlandschen Staat in de afgeloopen
jaren heeft het er misschien wei eens een enkele maal

naar uitgezien. Deze tijd is echter, naar vertroiwd
mag worden, voorbij. Weliswaar is het voornaamste

doelwit, een
redelijke
verlaging van de gewone uitga-
ven, nog niet bereikt, daar staat echter tegenover, dat

het
verdwijnen
van een met ontzaghijke tekorten wer-
kenden crisisdienst en een inperking van de buitenge-

wone uitgaven, gepaard aan een voortgaande fundee-
ring der uitstaande vlottende schuld, de kaspositi.e
van den Staat reeds thans niet onbelangrijk verbe-

terd heeft. Ongetwijfeld zijn de uitstaande bedragen

,00k nu nog te groot en moet het feit, dat deze bedra-

gen momenteel zonder veel bezwaar hier te lande ge-
absorbeerd kunen worden, voor een deel toegeschre-
ven worden aan bijzondere omstandigheden, met

name aan den verruimenden invloed, die, naar gewoon-
te, ook van de huidige depressie op de geldmarkt uit-
gaat, en claarnevens van de bekende saldi van vreemde
‘herkomst. Aangenomen mag echter worden, dat, ook
wanneer deze omstandigheden zich’ in mindere mate
deden gevoelen, de momenteele geldbehoeften van den
Staat wei misschien een opwaartsehen druk op de
,rente voor kort geld zouden uitoefenen, doch een op-
zettehijk toevoerkanaal naast de bestaande zeker niet

noodig zouden maken.

p Blijkens de nieuwe Indische leening wordt thans
met de verdere consolidatie krachtig voortgang ge-
maakt. Binnen afzienbaren tijd zal dus ook hier te
lande weder de toestand worden bereikt, die in
.Engeland reeds lang bereikt is, en zal voor de nog
blijvende geregelde kasbehoeften van den Staat ook
bij normale verhoudingen steeds geld te over op de
open markt ‘te krijgen zijn tegen voorwaarden, die,
als regel, zeer veel, gunstiger zullen zijn dan de one-
reuze rdntevoet, waarvan de girodienst thans het

profijt trekt.

Voor kunstmatigen toevoer van extra hoeveelheden
liquide gelden, naar den Staat is deze nieuwe taak van
den girodienst dus volstrekt overbodig, afgezien nog
ivan de moeilijkheden, waarvoor
bij
plotselinge ont-

trekking van de beleggingsdeposito’s zoowel de dienst
-zelf als de langs dezeh weg leenende Staat zouden

kunnen komen te staan.
Getoetst aan den-in vele opzichten verwrongcn toe-
stand van het oogenbhik is deze nieuwe taak van den
girodienst dus reeds onnoodig. Rest de wel zoo, be-
langrijke vraag, of
bij
normale omstandigheden – d.i.

hernieuwde vooruitgang in het
bedrijfsleven
en nor-
male kaspositie van den Staat – de dus geschapen
bcleggingsvorm vn maatschappelijke nuttigheid is
,te achten. –
Bij de bespreking dezer vraag moeten wij eenigsains
vooruitloopen op de quaesties, waarbij in het vervolg.
van dit artikel uitvoeriger zal worden stilgestaan.
Zoowel
bij
het aanbod als de vraag naar kapitaal is
e.t in onze moderne maatschappij groot verschil in ii-
quiditeit. Aan beide kanten kan men een hiquiditeits-
schaal opstellen, die een soortgelijke gradatie ver-
toont. Aan den aanbodkant in de eerste plaats als
meest liquide post de anders dan in volwaardig me-
taalgeld aanwezige kasmiddelen, dan de kassurplus-
sen, die hetzij geleidelijk aanzwellen om tot vaste be-
legging over te gaan, hetzij na korter of langer tijd
reder moeten worden benut, en ten slotte in geleide-
lijken overgang de vaste belegging. Daartegenover
staat een behoefte aan kapitaal, die eveneens alle pha-
sen van liquiditeit vertoont van één of meer dagen tot
zeer lange termijnen. Kenmerkend voor onze moderne
maatschapij is nu niet alleen een gelijke gradatie aan

Aa

436

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

16 Mei 1923

weerszijden, maar ook onder normale omstandigheden

een niet te miskennen evenwicht. Misschien is aati €le
vraagkant de liquiditeit vooral in de bovenste, meest

liquide lagen, iets minder groot,, wat, dank zij de wet
van het groote getal, bij een voorzichtig bankbeleid

door de centrale bank en de particuliere banken kan
worden overbrugd, gelijk deze ook andere tijdelijke
afwijkingen kunnen opvangen, doch overigens is dit
evenwicht onmiskenbaar. De ontwikkeling der con-
junctuur doet
»
zooals in zoo vele richtingen in ons
economisch leven, ook hier haar evenwichtsstorenden

invloed gevoelen, in dezer voege, dat in depressie-

perioden in de bovenste, meest liquide lagen het aan-
bod grooter is dan de vraag en omgekeerd in hausse-

perioden de vraag grooter dan het aanbod. Deze schoni-

melingen bewegen zich echter binnen betrekkelijk

enge grenzen om een gemiddelde, waarbij in de ver-
schillende lagen van vraag en aanbod het boven ge-

schetste evemvicht bestaat.

Hieruit volgt dus, dat het liquiditoitsboginsel, dat in het particuliere en centrale bankveze – goeddeels
tegen het financieele belang dezer instellingen in, die

eveneens met meer vaste vormen van belegging hooger
rentewinst zouden kunnen boeken – het te volgen bé-
leid beheerscht, niet enkel een beginsel is, dat op

straffe van de meest fatale consequenties door het
interne belang der bank wordt voorgeschreven, doch
tevens volstrekt sameevalt met het algemeene sociale

en maatschappelijke belang. Dit belang eischt, dat wiè
in
belangrijke
mate gelden van zekere liquiditeit tot
zich trekt, soortgelijke liquiditeit bij het beschikbaar

stellen dezer gelden aan het maatschappelijk organis-
me in acht behoort te nemen, terwijl overtreding van

dezen rege], wanneer het in het groot geschiedt, tot

maatschappelijke ontwrichting leiden moet.

Dat bij voortgaanden groei van den girodienst deze
civaestie met name en in de eerste plaats voor de
eigenlijke girogelden van zeer groote beteekenis zal

worden, is een volgend maal aan de orde. Thans
gaat het om de functie, die de dienst daarnevens in
toenemende mate verkrjgt: het zijn van tusschenper-
soon voor de tijdelijke belegging der in deposito ge-
geven kasoverschotten. Ontstaat straks bij verbetering
van de conjunctuur bij het bedrijfsleven weder een

normale vraag naar korte gelden, dan moet onvermij-
clelijk de
schadelijke
werking in dezen van den giro-
dient aan den dag treden. De uiterst
moeilijke
en
zeer
bijzondere
competentie vereischende maatschappe-
lijke functie, die hier aan het particuliere bank-
wezen ten deel valt, kan door den girodienst on-
mogelijk worden uitgeoefend. Het eenige, wat toe-

laatbaar is en, dan ook door de beleggingsvoor-
schriften mogelijk wordt gemaakt, is een beperkte en
voorzichtige beleening van solide obligaties. Dat
hiermede slechts voor een klein deel aan den gestel-
den eisch kan worden voldaan, zal geen nader betoog
behoeven.

Herhaald zij, dat de beteekenis van dit alles in hooge
mate afhankelijk is van den verderen groei van beide
functies van den girodienst. Met dezen groei moet
echter, gelijk gezegd, ernstig rekening worden gehou-
den. Voor de tweede functie van aen girodienst zal

dit ertoe leiden, dat de belangrijke aantrekking van
liquide kiipitalen zonder aequivalente liquide beleg-
ging, die er het gevolg van is, zich omzet in een on-

natuurlijke en voor het productieproces ongewenschte
vcrhooging van den credietprjs op de open markt en
hij het particuliere bankwezen. Dat de girodienst der-
gelijke tijdelijke belegging zoekende middelen tot zich
trekt, is dus maatschappelijk ongewenscht.

De conclusie uit het bovenstaande behoeft nog niet
te zijn, dat, gelijk Mr. van Tienhoven op den voor-
grond stelt, de girodienst in het geheel geen rente
vergoeden moet, wel echter, dat het hier niet, gelijk
de Minister meent, gaat om een eenvoudige rekensom, een maximum en minimum vraagstuk. Van de dubbele
positie van den girodienst moet principiëel worden
afgezien. Wil men tusschen cle te vergoeden rente en
dè financieele resultaten ijan den dienst verband leg-
gen, dan moet hierbij uitsluitend worden gelet op de
eigenlijke en oorspronkelijke taak van den dienst.

(Slot volgt.)

B.

HET WETSONTWERP OP DE .RUJL-

VERKA VELING.

III.
(Slot).

liet Regeeringsontwerp, waarvan wij in de’ vorige
artikelen den hoofdinhoud weergaven, sluit zich in

vele opzichten aan bij het in 1910 gepubliceerde ont-
werp der Commissie ,,Ontginning” uit het Nedet’-
landscia Landbouw-Comité, doch wijkt ook op belang-
rijke punten daarvan af.

De belangrijkste a±wijking betreft wel de taak, die
hij den ruilverkavelingsarbeid is toegekend aan dc

rechterlijke macht. Zooals we gezien hebben, roept het

Regeeringsontwerp de Rechtbank tot beslissing van
verschillende geschillen, welke tijdens dïen arbeid rij-
zen: geschillen, over de vaststelling der rechthebben-

den, over de schatting der gronden, over het plan van

ruilverkaveling. Al deze geschillen worden, ‘indien
noch de plaatselijke commissie, noch de rechter-com-

missaris partijen tot overeenstemming kunnen bren-
gen, voor de Rechtbank gebracht.
Zij
is het die; tenzij
overeenstemming verkregen wordt, ten’ slotte het plan
vaL ruilverkaveling vaststelt.

Anders het ontwerp der Commissie ,,Ontginning”.
De vaststelling van het plan van ruilverkaveling en al
wat daaraan voorafging, wordt daar, opgedragen aan

administratieve organen. Geschillen over de schattin-
gen en over het plan van ruilverkaveling worden be-

slist door de plaatselijke commissie, met beroep op een
door Gedeputeerde Staten in voorkomende gevallen

benoemde speciale commissie. Het laatste woord over
de vaststelling van het ruilverkavelingsplan is aan
Gedeputeerde Staten, aan wier goedkeuring dit plan is onderworpen met beroep op de Kroon. is het plan
aldus definitief vastgesteld, dan wordt aan ieder dci’ eigenaren gelegenheid gegeyen om te verklaren, dat

zij bereid zijn hunne in de ruilverkaveling gebrachte
gronden onvoorwaardelijk af te staan. Leggen ze deze
verklaring niet af, dan zal er onteigening plaats heb-
ben, waarbij zooveel mogelijk de gewone weg derOnt-

eigeningswet gevolgd wordt; alleen blijft een speciale
wet achterwege. Het Onteigeningsbesluit wordt geno-
men-door Gedeputeerde Staten; daarna wordt de on-
willige voor de Rechtbank gedaagd, die de onteige-

ning uitspreekt en de schadeloosstelling vaststelt. Als
schadeloosstelling worden toegekend de gronden die

in het goedgekeurde plan van ruilverkaveling aan den

verweerder zijn toebedeeld en bovendien, zoo daarvoor
termen zijn, een bedrag in geld. Juist deze onteigening was in den boezem der Com-missie het onderwerp geweest van een geanimeerd de-

bat. De meerderheid der Commissie stond tegenover
haar medelid den heer I. Boer Hzn. Deze laatste
meende, dat bij ruilverlcaveling geen spralce was
voo
onteigening i.n den zin der Grondwet en verklaarde
zich fel gekant tegen de inmenging van de rechter-
lijke macht en vooral tegen het binnenhalen van advo-

caten. De meerderheid daarentegen meende, dat ruil-
verkaveling viel onder het grondwetteljke begrip vaii
onteigening en dat het i’echtsgevoel niet zou worden bevredigd, indien de beslissing niet in laatste instan-
tie werd opgedragen aan den burgerljken rechter.

In een reeks artik1n, die de Nieuwe Rotterdam-
sche Courant aan het Regeeringsontwerp
1)
gewijd
heeft, is er reeds op gewezen, dat de Memorie vail
Toelichting de vraag of ruilverkaveling onteigening
is, niet aanroert. De
schrijver
meent, dat de Regee-
ring die vraag blijkbaar ontkennend beantwoordt, want

zou ruilverkaveling onder onteigening vallen, dan zou
de regeling vau het ontwerp in strijd
zijn
met de
Grondwet.
Naar mijn meening heeft men bij ruilverkaveling

1)
Avondbiaclen van
2, 3
en 5
Maart 1923.

16 Mei 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

437

ongetwijfeld te doen met onteigening. De Overheid verordent hier een maatregel, krachtens welken een
perceel grond aan der eigenaar tegen diens wil kan
worden ontnomen om aan een ander in eigendom over

te gaan. Deze maatregel vindt hierin zijn rechtvaardi.-
ging, dat bij cle nieuwe indeeling de grond een pro-

cluctiever en dus met het algemeen belang meer stroo-

kende bestemming zal krijgen dan hij den ouden toe-

stand. De eigenaar wordt schadeloos gesteld in grond,

zoo noodig aangevuld door geld. Alle elementen van

onteigening ten algemeenen nutte zijn hier aanwezig.

Moet nu wanneer men ruilverkaveling als onteigc-

nlng l)eschouwt, het Regeeringsontwerp in strijd mei

de Grondwet geacht worden? Ik geloof het niet. Art. 152 de.r Grondwet stelt voor

onteigening geen andere ei.schen dan: lo. voorafgaan-

de verklaring bij de wet, dat het algemeen nut de ont-
eigening vordert; 2o. vooraf genoten of vooraf ver-

zekerde schadeloosstelling; 3o. inachtneming van de

voorschriften der wet.

De onder 2o. en
3e.
genoemde eischen komen in het
Regeeringsontwerp geheel tot hun recht. Aan. de.ii

onder 1.o. vermelden eisch voldoet het ontwerp niet,
doch de Grondwet geeft den wetgever volle vrijheid in

cle door. hem bepaalde gevallen daarvan af te wijken.
V66r 1922 moesten al die gevallen genoemd worden in
de algemeene onteigeningswet, doch de tegenwoordige
Jro n d wet eischt gelukkig dien telkens groeiende n
staart van de wet van 1851 niet meer en geeft vrijheid
dc afwijkingen ook in andere wetten onder te brengen.
Welnu, uit de geheele regeling van het ruilverka-
velings-ontwerp blijkt, dat de wetgever voor deze out-
eiening een speciale wet niet noodig acht. Een uit-
drukkelijke verklaring hieromtrent eischt de Grond-
wet iti.et. Zulk een verklaring zou overigens gemak-

Icelijk nog in het Ontwerp kunnen worden ingelascht.
Het debat in den boezem der Commissie ,,Ontgi.n-
.ning” over cle vraag, of ruilverkaveling onteigening

is, stond in nauw verband met de beslissing, of de bur-
gerlijke rechter in de zaak zou worden gemoeid.

e

recht beweerde de heer Boer, dat, zelfs als men zich

op het standpunt van onteigening stelt, de inmenging
van den rechter door de Grondwet niet wordt voor-
geschreven. Maar evenzeer terecht betoogde de meer-
derheid, dat het rechtsgevoel van het Nederlandsche
volk niet bevrecligd is, indien bij een onteigening het
laatste w’oord niet wordt gesproken door de rechter-

lijke macht.
Aan dit laatste vereischte voldoet het ruilverkave-
1 ings-ontwerp der Regecring in hooge mate. De recb-
ter zal bij ruilverkaveling een veel belangrijker en aan-
trekkelijker taak hebben dan
bij
de gewone önteige-iiing, waar zijn taak zich beperkt tot cle contrôle, ol alle formaliteiten zijn nagekomen en tot het bepalen

der schadeloosstelling.
De Redactie dor Nieuwe Rotterdamsche Couran t
geeft aan do regeling der Commissie ,Ontginning”,
ook afgezien van de kwestie der Grondwettighoid,
verve do voorkeur boven die van het Regeeringsont-
worp. Een groot bezwaar acht zij het, dat het op-
maken van het plan van ruilverkaveling wordt ver-
traagd, doordat vooraf allerlei geschillen omtrent dc
rechten der belanghebbenden door de Rechtbank moe-
ten worden beslist. Volgt men het stelsel der Onteige-
ningswet, dan bestaat dit bezwaar niet. l3ij onteige-
ning toch laat men zich niet in met twistvragen over
eigendom of zakelijke rechten. De onteigeningsproce-
dure richt zich alleen tegen den kaclstralen eigenaar.
Beweert een ander eigenaar te zijn of rechten op den grond te hebben en ontstaan daarover geschillen, dan
blijven deze in het• onteigeningsgeding onbeslist: de
schadeloosstelling wordt in zulk een geval geconsi.g-
.neercl en men kan er dan later over gaan procedeeren.
Naar mijn meening is het stelsel der Regeering
luister dan dat der Commissie. ,,Ontginning” en. doet
het Regeeringsontwerp recht weder varen aan het
cigenaardig karakter, waardoor de ruilverkaveling zich van de gewone gevallen van onteigening onderscheidt.

Bij de gewone onteigening, hetzij deze geschiedt

voor den aanleg van een spoorweg of een kanaal, hetzij

voor stadsuitbreiding of voor uitvoering van de Land-
arbeiderswet, bestaat er geen rechtstreeksch verband tusschen de eigendomsverhoudingen, die in ‘t ve.rlc-‘

den bestonden, en die, welke in de toekomst zullen

ontstaan. De toekomstige eigenaar is vooraf bij Over-

heidsbesluit aangewezen. De tot nu toe bestaan heb
bende eigendomstoestand vervalt geheel; alle zake-

lijke rechten w’orden opgeheven, alleen het recht op

een geldsom treedt daarvoor in dle plaats.

– Bij die ruilverkaveling hangt de beslissing, wie de

toelcomstige gerechtigden zullen zijn, geheel en al af

van de vraag, wie de vroegere gerechtigden waren.

:rede,r die bij de oude indeehing rechthebbende was,

moet
bij
de nieuwe indeehing een recht ontvangen, dat

niet alleen in
waarde,
maar ook in
aard
en
omvang
met zijn oude rechten zooveel mogelijk overeenstemt.
Dit geldt niet alleen voor de eigendomsrechten, maar
ook voor de zakelijke gebruiksrechten, de hypotheken,

cle huurrechten.
Daarom kan mi. tot het opmaken van het plan van

rui].ve.rkavehing eerst worden overgegaan, nadat ieders
rechten vaststaan. Wordt uitsluitend aan de hand der

cadastrale gegevens een definitief ruil
y
erkavelings-

plan opgemaakt en blijkt later – wat zoo vaak het ge-
1
val is – dat cle kadastrale gegevens niet met den
werkehijken rechtstoestand overeen.stemmen, dan is

,QnreCht begaan dat in vele gevallen niet is goed te
maken.
Het is waar, dat door het inroepen van de rechter-
.lijke beslissing tijdens den ruilverkavelingsarbeid ver-
traging ontstaat en de gewenschte cultuurverbetering
langer zal uitblijven. Maar dit bezwaar is geringer
dan die van het opmalcen van het plan van ruilverka-

,veling op onzelcere gegevens. Zal de ruilverkaveling
de haar toekomende plaats in het volksleven innemen,
dan moet
zij
niet alleen verbeterde cultuurtechniek
tot grondgedachte hebben, maar ook eerbiediging van
bestaande rechten.
Men zal daarom goed doen bij de verdere behancie-
ling van het Regeeringsontwerp aan het daarin neer-
gelegde stelsel vast te hôuden.
Wijzigingen van ondergeschikte heteekenis zullen
wel hier en daar wensehelijic
blijken.
Het zij mij ver-
gund op enkle punten te wijzen.
In het ontwerp der Commissie ,,Ontginning” kou

het verzoek tot ruilverkaveling uitgaan van één grond-
eigenaar en konden Gedeputeerde Staten reeds aan-
stonds, als zij de ruilverkaveling ongewenscht achtten.,
het verzoek afwijzen, met beroep op de Kroon. In het
Regeeringsontwerp moet het verzoek uitgaan van
der kadastrale gerechtigden, maar hebben Gedepu-
teerde Staten niet de macht de zaak testuiten. 1-let

komt mij gewenscht voor, deze macht wèl aan het ad-
ministratief gezag toe te kennen. Ieenen Gedepu-
teerde Staten en de Kroon, na advies der Centrale
Commissie, dat van het plan niets goeds te maken is, dan moet ‘niet een kleine meerderheid der gerechtig-
den de minderheid kunnen dwingen van hun grond
afstand te doen.
Het kan soms ook, nadat het besluit tot ruilverkave-
ling met de vereischte meerderheid genomen is, bij de
verdere uitwerking der plannen blijken, dat een toe-
stand die werkelijk als een verbetering is te beschou-
wen, niet te vinden is. In dat geval veroorloofde het
ontwerp der Commissie ,,Ontginning” de vergadering
van gerechtigden om bij een met versterkte meerder-
heid genomen besluit den voortgang der:ruilverku-
veliog te doen staken. Het :Regeeringsontwerp houdt
zulk een bepaling niet i.n. Toch kan ik mij voorstellen,
dat er gevallen zullen voorkomen, waarin ten slotte
dle overgroote meerderheid cle ruilverkaveling onge-
wenscht licht, en in zulic een geval zou het bedenke-
lijk zijn, indien men genoodzaakt was het plan door te
zetten. –
Bij de bepalingen over de pr000svoening voor de
Rechtbank viel
mijn
aandacht op art. 44, waarin he-


0

438

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

16 Mei 1923

paald wordt, dat- ten dage dienende de gedingvoeren-

den. de -gronden hunner beweringen en de middelen
tot staving daarvan opgeven bij conciusiën, waarna zij
op een door de rechtbank op korten termijn te bepalen
dag hunne conclusiën bij pleidooi door een advocaat

breeder kunnen ontwikkelen. Is het de bedoeling van
dit artikel, dat partijen voor hunne conclusiën
,
gee-
norlei uitstel kunnen krijgen en dat geene conclusiën

van ze- en dupliek en geen incidenteële conclusiëo

geoorloofd zullen zijn? Zoo ja, dan schijnt mij die

streugheid ongewenscht en eenige soepelheid bij de

procesvoering geboden. ])e hierbedoelde geschillen
kunnen vrij gecompliceerd- zijn. –

Art.
15,
vierde lid, van het ontwerp bepaalt, dat

de akte van ruilverkaveling zal gelden als ,,titel voor de daarin omschreven rechten” en dat
zij
zal worden
overgeschreven in de openbare registers. Volgens de Memorie van Toelichting (blz. 6) ligt aan deze bepa-

ling ten grondslag het beginsel, dat de riiilverkave-

ling tot een vernieuwing van rechten leidt. Ik be-

twijfel, of de redactie van het artikeldit- beginsel tot
zijn recht doet komen. Volgens het stelsel van ons

burgerlijk recht, dat in art. 639 B. W. tot uiting komt,

kan een ,,rechttitel van eigendomsovergang” alleen dan eigendom geven, indien, deze afkomstig is van

iemand die gerechtigd was over den eigendom te be-
schikken. In dit stelsel zou dus hij, die zich op

een in de openbare registers overgeschreven akte van

ruilverkaveling beroept, ziéh kunnen zien tegengewor-

pen, dat zijn eiendomsrecht derivatief is en aan het
recht van
zijn
voorganger iets, ontbrak. Zulk een te-

genwerping moet na de met re6htswaarborgen omklee-
de ruilverkaveling niet zijn toegelaten. Beter zou het

daarom zijn te lezen: Door de overschrijving der akte

van ruilverkaveling in de openbare registers worden
de daarin omschreven rechten verkregen.

VolgeÉs art. 32 van het ontwerp wordt de grond
gesciiat door verdeeling in klassen en bepaling van de
waarde per 11A.. in iedere klasse. Zou het bij de groote

verscheidenheid der toestanden niet beter zijn de me-
thode van schatting over te laten aan de deskundige
centrale’ en plaatselijke commi.ssiëu en geen impera-
tief voorschrift in de wet op te nemen?

