Ga direct naar de content

Jrg. 7, editie 359

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 15 1922

15 N0V17MI3ER 19

A UTEU1?SRECHT VOORBEHOUDEN
Economisch~Statistische

Ben

.

chten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

11
7E
JAARGANG

WOENSDAG 15 NOVEMBER 1922

No. 359
II

INHOUD

BIz.
DE N!DERLANDSCH-INDISCHE BEGR00TING vooa 1923 ….. 976
Redelijke Loonen door
M. Triebels ……………….
.
978
Kunstmatige en natuurlijke sociale politiek. Een Indisch
probleem door
Dr. J.
E.
Boeke ………………..
980
Loonstatistiek der Amsterdamsche Gemeentewerklieden door
Mr. J. Bierens de Baan Jr…………………….
981
Het Bevolkingsvraagstuk hier te lande door
Prof.
Dr. 0.
A.
Verrijn Stuart
met naschrift door
Prof. Mr. E. W.
M
ethorst………………………………….
983
De Financieele Reconstructie van Oostenrijk II ……….. 984
Index-cijfers
…………………………………
987
AANTEEKENINCEN:
Werkloosheidssteun in Engeland
………………
988
Kosten van levensonderhoud van arbeidersgezinnen te
Amsterdam
…………………………….
989
MAANDCIJFERS:
Résumé uit het ,,Monthly Bulletin of Statistics” ……990
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN

991-998
Geldkoersen.

Effectenbeurzen.
Wisselkoersen.

Goederenhandel.
Bankstaten.

Verkeerswezen.

INSTITUUT

VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J. Bruiiik.
Assistent-Redacteur voor het weekblad: D. J. Wansink.

Secretariaat: Pieter de Hooghweg 1, Rotterdam.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruige Plaatweg 37.
Telefoon Nr. 3000. Postchèque- en. girorekening
Rotterdam No. 8408.

Abownementsprijs voor het weekblad franco p. p.
in. Nederland f 20,—. Buitenland en Kolontiën f 25,-
per jaar. Losse nummers 50 cents.

Leden en donateurs van. het Instituut ontvangen
het weekblad gratis.

De verdere publicaties van het Instituirt uitgaande
ontvangen de aborvn.’s, leden en donateurs kosteloos, voor zoover daaromtrent niet anders wordt beslist.

Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abonne-
ment volgens tarief. Adrr&in’istrajie van abonnementen
en advertenties: Nijgh & van Ditm.ar’s Uitgevers.
Maatschappij, Rotterdam, Amsterdam, ‘s- Gravenhage.

14 NOVEMBER 1922.

Do geldrnar]ct was wederom vast: In het midden

der week scheen het alsof er een lichte verruiming
zou intrecien en enkele posten particulier disconto

konden voor 313/ pOt. plaatsing vinden, maar later

was opnieuw niet onder 37/
s
pOt. te plaatsen. Ook de

prolongatierente, die tot 34 pOt. teruggeloopen was,

trok weder aan en verder werd 3 pOt. genoteerd.
*

*

De weekstaat van de Nederlandsche Bank vertoont

ditmaal geen wijzigingen van groote beteekens. De

post binnenlandsche wissels, die verleden week met

bijna
f
20 millioen was opgeloopen., geeft thans weder

een daling van
f
6,6 millioen te zien. Deze daling

komt voor een goed deel op rekening van afgelost

schatkistpapier;. het bedrag der rechtstreeks bij . de.

Bank geplaatste shatkistpromessen liep i.n de afge-

loopen week van
f
80 millioen tot
f
15 millioen terug.

De beleeningen vertoonen een daling van
f
4 mii-

lioen; het renteloos voorschot aan het Rijk en de

post munt en muntmateriaal bleven vrijwel op de-

zelfde hoogte.

De post papier op het buitenlandS nam met
f 0,9

millioen af. Tegelijkertijd daalden ook de diverse reke-

ningen onder het actief met
f
0,2 millioen. Of de

Bank in de afgeloopen week al dan niet dollars heeft

afgegeven is uit deze cijfers niet met zekerheid op

te maken. De daling van laatstgenoemden post kan

evengoed een andere oorzaak hebben gehd.

De biljettencirculatie liep met
f
14,3 millioeu

terug. De rekening-courant saldi stegen met
f
3,2
millioen; het beschikbaar metaalsaldo met
f
2,4 mii-
lioen. * *

De Minister van Financiën stelt de inschrijving

open op
f
85 millioen schatkistpapier
op
20 Novem-

be:r a.s. Aangeboden worden wederom 3- en 6-maands-

promessen en 46 pOt. biljetten met een looptijd van

een jaar. * * *

De wisselmarkt was zeer bewogen. Een buitenge-

woon flauwe stemming heerschte er voor francs en

marken. Parijs werd voor 15,70 verhandeld, voor

België was het laagste punt 14,20 en marken werden

op 2′ afgedaan. Voor allè drie wissels trad later

een herstel in, omdat de berichten uit België over

stabilisatie van den markkoers veel geloof vonden,

maar do markt bleef zeer zenuwachtig.

LONDEN, 11 NOVEMBER 1922.

Het beperkte aanbod werd reeds bij den aanvang

der week door de„windov-dressing” der groote ban-

ken geheel geabsorbeerd, zoodat, tevens door het ont-

breken van vervallende schatkistwissels, des Woens-

dags de hulp van de centrale instelling moest wor-

den ingeroepen. Daggeld, dat in het algemeen voor

2-23 pOt. verkrijgbaar was, bedong op sommige

oogenblikken tot 316 pOt.; eenige kleine saldo’s zij

nog b. 116 pOt. gelaten. Zevendaagsgeld was een wci-

nig vaster op 116-2 pOt.

De toon op de discontomarkt was overwegend vast.

Prima driemaaiids-papier werd tegeh 216 pOt, vet-

handeld, doch deze ndteering steeg des Vrijdags tot’

2/_-.% pOt., nadat het resultaat der inschrijvingen

op schatkistwissels bekend was geworden.

2-maands prima bankaccepten 2/—% pot.
,,

,,

,,

2
9
/—%

6–

976

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 November 1922

DE NEDERLANDSCH.INDISCHE
BEGROOTING VOOR 1923.

Een medewerker schrijft:

De Indische begrooting voor 1923 trekt voorname-

lijk in tweeërlei opzicht in Indische kringen de aan-

dacht. In de eerste plaats hebben wij het geraamde

tekort op den gewonen dienst voor het aanstaande

jaar. Het tekort voor het loopende jaar 1922 wordt

in de Memorie van Toelichting op niet minder dan

f
175 millioen geraamd. Dit resultaat van het loo-

pende dienstjaar beteekent een niet gering fiasco voor
de Indische Regeering. Deze toch diende in het vorige

jaar bij den Volksraad eene ontwerp-begrooting voor

1922 in, waarvan de gewone dienst sloot met een

voordeelig saldo van ruim
f
11 millioen. De Indische

Regeering was daarop niet weinig trotsch en deelde

in hare financieele nota te dien aanzien mede, dat

zij bij de samenstelling harer begrooting was uit-
gegaan van den grondslag, dat v66r alles gestreefd
moet worden naar een zoo spoedig mogelijk her-

stel van het evenwicht tusschen gewone uitga-

ven en gewone middelen, wil op den duur Ne-
derlandsch-Indië niet worden verarmd en aan zijn
crediet op ernstige wijze afbreuk gedaan. Bij hare
voormelde begrooting had de Indische Regeering

voorgesteld (en daarop had Zij bij de raming harer
middelen ook gerekend) eene
tijdelijke
verhooging
van in- en uitvoerrechten met 25 pOt., en eene blij-
vende sterke verhooging van het uitvoerrecht op
aardolie en
bijproducten,
welke laatste verhooging

naar Hare raming een bedrag van ongeveer
f
54 mii-

lioen moest opleveren. Eerstgenoemde verhooging

werd echter door de Eerste Kamer verworpen, en

laatstgenoemde verhooging werd door den Minister
van Koloniën niet overgenomen. Bij de behandeling
der ontwerp-begrooting in den Volksraad werd er
van verschillende zijden op gewezen, dat de raming

der middelen veel te optimistisch was; dat de aard-

olie-industrie onmogelijk de veel te zware lasten der
sterk verhoogde uitvoerrechten zou kunnen dragen,
zoodat hiermede bij de raming der middelen geene
rekening kon worden gehouden, en dat eindelijk de

Staatsuitgaven al weer vrij aanzienlijk verhoogd wer-
den, hoewel het nu dan toch
duidelijk
bleek, dat
‘s lands huishouding op veel te grooten voet was
oïD-
gezet en eene flinke inkrimping daarvan noodzakelijk
was. Doch de Regeering bestreed de juistheid dezer
opmerkingen en gaf voornamelijk bij de mondelinge
behandeling der begrooting in den Volksraad de
meest geruststellende verklaringen. Zij verzekerde
den Volksraad, dat zij hare financieele politiek stuur-

de op een economischen koers, en dat die politiek
steunde op eene ,,voortdurende en nauwgezette bestu-
deering van het economische feiteomateriaal”. Zij be-
weerde verder met nadruk, dat Zij bij hare finan-
cieele politiek volledig rekening hield met de onze-
kere toekomst en dat Zij, staande op het onwrikbare
standpunt, dat v66r alles gestreefd moet worden naar
een sluitenden gewonen dienst, bij de suppletoire
begrooting volledig en in alle opzichten met noodige
wijzigingen rekening zou houden. Men behoefde vol-
gens de Regeering niet te vreezen, dat het dan te laat
zal wezen, omdat Zij naar hare uitdrukkelijke bewe-
ring het ten volle in hare macht had, de begrooting
voor 1922 op beperkter basis tot uitvoering te bren-
gen dan waarop aanvankelijk gerekend was. Op grond
daarvan beweerde de namens de Regeering spreken-
de gemachtigde, dat zelfs de meest pessimistische en
de meest critische beoordeelaar van ‘s lands finan-
cieel beleid niet de stelling zou kunnen volhouden,
dat met het verloopen van het getij de bakens niet
werkelijk verzet zouden worden.
Het resultaat echter van de ,,voortdurende en nauw-
gezette bestudeering van het economische feiten-
materiaal” door de Indische Regeeiing is ten slotte
dit geweest, dat de gewone dienst over 1922 iiastede
van het voorgespiegelde batig saldo van
j
11 mil-

lioen, een nadeelig saldo za] laten van
f
175 millioen.
De Indische Regeering heeft zi.ch
dus, alleen voor-zoover den gewonen dienst voor 1922 betreft, met
eventjes
f
186 millioen vergist! En zulks niettegen-

staande Zij den Vplksraad telkens en telkens voor-

hield, dat Zij zich op het onwrikbare standpunt stel-

de, dat vôôr alles naar een sluitenden gewonen dienst

moet warden gestreefd en dat Zij het ten volle in

hare macht had om, wanneer de omstandighedei

zulks noodig mochten maken, de begrooting voor

1922 op beperkter basis tot uitvoering te brengen,

dan waarop bij de samenstelling dier begrooting ge-rekend was. Van een en ander is echter niets terecht
gekomen.

Wie nu zou denken, dat de Indische Regeering na
het geleden kolossaal échec ten aanzien van de be-

grooting voor 1922,
bij
de indiening van de begroo-

ting voor liet aanstaande jaar met een ,,peccavi” voor

den Volksraad zou zijn gekomen, heeft zich vergist.

Blijkens hare financieele nota, hehoorende bij de be-

grooting voor 1923 en blijkens de rede, die de G.-G.

hield bij de opening van de eerste zitting van den
Volksraad in 1922, vindt de Indische Regeering de

door haar voor 1923 ingediende begrooting, sluiten-

de met een tekort op den gewonen dienst van
f
97

inillioen, nog een heel aardig stuk werk. ,,Het is

gelukt”, zei de O.-G. in
Zijne
voormelde rede, ,,met

medewerking van alle departementshoofden zeer be-

langrijke bezuinigingen aan te brengen, zoodat liet
tekort op den gewonen dienst ‘kan worden teruggc-

bracht tot
f 91
millioen, d.i. minder dan de helft van

hetgeen het oorspronkelijk was.” De G.-G., die ju

het vorige jaar verklaarde, dat hij zich stelde op het
onwrikbare standpunt, dat v66r alles gestreefd moet

worden naar een sluitenden gewonen dienst, komt
dus nu vertellen, dat eene begrooting, sluitende met
een tekort van
f
97 millioen, een goed stuk werk is,

omdat dit bedrag ongeveer de helft is van hetgeen

het was bij de oorspronkelijke opstelling der begroo-

ting. In de finaricieele nota leest men verder op

pag. 1, dat men
bij
eene beoordeeling van den finan-

ci.eelen toestand, zooals die uit de cijfers der begroo-
ting voor 1923 blijkt, vooral niet uit het oog moet
verliezen ,,hetgeen in het bijzonder tot herstel van
liet financieel evenwicht reeds is verricht”. Eene

dergelijke uitlating is wel wat héél kras. Het dienst-
jaar 1922 zal hoogstwaarschijnlijk sluiten met een
nadeelig saldo op den gewonen dienst van
f
175 mii-

lioen, niettegenstaande het onwrikbare standpunt

van de Regeering, dat naar een sluitenden gewonen
dienst moet worden gestreefd. Het jaar 1923 zal vol-gens de Indische Regeering opleveren een tekort van

f
91 millioen; en met die feiten voor oogen durft de
Regeering het publiek aanmeiten om toch vooral te
letten op hetgeen in het bijzonder reeds is verricht

tot herstel van het financieel evenwicht!
De ministerieele begrooting voor 1923 brengt het
tekort op den gewonen dienst van
f
97 millioen, op

ongeveer
f
88 millioen terug. Hoewel gewaardeerd
moet worden, dat het geraamde tekort op den gewo-
nen dienst vermindert, legt deze vermindering toch
bitter weinig gewicht in de schaal. Men blijft toch
staan voor het feit, dat niettegenstaande de Minister
van Koloniën in het vorige jaar bij de indiening der
begrooting voor 1922 met nadruk verklaarde, dat de
landshuishouding in Indië op veel te grooten voet is
opgezet en de draagkracht van het land verre over-
schrijdt; niettegenstaande
hij
thans betoogt, dat van
eene verhooging van den belastingdruk geen sprake
meer kan zijn, omdat de belastingen tot het uiterste
zijn opgevoerd, en dat verder op eene aanzienlijke ver-meerdering van inkomsten voor de eerstvolgende jaren
niet te rekenen valt, omdat een spoedig einde van de
thans heerschende malaise niet te verwachten is (pag.
11 der Memorie van Toelichting), de begrootingen
voor 1922 en ook voor 1923 duidelijk aantoonen, dat
de Indische Regeering van eene inkrimping der veel
te veel uitgebreide Staatstaak, welke in overeenstem-

15 November 1922

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

977

ming is met de beschikbare middelen, niet weten wil.
Uit dezen onwil zijn verschillende uitlatingen in de
financieele nota der Indische Regeering te verklaren,

die anders onverklaarbaar zouden zijn. Zoo leest men

in die financieele nota p pag. 3, dat voor verschil-
lende categörieën van Staatswcrkzaamheden eene

zekere uitbreiding is moeten worden toegestaan om
niet het voorafgaande min of meer waardeloos te

maken en in eene hoogst o.neeonomische wijze van
werken te vervallen. Dit gaat lijnrecht in tegen het

betoog van den Minister van Koloniën (pag. 11 der
M. v. T.), dat eene
ingrijpende
beperking van de

Staatstaak ook op zoodanig gebied, waar onder vroe-
gere tijdsomstandigheden uitbreiding wenscheljk
schcen, hoogst noodzakelijk is. Niettegenstaande dit
betoog, komt de Indische Regeering rustig verklaren,
dat Zij
01)
verschillend gebied aan de Staatswerk-
zaamheden nog eene zekere uitbreiding heeft, gegeven
– want ander, heet het, werken wij oneconomisch.

