Ga direct naar de content

Jrg. 7, editie 363

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 13 1922

1.3 .VEC1C31BER 1922

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

Economïsch

Stat’i*sti
*sche

Beri*chten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL,NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

7E JAARGANG

WOENSDAG
13
DECEMBER 1922

No. 363

der rechtstreeks hij de Bank geplaatste schatkistpro-

messen, hetwelk van
f
38 mi Ilioen tot
f
40 millioen
opliep. De beleeriingen geven daarentegen een daling

van
f 13,6
millioen te zien, die zoowel de effeetenbe-

‘leeningen als de goederenbeleeningeri betreft, en na-

genoeg geheel vooi rekening komt van de Hoofdbank.

De stijging die het hoofd beleeningen verleden week

1in verband met dc rnaandwisseling te zien gaf, is door

tdeze daling weder grootendeels ongedaan gemaakt.

Het renteloos voorschot aan het Rijk daalde in de

afgeloopen week met
f 1
millioen. De zilvervoorraad

Jhlijkt weder met een kleine
f
200.000 te zijn toege-

ilDe post papier op het buitenland bleef nage-

noeg onveranderd; de diverse rekeningen onder het

actief daalden met ruim
f
1 millioen.

De biljettencirculatie liep van
f
088,6 millioeu tot

tsf
014,8 rnii]ioen terug. De rekening-courant saldi no-

teeien ruim
f3
millioen hooger dan verleden week;

het beschikbaar metaalsaldo steeg met ongeveer
f
2,5

millioen.
S

$ *

De wisselmarkt was zeer vast voor Londen, dollars

Abownementsprijs voor het weekblad franco p.
p.
liepen steeds meer, zij het ook langzaam, terug. Don-

in Nederland f 20,—. Buitenland en Kolonin f
25,—
derdag werd voor 2,50 verhandeld. Driemaands ter-
per jaar. Losse nummers
50
cents,
mijn dollars zelfs voor 2,40% en lager. Het goudpunt
Leden en donateurs van het Instituut ontvangen
]werd weder bereikt; aan het disagio van dan gulden
het weekblad gratis.

t.

-.

-.

-.

De verdere publicaties vwii het Instituut uitgaande is
dus, zij het ook wellicht tijdelijk, een einde ge-

ontvangen de abowrié’s, leden en donateurs kosteloos,
komen. .De overige koersen weder vrij stabiel, uitge-

voor zoover daaromtrent nriet anders wordt beslist.

zonderd den Zwitserschen franc, welke sterk schom-

Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abowrbe-
melde.

ment volgens tarief. Administratie van abownenienten
en advertenties: Nijgh & van Ditm.ar’s Uitgevers-
Maatschappij, Rotterdam, Amsterdam, ‘s- Gravenhage.

12 DECEMBER 1922.

De gekimarkt bleef ook deze week zeer vast, in den

aanvang scheen het dat de markt ruimer werd en

de invloed van de maaiidwisseling had uitgewerkt en

bgon mcii prima papier voor 33% 3% pOt. op te

nemen. In speciale gevallen werd ook voor lager

afgedaan; later was weder zeer weinig geld beschik-
baar en kon men met moeite voor
3%
pOt. plaatsing

vinden; herhaaldelijk moest ook 3
7
/8
pat. worden toe-

gestaan. Ook caligeld was zeer gezocht.; alleen pro-

longatiegelcl meer aangeboden; de noteening was

meestal 3% pOt., een enkelen dag 3% pOt.
*

*
*
:De heden gepubliceerde weekstaat van de Neder-

land sche Bank vertoont geen wijzigingen van groote

beteekenis. De post binnenlandsche wissels steeg met

f
4,2 millioen, een vermeerdering die voor bijna de

helft te verklaren is uit de toeneming van het bedrag

INHOUD

1hz.

ZWITSERSCH EN NEDERLANDSCH SPOORWEGVERSLAG 1921 1
door
Jhr. J. A. van Kretschmar van Veen……….1064
Redelijke Loonen door
J.
Sniid ………………….
1065
Betalingsbeloften en Geld door
Prof. Mr. Ani. van
Gijn. 1067
Kantoorbedienden door
J.
Bakker ………………
1068
Londenche Correpoodcotie
………………….
1070
(odex-cijfers
………………………………..
1071
AANTEEKENING:
Petroleumwetgeving en petroleumbelasting in Mexico
1071
BOEKAANKONDICING:
Mr. L. F.
H. Regout: Flet Rentevraagstuk, bespr. door
Prof. Mr. H. W. C. Bordewijk ……………… 1073

MAANDCIJFERS:
Emiiee in November 1922
………………….
1076
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN

………
1076-1082

Geldkoersen.

Effectenbeurzen.
Wisselkoersen.

Goederenhandel.
Bankstateo.

Verkeerswezen.

INSTITUUT

VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J. Brui ns.
Assistent-Redacteur
voor
het weekblad: D. J. Wansink.

Secretariaat: Pieter de Hooghweg 1, Rotterdam.
Aan.geteekende stukken: Bijkantoor Ruige Plaatweg 37.
Telefoon Nr. 3000. Postchèque- en girorekening
Rotterdam No. 8408.

.

LONDEN, 9 DECEMBER 19.

De uitbetaling der op de War Loans vervallend

-ente heeft ecn aanzienlijke geldruimte tewecgge-

bracht, zoodat de schuld aan de Bank zonder moeite

kon worden afgelost. Daggeld werd voor 1% pOt. ve-

nieuwd terwijl voor nieuwe posten in het algemeen

niet meer dan 1 pOt. betaald behoefde te worden. Zè-
!
ven
d
aagsc
h geld werd voor 1% pct. verlengd.

De discoutomarkt bleef van meenung, dat de geld-

ruite van het oogenblik niet van langen duur zal

?ziju en de vaste stemming hield aan.

De volgende koersen geven een overzicht der huid i-

ge positie:

‘Schatkistwissels
3
•mnds. ………… 2fia.—% pOt

,
Deposito’s bij Bankiers ……………1 pOt.

idem

,, Brokers (eau) ……….1 pOt.

idem

idem (notice) ……..1% pCt.

2-mnds. prima bankaccept 2°fio—% pOt.: 3-mnds. id
.

2/16—%
pOt; 4-mnds. id
. 2%—% pOt.; 6-muds. id
.

2
5
/s—% pOt; 3- en 4-mnds. handeiswissels 3-3l

pOt.; 6-mnds. id
. 3Y4-334 pOt.

1064

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

13 December 1922

ZWITSERSCH EN NEDERLANDSCH

SPOORWEGVERSLAG 1921.

1.
Voor eene beoordeeling van het bestuursbeleid en

de bedrijfsresultaten bij de Nederlandsche Spoorwe-
gen is men allicht geneigd den hlik te wenden naar
het buitenland. Het gevaar voor onjuiste gevolgtrek-

kingen is daarbij niet denkbeeldig, omdat in geen

enkel land de toestanden en de omstandigheden gelijk
zijn en het veelal niet mogelijk is de gevolgen, die
daaruit voortvloeien, met juistheid in rekening te

brengen. Cijfers zullen daarom slechts kunnen die-

nen voor bloote vergelijking en men zal zich moeten
tevreden stellen met hier en daar de oorzaken der

verschillen na te sporen. Is het in normale tijden

reeds moeilijk de vergeljkhaarheid van statistische
cijfers vast te stellen, d.w.z. de zekerheid te hebben,

dat ze op dezelfde wijze zijn samengesteld en op het-
zelfde onderdeel betrekking hebben, of wel door het

aanbrengen van correcties tot die vergelijkbaarheid
te komen, thans zou een betrouwbaar resultaat in ‘t
geheel niet zijn
te
verkrijgen
voor de landen met sterk
gedeprecieerde valuta, waardoor de economische ver-
houdingen geheel zijn vertroebeld. Dit laatste bezwaar

bestaat niet voor Zwitserland, waar althans in 1921
de verhouding tusschen de koopkracht van het geld
daar en in Nederland vrijwel dezelfde is gebleven als

voorheen. i)e fout in de hier volgende beschouwingen
zal dan ook niet groot zijn als ik voor ‘t gemak van

den lezer in dit opstel de Zwitsersche bedragen in
guldens uitd ruk op de basis van
f
0,50 voor den franc.

Een andere omstandigheid, die een vergelijking met
Zwitserland vergemakkelijkt, is de uitvoerigheid van
het Spoorwegversiag, dat tot in de kleinste bijzonder-
heden alle cijfers toelicht en dat een meesterstuk mag
heeten van mededeelzaamheid bij een openbaar hedrijf
Dit neemt niet weg, dat ik toch nog voorbehoud moet

maken voor de mogelijkheid van onjuiste gevoigtrek-

kiugen bij het gebruik van statistische gegevens, die

men niet zelf heeft samengesteld. In dit verband moet
ik er al dade]ijk op wijzen, dat door mij geen rekening is gehouden met den invloed van liet electrisch bedrijf
in Zwitserland, waarvan de resultaten in de gegevens
zijn verwerkt. Aangezien van de 2882 kilometer in
exploitatie slechts 216 geëiectrificeerd waren kan

die invloed nog niet van groote beteekenis zijn.

De verkorte bedrijfsresultaten waren volgens de
winst- en verliesrekeningen:

Zwitserland.
Ontvangsten.

Uitgaven.
Opbr. Exploit
f
176 9R6.093 Exploit,kosteu f170.959.001
Overige baten
,,
11.142.836 Overige lasten 53.422.849
Verlies ……36.252.921

f
224.381.850

f224.381.850
Gemiddelde exploitatielpngte 2882 KM.
Verlies per Kilometer f12.579.

Nederland.
Ontvangsten

Uitgaven.
Opbr. Exploit. f 194.223.495 Exploit.kosten f194.126.589
Overige baten.

2.249.994 Overige lasten
Verlies ….

32.932.927 (incl.gegar. div.),, 35.279.827

f 229.406.416

f
229.406.416
Gemiddelde exploitatieleagte 3656 Kvt.
Verlies per Kilometer f 9.008.
Hieruit blijkt al dadelijk, dat het
eindresultaat
in
Zwitserland naar verhouding niet onbelangrijk on-
gunstiger was dn in Nederland. Beschouwen we
thans de onderdeelen van het bedrijf. Allereerst de
Ontvangsten der’ Exploitatie:
Zwitserland p. KM. Nederland p. KM.
Reizigers . . f
62.403.060
f
21.652
f
90.638.217
f
24.791
Bagage ……5.783.229 2.006 3.475.758 ,. 950
Dieren, enz.
,,

2.728.438

946 ,,

2.844.018

777
Goederen .. ,, 92.452.887

32.983

91.856.714 ,, 25.125
Postvervoer.
,,

2.605.342

904 .,

1.189.342

325

f
185.972,956 ,, 57.589 / 190.004.049 ,, 52.022
Verschillende
ontvangsten.

11.013.137

4.219.446

f
176.986.093

61.411 f 194.223.495 ,, 53.130

Naar verhouding van de lcngte der netten, dus per
kilometer, zijn de vervoersoritvangsten in Zwitserland

belangrijk beter. Ware de opbrengst per kilometer in

ederland even hoog, dan zouden hier de ontvangsten
ruim
f
20.000.000,-. meer zijn geweest.
Van de oriderdeelen blijkt alleen het
reizigersur-
voe?
in Nederland een grootere opbrengst te hebben opgeleverd. Het tarief is in Zwitserland iets hooger,
althans voor afstanden tot 220 ItM.; daarboven volgt

een verminder:ing per eenheid, volgens vrij samenge-
stelde regelen, verschillend voor de drie klassen.
Tot 220
KM.
is het tarief per
KM.
in centen:

i

ii

:iii
Zwitserland 8.25 5.75 3.75
Nederland

6.5

4.871 3.25 zonder beperking v. d.afstand.

oven
104 KM.
wordt in Zwitserland op de retour-kaarten een reductie toegepast.

Eenige voorbeelden van het Zwitsersehe tarief, zoo-
als dit in 1922 gold, toegepast op Nederlandsche af-
standen, zullen de verschillen het beste ill.ustreeren:

Nederi. tarief.

EM. 1

II

III

1

II

III
Amsterd.-Haarl.enk.19 1,60 1,10 0,75 1,25 0,95 0,65

heen en terug

3,15 2,20 1,45 2,50 1,90 1,30

Amsterd.-d Haagenk.63 5,20 3,65 2,40 4,10 3,10 2,05

heen en terug

10,40 7,25 4,75 8,20 6,20 4,10

Amsterd.-Zwolleenk.113 9,35 6,50 4,25 7,35 5,55 3,70

heen en terug

18,65 12,90 8,10 14,70 11,10 7,40

Amst.-Maastr. enk. 216 17,85 12,45 7,95 14,05 10,55 7,05

heen en terug

28,55 19,90 13,- 28,10 21,10 14,10
ron.-Maastr. enk. 330 21,80 15,20 9,90 21,45 16,10 10,75
heen en terug

43,60 30,40 19,80 42,90 32,20 21,50

De Zwitsersche reiziger is dus over ‘t algemeen
duurder uit; de reductie op de grootere afstanden
schijnt een offer te zijn aan de publieke opinie;

zij is te klein om er een groote uitbreiding van
het verkeer met vermeerdering van ontvangsten van

te kunnen verwachten en daar het reizen over groote
afstanden zeker niet tot de dageljksche levensbehoef

ten behoort, is het offer, uit een oogpunt van ontlas-
ting der bevolking, van weinig beteekenis.

Het irei.slag vermeldt, dat de verhooging der tarie-

ven sedert 1920 den achteruitgang in het verkeer
van 86 mnillioen op 81 millioen reizigers heeft goed-
gemaakt; de opbrengst was f150.000 meer. Nergens
blijkt van eenig voornemen tot tariefsverlaging; even-
als bij ons heeft men echter iets in die richting ge-

daan voor gezelschaps- en schoolreizen, vacantiekolo-
nies e.d.

Volgens eene correspondentie uit Genève in het
,,Alg. Handelsblad” van October jl., zou het Hoofd
van het Departement van Spoorwegen van .een tariefs-
verlaging, waarop natuurlijk, evenals hier, van alle
zijden wordt aangedrongen, een opbrengstverminde-
ring van 35 á 40 millioen gulden verwachten. Het
is mij niet bekend, welke verlaging hij op ‘t oog had;
alleen blijkt hieruit, dat de Directie der iederland-
sche Spoorwegen niet alleen staat in hare meening,
dat van een tariefsverlaging geen heil is te verwach-

ten, zoolang de economische verhoudingen niet gun-
stiger zijn. Dit valt ook af te leiden uit de toelichting tot de Zwitsersche begrooting voor 1923, waarin ge-
zegd wordt, dat onder de tegenwoordige omstandighe-
den de toeneming van het vervoer de vermindering
van ontvangst door tariefsverlaging niet zou goedma-
ken. Toch wordt overwogen of niet,
in ‘t belang van
de openbare welvaart,
in 1923 een eerste stap zou
moeten worden gedaan tot algemeene verlaging der
vrachten. M.i. kan de openbare welvaart in ‘t alge-
meen weinig baat vinden bij een vrgrooting van het
spoorwegtekort met een andere wijze van verdeeling
van dien last over de bevolking.
De opbrengst per reiziger was:

1

II

III

alle klassen

in Zwitserland f 9.50

/ 3.07f

f
062

f
0.77
in Nederland

,, 3.81

,, 1.97.

,, 0:944

,, 1.22k

13 December 1922

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1065:

Percentsgewi.js waren de reizigers als volgt over de

klassen verdeeld.
naar de aantallen:

1

ii

III

in Zwitserland
0.45
0
1u

4.56e1s

94.99
0
/0
in Nederland
3.—°/o

19.1
0
10

77.9
0
10

naar de opbrengst:

in Zwitserland
5.57
0
/s

18.12
0
Io

76.31
0
/o
in Nederland
10.4°/o

34.3°/s

55.3 °/o

Uit deze cijfers vallen de verschillen in den aard

van het verkeer af te leiden. Zoo ziet men b.v. dat in Nederland de 3e klasse reiziger zich gemiddeld over

een grooteren afstand beweegt dan in Zwitserland;
dat in Nederland het gebruik van de hoogere klassen

belangrijk grooter is dan in Zwitserland; dat het aan-
deel van cle opbrengst
bij
de hoogere klassen in Zwit-

serland veel grooter is dan uit de verdeeling naar aan-
tal zou zijn te verwachten, hetgeen wijst op een over-

wegend gebruik dier, klassen voor de grootere afstan-
den (vreemdelingen- en t:ransitoverkeer) enz. enz.
Ik moet hier hijvoegen, dat de cijfers voor beide lan-

den niet geheel zuiver zijn, omdat niet alle becijferin-
gen omvatten de reizen, afgelegd op abonnementskaar-

ten eji andere bijzondere biljetten, waarvan het ge-
bruik niet bekend is; naar de opbrengst was de ver-
deeling van het gebruik van abonnementskaarten over

cle drie klassen:

1

II

III

in Zwitserland
0.2°Io

23.9%

75.9°/s
in Nederland

13.8°/

46.3°/s

39.2%

De gunstige verhoudingseijfers voor de opbrengst
in de hoogere klassen in Nederland doen vermindering
der klassen uit f:inancieel oogpunt gevaarlijk voorko-
men, vooral als men bedenkt, dat de verhouding nog
veel meer in het voordeel der hoogere klassen zou uit-‘ailen, als de berekening afzonderlijk kon worden ge-
maakt voor de treinen, die de drie klassen bevatten;

immers op bijna
Y
3
gedeelte van het Nederlandsche
spoorwegnet, alsmede in een aantal treinen op de
hoofdlijnen, ontbreekt de Iste klasse. lntusschen kan
een voortgang van de tegenwoordige economische in-
zinking hierin verandering brengen en zou vermoede-
lijk reeds nu een beperking van de beschikbare eerste
klasseruimte op sommige lijnen geen bezwaar op-

leveren.

Dat het
bagagevervoer
zooveel grooter is dan in
Nederland wijst op den invloed van het vreemdelin-

genverkeer.
Opmerkelijk is dat in een veeland als Nederland, de

opbrengst van het
veevervoer
zooveel geringer is dan

in Zwitserland.
Uit de belangrijk hoogere opbrengst van het
goe-

derenvervoer in Zwitserland zou men geneigd zijn
den invloed van het ontbreken der waterconcurrentie
te herkennen. Dat de vervoerde hoeveelheid –
11.800.000 ton – in Zwitserland zooveel geringer is
dan in Nederland – 15.800.000 ton – wijst er echter
op, dat de oorzaak der hoogere opbrengst ligt in hoo-gere tarieven en vervoer over grootere afstanden. De
opbrengst per ton bedraagt in Zwitserland
f
8,07

tegen
f
5,30 in Nederland.
Het
postvervoer
betreft in Zwitserland opbrengst

van pakketten zwaarder dan 5 KG. Evenals in Neder-
land wordt de post overigens gratis bediend en worden
zelfs de lichtere pakketten kosteloos vervoerd. Het ver-
slag laat zich over deze bevoorrechtiug van den post-
dienst in min of meer zure termen uit. Uit financieel
oogpunt heeft deze quaestie natuurlijk voor den Staat
geen beteekenis, aangezien het bedrag, dat men aan
den spoorwegdienst zou moeten vergoeden, ten laste van den postdienst zou komen.
VAN KRETSCHMAR.

BED lJLIJKE LOONEN.

In de Nos. van E. S. B. van 15 Nov. en 29 Nov.
komen belangrijke beschouwingen voor van de heeren

M. Triebeis en Dr. J: van Hettinga Tromp over den
grondslag van het arbeidsloon. Wat de bonen in het

particuliere
bedrijf
betreft, schenken 7ij hoofdzake-

lijk slechts aandacht aan de industrie. Naar het mij

voorkomt kan het
zijn
nut hebben het vraagstuk ook

eens te bezien in het licht, dat de landbouw daarop

werpt. De landbouwloonen toch zijn mi. de op de
natuur steunend(„ basis van. de andere bonen.

Door de zeer uiteenloopende toestande:a in den
landbouw is het niet zoo heel gomakkeljk den loop

der landbouwboonen met volkomen juistheid aan te
geven. Toch meen ik geen groote fout te maken, als
ik, op grond van de uit verschillende streken te xnijncr

beschikking staande gegevens, beweer, dat de gemid-
delde uurverdienste van een volslagen iandarbei.der

voor den oorlog schommelde om de 15 cent en dat dit
cijfer sedert is gestegen tot 35 á 40 cent, om in liet
laatste jaar weer te dalen tot 25 It 30 cent.

Een zeer waardevol beeld van de beweging der land-
bouwloonen in cciie bepaalde streek geeft eene sta-
tistiek, die sedert 1911 is aangehouden door den heer J. Bs. Westerdijk te Uithuizermeeden. Deze statistiek

berust op cle aanteekeningen, die onder toezicht van
den heer Weste:rdijk een in Zijne buurt wonende land-
arbeider houdt van zijne inkomsten en uitgaven. ‘)

Voor
mijn
betoog heb ik alleen te maken met de
inkomsten en wel uitsluitend met het loon van den
man.. Onderstaande staat bevat in de tweede kolom
het werkelijk verdiende loon voor elIc der jaren

1911-1921:


Verdienste
per uur
Prijs per
KG.tarwe

Uurverdienste

in
C
Index.
.

Ct
1fl
.
Index
,

aantal
Index.

cijfer cijfer
grarnm.
cijfer

1911..
f

458,–
15,3 100
8,9
100
1719
100 16,5 109
9,6
108
1719
100

1913..
536,—
17,9
117
8,9
100
2011
117
1914..
572,—
19
124
10
113
1900
111

1915

.
619,—

.