Eindelijk spreek ik de hoop uit, dat niet ongewij-
zigd uit den smeltkroes der beraadslagingen zal te
voorschijn komen de draconische bepaling van art.
21,

waarbij een geldboete van ten hoogste
f
1000,— wordt
bedreigd tegen den eigenaar of gebruiksgerechtigde
van een in de ruilverkaveling opgenomen perceel, die
zonder vergunning van de plaatselijke commissie ,,han-
delingen verricht, waardoor de waarde’ van den grond
of- het natuurschoon zouden verminderen”. Speciaal
natuûrschoon is een te subjectief iets om als grondslag
van een strafvervolgi:ng te strekken. En ook ,,hande-
lingen, waardoor de waarde van den grond vermiji
clert”, vordea soms met de beste bedoelingen verricht.

G’roi:iirigen.

T. 13. Coi-iic.

]J)B /[jj/jj”J’AjJEN DE HOOGERAAD

EN DE KQLJ.J,TKtIJKE”

Vie kaatst’ moet den hal verwachten. Daarom over-
viel’ mij het artikel van den heer Takken, in het laatste
niunme van dit weekblad, niet. Eerlijk gezegd: ik had
reeds eerder naar een betoog van gelijke strekking
uitgekeken. Wij leven snel en wie heeft in Mei nog
belangstelling voor een weekbladartikel van Maart
over een arrest van Januari? Nauwelijks de schrijver,

die het artikel, of de raadsheereu, die het arrest
samenstelden: ook hun aandacht werd in de afgeloopen weken voor zoovele andere kwesties gevrtagd, dat ver-
i’noedelijk ook zij de zaak al veer een beetje vergeten waren toen de heer Takken haar oprakelde. De lezers
van dit weekblad zouden er daarom waarchijnljk
vallen vrede mee hebben gehad, als ik zijne beschou-
vingen onbeantwoord had gelaten, maar de wellevend-
heid gebiedt nu eenmaal om iemand, die met vollen
naam en hezad,igd U bestrijdt, te antwoorden. Ik geef

den lezer -echter vooruit de geruststellende ‘verkla-

ring, dat dit antwoord kort en onherroepelijk- het

eenige zal zijn. Met het oog op mij behoeft dus de
redactie, die zoo walwillend is mij gastvrijheid te ver-
leenen, niet ,,de discussie te sluiten”. Bovendien: ik

laat allen strijd over bijkomstigheden rusten. Of ik
hier en daar een gelukkig dan wel een dom voorbeeld gebruikte; of ik dit of dat wèl of niet zou durven vol-

houden en of ik nu en dan mij vergiste zonder dat

deze ,,vergissing” practisch van eenig belang is, dit

alles mag mijne persoonlijke ijde],heid streelen of
kwetsen, voor de zaak, clie den heer Takken en mij

verdeeld houdt, is het volkomen irrelevant en wij
doen, dunkt mij, nu zij toch al wat ,,fanée” is, verstan-
dig erover te zwijgen. –

Twee punten, die mijn geëerde tegenstander aan-
roert, zijn echter, voor een juist oordeel over ons

debat, van veel beteekenis. Allereerst: had ik gelijk,

toen ik betoogde, dat als in 1907 Koninklijke en Shell

een simpele afspraak hadden gemaakt om hare in-
komsten bij elkaar te voegen en ze overeenkomstig

eene bepaalde verhouding te verdeelen, nimmer eenige
belastingmoeilijlcheid zon zijn ontstaan? Immers, heb

ik hierin gelijk, dan is de strijd nog wel volstrekt niet

in mijn voordeel beslist, maar krijgt toch de onpa’r-

tijdige lezer het gevoel, dat in de belastingmoeilijkhe-
den die wèl
zijn
ontstaan, iets gezochts moet zitten,
omdat ,,het wezen der zaak” – dat mijne bestrijders

hier zoo graag te pas brengen – toch eigenlijk op deze

eenvoudige af:praak neerkomt. Vandaar dat de heer

Takken, van zijn standpunt belceken volkomen terecht,
zijn best doet te betoogen, dat ik hier de plank mis
sla. Ook al was, zoo voert hij aan, deze eenvoudige

vorm gekozen, zou over cle winst der Koninklijke, om nu maar
bij
haar te blijven, tweemaal belasting moeten
zijn betaald, zoodra die winst meer dan 60 pOt. der
totale winst bedroeg. De Koninklijke zou dan dit

meerdere aan de Shell hebben moeten afdragen en
daarover zou dus èn in Nederland èn in Engeland
belasting
zijn
geheven. Ik antwaord op
mijne
beurt:
,,ik ken dit niet toegeven”. De Shell zou niet ,,deel-
gerechtigde in de winst van de Koninklijke zijn ge-
worden”, gelijk cle heer Takken schrijft, maar de Ko-
ninklijke zou verplicht zijn geweest, omdat de Shell

niet meer met haar concurreerde, omdat zij (Konink-
lijice) de schepen, installaties enz. der Shell mocht
gebruiken, haar (Shell) te betalen een zoodanig be-
drag, dat de Shell 40, de Koninklijke 60 pOt. der
totale winst ontving. Het winstsaido der Koninklijke
zou, gelijk ik het reeds de vorige maal uitdrukte,
nooit hooger hebben
kunnen
zijn
dan 60 pOt. der
totale winst, omdat zij contractuéel verplicht zou zijn
geweest het meerdere niet
,,uit ‘te keeren”
maar, even-
als andere oulcosten, te
,,betalen”
en men zou in Ne-
derland van haar nooit o’ei een ander bedrag belas-ting hebben kunnen heffen dan over hare
uitkeering aan hare aandeelhouders en andere’ deelgerechtigden,
te weten: over hoogstens 60 pOt. der totale winst.
Van nog meer belang dan eene discussie over wat
gebeurd zou zijn, als gebeurd was, wat niet is gebeurd,
i.s er eene over de vraag, of op den dag van vandaag

de Koninklijlce hare 95 pOt. van de Bataafsche ten.
voile ,,geniet” of voor 35 pOt. ,,ontvangt”. Men zal zich herinnéren, hoe de hooge raad besliste, dat hot
laatste het geval was, omdat, volgens hem, de 35 pOt.,
die de Koninklijke ontvangt boven de 60 pOt., – die
haar volgens de oude statuten toekwam, ,,zuiver

het karakter draagt van een ontvangen ten bate van
de Shell”. Ik voerde, onder meer, hiertegen aan, dat
‘s raads uitspraak reeds hierôm niet juist kan zijn,

omdat het zich zeer goed laat denken en het inder-

daad is voorgekomen, dat de Koninklijke haar volle 95 püt. behoudt en zelfs dat zij, behalve die 95 pOt.
nog eene vordering tege:a de Shell heeft. ‘Nu ja, iepli-
ceert de heer Takken, dat lijkt wel heel aardig maar
eigenlijk gaat indeze gevallen de redeneering van den
hoogen zaad even goed op. Immers in zulke gevallen
,,hehoudt niet de Koninklijke haar volle 95 pOt.’,

16 Mei 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

439

maar is eenvoudig de 35 pOt., clie zij te veel ontving,
gelijk aan of minder dan hetgeen de Shell te veel uit
cle Anglo-Saxon beurde. Inderdaad, deze rekensoni
komt uit. Maar daarom behoudt de Koninklijke nog

wel haar 95 pOt. Op het oogenblik dat de Koninklijke
haar 95 püt. uit de Bataafsche, de Shell haar 95 pOt.

uit do Anglo-Saxon bouren,
genieten
zij die in den

ro1len, zin van het woord, worden die haar rechtmatig
eige:ndom, kunnen zij ermee op den loop gaan zonder
dat van verduistering sprake zal zijn. Dat later, als

blijkt, dat eene der partijen te veel heeft genoten,
,,the party receiving such excess shall forthwith
mi

clemand pay over such excëss to the other party for

the absolute use and benefit of such other party”, kan aan het karakter van dit ,,geni.eten” niets veranderen.

Als ik vandaag van iemand geld beur, maar door eenc
verhouding jegens U bestaat de kans, ôf dat ik U ovem
eenigen tijd een bedrag, gelijk aan een gedeelte van
het heden genotene, uit moet betalen, èf dat gij

mij zekere som boven het heden ontvangene ver-

schuldigd zult zijn, dan ben ik desnietteniin vandaag
volkomen rechthebbende van het ontvangen geld,
ge-.

niet
het zonder restrictie. Derhalve, aldus luidde en

luidt, ook na aan het betoog van den heer Takken
volle aandacht te hebben geschonken, mijne conclusie:

men heeft niet het recht te beweren, dat wat Ko-

.uinklijke en Shell deden,
eigenlijk
een schijnbeweging

of tegen de wet in was. Als A en B beiden
f
20.000

inkomen hebben, dan icunnen zij zeer wel
ccii
vet:-

schillend bedrag aan belasting schuidig zijn al naar
gelang, bijvoorbeeld, dit inkomen uit vermogen of uit arbeid voortspruit. Door de bronnen van zijn inkomen
te veranderen, door bijvoorbeeld hardem te werken en
een stuk vermogen op te maken, kan men zijne be-
lasting verminderen, ook al blijft het eindbedrag van
het inkomen hetzelfde. Zoo ook kan een holding corn-
pany, naar gelang zij hare inkomsten allereerst uit

eene inheemsche da:n wel uit eene buitenlandsche
maatschappij trelt, minder of meer aan den fiscus
moeten betalen, zonder dat haar inkomen verandert.
Dat zij hierop let, dat zij de structuur van de groep
waartoe zij behoort, verandert, al naar gelang de eene
clan wei cle andere opstelling haar voordeeliger en
beter uitkomt, is tegenover aandeelhouders dure plicht
en stellig haar goed recht.

:ln – laat dit mijn siotwoo.rcl zijn —
daarom
gaat

het toch,
dat
vo:rmt eigenlijk den inzet van den strijd,

dien ik voer. Niet cle vraag, of cle hooge raad gelijk
of ongelijk had, deed mij naar de pen grijpen. Prac-
t.isch gesproken, doet dit er zoo weinig töe. Al was
de heer Takken, met al het gezag waarover iemand,
die bij het departement van financiën cciie hooge
p0-

si t.ie met eere bekleedt, in belastingzaken beschikt,
mij komen verklaren, dat de hooge raad glad onge-

lijk had en dat mijn betoog een meeste.rstuk was –
de Koninklijke zou moeten betalen. Napleiten is al-
tijd oriclanikbaar werk en bewijst meestal, dat de plei-
ter niet al te best tegen zijn verlies Ican. Maar de lieer
Takken en. zij, dic zich achter hem scharen, gelieven
te bedenken, dat nadat do Koninklijke tegen redelijke
verwachting ii:i (immers mcii had reeds tweemaal den.
Ruhico gepasseerd) het pleit had verloren, op. een
niaartshen Zondagmorgen, plotseling, zonder dat zij
met een woord was gewaarschuwd, op cle eerste pa-
gina van de cleftigste courant, een anoniem artilceltje
stond waarin, on omwo
ii
den, van ,,schij o overeenkom-
sten”, van handelingen ,,in fraucleni fisci”, van ,,on-
besmet biazoen” en van ik weet al niet wat, werd ge-
sproken. :Dit gesch.rjf, dat stellig ook den heer Takken
moet tegenstaan, opende mijn inlctpot. Als de heer
‘l’akketi veikiaa.rt, dat cle hooge raad, zooais meestal,

gelijk

had. maar dat de Koninidijke toch ook wel aj-
gu.menten kon aanvoeren en niets onkoninkljks deed,
zal ik voldaan mijl., inlctkoker weer dicht doen.

‘s-Gravenhage, Mei 1923.

A. S.
OPPIdNF[ldIM,

DE FINANCIEN VAN NEDERLAND EN VAN

.-
. . . 0 •
NEDEELANDSCH-JNDJE. . .

Rapport der. Vlootivetcomniissie.

1.
Nederland.

Met pnijzenswaardige snelheid heeft de op
21
No-

vember jl. ingestelde Vlootcommissie zich van haar

taak gekweten. Haar uitvoerig en gedocumenteerd rap-

port – met de afzonderlijke nota’s van Mr. R. J. H.
Patijn en Mr. L. J. A. Trip, 64 blz. druks – is geda-
teerd van 30 Maart jl. en onlangs in druk verschenen.
1-let rapport, waarvan de lezing een ieder aanbevolen
zij, bevat, naast liet maritieme gedeelte, een overzicht

van den toestand, waarin de financiën van Nederland

en van Nederlandsch-Indië verkeeren, en van de voor-uitzichten voor de naaste toekomst. Beide uitnemende

overzichten worden in dit en het volgend nummer

volledig weergegeven.
Aangeteekend zij nog, dat de commissie, waarvan het
voorzitterschap werd waargenomen door Mr. R. J. H.

Patijn, samengesteld was uit de militaire leden gep.

Luit-Generaal H. N. A. Swart en Schout bij Nacht
A. F. Gooszen en uit de niet-militaire leden staats-

raden 0. J. Hasselman en Mr. A. A. H. Struycken,
den Thesaurier-Generaal Mr. L. J. A. Trip, den chef

der Iie afd. aan het Dept. van Koloniën H. J. van
Brink en het lid der Rekenkamer R. Zuyderhoff. Als

secretaris fungeerde de Luit.-ter-Zee
ie
klasse H.

Ferwerda.
Hieronder volgt in de eerste plaats het overzicht

wat
Nederland
betreft.

Gewone dienst.
Na de zware eischen, i’elke gedurende
den oorlog aan ‘s Lands financiën waren gesteld voor de
haticihaving val, onze neutraliteit en de instandhouding van
onze volkskracht, stond Nederland aan het einde van
1918
.
voor een toestand, die ongetwijfeld moeilijk ic’as, doch niet
zorgwekkend kon genoemd worden. Weliswaar waren, afge-
scheiden van dcii invloed der zooeven bedoelde cischen, de
gewone staatsuitgaven sedert
1913
belangrijk gestegen
doch deze stijging was in hoofdzaak toe te schrijven aan de waardediilirg van ‘het geld. Nieuwe maatregelen, i,’elke liet
gewone budget blijvend in belangrijke mate zouden bezwaren
en geen verband hielden met clie waardedaling, waren niet
getroffen het terrein van de staatsheiuoeiing cc’as niet iii
beteekenende mate uitgebreid.
De gewone uitgaven waren sedert
1913
gestegen valt
f197.500.000
tot
f333.400.000,
de gewone ontvangsten van

f
205.600.000
tot
f
329.100.000.
Het daarop volgend tijdperk heeft in hoofdzaak Neder-
land in den toestand gebracht, waarin het thans verkeert.
Ja
dit tijdperk van ‘schijnwelvaart vallen de maatregelen,
welke direct cii indirect het staatsbudget in zoodanige mate
hebben bezwaard, dat de lasten uitgaan boven cie draag-
kracht der bevolking. Nederland is hoven zijn kracht, gaan
leven. Geen rekening is gehouden niet dc waarschuwingen,
welke van zeer bevoegde zijde werden vernomen en waarbij
gewezen werd op het gevaar, gelegen in het belasten valt
den Staat met talrijke belangrijke uitgaven van blijveuden aard, in eene periode, waarin het intreden van cciie econo.
mische crisis, clie een hij uitstek sterken terugslag op de
ontvangsten uit verscim illende belastingen zout veroorzaken,
kon w’orden voorzien. De gewone uitgaven heliepen achter-
eenvolgens in:
1918 …………………[333.400.000
191′) ………………..

‘444J00.000
1920 …………………..11.400.000
1921 ………………….621.600.000
1922
(raming) …………,,
640.000.000
1923

,,

…… …..

615.000.000

Eene lioofdstuksgewijze vergelijking vat, cle gewone
uit-
gaven ten laste val, dien dienst
1917
en van (Ie ranting dier
uitgaven voor
1923
is opgenomen in Bijlage
3
van dit
rap.

liort
1)
Hierbij konit, dat voor )

ente en aflossing der crisislee-
niligeit, clie ten laste van het ieeuingfoitds zijn gebracht,
een titti:cl beding van rond
f
80.000.000
uit helastiighefïing
itioet verkregen worden, zoodat het totaal der uitgaven,
welke door belastingen en andere gewone inkomsten gedekt moeten worden, ten naastenbij
f
700.000.000
bedraagt tegen
nog geen
f200.000.000
in
1913.
Met deze cijfers voor oogea
is het niet te veiwonderen, (lat, niettegenstaande de belas-
tingeti tot een zoodanig peil zijn opgevoerd, dat ons eco’io

t)
Hierachter afgedrukt.

440

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

16 Mei 1923

nfisch herstel en de hiervoor noodige kapitaalvorming in
ernstige mate belemmerd worden, cle gewone dienst der
staatsbegrooting belangrijke tekorten aanwijst. Over 1920
bedroeg het tekort f6.500.000, over 1921 f35.000.000. Voor
1.922 wordt, na aftrek van eene bijdrage van
f
15.500.000
uit cie ontvangsten van het lecningfonds, een tekort ver-
wacht van
f
25.000.000. De begrooting voor 1923 wijst, oii-
danks eene vermindering der geraamde uitgaven in verg-lijking met 1922 van pim. [25.000.000, een tekort aan van

f
47.500.000, dat door cciie voorgenomen uitkeering van
f10.000.000
aan de algemeenë middelen uit cle baten van
het ]eeningfonds wordt teruggebracht tot
f
37.500.000. Hier.
uit blijkt, dat de jaren 1920 tot en met 1923 een gezamen-
lijk deficit op den gewoncn dienst van omstreeks

f
100.000.000 zuilen opleveren.

Hoè is nu het perspectief voor cle naaste toekomst? Bij de
beantwoording van deze vraag gaat de commissie uit van
een tekort op den gewonen dienst van. ……
f
47.500.000
De voorgenomen uitkeeririg uit het leening-
fonds . vaii
f
10.000.000 toch kan, naar hare
meening, geen blijvend karakter dragén. Waii-
neer hinnenkoi t de belangrijke vermindering
van de inkomsten der belastingplichtigen,
welke als gevolg van cle economische inzinking
en de beëindiging van het tijdperk van schijn-
welvaart is ingetreclen, in de cijfers der directe
belastingen tot uitdrukking komt, Zal het lee-
ninglouds zijn inkomsten ten volle noodig heb-
ben, om aan zijne verplichtingen te voldoen.
Tr
het grootste deel toch w’orden die inkoni-
steti uit directe belastingen verkregen.

In 1924 zal voor het eerst op de begrooting
drukken hetgeen de Staat aan het ouderdonis-
fonds zal moeten voldoen ter goedmakiiig van het nacleelig verschil tusschen de ouderdoms-
renten en de premies van hen, die zich in het
vierjarig tijdvak 3 December 1919-3 Decem-
ber 1923 vrijwillig hebben verzekerd. Aangeno-
men dat deze last over een termijn van 30 ja-
ren verdeeld wordt, zal het gewone budget uit
dezen hoofde bezwan.rd worden met eene jaar-
lijk

sche uitgave .van omstreeks ………..
.. 12.000.000

De bijdragen in de annuïteiten oier de voor-
schotten, welke ingevolge cle Woningwet zijn
toegekend, zullen in de eerstvolgende jarèn
eene belangrijke stijging vertoonen. Op cle ge-
ivone begi

ooting voor 1923 is voor dit doel uit-
getrokkén
f
1.500.000. Aan de commissie is be-
kend, dat in gevolge een voorloopige becijfe-
ring door de betrokken autoriteit gemasikt,
gerekend moet worden op eene toeneming van
dezen post met …………………………7.500.000

De dekking van de uitgaven tot en met 1923
zal cle geconsolideerde schuld ten minste
j, 350.000.000 doen stijgen hoven het hedra,
waarop hij de samenstelling van de begroo-
ting werd gerekend. Aangezien de rente van
een leening op langen termijn belangrijk hoo-
ger is dan die der vlottende schuld en voor
ainoi

tisatie een post op cle begrooting moet
worden gebracht, zal deze stijging een vermeer

dering der gewone uitgaven meclebrengen, vel-
ke de commissie meent te moeten stellen op
ten minste …………………………….9.000.000

Te grootste twee spoorwegmaatschappijen werken met belangrijke tekorten. Over 1921
moest de Staat volgens cle wet van 28 Juli
1921
(Btaatsblad
no. 1011), bijpassen een to-
taal bedrag van tea naastenbij
f
33.000.000.
Over 1922 zal dit bedrag wel niet veel beneden

.1
.
30.000.000 dalen, aangezien de niet onbe-
langrijke vermindering der uaven nagenoeg
geheel wordt opgewogen door den teruggang
der ontvangsten. Neemt men aan, dat deze
in 1923 niet beneden het peil van 1922 zullen
zinken en houdt men rekening niet het feit,
dat de tot stand gebrachte bezuinigingen nog
verder zullen doorwerken, clan nog valt een
(loor den Staat te betalen bijdrage te . ver

Transporteeren. .
f
76.000.000
1)
in § 5 der Memorie valt Antwoord aan de Tiveede Ka-nier der Staten-Generaal betreffende Hoofdstuk 1 der staats-
hegrooting voor 1923 ilecicle cle Minister van I3’inaiuiëu
mede, dat (leze uitgaven vermoedelijk zal blijven beneden
j 15.000.000. Aan de hand van verkregen inlichtingen is
eeli bedrag van
f
12.000.000 aangenomen.