Gevraagd mag worden of het clan economisch is, de Staatsschuid van jaar op jaar met groote bedragen te
vermeerderen. Die Staatsehuld becijfert do Minister
van Koloniën
Op
een bedrag van
f
1347 millioen per

ultimo 1923, welke raming hoogst waarschijnlijk

.1
100 millioen te laag is. Bedenkt men nu, dat Indië’s
gezamenlijke schulden per uit. 1916 ongeveer
f
200

millioen bedroegen, zoodat
zij
in den tijd van zeven

jaren met ongeveer
f
1,2 milliard
zijn
toegenomen, en
dat dit resultaat voor een zeer groot deel te wijten
is aan het leven op te g.rooten voet, zooals de Mi-
nister het vorige jaar uitdrukkelijk toegaf en de
GO.
onlangs in het begin zijner voormelde rede ook
verklaarde, dan doet het eigenaardig aan, in de finan-
cieele nota dor Indische Regeering te lezen, dat 11et oneconomisch zou zijn om met eene dergelijke poli-
tiek to breken.

,,Verhooging der volkskracht is het doel, dat steeds
‘oor oogen moet staan”, zeide de G.-G. in Zijne VOOr-
mdcle rede. Zeer juist – maar even juist is cle door den Minister van Financiën l)ij zijne Memorie van
Antwoord op het eerste hoofdstuk der Staatsbegroo-
ting voor het dienstjaar 1923 gemaakte kernachtige
opmerking: ,,dat handhaving van de waarde van het ruilmiddel het eerst noodige is tot bewaring, van de
voikslcracht.” De Regeering van Nederlandsch-Indië
schijnt echter, helaas, niet te beseffen, dat hare poli-

tiek van jaarlijksche groote tekorten op den gewnnien
dienst, voor het land, dat zij beheert, ruïneus is. Het
lijkt daarom niet overbodig, cle Indische Regeering te
wijzen op eene andre passage in voormelde Memorie
van Antwoord; deze luidt (pag. 5): ,,.Dat een gede-
recieerd ruilmiddel de grootste vijand is van deze
(cultureele en sociale) en van vele andere belangen, leert de ervaring van alle tijden, bevestigd door het-
geen’ thans in verschillende landen zich afspeelt”; en
verder: ,,Het gevaar voor inflatie acht cle ilegeering
voornamelijk gelegen in de te sterke uitzetting van
cle uitgaven van het Rijk en van Nederlandseh-Indië.”
Wel heeft de G.-G. in zijne meergenoemde rede he-
weercl, (lat het geldwezen in Nederlandsch-Indië kern-
gezond is; maar dit is he’aas niet waar. Het Indische
geldwezen was, maar is niet meer kerngezond. Het is
toch van algemeene bekendheid, dat sedert bijna twee

n cle koers van den ederlandseh-Indisehen gui-
nea critige pereeiiten lager is dan die van den No-
derandschen gulden. Het Indische ruilmiddel is
1 egenovei het Nederlandsche ruilmiddel gedepreci-
cord; en clie depreciali.
,
werkt de Indische Regeering
in (Ie hand door de atsbemoeienis, clie de draag-
kracht van het land verre te boven gaat, niet te wil-
len beperken en daaraan ‘in verschillende opzichten
nog bovendien uitbreiding te geven.

In dit verband mag ook wel de aandacht gevestigd
worden
0])
cciie hoogst ongelukkige uitlating, die do
1 ndisclie Regeering zich in hare financieele nota
heeft veroorloofd. Wij hebben hier het oog op de
zinsnede (pag. 4), dat de Regeering er geen bezwaar
in ziet, dat voor een jaar met zèodanig ongunstige

vooruitzichten als 1923 een deel van de gewone uit-
gaven ongedekt blijft, mits dan ook ,weer in meer

gunstige jaren een overschot op den gewonen dienst
aangewend wordt om de tekorten van voorafgaande
jaren goed te maken.

Immers, men kan van 1923 niet spreken als van

een exeoptioneel ongunstig jaar. 1n den toestand

toch, waarin

thans de wereld verkeert, is voor afzien-

baren tijd geene verandering ten gunste te zien. De

heer
Patijn
heeft dit in de Economisch-Statistische

Bo:riehten van 1 November ji. op pag. 939-40 nog

eens
duidelijk
uit elkaar gezet. Ook de Minister van

Koloniën betoogt, dat een spoedig einde van de thans

heersehende malaise niet te verwachten is, en ten

slotte betoogde de G.-G-. zelf in
Zijne
voormelde rede

dat liet niet mogelijk is om met grond eenige voor-
spelling te doen omtrent de kansen van eene spoc-
clige herleving en ophloei van het bedrijfsleven in
Indië, omdat dit afhangt van factoren en feiten

buiten Nederlandsch-Indië, waarop men in Indië
geen invloed hooft. Hoe nu diezelfde G-.-G. in zijne
financieele nota het jaar 192? ‘kan qualifieeeren als

een exeeptioneel ongunstig jaar, en gewagen kan van
overschotten, die men in meer gunstige jaren (waarop
in afzienbaren tijd geen kans is), zou kunnen over-
houden en kunnen aanwenden om de tekorten van
voorafgaande jaren goed te maken, is een raadsel!
Als men bovendien de middelen, die de Indische Re-
geering over 1.923 hoopt binnen te krijgen, vergelijkt

met de middelen, die Zij in voorgaande jaren heeft
hinnengeicregen, dan blijkt het, dat wanneer de ver-
wachtingen over 1923 niet bijzonder tegenvallen, de
inkomsten van dat jaar tegenover die van vooraf-
gaande jaren waarlijk geen slecht figuur maken. Op

pag. 3 van hare finaneieele nota raamt de Indische
egeering de middelen over 1923 op
f
373,7 millioen.

1-let goede jaar 1920 en het buitengewoon voordee-
lige jaar 1921 brachten aan middelen op resp.
f
321,3

en
f
383,3 millioen. De inkomsten over 1923 worden

dus op ruim
f
52 millioen meer geraamd dan die

pver het goede jaar 1920 en op nog geen
f 10
mii-

Jioen minder geraamd dan dlie over het exceptionecl goede jaar 1921. Hoe kan dan de Indische Regeering

van :1923 spreken als van een jaar met exeeptioneel
ongunstige vooruitzichten? De eenige verklaring is,

dat door deze voorstelling van zaken de Indische Re-
geering het feit ])Oogt te verdoezelen, dat ‘s lands
uitgaven veel en veel te hoog zijn opgevoerd. Dat is
de kanker, die aan Indië’s welvaart knaagt; en het

is in hooge mate te betreuren, dat de Indische Regee-
ring dien kanker maai steeds laat vooitwoekeren en
geene maatregelen neemt, om aan die sloopende
ziekte voorgoed een einde te maken. Wel wijst zij

erop, dat Zij bezuinigd heeft, maar niet de
cijfers
in

de hand heeft Mr. Troub in zijne bekende brochure

,,Bezuiniging in Indië en het nieuwe Regee:ni ogs-

program” reeds aangetoond, dat de geheele bezuini-

ging neerkomt op een vermindering van de uitgaven voor het Overheidspersoneel; de duurtetoeslagen nl.
zullen met
f
46 millioen vermjnderd worden. Overi-
gens is van eene inkrimping der Staatstaak bitter –

weinig te bespeuren.

In zijn bekenden brief aan het hoofdbestuur van
de Broederschap der Notarissen in Nederland dd. 21
Augustus ji. schreef de president der
(
Nederlandsche
Bank, na te hebben betoogd, dat de Nederlandsche
Staat door de Staathuihouding in te richten hoven
de draagkracht van het laid, onvermijdelijk op in-

flatie en depreciatie van liet ruilmiddel aanstuurt,
liet navolgende: ,,De eireuiatiebank zou dus alleen
eenigen invloed kunnen uitoefenen door openlijk te
weigeren mede te werken tot verdere disconteering
of beleening van schuldbrieven van den Staat; onder
den noodlottigen drang der omstandigheden zou de
Nederiandsehe Bank zelfs niet daarvoor terugsehrik-
ken; als het moet, zal het hard tegen hard gaan.”
Wanneer zullen wij van de Javasche Bank vernemen,

978

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 November 1922

dat deze, als het moet, gereed en bereid is om de

Nederlandsch-Indische ingezetenen te beschermen
tegen de verderfelijke politiek der Indische Regee-
ring, die, om met de eigen woorden van de Indische

Regeering te spreken, Nederlandsch-Indië verarmt
en aan zijn crediet op erustige wijze afbreuk doet?

Een tweede punt, dat bij de begrooting voor 1923

de aandacht trekt, is het door den Minister van Ko-

loniën in zijne Memorie van Toelichting uitgespro-

ken voornemen om de bijzondere heffingen ten laste
van de suiker, tabak, koffie- en thee met nog een jaar

te verlengen, en ook het uitvoerrecht op aardolie en

de bijproducten daarvan te• handhaven, totdat dit

recht zal zijn vervangen door eene raffinagebelasting

of eene dergelijke heffing. Dit door den Minister aan-

gekondigde voornemen heeft in Indische kringen

van belanghebbenden groote ontstemming ve:twekt.
Wat de productenbelastingen betreft, heeft de Minis-

terdestijds bij de indiening zijner voorstellen ter zake aan de Staten-Generaal zelf de ondeugdelijkheid dier

belastingen op heldere wijze in het licht gesteld; doch

zij zouden slechts voor drie jaren van kracht blijven
op grond, dat de belastingadministratie toenmaals
voor hare taak om de gewijzigde inkomstenbelasting

behoorlijk uit te voeren, niet gereed zou zijn. Nu kon-
digt echter de Minister zijn voornemen aan om voor-
melde, door hem zelf als ondeugdelijk gekenschetste belastingen nog een jaar te handhaven, en zulks niet,

omdat de belastingadministratie nog niet gereed zou

zijn om hare taak ten aanzien van de inkomstenbe-

lasting behoorlijk uit te oefenen, maar op grond
van den nood der schatkist. Wat met deze laatste

woorden bedoeld wordt, is niet recht duidelijk; want
de Minister zegt zelf, dat met het oog op de tegen-

.woordige marktprijzen, hij van bovengenoemde be-
lastingen voor het jaar 1923 voor de schatkist geene
baten verwacht, behalve voorzoover de Sumatratabak-
belasting betreft. De zaak komt dus hierop neer, dat
de Minister ondeugdelijke belastingen, waarvan hij

voor 1923 geene baten verwacht, nog gedurende een
jaar wil handhnven met het oog op den nood der
schatkist. Begrijpe wie het kan!

Wat het uitvoerrecht op aardolie en bijproducten
betreft, heeft de Minister in de vergadering van de
Eerste Kamer op 4 April jl. aanvankelijk beweerd,
dat hij wel genegen was om dat uitvoerrecht met in-
gang van 1923 op te heffen, doch dat
hij
tevoren daar-

over
overleg moest plegen met de Indische Regeering.
Doch na de vraag van den heer Idenburg, of de Mi-nister pertinent wilde toezeggen, dat met dit jaar ‘de
buitengewone uitvoerrechten, met name die op aard-
olie, zouden eindigen, heeft de Minister ten slotte

verzekerd, dat bij hem het zeer besliste voornemen
bestaat en van den aanvang af bestaan heeft om lij het einde van het jâar te staken de heffing van uit-
voerrechten op die producten, om het even of daarna
al dan niet eene speciale voorziening noodig zal zijn
in. den vorm van eene raffinagebelasting naast de
extraw.instbelasting. Thans kondigt de Minister zijn
voornemen aan om op die pertinent door hem ge-

clane toezegging terug te komen op grond van den
nood derschatkist. Men vraagt zich in Indische krin-
gen met zorg af, welke waarde men in het
v
er,rolg

hechten moet aan toezeggingen en verklaringen, door
Ministers aan de Staten-Generaal gedaan, wanneer

het een Minister
vrij
staat om op dergelijke verkla-

ringen en toezeggingen terug te komen.
Dc Minister gewaagt in
zijne
Memorie van Toe-lichting van eene raffinagebelasting en voorzoover
uit cle vage bewoordingen, waarin de Minister over
die nieuwe belasting spreekt, is op te maken, schijnt
eene belasting bedoeld te
zijn
in denzelfden geest als

de productenhelastingen op suiker, tabak enz., dus
eene belasting op de winst; die met aardolie en bij-
producten gemaakt wordt, in dier voege, dat van het
voordeelig verschil tussehen
kostprijs
en marktprijs

‘belasting geheven wordt. 1:Tet zal echter uiterst moei-
lijk, zoo niet onmogelijk zijn, bij de wet vast te stel-

len, wat onder den kostprijs van aardolie verstaan moet
worden, daar de omstandigheden, waaronder de aard-
Olie gewonnen wordt, geheel uit elkaar loopen.