20,6
133
14
157
1471
86
1916..
798,—
26,6
174
15
168
1773
103
1917..
,,

853,—
28,4
185
19
214
1495
87

1918..

1912….495,—

,,

1.082,—
36,1
236
25
282
1444
84
1919..
1.265,—
42,2
275
28.1
317
1502
87

1920..
1.271,–
42,3
276
28,4
319
1489
87

1921..
1.230,—
41
270
17,6
203
2329
135
vermoed.±
± ± ±
±
±
±
1922..
f
1.050,—

1

35

1

195
11,50
1
)
1291)

3043
177

1)

Prijs
in den herfst
van
1922.

Ik heb de moeite genomen, uit deze jaarloonen de verdienste per uur te berekenen, waarbij ik heb aan-genomen, dat het aantal werkuren per jaar 3000 be-
draagt, een cijfer, dat naar mijne meening niet veel
van den in de bedoelde streek heersehenden toestand
zal afwijken. Voor 1922 is de jaarverdienste, in ver-band ook met de plaats gehad hebbende loondaling,.

geschat.

De vierde kolom bevat de gemiddelde prijzen van
1 KG. tarwe aan de Groninger beurs, met behulp
waarvan is berekend de hoeveelheid tarwe, waarmede
het uurloon, is
gelijk
te stellen. Ik heb hier den loop
der tarweprijzen als maatstaf genomen voor den bol)

van de
prijzen
der landbouwproducten in het alge-
meen., Wat leeren ons nu bovenstaande cijfers? In de

eerste plaats, dat de bonen in den landbouw vroeger belangrijk lager waren en dit thans ook nog zijn dan
die, betaald in andere bedrijfstakken en door de over-
heid, waarbij in het oog is te houden, dat een goed
landarbeider zijne zeer veelzijdige bekwaamheden
slechts kan verkrijgen door langdurige scholing.

1)
Voor meer bijzonderheden zie men het Groriugcr Land-
houwbiad van
24
Juni
1922,
alsmede de Handelingen van
de Eerste Kamer der Staten-Generaal van
20
April
1917,
bi. 531.

1066

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN,

13.

1922

Hoe ‘komt het, dat de landhouwloonen zoo laag zijn?
Behalve aan verschillende omstandigheden van min-
der beteekenis is het m.i. vooral daaraan toe te schrij-

-ven, dat het voor de werkgevers in den landbouw
absoluut onmogelijk is invloed uit te oefenen op den prijs der producten.

• Het loon in den landbouw schommelt om cle waarde

der hoeveelheid producten, gemiddeld voortgebracht

• onder de ongunstigste omstandigheden, waaronder ge-
werkt moet worden, om aan alle zich aanhiedende ar-

be.iclers werk te geven. Die hoeveelheid kaii toenemen

door stijgende productiviteit van den arbeid, voort-
vloeiende ôf uit verbetering der techniek òf uit ver-

mindering van het aantal arbeiders, waardoor de min-

der productieve werkzaamheden achterwege kunnen
blijven. Neemt de productiviteit van den onder de
ongunstigste omstandigheden verrichten arbeid niet

toe, dan kan de loonstijging alleen eene verhooging
van het geldloon
zijn,
welke intusschen voor den
arbeider toch wel voordeel kan aanbrengen, mits de
‘bonen in de bedrijven, die hem van verschillende Le-
– noodigdheden voorzien, niet stijgen.

In zake het verband tusschen geldloon en reëel loon

.verdienen de cijfers der zevende kolom van den staat

de aandacht. Toen in de oorlogsjaren de prijzen der
• landhouwproducten stegen, konden ook de bonen stij

gen. Die loonstijging kwam uit den aard der zaak
eenigszins achter de
prijsstijging
der producten aan,
zoodat het in tarwe uitgedrukte loon tot aan 1920
meestal lager was dan v66r den oorlog. Sedert 1920

• veranderde de toestand. Door de daling der tarweprij-
zen rees het in tarwe uitgedrukte loon tot eene abnor-
male hoogte, aangezien het loon zich ook nu niet
dadeljk aan de
prijzen
aanpaste. Die aaupassing moet
echter komen. De bonen zullen, zelfs als de prijzen
der producten niet verder dalen, dan ook nog belang-
rijk moeten teruggaan, zal in den landbouw hetzelfde

aantal personen werk kunnen vinden als voorheen.

• Zooals dc verhouding tusschen productenprijzen en
bonen thans is, rendeert de arbeid van den onderha-
vigen arbeider, die minder dan 3000 gram, tarwe per
uur voortbrengt, niet meer, terwijl v66r den oorlog

• de grens ongeveer bij 1800 gram gelegen was.

Bij de tegenwoordige tarweprijzen past een uurloon
van ongeveer 20 cent. Krijgen
wij de prijzen van vôôr
den oorlog terug, dan zal het loon vermoedelijk nog
beneden 20 cent moeten dalen, om hetzelfde aantal
arbeiders als v66r den oorlog te kunnen plaatsen.

Sommigen beweren wel, dat de bonen op het he-
– reikte peil gehandhaafd moeten worden ten koste van
de pachtwaarde, doch men behoeft niet zoo heel diep te zijn doorgedrongen in het wezen der pachtwaarde,
om tot de conclusie te komen, dat in dit opzicht be-
trekkelijk weinig is te bereiken.
De in den landbouw noodzakelijk geworden loon-
daling vindt eene groote belemmering in de te hoog
blijvende kosten van het leven ten gevolge van het
feit, dat tal van groepen van arbeiders en ook van
ondernemers, die voor de binnenbandsche markt wer-ken en niet voor internationale concurrentie behoeven
– te vreezen, hun geldinkomen niet zonder succes op het
in de crisisjaren bereikte hooge peil trachten te hou-
den. Het gevolg daarvan is, dat de landarbeider in
• eene nog slechtere positie komt dan die, waarin hij vroeger reeds verkeerde. Terwijl zijn inkomen aan-
stonds het peil van v66r den oorlog nadert, moet hij
voor allerlei diensten, die andere groepen hem bewij-
zen, het dubbele en meer betalen van voorheen. En wat
‘hier van den lanciarbeider wordt gezegd, geldt voor
het overgroote deel der geheele landbouwende bevol-
king. Is het eenerzijds te vreezen, dat de bewerkors van
den bodem daardoor de pa.ri’s der maatschappij wor-
den, aan den anderen kant zal de maatschappij op deze
wijze vastboopen. Als toch de bandbouwende bevolking
• haar geldinkomen tot de helft ziet delen en het niet-
landbouwende volksdeel wenscht voor zijne diensten
den vroegeren hoogen prijs te ontvangen, dan zal dit
laatste volksdeel slechts de helft van die diensten

onder de bandbouwende bevolking kunnen plaatsen.

Men krijgt dan wel een groote winst, doch bij een
kleinen omzet.

Hier moet ik even stilstaan bij de opmerking van

dcii neer Triebels. dat de oorzaak van de noodzakelijk-
heid der boondaling is to zoeken in de verarming der
maatschappij ten gevolge van den oorlog. Het komt

mij voor, dat men eene andere oorzaak, vooral hier
te lande, niet voorbij mag zien; nl. de daling van het
prijspeil. Geheel afgezien van de verarming, maakt

de daling van het prijspeil verlaging der bonen nood-

zakelijk. Als deze verlaging over de geheele lijn ge-
schiedt, behoeft zij voorshands nog geenszins te beiden
-tot verlaging van het levenspeib. De la:ndarbe,ider, om

• bij ons voorbeeld te blijven, gaat niet terug, indien
-zijn loon, in overeenstemming met de daling van den

graanprijs, op 20 cent wordt gebracht, mits andere

groepen voor hunne diensten ook tevreden zijn met
evenveel graan, als zij er voorheen voor ontvingen.

Men moge toch bedenken, dat, alshet mogelijk was,
bij
prijzen
als vôôr

den oorlog een twee- of driemaal
zoo hoog geldinkomén te houden als in dien tijd, men tot de ongerjmde conclusie zou moeten komen, dat dc
oorlog de menschheid in pbaats van armer,
rijker
had
gemaakt. Nu zijn er, die gebooven, dat de handhavi.,ig
-van het hooge arbeidsinkomen zal kunnen plaats heb-

ben ten koste van het vermogensinkomen. Zij weten
-of bedenken
blijkbaar
niet, dat het vermogensinkomen,
dat wordt verteerd, slechts betrekkelijk klein is in ver-

houding tot het totale arbeidsinkomen.

Waar dit ]aatste, in geld uitgedrukt, dus belangrijk
raar beneden moet, is het nuttig in het oog te houden,

dat in de verdeeling van dit totale arbeidsinkomen

‘over de verschillende groepen van arbeiders groote en-
rechtvaardigheden voorkomen.

• De heer Van Hettinga Tromp wijst er mi. terecht
op, dat in het particuliere bedrijf groote en hindèr-
]jke boonverschillen bestaan, niet berustende op meer-

dere of mindere prestatie of capaciteit, maar alleen
op de mogelijkheid, loonsverhooging te verhalen op de
‘prijzen. Waar men dit kan, kan de boonactie succes hebben. Waar men dit niet kan, blijft het succes ge-
woonlijk uit. Van een en ander is het gevolg, dat- de loonstrjd voor een groot deel, zoo al niet geheel, een

onderlinge
strijd
is van groep .tegen groep, waarbij
die groepen het onderspit delven, welke een product

voortbrengen, waarvan de
prijs
bepaald wordt op de
wereldmarkt. Dit is zeker bij geen
bedrijf
in die mate
het geval als bij het landbouwbedrijf.

Uit een en ander volgt, dat het onredelijk is, aan-spraak op hooger loon te steunen op de bonen, ver-
kregen in bedrijven, waarin loonsverhooging leidt tot prijsverhooging. Langs dezen weg toch wordt de po-sitie van hen, die verhooging van loon niet langs dien weg kunnen vericrijgen, steeds hachelijker. Hun loon blijft gelijk, terwijl de kosten van het leven rijzen.
let komt mij voor, dat daarom bij het zoeken naar
een norm voor de boonbepaling overwegende aandacht
moet worden geschonken aan de landbouwloonen’ en zullcs te meer, wijl de rjzing en daling der landbouw
bonen, voortvloeiende uit de prjsveranderingen van
de landbouwproducten, van zoo groote beteekenis zijn
voor de veranderingen in de kosten van het leven..
Als men zich op dit standpunt stelt en de land-
houwboonen beschouwt als den grondslag der andere

bonen, lcrjgt men -een m.i. veel

juister kijk op een
vraagstuk, dat thans zooveel belangstelling wekt, nl.
de herclassificatie der gemeenten..
De ambtenaren ten – plttelande protesteeren er
tegen, dat hunne salarissen zooveel lager zullen zijn
dan die hunner collega’s in de steden en zij vinden
steun
bij
een groot deel der p]attelandsbevolking. Het
leven, zegt men, is ten plattelande niet goedkooper dan
in de steden. Gaat men af op den prijs van verschil-
bende winkelwaren, dau heeft men daarin gelijk. Men
vergeet echter, dat de duurte van het leven ook voor
ecn groot dccl bepaald wordt door de hoogte van het
inkomen, dat zij genieten, te midden van wie men

13 December 1922

ECÖNÖMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1067

moet verkeeren. Hoè dit echtet ook zij, het valt niet
te ontkennen, dat er acustonds eene niet te rechtvaar-
digen wanverhouding zal bestaan ten gunste van het
overheidspersoneel tussehen de loonen en salarissen
van dit personeel en het arheidsinkomen, dat uit land-
bouwbed:rijf wordt verkregen. Op grond hiervan is

cene verlaging van de bonen en salarissen, ten platte-
lande betaald door de overheid, dan ook zeei goed
te verdedigen. Ontstaat daardoor eene wanverhouding
tussehen de be]ooning van het overheidspersoneel ten
plattelande en in de steden, dan is dit een bewijs,

dat men in de steden naar beneden moet. Het komt mij voor, dat het platteland zich in dezen niet moet

roegeii naar de stad, maar veeleer de stad naar het
platteland, omdat men daar de natuurlijke basis heeft

van het loon.
Dc kosten van het leven worden in de steden meer
dan ten plattelande kunstmatig opgeschroefd door
do onredelijke bonen en winsten, welke somrn;i.ge

groepen weten to verwerven.
Daar het vermogen, om dit te doen, nauw samen-
hangt met de koopkracht der afiiemers, zal de over-
heid goed doen, bij het bepalen van het loon met di.e
kunstmatig geschapen duurte niet al te veel reke-
ning te houden. Doet zij dit wel, dan zal men hoogst
moeilijk komen tot een toestand, waarbij cle budgetten
in eene dragelijke verhouding staan tot het nationale
inkomen en de kosten van het leven zoodan.ig zijn,
dat de voor de wereldmarkt werkende arbeider van
zijn loon kan bestaan.
Het bovenstaande was reeds geschreven, toen ik
kennis kon nemen van het artikel van den heer R.

Stenhuis in E. S. B. van 6 Dec. Dit artikel geeft mij
aanlei1irig aan mijne beschouwingen nog i.ets toe te
voegen. De heer Stenhuis merkt zeer terecht op, dat cle bonen van het overheidspersoneel niet de daling
der bonen in het particuliere
bedrijf
op den voet be-

hoeven te vôlgen. De overheidsboonen moeten zich uit
den aard der zaak kenmerkën door eene betrekkelijk
groote vastheid. Daardoor zijn zij in dagen van econo-.rnischen voorspoed, hij de particuliere bonen vergele-
ken, aan den lagen, doch in tijden van depressie aan
den hoogen kant. Dc heer Stenhuis begaat m.i. echter
dc font, aan te nemen, dat de tegenwoordige malaise een verschijnsel is, dat binnenkort weer zal eindigen
met herstel van het gednrendc de laatste jaren ge-

hcerscht hebbende
prijs-
en boonniveau. Naar mijne meening hebben wij te doen met eene zeer moeilijk
zich voltrekkende aanpassing der bonen aan zich naar
lager niveau dan tijdens den oorlog bewegende prij

zen, zoodat cle malaise, voor zoover zij uit deze oor-
zaak voortspruit, eerst zal eindigen, indien de bonen
en, prijzen weer in evenwicht zijn gekomen op een
peil, ongeveer als dat van v66r den oorlog. En nu is
het mi. eene groote fout van de overheid geweest, dat
zij, in plaats van met duurtetoeslagen te volstaan, de
alarissen en bootuen definitief heeft verhoogd en, zij
het dan ook met verschillende onregelmatigheden, in ‘overeenstemming gebracht met het abnormale prijs-
1)eil van de laatste jaren. Ik heb in E. S. B. van 24 Dec. 1919 op deze grootc fout gewezen en wie dit
artikel nog eens wil nalezen, zal zien, dat de zaak on-
geveer is geloopen, zooals ik toen vreesde. De arbeiders
in het particuiere bedrijf – en vooral zij, werkzaam
in takken van bedrijf, die er zich niet toe leenen,
]oonsverhooging te verhalen op de prijzen – hebben
voorts, naar ik meen, niet in hun belang gehandeld
doör dit streven naar definitieve verhooging van dc
tloonen van het overheidspersoneel te steunen.

1 Voorhurg.

J. S.uio

ÉETALINGL9BELOFTEN EN GELD.

I)c verded:igi.ng, welke Mr. Marchant de vorige week
af van zijn gelijkstelling van alle betalingsbeloften
van den Staat, zonder onderscheid tusschen die, welke
geld zijn en di.e, welke zulks
niet
zijn, eischt nog een paar tegenopmericingen. Natuurlijk zal ik daarbij niet
treden in hetgeen hij aan het slot van zijn artikel

aanvoerde, want voor
partijpolitieke
stekeligheden be-

staat naar mijne overtuiging bij de lezers van dit blad
geen belangstelling.

Mr. Marehant blijft er bij, dat alle betalingsbeloftén

van den Staat of de Centrale Bank voor de waarde
van het geld in gelijke mate beteekenis hebben, dat

het voor dc waarde van het geld er niet to&doet of
de Staat geld
krijgt
door leeningsobligaties uit te

geven of door de biljettenpers te doen werken. Aan de

hoeveelheid
van allerlei papier, die gedrukt wordt als
vordering op onzen nationalen rijkdom hecht hij wèl

beteekenis – zooais ilc ook in
mijn
artikel erkende –

maar dat de Staat eenerzijds door leeningsobligaties
uit te geven (althans als die werkelijk door het publiek
genomen worden en niet met geld dat daarvoor ge-

drukt is)
bestaand geld,
bestaande koopkracht,
tot
zich trekt
en dus aan wie het geld der iceningen geven
koopkracht onttrekt, en dat de Staat anderzijds door
de biljettenpers
nieuw geld maakt,
er kunstmat:ig

koopkracht bij maakt en dus de koopkracht van het
bestaande geld vermindert, dat maakt voor hem geen

verschil.

Ik heb getracht aan te toonen, dat ecu land een
goed crdiet kan hebben en slecht geld en voerde Rus-land – d.i. naar wel voor ieder duidelijk was, het Rus-
land van de zeventiger en tachtiger jaren – als bewijs
aan. Men vertrouwde toen Ruslands betalingsbeboften

ten volle, mits die niet in Russisch zilveren- of papie-
rengeld gesteld waren, maar in buiterulandsche valuta,
omdat het Russische geld niet op goudwaarde werd ge-
houden. En vijl nu in den oorlog te zien is geweest,
flat hevig geidhederf ten slotte in Rusland gepaard
ging met anuuleeren van de staatsschuld, beweert
-Mr. M., dat het leenen in vreemde valuta alleen goed gaat, zoolang het onnoodig is, d.w.z. zoolang het geld
van het betrokken land niet bedorven is. De oudere
ederlandsclic beleggers weten wel beter; ze hebben
vele jaren lang getrouw rente en soms aflossing in yolwaardige valuta genoten uit Rusland en andere
landen, wier eigen valuta lang niet op peil was.

Soms hebben die landen hun valuta, dank zij hun
oecle crediet, kunnen in orde brengen, (zij het niet
mlden met devalvatie van hun oude geld), soms ook
]iep het geldhederf ten slotte uit op officieel bankroet,
omdat liet wanbeheer, waarvan het een uiting was,
loorwerkte of, omdat cle welvaart – aldus met eenige
landen in den wereldoorlog – al te zeer werd getrof-
fen. Wij hebben nu ná dan oorlog ook het verschijnsel
lecren kennen, dat een land zijn coupons bleef beta-
len, maar ging weigeren dit in de vreemde valuta te
doen, welke het beloofd had; aldus Italië, dat echter
toch aan hen, wien het vreemde valuta beloofde, een
bonus van 25 pOt. bij de betaling in eigen valuta blijft
geven en Portugal, dat wel in
ponden
bleef betalen,
maar betaling in andere edele valuta ging weigeren.

– Over Duitschland heeft Mr. M. almede een ande-
ren kijk dan ik, al ligt het er hier niet in, dat wij
over een verschillend tijdperlc spreken. Ei trof
mij
in
vat hij van Duitschland schreef – naast de overdrij-
ving, dat dit land in den oorlog
zijn geheele vermo-
en
heeft verteerd – dat hij
het niet-lr,ui-unen-leerce.n
bis motief gaf van het papiergeld maken. hier erkent
hij dus het verschil tussehen beiden., dat ik hierboven

anduidde. Dat dit papiergeldrnaken tot daling van
de waarde leidde,
omdat
er gebrek aan vermogen was,
moet ilc weer ontkennen. Als l)uitschland nog zijn
‘oh]e vermogen had en eeuigc honderden milhiarden
aan marken had gedrukt en uitgegeven, zouden he
marken ook ontzettend gedaald zijn. Dat die veron-
derstelling onwaarschijnlijk is, outneemt niets aan. de
ivaarde van mijn bewering, dat het causaal verband
niet is:
minder vermogen en meer hetalingsbeloftcn,
dus
elke
betalingsbebofte – en daarmee ook het geld minder waard, doch: meer
geld
drukken (terwijl
de goéderenrjkdom niet veel sterker toeneemt dan het
geld), dus daling van de waarde van het
geld;
waarbij
dan erkend kan worden, dat meestal – uuiaar
,
niet
altijd en niet geheel – het gelddrukken zijn
aanici-

1063

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

13 December 1922

ding
vindt in verarming. Dat de Duitsche betalings-
beloften, toen de mark reeds op 5 ets. was gedaald,

indien ze maar niet in marken uitgedrukt waren, doch
in betere valuta, haar volle waarde behiolden, onder-
vond de N. U. M., die in 1920 van Du.i.tschland volle

J
24 millioen uitbetaald kreeg en ondervindt nog

heden, nq de marken 3 ets. de honderd doen, al wie
guldens van het Duitsche Rijk te vorderen heeft, be-

halve wie een onzinnige vordering heeft, zooals
Frankrijk.

Inderdaad Mr. M. zal zijn gelijkstelling van het geld

van een land met alle andere hetalingsbelofteri, clie

het uitgaf, moeten herzien, en de waarde van, het geld

anders moeten verklaren, al wordt het dan wat min-
der duidelijk voor
iedereen.