Transport.
– f
76.000.000
wachten van
f
15.500.000. De commissie meent
zich te kunnen onthouden van cciie beani;- –
woording der vi-aag, of het een juiste politiek


was de hierbedoelde sta atsuitgaven ton laste
van den crisisdienst te brengen. Maar nu deze
uitgave
2
ten gevolge valt liet voortdurend te-
rugloopen der ontvangsten, voor langeren tijd
op cle begrooting zal drukken clan aaiivanke.
lijk werd verwacht, zal zij, vôlgens de in de
Memorie van Antwoord aan de Tweede Kamer
betreffende Hoofdstuk T der staatsbegrooting
voor 1923 (hlai1. 9) door dcii Minister vnu
Financiën kenbaar gemaakte zienswijze, de ge-
ivone. begrootiug moeten bezwaren .Joewel de
commissie zich op liet standpunt stelt, dat deze
uitgave binnen zeer korten tijd behoort te ver-
dwijnen door vermindering van cle expioitatie-
uitgaven der spoorwegmaatschappijen, is zij
met den Minster van Fi anciën i„
,
.
tii
oordeel,
dat, zoolang dit niet bereikt is en die maat-
schappijen met tekorten blijven werken, de
liierbecloelde post op dcii gewonoli dienst moet
drukken. Hiervoor is uitgetrokken …………. 15.500.000

Voor cciie itooduitkeering aan de gemeenten
is ôp de begrooting voor 1923 niets opgeno-
men. Waar verschillende gemeenteim zonder
zoodauiige uitkeei’ing in moeilijke omstandig.
lieden zullen geraken, zal liet vermoedelijk
niet mogelijk zijn, dat de Staat zich geheel aan
deze hulp onttrekt, al zal zij dan ook’ belang-
rijk minder zijn dan liet bedrag van
f13.000.000, waarop vôor 1922 uit’ dezen hooi-
de werd gerekend. De commissie meent voor
dozen post te iïioeten. uittrekken …………..5.000.000

j 96.500.000

De hierboven staande becijfering voert derhalve tot liet
resultaat, dat, als gevolg van de in cle naaste toekomst te
verwachteui stijging van uitgaven, het tekort op den gewo-
nen dienst zal ldimmuien tot
f
96.500.000.
De commissie ziet aan den anderen kant niet voou’bij,
dat de Minister van Financiën in de jong’ste millioeuen
1101 i
rekende niet eene besparing in perspectief van
f
37.500.000.
Zij zou liet echter niet verantwoord achten dit bedrag iii
miuclering te brengen van cle hiervoren genoemde

f
96.500.000.
Vooreerst staat ivel vast, dat de voorgenomen maatrege-len in afzienbaren tijd eene vermindering der uitgaven met

f
37.500.000 niet zullen brengen. De belangrijkste dier
maatregelen, – t.w. de herziening van cle Lager-onderwijs-
wet – welke f.20.000.000 had moeten hijdragcu, zal un dc veranderingen, die liet wetsontwerp hij de behandeling iii
de Tiveecle Kamer der Staten-Generaal- onderging, in het
gunstigste geval op dcii duur de rijksuitgaven niet sleeht
f12.000.000 ‘doen dalen. Ook is liet geheel onzeker, of en
wanneer de voorzieningen ten aanzien van de sociale verze-
kering, w’aaruit eene besparing van
f
3.500.000 verwacht
u
werd, tot stand zullen komen. Voor het overgroote deel ko-
‘mcmi de hierbedoelde bezuinigingsmaatregelen neer op cciie
inkrimping van het overheidspersoneel. Een groot deel van
dit personeel, zal gedurende vele jaren wachtgeld of pen-sioen uit’ de staatskas trekken ten beloope van ten minste
70 pOt. der laatstelijk genoten weddeut.
De in uitzicht gestelde besparingen zullen dus ten dccle
in liet geheel niet en overigens slechts zeer geleidelijk cii
over vele jaren verdeeld gerealiseerd kunnen worden. Maar
voor zoover en naarmate zij gerealiseerd worden, zullen zij
ongetwijfeld noodig zijn om in liet gunstigste geval te corn-
penseeren de automatische uitzetting van tal van posten,
die op het gewone budget voorkomen.
Men denke hierbij aan den invloed van de periodieke tram:.
tementsverhooging’en, aan de talrijke subsidies, ivelke de
Staat verleent in den vorm van een evenredig deel der uit-
gaven ten laste van de gesubsidieerde instituten en in het
algemeen aan, den invloed, welke krachtens de bestaande
‘wetgeving de sterke toeneming onzer bevolking op de staats-
uitgaven oefent. Maar in liet bijzonder staat de commissie
voor oogen cle belangrijke stijging der pensioenlasten, die te
verwachten is. Volgens de l3urgerlijke Pensioenivet192 zul-
‘hen voor de ambtenaren, in dienst getreden. vÔdr 1 Juli 1922,
iie pensioenen rechtstreeks op de staatsbegrootiuig drukken,
terwijl voor allen, clie na dien datum in den staatsdieuist
treden, de bijdrage aan het pensioenfonds, voor zoover deze
voor rekening van uien Staat blijft, die beg’rooting bezwaart.
jLaugs lezen weg wordt bereikt – cii dit valt toe te juuiclieui
– dat de intemhng int hoofde valt de oude pensioenregeliug
geleidelijk zal beëindigd en goedgemnaakt w’om-deur; maar uien

16 Mei 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

441
1

()ntveilIz( ZiCh niet, dat, door de combinatie vtn de beide
SVSiCniCIi – !
iüt kasstolsel en liet cordanfc-vaaiclestelse1 –
de i)egrooti eg gedurende eelt groot aant;Ll Jtl.tClI lilet
CCII
sterk stijgendeti diibbelen last zal bezwaard worcleii, ecuei

7ijtS met de 1JC11Si0C11e11 der vOOr t J liii 1922 in dienst ge-
treden attibteitreri, atIeizijds met de
Ï)eIIsioeIlpIe1TIiII
var hen, die na dieji datum in dieiist zijli getreden. Ook de
pensioenen der militaire landsdienaren zullen onder de wer

king van de in 1922 tot stand gebrachte nieuwe regelingen
eene niet onbelangrijke vermeerdering van uitgaven ver

oorzaken –

rfOt zoover degewoiie uitgaven. Wat de middelen tot dek–
king betreft, meent cle commissie, dat de ontvangsten uit de
belastingen op het voor 1923 verwachte peil noch kunnen
noch mogen blijven geha ndhdafd. Zij kan zich volkomen ver-
eenigen met de zienswijze, welke de Minister van Financiën
in cle jongste millioenennota als volgt weergaf : ,,Eeuerzijcls
,,zal de hevigheid en de lange duur van de huidige depressie
,,in komende jaren hoogstwaarschijnlijk tot een nog verde-
,,ren teruggang van de middelen, met name van cle opbrengst
,,der inlcoinstenbelasting, leiden dan reeds thans geraamd
,,nioest worden. Anderzijds zal zonder verlaging van som-
,,mige al te drukkende belastingen een blijvend herstel vaii ,,het economisch leven bezwaarlijk zijn te bereiken”. –

Dat op een, teruggang van de middelen tot beneden de rio
nting voor 1923 moet worden gerekend, acht de conunissie
juist, ook na kennisueming van cle bedragen der ontvang

sten in 1.922. Deze ontvangsten overtroffen de raming met
ruim
f
31.000.000, waarbij aan beide zijden de tabaksaccijes,
die eerst met 1 Juni 1922 werd ingevoerd, buiten aanmer-
king is gelaten. Eene nadere beschouwing der cijfers leert
echter, dat deze gunstige uitkomst uitsluitend te danken is
aan de directe belastingen. Tweeërlei omstandigheden leid-
den tot dit resultaat. Vooreerst werden deze belastingen
voor een zeer belangrijk deel nog geheven op de basis van
den toestand, die gold in de periode van schijnwelvaart.
In de tweedë plaats vertoonen de ontvangsten in 1922, wat
de inkomsten- en vermogunsbelastiugen aangaat, een geflat-
teerd beeld door de invoering Van den iiuiatregel betreffende
de voorloopige aanslagen over het belastingjaar 1922/23 en
afnemen van den achterstand in de belastingheffing.

:[:[et ware dan o6k, naar cle meelling der commissie, itiet zonder bedenkiiig zich door de in 1922 ontvangeu bedragen
tot optimistische verwachtingen voor de toekomst te laten
verleiden. Schalcelt men de directe belastingen, niet inbegrip
van de wisselvallige suecessierechten, uit, dan blijkt, dat de
baten uit cle overige middelen omstreeks
f
21.000.000 bij de
raming dezer middelen voor 1922 en ruim
j
3.000.000 bij
die raming voor 1923 ten achter bleven.

Ten aanzien van dcii belastingdruk meent de commissie
met weinig woorden te kunnen volstaan. De hierboven gege-
ven uitspraak te deièr zake van den Minister van Finan:
ciën acht zij voor tegenspraak niet vatbaar. De belasting-
heffing is hier te lande tot een hoogte opgedreven, welke eco-
noiiiiseli. niet te verdedigen is cii tot uiterst bedenkelijke
gevolgen voor cle volkswelvaart moet leiden.

Het is uit den aard der zaak iiiet mogelijk, ook maar
ceiligszius nauwkeurig liet bedrag aau te geven, waarmede
de opbrengst der middlen in de eerstvolgende jaren zal
dalen. De commissie meent, dat, ook wanneer een geleide-
lijk herstel in het zakenleven en in liet internationale ver-
keer in.treeclt, voor de eerste jaren eène vermindering ver-
geleken met de lantiug voor 1923, ten beloope van stel

f
25.000.000, iveI het uiterste minimum vormt, waarop gere-kend moet worden.

l)e commissie komt aan de hand van het voorafgaande tot
de slotsom, dat aan cle financieele politiek der naaste toe-
komst ten grondslag moet gelegd worden de ouafwijsbare
noodzakelijkimeict om in een tekort op den geivonen dieut
ten beloope van
f
96.500.000
+
f
25.000.000 of rond
f120.000.000 te voorzien. Pit doel zal, naar de commissie
meent, slechts bereikt kunnen worden door eene doelbe-
wuste-.en ingrijpende verniinder.ing der gewone uitgaven, waarbij niet teruggecleiusd wordt oor eenè sterke inkrini-
ping der overheidsbemoeiiug en voor liet terugkonien 01)
kostbare, reeds genomen maatregelen, al dan niet bij de wet
vastgesteld.

.l.iiiniers aan cciie verdere opvoering der ontvangsten zal
bezwaarlijk gedacht kunnen worden, ivare het alleen wegens
ten invloed op de kosten van het levensonderhoud hier te
lande. lEet groote gevaar toch, dat Nederland in den wed-
Strijd op economisch gebied bedreigt, ligt vOOr alles in het
hier te lande geldende, onevenredig hooge peil der kosten
van het levensonderhoud en der productiekosten. Hierdoor
wordt de mogelijkheid van riiededingïg voor ons land uiter-
mate bemoeilijkt en zulks niet alleen tegenover de landen

ivier ,iitvoer tijdelijk door de daling hiineer i’aliitci. ivordit
begunstigd.
Isclus van cle zijde der middelen geen redding te’waehteii,
dan blijft slechts cle mogelijkheid open de uitgaven te ver-
imtinderen. Aair deze slotsom valt niet te otkomen. De mo-
gelijkheid van zoodanige vermindering
mmroet
bestaan. Neemt
men in aanmerking, dat iii 1.913 de Staat zijne gewone uit-
gaven kon dekken met een bedrag van nog geen

.f
200.000.000, clan
moet
liet mogelijk zijn tien jaren later,
afgcheiden van cle uitgaven uit de oorlogscrisis voortge-
vloeid, niet
f
6l5.000.000—f 120.000.000 is rond

f
495.000.000, of met 2.5 maal het eerstgenoemde bedrag toe
te komen. 1)e commissie wil hiermede niet de moeilijkheden ontkennen, welke er aan verbonden zijn, de gewone uitgaven
zoo sterk te verminderen als ter bereiking van liet aange-
geven doel noodig zal zijn, maar wOl ontkent zij, dat de mo-
gelijkheid hiertoe niet zou bestaan. Trouwens een andere
weg is er niet. Hoe langer men zal weigeren dit in te zien,
des te ondoeulijker zal het worden, onze ontwrichte pu-
blieke financiën weder op gezonde basis terug te brengen.
Om een indruk te geven van de inperking van uitgaveii,
die noodzakelijk is, zij medegedeeld, dat de totale gewone statsuitgaven, zooals geraamd voor 1923 (na uitschakeling
van eenige groepen van uitgaven, welke hier niet in aan–merking komen, zooals die voor de nationale schuld) met
26 pCt. verminderd zullen moeten w’orden om het door de
commIssie becijferd tekort te dekken of, met ten naastenbij
23 pCt. wanneer, zooals behoort te geschieden, het tekort
der spooi

wegniaatschappijen door bezuiniging op de uitga-ven ten laste van die lichamen zal worden gedekt.

Crisis-uitgaven en buitengewone uitgaven.
Na het voren-
staande behoeven nog slechts enkele woorden gewijd te w’or-
den aan de crisis-uitgaven en de buitengewone uitgaven. De
eerste zijn nog tot een bedrag vcn
f
5.828.700 in de begroo..
ting voor 1923 opgenomen. Voor zoover deze uitgaven noo-
dig zijn tot liquidatie van verplichtingen, welke de Staat
in de oorlogsjaren op zich heef t moeten nemen, kan tegen de boeking dier uitgaven op den crisisdienst geen bezwaar
bestaan. Anders ligt de zaak ten opzichte van dle uitgaven, die weliswaar haren grond vinden in de buitengewone om-
standighedeu, doch waartoe telken jare opnieuw wprdt be-
sloten en die een meer dnurzaani karakter hebben gekregen.
.l)e commissie heeft hierbij meer in liet bijzonder op het oog
de kosten van politietroepen voor cle grensbewaking act f 650.000 en de bijdragen aan gemeenten in de uitgaven
voor werkloozenstenu en werkverschaffing ad
f
4.000.000.
Naar de eisclien eener goede financieele politiek behooremi deze uitgaven, naar het oordeel der commissie, ten laste van
den gewouen dienst te worden gebracht, indien en voor
zoover zij in de volgende jaren moeten worden gehandhaafd.
in zooverre is dus het beeld, hetwelk hierboven valt den
gewonen dienst werd gegeven, nog te gunstig.
Wat de buitengewone uitgaven aangaat, ook hier heeft de
Staat tegen dle eischen vau een gezond beleid gezondigd.
1
J)e nadeelige saldi van den buitengewonen dienst der jaren
1918 tot cii met 1923 overschrijden het milliard. Alleen voor
de voorziening iu de woniugbehoefte is hierin bijkans
f700.000.000 begrepen; met inbegrip van de f250.000.000,
welke ter dekking van de buitengewone -uitgaven tot en met
1923 nog zullen te leenen zijn, zal de geconsolideerde staats-
schuld van f1.150.000.000 in 1913 gestegen zijn tot
f
3.100.000.000 of pel- hoofd der beiiolking van
f
200 tot
f
442. De Staat lieef t ongetwijfeld zijn leeningscapaciteit tot
het uiterste benut. De rentestand voor leeningen met langen
looptijd is dan ook hier te lande, in vergelijking met ver-
schillende andere landen, hoog.

Ten slotte veroorlooft de commissie zich te dezer plaatse
nog te wijzen op een punt, dat zij van gewicht acht al staat
het niet in rechtstreekseh verband met hare taak. Dit punt
betreft de gemeente-financiën. Meer en meer is in de laatste
jaren de gemeentelijke inkomstenbelasting de kurk gewor-
den, waarop de gemeentehuishoudiug drijft. De tarieven van
deze belasting zijn tot een zeer bedenkelijke hoogte opgedre-
ven. Kon laatstelijk in verschillende gemeenten het tarief
eenigszius verlaagd worden, de commissie vreest, dat, tenzij
ook cle gemeentelijke politiek in belangrijk sterkere mate
dan thans nog- het geval is, in het teeken der bezuiniging
wordt gevoerd, die verlaging niet slechts ongedaan gemaakt,
maar in eene belangrijke verhooging omgezet zal moeten
worden. De scherpe daling van het belastbaar inkomen zal
daartoe noodzaken. In- het bijzonder ten plattelande zijn
ernstige moeilijkheden te duchten. De commissie vreest dan
ook, dat de toestand der – gemeetefinauiciën een der vele
moeilijke problemen der naaste toekomst zal opleveren. De
.oplossing van dat probleem zal niet dalaten haren invloed
op de staatshuishouding te doen gevoelen.

De in het overzicht genoemde Bijlage
3 luidt:

r.

442

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

16 Mei 1923

vergelijking ijan de
gewone
uitgaven ‘van Nederland
over de jaren 1917 en 1923.

1917
1923 1923

Titels
Werkelijke
de
Verschil
tusechen
v
5e
3
uitgaven
Raming
kol. 1 cii 2
0

1
2
3

GId.

GId.

GId.
1 Huis der
Koningin

815.899,50

1.700.000,—

884.100,50

108
II 1-looge Coil.
v. Staat en
Kab. der
Koningin

844.946,62

2.119.905,95

1.274.959,33

151
ITT Buit. Zaken

1.982.690,92

4 790.381,—

2.807.690,08

147
1V Just,tie

14.699 382,58 29.886.853,33 15.187.470,75

103
‘ Binn. Zaken 7.191.731,70

7.797.612,—

605.9t0,311

8
Va Ond.,Kunst.

en Wetens 44.091.250,20 151.548.113,— 107.456.86,80

244
VI Marine . ..

28.179.578,— 44.742.948,— 16.563.370,—

59

VITa Nac Schuld 44.052.910,— 99.914.068,55 55.861.158,55

127
VITb Financiën

32.117.995,41

62.853.169,465 30.735.174,055

96

VIII Oorlog

38.735 698,— 62.894.893.— 24.159.195,—

62
IX Waterstaat

16.206.992,39 36.445.098,— 20 238.105,61

125
X Landbouw

20.581.995,50 50.177.177,335 29.595.181835

144

Xa Arbeid
……
14,358.487,035 53.903.814,— 39.515.326.96
5

275
XI Koloniën

4.038.316,83

6.469 667,—

2.431.350,15

60
Xli unvoorzien.

32.256.795

50.000,—

17.743.205

267.960.031,50
1
615293
.
700,63
1
347
.
333
.
669,13
1
129.6

KRJNGWADOEKS.

Ir. Oh. G. Oramer te Weitevreden schrijft ons:

Verschillende. bmstaudigheden beletten mij tot .n.0 1:0e eenige onjuistheden over de kringwadoeks in het

artikel van Mr. H. D. Rubeukoning, getiteld: ,,Kant-
teekenmgen op cle Indische begrooting 1923″ in de

Economisch-Statistische Berichten van 22 November
1.922, recht te zetten.
Men verwachte echter van mij geen uitvQerige uit-
eenzetting van het zg. wadoekstelsel en van de daaruit

voortvloeiende voordeelen voor den Inlandschen land-
bouw, daar dit tijdschrift zich hiervoor minder leent.
Zij, die zich voor deze kwestie i.nteresseeren, worden

verwezen naar de reeds verschenen en nog te verschij-
ren ,,Verslagen betreffende de toepass:ing van het

wadoekstelse.l”.
Wellicht ten overvloede zij vermeld, dat het we-
doekstelsel ten doel heeft de afschaffing van de dag-

en nacht:regeiing, – eeue regeling, waarbij in der
Oostmoesson het bevloeiingsw’ater overdag aan de sui-
kerfabrieken cii ‘s avonds en ‘s nachts aan de bevol-

kingsaanplantrngen wordt verstrekt -, mogelijk te

maken.
Dat het wadoeksteisel in spmmige streken ,,niet
,,anders dan een poljtjek parade-paardje (is) waarmede
,,de Regentenbod voorloopig is tevreden gesteld”,
zooals de heer Rubenkoning doet voorkomen in zijn

artikel, moet beslist worden tegengesproken: Ook anderen laten voorkomen, alsof de afschaffing
van de dag- en nachtregeling, waartoe eenige jaren
geleden door de Reg’eering in beginsol werd besloten,
uitsluitend het gevolg is van het drijven van enkele
politieke partijen – en wel van de meest linlcsche.

Toch is niets minder waar, al moet ook worden toe-
gegeven, dat door de leden van de Staten-Generaal
Van Kol en Albarda
herhaaldelijk hij den Minister van
Koloniën erop aan werd gedrongen aan hoogergenoem-
cle door de bevolking gehate regeling een eind te

maken.
Omstreeks 30 jaren geleden werd reeds door ver-
schillende Residenten en .ingenieuro van den Water-

staat gewezen op de
onbillijkheid
en de
schadelijkheid

van de dag- en nachtregeling voor de Inlandsche land-
bouwers. Men beschouwde die regeling echter als een noodzakelijk kwaad, dat moest worden aanvaard, om-

dat men meende dat anders het voortbestaan der sui-
kerindustrie in gevaar zou worden gebracht. Toch zijn
verscheiden bestuursambtenaren en irrigatie-inge-
nieurs herhaaldelijk in latere jaren op deze brandende

kwestie teruggekomen, -waarbij het ook niet aan
p0-

gingen heeft ontbroken om de dag- en nachtregeli.ng
te doen vervangen door voor de bevolking jneer bil-
lijke en minder schadelijke regelingen. Zelfs in suiker-
kringen gingen stemmen op, nl. die van de heereti

J. J. Bcnjansin
en
L. Nieuwdorp –
waarbij zich veel
latcr die van den bekenden heer
Jan Dinger
voegde


om een eind te maken aan de dag- en nachtregeling.

De bepericte ruimte, waarover ik in dit artikel kan

beschikken, laat niet toe, hierop uitvoeriger in l:e
gaan, maar uit het hierboven niedegedeelde blijkt toch

wei, reeds voldoende, dat niet in de eerste plaats door

politici op de onbillijkheid en de nadeelen van de dag-
en nachtregeiing is gewezen en op de afschffi.iig

daarvan i.s aangedrongen.

— Ondergeteekende, aan wien was opgedragen een onderzoek in te stellen naar de werking van de dag-

en nachtregeling, deed in 1916 een denkbeeld aan de

hand om aan deze zoo veel bestreden regeling ccii eind

te maken, zonder daardoor het voortbestaan der sui-kerindustrie in gevaar te brengen. Door mi,j werd nl

in oierweging gegeven het water gedurende den nacht
op te zamelen, in vadoeks -, gegraven vergarkomrneu

-, om dit dan overdag, hetzij aan den rietaanplarit,
het
z
ij aan dien van de bevolking te verstrekken; aan-
bevolen werd met dit systeem uitgebreide proeven te
nemen. Gelukkig werd het door het Suikersyndicaat

ingenomen standpunt, dat
afwijzend
stond tegenove.r

di’e proeven, door tal van suikerondernemers
niet
ge-
deeld, waardoor het mogelijk is geworden het oor-
spronkelijk systeem te verbeteren en te volmaken.

Het denkbeeld om door middel van den aanleg van
wadoeks de dag- en iiachtregebng af te schaffen,

mocht ook de goedkeuring wegdragen van. de bekende

Suiker-enquête Commissie, in welke commissie
Dr.

Ph. van Har’reveld,
Directeur van liet Fr oefstation
der suikerindustrie te Pasoeroean, een zeer werkzaam

aandeel heeft gehad. Deze Commiss:ie stelde de Regec-

ring voor:

,,Met den aanleg van wacloeks met beksi’amen spoed door-
,,gaan, opdat itan de dag- en naclitregeling een einde kome.”

Ook door den hee.r
Engetenberg,
Voorzitter van den
Politiek Economischn Bond, werd in den Volksraad

bij de Regeering hierop aangedrongen. Hieruit blijkt
eveneens, dat niet alleen vanwege cle linkerzijde op de
afschaffing van de dag- en nachtregeiing wordt aan-

gedrongen.
Een ,,politiek parade-paardje” is het wadoekstelse]
dan ook geenszins. Gelukkig wordt door velen inge-
zien, dat ten eerste een dergelijke bevoorrechting van

de suikerindustrie geheel uit dn tijd is en ten
tweede, dat de dag- en nachtregeling een verdere ont-
plooiing, een intensiveering van den Inlandschen
‘landbouw in den weg staat. Met het oog op het laatste
werd dan ook in 1918, toen allerlei maatregelen iver-
den genomen om den voorraad voedingsmiddelen op
11 voeren, door de Regeering last gegeven den aanleg
van kritigwadoeks krachtig ter hand te nemen.

De afschaffing van de dag- en nachtregeling door
middel van het wadoeksteisel heeft niet alleen een
politieken onilergrosid, waaraan de regeering een offer
brengt van tonnen, zooais de heer Rubessko.ning doet
voorkoi:nen. hoor den aanleg van kringwadoeks zal het
mogelijk zijn het water in den Oostmoesson, wanneer
dit ten gevolge van de beperkte beschikbare hoeveel-
heden zijn hoogste waarde bezit, zon economisch mo-
gelijk te benutten, hetgeen bij de bestaande dag- en
nachi.regeling beslist uitgesloten is. Daarvan zullen

zoowel de suikerindustrie als de bevolking – deze
heef t er het meeste voordeel bij – op den duur profi.-

teereu.
De heer Rubenlconing doet nu voorkomen, alsof
deze kringwadoeks uitsluitend in streken met een vol-
doend verval van nut en rendabel zijn, maar zij in
streken niet gering verval van zeer problematisch nut
zijn ,,daar een groot deel ervan is ,,dichtgeslibd”. Zij
zouden dtai: ,,slechts dienst doen als visch- en eenden-

ijvers’. –
Dc hier gegeven voorstelling van zaken is echte;r

tea eeneninale onjuist.
Even onjuist is de door den

heer Rubenkoning in zijn artikel aangehaalde mede-
deeling in het rekest aan den Gouverneur-Generaal
van liet Dageljksch Bestuur van het Suikersyndicaat

16 Mei 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

443

(dat rekest zal overigens in dit artikel buiten bespre-
kiitg worden gelaten), dat er in verschillende residen-
ties van Java streken voorkomen, waar reeds lang
wadoeks bestaan, maar di.e niet in gebruik zijn geno-

men.

Eind
1920
varen ongeveer
550
kri.ngwadoeks in

exploitatie, welke dienden voor de bevloeiing van rond

100.000
bonws sawah, waarvan rönd
20.000
bouws sui-

kerniet (de
:in:iste
cijfers
zijn
nog niet bekend). Slechts

,meen zeer klein percentage daarvan ondervond ernstig.
bezwaar van opslibbing of opzanding. Van geheel

diehtgeslibde wadoeks was nergens sprake.

Vrijwel alle aangelegde kringwadoeks zijn ook in’

exploitatie en waar dit niet het geval is moet dit niet
worden toegeschreven aan plaats gehad hebbende op-
slibbing. Zoo zijn enkele aangelegde kr.i ngwadoeks in
.tiet .liedoengkandang gebied, afdeehing Malang, nog
niet in exploitatie gekomen, omdat men daarmede, ton
einde verwarring en ongewenschte complicities in de

waterregeling to voorkomen, wilde wachten tot het
geheele gebied van kringwadoeks was voorzien.