Intussehen zal men de nadere voorstellen der Re-
geering hieromtrent moeten afwachten.

REDELIJKE LOONEN.

Bij de interpellatie van den heer Van Braambeek
betreffende de loonsverlaging der werklieden in dienst

van de Nederlandsche Spoorwegen in men tot het be-

sluit gekomen, dat deze werklieden een ,,redelijk

loon” moeten verdienen. Wat redelijk loon beteekent werd slechts aangeduid mede door te
verwijzen
naar
de loonert van de werklieden in dienst van het Rijk,

dat geacht wordt of verplicht is redelijke bonen te be-

talen. Hiermede is deze vraag echter niet opgelost,
want minstens even
moeilijk
is op te ]ossen: hoe weet

het Rijk dat zijne bonen redelijk zijn? Bij dat onder-
zoek zal blijken, dat men met algemeene definities

omtrent redelijke bonen niet is gebaat, maar yer-
plicht zal
-zijn
naar een methode te zoeken, die een
zoo objectief mogelijke beoordeeling van die redelijk-

heid mogelijk maakt. Wij zullen trachten heel in het
kort een dergelijke methode aan te geven, die ook in

de practijk van het bedrijf in hoofdzaak gevolgd

wordt door den werkgever, die zich rekenschap wil
geven van de
redelijkheid
zijner bonen. Want hij

weet uit ervaring, dat algemeene definities omtrent
het redelijke hem niet kunnen helpen.

Als een werkgever zich overtuigen wil of hij rede-
lijke bonen betaalt, dan begint hij niet met fraai te definieeren of te debatteeren, maar draagt hij zorg

te kunnen beschikken over de booncijfers, die de,
werkelijke verdiensten van zijn werklieden aangeven.
Uit deze looncijfers, die hij onderling en met de cijfers van gelijksoortige ondernemingen vergelijkt, vormt hij
zich een oordeel omtrent die redelijkheid. En aange-
zien
hij
derden geen rekenschap verschuldigd is, be-
slist hij naar
zijn
eigen dus subjectief oordeel, dat
niettemin berust op de kennis van looncijfers, aan de
hand van welke cijfers
hij
ook in staat is te trachten
zijn oordeel bij zijn eigen werklieden aannemelijk te
maken. Hoe vollediger die feitelijke gegevens zijn, hoe
beter de werkgever zichzelf rekenschap kan geven,

ook, aan derden. Maar daar niet derden, maar wel de
werkgever de verantwoordelijkheid voor de onder-
neming heeft te dragen, is het niet zijn gewoonte om
aan buitenstaanders te vragen, wat zij redelijk vinden.
iDe methode, die wij hieronder zullen aangeven, be-rust eveneens op feitelijke gegevens, doch heeft juist

ten doel om 66k aan derden
mogelijk
te maken zich
een subjectief oordeel te vormen. Evenwel geen oor-
deel omtrent de bonen van een bepaalde onderneming,
maar van een groep ondernemingen behoorende tot
een zelfde bedrijf. Maar alvorens die methode wordt
besproken is het in verband met de gestelde vraag:
betalen de Nederbandsche Spoorwegen resp. het Rijk

redelijke bonen,
noodzakelijk,
dat
wij
eerst de vol-

gende beschouwing houden.

Wij kunnen, om het vraagstuk nader tot een op-
lossing te brengen, de werkgevers verdeelen in twee
groote groepen, ten eerste: de overheid als werkgever,
ten tweede: de werkgevers in de particuliere bedrij-ven. Uit dit oogpunt is het loon eveneens te verdee-

len in: le. het
over/reidsloon
d.w.z. het loon dat o.a.
het Rijk, de Provincie, de Gemeente en in onzen ge-
dachtengang ook dc l’ederlandsche Spoorwegen be-
talen, 2e. het
particuliere loon d.z.w. het loon, dat de
werkgevers betalen in de zoogenaamde vrije particu-

liere
bedrijven.
Wij zullen kortheidshalve deze be-
namingen aanhouden. Indien
wij
nu als juist aan-
nemen, dat ten gevolge van de wereldgeheurtenissen
het totale wereldloon verminderd is, hetgeen ten slotte
wil zeggen., dat de totale hoeveelheid goederen vermin-

derd is, dan moet dit in een loondaling zichtbaar zijn.
Daar deze daling veroorzaakt wordt door economische krachten, die voorloopig niemand beheerschen kan, zal

15 November
1922

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

979

die daling zoowel bij het overheids- als bij het particu-
liere loon aan den dag moeten komen, m.a.w. bij bei-

den zullen de looncijfers moeten dalen. Vraagt men nu bij welke groep dit het eerste zal blijken, dan zal

die daling het eerste te zien zijn bij het particuliere
loon, aangezien de particuliere werkgevers als regel

tegenover die economische krachten minder weer-
standsvermogen bezitten. Betalen zij meer dan econo-

misch mogelijk is, dan gaat hun bedrijf langzaam maar
zeker achteruit. De overheid daarentegen kan den

tegenstand langer volhouden, omdat uit de belasting,
hetzij direct hetzij indirect, een tijd lang het ontbre-
kend loon kan worden bijgepast. Maar ook deze wijze

van doen vindt haar grenzen en wel in de eerste plaats
in het verzet van degenen, die belasting betalen, ‘lat

zijn voor een zeer voornaam deel juist de werklieden,

die door die economische krachten genoodzaakt wor-den van het verminderde particuliere loon te leven.

Beschouwen wij nu het particuliere loon afzonder-

lijk, dan zal men de loondaling het eerste waarnemen

hij die bedrijven of bedrijfstakken, welke het meest aan
de inwerking van internationale economische krachten
zijn blootgesteld. Dit is het geval hij die bedrijven,

welke
01)
export zijn aangewezen of voor de binnen-
landsche markt werken aan artikelen, die aan inter-
nationale concurrentie onderhevig zijn. Tot zulk een

bedrijfstak behoort o.a. de metaalnijverheid. Van die
loondai.ing in de particuliere metaalnijverheid geeft
onderstaande grafiek een voorstelling. Op deze grafiek

C
o

4Z
0

4C
0JO

ab

e4-

/

87
89

76

80

i)&

4&

4)o

1-

1920

.j-

f921

1
.

t922

1

is aangegeven de stijging en d& daling van het gemid-
clelde uurinkomen van de geschoolde metaalbewerkers

van ongeveer
vijf
en twintig particuliere bedrijven

iii de gemeente Amsterdam van 1 Januari 1920 t.m.
1 Januari 1923, waaronder eenige met 1500 â 2000
werklieden. Onder uurinkomen wordt verstaan, het-
geen de werklieden per gewerkt uur gemiddeld in een

half jaar hebben verdiend; daar de cijfers van 1 Jan.
1923 nog niet bekend zijn is na 1 Juli 1922 de daling
geschat. Uit deze grafiek is te zien, dat het gemiddelde
uurinkomen van de geschoolde werklieden (de vaklie-
den) gestegen is van 1 Januari 1920 tot 1 Juli 1921
van 67 cent op 89 cent of met ongeveer 33 pOt., daar-
na constant gebleven is tot 1 ,Tanuari 1922, om vervol-
gens te dalen op 1 Juli tot 80 cent
1)
en vermoedelijk op

1 Jan. 1923 tot 75 cent of totaal met ongeveer 16 pCt.
Op deze wijze ontstaat een lijn, die de loonstijging en
daling in een tijdvak van drie jaar aangeeft, welke

lijn wij in het vervolg de
loonlijn
zullen noemen. Om

nu de methode aan te geven, die men kan volgen om
te kunnen beoordeelen of de overheidsbooneu redelijk

zijn, zullen
wij
de volgende onderstellingen maken,

1)
Deze gegevens zijn ontleend aan de Mededeelingen 7
t.m. 14
van het N. A. M. (Normalisatiebureau voor Ar-
beidszaken in cle Metaalnijverheid).

waarbij het niets ter zake doet of
zij
in de werkelijk-

heid juist zijn of niet, daar het hier slechts om de

methode te doen is.

Laten wij eens aannemen, dat
wij
niet alleen uit de

feitelijke looncijfers bij de particuliere metaalnijver-
heid de loonlijn kunnen construeeren, maar hetzelfde

kunnen doen voor de geschoolde werklieden, uit alle

of de voornaamste particuliere bedrijven te Amster-
dam. Nemen wij verder eenvoudigheidshalve aan, dat

deze loonlijnen ongeveer met de geteekende loonlijn

samenvallen, dan zou men kunnen zeggen, dat de in

de grafiek geteekende loon.lijn weergeeft de stijging
en de daling van het particuliere loon eveneens te Am-

sterdam. Want wij moeten ons met de vergelijking
steeds tot eenzelfde plaats of gemeente bepalen, om-
dat tusschen de verschillende gemeenten zeer groote

verschillen bestaan, die o.a. voor de metaalnijverheid
tot tientallen procenten kunnen bedragen. Ten einde
de methode te laten uitkomen, hebben wij een denk-

beeldige overheidsloonlijn geteekend, waarbij is aange-
nomen, dat voor de geschoolde werklieden in overheids-
dienst in Amsterdam op 1 Juli 1921 het gemiddeld

uurinkomen 1 gulden bedroeg.
1)
Daar het overheids-
loon een zekere traagheid vertoont om economische loonstijgingen en dalingen te volgen, mogen wij on-
clerstellen, dat het loon op 1 3an. 1923 ongewijzigd is.

Hiermede is nu een objectieve basis gegeven,

waardoor het mogelijk wordt in de practijk aan de
hand van de feitelijke gegevens, zoo dicht
mogelijk
dc

werkelijkheid grafisch te benaderen. Daar
wij
hebben

ondersteld, dat nevenstaande grafiek de loonljn van
de overheid en van de particuliere werkgevers weer-

geeft, dus ook de verhouding, zouden behalve de werk-
gevers en de werklieden ook derden aan de hand van
deze grafiek een oordeel kunnen geven over de volgen-
de vragen.
Is het redelijk, dat de .overheid in een bepaalde ge-meente op 1 Januari 1923 een gemiddeld uurinkomen
betaalt aan geschoolde werklieden, dat 33 pOt. hooger

is dan dat van soortgelijke geschoolde werklieden in
de particuliere bedrijven in diezelfde gemeente; is dit
redelijk, zoowel tegenover de werkgevers als tegenover
de werklieden in het particuliere
bedrijf,
in een tijd

‘an depressie, waarin beiden door economische krach-
ten, die zij niet kunnen beheerschen, genoodzaakt zijn
eenerzijds om lagere bonen te betalen en anderzijds
om daarvan te leven. Hierbij komt ook de overweging,
dat de werklieden in overheidsdienst nog bovendién.
meestal voordeelen hebben, die in de particuliere nij-
verheid als regel worden gemist. Bijvoorbeeld: Vrij
pensioen, vrij ziekenfonds, vrij dokter en apotheker
en een belangrijk langere vacantie met looutoeslag, tc
zamen voordeelen, die in geld uitgedrukt, vaak 10 â
12 pOt. van het uurinkomen uitmaken. -Bovendien
nog één groot voordeel, dat niet in geld is uit te druk-
ken, maar juist in dezen tijd van gewicht is en dat

werklieden in de particuliere
bedrijven
eveneens moe-

ten missen, namelijk de zekerheid dat
zij
practisch ge-

sproken voor werkloosheid geen vrees behoeven te

hebben.
Wij moeten het hierbij laten, omdat wij geen subjec-
tief oordeel kunnen geven zonder te beschikken over
de feitelijke gegevens, waarop ons oordeel gegrond
moet zijn. Wat wij enkel nog kunnen doen, is het vol-
gende omtrent redelijke bonen op

te merken. In de practijk hebben algemeene definities omtrent redelijke bonen geen waarde. Men kan voor de prac-
tijk enkel een methode aangeven, waarbij de feitelijke
loongegevens een zooveel mogelijk objectieve beoor-

deeling van die redelijkheid mogelijk maken. In dien
gedachtengang is het overheidsloon redelijk, dat op
een bepaald tijdstip en in een bepaalde plaats verband houdt met de particuliere bonen. De beoordeeling van
cle redelijkheid van dit verband is in het algemeen
niet zoo eenvoudig als men denkt, daar de feitelijke
gegevens dikwijls ontbreken en ,,redelijk” altijd

1)
[Voor nadere gegevens hieromtrent vergelijke men
het art. op pgn. 981 van dit nummer. – Red.]

100

980

ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN

1 5November 1922

subjectief blijft, ook al is het gegrond op cijfers. Hoe-
wel dus de kennis vande werkelijke looncijfers onont-
beerlijk is, daar zij de grondslag moet vormen van de
beoordeeling, moet men toch steeds in het oog houden,

dat redelijke bonen niet enkel met cijfers zijn te be-
naderen. Het is hier niet enkel een kwestie van

verstand; het gaat niet over krenten of rozijnen, maar
over menschen.
M.
TRIEBELS

KUNSTMATIGE EN NATUURLIJKE SOCIALE

POLITIEK. EEN INDISCH PROBLEEM.

In Economisch-Statistische Berichten van 12 3u1:i
jl. komt een beschouwing voor van Mr. J. H. van

Hasselt over een proefneming, door de suikerfabriek
Seloredjo, in de afdeeling Djombang, Java, om aan

de bij de teelt van het suikerriet betrokken Inlanders,

in de eerste plaats de grondverhuurders, een grooter

en meer zelfstandig aandeel in de cultuur te geven.