Mr. M. betoonde zich zeer verbaasd, dat ik de waar-

de van het geld, behalve aan de belofte, dat het land,

dat het uitgaf, het zelf in betaling zal nemen, toe-
schreef aan het
feit,
dat men er mede koopen kan.
Men kan er toch mede betalen en daaraan ontleent
het zijn waarde. Zoo meent hij. Met uw verlof, zoo
attwoord ik, aan betalen moet koopen vooraf gaan en

(le Staat kan. niemand dwingen – althans niet niet

werkelijk succes – om te verkoopen fegen zeker geld,

dat de verkooper niet wenscht. De Russische boeren in de Oekraine gaven reeds in den oorlog geen graan dan tegen Axerikaansch geld of tegen goudgeld van elders,

dat zij kenden. Ook Duitschers verkoopen aan hun
eigen landgenooten reeds in vele gevallen niet tegen

marken. Wordt dat meer algemeen, dan daalt dc mark

nog veel verder.
Is het crediet van den Staat goed, zoo zegt de heer

M., dan is het onverschillig of men zijn biljetten ja-
wisselen kan tegen goud. Ik vraag alweer, hoe komt
het dan, dat, onze gulden in 1919, toen ons land met

overschotten werkte – op den gewonen dienst althans
en alle bedrijven bloeiden met hooge bonen en
zonder werkloosheid, maar gelijk stond in koopkracht

met 0,45 gram goud en thans, nu de zaken er minder
gunstig uitzien,
bijna
met de wettelijke 0,6048 gram

goud gelijk is. Ik zou zoo voort kunnen gaan, maar

het heeft geen nut. Naar een eenvoudige en voor elk veistaanbare verklaring van de wardeveranderingen
van het geld heb ik, met anderen, steeds gestreefd.
Zoo erg moeilijk ‘is toch de hoofdzaak daarvan niet

te begrijpen. Zeker er is verschil
bij
degenen, die de zaak bestudeeren omtrent details, maar omtrent dat,
rat te doen en te laten is om geldbeder:f te voorkomen
is een voldoende gemeenschappelijke meeniug onder
hen. Tegen een zeer eenvoudige verklaring van de
waardedaling van het geld, maar die tot de slotsom
leidt, dat het er niet toe doet of de Staat geld laat
drukken dan wel tracht om bestaand geld door lee-
niiigen tot zich te trekken, meende ik echter niet klem
te moeten. waarschuwen.
ANT. VAN GuN.

KANTO ORBEDIENDEN.

De heer J. Bakker, Voorzitter van den Nationalen
Bond van Handels- en Kantoorbedienden ,,Meicurius”,
schrijft ons:

Het verzamelen van statistische gegevens omtrent
de maatschappelijke omstandigheden eener bepaalde

groep van personen ontmoet nog
altijd
groote moei-

lijkheden.
De Kamers van Arbeid, die 25 jaar geleden geroe-
pen werden, ‘o.m. om onderzoekingen in te stellen naar

de arbeidsvoorwaarden in de door haar vcrtegenwoor-
digcle bedrijven, werden er niet op toegerust, om dit
werk te verrichten. Alleen inAmsterdam werden, jaren
geiedèn, in samenwerking tusschen gemeentebestuur en Kamers van: Arbeid, rapporten opgemaakt en uit-
gegeven, omtrent enkele cardinale punten, de arbeids-
voorwaarden, ‘ook van een tweetal groepen van han-
cléls- ‘en kantoorbediènden, betreffende. Ook heeft de
directie van den arbeid v6ér den oorlog in een aan-
tal ,,type plaatsen” gegevens doef verzamelen over
lconcn en arbeidsduur en deze betrekkelijk kort ge-
leden, nadat de ,,buitengewone omstandigheden” in
zeer beduidende mate haar invloed hadden doen ge-
voelen, gepubliceerd.

Enkele malen hebben ook vakbonden van handels-
en kantoorbedieuden, op zeer bescheiden schaal, en-
quêtes ingesteld onder hun leden, die hoofdzakelijk

betrekking hadden op den arbeidsduur en het loon.
Ten eenenmale tast men echter in het duister, als men

eenig beeld wil bekomen omtrent het verband tusschen
de genoten v66ropleicling en het bezit van diplo-

ma’s eenerzijds en het loon of de promotievoorwaar-
den anderzijds, over bonen, tantièmes, gratifieaties,
enz. voor de beide sexen,
01)
verschillende leeftijden en in onderscheiden functies, branches en streken van

liet land, over den leeftijd tot welken promotie wordt
gemaakt, over den overgang van en naar andere be-

roepen en over werkloosheid en ziektekansen, in ver-

band met leeftijd, sexe, streek en branche, in ‘t kort
oer al die gegevens, welke in staat zouden stellen
een monografie samen te stellen, op zakelijke gegevens bernstende, omtrent de sociaal-economische positie der
hier bedoelde groep.

Bij gebreke van overzichten van dusdanige betee-

lcenis, moet men het – en dan alleen voor enkele hoofdzaken – stellen met de gegevens, die uit de
jaarverslagen der bonden te bekomen zijn en waai-

van, in ‘t bijzonder ten aanzien van 1921, het meest
gedétailleerd is dat van den Nationalen Bond van

1 landels- en Kantoorbediende’n ,,Mereurius”.

Men zal er dan rekening mede moeten houden, dat wel ten aanzien van enkele oncierdeelen kan worden

geconcludeerd tot een ver houdingsgewijze toepasse-
lijkheici der geconstateerde verschijnselen voor het
geheel, doch dat ten aanzien van andere onderdeelen

nadruk zal moeten vallen, op vermoedelijke toevallig-
heden,
terwijl
steeds de
mogelijkheid
dient te worden
voor oogen gehouden, dat een voortgezet onderzoek,
buiten het gegeven terrein, zou leiden tot het aan-
brengen van rectifieaties in de conclusies.

Zoo zegt het bv. zeer weinig omtrent de verhou-
ding tussehen
mannen- en
vrouwenarbeid op
de han-
delskantoren, als men leest, dat het aantal vrouwelijke
leden van den bovengenoemden bond, waarop ons
onderzoek betrekking heeft, zich uitbreidde van 5 â
6 pOt. in vroeger jaren tot een aantal, dat zich nu
reeds enkele jaren op ruim .14 pOt. gestabiliseerd
heeft.
Op veel vasteren bodem komt men te staan,’ als
men ziet, dat de
bonen
(hier en in ‘t vervolg steeds
te beschouwen zonder tantimes, enz.), die in 1 91.2,
bij een gemiddelden leeftijd van 28 jaar, gemiddeld

f
900 bedroegen, in 1916
1),
bij een gemiddelden leef-
tijd van 28,6 jaar, tot f1042 en in 192, bij een ge-
middelden
leeftijd
van 21,8 jaar, tot
f
1969 waren ge-
stegen.
De slechts
betrekkelijke
waarde van ,,gemiddelde”
loon en in het onderhavige beroep komt nochtans tot
haar recht bij den vrijwel gelijk gebleven gemiddelden
leeftijd. Intusschen geeft het meergenoemde jaarver-
slag een overzicht van het verband tussehen de leef-tijden en de gemiddelde bonen in de drie groote ste-
den van ons land (boven 200.000
mw.),
de middel-
matige gemeenten (30.000 tot 200.000) en de kleine
gemeenten (beneden 30.000
mw.),
dat eetlig materiaal
biedt, om een inzicht in de boonbewcging te ver-
schaffen.
Wij nemen dit overzicht hier over, met een aanwij-
zing van de pereentsgewijze stijging van het gemid-
delde loon sedert 1912, om na te gaan, wrelke con-
clusies daaraan te ontleenen vallen.
Wat doet dit staatje zien?
In de eerste plaats een opvallende verhooging van
liet gemiddelde salaris der jeugdige personen.
Schakelen wij uit de zéér jonge krachten, beneden
18 jaar, dan wordt over de geheele linie een verhoo-

1)
De gegevens van
1916
berusten op een gemeenschap-
pelijk onderzoek der vier samenwerkende bonden van han-
dels- en kantoorbedienden.

13 December 1922

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICILTEN

S..

Gemiddelde salarissen op de onderscheiden leeftijden,
volgens de drie groepen van aldeelingen.

Groep 1

Groep II

1

Groep III
Personen

die

1
Gemeenten

Gemeenten van

Gemeenten
opgaven
verstrekten,

boven 200.000

30.000 tot 203.0001 beneden 30.000
i

inwoners

1

inwoners

i

inwoners

Aan

1

1912 1922

1912 1922

1912 1922

16-17

214 390 740 801 310 690 122 350 580 65

18

223 450 970 115 430 925 115 380 825 117

19

238 500 1150 130 490 1030 110 470 1000 112

20

358 590

1400:23!1

37
550 1225 122

500 1225 145

21

363 780 1520 94 680 1460 115 630 1420 125

22

394 760 1700

710 1560
1191
680 1470 116

23

366 830 1900 128 800 1780 122 780 1530 96

24

329 930 2000 115 740 1870 1521 730 1835 148

25

299 890 2050 130 830 1950 1341 800 1900 137

26

251 970 2180 124 830 2110
1541
780 1750 124

27

259 1030 2270 120 930 2150 1311 850 2185 157

28

231 1180 2420 1051040 2150

1

06 1010 2050 100

29

215 1360 2430 701180 2250 901050 2160 105
30-34

641 1400 2300 641250 2290 831200 2265 88
35-39

415 1650 2650 601230 2660 1161280 2490 94
40enoud. 642 1 2430 – ? 2265 – – 2200 –

ging aanschouwd, die het gemiddelde van 1912 ruim

verdubbelt. Dit spreekt nog niet het sterkste voor dc
18- en 19-jarigen, maar wordt beduidender, zoodra
men met personen van 20 jaar te doen krijgt, terwijl
deze verhoogingen zich met enkele wisselingen tot
ongeveer 28 jaar handhaven. Daarna treedt plotseling
een sterke daling in. De 29-jarigen in de groote en
dc middelmatige gemeenten blijven in cle verdubbe-
ling achter en die van de kleine gemeenten kunnen
deze ternauwernood halen. Voor de ,,ouderen” is de
toestand nog ongunstiger. De verhooging van de sala-
jgsen voor hen, die boven de 30 jaar oud zijn en in
één der drie groote steden wonen, blijft zelfs zeer
aanzienlijk bij de verhooging van den levensstandaard
achter. De opvallende vermeerdering met nog 116
pOt. voor de 35-39-jarigen in de gemeenten van
middelmatigen omvang (112 personen) schijnt sterk
beïnvloed door een tiental personen met betrekkelijk

hooge salarissen.
De algemeene indruk, dien velen, op grond van
indrukken reeds uitspra’ken, dat namelijk do loon-
standaard van de kantoorbedienden, welke in de be-
trekkelijk jonge jaren, onder den invloed van tijde-
lijk verhoogde vraag, aanzienlijk is gestegen, in de
betrekkelijk oudere leeftijdscategorieën, voorname-

lijk in de groote steden, is achtergebleven
bij
de stij-,

ging van den levensstandaard, wordt door deze cijfers•
zeer versterkt.
‘t Moge betreurd worden, dat voor de 40-jarigen en
ouderen geen ergeljkende cijfers uit 1912 aanwezig
zijn, de sterke val, die in alle drie de gemeentegroepen valt waar te nemen in de gemiddelde looncijfers dezer
personen, tegenover de 35-39-jarigen, maakt het wel

zeker, dat voor degenen, die tot deze categorie behoo-
ren, geen gunstiger conclusie zal gelden..

S

*
S

Thans enkele cijfers, omtrent de
ziekte gevallen,
die

de verzekeringskas tegen zi,ekte van den hond ,,Mer-

curius” te zien geeft.
Wij maken er opmerkzaam op, dat een aantal ziek-
tegevallen aan de waarneming ontsnapt, wegens kort-
stondi.gen duur van het lidmaatschap, of wegens den
korten duur der ziekte zelf, omdat de uitkeeringen
eerst na verloop van één jaar lidmaatschap en na een
wachtperiode van acht (v66r 1920 van veertien) dagen

ir.gaat.
In de volgende tabel zijn echter de aantallen ziek-
tedagen met de wachtdagen vermeerderd.
Van ziektegevallen, langer durende dan de termijn
van uitkeering (v66r 1920 zestig en daarna zeventig
dagen per kalenderjaar) is alleen het aantal uitkce-
ringsdagen in overzicht kunnen gebracht worden.

Aantal
Aantal
Aantal
Aantal
.
Aantal
ziekte-

Jaar
leden
zieken,
die
ziekte-

dagen per
per
uitkeering
dagen
d:gen per
verzekerd
1 Januari
genoten
ziel;
lid
lid

1915
2648 70
4523 64,6
1,7

1916 3231
81
4191
52,3
1,2

1917
3537
97 4771 49,1
1,3

1918
4405
147
6690
45,5
1,5

1919
6139
143
6809
47,6
1,1

1920
11036
1

285 13533
47,5
1,2

1921
11485 280
13775
49,1
1,3

Dat deze resultaten bleven beneden de vermelde

cijfers, in 1913 berekend, toen de verzekering werd
voorbereid en tellingen werden gehouden, op grond
waarvan 3,5 ziektedag per verzekerd lid werd geno-
teerd, tèrwijl op grond van deskundig advies met
6 ziektedagen rekening werd gehouden, is natuurlijk
een gevolg van de reeds bovenvermelde beperkingen.
Opmerking verdient
hierbij,
dat het aantal ziektege-
vallen, langer dan het maximum aantal uitkeerings-
dagen, hetwelk vé6r de uitbreiding van dat aantal

ongeveer
Y
3
van het totaal aantal bleek

te bedragen,

sedert dien tot pl;m. l is gedaald.
Zooals verwacht mocht worden, hebben een niet on-
belangrijk aandeel in de ziektegevallen der kantoorbe-
dienden de bide ziektegroepen van
borst- en long-

lijden
en van
zenuwaandoenin gen
en
overspanning.
Dit blijkt uit de hier volgende tabel, waarin deze
beide groepen. van ziektegevailen worden gesteld

tegenover het geheel.

110
0

:

.
Jaar.
,
-v.
0
bo
uoi.n

o
0
oOr
S
v

1915
70
15
21,4
0
/0
17
24,2
0
/o
36,6
0
10

1916
81
II
13,5
o/
o

33
40,5
0/o
54,

0
/0

1917
97
21
21,6
0
/0 20
21,5
O
*
Io
43,1 %
1918
147
27
18,3
0
/o
14
9,3
O/
27,6
0/

1919
143
31
21,6°/o
19
13,2°/o
34,8%
1920 285
31
10,8
0/ 74
25,9
°/o
36,7
o/
o

1921
280
1

41
14,5
0
10
1

55
19,6
0/

1 34,1
0
/0

Een vereeniging, waarvai enkele bonden van hart- –
dels- en kantoorbedienden en handeisreizigers lid zijn,
exploiteert dan ook i’eeds sedert een aantal jaren een
Herstellingsoord voor zenuwli,jders en rustbehoeven-
den en heeft de oprichting van een Sanatorium voor
tuberculose- en longljjders i.n voorbereiding.

0

*
*

Ten slotte enkele gegevens omtrent de
werkloosheid

onder de handels- en kantoorbedienden, voorzoover

deze in den hond ,,Mercurius” vereenigd zijn. –
Daartoe volge hier een tabel, waarbij de opmerking
plaats vinde, dat de cijfers ook hier gedrukt worden
door de beperking van de maximale uitkeering. Deze
bedroeg van 1913 tot einde 1919 één en negentig
dagen, van 1 Januari 1920 tot 31 October 1921 acht
en zeventig werkdagen, – vermeerderd (met
-4
uitkee-
ring) gedurende een gelijke periode, welke laatste
periode van 3 maanden sedert 1 November 1921 bui-
ten werking is gesteld. Ook hier is dus het resultaat alleen te beschouwen
als betrekking hebbende op den tijd, gedurende wel-
ken uitkeering geschiedde uit de middelen van het
speciale fonds -der werkloosheidsverzekering.
Het behoeft
nauwelijks
vermelding, dat deze cijfers
sedert 1 Januari van het loopende jaar zeer aanzien-
lijk zijn gestegen. Het aantal ingeschreven werklooze
leden van den bond, aan wie uitkeering moest worden
gedaan, was reeds in het begin van October tot 725,
gestegen, terwijl dit aantal in het begin van Novem-
ber tot 834 en in het begin van December tot 877 was
gestegen, zijnde resp. 7,25 pOt., 8,34 pOt. en 8,77 pOt.
van het ledental. De kortstondige opvoering, die het

1070

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

’13 December 1922

Aantal
Aantal
Pereen-

leden per
Aantal
Aantal
werktooze
tage van
Jaar
werklooze
werklooze
dagen per
het aantal
per
1
Januari
leden
dagen werkloos
werklooze
lid
leden

1913
2061
’61
3089
50,6
2,9
0
,
1914 2306
102
4479 43,9
4,4
1915
2648
80
2379
29,7
3,0
1916
3231
47
1726
36,7
1,4
1917
3537
59
2325
39,4
1,6
1918
4405
67
2832 42,2
1,5
1919
6139
133
7349
55,2
2,1
.1920
11036
101
4580
45,3
0,9
1921
10485

1
415
22612

eerste oorlogsjaar de ,,schrikperiode” deed aanschou-
wen, doch echter vrij spoedig weer belangrijk is ge-

daald, werd dan ook in dezen tijd geweldig overtrof-

fen. In den laatsten tijd is bovendien niet uitsluitend
het aantal werkloozen,. maar ook de duur van de werk-
loosheid per hoofd gestegen.

De voorstelling van de werkloosheid der handels- en
kantoorbedieuden in de bestaande malaise wordt door
de bovenstaande cijfers stellig niet geflatteerd, daar

op goede gronden pleegt aangenomen te worden, dat de toestand in de’ kringen der ongeorganiseerde han-

dels- en kantoorbedienden ongunstiger is dan in di.e
der georganiseerde.

Het mocht geoorloofd schijnen, enkele gegevens,
die een klein kijkje kunnen goyen in den economischen

toestand eener veel vergeten groep der burgerij onder
de algemeene aandacht te brengen.

Rotterdam, 9 December 1922.

JAC.
BAKKER.

LONDENJSCHE CORREPONDENTJE.

De Federation of British Ind’ustries
en de Kamers van Koophandel over den

int ernationalen toestand; het Bevan-
geding; debatten over tarief- en land-
bouwlcwesties in het Lagerhuis; leenin-gen aan Oostenrijk en den iSoedan.

Onze Londensche correspondent schrijft ons d.d.
9 December 1922:

It is useless to write of a Conference which is sit-
ting at the very moment of writing, and which will
have made its contribution to the improvement or
furtheif dislocation of the world before these lines will
appear in print. 1 will confine myself therefore to
such indications of business opinion in this country

as are independent of the particular solution, or want
of it, which may emerge from the conversations of
the Allies. Both the F e d e r a t i o n of British
Industries and the Chambers of Corn-

m e r e e have given iitterance to their views on the
present crisis. The Federation again warn.s against
‘a complete cancellation of intcr-Allied debt, since this
is equivalent to throwing away one of the mest im-

portant bargaining instruments which this country
possesses. Apart from this, we have to face the pros-
pect of payments to the United States, which amount
to as muêh as a tax iate ol 1 s. 6 d. in the £ en in
come; if this country cnn be called to face so heavy a
burderi, it is onjy just that the other dehtor nations
should agree to a inodification of the reparations debt,
the stabilisation of thcir financial position, er other
action, thereby ,,to help the restoration of our Europe-
an markets, the revival of our trade, and an increase
in our ahility to carry the bad imposed on us.” The
Federatioii further shpports the Keynes-Cassel
Beport subrnitted to the German Government, and
believes that the only way to go about the business
is to gain the willing assent of the German people, te
be ohtained by a moratorium.
The Chambers of Commerce demand a moratorium,
a surn which Germany éan pay within a reasonable
number of years ,,without detriment to the Allies’
trade”: an international ban to Germany, with gold

(luties to amortise the debt, though without a British

Government guarantee. The military occupation is to
come to an end at the earliest possible moment, con-
sistent with safety; finally, if any pressure is to be

applied to Germany, ,,the form of such pressure must
be agreed between the Allies, and put into operation

to end the present uncertainty.” This last makes
rather curieus reading, but, at any rate, it will be

seen that the attitude of the British business world
is not an unreasonable one,
50
that the Premier cannot
feel that in u.rging moderation, he is not supported
hy influential circies ‘here.

T h e B cv a n t r i al has ended, as was to be
expected, with the cenviction of the accused, though

the jury, in bringing in the verdict of guilty, drew

pointed attention to the fact •that it was only the
virtual neglect by the other directors of their dear
duty to their shareholders, which enabled the accused

te carry out his frauds. These other directors are now

te he examined in Court at the request of the liqui-
dator of the Companies, though it is not intc.oded to
take legal action against them. The whole oase has

roused deep interest, and the financial and political
press alike has emphasised the folly of shareholders
not taking steps to see that the directory they chose
are worthy of their office.

In parliament a series of important d e b a t e s bas
taken place en tariff and agricultural

p o bi c y. The Liberal amendment to the King’s
Speech was a demand for the repeal of the Safeguard-
ing of industries Act: Sir John Simon based his

oase largely en the bad working of the measure in

practice: a large number of chemicals of no natioiial
importance were being held up under the Act, whilst

it did not, and could not, do anything to stop the
deprcciation of the exchanges. Though the Govern-
ment made great play with the fact that the Paris
Conference proposals were originally the werk of an

Asquith Cabinet, yet it is dear from the debate that the practical working of the Act has caused a goed
deal of dissatisfaction. The Government majerity feil
quite considerably, and fell still more when a day’ er

two later, the Board of Trade Order relating to Gas-
mantles was discussed by the Heuse. This order was
much more sharply attacked, it was denounced as

ninicting all businesses for the benefit of a very small
industry, which had been shown to he over-capitalised.
The Government case was that the industry was per-
fectiy efficient, but it could net stand up to German
wages of 2Y2 pence per hour as against the 7 pence
an hoür which it itself had to pay. On this occasion
the Government majority feil to 51.