De meeste kri:ngwadoeks ondervinden geen of wei-
rug lasi; van opshbbing, terwijl zij toch voor het groot-

ste deel in zeer vlakke streken
zijn
gelegen. De in

liet artikel van den heer Rubenkoning en ook in het
rekest van het Suilcesyndicaat bedoelde, in de af-

rieeling Pasoeroean gelegen wadoeks, die daarvan
wel

ernstig last hebben ondervonden, l:i.ggen voor een
groot deel in een streek, die minder vlak is en meet’
cival bezit dal, het grootste deel van de streken,
waarin de wadoeks zijn gelegen, die
geen
of
weinçz

last ondervinden van opslibbing. Die opslibbing van
hoogerbedoelde wacloeks moet vermoedelijk in hoofd-
zaak worden toegesdhreven aan een onoo rcleel kundig
en slecht beheer dier wadoeks. Zij werden nl. geregeld
in den Westmoesson beplant met padi en kreeg het
sl ibrijke Westmoesson water (dat veel slibrijker is dart
liet water in den Oostmoesson) daardoor voile gele-
genheid het sli.b in de wadoeks te deponeeret.i. Elders
heeft dit niet plaats gehad. Bovendien werden bedoel-

de wadoeks slecht onderhouden..
:l.et slib- of zandbezwaar is dan ook van weinig
heteekenis gebleken
bij
de toepassing van het wadoek-
stelsel en voldoet dit in vlakke streken evengoed als

in streken met mee:r verval.
‘Ï’echn ische bezwaren levert de toep assiti g van het

wadoekstelsel dan ook niet meer op.
De heer R. is voorts, evenals het Dagelijksch Be-
stuur van het Suikersynclicaat, van meening, dat het
geld, dat voor den aanleg van kringwadoeks besteed
is, heel wat beter had kunnen worden aangewend,

,,o.a. door hét besteden van de daardoor vrijkomende
,,,gelden aan het onderhoud van dammen en lei-
,,dingen en den aanleg van kleinere urgente irrigatie-
,,werken”. De voor laatstgenoemde doeleinden uitge-
trokken som van 1 ton vormt z.i. een wanverhoudi.ng
tot het millioen ‘voor voortzetting van den wadoek-
aanleg. Nu is het den heer R. wellicht niet bekend,
clrtt in werkelijkheid gemiddeld nôoit meer dan 3 ton
jaarlijks aan wawoeks is verwerkt, alhoewel ei’ 1 mii-

lioen gulden op de begrooting daarvoor was uitge-
trokken. De voor den wadoekaanieg bestemde gelden
werden ten deele besteed voor andere bevioeiingswer-
ken. De door den heer R. bestreden wanvarhouding
heeft dus in werkelijkheid nimmer bestaan of liet
moest juist in omgekeerden zin zijn.
.l)iscussie over de kwestie of de voorrang moet
worden gegeven aan den aanleg van kleinere un-
gente bevloeiingswerken, dan wel aan den aanleg» van
kringwadoeks, heeft weinig zin,daar beiclerlei wer-
ken noodzakelijk zijn en elkaar ook aanvullen. In ver-
schillende gevallen is de aanleg van k.ringwadoeks ge-
paard gegaan met dien van kleine bevloeiingswerken.
Men behoeft niet het eene te doen en liet andere te

laten.
Dit staat echter vast, dat door den aanleg van be-
doelde kleine bevloeiirtgswerken de dag- en nacht-

regeling
niet
verdiwijzit, zoodiat die werken in den

Oostmoesson in -hoofdzaak ton goede komefr -aan de
suike:rindustrie en de bevolking daarvan in lang zoo’r
hooge mate niet profiteert; de bevolking zal er alleen
dan evenveel van profiteeren, indien deze kleine wer-
ken gepaard gaan met den aanleg van kni.ngwadoeks.

Bij den aanleg van kringwadoeks is daarentegen
de bevolking het meest gebaat, terwijl do suikerindus-
trie in zooverre van dle afschaffing van de dag- en

:naehti-egeling nadeel ondervindt, dat zij vermoedelijk,
in ve.i-band met de door die afschaffing mogelijk ge-

worden verdere ontplooiing van den Inlandschen
iandbouw,”hoogere grondhuren zal moeten betalen.

Het zal na het hieboveu niedegedeelde duidelijk
zijn dlat (hoor de suikerindustrie de voorrang wordt
gegeven aan den aanleg van kleine bcvloeiingswerken

en zij, nu er op den aanleg vau bevloeiingswerken
bezuinigd wordt,
bij
de Regeering op aandringt in de eerste plaats te bezuinigen op den aanleg van
k.ningwadoeks. Daardoor kan voor den aanleg vai

kleine bevloeiingswerken meer worden uitgetrokken
of behoeft daarop minder te worden bezuinigd.
De heer R. haalt ten slotte uit het meergenoemd
request van het Dageljkseh Bestuur van het Suiker-

syndicaat een voorbeeld aan, hoe er door den Irriga-
tiedienst kriugwadoeks worden voorgesteld;’ waar-
aan niet de minste behoefte bestaat.

Het hier bedoelde geval betreft dien aanleg van 0
wadoelcs in het Kadoengkandang gebied. Hieraan zou
volgens mee.rgenoernd request van het suikersyndi-
caat en den heer R. geen behoefte bestaan ,,oiiidat er
,,in den regel voldoendle watal is cii de zgn. dag- en
,,nacht.regeiing daar dan ook slechts
hij
hooge ii it-
,zorudering en dan nog maar voor zeer korteti tijd.
,,w’ordt toegepast.”

Uiteraard leent dit artikel, dat toch reeds langer
is geworden dan ik me oorspronkelijk had gedacht,
er zich niet toe om de urgentie van den aanleg der
h:ierbedoeide wadoeks uitvoerig aan te toonen. Slechts
zij opgemerkt, dat in bovengenoemd hevloeiingsgebied
reeds kringwadoeks waren toegestaan en in aanleg
zijn, zoodat bovenbedoeld plan tot den aanleg van 9
wadoeks, slechts een voortzetting is van iets waartoe
reeds vroeger werd besloten. Voorts worden door den
Irrigatiedienst in de eerste plitats in. die streken
kringwadoeks aangelegd, waar in den Oostmoesson
weinig water beschikbaar is, eerst daa:rna komen de
gebieden in aanmerking waar meer water beschikbaar.

is, -zooal.s bijvoorbeeld het geval is in het Kedoeng-‘ kandang gebied. In dien geest is ook hier gehandeld.
I)at in meergenoemd gebied echter geen kringwadoeks
noodig zouden
zijn
moet beslist worden tegengespro-
ken. Hoe geschiedt toch in zulke gebieden de water-
verdeeling?
Gewoonlijk ontvangt de rietaanplant
overdag
net
zoo veel water als hij noodig heeft en stroomt het
overschietende
water naar de hevoikingsaanp]antin-
gen, terwijl ‘s avonds -en ‘s nachts het water geheel
voor de bevolking is.
Hoeveel . er voor de bevolking overschiet hangt af
van de beschikbare hoeveelheden water en van den
goeden wil van den suikerfab.i’ikant, die er in de
eerste plaats voor zorgt, dat hij zijn portie ontvangt.
Het resteerende deel is lang niet voldoende voor de
hevolkingsaanplantingen, zoodat deze toch
in hoofd-
zaak zijn aangewezen op de waterverstrekking ge-
durende den avond en den nacht; we hebben hier dus
met een verkapte dag- en nachtregeling te maken.
In den droogsten tijd wordt dan de dag- en nacht-
regeling streng toegepast, waarbij de bevolking over-
dag in het geheel geen water ontvangt.
Uit het bovenstaande blijkt wel, hoe ook in zulke
gebieden kringwadoeks noodzakelijk zijn, wanneer
men ten minste een eind wenscht te maken aan de
voor de bevolking onbillijke en schadelijke bevoor-
rechting, die de suikerindustrie op het gebied van de
waterverdeeling geniet. In cle meeste suikercentra
zullen dan ook ki’ingwadoeks moeten worden aange-
legd, ten einde •de dag- en nachtregeling’ te kunnen
afschaffen.

444

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

16 Mei 1923

De heer R. kan overigens, wat het slot van zijn

artikel betreft, gerust ‘zijn. Bij elk zich voordoend
geval wordt nauwkeurig nagegaan, of cle aanleg van
kriugwadoeks noodzakelijk is, terwijl clie aanl.eg in de
eerste plaats geschiedt in die gebieden waar in den

Oostmoesson watergebrek is en de dag- en nachtrege-
ling het strengst wordt toegepast.

Het is te hopen dat Minister en Kamer zullen in-
zien, dat op den post voor den aanleg van kring-
wadoeks niet meer dan het strikt noodige mag wor-
den bezuinigd, opdat de dag- en nachtregeling zoo
spoedig mogelijk zal kunnen worden afgeschaft, waar-

mede dan een zeer ernstige grief tegen de suiker-
industrie, die nu reeds meer dan dertig jaren de ge-
moederen heeft bezig gehouden, zal verdwijnen.

Ir. Cii. G.
CRAMER.,

Hoofdingenieur
isle klasse
van den Wate,staa.
Wel tev reden.
*

4
4

N a s c h r i f t. De heer Oramer doet het voorko-

men als zou ik gezegd hebben, dat het wadoeksteisel
een politiek paradepaardje is.
Dit heb ik geenszins gezegd.

Ik heb, toegevende dat het kringwadoek-stelsel in

streken met een voldoend verval van nut en rendabel
kan zijn, gezegd, dat in die streken met een gering
verval, en waar clie reeds aangelegde wadoeks zijn

dichtgeslibd, aandrang op uitbreiding van het aantal
wadoeks een politieken ondergrond heeft en dat voor

die streken het wadoekstelsel niet anders heteekent

dan een politiek paradepaardje enz.

De heer Oramer doet het dan ook voorkomen alsof
het Suikersyndicaat afwijzend gestaan heeft tègen

over het wadoekstelsel en alsof van dien kant slechts
tegenwerking daarbij werd ondervonden.
Deze voorstelling van zaken is echter in strijd met
de geschiedenis, want de wadoeks, waartegen de strijd

van het Syndicaat ging, waren geheel andere wadoeks
dan die, welke door Ir. Oramer in tweede en derde
instantie werden voorgesteld en ten slotte uitgevoerd.

De oorspronkelijke opzet van het plan, dat de heer
Cramer aan het Syndicaat aanbood, was de snikerin-

dustrie te verplichten om in iederen. tuin van iedere
wisseling telkens een plek bij de aanvoerleiding te
bestemmen voor den aanleg van ëen bij het openmaken
van den tuin te graven wadoek.

Dit plan had voor de op vlakke gronden plantende
fabrieken o.a. het nadeel, dat bij daleuvan den wa-
terstand in de wacloek de mogelijkheid ontbrak om het
water op een voldoend hoog niveau in de goten op
grooten afstand te brengen.

De oppositie, welkë dit voornemen allerwege bij de
tournee van Ir. Cramer over Java en
bij
het Syndi-
caat ontmoette, was – oorzaak dat het denkbeeld van
deze
wadoeks ten slotte geheel door hem werd ver-laten en de heer Cramer daarop kwam met zijn plan
van de krigwadoelc of eigenlijk eerst nog van de ge-
concentreerde wadoek.

Het gevolg van deze kringwadoek was, dat de last van den aanleg daarvan thans kwam te rusten op het Gouvernement en niet op de industrie.
De wadoeks kwamen niet meer op het niveau van
den tuin, doch werden op een hooger niveau in het
leidingstelsel ingeschakeld en dit nadre wadoeksteP
sel was reeds jaren te voren gepubliceerd en aanbevo-
len door den heer 1ieuwdorp, administrateur der
Sf. Gending en het was reeds op verschillende plaat-
sen door de fabrieken zelf in praktijk gebracht, zoocis op de fabrieken Modjo en Balong Bende.
Er bestond voor de industrie dan oôk geen enkele
aanleiding om zich tegen dit kringwadoekstelsel lan-
ger te verzetten.

Waar de industrie zich wèl tegen verzet, is tegen
het on-economisch aanwenden van Gouvernements-
gelden, en dit is daar het geval, waar kringwadoeks
worden aangelegd, waaraan geen directe behoefte be-
taat.

Nu zegt de heer Oramer wel, dat het door mij ge-

noemde criterium voor het nut dier kringwadoeks on-
juist is en dat ook onjuist is mijn bewering, dat zich
meerdere geva]leu voordoen waarin wadoeks w’erdea
aangelegd, die niet in gebruik werden genomen, maar
ik merk op, dat deze beweringen steunen op deskun-dig oordeel, ervarig en onderzoek.

Trouwens de heer Cramer zelf is niet zoo geheel
positief in
zijn
tegenspraak van deze feiten, immers
hij zegt zelf, dat
vrijwel
alle aangelegde k.ringwadoeks
in exploitatie zijn en dat de
meeste
kringwadoéks
gee.0 of weinig last ondervinden van opslibbing.

Nu zijn de begrippen ,,vrijwel” en ,,de meeste” zeer

rekbaar, ‘zoodat ik goede reden heb om te vermoeden

dat het Dagelijksch Bestuur van het Suikersyndicaat

in zijn rekest aan de Regeering zich niet aan eenige

overdrijving zal hebben schuldig gemaakt en de feiten juist zal hebben aangevoerd.

Wat betreft den door mij uitgesproken twijfel om-

trent het nut van kringwadoeks ii vlakke streken

met gering verval, zoo merk ik op dat in het voorstel
van de commissie in het belang van het Irrigatiewe-
zen op Java en Madoera, dat mede door den heer Oia-

mer onderteekend is, zelf erkend is op pag. 25, dat

wellicht enkele bijzonder vlakke, laaggelegen gronden
zich minder goed leenen voor den aanleg van wadoeks.

De commissie spreekt hier dus denzeifden twijfel
omtrent het nut van deze wadoeks voor vlakke ter-
reinen uit.

‘En wat ten slotte betreft het plan tot aanleg van

9 wadoeks in het Kadoengkandang-gebied, dewelke ik,
gegeven den eisch van bezuiniging, aan dê hand van

het rekest van het Suikersyndicaat, een overbodige

luxe noemde, zoo blijft de heer Oramer vasthouden
aan de .noodzakelijkheid van die kriugwadoeks in dit

gebied, op grond van de omstandigheid, dat in den
droogsten tijd de bevolking overdag in het geheel
geen water daar onvangt.

De administrateur van Sempalwadak echter verze-
Icert, dat de bevolking in het p1antareal van die fa-
briek in den regel over voldoende water voor ha
ai
:

aanplant beschikt en dat de z.g. dag- en nachtregeling

daar dan ook slechts bij hooge uitzondering en voor
zeer korten
tijd
wordt toegepast.
Ik moet aannemen dat genoemde administrateur
deze bewering na grondig onderzoek gedaan heeft en
cle heer Cramer heeft
mij
dan ook niet overtuigd, dat,
in dit gebied die 9 vadoeks noodzakéljk zijn, en dat
de industrie in die streek zonder die wadoeks op een
oribillijke wijze bevoorrecht wordt boven de bevolking.
Mr. R.
D. RUBENK0NINC:.

HET MIDDENSTAND,SBANK WEZEN.

Mr. J. Nolen te Amsterdam schrijft ons:
Banken en crisis, dat is een onderwerp, dat helaas
den laatsten tijd door de economische verhoudingen
z66 sterk naar den voorgrond is gedrongen, dat het in
menig tijdschrift welhaast een gebruikelijk rubriek-
hoofd is geworden. Het wekt echter bevreemding, dat
in de literatuur zoo weinig aandacht wordt geschon-
ken aan een onderdeel van dit onderwerp, dat in breede
kringen in het centrum der belangstelling is komen
te staan: het middeustandsbankwezen. Moet dit hier-aan geweten worden, dat, meer dan in de groote cent
tra van intellectueel leven, het arbeidsveld van dit

bedrijf gelegen is in de provincie? Of dat doel, inrich-
ting en werking nog altijd zoo weinig bekend zijn bij
hen, die niet in rechtstreeksch contact staan met dit
bankwezen, en dat is het overgroote deel van het schrij-
vend Nederland? Hoe het ook ‘zij, een feit is het, dat
zich een organisatie heeft ontwikkeld, die
bij
een zeei:
groot gedeelte van ons volk is ingeburgerd, doch een
volstrekt onvoldoende belangstelling van wetenschap-
pelijke zijde ondervindt.
Wanneer ik wil trachten de lezers van dit blad
rond te leiden op dit voor hen
vrijwel
onbekend ter-
rein, dan staan wij vanzelf allereerst stil voor de poort
en stellen ons de vraag wat
is,
wat
wil
dat midden-
staudsbankwezen eigenlijk?

16 Mei 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

445

Voorop zij gesteld, dat ik zal spreken over een
sociaal-economisch instituut,
niet
over een bepaalde
bank of bankgroep.

Ten einde de belangstelling van den lezer te bepa-

len, mag ik dan wel beginnen met een enkel cijfer te

geven – ik zal u daarmee overigens niet vermoeien
– ter illustreering van de beteekenis en den omvang

van het instituut en tevens dus als veroritschuldiging,
dat ik uw aandacht ervoor vraag.

Einde 1921 hadden de Middenstandsbanken onge-
veer 114 millioen crediet verleend en beschikten over

86 millioen deposito’s, rekening-courant saldi en
spaargelden.

De Middenstaudsbanken vallen in drie groepen uit-

een: de Katholieke Hanzebanken, bisdomsgewijze ge-
centraliseerci, de confessioneele Boazbanken, gecentra-
liseerd te Utrecht en de neutrale middenstandsbanken
met hun middelpunt: de Algemeene Centrale te Am-sterdam. Veel van wat hier zal volgen, in het bijzon-

der voor zoover opzet en doel betreft, geldt voor de

drie groepen gelijkelijk; in andere opzichten, in ‘t

bijzonder betreffende de werkingssfeer, is er verschil.
Ik wil,echter mijn onderwerp niet vertroebelen en in-
gewikkelder maken dan strikt noodig is, door daarop
telkens te wijzen. Ik volsta dus met deze algemeene
opmerking en voeg daarbij, dat ik meer in het bijzon-

der schets de neutrale organisatie, waarbij zich dus
cle prot.-christelijke en katholieke, mutatis mutandis,
nauw aansluiten.

Dat de vraag: wat is eigenlijk een Middenstands-
bank, waarin onderscheidt zij zich van een andere
bank, zoo vaak wordt gesteld, behoeft niet te verwon-
deren. Dat heeft een historischen grond.
Zooals zoo vaak gebeurt met instellingen, die in
liet practisch leven staan en daardoor aan voortduren-
de wrjving onderworpen zijn, groeider de Midden-
staudsbanken uit tot geheel iets anders dan hij hun
oprichting voorzat.

Zij werden opgericht met geen ander doel dan om
den kleinen middenstand goedkoop en gemakkelijk aan
crediet te helpen. Zij groeiden uit tot bankbedrijven
in dn vollen omvang van het woord. Toen zij klein
waren, in hun werking beperkt en met een min
of meer philantropisch karakter, verdiepte zich
niemand in het verschil tusschen een middenstands-
bank en een ,,gewone” bank. Het verschil lag er te
dik op; sterker nog, de middenstandsbank werd eigen-
lijk niet als een ,,bank” beschouwd, zoomin als een’
bank van leening meer clan den naam gemeen heeft

met de financieele instelling, die men ,,baiik” noemt. Sedert men de middenstandsbank zich echter heeft zien begeven op schier ieder gebied, waarop de bank
zich pleegt te bewegen, is vanzelf de vraag naar voren
gedrongen: wat is dat toch eigenlijk voor een bankl Ik moet mij beperken
bij
de behandeling van dit
uiterst belangrijke onderwerp en zal er daarom dit-
maal n.iet
bij
stil staan, welke factoren hebben samen-
gewerkt om het karakter van de middenstaudsbank ge-
leidelijk te wijzigen; daartoe heb ik later wellicht eens
gelegenheid. Ik volsta er mede, dit instituut te ne-
men, zooals het thans is en zijn sociaal-economische
beteekenis te schetsen, niet ijn Organisatie, ook dat
vormt weder stof op zichzelf voor een belangrijk
opstel.

Onze samenleving valt nog
altijd
uiteen in drie
gr.00te groepen, Icapitaal, middenstand en arbeid. De meest, ruime, doch wellicht ook meest juiste definitie
van middenstand is: alles, wat niet behoort tot het
grootbedrijf of tot de werknemersklasse. Wij vatten
dan weliswaar verschillende betrekkelijk heterogene
groepen samen, als den handeidrijvenden, den klein-in-dustrieelen, den zgn. intellectueelen middenstand (doe-
toren, advocaten, makelaars énz. enz.) en den, een af-

zonderlijke eenheid vormende, boerenstand. Voor ons
onderwerp hebben in het bijzonder de beide eerstge-
noemde groepen belang; daar de derde minder be-
hoefte heeft aan een bankwezen en de laatte in de
boerenleenbanken weder een aparte Organisatie bezit.
De arbeidersklasse heeft uit den aard van haar func-
tie weinig behoefte aan een b.nkwezen. Wat overblijft
is dus grootbedrjf en middenstand in engeren zin.
Deze waren vroeger aangewezen op een ongescheiden

bankwezen en het is niet te verwonderen, dat in geval

van conflicten (die niet konden uitblijven) de mid-
denstand in het gedrang kwam, omdat het bankbedrijf

zelve behoort tot, of althans afhankelijk is van, het
grootbedrjf.

De ontwikkeling van ht bankwezen heeft deze

tegenstelling scherp geaccentueerd. De plaatselijke
kassier, die vroeger in iedere provincieplaats werd
aangetroffen, was zelfstandig. Hij genoot een buiten-

gewone plaatselijke bekendheid en vervulde de zeer

nuttige taak den geldovervloed van het eene deel der

bevolking tot zich te trekken en er de credietbehoefte
van het andere deel mede te bevredigen. Zijn positie
van bijzonder vertrouwen en zijn onafhankelijkheid
waren twee sterke plechtaukers, die evenwel tegen het

getij van de economische ontwikkeling niet bestand
bleken.

1-let zuiver plaatselijk werken immers had zoo groo-
te bezwaren, dat op den duur een verandering niet
kon uitblijven, die in den een of anderen vorm tot

concentratie pioest leiden. Een plaatselijke malaise, een tijdelijke evenwichtsverstoring tusschen geldaanbod en

geldbehoefte was van een te grooten invloed.
De bankconcentratie kwam en vaagde in enkele
jaren den zelfstandigen plaatseljken kassier als genus
weg, al is de species wel bewaard gebleven. De Orga-
nisatie van groote provinciale bankinstellingen (Na-

tionale Bankvereeniging, 0 eldersche Credietvereeni-
ging, Friesche Bank, Groiainger ‘Bank enz.) onder-
ving de fundamenteele fouten, die het particulier be-
drijf tot ondergang doemden. De .vorm echter, waarin
zich de concentratie hier te lande voltrokken heeft,
nI. het ondergeschikt worden – ,,geaffillieerd” heet
dat! – der provinciale bankinstellingen aan de groote
bankinstellingen met internationalen werkkring (Rot-terd. Bankvereen., Ned. Handel Mij., Amsterd. Bank,

•Twentsche Bank) was een verdere stap, die wellicht
niet in het belang van het provinciaal bankbedrijf is geweest (dat is nog een open vraag) doch die stellig
niet in het belang was van het provinciaal publie]c..
Nu immers gingen de grootbank-filialen in de pro-
vincie werken als zoovele zuigers, die het in de pro-
vincie beschikbare geld overhevelden naar Amsterdam
en Rotterdam en daar reusachtige kapitalen samen-
trokkeh, niet langer om met het geld uit de eene streek
de tijdelijke credietbehoefte van een andere laadstreek te bevredigen, maar om groote internationale handels-raken te financieren en niet in de laatste plaats ten be-
hoeve van het emissie-bedrijf dat in dat tijdvak buiten-gewoon aan beteekenis had gewonnen. Zouden de mil-
lioenen, die ook in de provincie verloren gingen in
fondsen als Compania’s, Kon. Roll. Lloyd en derge-lijke ondernemingen, die hun kapitaal in oorlogstijd verveelvoudigden, niet grootendeels in de provincie
gebleven zijn, wanneer de ontwikkeling van ons bank-
wezen een anderen kant was uitgegaan? Sterker nog,

zouden verscheidene oorlogsondernemingen, die tot een débacle geleid hebben, wellicht niet zijn achter-
wege gebleven, wanneer het bovengeschetste apparaat,
dat het geld uit de provincie zoog, minder geperfec-
tionneerd ware geweest? –

Bovendien kleven aan het moderne provinciale ban k-
bedrijf nog andere groote bezwaren. Het plaatselijk
karakter, zooeven hoog geroemd, de bekendheid met
Personen .en toestanden, het rekening houden met
eigenaardige verhoudingen en omstandigheden, wat is
daar van overgebleven? –

Wanneer ik nu, op dit punt van mijn betoog geko-
men, ging zeggen welnu, het middenstandsbankwezen
wil trachten een nationaal provinciaal bedrijf te vor-men, dat de eerder door anderen gemaakte fouten zal
trachten te outzeilen, dan zou ik moedwillig een fout maken. En toch is het zoo; maar niet dit geeft aan de
middenstandsbanle haar eigen cachet. Ware dit slechts

446

ECONOMiSCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

16 Mei 1923

de drijfveer, de middenstandsbank zou niet anders zijn

dan een goed bedoelde, en daardoor wellicht sympa-
thieke, poging tot perfectionneering van een bestaand

instituut, dat, zooals al het menschelijke,
zijn
fouten
heeft.
Wij hebben echter nog slechts één kant van de zaak

bekeken en daardoor een te snellen sprong gemaakt.