De uitkomsten dier proefneming worden de aandacht

waard geacht ,,omdat de daarbij betrokken problemen
in het algemeen van gewicht zijn voor de economi-
sche ontwikkeling van Indië”. Nu is dit volkomen
juist, omdat breede kringen hun oordeel over den In-

lander en over de evolutie-mogelijkheden van de in-

heemsche maatschappij in Indië naar de uitkomsten
van dergelijke proefnemingen vormen. Het
zij
mij
daarom vergund die proefneming en de uit de resul-

taten daarvan getrokken conclusies aan een nadere
beschouwing te onderwerpen.

De proef is mislukt en schrijver grondt op die mis-
lukking eenige uitsprakez. Een dier uitspraken luidt,
dat de Inlandsche arbeider ,,geen blijk (heeft) gege-

ven van het inzicht, dat materieele vooruitgang eigen

krachtinspanning waard is en ook daardoor alleen
wordt bepaald.” In een verdere conclusie, aan het slot
vermeld, heet hot, ,,dat de Inlandsche bevolking phy-

siek en psychisch, door verbetering van sociale om-
standigheden en hygiene en door geleidelijke opvoe-
ding eerst op een hooger peil van ontwikkeling moet

zijn gekomen, voor en aleer andere productiemetho

den met hare medewerking in toepassing kunnen wor-
den gebracht.”

De laatste conclusie bedoelt, al is de terminologie
,,andere productiemethoden” wat ruim, de voorwaar-
den te
omschrijven,
waaraan de Inlandsche bevolking
moet voldoen, om geschikt te zijn voor een meer-

eischende, verdergaande deelneming in het uitheemsch
koloniaal cultuurbedrjf. Zij staat dus in onmiddellijk
contact met het gevoerd betoog. De eerste conclusie daarentegen is van veel verdere strekking, zij neemt
den Inlander buiten het verband met de onderneming en velt een oordeel over zijn geschiktheid voor voor-

uitgang in het algemeen. Deze conclusie wordt der-
halve door het voorafgaand betoog niet geheel gedekt
en het blijft de vraag of voor een zoo wijdreikend oor-
deel voldoende grond bestaat, met andere woorden of

men de uitkomsten van deze en dergelijke proefoe-

mingen als algemeenen beoordeelingsmaatstaf mag
aannèmen.
Mijns inziens mag men dat niet.

Er bestaat geenerlei aanleiding om te veronderstel-
]en, dat de proefneming van de onderneming Seboredjo
niet met den noodigen ernst en goeden wil zou zijn
geleid. De Koloniale Bank, waaraan de onderneming
toebehoort, heeft op dit gebied een reputatie te hand-
haven; en bovendien de treurige afloop van deze
proefneming is slechts een bevetiging van een alge-
meenen regel, niet alleen bij de suikercultuur, maar
ook
bij
andere Indische grootcultures. Waar pogingen zijn gedaan om de inheemsche bevolking een belang-

rijker aandeel in de productie toe te vertrouwen, is
de uitheemsche ondernemer steeds teleurgesteld. Het
is dan ook niet te verwonderen dat dergelijke pogin-
gen uitzondering zijn gebleven.

De regel van mislukking maakt het noodzakelijk de
gronden daarvoor niet te zoeken in de
bijzondere
voor-
waarden, waaronder de proef in het geval van Se].o-
redjo is genômen, maar te trachtèn er een algemeene
verklaring voor te vinden

Zooals de heer Van Hasselt in zijn betoog aangeeft,

is de suikercultuur een intensieve cultuur, die een
nauwlettende, op de resultaten van langdurige weten-

schappelijke onderzoekingen gebaseerde zorg voor den

aanplant en het gewas vereischt. Die zorg kan aan

den onontwikkelden Inlandschen boer of daglooner niet

worden overgelaten. Voortdurend toezicht van tech-nisch personeel is daarvoor vereischt. De Inlander is

slechts de menschelijke machine, die bevelen uitvoert
zonder te trachten de redelijkheid dier bevelen te ver-
klaren.

Het geheele grootbedrijf met zijn technische en fi- –
nancieele Organisatie is hem een raadsel, dat hij niet

tracht op te lossen. Slechts één ding is hem duidelijk,
dat men niet moet trachten het beter te weten en dat

men van de hoeren van het bediijf alles kan ver-
wachten. De groote afstand, waarop zij staan van zijn

eigen samenleving, maakt dat hij hen wantrouwt.

Die afstand nu tusschen het niveau, waarop liet
bedrijf der uitheemsche onderneming staat en dat
van de Inlandsche maatschappij is aan alle grootcul-

tures gemeen. Het onderling begrip, het zedelijk of

geestelijk verband, de onderlinge waardeering ontbre-
ken bij alle. De uitheemsche ondernemer blijft een

vreemdeling in de inbeemsche samenleving. zoo goed

als omgekeerd de Inlander zich niet thuis gevoelt in
de maatschappij der vreemde heerschers.

Het bedrijf heeft zich aangepast aan dit dualisme.
De arbeid zoowel als de verdere medewerking door le-

vering van grond- en huipstoffen is zoo weinig moge-

lijk gespecialiseerd, eenvoudig en niet te veel eischend.
De arbeider weet dat er weinig van hem verwacht

wordt, hij heeft ook weinig voor lief leeren nemen;
machteloos als hij is om de onberekenbare doch zelden

gunstige omstandigheden naar zijn wil te richten,
heeft hij leeren berusten.
Daar komt echter, zonder eenige aanleiding zijner-
zijds, op een goeden dag een der heeren, die pleegt

hem enkel bevelen te geven en zijn loon uit te betalen
of te doen betalen, hem met een voorstel op het lijf
vallen: als hij dit of dat doet kan
hij
meer verdienen.
Het districtshoofd, de controleur, de landbouwleeraar
trachten hem ook duidelijk te maken dat het in zijn

voordeel is en raden hem aan op het voorstel in te
gaan. Het Inlandsch bestuur oefent wellicht zelfs
eenige pressie uit om de goedmeenende heeren ter
wille te zijn, misschien beseft het ook het werkelijk
voordeel. Uit welk motief die plotselinge toeschiete-
lijkheid voortspruit, begrijpt de desaman niet. Wel is
hij in den grond van zijn hart overtuigd, dat er iets
meer achter moet zitten.
Hij
is die gulhartigheid niet
gewoon en wantrouwt haar.
Hij
is ook huiverig om
het gladgetreden pad te verlaten voor iets onzekers,
dat hem voorboopig enkel last bezorgt. De meerder-
heid weigert dan ook – enkelen laten zich overreden
of zwichten voor den drang en de proef neemt een

aanvang. Het is er de onderneming wat aan gelegen
om de proef, waartoe
zij
het initiatief nam, te doen
slagen. Daarom worden de betrokken landbouwers niet
aan hun eigen inzicht en energie overgelaten, maar
zij worden voortdurend geleid, gemaand, berispt, ge-

controleerd. Dan door den suikeremployé, dan door
den bestuursambtenaar, dan door den landbouw-

leeraar. De menschen arbeiden niet met lust, want zij
weten niet wat het alles moet beduiden. Zij zien het
doel niet klaar voor zich en
zij
voelen zich niet vrij
om het te bereiken. Zelfvertrouwen ontbreekt hun
evenzeer. Het is hun cultuur niet. Hun omgeving
steunt hen in geen enkel opzicht, er wordt schamper
ovei gesproken en spottend naar gekeken. Zoo blijkt

het eindresultaat verre van bevredigend. Tot het besef –
daarvan worden zij wel gebracht, hetgeen niet weg-
neemt dat hun alweer zonder eenige voo.r hen vat-
bare aanleiding, een sommetje extra wordt uitgereikt.
De ondernemer echter wordt versterkt in zijn over-

15 November 1922

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

tuiging, dat met die Inlanders niet valt te werken, of

in weidsehe termen ,,dat de Inlandsche arbeider geen
blijk heeft gegeven, van het inzicht, dat materieele

vooruitgang eigen krâchtsinspanning waard is en ook

daardoor alleen wordt bepaald.”
Dat gemis van economisch inzicht wordt dan toe-
geschreven aan de geestelijke gesteldheid van den

inlander, aan verschil in opvattingen, en mentaliteit

en op die wijze worden de uitkomsten van deze eft

dergelijke proefemingen bevorderd tot het onom-

stootelijk bewijs, dat men van den Inlander in. econo-

misch opzicht niet§ moet verwachten.
Wel beschouwd echter bewijzen deze misiukkingen

alleen, dat de kunstmatige politiek om, met voorbij-

zien van het dualisme in de koloniale maatschappij,
de leden der inheemsche samenleving te bewegen aan

•de behoeften van een hun vreemde ui.theemsche maat-
schappij te voldoen, onvermijdelijk op teleurstellingen

moet uitloopen.
De heer Van Hasselt ziet dat ook wel in, wanneer

hij de maatregelen afkeurt, ,,waarmede, naar westersch
model, ingegrepen wordt in de geleidelijke ontwikke-
ling der verhoudingen en waarmede gepoogd wordt

kunstmati.g tot rijpheid te brengen, wat, gegeven het
peil van ontwikkeling der inlandsche bevolking, van
nature nog niet tot rijpheid is gekomen.”
Die kritiek betreft clan echter niet alleen loon-

regelingen, van overheidswege en winstaandeelkassen,
waarop de heer Van Hasselt doelt, maar ook proefne-mingen als door Seloredjo gedaan en, wat belangrijker
is, evenzeer al die sociale maatregelen, waarbij niet de
bëhoeften en verlangens van de bevolking, maar en-

kel het inzicht en de wenschen
1
van. de overheid den

doorslag hebben gegeven en de regelingen werden ge-
troffen en uitgevoerd zonder inmenging en mede-

werking van de inheemsche bevolking en buiten haar

verantwoordelijkheid.
En wanneer dat juist is, zullen de resultaten van
dergelijke overheidsmaatregeien, evengoed als de
proefnemingen van de suikerfabriek Seloredjo, teleur-
stelling moeten geven – hetgeen dan ook inderdaad
•het geval blj]ct te zijn, voorzoover althans het over-

heidsgezag, de dwingende macht niet weet te belet-
teh, dat die teleurstellende resultatefl aan den dag

treden.
En dan zullen voorts, evenmin als in het geval
Seloredjo, bij die overheidsmaatregelen de teleurstel-

lingen aan de ,,mentaliteit”, aan persoonlijke defecten
van de betrokken Inlanders môgen worden geweten,
maar enkel aan het stelsel dat het dualisme in de

koloniale maatschappij
erwaarloost.
Maar dan zal – en dit is de laatste consequentie
‘die wij hier uit het voorgaande willen trekken -,
daar van de inheemsche bevolking niet kan worden
verwacht dat zij, aan haar lot overgelaten, in staat zal
zijn ,,van zelf tot rjpheid te komen,” en haar daarbij
hulp en steun zal moeten worden verleend, de sociale

politiek, wil zij natuurlijk zijn, de eigen behoeften, de
eigen wenschen en de eigen krachten, de eigen in-
spanning, kortom de vrijheid en de verantwoordelijk-
heid van de inheemschen zooveel mogelijk moeten eer-

biedigen.
Op welke wijze dat mogelijk zal zijn; is dan het

Indisc’h probleem bij uitnemendheid.
T. H. BOEKE.

LO ONJSTATISTIEE DER AMSTERDAMSCHE

GEMEEN1’E WERKLIEDEN.

Voo.r een rationeele regeling der arbeidsverhoudin-

gen, een rationeele prijsvorming op de arbeidsmarkt,
is het zeker in hooge mate gewenscht dat zoo nauw-
keurig mogelijk bekend is in de verschillende onder-
nemingen en bedrijven het door de verschillende cate-gorieën arbeiders werkelijk verdiende inkomen. Wan-
neer deze inkomens aanmerkelijk kunnen afwijken.
van de vaste bonen, zal uit loonstatistieken moeten
blijken, hoe groot deze inkomens zijn, uit welke fac-
toren ze zijn samengesteld, hoeveel uren hiervoor ge-
werkt is, enz. Een vergelijking tussehen de bonen van
verschillende bedrijven zal in dit geval ook slechts aan
de hand van statistieken mogelijk zijn. Nu is, zooals

bekend is, op dit gebied – behalve in hoofdzaak bij

den Metaalbond
1)
– nog lang niet bereikt wat moge-

lijk en wenschelijk is. Iedere voortgang in de verkrij-

ging van een goede loonstatistiek verdient dan ook
zeker aandacht. Uit dit oogpunt kan belangstelling

vinden het onlangs verschenen jaarverslag over 1921
van het Gemeentelijke Arbeidsbureau te Amsterdam,
in welk verslag een aantal uitvoerige statistieken

voorkomen betreffende de bonen van de Amsterdam-
sehe gemeentewerklieden. Weliswaar worden deze loo-

nen bepaald los van kostprijsberekening van produc-
ten en zonder direct verband met de bonen in par-

ticuliere bedrijven,
toch
lijkt
een bespreking voldoen-

de gerechtvaardigd zoowel om de statistiek zelf als
ook om het publieke belang dat gemoeid is
bij
de be-
looning der ongeveer 12.000 werklieden in dienst van

de hoofdstad.
Uit de eerste der
bij
het verslag gevoegde staten
blijkt, dat het aantal werklieden op 31 Dec. 1921 in

dienst der gemeente bedroeg 11.782, waarvan
bij
de

diensten aangesteld wazen 10.591, en wel 9981 vol-
wassen werklieden. (8969 m. en 1012 vr.) allen in

vasten dienst – en 616 jeugdige werklieden (d.i. be-
neden 20 jaar; 481 m. en 129 vr.). Daarenboven wa-
ren opgenomen in de Arbeidersreserve 1185 werklie-
den (1081 m. en 104 vr.). Het aantal vrouwen in
dienst der gemeente, vul. schoonmaaksters en wasch-meisjes, bedroeg dus ongeveer 10 pOt.

ooals bekend is, worden in de A rheidsreserve ge-
plaatst de werklieden, die
bij
de diensten overcom-

pleet zijn. Hier worden zij ter beschikking gehouden van andere diensten of latere behoefte. terwijl zij in-tusschen waakdiensten verrichten. De kans op werk-
loosheid die de arbeider in het particuliere bedrijf
loopt, bestaat dus niet voor den gemeentearbeider (en zou ook zonder de Arbeidsreserve niet groot zijn we-
gens , het eigen karakter van den gemeentedienst);
voor dezen bestaat als regel het risico slechts in een