The agricultural debate proved to be the first oc-
casion en which the late Prime Minister chose to ad-
dress the heuse. He was frankly liessimistic: were there not at work factors which differentiated this
trade depression from all previeus ones? He was afraid
that he might be right, and that there was a chance
that our present unempboyed could never again be ah-

sorbed in industry, and this made it all the more neces-
sary that we should have a definite agriultural
polic3-.
He referred with natural pride to the efferts whieh
the War Governments had made to stimulate home
preduction and quoted very largely to show both that
our laid population was far smaller than that of other
European states, and also that our output from the
land, in comparisen with that of G’ermany, was in-adequate. The Premier cenfessed himself te be, for
once, an optimist: and frankly stated that subsidies
er protection te farmers was out of the question. Of
course this country could get more home output from
the land if it liked, it had only to pay the price, as
Germany had done, in the way of higher duties. But ho agreed that an inquiry inte land conditions might
do some goed, so that the scope of the receutly
appointed committee te enquire into agricultural
middlemen is te be extended, though the terms have
not yet’ been stated.

13 December
1922

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1071.

The Canadian Cattie
Bill
also came up for discus-

sion this week, and the result was that Liberals from
the rural districts spoke against the measure, whilst

others supported it. The two points whi.ch were
brought up were the danger to the British breeding
ititerest, and the cruelties which were associated with
the transit trade. A cross-current was provided by
the grievanees of the Irish interests’; the Irish cattie

trade is to be put into the same position as the Ciana-
dian. This roused bitter protests, on the ground that

it violated the spirit of the Irish Treaty, though there
really does not seem to be very much in the complaint.

Naturally, the depression in British agrieulture makes

the bill not very popular, but the piedge has been

given, and it is obviously impossible to offend Cana-

dian sentiment.
The proposal for a guaranteed ban tô
A. u s t r i a did not pass withôut protest: a certain feeling was manifested that it would merely result

in throwing good money after bad, but the bill recei.v-

cd the blessing of the leader of the Labour Party, and the proposal was of couise supported by Lord Robert

Cccii.
The proposal for a g u a r a n t e e t o the

Soudan Government for a new irrig-

a t i o n
1
o a n brought with it a duel. between Mr.

Asquith an.d a member of the Labonr Party, which has

been rather misrepresented in the press. The proposal
for further guarantees to the Soudanese Government
was supporteci by a deputation in which Mr. Asquith
and the then leader of the Labour i’arty took part.
It now appears that a certain development and

piantation company whieh is very largely interested
in Soudanese interests, and has had a very successf al

cci eer, has on its board a relative
of
the Liberal leader.

The insinuation that Mr. Asquith was motived by
personal interest can of course he rejected without
hcsitation as an undeserved slur, but the whole in-
cident does give point to Mr. Macdonald’s argument
that (..,overnment subsidies at the present time cannot
fail to give risc to dangerous comment.

INDEXCIJFERS.

In November is het indexcijfer der groothandels-prij7.en wederom cenigszins gestegen. Het totaal is

thans
4283,
dus
23
punten hooger dan aan het eind
van de vorige maand. Zooals blijkt uit onderstaande
– aan ,,The Economist” ontleeude – tabel is de
jongste stijging te danken aan, een scherpe prijsver-
hooging in de weefstoffengroep. De andere groepen,

bewogen zich alle in dalende richting.

Data
Granen
en
uieescii

00e-
dings-
en ge-
nolm.

And
ere
Weef-
stoff
en
De!!-
stoffen

Dioer-
sen:
oltn.
hout,
rubl,er,
enz.

oaa
Ttl

Alge-
meen
Index-
cijfer

Basis (gemidd.
1901-51
.
500 300 500 400 500 2200
100,0
1 Juli

1914
5654
345
616
4714
551
2549
115,9

1 Januari 1919
1303
7824
18054
816
1337
6094
277,0

1 Januari 1920
14414
8814
24424
1145
14534
7364
334,7

1 Januari 1921
1344
805
1284
1216 1275
5924 269,3

EindeNov 1921
951
672
11174
774
9434
4458
202,6

Dec.,.
9214
636
1106
762
9314
4357
198.0
Jan.1922
9074
6544
10664
730
9254 4284
194,7

Febr.,,
948
6404
10374
6964 9364
4259
193,6

Mrt. ,,
980
687
1038
700
892 4297
195,3

April,,
10084
667
1010
7094
890
4285
194,8

Mei
10404
657
1079
7104
885
4372
198,7

Juni ,,
10004 6764
1135
690
887
4389
199,5
Juli
9944
669 1120
7124
900
4396
199.8

Aug.
8804
‘674
11234
6914
8874
4257
193,5

Sept..
8734 6824
1116.1 699
818
4189
190,4

Oct.
885
700
1150
712
813
4260
193,6

Nov.
864
703
12004
1

.70441 811
4283
194,7

Afgescheiden van de weefstoffen is de eenige groep,
welke een aanzienlijke verandering vertoont, de eerste g-roep dci’ voedingsmiddelen. De voornaamste oorza-
ken hiervan zijn . dalingen van buitenlandsche tarwe,

gerst en vleesch.
In
dc tweede groep der voedings-
middelen valt alleen een kleine
stijging
der theeprj-

zen te vermelden. In de weefstoffengroep ging na-

genoeg iedere noteering in meer of minder mate de

hoogte in; jute vertoonde de grootste,
stijging.
De ka-

toennoteeringen zijn na de stijging van 34 punten in
October ook ditmaal wederom hooger.

i)e
stijging
van de laatste maand brengt het index-

cijfer 67 pOt. boven den stand van Juli
1914.
Eind

September vas de stand 63,5 püt. boven dien van

1914.
Het toen bereikte
cijfer
is het laagst bereikte

sedert de daling twee jaar geleden inzette. Onder-
staande tabel vergelijkt den huidigen stand met dien’

van juli
1914.

Dato
Granen
en
v!eesc.h

Andere
voe-
dings-
en ge-
nolm.

Wed-
stoffen
Dcl!-
stoffen

Der’
sen:
oltên,
hout,
rubl,er, enz.

Totaal

1 Juli

1914
100 100 100 100
100
100
1 Januari

1919 226 222 293
186 241
236
1 Januari

1920 ,
249
250
396
247
263
287

1Januari

1921
233 229
209
.261
230
231
Einde Nov. 1921
165
190
181
167
170
174
Dec…

….
159
180
180 164 168
170
Jan. 1922
157
.
186
173 158
167 167
164 182 168
150
169 166 169 195 168
151
161
167
April

,, 174
189
164
152
160
167

Febr.

,……

Mei
180
186
175
153 159
170

Maart,……

Juni

, …..
174
192
184
149
160
171
Juli

, .. …
172
190
181
153 163
171
Aug…

….
153
192 183
149 160 166
Sept

……151

.

194
181
150
148
163,5
Oct.

,
…..153
199 188 154
147
166,2

Nov…

….
10
200
195 152
148
167,0

Delfstoffen, de eerste groep der voedingsmiddelen
en de diversen blijven ongeveer
op 150,
terwijl de
tweede groep der voedingsmiddelen en de weefstoffen
een heel eind boven het
gemiddeld
cijfer zijn.
Algemeen
Gem. pon-
Herleid

Datum
index-cijfer
denkoers algemeen
van
,,the
over de index-
Economist”
afg.
maand
cijfer
1

Januari

1914……..
119,2
12,11
8
1
119,6
1

Januari

1919……..
277,0
11,19
256,6
1

Januari

1920……..
334,7
10,14
281,0
1

Januari

1921 ……..
269,3
11,31
252,1
Einde Novsmb. 1921
202,6
11,35
190,3
December ..

….
198,0
11,42
187,2

Januari 1922
194.7
11,47
184,8
Februari
193,6
11,61
186,1
Maart

,…..
195,3 11,54 186,5
April
194,8 11,63
187,5
Mei
198,7
11,51
189,3

Juni

,…..
199,5
11.49
1898
Juli

,…..
199,8
11,47

189,7
Augustus

,,….
193,5
11,49
184,-
September,…..
190,4
11,44
1
1
180,4
October
193,6
11,39
182.5
November ,.

….
194,7
1 1,4Oh/
183,8

AANTEEKENINGEN.

Petroleuniwetgeving en petroleuni-

belasting in Mexico.
– Een kort overzicht te

geven van de maatregelen, door Mexico op petroleum-
gebied genomen, schijnt wel gerechtvaardigd door het
feit, dat, gelijk bekend, zijn aandeel in dc wereldpro-
duetie de laatste jaren belangrijk is toegenomen;
immers van slechts één vijftiende in
1013
steeg het
tot bijna een vierde gedeelte in
1021,
hetgeen door
het volgende staatje nader wordt toegelicht:

Jaar.
In vaten van 42 gallons:

exico.
Vereen. Staten. Wereldproductie.

1913
25.902.439
248.446.230 384.667.550
1914
21.188.427 265-762.535
399.667.168
1915
32.910.508
281.104.104 426.370.894
1916
39.817.402
300.767.158 459.433.319
1917
55.292.770 335.315.303
505.362.367
1918
63.828.327
355.927.716 514.729.354
1919
87.359.533 377.719.000 544.885.000
1920
163.540.000
443.402.000
694.854.000
1921
195.064.000
469.693.000 759.030.000
1)
5)
Ra.ming
van het ,,American
Petroleum
Institute”.

1072

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

13 December 1922

De petroleumindustrie is ‘zich in Mexico blijven ont-
wikkelen, niettegenstaande in 1911 een nieuwe wet-

geving werd ingevoerd, welke geacht werd, bepalin-

gen in te houden van terugwerkende kracht en van
verbeurdverk] arend karakter.

In de mijnwetten van 1884, 1892 en 1909, welke ge-

baseerd waren op de Mexicaansche grondwet van 1857,
werd het principe erkend, dat alleen de eigenaar van

den bovengrond de ‘zich daaronder bevindende petro-leum in eigendom kon hebben. Eveneens hadden deze

wetten voorzieningen getroffen omtrent petroleum-
concessies, welke zich in handen van vreemdelingen
bevonden. In overeenstemming met bovengenoemde
wetten, was dan ook vreemd kapitaal in de productie

en den uitvoer van Mexicaansche petroleum gestoken.

De nieuwe grondwet van Mexico, die 5 Februari
1917 is afgekondigd, bracht een radicale verandering
met zich op het gebied van de
mijn-
en petroleumwet-
geving van het land. Hieronder volgt een vertaling

van de gedeelten van de artikelen 27 en 33, die onmid-
dellijk de petroleum betreffen – een en ander zooals
het wordt meegedeeld in het Federal Reseive Bulletin
van October van dit jaar: ,
Art.
27.
De eigendom van land en water, binnen de gren-
zen van het nationale territoir, behoort oorspronkelijk aan het volk; dit had en heeft het recht om den eïgeiidornstitel
daarvan een private personen over te dragen, ten gevolge
waarvan particulier eigendom gevestigd wordt.
Particulier eigendom kan slechts onteigend worden ten
algemeenen nutte en tegen schadeloosstelling.
Het volk zal te allen tijde het recht hebben om aan het
particulier eigendom die beperkingen op te leggen, welke door het algemeen belang geëischt worden en de ontwik-
keling van de natuurlijke bronnen, welke vatbaar zijn voor
toeëigening, te regelen, om deze te kunnen behouden en al-
dus de publieke rijkdommen billijk te verdeelen. Het volk
heeft den dlireeten eigendom van alle mineralen, petroleum
en koolw’aterstoff en —hetzij in vasten, vloeibaren of gas.
vorm.
De wettelijke bevoegdheid van het volk om den eigen-
dom van land en water te verkrijgen wordt beheerscht door
dé volgende bepalingen:
Alleen Mexicanen van geboorte of door naturalisatie en
Mexicaansche vennootschappen mogen den eigendom van
land, water en hetgeen daarbij behoort, verwerven of con-
cessies verkrijgen om mijnen, rivieren of minerale brand-
stoffen in de republiek. Mexico te ontgiunen. Het volk kan
dit recht ook aan vreemdelingen verieenen, op voorwaarde,
dat zij met het Ministerie van Buiteulandsche Zaken over-
cenkonien, dat zij er in toestemmen, ten aanzien van zulke
eigendommen als Mexicanen beschouwd te worden en dien-
overeenkomstig op dit gebied niet de bescherming van
hun
regeering zullen inroepen, op straffe van verbeurte van
aldus verkregen eigendom aan het Mexicaansche volk, in
geval van overtreding. Binnen een streek van
100
KM. van
de grenzen en van 35 KM. van de kust, kan onder geen
voorwaarde een vreemdeling direct eigendom verkrijgen van
land en water. Art. 33. Als vreemdelingen gelden zij, die niet voldoen
aan de bepalingen van art. 30 (d.wz. staatsburgerschap
door gebooite of door naturalisatie). Zij zullen recht heb-
beh op de in hoofdstuk T, titel 1 dezer grondwet verleende
rechten; doch de uitvoerende macht zal het uitsluitende
recht hebben, om eiken vreemdeling, wiens tegenwoordig-
heid hij ongewenscht acht, op staanden voet en zonder vorm
van proces uit de Republiek te verwijderen.

De president van Mexico vaardigde 19 Februari
1918 het eerste van een serie decreten uit, die maat-

regelen geven voor een strenge toepassing van artikel
27. Dit besluit handelde over de betaling van grond-
huur en royalties door de eigenaren van petroleumvel-
den aan de schatkist van Mexico, over de registratie
van petroleumvelden, op straffe van verbeurdverkla-
ring en over de gelegenheid opengesteld voor derden
om concessieaanvragen in te dienen voor land, dat nog
niet op naam stond. De Vereenigde Staten, Engeland,
Frankrijk en Nederland hebben langs diplomatieken
weg tegen dit beluit geprotesteerd. In Juli en Augus-
tus 1918 werden nieuwe besluiten uitgevaardigd, die
een regeling gaven over het doen eindigen van rech-
ten op petroleumvelden onder bepaalde bedingen, en
over de officieele afgifte van vergunningen, op deze
velden te boren. Het besluit van 19 Februari 1918

werd 31 Juli 1918 opnieuw uitgevaardigd; daarin
werd 15 Augustus 1918 vastgesteld als uiterste ter-
mijn om opgave van zijn titel in te dienen. Later
werden, nog andere besluiten uitgevaardigd, waarin de

aanboring van nieuwe bronnen werd opgeschort, om-
dat men op deze wijze wilde trachten, de bepalingen
van bovengenoemde decreten en de betaling van be-

lastingen, die in de andere decreten waren vastgesteld,

in toepassing te brengen. Verschillende firma’s heb-
ben hun aanspraken gebracht voor het Hoogge-

rechtshof van Mexico en de secente beslissingen van
dit Hof wrorden, voor zoover ze de kwestie van de terugwerkende kracht van artikel 2
7
7
betreffen, van
zeer groote beteekenis geacht.

Een besluit van den president van 17 Januari 1920
voorzag in het verleenen van voorloopige vergunnin-

gen om nieuwe bronnen aan te horen en wel op de vol-gende basis:
De vergunningen zullen alleen van kracht zijn tot-
dat het Oogres een organielçe wet aanneemt, ter uit-
werking van de bepalingen van art. 27 van de Mexi-

caansche grondwet.

De vergunningen mogen ook omvatten de bron-
nen, waaraan men vanaf 1 Mei 1917 begonnen is, on-
geacht of ze voltooid zijn of niet.

Door een vergunning te verleenen doet de Mexi-
caansche regeering geen afstand van eenig recht of eenig rechterlijk prinoipe, dat het wenscht te hand-
haven, terwijl de maatschappijen geen nieuwe rech-
ten verwerven.

Indien de maatschappijen niet voldoen aan de

organieke wet, als deze is tot stand gekomen, zullen
de voordeelen, die zij genoten ten gevolge van hun
verleende vergunningen, ophouden te bestaan.

De vergunningen zullen noch betrekking hebben
op de kwesties, die op dit oogenblik hangende zijn voor het Hof omtrent de toepassing van art. 21 van

de Grondwet en van uitvoeringsbesluiten en maatre-
gelen op petroleumgebied, noch op de bespreking van
aanhangige petroleumwetgeving.
Het resultaat van bovengenoemd presidentsbesluit
was, dat gedurende drie maanden na afkondiging, 400 nieuwe boringsaanvragen
bij
het Departement vn
Nijverheid, Handel en Arbeid van Mexico inkwamen.
Het is moeilijk de gevolgen van art. 27, welke van
verbeurdverklarenden aard
zijn,
in overeenstemming te
brengen met art. 14 van dezelfde grondwet, dat aldûs
luidt: ,,Geen wet mag terugwerkende kracht krijgen
ten nadeele van eenig persoon, wie het ook zij.” Prac-
tisch werken alle buitenlandsche vennootschappen, die
bij de petroleumproductie in Mexico betrokken zijn,
op particulier grondhezit, hetgeen ze onder de grond-
wet van 1857 wettig verworven hebben, daar ze hun
pacht- of koopcontracten hebben afgesloten met par-
ticuliere grondeigenaren.

Gemeld wordt, dat onlangs een nieuw besluit door
den president uitgevaardigd is, waarin de meerderheid der eigenaren van petroleumvelden gemachtigd wordt,
de exploitatie voort te zetten, ook al heeft de minder-
heid geen toestemming gegeven, op voorwaarde, dat
ze aan de regeering obligaties verstrekken, opdat deze de belangen der minderheid beschermen kan.
Er is reden om aan te nemen, zegt het Bulletin, dat
deze nieuwe bepaling de ontwikkeling der petroleum-
industrie over heel Mexico in sterke mate bevorderen
zal.

Wat de petroleumbelasting
1)
aangaat, de regeling
hiervan is een voortdurende bron van moeilijkheden

geweest tusschen de petroleumproducenten en de
Mexicaansche regeering. Men heeft de gewoonte ge-
had, de belatingen op petroleum, die voor export be-
stemd was, te innen door middel van betalingen aan
het eind van elke twee maanden over de hoeveelheid gedurende dien termijn geëxporteerde petroleum.
Deze belastingen worden geheven volgens een prijs-
schaal, die gebaseerd is op de dichtheid van de olie
en op den New-Yorkschen marktprijs.

1)
Vgl. pgn. 172 van dezen jaargang.

13 December 1922

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1073

Het volgende staatje geeft een overzicht van de
waarde der petroleum en haar bijproducten door den Minister’ van Financiën met het oog op de belasting-
heffing voor de periode Mei-Juni van ieder der
jaren 1917-1920 vastgesteld:

1917
1
1918
1
1919
1
192Ô
Soorten petroleum
Pesos per ton

Stookolie van
91
0
1
0
soortelijk
10.50
13.-
16.62
gewicht
……………….8.50
Ruwe olie van
91
0
1
0
soortelijk
.

gewicht …… . ………..
.
1.-
13.50
15.50 21.67
Ruwe olie van meer dan
97
01

5.-
5.50
6.-
13.-
soortélijk gewicht

………
Gasolie

…………………
8.50
10.50
13.-
16.62

Centavos per Liter

Geraffineerde gasolixie

0.11 0.1250 0.1250 0.16
Ruwe gasoline…………….
0.11

0.1175 0.1175 0.1525 Ruwe of geraffineerde kero-
sene …………………
0.03 0.03

0.0650 0.0950

De petroleumbelasting bedraagt 10 pOt. van de
boven aangegeven waarde, doch ze varieert nog naar
gelang van de dichtheid van de olie. De belasting op
geraffineerde gasoline of kerosene bedraagt 3 pOt.,
op ruwe gasoline en kerosene 6 pOt.
Daarnaast wordt elke vennootschap nog aangesla-
gen voor een maandelijksche belasting van 150 pesos
als inspectie-belasting, terwijl alle schepen, die de
haven van Tampico binnenkomen of verlaten, belas-
ting moeten betalen per bruto registerton.
Op 7 Juni 1921 werd een nieuw decreet van den
president uitgevaardigd, dat de uitvoerbelasting op
petroleum en haar bijproducten vanaf 1 Juli met ge-
middeld 25 pOt. verhoogde, hetgeen geschiedde door
middel van een aanvullende belasting, gebaseerd op
de hoeveelheid.
Volgens officieele berichten uit Mexico heeft de
regeering 17 Augustus 1922 een besluit uitgevaardigd,
waarin de uitvoerbelastingen op petroleum worden teruggebracht tot 40 pOt. van de in Juni 1921 vast-
gestelde tarieven. Het schijnt in de bedoeling te lig-
gen, dat deze vermindering terugwerkende kracht
heeft tot 1 Februari 1922 en dat ze deel uitmaakt van
de onlangs tot stand gekomen overeenkomst tusschen
de petroleumproducenten en den Mexicaanschen Mi-
nister van Financiën. Op de basis van bovengenoemde
vermindering krijgt men het volgende staatje van
oude en nieuwe heffingen:

1

1

1
Soorten petroleum

Oude

Nieuwe
heffing
1
heffing

Ruwe petroleum, soortelijk gewicht
0.96
of minder ………………………
1.25

050
Ruwe petroleum, soortelijk gewicht
0.96 plus
……………………..
0.72

0.28
Stookolie ……………………..

1.-

0.40
Gasolie ………………………..
2.32

0.92
Ruwe gasoline …………………
.
4.70

1.88
Geraffineerde gasoline. ………….
.
2.35

0.94
Ruwe kerosene ………………….
1.50

0.60
Geraffineerde kerosene ……………
0.75 .

0.30
Smeerolie ………………………
1.40

0.56

Volgens het nieuwe belastingtarief bedraagt de be-
lastiiig op een vat zware ruwe olie 8 dollarceuts; op
ruwe olie van 0,96 plus 5 dc.; op stookolie 6 d.c.; op
gsolie 14,6 d.c.; op ruwe gasoline, 29,8 d.c.; op geraf-
fineerde gasoline, 14,9 d.c.; op ruwe kerosene, 9,5 d.c.;
op geraffineerde kerosene, 4,7 d.c. en op smeerolie
8,9 d.c. De productiebelasting blijft voor ruwe

olie
ongewijzigd,
nl. 14 d.c. per vat. De totale export-
en productie-belasting op een vat ruwe olie bedraagt
22 d.c., tegen vroeger 34 d.c.
Sedert 1920 zijn verscheiden minder belangrijke
dereten uitgevaardigd. Het Ministerie van Nijver-
heid, Handel en Arbeid gaf 21 April 1920 aanvullende
vdbrschriften omtrent concessies, te verleenen voor
het gebruik vau kreken en rivieren in verband met

de petroleumexploitatie. Nadat de regeering van

Carranza in Mei 1920 was omvergeworpen kondigde

de huidige president 16 Juli 1920 een decreet af, waar-
bij een raadgevende petroleumcommissie werd geves-
tigd, bekleed met de volgende functies:

Het bestudeeren van de wetten en regelingen op pe-
troleumgebied.
Het bestucleeren van moeilijkheden door het petro-
leumprobleem ontstaan.
Het instellen van een algemeen onderzoek naar de
petroleumindustrie.
Het ontwikkelen en het steunen van de petroleum-
industrie.
Het bestudeeren van het brandstoffenvraagstuk als
grondslag voor de ontwikkeling van de industrie.
0. Het bestudeeren van de verhouding van de Mexicaan-
sche petroleumindustrie tot die in andere landen. Het geven van technische beslissingen in zake petro-
leumkwesties, aan haar onderworpen door den Minister
van Nijverheid, Handel en Arbeid, door de verschillende
andere Ministers of door anderen. Deze beslissingen of ad-
viezen moeten ter goedkeuring worden voorgelegd aan den
Minister van Nijverheid, Handel en Arbeid of door dezen
aan den President.
Het samenstellen van algemeene statistieken over de
petroleumindustrie.
Het bestudeeren van de maatregelen, te nemen op wet-
gevend gebied, om te geraken tot de oprichting van een
petroleuminstituut.