Er is nog een andere kant.

Het feit, dat de bankkantoren in de provinci.e uit-
loopers zijn van internationaal werkende lichamen,

heeft grooten invloed gehhd op de stabiliteit van hun

bedrijf. De risico’s zijn nu eenmaal in groote zaken
grooter dan in kleine en bij internationale financie-

ringen en het emissie-bedrijf belangrijk grooter dan

bij uitsluitend binnenlandsche credietverleening. Dit
maakt op zichzelf reeds, dat de dochterinstelling in de

provincie, op een goed moment den terugsiag zal moe- –

ten ondervinden van den gang van zaken hij de moe-
derbank. Of om ,et, ,een bekend practisch voorbeeld

te spreken: de val van de suikerprijzen in Batavia

of de loop van de wolmarkt in Buenos Aires was oor-
zaak, dat den neringdoenden provinciaal het crediet
werd opgezegd! En zelfs daar waar het niet tot ere-

dietopzegging leidde, daar heeft hij toch medegedra-

gen de risico-premie, die het financieel groot-bedrijf
noodzakeljkerwijze in zijn tarieven moet calculeereri.
De Nederlandsche Middenstand echter is niet in.:

staat, doch ook niet geroepen
obi
de risico’s van den

iiïternationalen handel mede te dragen. Hij heeft

bovenal behoefte aan stabiliteit, aan de zekerheid, dat
hij, voldoende aan zekeié’eischen, te allen tijde gehol-
pen kan worden en dat de hem eenmaal verleende,.

faciliteiten gehandhaafd blijven op gelijke condities.
Daar dit voor een geheele categorie van handel en in-

clustrie een levensbelang is, mag het van groote eco-
nomische heteekeiji.s geacht worden, atn deze behoefte

te
voldoen.

e
l
n
u
, het grootbankbedrjf heeft njet alleen de

laatste jaren in dit opzicht den middenstand in den
steek gelaten, maar kan ook in de toekomst clie zeker-

heid niet bieden.’
Zeer juist heeft Mr. Tetrode in het nummer van
31 Jaivari H. van dit blad gezegd: ,,Bovendien is
het kapitaal internationaat en bewegeljk en gaat het

daarheen waar het ‘tloonendst emplooi vindt”. Wanneer wij nu in het oog houden, dat de aandee-

lenkapitalen der banken in de jaren, die achter ons
liggen, zeer belangrijk vergroot zijn, dan is het clui-
deljk, dat het een gebiedende noodzakelijkheid is, ten einde deze kapitalen blijvend rendabel te kunnen ma-
ken, om de meest winstgevende objecten te zoeken en

die liggen stellig
niet
in credietverleèn ing aan den

middenstand.
Wil de middenstand dus geholpen wordén, dan is
er maar één weg, dan moet hij zichzelf helpen. in
die richting is, zooals de enkele cijfers in den aanvang
aantoonden, al heel wat bereikt, niettegeustaande de
doelbewuste organisatie nog slechts in haar eerste
begin verkeert. Doelbewust, zeg ik, want dat is het
voorname van deze organisatie, dat zij vooruitziet naar
een drieledig doel, economisch nuttig; sociaal opvoe-
dend en khisch veredelend te werken.
Ik heb met dit artikel niet anders beoogd, dan de
economische noodzakelijkheid van het middenstands-
bankwezen aan te toonen. Ik hoop daarin, althans voor
een bèlangrjk deel geslaagd te zijn, maar kan toch
niet eindigen zonder een enkel woord te wijden aan,
de sociale en ethische beteekenis van de midden-
standsbank.
De self-help, waarvan ik uitging, leidt als noodza-
kelijke consequentie tot coöperatie; soms in vorm, maar ook waar dat niet het geval is, in wezen. Een
coöperatie beoogt niet in de eerste plaats winst te
maken, doch gezamenlijk een voor de deelhèbbers nut-
tig doel te bereiken. Zoo ook hier. Een zoo volmaakt” mogelijk werkend credietbedrijf, dat is doel; het ren-
dement is slechts een – niet onbelangrijke, want
noodzakelijke – bijkomstigheid. Deze omstandigheid
bepaalt het sociaal-ethische karakter van deze instel-
ling. Zij maakt het mogelijk, al is de philantropische

grondslag van vroeger verlaten,
hulp
te verleenen,

waar economisch-gezonde ontwikkelingsmogel ijicheden

zijn, ook al ontbreekt het rechtstreeksch eigenbelang,
of wanneer het eigenbelang afsnijden eener relatie zou

cischen, dit motief te doen wijkeu voor overwegingen

van meer algemeen belang. Daarmede is de gelegen.-heid geschapen om een schoone taak te vervullen
cii

sociaal zeer nuttigen arbeid te verrichten, mits daar-

bij met zeer groote omzichtigheid te werk wprde ge-

gaan. De uitschakeling van den factor winstbejag als
voornaamste movens in een zoo bij uitstek materialis-

tisch bedrijf
als het bankwezen is op zichzelf reeds

van niet te onderschatten ethische beteekenis.

Wanneer ik met deze uiteenzetting eenige belang-

stelling mocht hebben gewekt voor dit al te onbekende

deel van ons
bedrijfsleven,
dan ben ik gaarne bereid

op de onderdeelen van mijn onderwerp, die ik heden
vluchtig voorbij moest gaan, een volgend maal terug

te komen. *
Mii. T. Noi,l:N.

Amsterdam.

AANTEEKENINGEN.

ind’ex’cifcrs. v a n groothandeisprj

z e n.
– Evena’s aan het eind van April vertoont

ook ditmaal het totaal indexcijfer een stijging cii
wel van 48 punten, zoodat het nu 4.440 bedraagt.

Dit is het hoogste sedert November 1921 bereik-

te
cijfer.
De
stijging
is het gevolg vh de be-

wegirlgen in – de eerste groep der voedingsmiddelen
en in die der weefstoffen, waiil; in de andere groepen

waren de veranderingen èf zeer klein èf juist tegen-

gesteld, zooals’
bij
boter en duiker.
Uit onderstaande – aan ,,The Economst” ontleeii-
de – tabel blijkt, dat het indexcijfer sedert liet begin

van het jaar aanzienlijk gestegen is.

Data
Granen
en vleesch

Andere
00e.
a’mgs.
en ge
nolm.

Weef-
stoffen
Delf-
stoffen

Diver.
SCfl.
olten,
hout,
rubber, enz.

Totaal

ige.
A
meen
index.
cijfer

Basis (gemidd.
1901-5)
.
..
500 300
500 400 500
2200
100,0
EindeJuliIOI4
579
352
OlGf

464f
553
2565
116,6
Nov.1918
1289
7821
1848 903
13891

6212
282,6 Dec. 1920
1344
805
1284
1.216
1275
5924
269,3
Dec.1921
921*

636
1106
762
931
,
1
4357
198,0
Apr.1922
008*

667
1010
709*

890
4285
:194,8
Nei

,,
1.04%
657
1079
710f
885
4372
198,7
Juni

,,
100%
6761
1135
690
P887
4389
199,5
Juli

,,
994f
669 1120
7121
900
4396
199,8
Aug.

,,
880f
674
1123f
691f
8871
4257
193,5
Sept.

,,
8731
6821
1116
699
81.8
4189
190,4 Oct.

,,
885 700
1.
150
712
813
4260
1.93,6
Nov.

,,
864
703
12001 7041
811
4283
1.94,7
Dec.,,
861 706
11184*
705
8071 4264
193,8
Jan.1923
860
7llf
1205
739
808
4324
196,5
Febr.

,,
8471
746
1201
797f
810
4402
200,1
Mrt.

,,
824
752
11781 840
7971
4392
199,6
Apr.

,,
858
752
1
119
9
84
1

797
4440
201,8

In de eerste groep waren geen buitengewoon groote
veranderingen, maar uitgezonderd voor rund- en
schapevleesch gingen alle ooteeringen de hoogte in.
Het meest stegen tarwe, aardappelen cii varkens-
vleesch. Van -de tweede groep, waarvan het index-
cijfer gee.n verandering toont, Icon suiker sterk mon-
teeren, welke stijging evenwel juist werd te niet ge-
daan door een daling van boter.
De weefstoffengroep had onregelmatiger ‘verande-
ringen. Amerikaansche katoen en katoenen garen en
stof iets hooger, maar Egyptischc katoen kon iets
dalen. Engelsche ivol onveranderd; Australi sche kon
meer inhalen dan de daling van de vorige maand.

De grootste
stijging
had zijde te hoeken; hennep en
jute iets gedaald. Van de deifstoffengroep zijn alleen
stoomkolen hoogèr. Stalen rails en ijzeren staven on-
veranderd; door een vermindering in de vraag ver-
toont
ruw-ijzer
een’ kleine daling. Ook deze maand

16 Mei 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

447

daalde lood aanzienlijk; koper en tin slechts een
weinig lager. De eenige belangrijke veranderingen in
dc diversengroep waren een stijging van oliezaden
en een gelijke daling van indigo.

Onderstaande tabel geeft de ie:randoringen aan van
ieder art:ikel afzonderlijk in vergelijking niet Maart.

iTet getal 50 geeft den gemiddelden prijs van 1901-
1905 aan.

1

1

1
0

‘2

02.
‘3
+

Tarwe (bil.) 88
+ 6
5

Katoen)Am.)
143
+
5
Koper
595

(Eng.)
79
+
55
5’pt)
Deifsloffen

Gerst
66
+
1
Laken
134
5

+
2
Hout
Haver
80

t

3
Wol
(Eng)
123
(Baltisch)
101
5

Aardapp.
50
+
6
,, (Austr.)
1205
+
5
1
[OL1t
Rijst
105
+
1
5

Zijde
148
+125
(Amerik.)
88 Rundvl.
91
5

Vlas
120
e er
685
Schapenvi.
107
5

Hennep
48

Is
Petroleum
108
‘arkensvl.
1085
+
6
5

Jute
99

6
Olien
795

Granen en vi.
Tiï
Weefstoffen
+20
Oliezaden
90
+
6

Thee,
142
Ruw.lJzer
134
5


25
Indigo
935

Koffie
98
5

Stalen rails
87
5

Soda
886
Rietsuiker
216
+21
IJzer.staven

92
Rubber
156

Ilietsujker
106 Kolen

(St.)
177
+
7
Dierscn
797
lloter
73
-21
,, (liuisbr.)
94


Tabak
1166
Lood
107

8
Totaal
4440
+48
Andere voed

Tin
82

engenolm.
752
1

De laatste
veranderingen brengen
het inciexeijfer
73,1. pOt.
boven Juli 19] 4, zooals men ook ziet uit, den
hier

volgenden
staat:

Andere Dløe,-
Dato
5,,anen

v,eCefl
ach
voe
tng3:
I’veeJ.
stoffen
LJe&-
stoffen

sen:

dien,
Totaal
ou 1.
nolm.
enz.

Juli
191.4….

:100
100
100
100
100
100
December
1918
226 222 293
186
241
236
December
1920
233
229 209
261
230
231
December
192.1
1.59
180
180
1.64
168
170
April
1922
174
189
164
152
160
167
Mei
180
1186
175
153
L59
170
Juni
174
192
184
149 160
171
Juli
,
…….
,
……..
1,72
1190
181
153 163
171
Augustus
,.

….
153
192
1.83
149 160
166
September
,.

….
11,51
194
181
1 50
148
163,5
October
153

..

199
188
154
147
166,2
November
150
200
195
1.52
148
167,0
December
,…..
149

..

200
11.93
i’SZ
146
166,2
Januari

,
…….

1923
149
201
1196
159
146
1.68,6
Iebruari

,…….

146

..

211
195 172
146
171,6
Maart
143
214
191
1.81
144
171,2
April
,……
,.

….
.1 48
214
195
180
1.44
1.73,1

hieronder laten wij thans nog een
overzicht volgen
van het irtclexcijfer
der groot.handelsprijzeu in enkele
landen.

De gemiddelde prijs over 1913
=
100.

buiten beschouwing, dan zou het cijfer voor deze beide
maanden resp. 158 en 158 zijn.

Algemeen

Cern. pon.

Herleid
15
aum

index.cijfer

denkoers

algemeen
van ,,the

Over de

index.
Economist”

afg. maand

cijfer
Januari

1914 ……119,2

12,11′

119,6
l)ecetnbes 1 9 [S ……277,0

1 1,19

250,6
Decetnber 1920 ……

269,3

1.1,31

252,1
December 1921 ……198,0

1 1,42

187,2
April

1922
.

……194,8

1 1 ,63

1 87,5
i1ei

, …….11)8,7

:1 1,51.

189,3
Juni

, …….19,5

11,49

189,8
Juli

, …….199,8

11,47

1.89,7
Augustus

, …….193,5

11,49
September

, …….190,4

1144y
.

180,4
October

, …….193,6

11,39

182,5
November . , …….194,7

11
,
40

183,8
December

, …….193,8

11,55X

185,3
Januari

1923 ……196,5

11,75y
4
191,2
Februari

, …….200,1

11,85

196,3
il.aart

, …….199,6

11,89

196,5
April

, …….201,8

11,88

198,4

.1)6 ontwilckeling der
crisis.-Aan
het
jaarverslag der Rotterdamsche Bartkvereeniging is het
volgende ontleend:
liet jaar, waarover dit verslag handelt, moge al niet
ztt]ke hevige crisisverschijnse]eu te aanschouwen hebben ge.
geven als zijti voorganger en tot op zekere hoogte benul-
woord hebben aan de doos’ ons bij het uitbrengen van ons
vorig jaarverslag, uitgesproken versvachtingen, te outketi-
tien valt niet, dat de vorderingen iii de goede richting iii
otis land nog van geringe heteekenis zijn geweest. Onge-
twijfeld kunnen enkele industrieele ets handelsoudei’nenui ii.
gisti
vuil
eene wederopleving, vat.i ccii terugkeer tot matig
winstgevend bedrijf gewag niaketi, over het algemeen ge-
leunen bestaat er allerrninst redentot tevredenheid, zoosniit
voor de industrie als voor den tiende] en zeker niet voor iie
seheepvutart. Wel is de daling der prijzen voor verreweg de
titeeste grondstoffen en fabrikaten tot staan gekomen, eelt
helangrijken invloe1 ten goede op liet bedrijfsleven hier te
lande heeft deze omstandigheid tot nu toe niet vermogen
uit te oefenen. Uit de catastrophale gebeurtenissen van 1921
is een iuualaise gebleven, met in haar gevolg grootere werk.
loosheid.

Wel valt in den algemeenen wereidhandel sedert eenigen tijd verbetering te bespeuren, deze woi’dt echter getemperd
en gerensci door de nog steedg otizekes’e internationale toe-
standen, waarvan ons land, meer dati vele andere landen,
dcii schet’pen terugslag ondervindt, omdat de gu’ootstc moei-
lijkhedeti zich in ons achterland afspelen.
Dat vies’ cii een half jaas’ na het beëiutd igeti vnu dcii oOr-
log, cle leidende staatsliedeus vat, de svei’eld dcii iveg Jlaa
een werkelijken vredestoestatici nog ii jet hebben kit itt out
viticlen en dat dientengevolge ook ons land zware schade
lijdt, mogen wij betreuren, er iets aan verati deren kitti uien
wij niet. Maar wel mogen wij verlangen, dat, voor zoover
dat
iti
has

e macht ligt, de overheid al het moge) ijke verrinh-
te om de hinderpalen en moeilijkheden svaarotnier outs ge-
bede bedrijfsleven gebukt gaat weg te nemen.
In de Vereetsigde Staten valt een krachtige verbetering
waar te nemen, welke misschien ten dccle is verkregen
langs wegen, clie velen niet wenschon te gaan, en in ver-
scheidene landen van iuroptc, tegen alle kwadeinvloeden
in, een wederopleving van de iticitistrie cii daardoor vnu dcii
handel. Wij zien de werkloosheid in Groot-Brittant,ië met
den dag verminderen, zien zelfs hoe Ritslat,d sveer aan tien
arbeid tijgt, en vragen ons af of wij niet onze te ver door.
gevoerde arbeidswetgeving, clie op den gezosideut arbeidza-
men menscli toch een verderfelijken ittvioed hebben moet, wel op den goeden weg zijn; of daarvan niet tett slotte eet,
noodlottige invloed op de algemeene welvaart des lands
moet uitgaan.

Tal van economisten hebben, sprekende oveu’ de otitwa’i],.
‘ting van de wereld, er op gewezen, dat jtcist the miskenning
van de economische waarheid, dat liet eene Inntl tnet zonder
liet andere leven kan, dat alle landen elkandcr itoodig heb-ben, omdat hetnne belangen oaafscheidelijk nar, elkauutkr
verbonden zijn, vet’antw’oordelijk was voor den tegenwoot’-
digen toestand.
En wat voor de geheele wereld als een geheel getionuelt
geldt, gaat toch zeker ook
01)
voor éOn land; kttnstmatige
welvaart bestaat niet. Zij moet uit natuurlijke oorzaken
voortkomen. Alleen wanneer de hinderpaleit iveggettomeit
worden, die de vrije ontwikkeling van de industrie ets tiaau’-
door van den handel belemmeren, wanneer de l)roductin
wordt opgevoerd, wanneer de diensten, die ons bij uitslek

s-

n

‘.’-

•’

v

O
£5,

v’

N

Z

Novemter
1918 . . 205

358

438

367

392

214
11 ‘

1 2

1
227

591

679

325

366

297

322
oo&ste

. 1

(Apr.)

(Fan.) (Juni) (Juli) (Mrt.)
llecember
1921 . .

123

326

594

3.585

176

172

165

209
juni

1922 .

131

326

537

9.140

161

164

167

197
Juli

.

131

326

535

3.935 163

165

162

201
Augustus

»,.

131

332

571

28.919

163

163

155

195
September
o
.

136

330

582 44.089 163

158

153

192
October

. .

144

338

601 94.492 163

155

156

190
November

. .

149

354

596 166.495 171

154

158

188 December

». .

148

363

580 203.417 175

155

158

183
Januari

1923 ..

149

3158

575 715.881

175

156

159

184
Februari

. .

151

423

532 677.000 181

158

158

191
Maart

.

151

425

639.300

162

164

195
•)
Bradstreet.

lIet cijfer voor Engeland op deze zelfde basis is
165. Ook uit deze tabel ziet men dat prijzen zich al-
gemeen in stijgende richting bewegen.
De belangrijke stijging van het cijfer voor Neder-
land in Maart, vergeleken met Februari, is in hoofd-
zaak het gevolg van dec veel hoogeren prijs, welke
de tot dusver in het indexcijfer opgenomen Sumatra-
tabak op de laatste veiling opbracht.’
Laat men. voor cle berekening der indexcijfers voor
de maanden Februari en Maart, 1923 het artikel tabak

448

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

16 Mei 1923

daarop aangewezen land, anderen bewijst, waarvan het voor
een goed deel leeft, weer goedkoop en conetirreerend worden,
dan zullen al de moeilijkheden, waaronder wij thans gebukt gaan, werkloosheidszorg en dergelijken, vanzelf hunne OP:
lossing winden.
En clan zal het ook mogelijk zijn voor de banken, om
voortgaande OP den weg, welken het belang van hunne
relatiën en hun eige]1 belang voorschijft, de behulpzame
hand te bieden bij het gezond maken en den wederopbouw
van de ondernemingen, die in de crisis geleden hebben.
Het zon wel zeer te betreuren zijn, wanneer de groote
volharding, welke men telkens weer bespeurt, de groote vio-
diugiijkheid, die onze zakenlieden onder de moeilijkste orn
staudigheclen telkens weer aan den dag leggen, deze heide
eigenschappen waaraan ons lctncl het voornamelijk te dan-
ken heeft, dat het nog niet door veel grootere werkloos-heici is geteisterd en in het algemeen veel meer geleden
heeft, ten slotte onder den invloed van een vasthouden aan
goed bedoelde, maar onder de omstandigheden van den laat-
stentijd inopportuuti geworden maatregelen, zonder eenig
resultaat moesten blijven.
Met geduld en een verstandige politiek zal er ongetwij-
feld nog veel terecht kunnen komen en behoeft ook de toe-
komst geen overmatige zorg te baren.

MAANDCIJFERS.

POSTCHEQUE EN GIRODIENST.

December 1922

December 1921

Aantal Bedrag Aantal

Bedrag –

Aantal rekenin-
gen:op u
0
. .. :

86.885

55.410


Stortingen …………..122.730.582 305.012 96.893.056
Overschrijvingen: 797.452
a.
bijgeschreven

365.964.544 193.889 257.958.983
• 5. afgeschreven

375.590.333 214.317 262.063.219
Afschrijvingen

593.047
wegens chèques.

184.854.765 127.876 78.022.079
Totaal tegoedreke-
ninghoudersopu°.

207.422.931

138.375.044

GIRO-OMZET BIJ DE NEDERLAND SCHE BANK.

April_1923

April_1922

-.

Posten

Bedrag

Posten

Bedrag

Voor reke-
ninghouders 56.136
fl.883.935.000
46.502
f
1.653.301.000

wkarvan door
de EL-bank


plaatselijk – 33.611 ,,1.556.121.000 25.203

1.342.691.000

Ter voldoe-
ning van
B.ijksbelast. 3.536 ,, 6.588.000 2.043 ,, 8.132.000

PRODUCTIE- DER KOLENMIJNEN.
1)

(In tonnen van 1000 KG.) (Gegevens verstrekt door den Hoofdingenieur van het

Mijnwezen.)

– Naam van de

December

Januari

Mijn

1922
1

1921:

1923
1

1922

Staat smijnen.

Wilhelmina
52.195 51.032 55.897 50.752
66.944
76.748 81.566 77.934 56.833 44.514 62.920
41.662

Totaal ….
176.972
172.294
20b.383
170.348

Particul. mijnen

Emma …………

Domaniale mijn.
45.812
39.397
53.458 44.473

Hendrik ……….

Mijn Lauraen Ver
41.565
38.959 45.281
40.523
Oranj e.Nassau
eeniging ………

96.838
1
89.375
107.489
89.642
Mijn Willem So
28.534
26.740
29940
25.785

mijnen ……….

phie …………

Totaal….
212.749
194.471
236.168
200.423

Totaal generaal
389.721
366.765
436.551
370.771

1) Kolenslik
niet
inbegrepen
ton in
de
maanden Januari
(in
tot en
1921
voor alle
met December
mijnen te samen
1922: 276.532
321.875
ton en in
de maand Januari 1923:
25.702 ton).

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

N.B.
s**
beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.

GELDKOERSEN.

BANKDISCONTO’S.

Ned.isc. Wissels. 4
18Juli ’22
Zwits. Nat. Bk. 3
7Aug.’22

Bk.
el.Binn.Eff.4
18Juli ’22
N.Bk.v.Denern. 6
1Mei ’23

Orsch.inR.C. 5
18Juli ’22
ZweedscheRbk
44
1Juli ’22
Javasche Bank .. 34
1Aug.’09
Bank v.Noorv’. 6
1Mei ’23
J3ank v. Engeland 3
13Juli
’22Bk.v.Tsjecho.
Duitsche Rijksbk. 18
23Apr. ’23
slowakijë .. 5
15Jan. ’23
Bank v. Frankrijk 5
llMrt. ’22
N. Bk.v. Oost.r. 9
2Sept.’22
Belgische Nat.Bnk. 5422
Jan. ’23
Hong. Bank. .12
25Apr.’23
Fed.Res.BankN.Y.
4421Feb. ’23
Bahk v. Italië
5411Jnli ’22
Bankvan Spanje.. 5-
23Mrt. ’23

OPEN MARKT.