(tijde1jje) plaatsing i.n de Arbeidersréserve, waar hem
een minimumloon gegarandeerd is (garantieloon), dat meestal aanzienlijk verhoogd wordt door het verrich-
ten van werkzaamheden (waakdiensten). Bij een ver-
gelijking tusschen de bonen in gemeentedienst en in

particulier
bedrijf
is dus rekening te houden met dit

verschil in risico.
Dit garantieloon bedraagt
f
22,50 per week voor

mannen en
f
20,25
voor
vrouwen (per uur resp.
f
0,50

en
f
0,45). De werklieden, die geen voiwaardigen ar-
beid verrichten en de vrouwen (vnl. schoonmaak-

sters) zijn geplaatst in een
afzonderlijke
klasse, de z.g.

nulkiasse, en ontvangen een weekboon van
f
26,10

voor mannen en
f
23,40 voor vrouwen (per uur resp.

f0,58 en f0,52).
De volwassen mannel. werklieden
zijn
verdeeld in

vijf loonklassen. De werklieden uit klasse 1 kunnen
met die uit kl. 0 gerekend worden tot de ,,ongeschool-
den”, die van kI. 11 en III tot de ,,geoefenden”, die
van ki. IV en V tot de ,,geschoolden”. De bezetting
dezer klassen in percenten van het totaal aantal werk-
lieden is ongeveer als volgt: k]. 1 6,5 pOt.; ki. II 10
pOt.; ki. III 17 pOt.; ki. IV 36 pOt.; ki. V 16 pOt.,
zoodat 52 pOt. van het totaal aantal werklieden be-
hoort tot de twee hoogste klassen. De standaardloonen
voor deze klassen bedragen:

loonklasse
1
f
34,20
per week
of f0,76
per uur.
II ,, 35,55

,,

,,

,, ,, 0,79

,,
III ,, 36,90

,,

,,

,, 110,82
IV

38,70
,,,,,,,,
0,86
IT ,, 40,50 •,,

110,90

Het gemiddelde vaste weekloon voor de werklieden
uit deze klassen bedroeg in 1921
f
37,99. De 1)vereen-
komstige bedragen zijn voor de vorige jaren (in 1919
is de werkdag van 9 uren vervangen door den Jag van
‘) [Verg. pgn.
425
van den
voriéen
jaargang en het
artikel op pgn.
978
van dit nummer. – Red.]

982

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 November 1922

gemiddeld 7i4 uur):
1920 f 35,49; 1919 f28,10; 1918

j’
19,57; 1917 f 17,44; 1916 f 11,27; 1915 f 16,05;
1914 f 15,63.

De werkelijk verdiende
inkomens
laten echter cijfers
zien die aanzienlijk afwijken van die der vaste bonen.
Het gemiddelde weekinkomen is over het algemeen

aanzienlijk hooger dan het vaste weekboon; het ver-

slag geeft voor deze meerdere verdiensten vier oor-
zaken, te weten:

overwerk (buiten werkrooster);

nacht- of Zondagswerk en werk op feestdagen
binnen rooster;
stuk-, taak- of tariefwerk;

dienstdoen als voorman of
tijdelijk
in een hoo-
ger bezoldigde functie.

Een der staten geeft weer deze weekinkomens dci
werklieden bij de verschillende diensten en bij de e-

heele gemeente, gesplitst naar de loonklassen, bere-
kend gemiddeld per arbeider. De werkelijk verdiende
gemiddelde week- (en uur-) inkomens blijken te zijn: loonklasse 1
f 37,50
per week of
f
0,85
per uur.
I
I ,, 38,50

,,

,,

,,,,
0,90
III ,,
40,- ,,,,,,
0,91
IV

41,- ,,

,,

,, 0,93
V

42,50 ,,

,,

,, 0,96

Het gemiddelde weekinkomen bedroeg voor den
volwassen gemeentewerkman over de geheele gemeen-
te
f 40,46
(of
f 2,47
meer dan het gemiddelde vaste
weekboon), als gemiddelde voor de
afzonderlijke
dien-
sten varieerde het tusschen
f 38,50
(Reiniging en
Telefoon) en
f 43
(Publieke Werken en Veren) per

dienst. De hoogste individueele inkomens kwamen
voor in de loonklassen III en IV, en vel
bij
vracht-
vaarders en straatmakers. Enkele voormannen hadden

gemiddelde weekinkomens van
f63
en
f61,50; 217
werklieden hadden een gemiddeld weekinkomen van
f 50
en hooger;
5107
(dat is meer dan de helft) van
f 40 en hooger. Het gemiddelde weekinkomen van de

mann. reservisten met een garantieloon voor
45
uur

bedroeg
f 36; 317
reservisten hadden een gemiddeld
inkomen van
f 40
en hooger, slechts
28
minder dan
f28,

Aan verlof- en vacantiegeld werd uitgekeerd onge-
veer
3,4
pOt.; aan zieken- of ongevallengeld ongeveer
3 pOt.,
1)
aan vacantietoeslag ongeveer 1,1 püt. van

het arbeidsloon; bovendien moest de gemeente stor-
ten als premie ten behoeve van het pensioen der werk-
lieden
12
pOt. Uit deze percentages is te berekenen de samenstelling van het gemiddeldè weekinkomen
van f 40,46,
die aldus is:

verdiend arbeidsloon ……………………….f
38,03
gevonden door aftrek van ziekengeld
(3
pOt.) …. ..
1,1.4
en verlof- of vacantiegeld
(3,4
pOt.) ………… ..
1,29

van
het gemiddelde weekinkomen van …………
f40,46

Bovendien legde de gemeente ten koste aan:
vacantietoeslag

……………………… …..

f 0,38
pensioenbijdrage ……………………………
4,56

zoodat gemiddeld p. week p. werkman besteed werd
f 45,40

Een volgende staat bevat de gemiddelde uurinko-mens, door volwassen werklieden in
1921
verdiend,
en wei per categorie in iedere loonklasse, en in alle
loonklassen te zamen. Dit uurinkomen is niet, als het
weekinkomen, berekend individueel per werkman –
wat to ver zou voeren – doch gemiddeld per categorie. Ook het uurinkomen is, om de genoemde oorzaken.
aanzienlijk hooger dan het uurloon. Bovendien gellt
hier nog, dat voor een aantal werklieden, voornamelijk
in continu-dienst, de vaste werkrooster minder dan
45
uren aanwijst en door anderen wegens stilstand op
feestdagen niet in iedere week het volle aantal rooster-
uren wordt gewerkt, terwijl ze toch in het vaste week-
loon naar
45
uur worden betaald. Deze
6
n andere mo-
gelijkheden, dat minder uren gewerkt wordt dan de
rooster aangeeft (b.v. wegens ziekte, verzuim, enz.)
veroorzaken tevens, dat hot gemiddeld verdiende uur-
inkomen hooger is dan
1f5
van het gemiddelde week-

‘) Deze beide posten beteekenen het tijdens de vacantie
of de ziekte doorbetaalde arbeidsloon.

inkomen. Het uurinkomen is nooit lager dan ht
vaste loon.

,,Deze staat van uurinkomens is opgenomen – aldus

het verslag – mede om een vergelijking mogelijk te
maken met loonstaten, zooals die door den Metaalbond

worden gepubliceerd. De hier gevolgde wijze van be-
rekening vertoont echter op twee punten een verschil

iliet die, door genoemden Bond gebruikt. Ten eerste

is het gemiddelde uurinkomen der gemeentewerklie-

den berekend door de totaalverdienste van alle werk-
lieden ‘eener categorie, resp. van alle werklieden eener

loonklasse of van alle werklieden te zamen, te deelen

door het aantal uren,’ dat door die werklieden gewerkt
is;
terwijl
dit gemiddelde volgens de methode van dun
Metaalbond verkregen wordt door eerst van alle werk-

lieden het gemiddelde uurloon te berekenen, en ver-
volgens uit die gemiddelden een totaal-gemiddelde af

te leiden, waardoor alle werklieden, onverschillig

hoelang ze in een half jaar gewerkt hebben, denzelf-
den invloed op het gemiddelde uitoefenen. Ten tweede

zijn in de staten van den Metaalbond de hoogere ver-
diensten, gemaakt in overuren (waarvoor een verhoogd
loon uitgekeerd wordt), buiten invloed gelaten, daar deze uren eerst worden herleid tot gewone uren. Bij
de berekening der gemiddelde uurinkomens der ge-

meentewerklieden is dit niet geschied, en wel eens-
deels omdat deze berekening nog meerdere administra-

tie zou eischen, anderdeels echter en vooral, omdat

het minder juist werd geoordeeld van de verschillen-

de oorzaken, die het werkelijk verdiende uurinkomen
hooger doen zijn dan het vaste uurloon, ôén uit te

schakelen, nl. het oververdienen wegens arbeid, verricht
buiten de roost

erurela, terwijl andere dergelijke ver-
hoogingen (nacht-, Zondagsarbeid) voor uren volgens
rooster gewerkt, als elementen, die het inkomen ver-
hoogen, blijven meetellen.”

Uit deze berekeningen blijkt, dat het gemiddelde
uurinkomen voor de werklieden uit alle vijf klassen
bedroeg
f 0,92,
of
2
cent meer dan het vaste uurloon
van de werklieden uit de hoogste klasse alleen (voor
de .,ongeschoolden” was het
f 0,85, voor de ,,geoeferi-den” f 0,91
en voor de ,,geschoolden”
f 0,94). Eén
categorie (van
65
vrachtvaarders) behaa]de een ge-
middeld uurinkomen van f
1,18 (44
pOt. boven het
vaste uurloon); een

andere (van
125
straatmakers)
van
f1,15 (33Y
pOt. boven het vaste uurloon); een
derde (van
251
wagenpoetsers bij de tram) van
f 1,05
(33
pOt. boven het vaste uurloon); het verslag wijst
erop dat om dit gemiddelde voor de geheele groep te

bereiken, het gemiddelde individueele inkomen van
een aantal werklieden dezer groep dus nog hooger
moet zijn geweest.

Uit de cijfers voor het gemiddelde uurinkomen èn het gemidddelde per week verdiende arbeidsloon, is
te berekenen dat gemiddeld per week
41,3
uur is ge-
werkt. Het aantal niet door later verzuim geco-
pensecrde overuren bedraagt gemiddeld
0,3
uur per
week, terwijl het percentage voor de overige uren
door middel van de daarvoor betaalde bedragen kon
berekend worden, zoodat de volgende verhouding van
het aantal in
1921
gemiddeld per week gewerkte en verzuimde uren kon worden verkregen:

Gewerkte uren …… ……………………..
41,3
uur
Verzuim wegens ziekte of ongeval …………..
1,4
Verzuim wegens doorbetaald verlof en vacantie
. . 1,6
verzuim wegens verlof voor eigen rekening, stil-
sta.ud op
(6)
feestdagen en roosters beneden
45
uur (resp.
0,1 +
0,7
+ 0,2
uur) …………..
1,0

Totaal ….
45,3
uur

Het totaalbedrag dat den werklieden werd uithe- –
taald bedroeg
f 22.802.313,03.
Bovendien werd een
vacantietoeslag gegeven van
f 20
aan de volwassen en f 10
aan de jeugdige werklieden, te zamen tot een be-
drag van ongeveer
f 230.000,
zoodat in het geheel aan
de werklieden werd uitbetaald een bedrag van ruim
f 23.032.000,
terwijl de gemeente bovendien als premie
ten behoeve van het pensioen der werklieden in het

15 November 1922

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

983

Rijksfonds moest storten een bedrag van 12 pOt. der

nitbetaalde vaste bonen.
1)

Aan de (rustende) reservisten werd aan garantie-

loon (inc1. ziekte-, verlof- en vacantiegeld) uitbe-

taald
f
200.333,27 of 0,88 pOt. van het eerstgenoem-

de bedrag.

Het verslag voegt aan deze berekeningen enkele
cijfers toe, geldende voor het jaar 1922, daar sinds
1921 de verhoudingen gewijzigd zijn ten gevolge van

de verlenging van de vacautie (verlof) van 9 op 12
dagen en het verhoogen van den vacantietoeslag van

f
20 op
f
30 (welke maatregelen voor werklieden en
ambtenaren te zamen meerdere kosten meebrachten

van
f
260.000), en het in werking treden der nieuwe

pensioenwet, waardoor de gemeente in plaats van
12 pOt. aan premie, 15,5 püt. moest storten. Bedroe-
gen dus in 1921 de percentages waarmede feitelijk
het inkomen verhoogd werd door ziekengeld, verlof-
en vacantiegeid, vacantietoeslag en pensioenpremie
resp. 3 + 3,4 + 1,1 + 12 = 19,5 pOt., deze getallen

zijn voor 1922: 3 + 4,5 + 1,6 + 15,5 = 24,6 pOt.’

De gemiddelde weekinkomens zijn dientengevolge

aldus samengesteld:

Verdiend arbeidsloon …………..
f 37,60
Ziekengeld. …………………… ..
1,14
Verlof- of vacantiegeld …………..,,
1,72
Vacantietoeslag ……………….. ..
0,57
Pensioenbijclrage ……………….. ..
5,89

Totaal ……
f 46,92

Tegenover deze vermeerdering staat een vermin-
dering van het aantal gewerkte uren. tot 40,8 uur,
zoodat de 45,3 uur per week nu aldus is samengesteld:

Gewerkte uren ………………………….
40,8
uur
Verzuim wegens ziekte of ongeval ……………
1,4
Verzuim wegens doorbetaald verlof en vacantie
: – 2,1
Verzuim wegens vei-lof voor eigen rekening, stil-
stand
01)
(6)
feestdagen en roosters beneden
45
uur………………………………….1,0

Totaal ……
45,3
uur

Tot zoover de in het verslag verwerkte gegevens.
Het belang van een statistiek als deze blijkt duidelijk
als men de in het begin medegedeelde cijfers voor
vaste weekoonen voor een 45-urige werkweek verge-

lijkt met de door de
becijfering
ten slotte verkregen

cijfers voor het gemiddelde weekinkomen en de daar-
voor gemiddeld gewerkte uren. Zou men uit de eerste
conciudeeren tot een gemiddeld vast uurloon van

f
0,84e, uit de laatste blijkt het gemiddelde werkelijke
uurinkomen in totaal te bedragen (direct en indirect)

voor 1921
f
1,09 en voor 1922
f
1,15. Waar tusschen loon en werkelijk inkomen zoodanige verschillen kun-
nen bestaan, worden de kosten en de moeite besteed
aan het bewerken van een dergelijke statistiek, zeker
ruimschoots goedgemaakt door den hierdoor verkre-
gen luisteren blik in de arbeidsverhoudingen.