Officieele, recente ramingen van de huidige waar-‘
de van de petroleumindustrie in Mexico staan, niet
ter beschikking. De laatste raming is van 1920 en luidt
aldus:
Amer. Dollars,
Waarde vau in exploitatie zijnde bronnen ……100.000.000
Waarde van in exploitatie zijnde olievelden
. . . . 50.000.000
Pijpleidingen, spoorwegen en boormateriaal .. . .
50.000.000
Raffinaderijen, machines, gebouwen en schepen 100.000.000
Diverse productieve eigendommen ………..
50.000.000

Totaal .. . .
350.000.000
Men schat, dat. ongeveer 70 pOt. van het totaal be-
drag dat in de Mexicaansche petroleum-industrie is
gestoken, Amerikaansch kapitaal is en 21. pOt.
Engelsch en Nederlandsch, terwijl de overige 3 pOt.
zouden behooren aan Mexicaansche en andere belang-
hebbenden.

BOEKAANKONDIGING..

Het Rent evraagstu7
door
Mr. L. F. H. Regout. Diss., Utrecht 1922.

De heer Regout heeft een van de
belangrijkste
en
meest omstreden leerstukken uit de theoretische
economie gékozen als onderwerp voor het proefschrift,
waarop hij ‘onlangs tot doctor in de Staatswete,nschap
aan de Utrechtsche Alma Mater promoveerde. Gelijk
hij reeds vS6r de Inleiding zegt, staat hij op den
grondslag van v. Böhm Bawerk. Zijn doel is tweeledig:
vooreerst een nauwgezette poging te wagen ,,om in
zake het rentevraagstuk bij te dragen tot verhelde-
ring van algemeene begrippen.” En verder hoopt de
schrijver ,,bij te dragen tot meerdere waardeering van
het canonieke recht.” Het kan interessant worden,
een katholiek, die v. Böhm in de groote hoofdzaak
als juist aanvaardt, op dien grondslag het canonieke renteverbod te zien behandelen op een wijze, welke
plaats inruimt voor waardeering.
De schrijver begint in de Inleiding met eenige be-
gripsbepalingen. Hij
noemt rente een zuiver inkomen uit een vaste zakelijke bron. Is die bron kapitaal, dan
is het inkomen daaruit kapitaalrente. Onder kapitaal
verstaat de heer Regout ,,het geheel van productie-
goederen in tegenstelling met consumptiegoederen”. ‘1-let is niet dan consequent, wanneer hij hierop doet
volgen: ,,Kapitaalrente omvat aldus ook grondrente.”
Dat wij hier met een .groote strijdvraag te doen heb-
ben, weet ieder, die vertrouwd is met de controversen
in de kapitaaitheorie. Behalve kapitaalrente kent de
schrijver nog geldrente ,,wegens het geheel bijzondere
karakter van het geld, waardoor dit beter niet onder het kapitaal is te rangschikken”, en ,,rente voortko-

1074

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

13 December 1922

mende uit de tijdelijke beschikbaarstelling van duur-

zame goederen”, zoowel genots- als kapitaalgoederen,
welke rente wordt aangeduid als huur behalve bij

den grond, waar van pacht wordt gesproken. Het is,

voor wie eerst door den schrijver in de meening is
gebracht, dat het hem om de behandeling van een

,,abstract onderwerp” en om de verkrijging van ,,hel-

der inzicht in zake het ontstaan van een universeel

verschijnsel als de rente” is te doen, eenigermate
teleurstellend reeds op blz. 2 te lezen, dat het eigen-

lijk oogmerk van den schrijver gericht is op de be-

antwoording van
sociaal-politieke
vragen als: ,,Is het

bestaan der rente vereenigbaar met een
behoorlijk
1)

systeem van verdeeling? In hoeverre ware geheele

• of gedeeltelijke verdwijning der rente in het algemeen
belang wenschelijk te achten?” Dit is toch waarlijk

• niet hetzelfde als wat Pierson, op wien de heer
Regout zich beroept, in zijn Leerboek als taak der

economische wetenscbap
beschrijft
met de woorden

,,Licht te doen opgaan over practische onderwerpen”.

• Want
bij
Pierson staat de causale verklaring op den

voorgrond, getuige de voorafgaande passus, waar hij
zegt, dat een practische uitspraak alleen te motivee-

ren is ,,door een algemeene economische wet in her-

innering te brengen”, waarbij dan nog komt de onder-
stelling ,,dat de staat de stoffelijke belangen tot
richtsnoer wil nemen”, onderstelling welke niet steeds

wordt vervuld. Pierson is niet geheel wars van ingrij

pen, doch alleen op grond van een a priori vaststaan-
den causalen samenhang. Zoo iets verwaterds als ,,een

behoorlijk systeem van verdeeling”, waar ethiek en

politiek de hoofdrol vervullen, is bij hem stellig niet
het oogmerk van zijn economisch onderzoek, dat veel-
eer opgaat in de verklaring van de bestaande econo-

mische verschijnselen. Of die verklaring richtsnoer

zal worden voor
handelen
in de toekomst, hangt niet

meer af van de economische wetenschap. Ik meen
dat aldus Pierson’s bedoeling beter is weergegeven
dan door den schrijver, die haar blijkens zijn aanha-
ling en omschrijving voor eigen gebruik pasklaar

heeft gemaakt.
De schrijver noemt als
grondbeginsel
van het ,,rente-

instituut”
2):
de meerwaarde, welke in het economi-

sche verkeer geregeld tot uiting komt van tegenwoor-
dige boven toekomstige goederen van gelijke soort

en aantal.” Eigenlijk is dit niet een beginsel, vermits
het aldus omschreven agioverschijnsel zich met het

re.nteverschijnsel volkomen dekt: identiteit kan niet
beginsel zijn. Alles komt, ook na deze formuleering,
welke niets opheidert, op de verklaring aan: hoe ont-
staat agio = rente? Het kan in deze zinsnede geen
kwaad van ,,meerwaarde” te spreken, al heeft door
Marx deze term een technische beteekenis gekregen,

die de antipode is van het door den schrijver met
,,meerwaarde” aangeduide agiobegrip. Marx’ meer-
waarde heeft met de verhouding: heden-toekomst
niets te maken. Om verwarring te voorkomen op een gebied waar misverstand aan de orde van den dag is,
acht ik het echter in het algemeen wel beter de ter-
men, die een geijkte beteekenis hebben gekregen, niet
van een nieuwen begripsinhoud te voorzien. De schrij-
ver is het hier geheel met mij eens, waar hij op het
voetspoor van v. Böhm op de noodzakelijkheid wijst
,,zich rekenschap te geven, welke begrippen de ge-
bruikte woorden omvatten.” Het spreekt vanzelf, dat bij technische termen en het vasthouden daaraan dit-
zich-rekenschap-geven wordt vergemakkelijkt.

• • Hoofdreden, waarom de
schrijver
den grond tot

kapitaal rekent, is het volgens hem sterk sprekende
• ,,iunt van overeenstemming, dat de waarde van kapi-
taal en grond en de hoogte van kapitaal- en grondrente
in laatste instantie de eene als de andere beheerscht
worden dooi de verhouding tusschen voorraad en be-
hoefte.” Ik heb er niets tegen, al deel ik de opvat-
ting niet, dat een kapitaalbegrip wordt voorgestaan

),Ik
cursiveer.
– .2)
,,Ïnstituut” doet aan maakwerk denken en -is in casu
geen ûnbevelenswaardige term.

z66 ruim, dat ook de grond ertoe behoort. Mits de
argumenten krachtig zijn. Doch dit voor den heer
Regout beslissende argument mist alle bewijskracht.

Het bewijst meer dan de schrijver zelf wil: immers,

daar
alles,
letterlijk alles zijn waarde en de hoogte

zijner waarde ,,in laatste instantie” ontleent aan de
verhouding tusscheu voorraad en behoefte, zou dus

om deze reden ook alles kapitaal moeten zijn, b.v. ook

de arbeid!
En zoodra de schrijver die hoofdreden niet

zou geldend achten op een deel van het gebied der

waarde, rijst dadelijk de vraag: waarom hier niet en

bij den grond wèl?
Hij
zou dan voor de annexatie van

grond bij kapitaal andere redenen moeten aanvoeren

en daarmede toegeven, dat het ,,veel sterker spreken-

de punt” in waarheid een dood punt moet heeten!
Waar de heer Regout meent en ook nader uitwerkt,

dat ,,de verklaring van het ontstaan der grondrnte

samenvalt met die der kapitaalren.te”, daar is het te

betreuren, dat hij mijn betoog van het tegendeel in

de ,,Economist” van 1921
stilzwijgend
voorbijgaat. Ik

heb daarin Ricardo’s pachttheorie.
1)
in bescherming

genomen en de stelling verdedigd, dat al komt ook
bij de pachtwaarde-verklaring het agio-verschjnsel
naar voren, daarom de pachtwaarde nog niet tot kapi-

taalrente wordt. Want al is kapitaalrente een agio,
daarom is nog niet alle agio kapitaalrente.

Terecht wijst de
schrijver
erop, dat het rentevraag-

stuk een waardevraagstuk is. Het gaat om de oorza-
kelijke verklaring van het normale verschijnsel, dat
de bruto-waarde van de, dank zij kapitaalshulp, ver-

groote productie meer bedraagt dan de waarde van het

tijdens het productieproces verbruikte kapitaaisdeel,
zoodat er na de reconstructie van dit laatste nog een
netto bedrag als rente-inkomen overblijft.

In het 2e hoofdstuk gaat de schrijver het verband
na tusschen de waarde van kapitaalgoed en product.
Hij geeft daarin een korte schets van de moderne
waardeleer, zonder nieuws te bieden. Alleen wil hij niet van objectieve en subjectieve, doch van markt-

en individueele waarde spreken.
2)
Ik zal mij daarover

niet warm maken en alleen op het voordeel wijzen,
dat de door den schrijver afgekeurde terminologie nu
eenmaal een zekere ,,marktwaarde” in het weten-

schappelijk spraakgebruik gekregen heeft, terwijl er
zeer zeker ook objectieve waarde gevonden wordt bui-
ten eenige markt om, men denke maar aan het geval
van den geïsoleerden ruil tusschen twee personen, dat
volstrekt niet zeldzaam is. Dan loopt men vast met
,,marktwaarde”, terwijl ,,objectieve waarde” dit geval

dekt. – Met v. Pesch voelt de schrijver er voor, den
term ,,subjectieve” waardeleer te vel-vangen

door

,,teleologische” waardeleer. Subjectieve waarde(leer)
heeft het bezwaar, dat aldus miskend wordt, dat de
schatting gebaseerd is op objectieve factoren van nut-
tigheid en zeldzaamheid. Mi. gaat dit althans voor de

nuttigheid zeker niet op, aangezien alles hierbij aan-
komt op hetgeen het individu ter zake meent. Ook een
objectief onbruikbare zaak (Pinkpillen) wordt nuttig
dooi- liet subjectief geloof in de bruikbaarhêid. En
grondslag der zeldzaamheid is, naast den voorraad,
de subjectief aanwezige behoefteschaal. Er is niets
tegen, den eenvoudiger term der subjectieve waarde

te behouden.
De schrijver onderscheidt met v. Böhm een onregel-
matig en een regelmatig werkende oorzaak, die kapi-

taaloffer en kapitaalproduct naar de waarde uit cl-
kander houdt. De regelmatige is het renteverschijnsel.
Van de onregelmatige, die. van het standpunt der
kosten zich als plus en minus vertoont, zegt hij

eerst, dat de ‘aldus ontstane vei-schillen zich op den
langen duur volgens de wet der gioote getallen ni-

1)
,.Ricardos Pechtieer”,
blz. 301 v.
• 2)
De schrijver wijst nog
op
een derde heteekenis
bij
:I3öhrn, een ‘soort van technische waarde,
bv.
voedings-
waarde, calorische waarde ed. Echter beschouwt
v.
Böhm
de obj. ruilwaarde wel degelijk ook als een eigenschap van
liet goed, als ,,ein bestimmtes anderes Glieci der. objektivèn
Wérte”, zoodat er bij hem geen verschil in wezen is tus-
schen b.v. ,,Heizwert” en ,,Obj. Tauschwert”.

13 December 1922

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1075

velleeren. Wanneer hij nu een bladzijde verder. (30)
even de ondernemerswinst ‘) aanstipt,
zegt
hij dat
deze winst aan die onregelmatige schommelingen haar

ontstaan dankt. Met het merkwaardige gevolg, het-
welk den schrijver schijnt te ontgaan, dat van maat-

schappelijk standpunt â la iongue er geen onderiie-
merswinst in dien zin
is.
Immers dan i.s er nivellee-
ring tusschen winsten en verliezen. Hoe kan op die
wijze een ondernemersstand bestaan, laat staan zich
uitbreiden? Eb wanneer de
schrijver
het ondernemers-
loon
onderscheidt van de ondernemerswinst, is dan
dat loon aan die conjuntuurschommelingen onttrok-ken? Is dat gegarandeerd? De huidige malaise geeft

het antwoord. Doch dat die vragen opkomen, toont

wel aan, dat men niet kan volstaan met deze ingewik-
kelde vraagstukken zoo maa:r aan te roeren. Het on-
derwerp van den schrijver, met zijn vele vertakkin
gen, die 6f worden geamputeerd 6f, gelijk hier, ter-

loops even blootgelegd, is voor een proefschrift van
den omvang, dien hij trok, te groot.

Het 3e hoofdstuk, dat eenige rentetheorieën be-
spreekt, sla ik over. In hoofdstuk 4 is ,,het waar-

deverschil tusschen tegenwoordige en toekomstige
goederen van gelijke soort en aantal” aan de orde.
De schrijver wil aantoonen, dat de ,,meerwaarde”
geheel
tot dit waardeverschil is terug te bren-

gen. Geheel? Dat is te veel gevraagd van de
agioleer, die geenszins de mogelijkheid van uithui-
tingsverhoudingen ontkent. Het
wezen
van rente,
haar oorsprong is met dit waardeverschi.l gegeven,
doch haar hoogte in
concreto
niet steeds en niet vol.
Voor wie de leer van v. Böhm kent, is in dit hoofd-
stuk geen nieuws te vinden. Bij grond III (de pro

ductieomwegen, technische factor) bespreekt de heer Regout nog de wet der verminderende meeropbreng-
sten. Zij speelt hier inderdaad een rol. Welke? Dat
zij den rentestand
drukt
tot de productiviteit van het
laatst toegevoegde kapitaalsdeeltje. Doch die wet staat

niet aan de wieg van het renteverschijnsel, dat veeleer
onafhankelijk van haar bestaat. Bij de pachtwaarde is
het juist andersom. Zonder die wet geen pachtwaarde.
En terwijl voornoemde wet den rentestand
drukt,
voert zij gestaag den stand der pachtwaarde
omhoog.
Dit is voor mij een hoofdreden om een principieel on-
derscheid tusschen rente en pachtwaarde aan te
nemen. Aan deze belangrijke quaestie gaat de schrijver
voorbij, misschien omdat hij nu eenmaal de pacht-
waarde, wel wat a prioristisch, tot kapitaalrente had
gebracht? – Bij de bespreking vn den psychologi-
schen factor (grond II) haalt de heer Regout met iii-
stemming een bestrijding van Sax aan. Dat is nâtuur-
lijk het goed recht van den
schrijver,
maar heeft hij,
wil ik vragen, kennis genomen van hetgeen ik ter
zake tegen Sax
2)
heb aangevoerd? Dit blijkt niet. De
schrijver heeft hetzelfde bezwaar als Sax tegen het
te-laag-schatten
van toekomstgoed krachtens grond II.
Want te-laag impliceert de menscheljke rede, die dat
oordeel vellen kan, en tegelijk zou v. Böhm van die
rede abstraheeren, door aan de onredeljke schatting invloed op de algemeène ruilwaarde van toekomst-
goed toe te kennen. Ik zou willen vragen: wanneer
men de misdaad onderkent aan criteria, welke de
moraal verschaft, ontkent men dan de moraal, zoodra
men met het niet te loochenen feit der misdaad, b.v.
door een strafwetgeving, rekening houdt? En wan-

neer men nu zeker toekomst-schatten als perspectivis-
tisch, dus
te
laag, kenschetst, ontkent men dan de
rede, zoodra men dit feit, dat emaneert uit den aanleg
van den mensch-geljk-hij-is, aan zijn theorie dienst-
baar maakt? Mij dunkt, dat• dergelijk onderzoek en
reden eeren juist in hooge mate redelijk is, wijl het de
werkelijkheid van de ,,Liickenhaftigkeit’ der Vorstel-
lungen” als zoodanig aanvaardt. Die ,,Lückenhaftig-
keit” is ,,redeljkerwijs” niet te ontkennen: Vij zijn
er allen mede behept, de een meer, de ander minder,
en de resultante is op economisch gebied verscher5ing
van het agio van tegenwoordig goed.

In den zin van premie.
,,Economist” 1920, v. Böhm of Sax”,
blz.
72
v.

Ten slotte nog iets over het cauonieke renteverbod.

Dc schrijver wijst in een noot erop, dat het verbod
om rente te nemen niet absoluut was. Uitwendige
redenen, voortvloeiende uit de bijzondere positie van

den geldschieter – een bijzonder nadeel, een gederfde
winst, een bijzonder risico – gedoogden vergoeding.
Onmiddellijk daarop laat de schrijver ter adstructie
van deze beperkte rentemogeljkheid volgen den vertaal-

den tekst van canon 1543 van den Codex juris canonici,
welke Oodex door Benedictus XV werd uitgevaardigd
met. . . . Pinksteren 1917. Nu moet men weten, dat

in den brief van Pius X Arcluum sane munus van
1904 het plan tot den Oodex aan de katholieke wereld

werd bekend gemaakt met de woorden dat de kerke-
lijke wetten, tot dien tijd uitgevaardigd, op overzich-
telijke wijze geschikt, zouden worden verzan:ield,
met
weglating van de verouderde en in onbruik geraakte,
terwijl andere, waar noodig, voor de huidige omstan-
digheden meer bruikbaar zouden worden gemaakt.
Wanneer nu
iets
duidelijk is, dan toch wel dit, dat
een canon over de rente in den
Codex
niets bewijst
omtrent de voorwaardelijke geoorloofdheid van rente-
nemen onder het
oude Corpus iuris canonicil
Ook
van canones geldt, dat men ze beoordeeleu moet
d’après leur date. Waarom verwijst de schrijver niet
naai de plaatsen in het 0. J. Ci., waarin het rentever-
bod zijn bont-casuïstische formuleening heeft gevon-
den, h.v. Decret. Greg. lib. V, tit. XIX, Sexti Decr.-
Lib. V, tit. V, Clement. Lib. V, tit.
V
.

Nu kan de bestrijding van het renteverbod op
opportunistische of pnincipieele wijze worden gevoerd.