Amsterdam
Berlijn
Parijs
1
N.
York
Data
Pa
rt.

di50nto Part.
Part.
1

Cali.
Part.
1

Prolon.
disconto
gatle
(3
mncL)
disconto
disc.
monej

12Mei

’23
351,
3
21/_11
– –
44_441)
7_12 M.
1
23
351_
3-4
171
5
_2’1
8



4J_5
30A._5M’23
3
1-%
3-4
1151_2

_-
4_63.
23_28 A.
1
23
3%
3_4
171
8
_2


4,_6

8-13 M. ’22
43-/

4
2_
8
18


3-4k
9-14 M. ’21

3-4X
5518


6_7

20_24Jli’14
3’/8/j6

2_%
2,(_%
21_
2
8
/
(
134 -2K

t
)
Noteering
van Ii Mei

WISSELKOERSEN.

WISSELMARKT.

Londen was deze week vrijwel stationnair. Aanvankelijk
nog weder flauwer, bleef de koers verder op hetzelfde peil.
Ook Parijs en België waren vrij stationnair. Daarentegen
waren Marken opnieuw beduidend lager. Regelmatig liep
de koers terug en de steun van de Reichsbank -belet alleen
een al te snel inza.kken. Dollars waren weder vrij vast. Een
oogenblik vercl voor 2,56
1
/2 afgedaan, waarna een kleine
reactie intrad.
Skanclinavië – stationnair, behalve voor Christiania, dat
opnienw een gulden lager kwam. Ook Zwitserland blijft
terugloopen. Slot ca. 45,85, Spanje onveranderd. Buenos
Aires flauw. Daarentegen Batavia vaster,
97
1/2, 97%, 83-4.

– 15 Mei 1923.

KOERSEN IN NEDERLAND.

ata
Londen
Parijs
)
Berlijn
)
Weenen
°)
Brussel
)
New
York)

7 Mei

1923..
11.804
16.85
0.0070
0.0036
14.584
2.55k

8

,,

1923..
11.804
16.95
0.0070 0.0036
14.61
2.55

9

,,

1923.:
11.81
16.90
0.0068 0.0036 14.584
2.55+
10

1923..

– –


– –
11.

1923..
11.80 16.85
0.00634
0.0036
14.54
2.56k
12

1923..
11.81*
16.874
0.00594
0.0036


Laagste cl.w.
1)
11.79 16.80
0.00584
0.0035
14.50
2.5511
8

Hoogste ,, ,,

1)
11.824
17.05
0.00714
0.0037
14.75
2.564
5
Mei

1923..
11.824
17.10
0.0074k
0.0036
14.79

22.5542

28April 1923..
11.86
17.40
0.0086
0.0036
14.984
3

2.56*
3

Muntpariteit..
12.10*
48.-
59.26
50.41
48.-
2.48%’

5)
Noteering
te
Amsterdam.
“)
Noteering
te
Rotterdam.
t)
Particuliere
opgave.
5)
Noteering van
4 Mei.
3)
Idem
van 27
April.

D ata
Siock.
holm
5
)
Kopen.
hagen)
Chris.
ilania)
Zwitser.
land)
Spanje
1)

1

Batavia
1
1
telegrafisch

7 Mei

1923.
68.1.0
47.70
43.50
46.074
38.90
974_974

8

1923
68.10
47.60
43.05
46.05
38.90
97%’. 98

9

1923
68.10 47.80 42.40
46.05 38.90
974_984
10

1923
– –
– – –

11

1923
68.10 47.80 42.70
45.924
38.90
98_9881 12

1923
68.10
47.90 42.50 45.90 38.95 98-98%’
L’ste d.
w.
1)

67:95
47.55
42.25
45.80
38.85
97%’
H’ste

,,

,,

1)
68.20
47.95
43.50 46.20
39.-
98%’
5 Mei

1923
6.10
47.80 43.50 46.15 38.90
97%’_%’
28 April 1923
68.55
48.-
44.50 46.50 39.074
98_%’
Muntpariteit.
66.67 66.67 66.67
48.- 48.-
100
S)
Noteering
te
Amsterdam.
t)
Particuliere
opgave.

16 Mei 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

449

KOERSEN TE NEW
YORK.

D a a
Cal, le Lond.
Zicht Parijs
Zicht Berlijn
Zicht Amsterd
(in

perlE)
,
(in ets. p.frs.)
(in cl. p. Mrk.)
(in cli. p. gid.)

12 Mei

1923
4.62.25
6.59
0.0022X
39.10
Laagste d. week
4.60.25
6.59 0.0022V,
39.07
Hoogste
,,

,,
4.62.25
6.63
0.0027k
39.15
5 Mei

1923
4.62.50
6.66
0.0029
39.12
28 April

1923
4.63.50
6.77
0.0033k
39.07
Muntpariteit..
4.86.67
19.30
23.813, 403/
16

KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN

Plaatsen en
Landen
Noteerings.
eenheden
28Aprill
1923
5 Mei
1

1923
1

7/12 Mei ’23 Laagste Hoogste
12 Mei
1923

Alexandrië
. .
Piat. p.
£
97161 97151
33

9716135
9715132

9715133
Bangkok… Sh.p.tical
1110 1110
1110
1110 1110
B. Aires’)
. .

d. p.
$
42
7
18
42
7
1
8

42
4215
42
17
1
32

Calcutta
. . . .
Sh. p. rup.i/4?/
32

114i
1143132

11481
16

11411
8

Constantin.
.
Piast. p.
£
765 760
745
780
765
Hongkong
. .

id. p.
$
21461
33

2/4
15
,
32

2141/
215
214sI
1

.Lissabon
1)
. .
d. per Mii.
251,
0

2
9
1
35

27
1
32
251
2132
Madrid ….. Peset.p.
30.321
30.361
30.25 30.40
30.35
25
25
24
26 25
..

Montevideo
1)

id.
42
42K
41
42
41si
Montreal

$
per
£
4.729f 4.71
4.69
4.72
4.70

Mexico …….d. per
$
156 156
154,
156
155
R ,d.Janeiro
1)
d. per Mii.
5X
517/
33

513/33
59110
571
94l/
94 9f
94
97 95

Praag ……..Kr. p.
£

Shanghai
. . .
Sh. p. taei
3129
313
3/23
3/3
3/25/
s

Rome ……..Lires p.
£

Singapore …

id. p.
$
214
8
/
21481
18

21431
8

2147132

21431
16

Valparaisol). P° p.
£
37.10
36.10
35.30
36.00
35.60
Yokohama
. .
Sh. p. yen
2115/
8

211171
33

211k
211
21
1
32
21191
Koersen der, voorafgaande dagen.

)
Telegrafisch transfert.
2)
90 dg.

NOTEERING VAN ZILVER.
te
Londen
N. York
te
Londen
N.York
12 .ltei

1923.
.

3251
9

663%
:13 Mei
1922..

35
7
18
707/
s

5

,

1923..

32
13
1ia
67y,
14Mei
1921..
337
59
28 April 1923..

32l51
67V
4

20Juli
1914..
24i5
1

54’1

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 14 Mei 1923.
Activa.
Binueni.Wis-j H.-bk.

f
79.357.953,64
sels, Prom.,B.-bk.

,, 33.560.304,17 enz. in disc.I Ag.sch.

,, 59.163.974,88
f

1 72.082.232,69
Papier o. li. Buiteni. in disconto

………

Idem eigen portef
..f
68.502.208,-
Af :Verkochtmaar voor
de bk. nog niet afgel.
,,


68.502.208,-
Beleeningen
nc1. vrsch.
:1L.bk.

f
31.722.117,24

In

rek.-crt.
13..bk.

,,

10.511.330,44
Ag.sch. ,,100.538.67 1,26
op

onderp.
[142.772.118,94

Op Effecten …….

f133.lZO.397,5G
Op Goederen en Spec. ,,

9.651.721,38
42.772.1 18,94
Voorschotten ah. Rijk …………….
…10.308.186,30
Munten 8’Iuntmateriaal
Munt, Goud ……
f
56.239.390,- Muntmat., Goud ..,,525.550.137,91

f
581
.
789
.
527,91
.


Munt, Zilver, enz..,,

7.937.618,50
Muntmat. Zilver
..

Lifecten
589.727.:146.41

Bel.v.h.Res.fonds
.

f

5.050.646,93
id.van
1
15v. h. kapit.

,,

3.906.813,50
9.617.460,43
(ieb.eu Meub. der Bank …………….
,,

4.522.000,-
1)iverse

rekeningen

………………
..

35.844.470,95

[1.033.375.823,72
Pasoiva.
Kapitaal

……………………….
f

20.000.000,-
Reservefonds

……………………
..5.660.599,75
Bijzondere

reserve …………………
1.675.581,33
I3aukbiljetten in omloop …………..
..960.470.070,-
Baukassignatiën in omloop ………..
..

2.052.149,82 :Rek..Cour.

Het Rijk
f


saldo’s:

Anderen,, 23.600.547,39
,,

23.600.547,39
Diverse

rekeningen ………………
..19.910.875,43

[1.033.375.823,72

Beschikbaar metaalsaldo ………….
f

391.805.805,68
Op de
basis
van 11

metaaldek/ciny.
…….
192.580.052,24
Minder bedrag aan bankbiljetten in
om-
ioop
dan waartoe de Bank gerechtigd
is.
,,1.959.029.028,40

NED. BANK 14 Mei 1923
(vervolg).
Voornaamste posten in duizenden guldens

Data
Goud
Zilver
Bank
biljetten
Andere
opeischbare..
1

schulden

581.790
7.938
960.476
25.653 581.790
7.832
976.722
26.871
30

Apr. .1923 ……
581.790
8.099 988.881
33.944

14

Mei

1923
………
7

,,

1923
………

23

,,

1923
………
581.790
8.281
939.612
36.750
.581.790
8.075
953.783
41.141

605.889
5.891
1.021.495
46.788

16

,,

1923
…….

15

Mei

1922
…….
17

Mei

1921 …….
605.948
13.172
1.051.441 77.953
25

Juli

1914…….
162.114 8.228
310.437
6.198

Totaal
Hiervan
1
1

Beschie.
1

Dek-
Data
bedrag
1

Schatkist-
t

promessen
1

Belee- baar
Melaol-
1

kings.
1
discontos
rechtstreeks
J

ningen
1
1

saldo
percen.
1

tage

14

Mei

19231
172.082
.28.000
142.772 391.806
60
7

,,

1923

183.061
37.000
159.622
388.207
59
30 Apr. 1923
84.933 34.000
159.622
384.627
58
23

,,

1923
170.504
22.000
124.154
394.102
60
16

,,

1923
163.605
22.000
134.1.53
390.184
59
15 Apr. 1922
214.611
151000
1J9.812
397.448
60
17

Apr. 1921
276.585
114.000 192.836
392.504
55
25 Juli

1914,
67.947
14.300 61.686
43.521.
1
)
54
1) Op de ba8Ia van
2
15 metaaldekking.

Uit de fbekendmaking van den
Mi
nister
van
Fi
na n-
ci 0
n

blijkt, dat uitstonden
op:

7
Mei 1923

1
14
Mei 1923

Aan schatkistpromessen
[354.410.000,.
[345.410.000,-
waarv. direct bij Ned. Bk
,,
37.000.000,-
28.000.000,-
Aan schatkistbiljetten
,,216.633.000,-‘
,,216.598.000,-‘
Aan ‘zilverbons
……….
,,
27.905.794,50
27.567.301,50

Onder de vlottende schuld
is
begrepen:

Voorsch. aan de Koloniën
1
,,281 .039.000,-
278.684.000,-
Voorschot aan Gemeenten’
31 Mrt. 1923
30Apr. 1923
voor door ïlijkvoor hen,
,,
97.537.646,93 77.709.420,3.1
teheffenlnk. belastingJ
7
Mei 1923
1
4
Mei 1923
‘I’egoed
v.
d. Postc. &Gdst
1
,,1
13.653.961,981
,,113.653.96
1
1
1
Waarvan
f
32.806.100 vervallen
op of
na
1 April
1927.

JAVASCHE BANK.
Voornaamste ‘posten in duizenden guldens.
De samengetrok-
ken cijfers der laatste. weken iijntelegratf.isch ontvangen.

Data
Goud
Zilver
8

k.
ijelten
Andere
opetschb.
Beschikb.
metaal.
schulden
saldo

5 ialei 1923

222.750

269.000 107.000 147.550
28Apr. 1923

223.000

262.000 109.500 148.700
21 ,, 1923

222.250
,

263.500 110.000 147.550

7Apr.1923 ‘161.151

öi

267.654 104.931 148.324
31 Mrt.1923 161.014

60.660

261.357 109.766 148.182
24 ,, 1923 160.972

60.299

261.069 101.669 149.481

6 hei 1922 143.525

45.300 267.524

90.756 117.785 7 Mei 1921 224.870

13.942

307.376 138.682 149.009
25 Juli1914

22.057

31.907

110.172

12.634

4.8422

VVlsseIs.
1

1

Voor.

1
Diverse
J
Dek-
Data

Ots.
t
butlen
1
Belee-
1
schotten
contos
1
N.-Ind.
1
n,ngen
1
aan het
t

reke.

kins.
percen.
1
betaalbaar1

1
Gouv.nem.I ningen
t)j

5 Mei 1923
16650


29.000
*** 60
28Apr. 1923
161:430
29.000
60
21

,,

1923
156.510


24.200
*** 60

7Apr.1923 36.354
31.08159.351
11.313 39.326
60
31.Mrt. 1923 36.367
31.727

60.183
8.775
38.858 60
24

,,

1923 36.397
32.910

61.287
8.341
29.110
61.
6 Mei 1922 35.221
19.694

80.088
5.675
47.217
53
7 Mei 1921 36.471
22.483

106.245
22.709
36.069
51
25 Juli1914

7.259
6.395

47.934
6.446
2.228
44
‘) Sluitpost activa.
3)
Basis
2
15 inetaaldekking.
DE SURINAAMSCHE
BANK.
Voornaamste
posteii in duizenden guldens.

Data
Metaal
Circulalie
1
schulden
Disconjds
1

1.182

Dio, reke,
ningen’)

‘508
7 April

1923..
1.185
1.720
7.42
31 Maart 1923..
1.195
1.710 832 1.188
526
24

,,

1923..
1.206
1.596
984
‘1.185
507

April

1922..
1.006
2.173
924
1.080 1.142
25 Juli

1914..
645
1.100
560
735
396
1) Slultpost der activa.

450

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN,

16 Mei 1923

BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.

BANK VAN ENGELAND.

Voornaamste pasten, onder
bijvoegin.g
der Currency Notes,

in duizenden pond sterling.

Currency Notes.
Data

Metaal

Ctrculatïe

Bedrag

Goudd.
1
Gov. Scc.

9 Mei 1923 127.522 123.776
0
287049 27.000 242.557

2
,,
1923 127.521 124.192 285.746 27.000 241.220 25 April1923 127.519 122.779 283.970 27.000 239.463
18
,,
1923 127.521 122.380 285.565 27.000 241.335
10 Mei 1922 .128.888 121.592 300.840 28.500 261.131

22 Juli 1914 40.164
1
29.317

– –

Data
Gov.
Sec.

Other
Sec.
Public
Depos.
1

Other
Depos. Reserve
kings.
perc.
1)

9Mei ’23
42.221
68.614
14.602 102.003
23.4901

20,15

2

,,

’23 -45.359 70.130 13.235 107.636
23.079
19,01
25Apr.’23
48.206
67.605
14.006
103.641
24.490
19,9€

18

,,

’23
51.299 67.406
14.103
111.815
24.891
19,76

10Mei ’22
58.873 75.530
12:179
130.259
25.746
18,07

22 Juli ’14
11.005
33.633
13.735
42.185
29.297
523/
8

5)
Verhouding tussehen Reserve en Dposita.

DUITSCHE
RIJKSBANK.

Voornaamste posten,
onder
bijvoeging ider Darlehens-
kassenscheine, in
millioenen
Mark.

Dato
Metaal
Daa,an
God

Waarv.
hij Buit!.

Kassen.

1
scheine
Circulatie
Dek.
kings
l
perc
.,2)
circ.bkn
1

30 Apr. ‘23114,517
920
217

1.464.270
6.545.984
23,

23

,,

‘23114.014 020
165

1.363.365
6.096.053
23

15

’23j1
1.698 1.005
184

1.239.227
5.837.965
21

7

,,

’23
9.131
1.005
165
1.300.508 5.624.113
23,

29 April ’22
1.020
1.001
47
3.899

140.420
3

23 Juli

‘141
1.691
1.357
1


651

1.8911
93

W’t3sels

1

II
IIkassenscheine
Rek. C,t. ii

1
Handel,.
1
Schatkist-

II Totaal
1
in kas l
,
ij de
Totaal

wissels
1 .
papier

1

uitgegeven Rijks bank

9.211.016 2986.117 6.225899 3854.275 1476.900 1.464.300
do
8.577.858 2758.191 5.819.667 3671.859 1376.200 1.363.600′ 8.027.543 2586.548 5.440.995 3154.560 1252.100 1.239.200 7.221.422 2423.182 4.798.240 2687.804 1313.200 1.300.510

158.021 2.403 155.618 31.616 13.182 3.878

7511

751


1

‘) Onbelast. Bovendien
serpand op 23 April 1923 84,9 mill., op 30
April 1923

mOl.
2)
Dekking
der circulaiie door meiaal en Kassenseheine.

BANK VAN FRANKRIJK.

Voornasanste posten in duizenden francs.

Waarvan

Te goed

Buit.gew.
Data

Goud

in het

Zilver

in het

voorsch.

Buitenland

Buitenland old. Staat

11 Mei ’23 5.536.995 1.864.345 292.132

597.304 22.800.000

3 ,, ’23 5.536.861 1.864.345 292.083

597.513 23.000.000
26Apr.’23 5.536.764 1.804.345 f292.024 596.628 22.500.000
11 Mei ’22 5.527.263 1.948.367 282.983 629.037 22.000.000

23 Juli ’14 4.104.390 – 639.620 – –

Uitge- – –

Bankbtl-

P
Rek. C,t.

Rek.
Wissels

stelde

Belee-

ont.

C,t.

Wissels

ningen

jetten

culteren

Staat

a 2.557.669

20.617 2.186.617 36.964.008 i.986.660 19.139


3.234.785

21.682 2.119.144 36.902.486 2.285.778 18.110

2.638.454

22.102 2.142.555 36.547.982 2.088.909 27.1.77

,
2.329.359

39.977 2.298.416 36.122.745 2.280.156 16.263

– 11.541.980

769.400 5911.910 941570 400.590

BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE.
Voornaamste posten in duizenden franca.

Metaal Beleen. Beleen.

Binn.

R k
mcl.

van

van

wissels

Circu
ata

buiten!, buiten!, prom. d.

en

latie

rt.

saldi

vorder. provinc.

heleen.

portie.

10 Mei 23 347.633 84.653
1
480.000 870.361 6.843.230 140.081
3
,,
’23 347.079 84.653 480.000 914.142 6.846.950 86,157 26Apr.’23 347.648 84.653 480.000830.609 6.869.523 109.338
11 Mei ‘221327.028
84.653
1
480.000
592.69516.303.569 362.119

VEREENIGDE STATEN VAN’ NOORD.AMERIKA.

FEDERAL RESERVE
BANKS.

Voornaamste posten in duizenden dollars.

Goudvoorraad

F.R.
____
_____ Zilver

Notes tn Data

Totaal

Dekking

in het

dc.

ctrcu-
____________-

bedrog

I
F. R.
Notes
1
bulten!.

latle

25 Apr. ’23 3.084.569 12.065.117

94.473 2.222.588
1.8

,,

’23 3.082.622 2.096.360

95.920 2.220.251
1.1

,,

’23 3.085.759 2.103.719

98.680 2.231.041

26 Apr. ’22 2.995.202 2.214.5901

129.637 2.157.568

Totaal

Gestort

Dek-

Dek-
Data

Wts,ela

eposito,

apitaa

ings

tngo.
perc.
5)
pete.

25 Apr. ’23

910.638 1.908.543

108.857

74,67

77,0

18

,

’23

920.909

1.991.001

108.649

73,2

75,5
11

’23

897.039

1.942.131

108.683

73,9

76,3

26 Apr.
‘221
582.615 1.833.230

104.311

75,05

78,3
‘1)
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeischbare
schulden: F. R. Notes en netto deposito.
2)
Verhouding totalen
voorraad muntmateriaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET FED. RES. STELSEL.

Voornaamste posten in duizenden dollars.

Reserve
1
Totaal
1 Waarvan
Aantal

uitgezette 1

hij de

depositos

depostts
time
Data

banken gelden en 1 F.
R.
bank,

18Apr.’23

777 11.821.111 1.438.241
1
15.484.723 3.966.813

ii
,,
’23

777 11.825.036 1.387.452 15.538.839 3.951.362
4
,,
’23

777 11.879.619 1.406.993 15.538.636 3.989.247

19Apr.
‘221
80! 10.845.8591 1.343.583 14.044.843 3.172.586

Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht
gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.

EFFECTENBEURZEN.

Amsterdam, 14 Mei 1923.
Nog steeds vornit het Duitsche voorstel in zake liet be-drag en de plannen tot betaling van cle schadeloosstelling
liet onderwerp

van gesprekken cii overdenkingen op cle in-
ternationale beurzen. Wel is liet gecombineerde Fra;isch-
Belgische antwoord reeds ingediend, doch ondanks alle
scherpte, waarmede dit is opgesteld, heeft het geen oplos-
sing gebracht, ook niet teu aanzien van de
vraag,
of de
tegenwoord.ige politiek zal wordee doorgezet en, zoo ja,
hoe lang dit liet geval zal kunnen zijn. Zelfs is, nu het En-
gelsche antwoord (hetwelk blijkens de perssterumen is gere-
digeerd in overeenstemming met den Italiaanschen bond-
genoot) een meer verzoenenden geest ademt, de kans niet
uitgesloten, dat Frankrijk en België toch nog tot verdere
onderhandelingen geneigd zullen zijn, zoodra dit mogelijk
zal worden, zonder het prestige dezer landen te schaden.
Onder deze omstandigheden is het alleszins begrijpelijic, dat cle meeste beurs-centra een min of meer weifelende houding
te aanschouwen hebben gegeven. Hiertoé hebben overigens
ook andere factoren bijgedragen, waarop wij in dit over-
zicht nog nader terugkomen.
Alleen de beurs te B er 1 ij n heeft wederom een uitzon-
dering gevornici. Hier’ hef t uien de starre houding van
Ï-‘rankrijk cladelijk als definitief aangenomen en. heeft men
iie kansen op een verdere periode van ougeivijzigde verhou-
dingen in zeer veel hoogere beurskoersen verdisconteerd.
Rac,l aan hand is Iuierniede een stijging van cle buitenland-
sche wisselkoersen gegaan, doch op cle deviezenmarkt is een
ongebreidelde rijziidg nog eenigermate tegengehouden door iie nieu’.ve verordening op den handel in bnitenlandsehe he-
talings-middelen. Het zonder noodzaak aaiikoopen van vreem-
de deviezert wordt door deze verordening inderdaad belem-
merd, doch ter beurze van Berlijn maakt men zich toch
geen enkele illusie aangaande het effect der nieuwe voor-
schriften. In (Ie eerste plaats is men reeds sceptisch gewor-den, doordat vroegere maatregelen geen enkel doel hebben
getoffeii. In de tweede plaats ziet men duidelijk in, dat de
valuta-crisis door geheel andere factoren wordt beheerscht
en bepaald. De voortdurende uitgifte van riieu,ve bankbil-
jetten, aankoope
i
van buite il auclsche effecten, export van kapit ial naar met. Duitselie oiidernemingeu bevriende maat-
schappijen in het buitenland, zijn nu eenmaal feiten, die niet tegengegaan kunnen w’orden door een simpel voor-schrift en die toch alle resulteeren in een stijging van de
koersen van vreemde deviezeu. Hoewel dus het tempo vnu
de opwaartsche beweging dier deviezen gedurende de achter
ons liggende ,iveelc wel iets langzamer is geworden, heeft de

16 Mei 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

451

foudsenmarkt een geheel onafhankelijke lijn gevolgd, wijl
.