Mr. J.
BISREN5 DE HAAN
Jr.

HET BEVOLKINOSVRAAGSTUK HIER

TE LANDE.

Het wegens den buitensporigen omvang onzer be-
volkingsvermeerdering en de ongunstige tijdsomstan-
digheden reeds thans, ook in ons land, acuut geworden
bevolkingsvraagstuk is inderdaad van zoo alles over-

heerschend belang, dat ik
mij
moet veroorloven, naar

aanleiding van het jongste artikeltje van den heer
Methorst over dit onderwerp (E.-S. B. van 1 Novem-
ber 1922) nog even op de zaak terug te komen.
Niet om nader te trachten dien geachten schrijver
de illusie te ontnemen, dat hij ,,het spook der 110 mil-
lioen inwoners” heeft verdreven. Indien hij den in

1)
Aan de
10.976 ambtenaren,
op
31 Dec.
1921
in dienst,
werd aan salaris en overwerk uitbetaald een totaal bedrag
van
f
25.652.382,67,
waarbij nog komt een bedrag van on-
geveer
f
100.000 aan vacantietoeslagen van
f
20 en
f
10
aan volwassen en jeugdige ambtenaren, tot een salaris-
grens van
f
2400, plus
de pensioenpremie van
12
pCt.
der salarissen.

zijn tweede stukje thans weggelaten aanhef der

alinea, die in geding is
1,
zich had willen herinne-

ren, dan zou hem niet eerst uit mijn artikel in de

Econ.-Statist. Berichten van 18 October zijn duide-
lijk geworden, dat ik inderdaad geen oogenblik het

spookbeeld eener bevolking van 110 millioen bewoners

voor een ons land werkelijk dreigend gevaar heb aan-
gezien. Dat ik mij ,,een oogenblik” veroorloofde een

jaarlijksch accres van 1,42 pOt. als
blijvend
te veron-

derstellen, kan, in het verband waarin deze opmerking

voorkwam, geen redelijk lezer in den waan hebben ge-

bracht, dat ik zou hebben gemeend dat zulks ooit een

feit zou ‘kunnen worden. Ik stelde de hypothese met
het doel, om duidelijk te maken, dat de woorden ,,vol-

komen onhoudbaar” in de door den heer Methort

thans weggelaten en in de noot hieronder nog eens af-
gedrukte zinsnede, niet te sterk waren gekozen. Ook
uit het feit, dat ik verklaarde de hypothese slechts
,,een oogenblik” te willen stellen, moet ieder lezer

zijn duidelijk geweest, dat ik haar niet voor wezenlijk
houdbaar aanzag. Maar ik kan natuurlijk niet toe-

geven, dat ik haar in het geheel niet had mogen
stellen met het doel om uit haar ondenkbare gevol-
gen haar onhoudbaarheid te demonstreeren. Een be-

wijs uit het ongerijmde is, voor zoover mij bekend,
nimmer als ontoelaatbaar beschouwd, noch ook als een aanwijzing, dat men hetgeen door dit bewijs juist onge-

rjmd moest
blijken
aanvaardbaar achtte. Indien ik

destijds een ,,spook” heb getoond, kan het slechts dit
zijn geweest, dat, tenzij de geboorten verder aanzien-
lijk daalden, de sterfte in ons land belangrijk zoude moeten toenemen. Over deze weinig geslaagde be-

strijding
van
mijn
betoog overigens thans geen woord

meer.
Maar nu een kwestie van meer belang. De heer Met-horst verklaart het geboortecijfer, gesteld dit ware mo-
gelijk, niet weder hersteld te willen zien op het peil
vanwaar het in de jaren na 1876, als gevolg van de op-

zettelijke beperking der nataliteit, vrijwel onafge-


broken op het tegenwoordig niveau is teruggebracht,

en
hij
acht de daling daarvan snel genoeg voortgaande
om, ook zonder opzettelijke propaganda voor verdere daling van het geboortecijfer, alle gevaren voor over-
bevolking in ons land, ook voor de toekomst, reeds cu

bezworen te achten. ) –
Ik deel deze laatste meening geenszins, gezien liet

feit, dat het geboortensaldo in 1
,
920 1,62 en in 1921

1,63 pOt. der bevolking bedroeg. Doch ik zal daar-
op thans niet ingaan en enkel nog eens constateeren,
dat de daling sedert 1876 zonder krachtige propaganda
voor den teruggang van het geboortecijfer stellig niet

‘zou zijn bereikt.
Voor het verleden zoow’el als voor de toekomst

aanvaardt de heer Methorst derhalve de gevolgen
eener beweging die hij verkeerd acht. Doch wat de
toekomst betreft wil ik thans hier de vraag nog eens
met nadruk herhalen, welke ter vergadering der Ver-
éeniging voor de Staathuishoudkunde en de Statistiek
in het begin der debatten door mij is gedaan: hoe
stelt men zich nu eigenlijk voor, de geboorten, die
in 1921 nog 27,5 per duizend der bevolking beliepen,
tot veel lager peil terug te brengen – de heer Met-
borst gewaagde in dit verband van een verhouding

v2n 1.0-12 per duizend – indien redelijke gezins-
beperking en de propaganda dearvoor ongewenscht
of meer nog gevaarlijk heeten moeten? Ter vergade-
ring kwam op die vraag geen antwoord. Het zou zeet

verheugend zijn, indien het nu wè] komen mocht.

– ‘) Die aanhef luidde: ,,Trouwens een toeneming met
1,42
pCt. der aanvangsbevolking per jaar is, van al het vooraf-
gaande nog afgezien, niet slechts ongewenscht, doch op den
duur volkomen onhoudbaar.”
2)
Hij gewaagt van de propaganda van den Nieuw-Maithu-
siaanschen Bond. Ik ben van dien Bond geen lid, en van
de wijze waarop hij propaganda voert niet op de hoogte.
Mogelijk, dat daarin verandering behoort te worden ge-
bracht; ik kan dit niet beoordeelen. Het gaat echter om
de propaganda voor een opzettelijke vermindering der ge.,
middelde nataliteit als zoodanig.

984

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 November 192.2

Een houding van verzet tegen rationaliseering der

procreatie, gepaard met een zich verheugen over het
feit, dat noodiottige gevolgen, welke zonder die ratio-
naliseering zouden moeten zijn ingetreden, uitbieven,

wijl deze in werkelijkheid werd toegepast, en met het

uitspreken van vertrouwen, dat die gevolgen ook in

de toekomst zullen voorkomen worden, omdat de

rationaliseering wel verderen voortgang nemen zal,

is er eene, waarin toch d.m. moeilijk kan wôrden vol-

hard. Oollega van Blom sprak (Ec.-Stat. Eer. van

18 October j.l.) in dit verband van den ,,deukfout.”
In ieder geval plaatst men zich daarmede, tegenover

de hoogst ernstige zaak, d:ie het hier geldt, op een

steunpunt hetwelk, in mijn oog althans, geen eerbied
afdwingt.

C. A.
VeRRIJJ STUART.
Utrecht, 2 November 19291

N as c h r i f t. Naar aanleiding van bovenstaarid
aitikel van Prof. Dr. C. A. Verrij
n Stuart, mijner

zijds slechts een paar opmerkingen.

lo. De beschuldiging van den heer Verrijn Stuart,

dat ik hem niet volledig citeerde is
onjuist. Op
blz.

853 Ie kolom van het No. van 4 October 1922, haalde
ik den geheelen passus aan,
ook den aanhef.
2o. indien de heer Verrijn Stuart geschreven had:
,,Nemen
wij
voor een oogeublik aan (wat wij eigen-
lijk niet mogen aannenien) een blijvend accres van

1,42 pOt., dan zou . . . . etc.”, dan zou ik zeker
niet

de pen hebben opgevat.

Maar z66 was de redeneering
niet.
De heer Verrijn Stuart achtte lettend op het stijgend beloop van de

toenemingspercentages de o n d e r s t e 11 i n g van
een regelmatig voortduren van een toene-

mingspercentage van 1413 juist g e o o r 1 o o f d.
Hierin zat de
kracht,
maar ook de
,,onvoorzichtig-
heid”,
die ik meende te moeten signalee.ren, omdat
een
dergelijke
uitspraak uit den mond van een des-
kundige als
hij,
het publiek op een dwaalspoor brengt.

Een dergeljké onderstelling ware
wel
geoorloofd

indien de beide
lijnen
van geboorte en sterfte
hori-
zontaal
liepen, doch
niet
nu die beide
lijnen
zich in
dalende richting bewegen en de sterftelijn weldra

haar ,,natuurlijke” grens zal hebben bereikt.
Zij ware
ook
geoorloofd indien ons bevolkingsaccres
ontstond door een saldo van immigratie.

3o. Waar heb ik gezégd ,,alle gevaren voor over-

bevolking in ons land, ook voor de toekomst reeds
nu bezworcn te achten?” ‘) I.k ben mij niet ‘bewust er-

gens een
dergelijke
uitdrukking te hebben gebezigd
en wil mij een zoodanige opvatting dan ook liever

niet zien toegedicht. Wel heb ik op hlz. 854 2e kolom
van mijn artikeltje van 4 Oct. het volgende gezegd:

,,Toch blijft een mogelijke toeneming der bevolking tot:
,,stel
12
of 15 millioen zielen als maximum, zeker van ge-
,,noeg belang om de vraag te . wettigen of een dergelijke
,,densiteit niet te groot is voor ons land. Ik zou geneigd
,,zijn mij aan te sluiten bij de meening van Prof. Kohl-
,,brugge, die in zijn praeadvies zegt een land is overbevolkt
,,als de inwoners niet voldoende produceeren, daarbij is
,,het ntuurljk onverschillig
of
het eene land voeclingsmid-
,,delen, het andere industrie producten levert.”

4o. De heer Verrijn Stuart zegt: ,,dat de daling
sedert 1876 zonder krachtige propaganda voor den

teruggang van het geboortecijfer stellig niet zou zijn
bereikt.” Hetgeen te bewijzen is.
Ik blijf van meening, dat ook indien Malthus zijn
belangrijke theorieën
nimmer
verkondigd had, de cul-
tuurdaling der geboorte evengoed zijn loop zou zijn
begonnen. In dit verband moge ik opmerken, dat de invloed van den Nieuw-Malthus. bond, pas later tot beperking der geboorten kan hebben medegewerkt,
daar deze bond, van uit Engeland geïmporteerd, eerst
in 1881 hier te lande werd opgericht, in 1882 de eer-
ste practische iaadgevingen ter voorkoming van ge-

‘) De heer Verrijn Stuart vermeldt hierbij dat het geboor-
te saldo in
1920 1,62
en in
1921 1,63
pCt. bedroeg.
Mij
ont-
gaat de beteekenis hiervan. In
1916
en
1917
waren die
percentages zelfs resp.
2.08
en
2,151

boorten in het licht gaf en eerst in 1890 eene krach-
tige propaganda begon. De daling der geboorte is

reeds in 1816 begonnen en sedert vrij regelmatig
voortgegaan.

We merken van eenigen invloed vah die popagan
da op den loop der geboortelijn eigenlijk geen spoor. Ten slotte nog dit.

Neemt men aan dat de geboortedaling bij de oude

Romeinen en die in Frankrijk sedert 1814, ook gevolg zijn geweest van ,,krachtige propaganda”? Ik heb ner-
gens die uitspraak gevonden.

5o. De vraag waarom het gaat is dee: of een
op-
zettelijice propaganda
voor geboorte-beperking, met alle gevaren welke daaraan voor ons volk verbonden
zijn,
noodzakelijk is.

Er zijn drieërlei meeningen in dit opzicht, die m.i.
wel uit elkaar gehouden moeten worden.

lo. De meening van hen, die om godsdienstige of
andere redenen tegen
elke
gezinsbepei’king zijn.
2o. De opvatting van hen, die meenen dat ge-
zinsbeperking niet vlug genoeg zal gaan
zonder op-
zettelijke propaganda
en dus een krachtige propagan-
da noodzakelijk
achten.

3o. De meening van hen die, met het oog op de
snelle en regelmatige geboortedaling sedert 1.76,
welke buiten den N. M.-bond begonnen is en ook on-

getwijfeld buiten cle bemoeiingen van dien bond, snel

zal voortgaan, een georganiseerde (opzettelijke) pro-
paganda voor gezinsbeperking niet goedkeuren, op

grond van de gevaren, welke daaraan voor ons volk

verbonden zijn en daarom die propaganda willen doen
ophouden.

Voor zoover middelen als abortus, etc. (die vroeger ook

voo:rgekomen zijn, doch door die proaganda worden
bevorderd) ook daarna nog zullen worden toegepast,
moeten ook
die
bestreden worden al zou daardoor de
daling
der geboorteljn
minder snel gaan.
In elk ge-
val: ,wij moeten strijden tegen die middelen, welke
onze volksziel bederven, ook al bevorderden die mid-
delen eene geboortebeperking. Het zuiver houden van
onze volksziel is het voornaamste.
Is dit een denkfout?

En is het wel billjk een dergelijke ojvatting te
brandmerken als eene die (excusez du l)eu) ,,geen
eerbied afdwingt”? H.
w..
METHORST.
dien Haag, 7 Nov, 1922..

DE FINANCIEELE RECONSTRUCTIE’

VAN OOSTEN.RIJK.

II.