Men kan betoogen, dat daardoor een normale econo-
mische ontwikkeling belemmering ondervond of wel,
dat de rente ,,nvermijdeljk” is, zoodat het verbod,

ook waar het slechts de uitleenrente van geldsommen
trof, iets onmogelijks inhield. Nu meent de schrijver,
dat in de Middeleeuwen met haar gebrekkige tech-
niek en geringe behoeften voor een agio geen plaats was. Hij zegt uitdrukkelijk, dat Böhm’s 3e grond, de
technische factor der rente, – die voor den schrijver
de beslissende factor voor de hoogere waarde van
bonum praesens is -, als regel ontbrak en mitsdien vervalt. Dit wil dus zeggen, dat er voor rente geen
plaats was! En het geld had ook niet de productieve
beleggingsfunctie van thans, de geldieeningen waren
in hoofdzaak op consumptie gericht. Nu zou ik dit
meenen: wanneer men onbevooroordeeld staat tegen-
over het renteverschjusel, dan is maar één conclusie
mogelijk en wel deze, dat een renteverbod, ook in den
– beperkten omvang van het canonische recht, onmis-
kenbaar wijst op rente als
verschijnsel.
Er wés rente,
d.i. agio van bonum praesens. En reeds in het Ro-
meinsche recht treft men regelen omtrent rente en
rentestand aan en het verbod van rente op rente
(anatocisme). ‘) Werkte in des schrijvers stelsel grond
III niet, dan waren dus, in het aangezicht der feiten,
grond 1 en II ,,beslissende oorzaak”. Tertium non
datur. Of v. Böhm zelf voor tijden van weinig of geen
,,Geldwirtschaft” de werking van grond 1 zeer laag
heeft aangeslagen, is voor de juistheid van deze
cnitiek onverschillig. Zeer curieus is de uitspraak van
den schrijver, welke ik vind op biz. 119: ,,En nu is
op te merken, dat het verbod om rente te vragen van
geleende geldsommen in groote lijnen slechts gegolden
– heeft, zoolang ten gevolge van het uitblijven der derde
oorzaak de waarde van heden-geld niet grooter was
dan van toekomst-geld.” Hoe kan de schrijver dit zeg-
gen, zonder tegelijk het can. renteverbod te stempelen
tot de uiting van een
strijd
tegen windmolens, tegen
een economische onbestaanbaarheid? Wanneer de toe
i)
Vgl.
b.v.
wat
v.
Jhering zegt in ,,Geist des rdm.
Rechts”, o.a.
op blz.
74, 2e deel, le af d. met betrekking tot
de novae tabulae, periodieke aderlatingen, wanneer de
schulden- en rentelast voor het
volk
te zwaar was gewor-
den. De fout liet
zich
niet verwijderen, zegt Jhering, alleen nu en dan de ergste gevolgen: ,,aIIo Massregeln, die darauf
gerichtet waren, wie z. B. das verzweiîelte I’Iittel, das
Zinsennehmen völlig
zu
untersagen, mussten sich nothwen-
digerweise als wirkungslos erweisen.”

1076

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 3 December 1922

stand
z66
was als
hij
zegt, dan zou, wie rente vroeg,
niet alleen nul op het request gekregen hebben, doch
door de weclerpartij zelfs niet begrepen zijn.
Daarge-

laten dat van het eerste optreden van gereedschap af

de derde oorzaak mede heeft gegolden.
De heer Regout zegt nu verder, dat het renteverbod

zich heeft aangepast aan de veranderende omstandig-

heden. Het werd zwakker, naarmate grond III het

agio te voorschijn riep en deed veidwinnen. Het bleef

wel
eens
bij
de ontwikkeling ten achter, doch heeft dit
met vele andere wetsvoorschriften gemeen. Wanneer

de
schrijver
hoopt aangetoond te hebben ,,dat de
vroegere rentepractijk zich zeer wel verstaat met de
economische beginselen, welke wij in het voorafgaande
deel onzer studie hebben uiteengezet”, dan moet ik

hem tot
mijn
spijt een ontgoocheling bereiden, omdat

hijzelf aan het renteverbod deszelfs object, de rente

heeft ontnomen en ter wille van de theorie met de

feiten der historie op zeer gespannen voet is geraakt.
Met deze grepen wil ik volstaan. ‘t Geschrift vraagt

vooral de aandacht ôm de richting des schrijvers, die

een op zichzelf te waardeeren poging heeft gedaan een
brug te slaan tussdhen leven sbeschouwing en onafhan
kelijke wetenschap. Die poging kan ik voorshands
niet als geslaagd oordeelen. Doch de schrijver late

zich niet ontmoedigen.
H.
W. C.
BoEwIJK.

ONTVANGEN:

erslagen en Mededeelingen van de Afdeeling 1Jan-
V
dcl van het Departement van Landbouw, Nijver-

heid en Handel, Jaargang
1022,
No. 2, Verslag
omtrent Handel, Nijverhe’d en Scheepvaart van.
Nederland gedurende 1921; Jaargang 1928,
JT0
3, Verslag
van
de wer1zaamheden van dan

.R’ij1csvoorlicht’ngsdaenst ten behoeve van den
1?ubberhandei en de .Rubbernijverheid, te Delft,

over het jaar 1921.
Exemplaren van deze versla-

gen
zijn
te
verkrijgen
bij
de afdeeling Handel,

Bezuidenhoutscheweg 30, ‘s-Gravenhage.

No. 2. Verslagen van Bedrijven, Diensten en Corn-

missiën der gemeente Amsterdam;
Verslag vaas

de Gemeente-Arbeidsbeurs te Amsterdam, over

het jaar 1921.

De Arbeidsgeschillenwet,
adres van het Verbond van
Nederlandsche Fabrikanten-Vereenigingen aan
de Eerste Kamer der Staten-Generaal d.d. 18 No-
vember 1922; Rotterdam, Nijgh & van Ditmar’s
Uitgevers-Maatschappij, 1922.
MAANDCIJFERS.

EMISSIES IN NOVEMBER 1922.

Provinc. en Gemeentelijke leeningen
f

4.750.000,
zijnde:
Rotterdam
f
5.000.000,- 534
0
/0
obl.
95
O
l
o.

f
4.750.000,-

f
35.581.700,–
12.702.500,-

89.233.000,- 30.630.570,-
22.772.340,-

5.110.000,-
148.747.500,-
1.700.000
;

54.500.00,-

.22.879.710,-
4.750.0A0,-

f
428.307.320,-

Bovendien:

/
39.800.000,- 3/m. Schatkistpromessen a
f
990,50
12.490.000,- 61m.
,, ,,
980,32
28.786.000,-
4
1
12 O/ Schatkistbiljetten
,,
,,1000,-

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

N.B.
•S’
beteekent:
Cijfers
iiog niet ontvangen.

GELDKOERSEN.

BANKDISCONTO’S.

N d ~

Vr8ch.

Disc.Wissels. 4
18Juli
’22 Zweeds.R.ksbk 5
lOMrt.’22
8k BeLBinn.Eff.4
18Juli
’22Bk.v.Noorw.. 5
17Aug.’22
inR.C. 5
18Juli
’22 Zwits. Nat. Bk.
34
2Mrt. ’22

Bk. van Engeland 3
13Juli ’22
Belg.Nat.Bk.5-54
19Mei
’21
Dijitiche Rijksbk.
.
10
14Nov.’22
Bank v. Spanje
54
18111
ei 122

Bk. van Frankrijk 5
11
Mrt.
’22
Bank v. Italië 6
20
Mei ’20

Oostenr. Hong. Bk. 8
2Sept.’22
F.Res.Bk.N.Y. 4
21Juni’22
Nat. Bk. v. Denem. 5
25Apr.’21
Javasche Bank
34
1Aug.’09

OPEN MARKT.

Data
Amsterdam

1
Londen Part.
Berlijn
Part.
Parijs
Part.
N. Yor
k

CalI.
Part.
Prolon.
diiconto
galic
disconto
disconto
disc.
monet..

9 Dec.

‘223%
3%
2/
451

434-5
1
)
4-9 Dec.’22
3%
_?/
334-4
2’18-1
4-‘I8

434-6

27N-2D.’22
334-4
334-4%
234-
1
1
4

11

4

6
20-25 N.
1
22
351s-%

334-4
2%

1
4-519

4

6

5-10 D. ’21
4%s/

334-4
351%
4…51

4-6
6-11 D. ’20
3%
-?/s

434

6
6/

%
4-5
19


6-7

20-24Ju1i’14
3
1
1
9
-1
1

234-34
234_%

2
1
1%
29/
4

534

7%
t)
Noteering van 8
December.

WISSELKOERSEN.

WISSELMARKT.

Londen opende deze week vast op ongeveer 11,41 9. en
steeg regelmatig. De laatste dagen der week
werd
de
vraag

nog dringender, zoodat ten slotte tot 11,48% betaal([ vercl.
Parijs en België waren aanvankelijk flauw, maar werden later
eveneens sterk uit de markt genomen, zoodat het slot
eer-

der hooger was. Marken waren
vrij
stationnair. Alleen
Vrijdag
was er in
den ochtend vraag op hoogere koersen, welke vraag later weer voor aanbod uit Duitschland plaats maakte, waardoor de koers weder. inzakte.
Dollars kwamen deze
week
op het goudpunt. Een kleine
reactie deed later den koers weder iets oploopea. Skandina-
vië was vrij stationnair; alleen Christiania was niet on-
belangrijk hooger.
Zwitserland was weder zeer onzeker en liep percenten
heen en
veer.
Argentinië zeer gezocht en niet onbelang-
rijk hooger, wellicht dat deze wissel zich nu ook meer op
goudpariteit gaat bewegen.
Indië onveranderd.

KOERSEN IN NEDERLAND.

Londen Parijs

Berlijn Weenen Brussel New
Data

‘1

‘)

)

“”)
York”‘)

4 Dec. 1922.. 11.414 17.65 0.0305 0.00374 16.36 2.5234
5

1922.. 11.414 17.55 0.0305 0.0037416.27

2.51+*
6

1922.. 11.43* 17 524 0.03024 0.00374 16.124 2.5034
7

1922.. 11.444 17.674 0.0315 0.0036 16.324 2.50h
8

1922.. 11.454 17.774 0.0315 0.0036 16.37

2.50%
9 1922.. 11.49 17.80 00305 0.00374
– –
Laag8ted.w.
1)
11.404 17.40 0.0295 0.0032 15.974 2.50
Hoogste
,,
,,
‘) 11.494 17.90 0.0335 0.0039 16.50 2.52%
2 Dec. 1922 11.42 17.80 0.031
0.0037416.3842
2.53k
25 Nov. 1922.. 11.414 18.15 0.0355
]
0.00371 16.774e 254
Muntpariteit.. 12.10 48.- 59.26 50.41 48.- 2.48

•) Noteering te Amsterdam.
‘)
Noteering te Rotterdam.
t) Particuliere opgave.
t)
Noteering van 1 December. 0) Idem van 24 November.

D

Stock- Kopen. Chris. Zwitser- Spanje

Batavia
t
)
°

liolm’) hagen”) lionla’) land’)

t)
telegrafisch

4 Dec. 1922 68.05 51.45 46.80 47.95 38.85
974

974
5
,,

1922 67.95 51.45 46.80 47.55 38.85
974

974
6
.,

1922 67.85 51.45 46.85 47.25 38.80
974

974
7.
..

1922 67.50 51.45 47.40 47.25 38.724
974

974
8
,,
1922 67.75 51.65 47.65 4735 38.80
974

974
9
,,

1922 67.80 51.80 47.80 47.35 38.80
974-
L’ste d w.
1)
67.45 51.30 46.60 .47.10 38.70 9711t
H’ste,,
,.

)
6820 51.75 47.80 47.95 38.90 97′
2 Dec. 1922 68.20 51.55 46.80 4740 38.80 97%-97′
25 Nov. 1922 68.25 51.45 46.65 47.224 38.90 97%-97,
Ivluutpariteit 66.67 66.67 66.67 48.- 48.- 100

)
Noteering te Amsterdam.
‘)
Particuliere opgave.
Totaal

Totaal der emissies in
Januari
Februari
Maart
April
Mei ……
Juni …..
Juli……

Augustus..
September.
October…
November.

Algemeen Totaal

D a a
t
Cable Land.
(in
,f’
perC)
Zicht Podia
(in
di.
p.frs.)
Zicht Berlijn
(In cl, P. M,k.)
Zicht Amstera’.
(in
ds.
p. gid.)

9 Decemb. 1922 4.57.12
7.06
0.01
3
10
39.81

Laagste (1. week
4.54.25 6.98
0.0I
8
1,

39.76

Hoogste
,,

,,
4.57.12
7.12
0.01K 39.96

2 l)ecemb.
1922
4.52.75
7.-
0.01K
39.65

25 Novemb.l922
4.50.25
7.15
0.01
8
18
39.41

Muntpariteit
..
4.86.67
19.30
23.81K
4016

KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN

13 December 1922

ECONQMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1077

KOERSEN TE NEW YORK.

NED. BANK 11 December 1922
(vervol,q).

Plaatsen en
Landen
Noteerings.
eenheden
25Nov.
1922
1
2 Dec.
1922
1
419 December’22
Laagste
1
Hoogste
9Dec.
1922

Alexandrië . .
Piast. p.
97191
97131
977/
977/16
977/,9

eB. Aires
1
)..
d. p. $
4413/39
44
3
1
8

44
1
1,,
45cIe
441
Calcutta
. . . .
Sh. p. rup.
113/
1

114
113
29
1
32

113
81
1
113811
3
,

Hongkong
.
.
id. p. $
24
91
11
214
11
1
1

214
1
4
214
7
18
2141/
16

Lissabon
. .
. .
d. per Mii.
2
51
21
8

2
61
8

2%
Madrid

.,..
Peset. p.0
29.321 29.404
29.38
29.50
29.421

eMontevideol
(1. per $
43%
44
43%
45
44% 2)

Montreal….
$ per £
4,4971
8

4.52% 4.52
4,57718

4.57

9
R.d.Janeiro.
d. per Mii.
6
25
1
32
6%
6I1
Lires p. £
94
3
18
93% 90
93
91’1
8

Shanghai….
Sh. p. tael
311
7
18
312
311
3/2%
3/1
7
/16
Rome

…..

Singapore

..
Id. p.
$.
2/4/s6
2/4/
214
1
1i9
214
8
!,,
2/4′,
*Vaiparaiso..
peso p. £
36.90
1211
29
/
32

37.10
1
36.90 38.00
36.902)

Yokohama
. .
Sh. p. yen
211251
33

2/i’I
32

2/l’/
33

2jlI,


Koersen der voorafgaande
dagen.
‘) Telegrafisch transfert.
2)
Noteering van
7 December
1922.

NOTEERING VAN ZILVER.
Noteering te Londen

te
New York
9 Dec.
1922
311
8

64%
2

,,
1922

…..
3218
1)
64%
25 Nov.
1922

..
,
3I,,
64%
10 Dec.
1921

. .
35’18
65%
II

1)ec.
1920

…..
40%
61%
20 Juli
1914

.
24
1
/,,
t)
Noteering von
1 December.

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans op 11 December 1922.
Activa.
Binnen!. Wis.( H.-bk.

(102.422.924,57
sels, Prom.,’ B.-bk.

,, 38 51.292,70
enz. indisc.I,Ag.sch. ,, 63.498.234,72
204.439.451,99
Papier o. h. Buitenl, in disconto

idem eigen portef..
f
75.279.474,-
Af: Verkocht maar voor
debk.nognietafgel.
,,


75279474
Beleenin
g
en
mcl.
vrseh. H.-bk.

f
23.412.564,90
B.-bk.
11

7.828.244,-
Ag.sch. ,, 85.202.060,54

(116.442.869,44
Op Effecten

……(107.151.632.56
Op Goederen en Spec.,,9.291.236,88 116.442.869,44
Voorschotten a. h. Rijk …………….
..

13.978.120,08
Munt en Muutmateriaal
Munt, Goud ……
f
56.239.310,-
Muntmat., Goud ….525.550.137,91

f581.789.447,91
Munt, Zilver, enz..

8.850.502 24
Muntmat., Zilver ..

Effecten

.-.-. .-.
,,

590.639.950,15

Bel.v.h.Res.foncls..

f

5.621.074,18
id. van ‘/s v. h. kapit.

,

3.986.749,87
9.607.824,05
Geb.enMeub. der Bank ……………..
,

4.522.000,-
Diverse rekeningen ………………
30.l25.773.89

f
1.045.035.463,60

Passiva.
Kapitaal

……………

………..
f

20.000.000,-.

Reservefonds

……. . …………..
..5.660.599,75

Bijzondere

reserve ……………….
,

1.675.581,33
Bankbiljetten in omloop ………….
,

974.802.875,-
Bankassignatiën in omloop ……….
..1.486.240,63
Rek.-Cour. Het Rijk
f


saldo’s:

J Anderen ,,

28.989.335,02 28.989.335,02
Diverse

rekeningen

………………..
12.420.831.87

fl.045.035.463,60

Beschikbaar metaalsaldo …………..
f

388.888.672,73
Op de basis van
21

rnetaaldeklciny …..
,

187.832.982,60
Minderbedragaan bankbiljetten in omloop
dan waartoe de Bank gerechtigd is..,, 1.944.443.360,-
Verschillen m. d. vorig. weekst.:

Meer

Minder

Disconto’s

…………4.232.490,85
Buitenlandsche wissels.

45.232.-
Beleeniugen

13.565.832,63

Goud

…………….-


Zilver …………….187.656,95
Bankbiljetten ……

..
13.807.360,-
Part. Rek.-Crt. saldo’s..

3.042.700,95

Voornaamsteposten in duizenden guldens.

al
a

k.
Andere
Data
Goud
Zilver
Dujetten
.
opeischbare
scnu,aen

581.789
8.851
974.803
30.476
581.789
8.663
988.610
28.063
11

Dec.

1922 …….
4

,,

1922 …….
581.789
7.563 964.195 26.558
20

1922
581.789
8.935
95.999
43.075
13

1922

..
581.789
8.908
992.741 35.071

27

Nov.

1922

……

605.969
8.276
1.021.226
35.811
12

Dec.

1921
…….
636.141
20.552
1.074.396
79.666
13

Dec.

1920……

25 Juli

1914,.
162.114

1
8.228
1

310.4371
Hiervan

6.198

Totaal
Beschik-
Dek.

Data
bedrag
Schatkist-
Belee.
baar.
1
kings.

disconto’s
promessen
rechtstreeks
ningen
Metaal-
saldo
percen-
lage

11 Dec.

1922
204.439
40.000
116.443
388.889
59
4

,,

1922
200.207
38.000
130.009
386.422
58
27 Nov. 1922
194.624
44.000
113.242
390.506
59
20

1922
221.772 70.000
112.580
386.214
58
13

1922
227.958 75.000
114.552
384.440
57

12 Dec.

1921
281.761
93.700
122.533
402.097
58
13 Dec.

1920
178.974
40.000 257.423 425.084
57

25 Juli

19141
67.947
14.300
61.686
43.5211)
54

‘)Op de ba,ts
van
21′

metaaldekking.

tJitde bekendmakiugvanden Minister van Fi nan-
c i ë n blijkt, dat uitstondan op:

4
Dec. 1922
1

II

Dec. 1922
Aan schatkistproniessen
f458.952.850,-
[467.020.000,-
waarv. direct bij Ned. Bk
,, 38.000.000.-
,, 40.000.000,-
Aan schatkistbiljetten
,,214.135.000,-
,,207.734.000,- Aan zilverbons

……..
…32.002.879,-
,, 31.411.542,-

Onder de vlotten de schuld
is begrepen:
Voorsch. aan d. Koloniën
,,317.523.000,-
,,326.901.000,-
Voorschot aan Gemeen ten
30
September
31
October
voordoorRijkvoorhen’
,, 93.437.267,-
93.799.513,-
te heffen Ink. belastingJ
4
Dec.
11
Dec.
Tegoed v.d.Postch. & G.dst 1 ,, 71.297.578,- 1 ,, 71.325.432,-

JAVASCHE BANK.
Voorinaamste posten in duizenden guldens. De samengetrok-
ken cijfers der laatste weken zijn telegrafisch ontvangen.
1
Bank- Andere

1
Beschikb.
Data
Goud
Ziier
biljetten
opelschb.
1
metaal.
schulden
1
saldo

2Dec. 1922
210.250 263.500
143.500

128.850
25Nov.1922
210.500 263.000
125.500

132.800
18

,,

1922
211.250 266.000
119.500 134.150

4 Nov.1922
264.964
126.868 134.634
1.587
55.69
28Oct. 1922
155.083
55.447
264.109
124.929
133.431
21

,,

1922
150.110
55.184
267.718
113.182

129.815

3Dec.
1921
153.972
26.937
285.984
82.241
107.734
4 Dec. 19201
224.800
9.216 373.014
160.947 127.379
25 Juli 19 141
22.057 31.907
110.172
12.634
4.842e
“Wissels.
1



“V’,
Divers
1

Dek.
Data
1

Dis.
bulten
1

Belee.
schotten
c.
kings.
1
conto’s
N.!nd.
betalbaarl
1
n,ngen
aan het
Gouv.nem.
ntngen
,)1
percen-
1

lage

– 2Dec. 1922

20400

28.800

•**

52
25 Nov.1922

184.000

6.200

*S

54
18 ,, 1922

178.500

20.800e

.**

55

4Nov.1922 36.695 24.761 112.577

30.485

54
28 Oct. 1922 36.584 26.017 111.960

29.008

54
21 , 1922 37.193 28.164 106.675

28.698

54

3Dec, 1921 34.982 13.779 117.995 23.024

9.193

50
4Dec.1920 29.993 20.113 132.990 82.601 47590

44

25 Juli 1914 7.59 6.395 47.934 6.446

2.228

44
‘) Sluitpoat activa.
3)
Bast, s
la
metaaldekklng. ‘) Creditsaldo.

1078,

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

13 December 1922

DE SURINAAMSCHE BANK.

Voornaajmste posten in duizenden guldens.

Data
Melaal
Circulatle
Andere
opeischb.
Disconto’s
D’

1-
schulden

928
28Oct.

1922
1.240
1.686
1.217
510
21

1922
1.254 1.704
967
1.185
473
14

1922 ….
1.236
1.743.
649
1.167
458
7

1922 ….
1.251
1.843
621
1.165 456
30Sept 1922 .
1.271
1.846
752
1.159
483
23

,,

1922….
1.277
1.718
894
1.158
464

29Oct.

1921
1.508
2.074
963
1.931
223
30Oct.

1920….
1.053
2.171
721
1.727
480

25 Juli

1914

..
645 1.100
560
735
396
‘) Sluitpost der activa.

BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.

BANK VAN ENGELAND.

Voornaamste posten, onder .bijvoeging der Currency Notes,
in elu.izenden pond sterling.

Data
Metaal
Circulatte
Corrency Notes.

Bedrag
1

Goudd.
1
Gov.Scc.

6 Dec.

1922
127.447
123.064
290.578
27.000
247 759
29 Nov. 1922
127.440 122.885
287.911
27.000
244.857
22

1922
127.445
121.407
287.209 27.000 244.128
15

1922
127.441
121.902
287.843
27.000 244.755
8

1922
127.438
122.519
288.847
27 000
245.732
1

1922
127.435
123.159
287.993 27.000 244.930

7 Dec.

1921
128.434
124.962
315.714 28.500 278.702
8 Dec.

1920
125.878
130.411
354.298
28,500 323.394

22 Juli

1914
40.164 29.317

-,

Data
Go,,.
Sec.
1

Other
Sec.
1

Pul,lic
Depos.
1

Other
Depos.
Reserve
Dek.
rki.gs
.

6Dec. ’22
66.892
65.831
11.142 126.554
22.833
16,58
29 Nov. ’22
48.305
67.935
17.029
104.435
23.006
18,94 22

,,

’22
49.865
66.841
16.040
107.375
24.488
19,84
15

,,

’22
49.968
66.143
12.855
109.506 23.989
19,60
8

’22
49.091
67.883
16.192 106.425
23.368
19,05
1

’22
50.665
68.190
15.034
108.845
22.726
18,34

7Dec. ’21
70.064
80.636
11.996 142.743
21.922
14,17
8 Dec. ’20
80.708
71.280 22.424
126.483
13.916
9,34

22 Juli ’14
11.005
33.633
13.735
42.185
29.297
52
1
1,,

‘)
Verhouding tusBchen Reserve en Deposits.

DUITSCHE RIJKSBANK.

Voornaamste posten, onder bijvoeging. der Darlehens-

kassenseheine, in duizenden Mark.

Data
Metaal
Daarvan
Ou
Kassen-
3C
cme
Ctrculat:e
Dek.
kings

30 Nov. ’22
1.069.630
1.004.848
77.786.910
754.086.109
14
23

’22
1.072.143
1.004.849
81.226.942 643.749.789
13
15

’22
1.066.555
1.004.848
51.113.171
582.105.055
9
7

.,

’22
1.071.992 1.004.852
49.122.674
517.036.199
10
31

Oct.

’22
1.067.996 1.004.853
41.026.323 469.456.818
9
23

,,

’22
1.059.934
1.004.854
39.338.089
409.973.301
10.

30 Nov. ’21
1.001.693
993.698 4.472.583
100.943.632
.5
30 Nov. ’20
1.097.935
1.091.648
20.362.563 64.284.419
33

23 Juli

’14
11.691.398
1.356.857
65.479
1.890.895
93
1)
Dekking der circulatie door metaal en Kassenscheine.

Dato
Wissels
Rek. Cr1.
Darlehen,kassensc/,eine
Totaal
In kas bij de
uitgegeven Retchs bonk

30 Nov. 1922
919.170.793
240.969.459 91.700.000 77.800.000
23

1922
801.471.152
201.378.931
95.200.000 79.000.000
15

1922
753.823.303
212.209.335
65.000.000 51.100.000
7

,,

1922
637.372.589
150.649.076
55.000.000 49.100.000
31 Oct.

1922
578.356.761 140.779.259
55.100.000 41.000.000
23

,,1922
482.302.075
112.161.295
53.400.000
39.300.000

30 Nov. 1021
115.469.084
25.313.114
11.829.700
4.379.900
30
Nov.
1020
55574647
173300311
32.806.400 20.315.600

BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten in duizenden 1 rancs.

Data
Goud
Waarvan
tn het
Buitenland
Ztiver
Te goed
in het
Buitenland

BulI.gew.
voorsch.
old. Staat

7Dec.’22
5.535.405
1.897.967
288.642
573.810
23.200.000
30

ov.
1
22
5.533.921
1.897.967
288.539 573.969
22.900.000
23

’22
5.533.764
1.897.967
288.521
571.586
22.600.000
16

’22
5.533.650
1.897.967
288.356 571.857 23.000.000

8Dec.’21
5.522.102
1.948.367
279.432 611.122 24.600.000
9 Dec.’20
5.498.063
1.948.367
265.589
598.210
26.600.000

23 Juli’14
4.104.390

639.620
– –

J4″tssels
Uttgc-
stelde
Wissels

Belee
ntng
Bankbil-

1
jelten
Rek. Cr1.
Parti-
culteren

Rek.
Cr1.
Stoot

2.264.728
29.248
2.204.494
36.383.961
2.118.627 28.533
,
2.818.868
30.207
2.145.784
36.114.050
2.116.042
68.142
i’
2.483.615 30.545 2.260.000
35.789.281 2.222.131
62.336
c’
2.259.710
30.690
2.145.577
36.321.246
2.064.681
19.393

2
62.339
2.314.029
36.666.338
2.454.393 62.559
3.337.909
418.049 2.163.836
39.920.306
3.836.326
152.881

1.541.980

769.400
5.911.910 942.570
400.590

BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE.

Voornaamste posten in duizenden 1 rancs.

Data
Metaal
mcl. lsuilenl.
saldt

van
buitenl.
vorder.

i
Ti
1

van
pram. d.
1
provinc.

hT
wissels
en
heleen.

Circu-
latie
Rek.
Cr1.

7 Dec.’22
338.620
84.653
480.000
738.497
6.661.322
211.137
30Nov.’22
337.816
84.653
480.000
791.566
6.704.738 257.249
23

’22
338.560
84.653
480.000 840.758
6.593.901
298.159
16

’22
337.995
84.653
480.000 859.808
6.621.467
158.263

8 Dec.’21
325.734 84.653
480.000
490.554 6.273.485
354.891
9Dec.’20
323 122
84.653
480.000
759.17615

965.604
1.046.814

VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.

FEDERAL
RESERVE BANKS.

Voornaamste posten in duizenden dollars.

Dato
Goudvoorrood
____

Zilver
cle.
Notes in
ctrcu-
Totaal
Dekking
In hel
bedrag
F. R.
N.

huttenl.
lalte

22 Nov. ’22
3.088.325
2.146.713

130.35812.299.391

15

’22
3.073.848 2.145.504

130.912
2.321.219
8

’22
3.080.755
2.165.119

130.527
2.340.074
1

’22
3.078.249
2.192.804

133.696
2.309.265

23 Nov. ’21
2.835.229
1.924.288

142.999
2.389.916
26 Nov. ’20
2.023.916
1.359.862
70.210
171.364
3.325.629

Data
Wissel,
Totaal
Depostlo,
Gestort
Kapttaal

Goud. Dek-
king,
perc. ‘t

Algem.
Dek-
hing,.
pe,c.
2)

22 Nov. ’22
871.596
1.894.988
106495
1

73,6
76,7
15

’22
913.699
1.939.510
106.448
72,1
75,2
8

’22 899.068
1 862.688
106.355
73,3 76,4
1

’22 848.422
1.914.248
106.292
72,9 76,0

23 Nov. ’21
1.274.567
1.728.497 103.216
68,8
72.3
26 Nov. ’20
2.983.133
2.333.042 99.020
39,9 43,2
‘)
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeischbare
schulden:
F. R.
r’Jotes en netto deposito.
2)
Verhouding totalen
voorraad muntmaterlaal en wettig betaalmiddel tegenover Idem.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET ÉED. RES. STELSEL.

Voornaamste posten in duizenden dollars.

Data
Aantal
Totaal
uitgezette
Reserve
b

de
Totaal
Waarvan
time
banken
gelden en
beleggingen
F. R. bank,
deposilo’s
deposits

15Nov.’22
785 11.233.218
1.391.559 14.967.857
3.651.805
8

,,

’22
786
11.265.261
1.369.950
14.981.761
3.647.510
1

,,

’22
786
11.274.786
1.400.091
15.051.881
3.642.103
25 Oct. ’22
787
11.248.908 1.345.743
15.039.667
3.618.187

16Nov.’21
807
11.353.212 1.269.059
13.452.583
3.002.576
19Nov.’20
824
16.793.574
1.343.951
13.951.534
2.786.045
….. ..

…………….Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht
23 Juli 1914

750.892

943.9641

-.

gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.

13 December 1922

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1079

EFFECTENBEURZEN.

.

Amsterdim, 11• December. 1922..

Het is alsof de wereld in ademlooze spanning is omtrent
hetgeen in de naaste toekomst te gebeuren staat; de inter-
nationale beurzen, die meestal wel een zuivere weerspie-
geling geven van cle algemeene opvattingen hebben deze
mentale gesteldheid gereflecteerd in een bijna absoluut
gebrek aan zaken. Het behoeft geen betoog, dat ook thans
wederom de beurzen bij onze Oosterburen hierop een uit-zouclering hebben gevormd. Te B e r 1 ii n, zoowel als op
andere beursplaatsen in Duitschiand, heeft cle hausse, de
catastrophen-hausse, ook gedurende de achter ons liggende
dagen geweldige afmetingen aangenomen; wederom zijn
koersverbeteringen van 8000 tot 25000 pCt. voorgekomen,
niet als uitzondering, doch, vooral voor. montaan-waardcn, als
regel en wederom heeft het bekende index-cijfer een stij-
ging van 2930 tot 3331 aangetoond. Voor een afmetiug van de werkelijke verhoudingen op economisch gebied echter is
de houding van de Berlijnsche beurs volkomen waardeloos
geworden. Zelfs thans, nu de variaties van de buitenland-
sche waarde van de mark tot fracties zijn ingekrompen, is
er ter beurze geen rem
voer
de koersverheffingen te ont
dekken. Deze zijn dan ook veeleer het gevolg van een
paniek-stemming ten aanzien van het toekomstig verloop
van de binneu]andsche waarde van de mark; voorts kun-
nen zij als symptoom gelden van de speculatie-woede, lie
vrijwel iedereen in Duitschland heeft aangegrepen. De lust
om beschikbare gelden in effecten om te zetten, vooral nu
de aankoop van vreemde deviezen niet meer zoo gemaK-
kelijk gaat, is zoo groot geworden, dat bij herhaling rant-
soeneering van beursorders heeft moeten plaats vinden.
Deze wijze van uitvoering van opdrachten heeft een nieuw
euvel in de hand gewerkt: het
?najoreeren der orders. Op
dezelfde wijze, waarop te onzeni vaak inschrijvingen op
nieuwe emissies worden ingereikt, worden thans in Dnitseli-
land orders voor aankoop van fondsen geplaatst. Het
spreekt vanzelf, dat hierdoor een juist overzicht over den werkelijken omvang der zaken geheel wordt vertroebeld
De omvang der orders wordt oojc vergroot door buitni-landsche aankoopen; vooral enkele montaanwaarden mo-gen zich bijzonder in de gunst van het buitenland verhen-
:gen. Voorts werd de hausse in de hand gewerkt door de
berichten uit Londen, volgens welke de Fransche poli-
tiek op een bezetting van het Roergebied zou aansturen;
op het oogenblik van samenstellen van dit overzicht is nog
niet bekend of tea aanzien van dit vraagstuk overeensteni-
ming tusschen de Geallieerden is verkregen.
])e beurs te L o n d e n is uitermate lusteloos geweest; de
omzetten zijn tot minimale verhoudingen ingekrompen.
Deze beurs heeft derhalve wel in groote mate de algemeen
heerschencie stemming van afwaehten weergegeven. Onge-tvijfeld ‘waren er echter ook speciale factoren, die tot dezen
stand van zaken aanleiding hebben gegeven. Zoo waren
o.a. petroleumwaarden ongeanimeerd in verband met de
komende emissie van £ 800.000 aandeelen Ango Persian.
Doch in hoofdzaak was het toch de algemeene politiek, die
cle stemming heeft bepaald. De strijd, die de Engelshe
diplomatie tegen de Fransche heeft te voeren en vaarv.tn
de uitslag tot nu toe onbeslist is gebleven, heeft natuurlijk
niet kunnen bijdragen tot een verlevendiging van het
heursaspect.
Ook te P a r ij s is de markt stil gebleven, doch hier out-stond een meer uitgesproken ongeanimeerde tendens. On-
danks den teruggang van den Frauschen wisselkoers — zij
het’ in geringe mate – konden de etfecteukoersen geen
verbetering duclergaan; in sommige gevallen bleef het be-
,staande uiveau zelfs niet gehandhaafd. De oorzaak hiervaii
moet wederom worden gezocht in de buitenlandsche poli-
tiek. Al gaat de beurs in het algemeen geheel accoord met
de opvattingen van het Fransche Gouvernement, ook in-
zake de eventueele bezetting van nieuwe gedeelten van
:Duitschlancl, aan den anderen kant zijn haar voelhorens
fijn genoeg om de onvermijdelijke moeilijkheden, die hier-mede gepaard zouden gaan, onmiddellijk te ontdekken. Af-‘gezien van de directe kosten is men in Fransche beurskrin-
gen bevreesd voor een breuk in het Entente-blok en voor
een oppositioneele beweging in Dnitschland zelf. Onder
deze omstandigheden zijn vele beleggers er reeds toe over-
gegaan hun Fransche waarden te realiseeren en om te zet-
ten in buitenlandsche effecten of dito betaalmiddelen. Af
te wachten blijft, we]ken iuv]oed één en ander op den J’ran-
schen wisselkoers en op de fondsenbeurs ook verder zal
uitoefenen en of de Fransche regeering hierin aanleiding
zal vinden haar politiek, die vermoedelijk principieel on-
gewijzigd zal blijven, in anderen vorm voort te zetten.
Ook de beurs te N e w Y o r k is als geheel niet gunstig
van toon geweest. Er was hiEr echter een scherpe ;eheiding

op te merken tusschen verscitiliende groepen van fondsen;
doordat bepaalde groepen Vrij aanmerkelijke koerarijzingcu te aanschouwen konden geven, was het algemeen aspect van
Wallstreet toch niet flauw te noemen. Tot laatstgenoemde
af deeling behoorden vrijwel. alle industrieele vaarderi; in
het voorste gelid stonden automnobielaancleeen. Dc bedrij-
vigheid in deze industrie blijft nog steeds buitengewoon
groot, zoodat eenige fabrieken reeds zijn overgegaan tot het
uitkeeren van ,,stock”-clividenden, terwijl dit van andere
wordt verwacht. Doch ook de stâal-in.dustrie mag zich in
grooten.bloei verheugen; weliswaar is het totaal der onuit-
gevoerde orders der Steeltrust over de maand November
ietwat teruggeloopen (met circa 62.000 ton), doch cle oor-
zaak hiervan moet worden gevonden in de onderhandclin-
gen, die gedurende die maand zijn gevoerd tusschen de ge-
noemde trust en de conserven-fabrïkanten betreffende de
levering van conservenblikjes. Bij de maandwisseling had-
den deze onderhandelingen nog niet tot orders geleid –
hetgeen echter inmiddels wel het geval is geworden.
Aan den anderen kant bestond evenwel vrij groot auta-
gonisme tegen de spoorwegen, welke beweging voorname-
lijk van de farmers uitging. Deze groep van burgers ver-
krijgt voortdurend meer invloed in de Unie en daar de toe-
stand van de spoorwegen niet zoodanig is, dat de. oogsten
snel en goed vervoerd kunnen worden, is de stemming van
de boeren, en hierdoor die van het speculeerend publiek,
goed te verklaren. Veelal wordt ‘hierbij uit het oog ver-
loren, dat het gebrek aan rollend materieel, de vaak slechte
toestand van den weg, enz. niet aan ontoereikend beheer,
doch aan de onmogelijkheid om gelden voor spoorwegverbe-
teringen te verkrijgen (die tot voor korten tijd heeft be-
staan) moet worden geweten.
Te o n z e n t heeft de markt voor beleggingswaa.rden een
onregelmatig verloop gehad. Binnenlandsche staatsfondsen
waren over liet algemeen vast gestemd, vooral nu nien
steeds sterker van de w’aarde-vastbeid van den Holland-schn gulden overtuigd begint te raken.
Toch was er tegen het einde van de beursweek een zekere
veifeling te onderscheiden, die vermoedelijk werd veroor-
iaalct door geruchten van een op handen zijnde nieuwe
Staatsleening. De gerdcliten klonken aanuemelijk, gezien
het bedrag der vlottende schuld, die thans tot 700 á 800
nillioen gulden is opgeloopen.
Van buitenlandsche staatsfondsen
waren Mexicaanche
soorten gevraagd in navolging van Londen.

4 Dec. 8 Dec. 11 Dec.
Riizinof

6

0
/0
Nederland 1922 ……997/
s

99
2,
1
82
99’11i6
– 11I6
5

o/o

,,

191 8 …… 8891
1
,

881

89
1
116 + .h
4’1
01

,,

1916 …… 88

.88%

Sl/
jo

—/
e

4

0/

,,

1916 ……81
0110

81’116

81%

-f- ‘/to

3’1
0
1

,,

72%

72% –
3

i

,,

62%

61’18

62%
2
1
1
0
/0
Cert. N.W. S……….52

51
I1/

52j

+
1
/a
7

o/
o
Oost.Indië 1921 ……l00/
1011

101% +
6

01

,,

1919 …..96

96

96’1

+
‘J
5

olo

,, .

1915 ……93

93%

93’1

+ Vs
4
°i
Oostenr. Kronenrente 3

.

1/ – 1
5
°io
Rusland 1906 ………

4%

3%

4%

+ %
4
0/
Rusl. bij ilope & Co. 4%

4%


4

O/
Japan 1899 …………68/


5 ol
o
Brazilië 1895 ………50

48%

– 1%
8
o/
San Paulo 1921 …… 92% .. 91718


6
o/
Amsterdam 1920 …… 99
,
1

100/8 100h1

± %
7 ol
o
Rotterdam 1920……103

102% 102118 –

De
aandeeleamarkt
was over de geheele linie zeer kalm,
doch met een gedecideerd vasten ondertoon. Bij sommige
af deelingen kon men op sommige dagen zelfs van een be-
paald opgewekte stemming spreken, al. bleven de omzetten
toch nog gering. In de eerste plaats konden wel
tabaksaan-
deden
flinke verbeteringen behalen; hoewel reeds eenige
weken geleden- bekend was, dat de vraag voor den nieuwen
oogst voor Amerikaansche rekening zeer aanzienlijk was, schijnt dit eerst in de achter ons liggende week in breeder
kringen te zijn doorgedrongen. Hoe het zij, de vraag naar
tabakswaarden was zoodanig, dat alle soorten de berichts-
veek op hooger peil verlaten.
De
rubberniarkt
kon zich handhaven; groote koersva-
naties kwamen hier echter niet voor, behalve voor aan-
cleelen Hessa.
Flauw waren daarentegen aandeelen van bnnkinstellin-
gen, speciaal aandeelen Amsterdamsche Bank. Als oorzaak
werden ter beurze genoemd verliezen, die verschillende in-
stellingen ook nog gedurende dit jaar zouden hebben gele-
den; aan den anderen kant is men echter geneigd aan te
nemen, dat bij de groote afschrijvingen van het vorig jaar
reeds voldoende met eventueel nieuwe verliezen rekening
is gehouden. In .dat geval zouden de reacties zijn toe te

:1080

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

13 December 1922:

schrijven aan de overweging, dat de econoiische toestand
van ons land in 1922 vermoedelijk den banken niet veel
gelegenheid heeft gegeven tot het behalen van groote
winsten.
De
suilcermerkt
bleef stabiel; de hoogere noteeringen
voor Cuasuiker werkten tot die stabiliteit mede, al kon-
den zij geen hoogere koersen voor Indische suikeraandeelen
in het leven roepen.
Van
industrieele waerdQn
traden Jurgensaandeeleu op
den voorgrond; een zeer vaste stemming was hier over-
heerschend. Het fonds heeft zich thans weder geheel los-
gemaakt van cle fluctuaties van de mark.
Pet i-oleurnwaarden
bleven veronachtzaamd en over liet
algemeen lusteloos.

Amsterdamsche Bank ……1
24
IncassoBank ………………
Koloniale Bank ……………
1
Ned. Handel-Mij. cert.v.aand.
1
Rotterd. Bankvereeniging… Amst. Superfosfaatfabriek..
30

Van Berkel’s Patent ………
35
34
Gouda Kaarsen

……………
77%
78
Roll. Draad- en Kabelfabriek
73
70
Jurgens’Ver.Fabr.geiv.aand.
44
45s
a

,,

,,

,,

pr. aand.
593
59i/
Leerdam Glasfabrieken ……
39%
Philips’ Gloeilampenfabriek
245%
Vereenigde Blikfabrieken…
93
Vereen.Chemische Fabrieken
26
Compania Mercantil Argent.
Cultuur-Mij. d. Vorstenland.
160
Handelsver. Amsterdam ……
367%
Handelsverg. Reis
&
Co …….
24
Int. Crediet- en Handelsverg.
Rotterdam

………………
164
– –
Linde Teves
&
Stokvis ……
71K 70K
70818

Tels
&
Co’s Handel-Mij ……. 6’/

5%

Redjang Lebong Mijnb.-Mij.
102K
103 102

K
Gecons. Roll. Petroleum-Mij.
125K
1291
8

130/
+
4
7
18
Kon. Petroleum-Mij. ………
399/
403K
403%
+
4
18
Orion Petroleum-Mij……….
Afgest. Aand.
38
38K
38K
+
K
Steaua Romana Petroleum
Mij.-… Afgest. Aand.
28
– –
Amsterdam-Rubber-Mij ……
11 61
116
,
18
115
5
18

1
Nederl.-Rubber-Mij.

………
67K
64K
65

2K
Oost-Java-Rubber-Mij. ……
180
173
178
—2
Deli-Batavia Tabak Mij-


270%
277w 273K
+
2
Deli-Maatschappij

…………
225K
238
237K
+
12
Senembah-Maatschappij


313K 323K
321
+
7
K,
De
seheepvaartmarkt
was wel
stil,

doch
merkwaardig
vast; groote reacties vonden hier
niet plaats en
het was
opmerkelijk, welk een gering
aanbod slechts tegenover
de
toch ook niet groote vraag
kon worden
gesteld.