3fle11 zich hier ervan overtuigd hield, dat later door de om-
stpiicligheden zelve door de valutaniarkt dc w’eg zou woi-
dcii afge]egd, waarop thans nog eenige hinderpâlea waren opgeworpen. ])e hausse was weder in vollen gang; gewel-
(lige verschillen, tot 70.000 pCt. toe, zijn s’eder geregistreerd
gewordeii. Zoolan”g de met (leze pheomenale variaties be-
haalde winsten niet anders dan iii Marken belegd worden,
is het voordeel natuurlijk vrij problematiek ; dat dit echter
niet steeds geschiedt, bewijst wel het feit van de slinkende
deposito’s hij de banken. Niet alleen worden dus de beurs-
profijten niet in Marken aangehouden, ook over andere be-
leggingen wordt gedisponeerd, teneinde dezê voor een al-
gemeene debacle te behoeden.
De overige groote beurzen hebben wel een geheel tegen-
gesteld beeld aangetoond. Te 1? a r ii s was de stemming,
hoewel niet bepaald flanw, toch lusteloos. Ten dccle werkte
hiertoe mede het feit, dat de beurs te Parijs thans niet
meer gelijktijdig met die te Londen plaats vindt; door het
niet-invoeren van dcii zomertijdl in Frankrijk vangt de
beurshandel in Parijs een uur ]ater Lan. Doch afgezien
van deze ongetwijfeld remmende’ omstandigheid, schijnt men
zich in ernstige kringen ccl te vragen, wanneer en op welke
wijze het einde van het Ruhr-conflict zal komen en maakt
uien zich ongerust ten aanzien vn de economische offers,
clie Frankrijk tot aan dat tijdstip nog zal hebben te bren-
gen. Ongetwijfeld is het financieel beleid van de Fransche
Regeering zoodanig, dat het nôg steeds vertrouwen blijkt
iii te boezemen. Ondanks alle aanvallen, is de koers van
den franc in de laatste tijden vrij stabiel gebleven.
Ook wordt niet energie gewerkt aan het vergrooten van het
veld, door de inkouisten-belasting bestreken, zoowel als ccan
de verhoogiiig van clie. belasting zelve. Dat in dit opzicht
reeds belangrijke resultaten zijn bereikmoge blijken ui
de toeciance van het aantal belastircg-betalers. In 1920
Wccrecc het 528.971 personen, die in de inkomsten-belasting
waren aangeslccgen, in 1921 781.375 en in 1922 910.000. Doeli dit alles is niet voldoende om de wassende uitgaven
te bestrijden, vooral niet, indien het verzet der personen
met kleinere inkomens tegen een_directe heffing nog zOS
krachtig blijft, dat, zooals in 1921 het geval was, 197 aan-
geslageneu van cle hoogste klasse te zinnen 25 pCt. opbracic-
ten van de totale belasting en 592.411 personen van cie
lagere klassen, of 75 püt. van het totaal aantal aangeslage-
cccii, slechts 4 pCt. van het geheele belastingbedrag. Ecu
en ander, te zamen met meer rcchtstreeksche onaangeicicmc
gevolgen van cle Ruhrbezetting (bv. liet verniiiccleren der
industrieele activiteit) heeft de beurs in gedrukte stem-
iccing gebracht.
Ook te L o n de n was cle tendens verre van opgewekt.
Zelfs voor beleggiugswccardcn, clie zich gedurende zoo lan-
gen tijd in liet centruici der belangstelling hebben beuvogen,
viel ccci zekere terughouching waur te nemen. Eensdeels is dit niet anders clan een natuurlijk gevolg van de vaak over-
dreven koersverheffingen, die in deze af cleeling hebben
pliats gevonden, andercleels staat cle reactie in verband met
cle minder ruime gelclmarkt. Voorts heeft de beurs er cle i’oorkeccr aan gegeven het verloop der onderhandelingen
tcisscicen Engeland en Rusland inzake het molesteeren van
Engelsclie visselcers af te wachten. Ten aanzien van de
.Rnhr-kwestie was men vrij onverschillig gestemd; voor-
loopig trekt het Engelsche inciustrieele leven nog voordee-
leo uit dcci tegenwoorcligeci toestand en men verwacht in
geen geval een spoedige of plotselinge wijziging.
De markt te N c
w
Y o r k heeft zich ciog niet ontworsteld
inn de gedrukte honchicig, clie gedurende de voorgaande be-
rielitsperiode reeds te constateeren is geweest. Vrees voor
het einde van de hoog-conjunctuur aan den eenen kant,
voor gebrek aan arbeidskrachten en dientengevolge voor
veel te hooge prijzen, voor liet geval cle periode vah activi-
teit, nog mocht voortduren aan den anderen kant, heeft
dc markt iii een tweeslachtige. positie gebracht. Bovenclieic
hebben cle directe aanvallen van cle Regeering op (le suiker-
termijic-lcenrs cle vrees doen ontstaan, dat ook in andere
ricliti ng pogingen aangewend zullen worden ouc den ter-
mnijnhaudel te bemoeilijken, waardoor zonder eenigen twijfel
ook de foccclsenmarkt zou worden ontwricht. Wel lieef t de
llcgecriccg ditniaal n ccl
01)
haar request gekregen, doch liet is de vraag, hoe de actie verder zal verloopeic. Tea
aaccaicci vau Europa heeft men zich tot nu toe geen
groote zorgen gemaakt, hoewel het tijdstip, waarop mccc
zich met cle toestanden iii de Oude Wereld in eigen belang
zal hebben bezig te houden, door velen als nabij wordt
geacht.
Ten o ii z e n t was de tendens van cle gausche markt en
gedurende vrijwel de geheele berichtsperiode gedecideerd
flauw. In de afdeling voor beleggingswaarden is dit uit
den aard der zaak niet tot uiting gekomen, hoewel toch

ook Nedlerlandsch-Indjsehe waarden iets van hun koer
moesten inboeten. Dit stond echter in direct verband met
cle ankondiging van een niet’cwe Indische leening; ivaar dit
echter niet een spoeclige emissie behoef t te beteekenen en
waar ovérigens het totaalbedrag van de uit te geven
leening sterk is medegevallen, bleven de nadeelige koersver-
schillen slechts tot fracties van procenten beperkt.

7 Mei

Ei j’s:llei 14
1c1
ei Riizing
of
daling.
6

ol
o
Nederland 1922 – . . – 10211
16
102

102%

±
8/16
5

o/o

,,

1918 . . . –

93
13
1io
93%

931i0

1-(
4%
010

,,

1916 . . –

91s,

9191,
6
91m

— 08
4

0/0

0

1916 . . .

85

84c1

84ii1
3j..
0/0

31

75%

75%

758% +
9%
3

0
/0

,,

. . . .

66
,
1
8

G5151,66


2%
O/
Cert. N. W.
S…….
55 1
8

55%

55
1. +
9%
7

oj Oost-Indië 1921 ….102%

1025/
8
102o1

— 1
16

6

0/

,,

1919 . . . .

981u1

+ /io
5

o
c

,,

1915 – – . .

9511

95i1

95
1
18
4 o,c
o
Oostenr. Kronenrente

/s —


5

O/
Rusland 1906 ……434

4i110

4′

.%
4 ol. Rusi. bij Hope & Co. 5% —

48/1 —%
4
0
10
Japan 1899 ……..73

74

+ 1
0/
Brazilië 1895 …… 51%

50%

— 134
S

0/
San Paulo 1921.. -.

18
11
8

9871

9871s +
9%
( 0/
Amsterdam 1920. – – – 101%


7 ol
o
Rotterdam 1920… – 103%

105

+ 1%
Anders stond het met de
aandeelenmnarkt.
Zonder uit-
zondering hebben alle af deelingen aan onze beurs zich in
dalende richting bewogen, af en toe slechts onderbroken
door ccci licht koersherstel. Deze houding stond in ncucw
verband met die der buitenlanclsche beurzen, vooral ten accu-
zien van clio fondsen, die een internationale markt heb-
ben, zooals aaccdeelen Koninklijke Petroleum Mij. Vooral
als gevolg van de overeenkomst dezer Mij. met de Rus-
sische Regeering verwachtte men Ier beurze verdere vrij-‘ing met cle concurreerende groote producenten, waarvan cle terugslag te l:eftiger zonde kuccicen zijn, nu er gevaat
bestaat voor een teveel aan productie. Bovendien was men
bevreesd voor een betaling van het dividend in aandeelen.
Aandeelen Koninklijke Petroleum Mij. waren chientenge-
volge speciaal gedrukt, doch ook de overige petroleumwaar-
den hadden verliezen te lijden.
‘J’abakswaarden
uvaren iii liet bijzonder voor aancieelen
Seccecccbah aangeboden op het gerucht, dat geen dividend
zou wordeci uitgekeerd over het afgeloopen jaar en dat
de nieuwe oogst door ocigucnstige weersgesteldheid sterk zou
hebben geledlecc.
Rubberaancteelen
bewogen zich op een lager niveau in
vecl.cancl met den teruggaauden prijs van het product. Ook

7 Mei ii Mei 14 Mei Riizing
of
daling.
Amsterdamsche Bank … l2fi’

19.Si,
Ineasso

Bank

…………
—,,
9334


Koloniale Bank

……….
175
17051
1.64
9
Ned.11andel-Mij.cert.v.aand
138
135%
133
_5
Rotterd. Bankvereeniging.

07j
9734

Amst. Superfosfaatfabriek
40%


Van Berkel’s Patent ……
50% 50
469%

39%
Gouda Kaarsen

……….
98′
96%
91
—734
Roll. Draad- en Kabelfabriek
72
72
72
Jurgens’Ver.Fabr.gew.aand
66
66% 66%
+
9%
pr. aand
7631
8

75% 74%

1
i/,
Leerda.m Glasfabrieken ..
– –
46
44 42%

3%
Philips’ Gloeilampenfabriek
2629%
261% 250% —
129%
Vereenigde Blikfabrieken
103%
102%
102

1%
Véreen.Chemische Fabrieken
43
41

—2
CompaniaMercantilArgent
15
14%
14i18

Cultuur-Mij. d. Vorstenland
182
179
71
175%

6%
Handelsver.Amsterdam ….
477
464
453
—24
Handelsverg. Reiss
&
Co.
30
28%
28%

1%
Int. Crediet-
en
Handelsverg.
Rotterdam

…………
182
1.82
183
+
1
Linde Teves
&
Stokvis
76y
2

73
72%

4%
Tels
&
Co’s Handel-Mij…..
9% —
9
—34
Redjang Lebong Mijnb.-Mij
106
100
8
1
99%
6’4 Gecons. Roll. Petroleum-Mij
7

126%
126
5
1
122%

3
Kon. Petroleum-Mij.

……
.
372%
360/
8

359%

13
Orion Petroleum-Mij…….
Afgest. Aand
34
32
309%

:3%
Amsterdam-Rubber-Mij
159%
E49%
152

7%
Nederl.-Rubber-Mij .

……
75
70
73
—2
Oost-Java-Rubber-Mij-

….
215
1993/,
201

14
1)
Deli-Batavia Tabak Mij.
321%
318
320

1%
Deli-Maatschappij

……..
284% 270% 276

8%
Senembah-Maatschappij
311%
289
289%
—21%
1
1

ex.

div.

452

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

16 Mei 1923

suikerwaarde’iv
waren ongeanimeerd, ondanks het feit, dat
cle suikerhandel in New York voorloopig een overwinning
heeft behaald. De noteeringen voor Cubasuiker, wûraan
onze markt groote aandacht besteedt, zijn echter aan zoo
hef tige fluctuaties onderworpen (bovendien liepen zij kort
na de rechterlijke uitspraak terug), dat men ten onzent
huiverig is zich in sterke mate bij suikeraandeelen te inte-
resseeren. Onder de heerschende algemeene omstanclighe-
den was een reactie het natuurlijk gevolg.
Binnenlandsche
indstrieele aendeelen
.lverdeu in toe-
nemende mate aangeboden, als gevolg van. de daling van
de Mark en het vooruitzicht op een, in het gunstigste ge.
val, nog zeer langen tijd van onzekerheid ten aanzien vau
het Ruhrconflict.
Scheepvcertwaarden
stil en nagenoeg zonder handel. Het jaarverslag van de Rotterdamsche Lloyd werd gunstig op-
genomen, -doch de algemeene strekking gaf geen blijk van
een optimistischen blik ten aanzien van de naaste toe-
komst op scheepvaartgebied.

7 Mei
Ii Mei 14 Mei
Rijzing of
dal,ng.
Roliand-Amerika.Lijn
114
109%
109
-5
,,gem.eig.
100

95%

4%
Hollandsche Stoomboot-Mij.
20 26
251.

1
Java-China-Japan-Lijn ….
92
– –
Kon Hollandsche Lloyd

..
18
6
1,6
6W16
D,l16

Kon.
Ned.
Stoomb.-Mij …..
72′
72
70

2%
Konink.Paketvaart.Mij.

— 107%
107%

_%
Maatschappij Zeevaart ..
– –
65
67%
65
Nederl. Scheepvaart-Unie
– –
116
7
1
8

113% 112%

01
Nievelt Goudriaan ……..
107%
106%
106

1%
Rotterdamsche Lloyd ……
134
134
133

1
Stoomv.-Mij. ,,Nederland”
– –
153
151
149%

334
,,Noordzee”

– –
40

De
ji.merikaansche merkt
was stil;

de koersverschillen
waren in overeenstemming met die
van New York.

7 Mei
11 Mei 14Mei
Rijzing of
daling.
Amerie. Smelting
&
Refining
62%
62

60118

2s1
Anaconda Copper

……..
97/4

94

3%
Studebaker Corp.

……..
1227/
8

121
1
/
32

117%

518
Un. States Steel Corp—–
i05a/
103%

100s1,
0

581
Atchison Topeka……….
104 104

104518
+ 518
Ene

-.

……………….
11%
1.18%

1l111

Southern Pacific ……….
92
92%
+
/4
Union

Pacific

… ………
140%


Int. Ts’lerc. Marine orig. gew.

10
971
s

9%

/4
pref.

3211
8

33
Il/


+
1
/1
6
De

geidmorkt

is

iets
ruimer
geworden;

prolongatie
3% pCt.

GOEDEREN HANDEL

GRANEN.

15 Mei 1923.

T a r w e. Het meest belangrijke nieuws van de afgeloo-
pen week is het maandelijksche oogstbericht van Washing

ton. Zooals verwacht geeft dit een aanzienlijke verbetering
aan in den stand van cle wintertarwe, zoodat cle opbrengst
per acie op 14.5 bushel geschat wordt, tegen slechts 12.4
bushe
1
een maand ge’e

en. Weliswaar- schat het bericht de
met wintertarwe bezaaide oppervlakte slechts 39% millioen
acres, tegen ruim 42.127.000 verleden jaar, maar dank zij
de geschatte meercere opbrengst wordt de totale oogst van
ivintertarwe geschat op 578 tegen verleden jaar 586 mil-
lioen bushels. Waar ook de vooruitzichten in de zomer-
tarwe

Jistnicten veel verbeterd zijn, zoowel in de Vereenigde
Staten als in Canada, beginnen zon langzamerhand alle
zwarte volken weer op te trekken en heeft het er allen
schijn van of voor minstens een jaar de brooclvoorzienin
der wereld wederom zeer ruim zal zijn verzekei-d. Te meer
geldt dit aangezien nu ook uit Austra,lië L’gemeen regen ge-
meld wordt, welke niet te laat schijnt gekomen te zijn, ‘loo-
dat ten slotte ook dit land nog een flink exportsurplus zal
hebben. De Europeesche oogsten blijven veel belovend en
ofschoon er van Rusland weinig bekend is, woi-dt toch vrij
algemeen verwacht, dat ook dit land in hét aanstaande
seizoen eer meer dan minder graan zal uitvoeren.
Onder bovengenoemde invloeden is cle stemming voor
tarwe niet vast geweest, doch na de sterke daling van de
vorige week geeft deze week cle markt ten s!otte geen ver-
dcie prijsverlagingen te zien. Vooral spoedig leverbare tas-we
bleef goed gevraagd, daar ten gevolge van ccii periode van
kleine verschepingen de voorraden in de meeste landen
niet genot zijn. Weliswaar zijn gedurende twee weken de
verschepingen ruim, geweest, maar in de afgeloopen week
zijn ze wederom afgevallen. In Engeland blijven cle fabri-

kanten genoodzaakt telkens weer bij te koopen, doch claai
zij niet vooruitkoopen is het te begrijpen, ilat de afladingen
naar Groot-Brittannië en Ierland niet groot zijn. Ook
Duitschland is bij daling der prijzen telkens weer als koo-
per opgetreden, zoowel voor tarwe als voor rogge. Ook voor
dit laatste artikel bleef cle stemming kalm en de daling
werd nog verder voortgezet, zoodat het ilu leger dan maïs
genoteerd wordt. Het is mogelijk dat hierdoor cle consumptie
in de Staten ‘zelf iets toeneemt, mogelijk zullen althans de
boeren vaak liever de rogge opvoeren dan ze tot zulk ccii
lagen prijs aan de markt te brengen.

Voor m a i s was de belangstelling in cle meeste Europee-
sche markten gering. Argentinië verscheepte wederom mimeer
en dientengevolge wordt het voor de aflaclers steeds moei-
lijker de hôoge vraagprijzen te bedingen. Er kwamen slechts
weinig zaken tot stand; de prijzen liepen geleidelijk terug.
Ook voor Noord-Amerikaansche mais bestond weinig be
langstelling. Het aanbod was evenmin groot en waarschijn-
lijk zullen de reeds kleine verchepingen van deze soort
nog verminderen. Ook voor Zuicl-Afrikaansche soorten lie-
pen de prijzen iets terug.

Ge r s t bleef al zeer traag gestenlcl. Bij gebrek aan koop-
lust liepen de prjzn in West-Europa nog verder terug.
Van nieuwe zaken wordt al heel weinig gerept. H a v e r eveneens weinig gevi-aagd, waardoor ook hier-voor de prijzen daalden.
L ij is z ss ii
cl.
Aanvankelijk flauw gestemd toonde’ later
neiging zich te herstellen onder invloed van betere vraag
vooi

lijnolie, waarvan de voorraden zeer klein bleken. Van
de verschepingen van Argentinië ging wederom verreweg
het grootste gedeelte naar de Vereenigde Staten.

Zie voor den staat volgende pagina.

SUIKER.

F. 0. Licht raamt de met beetworteleu te bebouwen opper-
vlakte in de verschilende landen van Europa in vergelijking met (le voorafgaa,iide jaren als volgt

1923124
1922123 1921122

HA.
H.A.
HA.
Duitschland

———-
337.000
360.441
332.980
Tsjechoslowakije ……
235.000
182.849
204.000
Frankrijk

…………
145.000 116.410
-107.735
Holland

…………..
72.500 57.526 70.496
)3elgië ……

:

……..
66.500
59.176
57.514
Zweden

……………..
000
1.6.716
48.568
Denemarken ……….
30.000
24.330
34.000
Polen

……………..
150.000
107.825
81.009
Rusland ————–
230.000
175.000
215.769
Hongarije

…………
35.000
28.775 34.500
Italië

…….

.

……..
90,000
85.000
73.395
Overige Landen …….
i45.000
113.402
85.000
1.568.000

1.327.450

1.344.957

terwijl cle Cijfers voor de zichtbare vooi-radc’n als volgt wor-
cl en opgegeven:

1923
.

1922
1921
Tons Tons
Tons
Duitschland 1 April ’23
682.047
.
495473
557.378
Tsjechoslowakije 1 April ’23
267.364 260.714
394.168
Frankrijk 1 April ’23
131.675
93.216
137.695
Holland 1 April ’23
68.473 104.738
113.649
België 1 April ’23
57.343 71.376
119.303
Engeland 1 April ’23
278.900
213.500
323.850
Ver. Staten 26 April
1
23
211.892
234.858 207.000
C’uba 4 Mei
’23

753.403
1.109.009 1.188.196
Schatting stooniend
194.000
240.000
140.000

-.
2.645.097 2.822.884 3.181.239

.l.0
Id u ge 1 a ci
cl
was (le consumptiemarkt in April
158000 tons tegen 89.000 tons verleden jaar. Deze groote
toename moet gedeeltelijk iii verband gebracht worden niet
het kleine c-onsuinptiecijfer over Maart van 81.000 torie,
tegen 112.000 toen, in afwachting van de te verlagen invoer-
rechten de afleveringen uit entrepot zeei- gering waren. In-
tussc-hen heeft het budget, zooals bekend, geene verandering
iii de suikerbelastiog gebracht. De voorraad aan liet einde
van April beliep 301.000 tous, tegen 322.000 tons verleden.
jaar.

.111
A in e r i k a heeft de regeeriug wegens de weigering
van het Gerechtshof om in te grijpen, geen resultaat bereikt
van hare actie tegen de speculatie en valt liet nog te bezien of zij in hooger beroep zal gaan. De markt bleef gedurende
de afgeloopeis week een vast aanzien behouden, terwijl flinke
afcloeningen tot stand kwamen. Tegen het einde der week
trad echter een seactie in, hetgeen uit de ‘olgende noteei-ii,-
gen blijkt:

.4

I!

1•

16 Mei 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

433

Noteeringen.
Locoprijzente
Rotterdam/Amsterdam.________

Chicago
Bueno,
Ayres

SoorI.,
.,
14 Mei
1

7 Mei
1

15 Mei
Tarwe
MaT.,
Haver
Tarue
1

Man
Ltjnzaad
Dala
________
-______________________
1923
1923
1

1922

Tarwe°

……………
1
)

Bogge (No. 2 Western)
1)

Maïs (La Plate) ……..
2
)

13,50 10,25
212,-

15,30
13,0
218,-

Mei Mei Mei
Juni
Juni
Juni
13,50
10,85
214,-
12 Mei ’23
11651
6

78’1
43aI
11,70
8,30
1,15
’23
5

,,
12 Mei ’22
118 145
7 7y,
6111
8

44
3 7y
2

11,95 13,70
8,55
8,-
21,00
22,05
Gerst (48 1h. malting) …
2)
178,-
185,-
228,-

2 Mi ’21
143
1
I
60
37(
16,25
7,40 15,75
ilaver (38 Ib. White CL).
.1)

Lijnkoeken (Noord-A men-
10,30 10,70
12,-.

’20
12 Mei
300
]
97
10611
22,80
11,20
28,20
ka van La Plata-zaad)
1)
10,90
11,10
20Juli’14
82
561/
s

3634
9,40
5,38
13,70
Lijnzaad (La Plata)
. . .
.3)
442,- 440,-
467,-
1)
p. 100 IÇG.

2)
p. 2000
KG..

3)

per 1960 KO.
*)
Nr. 2 Hard/Eed Winter
Wheat.

AANVOEREN in ton.s
van
1000
KG.

Artikelen.
6/12 Mei
1923

Rotterdam

Amsterdam

1 Jan. 1923

tijdvak 1922

1923

1 1
Ja. 1923
1
tijdvak 1922

l923

Totaal

Sedert

Overeenk.

6
1
12 Mei

Sedert

1
Ove,eenk.
1922

Tarwe
10.386
255.027 343.660

17.811.
25.616
272.838
369.276
1.577
150.237
23.643

485

150.722
23.643
Rogge

.
……………….

5.050
8.379
– –

5.050 8.379
Boekweit

……………….
MaYs

……………….
10.124
231.410 409.282
2.146 34.783
53.630
206.193 62.912
4.008
62.896
46.287
741
.
4.868
2.505
67.764 8.792
Gerst ……………….
580
30.1139
33.095

533
50
30.672 33.145
1.636
52.115 60.700
1.100
42.620
46.876′ 94.735 113.576

ilaver

……………….
Lijnzaacl

…………….
6.29].
84.859 61.295

1

1.547
84.859 62.842
:Lijnkoek ……………
‘I’arwerneel

………….
1.015
27.245 21.412
487
3.864
3.743
31.109
25.155
Andere meelsoorten
30
657
4.289

1.460
657

t
5.749

Opening. Hoogste punt. Slot.
Spot Centrifugals ……….dc 8.03

8.22

8.1.6
.iej

…………………….6.02

6.54

6.2
Juli

………………….

6.07

6.61

6.27
September ……………..

..5.56

6.02

5.71
December ……………….

4.60

4.87

4.58
Tenzij de consumptie aanzienlijk afneemt zullen iie Ver-
eenigde Staten op .i nvoer van Java- cii andere suiker
aange-
wvze;i zijn.

o
u b a geeft de volgende statistiek:,

1923

1922

1921
Tons Tons Tons
Weekontvangsten 5 Mei’ 23 105.049 196.905 131.391
Tot. sedert 1 Dec. ’22-5 Nei’23 2.773.583 2.501.022 2.295.595
Aantal werkende fabrieken 55 148 195
Weekexport 5 Mei ’23

107.801 161.048

48.493
Totale export 1 Jan.-5 Mci ’23 2.020.185 1.469.275 1.139.720
Totale voorraad 5 Mei’23

753.403 1.100.009 1.188.196

125 fabrieken eindigden de campane met eene productie
van 12.753.000 zakken tegen 14.966.000 zakken verleden
jaar. Latere gegevens vermelden dat 142 fabrieken zijn af-
gemalen met eene productie, welke 326.000 tons achterstaat
hij het vorig jaar.

Op J a v a is eene spoorwegstaking uitgebroken, zoodat
exporteurs hunne offerten voor Mei/Juni verscheping uit
le markt terug trokken. Ten gevolge hiervan zijn de prijzen
voor dozen termijn in de tweede hand op Java zelf wat op-
geloopen. Overigens ondergiugen prijzen aldaar weinig ver-
andering.

IT i e r t e 1 a n de vertoonde de markt in de afgeloopen
week vrijwel hetzelfde karakter als in de week daarvdor ‘en
lagen prijzen van koopers en verkoopers te ver uiteen om
tot flinke zaken te geraken. l’rijzen bewogen zich tusscheu
de
f
39,-/42,_ voor Mci;
f
37%/38% voor Augustus en
.f
29i./30% voor December levering. Tot den prijs van

f
29% kwamen nog eenige transacties voor December leve-
ring tot st;t.iul.
De markt sloot door cle uiterst geringe animb door koo-
pers hetoond iii eene kalme stemming, met zon goed als niet veranderde prijzen. De weekomzet beliep circa 4000 tons.

NOTEERINUEN.

Data
dam per
Me,
Tales
Cubes
No. /

Sh.

Whlte Java
Job. per
Amer. Gra-
nulatedc.Lf.

New York
96 Cl.

Ce1r1
fugals

$
ets.

Juni/Juli
April/Mei

Sh.
Sh.
10 Mei 1231f41
(
711_. 2913 3816
8,16
3

,,

’23
71/_
28/9
3816

.
7,87
.10

i:lei

’22
,,2334
52/9
17/9 19/1034
3,98
110 Mei ’21

661_
2216 321_
5,12
4 Juli

‘141111113132
181_
– –
3,26

KATOEN.

Noteering voor Loco-Katoen.

(Middlin.g Uplan4s).

1
l2Mei’231 5Mei’23 28Apr. ‘
23
l
12
Mej’
2
2
1
l2Mel2I

New ‘York voor –
Middling . .. 25,45 c 26,85 e 28,35 c 20,15 c 12,85 c
New Orleans
voor Lkliddling1 24,75 c 26,50 e 28,- c 18,88e 12,- c
Liverpool voor
Fy Middling 14,18 dl 14,88 d2
1
15,56 d
1
11,73 d

8,27 d
2)
11 Mei 1923., 2) 3 Mei 1923.
3)
27 Maart 1923.

Ontvangsten in- en uitvoeren van ‘Amerikaansèbe haveiis.
(In dulzencitallen balen)

1
Aug. 22 Ooereenkomsllge perioden
tol


12Mei13 ‘

1921-
1
22

1920-21

Ontvângsten Gulf-Havens.
4424
3897
4362
11

Atlant.Havens
1097
1540
1355
Uitvoer naar Gr. Brittannië
1237 1398 1392
‘tVastelancl.
3097
3544
2851
Japan

….

– .

Voorraden in
duizendiallezi
12Mei’23
12Mei’22
1

13Mei 21

408 890
1.568
533
880
1473

Amerik. havens

……….

157
131

Binnenland
…………..
New York

……………62′
New Orleans

…………
11,1
1

228 413
Liverpool

……………..
709
903
090

‘)

4 Mei 1923.

Manktber.ieht van de Heeren Sin Jacob behrènr. & Soiis,
Manchester, d.d. 9 Mei 1923.

Sedert ons laatste bericht hebben in Amerika groote
liqiiidaties plaats gevonden, zoodat prijzen van Amerikaan-
sche katoen zoowel voor nieuwen ads ouden, oogst opnieuw
lager zijn. Vandaag was de markt wat beter door de ‘as-
tere stemming 01) de beurs en hoogere suikerprijzen, terwijl
men ook meent dat aan liquiclaties een eind zal komen. Pr ij-
zen in Liverpool zijn over het algemeen 1 €1. per 1h. lager. De berichten over dcii nieuwen oogst blijven kunstig cii het
pi’ijsversclul tusschen ouden en nieuwen oogst is vérinindeicl.
Prijzen van Egyptische katoen zijn 9t’eik gedaald, hööfdza-
gelijk ten gevolge van de gunstige berichten uit Eg,pfe
over dcii oogst van dit seizoen.
De vraag naar Amenikaansche garens is gering, mâar als
men de noteeringen ziet, hebben Spinners hunne marges kunnen verbeteren. Het aanbod blijft echter’ nog grooter
dan de vraag en verbruikers knopen slechts liet hoog noo-
dige. Prijzen voor garens zijn minder verlaagd dan voor

454

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

16 Mei 1923

ruwe katoen, zoodat daardoor de positie voor Spinners al
beter is geworden, uiettegenstaancle menp voorraden na
tuurlijk geld moet verliezen. Fabrikanten koopen slechts
bt’ho6g n6odige, z6odatcr c1.n ook niet veel omgaat. Er
.is..weinig .te.ermelden over de vraag naar bundelgarens
voot export, howel voor 40er ruw voor Indië wel wat be-
1antellingbetaat. Overzeesclse biedingen zijn wel iets
wel mag verw.chten, dat er kans is spoe-
d;igwer tot zaken te komen. Egyptische garens zijn lagei
niEr:”de meeste Spinners hiervan ijn Vrij goed bezet. In
hundelgarens gaat slechts weinig om.
Wat manufacturen betreft heeft de positie te leiden van
de daling van ruwe katoen. Prijzen zijn over het algemeen
wat lager, hoewel fabrikanten hardnekkig trachten bij deze
daling hun marges te verbeteren. Overzeesche koopers ne-
mn echter bij. deze daling meer een afwachtende houding
aan en hoewel men geen grooter prijsdaling van manufac-
toren verwacht is er nog weinig kooplust, terwijl biedingen
ov.er het algemeen te laag zijn. Gedurende de week is er
sleéhts weinig omgegaan en zoolang de groote f.luctuaties
in ruwe katoen voortduren is er niet veel kans dat zaken
zulln verbeteren.
2 Mei 9Mei

Oost. koereen.

1
Mei 8 Mei
Liverpoolnoteeringen. T.T. op Indië 114 114′
F.G.F.Sakellarides 16,75 15,40 T.T. op Hongkong 2/4k
2
IX
G.F. No. 1 Oomra 8,75 8,25 T.T. op Shanghai 313K 3/3

KOFFIE.

(Mededeeling van de Makelaars G. Duuring & Zoon,
Kou 1

& Witkamp, Leonard Jacobson & Zonen
en
G. Bijdendijk).

Noteeringen en voorraden.

Rio

1

Sanlos
Data

1

1

—I
Wisselkoers Voorraad

Prijs

Voorraad

Prijs i
No.7
t

Nn.4
1

12 Mei.

1923
.

850.000 20.625 1.470.000
1)
5291

5

,,

1923
926.000
22.125
1.485.000
23.500
591

28 April1923
943.000
22.750
1.541.000
1)
5s,

12 Mei

1922
1.681.000
15.875
2.698.000
18.900
719132

Ontvangsten.

Rio
Sontos
Data

Afgdoopen
Sedert
.4fgeloopen
Sedert
week
1

1 Juli
week

1

1 Juli

12Mei 1923 …..
15.000
2.367.000
34.000 6.307.000

1-2 Mei 1922.
..
.
52.000
3.489.000 181.000
7.559.000
1)
Niet genoteerd.

KAPOK.

(Opgave van de Makelaars Gebr. van der Vies, Amsterdam.)

Kapokstatistiek op 30 April 1923.

Voorr. Aanv.

Verk.

Voorr

Importeurs:

1 Jan.

tot

tot

op –
1923 30Apr. 30 Apr. 30 Apr

II. G. Th. Crone ……….

2583

2583

Edgar & Go …………..

530

530

Von 1ohn & Co……..

192(1

1920

N.V.
Ha

idel en Cultuur Mij.
v/h.
Smidt
&
Amesz q.q.
Edgar

&

Go’s

Handel
Mij.

Soerabaja

……..
273
1305
1476

102

Hnd.Venn.v/h.Maintz&Co

7
7

Van Heekere

&
Go……

548
548

Hoving
&
Beer………..
72
210
282

Koning, Teves
&
Cn …….

635
635


Landb. Mij. ,,Geboegan” …
16
143
159

-Mirandolle, Voûte
&
Co …
314. 3654
3967
,W. Ténbrgen
&
Go ……

.

90 90


Weise &:Co.Y…………..
444
-,-

145

589


Zweedsche Oost-Ind. Cie.

529 529

– –

.Order ………………..
82
4100
4182

1201
16405
17503

103

COPRA.
De Copra markt was deze week zeer flauw gestemd,
door dringend aanbod van April/Juni en latere termijnen.
Stoomend goed is nog steeds schaars, en thans is er ook
al een premie
van
f
0,50 voor Maart/Mei boven April/Juni
te bedingen.
• De
ma

rkt•sluit met de volgende noteeringen:
Java f.mi. stoomend …………..
f
34,25

.

.

Maart/Mei …………,, 33,62k
April/Juni afi ……….. ,, 3 3,1 2
14 Mei 1923.

RUBBER.

De Rubbermarkt was in de afgeloopen week aan belang-
rijke schommelingen onderhevig. Een zeer snelle en groote
daling vond in de eerste helft der week plaats ten gevolge
van groot.e liquidaties
01)
de buitenlandsche termijnmarkt.
Daarna trad een klein herstel in; de markt sluit echter
weifelend en onzeker onder voortdurende schommelingen.
De slotnoteeringen zijn:
einde voorafgaandeweek:
Prima Urêpe

Mei …..75

ct.

………… 85% cl.
Juni . . . . 74

, ………….86%
Juli/Sept. 75

…………..85
Smoked Sheets Mei …..79j; …………..88
Juni ….80

,…………. 87%
Juli/Sept. 76% ,…………. S6I
14 Mei 1923.

VETTEN EN OLIËN.

(Ohtleend aan ,,Cerealia”).

O 1
C 0 10 ii
r g a r i ci e. Prompte af lading Extra oleo osi
j 82,—, tweede soort f 75,—, derde soort f 65,—. Stoo-
mencle Extra tot f82,— en loco Extra tot f 83,—tgedaan.
Loco tweede soorten f76.—; loco mutton oleo
f
64,—.
O 1 e o Stook. Aflading Extra Oleo Stock f 7S,—. Loco
Extra Stock
f
78,—.
Zuid-Asnerikaansche Premier Jus Extra werd aanvan-
kelijk
01)
Juni/Juli-aflading tot f 57;— en tweede soorten
tot f 55% gedaan. Later werd Extra op Juni-aflatling a(ge-
daan tot f 56,—, tweede soorten tot
f
5434 en derde soorten
tot
f
53,—. Verder solliciteerden verkoopers biedingen van
f 55,— voor Extra’s en
f
53,— voor tweede soorten. Loco
La Plata Extra tot f5534 en tweede soorten tot j’ 54,-
gedaan.
Loco en. stooniende Mutton Jus f 52,—.
Loco La Plata Extra in kisten f 58%.
E e t b a i e T al k. Loco Zuid-Amerikaausche
f
50,—.
O 1 e o S te a r i is e.

Aflading Noord-Amerikaaiische
iStearine
f
6434. Loco Noord-Arnerikaansche
f
65,—.
C o o k i ii g F a t. Loco en stoomende Zuid-Amerikaan-
sche f 50,—.
R u ii dv c t. Stoomende Zuid-Amerikaansche in blikken

T e c h u i s cli e T al k. Prompte aflading van Engeland
41/—. Matadero op aflading 40,—. Stoomeude La Plata T
tot f45,— gedaan. Loco La Plata II f4334.
Ei a r dv e t. Hollandsch fabrikaat, smeltgrens 40/42)
f 56,— f.o.b. binnenland.
N e u t rai 1 a r d. Loco Choice tot f 77,— gedaan. Prompte aflading Choice f 78,—.
P u r e L
ci
r ci lager. Kisten op prompte afladiug $ 275/s/
$ 27.40 gedaan. Firkins op prompte af lading gedaan tot

$ 27%.
Loco kisten tot
f
69,— gedaan.
C o m p o u
it
d L a r d. E[ollandsch fabrikaat, prompt
f 64,—.
St e
ci
mi a r d. Prompte aflading $27,—.
Spek. Prompte aflading: Short lat backs 8/10 f64,—;
10/12 f 64
1
/2
;. 12/14
f
6534; 14/16 f67,—; 16/18
f
681/.,:

I8/20 f 70%
;
20/25
72%;
Loco 8110 $ 25; 12/16 $ 26,—;
14/16 $ 26% ; 20/25 $ 29,—.
Ge r af f. 0 o c o s
v
e t. Hollandsch fabrikaat, prompt in hbls. f5834 af fabriek.
Ei
u w e 0 o c o soli e. Hollandsch fabrikaat, basis 3 pOt.,
max. 5 pOt. prompt in vaten f 55,—.
Prompt af lading Ceylon £46,—; Cochin £ 48/10.
Ge r af.
1. S es a m o 1 i e. Prompt in vaten
f
64,—.
Geraff. Arachideolie. Prompt in vaten f63,—.
Ger aff. Soyaoiie. Prompt in vaten f56,—.
Ei
uw e S o y aol ie. Mei/Juni-aflading buik £ 36/10.
Katoen olie. Amerikaansche Butteroil Nov/Jan.
f 60,—; Loco EngelscheWesson
44
f 63,—; Loco Engelsche geraffineerde f 58,—.
Rotterdam, 12 Mei 1923.

STEENKOLEN.
(Veertiendaagsch overzicht).

De prijzen op de verschillende kolenmarkten zijn sinds
de laatste weken weder vat aangetrokken en vooral in het
Cardiff district is cle rijzing markant.
In Schotland blijven de prijzen in ddn doen, terwijl New-
castle behalve voor prompte levering ook voor levering over
het tweede halfjaar groote vastheid vertoont.
De tweede hand, die op groote hoeveelheden zit, vertoont
nog geen neiging tot afgeven en zal dit ook ve1 niet doen
zooang er geen oplossing van het Ruhrconflict gevonden is.

16 Mei 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

455

De prijzen
zijn
als volgt:
Northumberlancl Ongezeefde ……..
f
22,50:
Durharn

Ongezeefde

……………..
22,75.
Cardiff

Ongezeefde

………………
24.75.
Schotsche

Gezeefde

……………
,, 19,-.
Gietcokes

……………………..
45,-.
Alles per ton van 1000 KG., franco Rotterdam/.Amsterclam.
Markt vast.
15 Mei 1923.

METALEN.

Loco-Noteeringen te Londen:

Data
Koper
Standaard
1

Koper

1

Electro-
lytisch

1
1

Tin
1
Lood Zink

14 Mei

1923..
66._/_
76.101_
199.51
25.216
29.151_
7

,,

1923..
70J216
79.151_
210.716
25._/_
32.216
30April 1923..
70.101_
79.151_ 210.1716
25.151_
32.51_
23

,,

1923..
72.1716
81.5/_
212.1716
26._/_
33.1716
15 Mei

1922..
60.716
67._/_
149.716
24._/_
27._/_
20 Juli 1914.
.
61._/_
1
145.151_
19._/_
1

21.101_

VERKEERS WEZEN.

VRACHTENMARKT.

•Door uitstedigheid van onzen medewerker kunnen wij tot
ons leedwezen deze week geen overzicht der vrachteninarkt
pitbi iceeren.

GRAAN.

Data
Petto-
grad
Londen
R’dam

Odesia
Rotter-
dam

All. K.
Ver. Staten
San L.orenzo


Rotter.
1
Bruto!
Rotter-

Enge.
dam
Kanaal
dam
land

7-12 Mei

1923

1816
2

3,25
1
216
2819 2913
30 A.-5 Mei 1923

201_
2

3,25
1
216
331_
331_
8-13 Mei

1922

1

13e
8
413
3113
3113
9-14 Mei

1921

1

-.
616 616
5416 5416
Juli 1914
ii d.
713
1111k
1111)
121_
121_

KOLEN.

Cardf
II
Data
Bordeaux Genua

7-12 Mei

’23
619
1 1/_
30 A.-5 Mei ’23
019
10111
8-13 Mei

’22
010
12/_
9-14 Mei

’21


Juli 1914
fi. 7,-
71-

DIVERSEN.

Bombay
Burma
Vladivo.
&iï
Data
West
West
stock
West

1

Europa Europa
Weit
Europa
(d. w.) (rijst)
Europa
(salpeter)

7-12 Mej

1923..
291_
3216
351_
351_
30 April-S klei

1923..
2916
3216
351_ 351_
8-13 Mei

1.922..
19/_
2713
351_
301-
9-14 Mei

1921..
2216
351

3216
Juli

1914.
.
1416
1613
251_
2213

1)
$
per ton kolen.
2)
per ton d.w.
2)
Am. cents per 100 lbs.

Graan Petrograd per quarier van 496 ibs. zwaar, Otles8a per
unit, Ver. Staten per quarter van 480 Ibs. zwaar.
Overige noteerin gen per ton van 1015 KO.

RIJN VAART.

Week van 7-12 Mei 1923.

11e aanvoeren van zeezijde werden steeds geringer en be-
stonden hoofdzakelijk uit kolen.
Erts-werd niet uitgevoerd; geen noteering.
De waterstand was iets wassend; ‘naar den Bovenrijn
werd op en. 2.30 afgeladen.
Da.ghuur voor Hollandsche schepen naar de Rijnstatious
2 cents per ton.
Het sleeploon varieerde van het 55 cents tot het 60 cents
tarief.

INKLARINGEN
……………. .

VLISSINGEN..

April 1923
_______


‘.Apil ‘1922

Landen van
Aantal
— -M
Aantal
herkomst
:schepen-

Binnenl Uivens
2
23.983
7
42 954.,
Groot-Brittannil’
31
249.158
26,
185.5$1
Zweden
3
433e

België
t
1.023
Italië’)
3
474
5

.913
Levant
2)
.4

2.425
.3.._i.5
.
Q1

Totaal….
44
281.401
41

,
230951”

Nationaliteit..

Nederlandsche
– –
34
5G.606
33
209.821
Britsche

2
18.471

4
‘19.958
Duitsche
3
3449

-.
Belgische
3
1.002
2

.
1.132,
Zveedsche
1
1.208


Deensche


2
,
40

1


65

Ver. Staten…….

44
281.401
41.-
230.951.
p

Totaal

1)
nijleggei-s.
1)
bleepbooten.

(Barend Stofkoper &
CO.)

DORD1IECHT/ZWIJNDREUIIT.

‘Landen van
April 1923

Aantal

April 1922

Aantal

her k o
1fl
St.
N.
R. T.
N. R. T.
schepen


schepen

I3innenl. havens

1
.237
Groot-Brittannië
4
624
2

273
Duitschland ….
1
438
3
848
1
294


Zweden ……….
Denemarken….


2
707
.
1.893
3
,
892
België ………
‘-

2
1.160
1
202

Marokko

……
1
.784

Totaal….
13
4.235
’13

– –
4.117

Danzig

……….5

Frankrijk ……..

Nationaliteit

Nederlandsche .’

..

..

-.
2
303
Britsche …….

5
826

1′
206
Duitsche
6
2.331
10
3.608
Fransche
t

..

784


Zweedsche
1
294

Totaal….
4.235
13
4.117
13

(Gerard Mauritz.)

INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN.

Verschenen:

Bedrijfsleven en de strijd tegen

dé Armoede in Nederland

door Dr. CH. A. VAN MANEN.

Prijs ingenaaid
f
3,-:

. Gebonden
f
4.75.

Voor leden der Vereeniging en geabon-

– neerden op het Weekblad wordt dit werk
beschikbaar gesteld tegen den prijs van.

f2,50 Ingenaaidj en’
f 4,-
gebonden. ‘

Bestellingen richte men tot het Secretariaatva het

Instituut, Pieter de Hooghweg 122, onder gelijk:

tijdige remise per postwissel of op postchèque- en

girorekening No. 8408, Rotterdam.

0o3ik.
Engdand

Part
La
ata
Rottcr.
Gothen.
Said
Rivier

dam
burg

01101
141_.
513 71_ 1111
139
516
71…
1316
141_
513 719

713
1416
312
41_

456

16 Mei 1923

DE TWENTSCHE”BANK

AMSTERDAM ROTTERDAM ‘s-GRAVENIIAGE DORDRECHT UTRECHT ZAANDAM

Maandstaat op 30 April 1923

.

DEBET

Aandbelhouders nog
t
storten
90
pCt. op aandeelen B,

T .

waarvoor waarborg gedeponeerd ………………….
Dèèlnemig in de firma’s:

B. W. BLIJDENSTEIN & Co., te Londen;

B. W. BLIJDENSTEIN Jr. te Enschede;

LEDEBOER & Co., te Almelo,
f 7.985.000,—,
waarvoor in

geld gestort

…………………………………..

waarvoor effecten gedeponeerd ……………………

Deelneming in bevriende Bankinstellingen
. . . . f 9.313.807,58
waarvoor in geld gestort ……………………….

waarvoor effecten gedeponeerd …………………….

-Effecten van Aandeelhouders
gedeponeerd bij bevriende instellingen …………….
ten eigen gebruike …………………………….

f

1.704.600,-

6.435.000,—
f
1.550.000,-

6.876.607,.58

2.437.200,-

3.000.000,-

30.462.050,—

Kassa,

Wissels

en

Coupons

…. . …………………….
,,
27.657.743,84

Nederlandsche Schatkistbiljetten en Schatkistpromessen
. . .
,,
42.378.246,52

Saldo’s bij Bankiers:
– –

beschikbaar

voor

eigen

gebruik

………………….
f

6.351.807,58
voor

rekening

van

derden ………………………..
10.686.910,19
17.038.717,77
Prolongatiën

gegeven ………………………………..
,,
11.418.860,-
Eigen

Effecten

en

Syndicaten

………………………..
,,
9.874283,68
Credietvereeniging

………………………………..
f
63.415.357,89
Af:

loopende

Promessen

…………………………..
11.028.000,-
52.387.357,89

Voorschotten tegen Onderpand of Borgtocht en Saldi Rek. Crt
f
51.362.978,44

Af:

loopende

Prornessen

……………………………
,,

2.830.000,-
48.532.978,44

Voorschotten

op

Consignatiën ……………………….

3.016.102,89

Gebèuwen

……………………………

.

…………
,,
4.453.682,38


Totaal……
f
269.223.431,19

CREDIT

Kapitaal

…..

……………………………………..
f
35.500.000,-

Reservefonds ……………………………………..
8.388.581,85
Buitengewone

Reserve

…………………………….
Credietvereeniging ……………………
5.906.237,50

Reserve

Credietvereeniging

………. . ……………….
,,

2.593.606,20

___________________
t
A (OO IO
/

Ut.UOO.tQU,UU

Aandeelhouders voor gedeponeerd als waarborg voor
90
pCt.
storting op aandeelen B:

Effecten …………………………
f

1.688.900,-

Contanten ……………………….,,

15.700,-
in Leen-Depot Effecten …………………………,,
35.760.350,-

Contanten … …… . ………………

,,

1.023.200,-

Totaal Effecten …………………………
Totaal Contanten ……………………….
Zieken- en Pensioenfonds …………………………..

Deposito’s

……………………………………….

Prolongatie-Deposito’s

…………………………….

Saldo te ontvangen en te leveren Fondsen …………….

Saldi Rekeningen Courant ………………………..

f 84.228.617,68
voor gelden in het Buitenland

10.686.910,19

Credietvereeniging …………..

5.018.463,42

Daggeldleeningen………………………………….
De Nederlandsche Bank…………………………….
Te betalen Wissels …………………………………

Diverse Rekeningen …………… …………………..

37.449.250,-
1.038.900,-
1.776.405,95
42.322.851,68
4.156.300,-
830.04 1, 5S

99.933.991,29

100.000,-
1.705.279,59 24.550.439,01
1.271.546,54

1•

Totaal……
f
269.223.431,19

Auteur