4 Dec. 8 Dec.
11 Dec.
Rijzingof

Holland-Amerika-Lijn

……
115%
118K
118
+2%
,,

,,gem.eig
103K
104’1
1 02

K
Hollandsche Stoomboot-Mij
29%
30
28%

1%
Java-China-Japan-Lijn ……
71
– –
Kon. Hollandsche Lloyd
17%
171
16%
—%
Kon. Ned. Stoomb.-Mij …….
64% 66%
65%
±
1
Konink.Paketvaart-Mij.


87%
88%
87%
+ %
Maatschappij Zeevaart ……
58K
58
58

K
Nederl Scheepvaart-Unie
91%
921
92K
+ %
Nievelt Goudriaan …………
104K
108%
105
+
K
Rotterdamsche Lloyd ………
12l/
121%
120%

1
16
Stoomv.-Mij. ,,Nederland”
126
127
128
+
2
,,Noordzee’


35

35

De
Arnerikaa’nsche afdeeling
volgde zeer nauwkeurig
de
opvattingen van New York;
derhalve waren ook te onzent
industrieele waarden vast en

poorwegfondsen lager. Ook
voor

obligaties is

de belangstelling niet
meer zoo
groot,
nu de recente

aankoopen,
ingevolge
de
daling
van den
dollar, den koopers nog geen
profijten
hebben gegeven.

4 Dec.
8 Dec.
11 Dec.
Rij:ingo

Americ. Smelting
&
Refining
55
549
55
Anaconda Copper

…………
99
97K
98

1
Studebaker Corp-

…………
127
6
/
8

130%
134%
–t-
Un. States Steel Corp . ……
106
10518
106″1

+
“/ie

Atchison Topeka ……………
107% 102%
L0411

3V8
Ene

………………………..
.
lIK lIK
11
,
15

Southern Pacific ……………
935/
s

90%
90
8
19
3
Union Pacifie ………………
•1464
144%
143K
—3

4 Dec. 8 Dec. 11 Dec.
Rij:ingof

Int. Merc. Marine onig. gew. I2
3
1

121

13

+ 8/
prei. 51%

501

52

± %
De
geidmarkt
was iets stroever; prolongatie 4 pCt.

Rectificatie. – In het vorig overzicht is sprake
van het voorstel van de directie der Hollandsche Bank
voor Zuid-Amerika, om 70 pCt. op de aandeelen af te schrij-
ven. Bedoeld werd
tot op
70 pCt. der nominale waarde af
te schrijven, dus deze met 30 pCt. te verminderen.

GOEDERENHANDEL
GRANEN.

De weerberichten uit Argentinië worden nu dagelijks
overgeseind. Den eenen dag regende het, den volgenden dag
was het weer mooi weer. Ernstige schade door regen kan
men moeilijk aannemen dat cle oogst ondergaan heeft. De
prijzen bleven evenwel tamelijk vast. Hetzelfde geldt ook
van de Noord-Amerikaansche markten. De Mei-te1-3nijIl in
Chicago steeg van 4 tot 11 December van 1157/
s
tot 1
2
0%.
In denzelfden tijd liep de prijs te Winnipeg slechts op van
106% tot 1097/
s
. Voor Noord-Amerika
was
er wederom reden
willig gestemd te zijn door de zeer groote verschepingen die
plaats vonden. Natuurlijk is dit voor Europa eerder een
reden om flauw gestemd te zijn, doch het valt op, dat van
deze verschepingen weder een betrekkelijk gering gedeelte
voor het grootste importland, Engeland, bestemd is. Het
grcotste deel van de verschepingen is bestemd voor Italië,
dat nu ongetwijfeld wel zeer ruim voorzien: zal zijn. In-
tusschen heeft ook de Duitsche regeering wederom inkoo-
pen van tarwe gedaan. Alles bijeen genomen was er vol-
doende vraag om de prijzen te handhaven, waarvan de
haussiers in Amerika een gretig gebruik gemaakt hebben.
Het merkwaardige geval doet zich voor, dat de December-
termijn in Chicago hooger staat dan de Mei-termijn, terwijl
het normaalis, dat Mei zooveel hooger staat dan December
als de kosten en interest van het bewaren van het gi-aan
bedragen. Deze laatste verhouding vinden wij dan ook in de Winnipegmarkt en het zou ongetwijfeld den haussiers
niet gelukt zijn in verhouding tot de Mei-termijn de De-
cember-termijn vast te houden, indien niet ten gevolge van
het nog onvoldoende vervoer over de Amerikaansche spoor-
wegen de aanvoeren in Chicago de laatste maanden onvol-
doende geweest waren.
])e overige berichten van het Zuidelijk-Halfrond zijn guii-
stig, doch het aanbod van Australische tarwe is nog niet
drukkend. Wel schijnt een en ander van deze tarwe cinar
de Middellandsche Zee verhandeld te zijn. De Antwerpsche
markt is op het oogenblik overvoerd; tamelijk groote hoe-
veelheden liggen daar onverkocht opgeslagen.
Ook de vraag voor rogge blijft in Europa vrij goed, zon-
dat het niet te verwonderen is, dat de prijzen in Noord-
Amerika, practisch gesproken het eenige exportland, opge-
loopen zijn.
De verschepingen van mais van Noord-Amerika blijven
gering, die van Argentinië zijn wederom toegenomen. Dien-
tengevolge zijn de meeste Europeesche markten tamelijk
overvoerd met La Plataznaïs en de prijzen zijn dam

door
gedaald. In Argentinië blijft de markt vrijwel onveranderd,
en ook op af lading zijn de fluctuaties gering. De meeste
Europeesche markten hebben zich voor Noord-Amerikaan-
sche mais teruggetrokken. Duitschiand, Nederland en
Scandinavië zijn vrijwel de eenige landen die belangstellen.
De prijzen in Chicago bleven ook van dit artikel zeer vast. In gerst ging weinig om; de prijzen blijven ongeveer ge-
handhaafd. Voor haver zijn in de meeste markten de prij-
zen iets lager.
Lijnzaad bleef tamelijk iast gestemd in Argentinië. In
Europa was de belangstelling zeer gering, nog steeds is de
vraag naar olie, ondanks de geringe voorraden, niet van dien aard om den prijs te brengen op een punt, waar het
bedrijf voor de olieslagers wederom loonend is. Toch wordt
af en toe gekocht om de fabrieken zooveel mogelijk aan den
gang te houden.
M a r kt en i n N e d e r 1 an d. De toestand van de
tarwemarkt is hier onveranderd gebleven, slechts spoedig
gewachte partijen trekken eenige belangstelling, mede in
veiband met het feit, dat de fabrikanten niet gaarne meel-
contracten op levering afsluiten. De vraag voor mais was
teleurstellend. Een groot gedeelte van de aangekomen maIs
werd niet door het binnenland opgenomen. De voorraden
van La Platamaïs zijn niet groot, doch waarschijnlijk zal
er een volle lading naar Rotterdam gedirigeerd worden.
Ook hier had de vraag voor gerst en haver weinig te be-
teekenen, evenals voor lijnzaad. –
Zie voor den staat volgende pagina.

4 Dec. 8 Dec.
11 Dec.
Rijzing of
daling.

117K
116%
—7%
96%
91
—5%
32%
134/8
+
1K
34
133%
91
91%

—K

133%
l33i

331/
s

83
70
478/
s

65

– 1

+5K
—3
+ 38/s

+5%

247%

+2%

94/8
+
l/8
29 25
—1
33

33
32/
8
18

l59/ l59/

1e/
is

373
374i
+
7

23%

—K

13′ December 1922

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

Noteerngen.

Chicago

1

Buenos Ayres
Data

Tarwe

Mais

Haver

Tarue

Mais Lijnzaad
Dec.

Dec.

Dec.

Dec.
1
Dec.
1
Dec.

9Dec.’22
122
8
1
72e/s
45’/
11,65
7,65
18,80
2

,,

1
22
118’/
70X
43
11,60
7,75 18,80
9Dec.’21
11 1,f4
48Y
2

32
5
,
1
8

12.20
8,-
17,85
9Dec.’20
175
73 48
18,40
8)

9,35
1
)
19,40
1)

9Dec.’19
246
1
41
78
1
/
8
13,90
2)

6,80
2)

24,55
8)

20Juli’14
82
56
8
/
8

36
1
/,
9,40
5,38
13,70
1)
per Februari.
2)

Februari.

Locoprijzen te Rotterdam/Amsterdam.

Soorten
II Dec.
1922
4 Dec.
1922
12 Dec.
1921

Tarwe*

……………’)
13,50 13,75
13,50
Rogge (No. 2 Western) ‘)
11,75 11,70
12,25
Maïs (La Plata)

……
2
)
185,-
196,- 200,-
Gerst (48 ib. maltiiig) ..’)
194,-
196,-
2 14,-
Haver (38 ib. whitecl,)
.
.’)
10,70
11,25
12.75
Lijukoeken (Noord.Ameri.
ka van La Plata zaad”)
13,50
13,60
18,-..
Lijnzaad (La Plata).
. .
,)
425,-
422.-
380,-

1
)p. 100 K.G.
1)
p. 2000 K.G. ‘1 per 1960 K.G.
•) Nr. 2 Hard/Red Winter Wheat.

AANVOEREN in .tons van 1000. K.G.
Rotterdam

Artikelen.

1

3,12 Dec.

Sedert

1
Overeenk.
1922

1
1
Jan. 1922
1
tijdvak 1921

Tarwe ……………..25.562

1.062.989

1:422.018

Rogge ……………..2.938

332.752

141.801

Boekweit …………..
..80

12.040

9.558
MaIs

……………..23.717

907.088

963.618

‘Gerst
.
……………..2.426

144.386

241.024

Haver ……………..3.738

106.631

70.429
Lijnzaad ……………-

169.387

146.424

Lijnkoek ……………1.760

120.491

110.851 ni
Tarweeel ………’

2.865

63.129

53.330
Andere meelsoorten..

529

9.710

37.646

SUIKER.
in N e
w
Y o r k was cle markt de afgeloopeu week vast
van toon met stijgende tendens. De uoteeringen op de ter.
mijnmarkt aldaar aan het begin en einde der week luidden
als volgt: December 3,5613,77; Maart 3,3213,48; Mei 3,45/
3,58 en juni 3,5613,70. Groote afdoeniugen vonden echter
niet plaats wegens de vasthoudendheid der Cubaplanters.
De C u b a-statistiek luidt:

1922

1921

1920

tons

tons

tons
Weekontvaugsten 2 Dec. .

9.000

29.000

10.015

rI
O
t ontv. 1 jau.-2 Dec

3.891.000 3.936.000 3.730.077
Weekexport 2 Dec . ……

40.000

59.000

11.555
Tot. exp. 1 Jan.-2 Dec. . 3.809.000 2.393.740 3.607.207

Tot, voorraad op 2 Dec

49.000

968.000

243.896
in verband met de gunstige stemming in Amerika waren
ook de overige wereldmarkten zeer prijshoudend.
Op J a v a vonden nieuwe verkoopen van nieuweir oogst door de Producenten Trust plaats tot de verhoogde limites.
Voor disponibele suiker was cle stemming afwisselend’
traag en vast en werd Superieur verhandeld tusseben
f13 en
f
13,374 e.k.
ii i e r t e 1 a ii cl o was cle ondertoon der markt wel vaz
ter, doch men ging volstrekt niet mee in verhouding tot
.Ainerika. De noteeringen veranderden bijna niet en cle
markt sloot prijshoucleud op
f
23%
/ 3′
voor December;

f
23,374/% voor Januari;
ƒ
23,87Y2/24Y
4
voor Maart en
April, en
ƒ
24,12Y.„137y2 voor Mei. De omzet bedroeg onge.
veer 1000 tons.
NOTEERINGEN.

Londen

New York
msler.

Whlte Java

Amer. Gra. 96 Pct
Data

dam per Tates

fo.b. per

nulaled
c.i.f.

Celri

Dec. Cubes

j
No. 1 December/Januari

December

uga $

Sh.

Sh.

Sh.

$ ets.

5 Dec. ’22 f2318

561-

1919

2313

5,75 28 Nov. ’22 „23Y2

56j-

201-

2313

5.78

5])ec. ’21 ,,19′

5416

17/9

1913

4,11

5 Dec. ’20,, –

841-

361-

5,32

4Juli 14,,11
13
1
32
181-

326

KOFFiE,
(Mededeeling van de Makelaars G. Duurin,g & Zoon, KoU!
& Witkamp, Leouard Jacobson & Zonen en G. Bijdendijk).
Noteeringen en voorraden.


Data
Rio
Santas
Wisselkoers

1

No.4

Voorraad
Prijs

Na.7
Voorraad
1

9 Dec.1922
1.496.000 117.625
2.224.000
1
22.200
6
19
1,
2

,,

1922
1.547.000116.950
2.217.0001

21.900
6811,,

25 Nov. 1922
1.559.000116.875
2.169.000
1
21.900
027,
V
82
9 Dec. .1921
1.784.000
113.350
2.932.000
11.7.800

“281
182

Amsterdam
Totaal

3112 Dec.
1922
1

Sedert’
1 Jan. 1922
Overeenk.
tijdvak 1921
1922
1921


34.509 46.482
1.097.498
1.468.500


1.831
332.752
143.632


576 12.040 10.134
10.377
95.818
106.903
1.002.906
1.070.521
4.325
8.871
9.010
153.257
250.034
242
292
4.285
106.923
74.714 3.900
76.838
11
5.67
1
246.225 262.095

1.547
29.958
122.038
140.809 1.180
7.540 4.955
70.669 51.285
50 2.665
2.047 12.375
39.693

Ontvangsten.

Rio
Santos
Data
Afgeloopen
1

Sedert
Afgeloopen
Sedert
week
1
Juli
week
1
Juli

9 Dec.

1922….
69.000
1.610.000

1

156.000
3418.000
9 Dec.

1921

79.000
2.053.000
153.000
3 968
000

KATOEN.

Noteerng voor Loco-Katoen.

(Middiiing U.plands).

9 Dec. ’22
12 Dec. ’22 25
Nov.
‘221
9 Dec.
’21
1
9 Dec. ’20

New York vcior
Middling

..
25,10e

25,25c

25,70c18,10e

16,25c
New Orleans
voor Middling
24,75e

25,25e

25,62c

17,-
c

15.-
c
Liverpool voor
Fy
Middling
114,35 d’

14,79 d
2
,
14,85
d
8

11,35
cl

12,54 d
1)

8 Dec. ’22.
2)

1
Dec. ’22.

8)
24 Nov.
1
22.

Ontvangsten in-
en uitvoeren van Amerikaansohe havens.
(In dulzendtallen balen)

1
Aug.
’22
Overeenkomstlge perioden
tot
9 Dec. ’22
1920-21

1

1919-20

Ontvangsten Gulf-Havens..
3031
2290
2345
Atlant.Havens
638 542
633
Uitvoer naar Gr. Brittannië
789 657
794
‘t Vasteland.
1676
1882
1245
Japan etc…


Voorraden in duizendtallen
8
Dec. ’22 9 Dec. ’21
10
Dec. ’20

Amerik. havens ……….
1089
1380
1355
Binnenland …………..
1435 1553
1471
.

104
21
New York

………… …-
.

406 442
New Orleans
…………..-
Liverpool

……………
770 940
‘904

COPRA.
De markt was deze week voortdurend vast gestemd, en
het aanbod was in het algemeen zeer gering, daar de prijzen
op Java voortdurend te hoog blijven. Amerika blijkt ook sterk in de markt te zijn voor Cocos-
olie en Copra.
De markt sluit met koopers tot de volgende prijzen:
Java f.m.s. stoomend en/op aflading tot
f
28,75
Ned.’Ind. f.n.s. ,,

,,

,,

,, ,, 28,50
naar Holland/Hamburg/Breinen.
11 December 1922.

1082

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

13 December .1922

RUBBER.

De markt was iets kalmer gestemd in de afgeloopen week.
Amerika treedt op het oogenblik niet als kooper op, het-
geen prijzen eenigszins beïnvloedt.
De noteeringen zijn als volgt:
einde voorafgaande week:

Prima Crêpe December.. 73K ct.
.

……..

75Kct.
Jan./Maart

74
……….75K
April/Juni

75


Smoked Sheets December

74K

…………
74
Jan/Maart 74K
April/Juni

75

,,
……….
77

11 December 1822

VERKEERS WEZEN

SCHEEPVAART.
GRAAN.

Data Petra

Lo”/en
Rdam

Odesso
Rotter-
dam

Au. Kust
Ver. Staten
San Lorenzo

Rotter.
Bristol
Roiter.
Enge.
dam
Kanaal
dam
land

4-9 Dec.

1922


14K

1
3/4K
27j8
2718
27 N.-2 Dec. 1922


14Kc.
1

317
2815 2815
5-10 Dec.

1921


41- 41-
2716 2716
6-11 Dec.

1920




501-
501-
Juli

1914 11 d.
7/3
1111
1
1,
1/ll’/
121- 121-

KOLEN.

Data

Cardifi
Oostk. Engeland

Bordeaux

Cenua
Po,t

La
Plato
Rotter.
Gothen.
Said
dam
burg

4-9 Dec.

’22
71-
1012
1116 1118
518
81-
27 N.-2 Dec.’22
71-
1019
1211
11110
517
81-
5-10 Dec.

’21
714K

1216
1416 1816
613
819
6-11 Dec.

’20
1216
201-
151-
– –

Juli

1914
fr. 7,—
71-
713
1416
312
41-

DIVERSEN.

Bombau Birma
Vladioo.
Chili
Da
0
t
West
West
stock
West
Europa Europa
West
Europa (d. u,.) (rijst)
Europa
(salpeter)

4-9 December

1922..
2718
331-
351-
331-
27 Noy.-2 Dec.

1922..
2619
301-
351-
321-
5-10 December 1921..
2013

351.-.
3819
6-11 December 1920..
501-


701-
Juli

1914..
1416
1613
251-
2213

) Amer. cents
p.
100 Ibs.
Graan Petrograd per quarter van 496 ibs. zwaar, Oaessa per
unit, Ver. Staten per quarteT van 480 lbs, zwaar.
Overige noteerin gen per ton van 1015 KG.

VRACHTENMARKT.
Sinds ons laatste overzicht toonen bevrachters meer be-
langstelling voor bevrachtingen van Noord-Amerika dan
van La Plata. In verhouding tot wat te voren gedaan is,
zijn de bevrachtiugen van. La Plata de laatste week zeer
gering geweest. Voor een handige kleine boot met De.em
beraflading is echter 30/- betaald van niet boven San
Lorenzo met de optie een volle lading beneden tegen 2/6 minder. Dit cijfer staat stellig in verband met de weinige
ruimte, die voor December beschikbaar is. Er wordt momen-
teel weinig Argentijusch graan verkocht, hetgeen. natuurlijk
van invloed is op de vrachten. De reeders hebben echter
geen haast om te bevrachten, waardoor er geen groote val
is veroorzaakt. Op het oogenblik is er 27/6 less 6 d. van
niet boven San Lorenzo te maken voor Januari afladiug.
Er zijn nog steeds lijnzaadorders in de markt van Rosario
naar Noord-Amerika, waarvoor thans $ 6,25 wordt ge-
noteerd.
De vraag voor ruimte van Noord-Amerika is goed, voor-
al voor bestemming Middellandsche Zee. Er is een boot
afgesloten van Portiand naar Napels tegen 21 cents per
100 lbs. met December-aflading. Naar Engeland is 316 per
qr. te maken voor December of Januari en van St. John 310
voor December-aflading. Naar Antwerpen-Hamburg range
is de vracht 14 tot 14Y2 cents.
De uitgaande vrachten van Engeland zijn weer lager.
Booten met December-af lading naar Buenos Aires en Monte
Video zijn bevracht tegen 11/6 per ton.
In het Oosten blijven de hoogere vrachten gehandhaafd
en booten van de Middellandsche Zee gaan in ballast naar
Engelsch-Inclië.
Van Austra.lië is 47/6 te krijgen.
12 December.


INKLARINGEN.
DORD.RECHT/ZWI.1 NDRECHT.

Noveniber 1922
November 1921
Landen van
herkomst
Aantal

N. R. T. echepen
Aantal

N. R. T.
schepen

Binnenl. havens
7
4.307
1
112
Groot-Brittannië
6
1.062
1
160
Duitschiand
1
283
13
3.675
Zweden
1
297


Danzig
6
1520
2
1.039
Finland
1
611
1
570
België


1
110
Spanje
1
1.305

23
9.385
19
5.666
Totaal ….

Nationaliteit.

Nederlandsche
3
2.088
3
382
Brit sche
7
2.367
16
5.284
Duitsche
12
3.733


Zweedsche
1
297


Totaal ….
23
9.385
19
5.666

(Gerard Mauritz.)

Verschenen:

Dr. J. A. EIGEMAN

De Wijsgeerige Grondslag der

Marxistische Staathuishoudkunde

en hare waarde voor den tegenwoordigen tijd

Prijs f6,90

Nijgh 4 Van Ditmar’s Uitgevers=Maatschappij, Rotterdam, Wijnhaven

Auteur