Het eerste deel van de uiteenzettingen van Sir
Arthur Salter eindigde met een overzicht van dc
rapporten der financieele en economische commissies
van den Volkenbond, op welker vaststelling, nadat
cle Oostenrijksche commissie een verklaring had op-
gesteld, ten doel hebbende het vertrouwen in de Po-

litieke en economische integriteit van Oostenrijk te
herstellen, op 4 September onderteekening van den de-

finitieven tekst van het reconstructieplan door Frank-
rijk, Groot-Brittannië, Italië, Tsjechoslowakije en
Oostenrijk volgde. Het plan bestaat uit drie protocol-
len, die met de annexen, waaronder het rapport van
de financieele commissie, het plan van den Raad
vormen. Sir Arthur schrijft hierover:

Het eerste protocol, onderteekend door de vertegenwoor-
digers der bovengenoemde mogendheclen, en tot ondertee-
kening waarvan alle andere landen zijn uitgenoodigd, bevat
een plechtige verklaring, waarbij de onderteekenaren zich
verplichten ,,de politieke onafhankelijkheid, de territoriale
integriteit en de souvereiniteit van Oostenrijk te eerbie-
digen, niet te zullen trachten eenig speciaal voordeel op
economisch of financieel gebied te verkrijgen, dat met die
onafhankelijkheid in strijd zou kunnen zijn, en ten ‘slotte
om, indien het geval zich mocht voordoen, zich tot deü’
Volkenbondsraad ‘te wenden en zich te onderwerpen aan’
zijn beslissing.” Oostenrijk van zijn kant, neemt onder dit:
protocol dezelfde verplichtingen op zich.
Het tweede protocol met
2
anneen bepaalt de wijze van

15 November 1922

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

garandeeren der leeningen, de verplichtingen der garan-
deereude mogendheden en de rechten en verplichtingen der
uit vertegenwoordigers van deze mogendheden samenge-
stelde commissie. Dit protocol is onderteekend door de
vier voornaamste garandeerende mogendheden en door
Oostenrijk en staat open voor alle mogendheden, die willen en kunnen deelnemen aan het financieele reconstructiewerk
(met de noodige tekstwijzigingen betreffende den omvang
(ter garantie door deze landen op zich te nemen). Ten slotte
bepaalt het derde protocol afzonderlijk de verplichtingen
van Oostenrijk inzake de in te voeren hervormingen, en de
functies van den bogen Commissaris, die met de Oosten-
rijksche regeering hierin moet samenwerken.
Met elkaar vormen deze drie protocollen het Volken-
bondsplan voor de reconstructie van, Oostenrijk.

Korte samenvatting.

Het plan berust op de politieke integriteit en de econo-
mische onafhankelijkheid van Oostenrijk, die in het eerste
protocol gewaarborgd worden. Dank zij het vertrouwen, dat
naar men hoopt, het gevolg zal zijn van deze verklaring,
zal Oostenrijk de hervormingspl anrien kunnen uitvoeren
(met inbegrip van vermindering van uitgaven en vermeer-
(lering van ontvangsten uit de belastingen), die het in staat
moeten stellen de begrooting einde 1924 in evenwicht te
brengen.
In afwachting daarvan zal men door middel van leenin-
gen voorzien in het tekort der overgangsperiode, geschat
op 650 millioen goudkronen. Hoewel deze leeningen gega-
randeerd zijn door Oostenrijksehe activa, die (als de her-
vormingen slagen en als de openbare orde gehandhaafd
blijft) voldoende zullen zijn, zonder dat men zijn toevlucht
zal behoeven te nemen tot de garandeerende mogendheden,
moeten zij toch, om de bovengemelde redenen door vreemde
mogendheden gegarandeerd worden. Iedere regeeriug zal
zich borg stellen voor een zeker deel van de intrest en
aflossing. De regeeringen van Groot-Brittannië, Frankrijk,
Italië en Tsjechoslowakije hebben ieder 20 pCt. gegaran-
cleerd, dus in totaal 80 pCt. (en bovendien een zeker, deel
van het door andere garandeerende mogenciheden op zich.te
nemen risico).
1)

Er blijft dus nog 20 pCt. (zie noot 2) over, clie door
andere inogendheden gezamenlijk zullen moeten worden
gegarandeerd. Gesteld dat dit percentage gedekt is door
garantie, dan zal de toekomstige inteekenaar op de leening
dus niet alleen de garantie genieten van de daartoe aan-
gewezen Oostenrijksche onderpanden, maar zal hij als deze onderpanden in gebreke mochten blijven, bovendien de ge-
heele interest en aflossing ontvangen door cle borgstelling
van een bepaalde regeering.
De garandeerende mogendheden zelf loopen geen enkel
risico, zoolang dé voor de leening bestemde onderpanden
voldoende vaarde blijven houden om in de rente en aflos-
sing te voorzien.
Als Oostenrijk aldus het vooruitzicht krijgt om zich, dank

De Financiee’le Commissie heeft haar oorspronkelijke
raming van het begrootingstekort van 520 millioen goud-
kronen op 650 millioen goudkronen gebracht, ten einde
hierin ook op te nemen de terugbetaling van cle door Groot-
Brittannië, Frankrijk, Italië en Tsjechoslowakije dit jaar
verstrekte voorschotten.
Het is noodzakelijk, dat alle garanties betrekking hebben
op het geheele bedrag, zoodat de leeningen (of beter de
leening, hoewel deze natuurlijk op verschillende tijdstippen
in verschillende tranches zal worden uitgegeven, overeen-
komstig de behoeften van Oostenrijk en de toestand van
de markt) alle hetzelfde karakter zullen hebben en op
dezelfde onderpanden zullen rusten. Om het echter moge-
lijk te maken, dat staten, die geen belang hebben bij de
terugbetaling der voorschotten, hun verantwoordelijkheid
kunnen beperken tot dat gedeelte van de totale som, het-
welk Oostenrijk voor zijn eigenlijke behoeften noodig heeft
(520 millioen goudkronen), hebben Groot-Brittannië,
Frankrijk, Italië en Tsjechoslowalcije een speciale overeen-
komst gesloten, waarbij zij het aandeel der andere mogend-
heden in de garantie dekken, voor zoover het de bijkomende
som van 130 millioen betreft. Het gevolg van deze overeen-
komst is, dat ieder land een bepaald percentage van de ge-
heele leen ing kan garandeeren, terwijl zijn werkelijke ver-
antwoordelijkheid beperkt blijft tot datzelfde percentage
van 520 millioen goudkronen in plaats van 650 millioen
goudkrouen. Hierdoor bedraagt de totale garantie der vier
voornaamste garandeerende mogendheden dus 84 pCt. in
plaats van 80 pCt.
Om bovengenoemde reden brengt dit slechts de ver-
plichting met zich mede voor cle andere mogendheden, om
20 pCt. van 520 millioen te garandeeren, (of 16 pCt. van
650 millioen).

zij deze voorschotten, inkomsten te verschaffen, zal het
niet meer gedwongen zijn zich van geldmiddelen te voor-
zien door het uitgeven van papiergeld, waardoor het zelf
den val van de kroon veroorzaakt.
In dit verband veronderstelt het plan tevens als een der
voornaamste voorwaarden, dat een circulatiebank zal wor-
den opgericht. De Oostenrijksche regeering zal deze bank
het alleenrecht voor uitgifte van papiergeld verleenen en
zal niet meer, behalve na speciale machtiging, mogen onder-
handelen over het sluiten van leeningen.
Bijgevolg zal Oostenrijk de nieuwe orde van zaken niet
behoeven te gron4vesten op de wankele basis van een voort-
durend in waarde dalende munteenheid. Tot nu toe bevond
zich de regeering in de moeilijke positie van geen einde
te kunnen maken aan de inflatie, zoolang het budget niet
in evenwicht was, en van het evenwicht der begrooting niet
te kunnen hei

stellen, zoolang de inflatie voortduurde.
Thans kan het land met reden verwachten, dat het de be-
schikking zal krijgen over voldoende middelen om de onver-
mijdelijke overgangsperiode door te komen.

Maar de verwezenlijking van het hervormingsplan, waar-
van zoowel de welvaart van Oostenrijk als de waarde
zijner activa afhankelijk is, zal ongetwijfeld een moeilijke en
zware taak zijn. Daarom voorziet het Volkenbondsvoorstel in de aanstelling van een Hoogen Commissaris, die tot taak zal hebben, te zamen met de Oostenrijksche regeering, toe-,
zicht te houden op de uitvoering van de noodige hervormin-
gen. Deze Commissaris ontleent zijn gezag voor een niet
gering gedeelte aan het feit, dat hij het recht zal hebben
over de opbrengst der leening te beschikken.
,,De Oostenrijksche regeering verklaart, niet over de uit
de leeningen verkregen middelen te kunnen beschikken
zonder de machtiging van den Hoogen Commissaris.” Ech-
ter mogen de voorwaarden, die de Commissaris verbindt
aan, het al of niet ter beschikking stellen der gelden slechts
ten doel hebben de geleidelijke uitvoering der hervormingen
of het intact houden der onderpanden.
De persoon aan wie deze hoogst verantwoordelijke posi-
tie zal worden opgedragen, mag niet zijn een vertegenwoor-
diger van de garandeerende mogenciheden; hij zal een
functionaris zijn van den Volkenbond. Hij zal benoemd
worden door den Volkenbondsraad en zal aan dezen
verantwoording verschuldigd zijn. De vertegenwoordiger van Oostenrijk zal in den Raad zitting hebben met gelijke
rechten als de andere leden, telkenmale dat op Oostenrijk
betrekking hebbende kwesties besproken worden. De Raad
heeft, toen hij het plan goedkeurde, er een besluit aan toe-
gevoegd, volgens hetwelk de Hooge Commissaris geen onder-
claan mag zijn van een der voornaamste garantie-mogendhe-
den, noch van een der grensstaten van Oostenrijk. De voor-naamste zorg van den bogen Commissaris behoort identiek
te zijn aan die der Oostenrijksche regeering, d.w.z. het welzijn
van het Oostenrjksche volk. Daartoe wordt vereischt, dat
de maatregelen die Oostenrijk in staat zullen moeten stel-
len ,,self-supporting” te worden, succes hebben. Het in stand
houden van de waarde der onderpanden vormt zeen- zeker,

een gedeelte, maar ook niet meer dan een gedeelte van het algemeene hervormingsplan, dat de Oostenrijksche regee-
ring zal hebben uit te werken en in toepassing te brengen,
en dat de Commissaris zal hebben te controleeren. De Hooge
Commissaris zal te Weenen verblijf houden; hij zal een
maandelijksch rapport uitbrengen aan den Raad. Zijn
functie zal eindigen zoodra de Raad meent, dat cle finan-
cieele stabiliteit van Oostenrijk ten volle verzekerd is.
Behalve de Hooge Commissaris van den Volkenbond zal
worden ingesteld een contröle-commissie der garandeerende
mogendheden. Deze commissie, waarvan het Italiaansche
lid president, en het Tsjechische lid vice-president zal zijn,
wordt gevormd door de vertegenwoordigers der garantie-.
mogendheden. Elk lid zal een aantal stemmen uitbrengen,
oveeenkomstig het percentage der leeniag, door zijn regee-
ring gegarandeerd. Deze commissie zal niet permanent zit
ting hebben; zij zal van tijd tot tijd bijeenkomen in de
residentie van den Volkenbond en niet te Weenen.
De goedkeuring van deze commissie, bij meerderheid van
% der stemmen, zal noodig zijn voor het vaststellen der
voornaamste voorwaarden van uitgifte der leening. Dezelfde
meerderheid zal vereischt zijn voor de vaststelling der be-
talingsvoorwaa.rden in geval de garanties werkelijk in wer-
king zouden moeten treden. In alle andere gevallen neemt
de commissie haar beslissingen gewoon bij meerderheid van
stemmen. Zij krijgt inzage van de maandelijksche rappor-
ten van den Hoogen Commissaris aan den Raad. Zij kan
den Commissaris alle inlichtingen vragen, die zij meent
noodig te hebben omtrent de vordering van het hervor-
mingswerk, en zij kan op- en aanmerkingen maken, die ech-‘
ter slechts ten doel mogen hebben de bescherming van de
belangen der garandeerende mogendheden. Als de voor den:

986

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 November 1922

dienst der leening bestemde ontvangsten onvoldoende blij-
ken te zijn voor de rente-betaling, dan kan de commissie
vragen, dat supplementaire onderpanden zullen worden
aangewezen.
In de uitoefening van haar rechten wendt de commissie
zich niet tot de Oostenrijksche regeering, doch tot den
Hoogen Commissaris. De commissie en de garandeerende
staten hebben desnoods het recht van appel op den Raad.
De rechten en bevoegdheden van den bogen Commissa-ris, zoowel als die van de commissie, zijn nauwkeurig om-
schreven, opdat geen van beiden zullen kunnen afwijken
van de hun toegewezen taak: ,d.w.z. de topassing van het
hervormingsprogramma, en het intact houden der onder-
panden. Die ömschrijving vermijdt tevens alles wat de sou-
vereiniteit en de verantwoordelijkheid van de Oostenrijk-
sehe regeering zou kunnen aantasten.
De voornaamste karaktertrekken van de thans gesloten
overeenkomst zijn dus: een financieel hervormingspro-
gramma voor een periode van 2 jaar; maatregelen ter dek-
king van het tekort gedurende clie twee jaar door middel van gegarandeerde leéningen; maatregelen ten doel heb-bende een verdere daling der kroon tegen te gaan, en ten
slotte een contrôle op de door de Oostenrijksche regeering
te nemen maategelen voor de uitvoering van het hervor’
mingsprogra.mma.
Speciale moeilijkheden en het werk voor de eerstkomende
maanden.
Aan bovenstaande uiteenzetting dienen te worden toe-

gevoegd eenige opmerkingen betreffende de speciale moei-
lijkheden, die gedurende cle aanvangsperiode ondervonden
zullen worden. De garantiebeloften, door de verschillende
regeeringen gedaan, moeten nog door de respectieve parle-
menten worden goedgekeurd, de leening kan slechts worden
uitgegeven eenigen tijd na het tot stand komen van de
ratificaties. Het is van groot belang, dat al deze ratif i-
caties voor 31 December van dit jaar een feit zijn. Daarna
zal in een tekort, dat eventueel mocht zijn ontstaan tus-
schen dezen datum en de uitgifte van een leening op lan-gen termijn, zonder veel moeite voorzien kunnen worden
door de uitgifte van schatkistbiljetten in goudkronen of
in een buitenlandsch devies, inwisselbaar zoodra de op-,
brengst van het eerste gedeelte der leening beschikbaar is.
Vanaf het huidig oogenblik tot het einde van dit jaar
zal men echter met zeer groote moeilijkheden te kampen
hebben. Men schat dat van nu af tot 31 December 1922
een tekort van 120 h 160 millioen goudkronen zal ontstaan..
De financieele commissie hoopt, dat het mogelijk zal zijn,
dit tekort te dekken door uitgifte van schatkistbiljetten
van een omloopstijd van 3 k 6 maanden (in Oostenrijk uit te geven door de Oostenrijksche regeering, en die door de
Oostenrijksche banken opgenomen zullen moeten worden).
Deze biljetten zullen gedeeltelijk gegarandeerd moeten wor-
den door het overblijvende deel van de reeds toegestane en
nog niet uitgegeven voorschotten der Fransche, Italiaan-sche en Tsjechische regeeringen en gedeeltelijk door een
eerste hypotheek op de douane-inkomsten en het tabaks-
monopolie.
Gedurende deze periode zullen bovendien de volgende
maatregelen genomen moeten worden.
De Oostenrjksche regeering moet onmiddellijk tot zekere
hervormingen overgaan, die thans reeds uitvoerbaar zijn.
Zij zal, in overeenstemming met den bogen Commis-
saris of in afwachting van diens benoeming, in overeen-
stemming met een Volkenbondsdelegatie, een hervormings-
programma moeten uitwerken, waardoor de begrooting tegen
het einde van 1.924 in evenwicht zal zijn gebracht.
Zij zal bij het Oostenrijksché parlement een wetsontwerp
moeten indienen, waarbij, voor een periode van twee jaar,
de aan het bewind zijnde regeering volledige machtiging
wordt verleend tot het nemen van alle maatregelen noodig
om het budget tegen het eind van 1924 in evenwicht, te
brengen, zonder dat hiervoor een veiclere speciale machti-
ging van het parlement noodig is.
De circulatiebank moet haar deuren openen en vanaf
dat oogenblik zal de Oostenrijksche regeering geen papier-
geld meer mogen laten drukken.
De Hooge Commissaris en de contrôle commissie der
garandeerende mogendheclen zullen benoemd worden.
Regeeringen, andere dan die welke tot nu toe de protocol-
len hebben onderteekend, zullen worden uitgenoodigd deel
te nemen aan de garanties, opdat de volle 100 pCt. der uit te geven leening gewaarborgd zullen zijn.
Alle toezeggingen voor deelneming aan de garantie zu1′
len moeten worden geratificeerd door de verschillende par-
lementen. .
Dit is de inhoud van de door den Volkenbondsraad voor-
geitelde regeling, die neerkomt op een door de regeeringen
van Groot-Britannië, Frankrijk, Italië en Tsjechoslowa-
kije aangegane verplichting (behoudens parlementaire ratif i-

catie) om gezamenlijk
4/5
van hoofdsom en rente der uit
te geven leening te garandeeren, waarbij zich aansluit de
door de Oostenrjksche regeering aangegane verplichting de
voor de uitvoering der regeling noodig geachte hervormin-
gen door te voeren en zich te onderwerpen aan de in te
stellen contrôle.

Buitenstaande regeeringen worden dus gevraagd zich
aan te sluiten bij de garantie d.w.z. voor even minder dan
van het geheel, en alle Oostenrijk te hulp komende
staten zijn uitgenoodigd de politieke declaratie te teekenen.
Gedurende de voorbereiding van dit plan is ‘de Raad
zich steeds bewust geweest dat de uitvoering buitengewoon
moeilijk zal zijn, maar tevens is nooit getwijfeld aan de
mogelijkheid daarvan. Het vraagstuk is voor den Volken-
bond gebracht op een oogenblik dat Oostenrijk aan den
rand van den afgrond stond, op een oogenblik dat het land
financieel vrijwel geheel gedesorganiseerd was, het betaal-
middel nagenoeg waardeloos, en de sociale en politieke orde
in ernstig gevaar verkeerde. Een land dat in zulk een toe-
stand verkeert weer te genezen zal zeker niet gemakkelijk
zijn. Vandaar, dat tijdens de openbare zitting van den
Volkenbondsraad op 4 October, tijdens welke de Raad ver-
slag uitbracht van het behaalde resultaat, met bijzonderen
nadruk de aandacht werd gevestigd op de volgende passage
van het rapport der Financieele ,Commissie:
,,Oostenrijk heeft de drie laatste jaren grootendeels ge-
leefd van openbare en priv&leeningen, die of de regeerin-
gen het wilden of niet, giften zijn geworden. Het heeft
geleefd van liefdadigheid en van de verliezen die buiten-landsche speculanten geleden hebben door de daling van
de kroon. Dergelijke hulpbronnen kunnen in geen geval
blijven vloeien, noch op dezelfde wijze worden aangewend.
Oostenrijk heeft veel meer verbruikt dan het heeft voortge-
bracht, de belangrijke sommen die men het heeft voorge-
schoten en die hadden moeten dienen voor het herstel van
cle financiën en den economischen wederopbouw, hebben ge-
diend voor de dagelijksche behoeften. In de toekomst zul-
len alle voorschotten gebruikt moeten worden om her-
vormingen in te voeren; binnen zeer korten tijd moet
Oostenrijk niet meer verbruiken dan het in staat zal zijn
voort te brengen. Als nieuwe credieten verkregen worden,
zal de hervormingsperiode zeer pijnlijk zijn; hoe langer
men echter wacht alvorens hiermede te beginnen, hoe pijn-
lijker de periode zal zijn.
Als alles naar wensch verloopt, zullen de bestaansvoor-
waarden het volgend jaar in Oostenrijk zwaarder zijn, nu
het met alle inspanning zijn positie tracht te herstellen,
dan verleden jaar toen het de voor den wederopbouw be-
stemde credietén gebruikte voor de dagelijksche behoeften,
zonder tot hervormingen over te gaan..
Er valt echter niet te kiezen tusschen het voortduren van
den toestand van verleden jaar en de verbetering daarvan;
er moet gekozen worden tusschen de periode van moei-
lijkheden, die misschien nog grooter zullen zijn dan alles
wat Oostenrijk sinds 1919 ondervonden heeft, maar die voor
de toekomst een werkelijke verbetering beteekenén (dit is
de meest gunstige onderstelling) en het verzinken in chao-tische ellende, zonder weclerga in de moderne wereld, be-
halve in Rusland. Er is geen hoop voor Oostenrijk, tenzij het bereid is een
gezag te erkennen en te steunen, welks plicht het zal zijn
hervormingen in te voeren, die een moeilijker toestand in
het leven zullen roepen dan de tegenwoordige, want slechts
op deze wijze zal Oostenrijk een nog vreeselijker lot kun-
nen ontgaan.”
De meaning van den Oostenrijkschen Rijkskanselier vult
bovenstaande waarschuwing aan, zonder iets van haar
kracht te verzwakken. Hij heeft immers gezegd, overtuigd
te zijn, dat als Oostenrijk de hulp verkrijgt waar het niet
buiten kan, het in staat zal zijn om in zijn economische
behoeften te voorzien, eerder dan men algemeen aanneemt. Het bezit rijkdommen op het gebied van den landbouw, die
slechts wachten op een meer intensieve ontginning; reeds lang bestaande industrieën, die echter door den oorlog en
de gevolgen daarvan niet het voor hun bedrijf noodige
kapitaal hebben kunnen vinden; waterkracht, die tot op
heden nog niet behoorlijk geëxploiteerd is kunnen worden;
het verheugt zich in het bezit van een uitstekende aardrijks-
kundige positie, en heeft een nog grooter rijkdom in zijn
intelligente en werkzame bevolking.
Met deze moeilijkheden in het vooruitzicht en met deze
hoop in het hart, moet Oostenrijk met behulp van den
Volkenbond en van de steun verleenende staten, ,,den moei-
lijken, maar niet onbegaanbaren weg” bestijgen, die leiden
zal naar financieele hervormingen en economische onafhan-
kelijkheid.
j.
ARTHUR SALTER,
Directeur van de Economische en Financieele Afdeeling van het Volkenbondssecretariaat.

15 November 1922

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

987

Wegens ongesteidheid was onze Londensche cor-

respondent verhinderd ons zijn wekeiijkschen brief te

zenden. – Bed.

INDEX CIJFERS.

Gedurende October bewogen de groothandeisprijzen

zich algemeen in opwaartsche richting. Ten gevolge
hiervan is thans het indexcijfer van den lagen stand

per eind September weer ongeveer beland op het
cijfer van eind Augustus. In September bedroeg de

daling
68
punten en in October heeft de stijging
15

punten bedragen. Het totaal is nu
4264,
terwijl het

eind October van het vorig jaar
4588
was. De laatste

stijging omvat alle groepen, uitgezonderd de diversen.

Hieronder laten wij de gebruikelijke – aan ,,The

Economist” ontleende – tabel volgen:

Data
L,ronen
en
vleescn

Andere
Doe-
d,ngs-
en
ge-
nolm.

VveeJ-
sloffen
sjej-
aloffen

Diver-
sen:
allen,
hout,
rubber,
enz.

Totaal

Alge-
meen
Index.
cijfer

Basis (gemidd.
1901-5)


500
300
500 400
500
2200
100,0
1 Januari 1914
563
355 642
491
572
2623
119,2
1 April

,,
560
3504
6264
493 567 2597
118,0
1 Juli

..
5654
345 616
4714
551
2549
115,9
EindeDec.1914
714
4144
509
476
6864
2800
127,3
1915
897
446
731
7114
8484
3634
165,1
1916
1294
553
11244
8244
1112
4908
223,0
1917
12864
686
16844
8394
13484
5845 263,2
1918 1303
7824
18054
816
1337
6094
277.0
1919 14414
8814 24424
1145
14534
7364
334,7
1920 1344
805
1284
1216 1275
5924
269,3
Jan.1921
12954
797
1187
11284
1209
5617
255,3
Febr.,,
11764
771
1038 1053
11374
5176
235,3
Mrt.

,,
1212
727
1030 1003 1125
5097
231,7
April,,
1196
723
1031
936
1043
4929
224,0
4ei

,,
1195
691
996 963
1065
4910
223.2
juni ,,
11744
6654 9734
973
10234
4810 218,6
Juli

,,
1165
7074
9584
937
1030
4798
218,1
Aug. ,,
1184
7164
998
9204
1000
4819
219,0
Sept. ,,
11194 688
1258
871
9874 4924
223.8 Oct.

,,
956
685
1171
816 960
4588
208,5
Nov.
951
672 11174
774
9434
4458
202,6
Dec.

,,
9214
636
1106
762
9314
4357
198,0
Jan.1922
9074
6544
10664
730
9254
4284
194,7
Febr.,,
948
6404
10374
6964
9364
4259
193,6
Mrt. ,,
980
687 1038
700
892 4297
195,3
April,,
10084
667
1010
7094
890
4285
194,8
Mei

,,
10404
657
1079
7104
885
4372
198,7
Juni ,,
10004
6764
1135
690
887
4389
199,5
Juli

,,
9941
669
1120
7124 900 4396
199.8
Aug. ,,
8804
674
11234
6914
8874
4257
193,5
Sept.,,
8734
6824
1116
699 818
4189
190,4
Oct.

,,
885
700
1154
712 813
4264
193,8

Buitenlandsche tarwe is hoofdzakelijk door de groo-
te aanvoeren lager; binnenlandsche tarwe en andere
graansoorten sluiten hooger. Rund- en schapenvleesch
lager, varkensvleesch hooger. De belangrijkste veran-
dering in de tweede groep der voedingsmiddelen is
een sterke
stijging
der theeprijzen.
Op
de veilingen
werd scherp geconcurreerd en bijna alle soorten be-
haalden hoogere prijzen. Suiker noteert ook weer iets
hooger, maar boter heeft het grootste deel der Sep-
temberstijging moeten inboeten. In de weefstoffen-
groep – zijn en de prijzen voor katoen en die voor wol
hooger. Amerikaan sche katoen is sterk gestegen en in
sympathie hiermede gingen ook de prijzen voor garen
en linnen in de hoogte, hoewel niet in dezelfde mate.
In de eerste helft der maand konden de wolprijzen
belangrijk monteeren, maar bij de sluiting kwam er
eenige reactie. Vlas en hennep onveranderd, jute aan-

zienlijk gedaald.
In de deifstoffengroep zijn onveranderd ruwijzer en
stalen rails, maar ijzeren staven, die in September op
eenzelfde niveau bleven, zijn thans wat goedkooper.
Een kleine verhooging voor stoomkolen wordt gedeel-
telijk te niet gedaan door een daling in kolen voor
huisbrand. Lood en tin beide hooger. In de diversen-groep, de eenige welke deze maand een netto-daling

aanwijst, is de voornaamste beweging een daling voor
petroleum, gedeeltelijk geneutraliseerd door kleine

stijgingen, voor oliezaden en rubber.

In onderstaande tabel vergelijken wij de huidige

positie met die van
Juli 1014.
De laatste stijging van

75
punten brengt thans het indexcijfer
op 66,2
pOt.

boven den stand van
1914.
Eind September was dit

percentage
63,5.

Dam
Granen
en
vl:esch

Andere
voe-
a
eflg
:
nolm.

Wed.
stoffen
Delf-

sloffen

Dive,-
fl.
olln,

r’r,
enz.

Totaal

Juli

1914
100
100
100 100 100
100
December

1918
226
222 293
186
241
236
December

1919 .
249
250
396
247 263
287
aart

1920
261
260 484 269 309 325
Juni

1920
261
263 415 278
281
305
December

1920.
233
229
209
261
230
231
Maart

1921
209
206
167
216 203
198
Juni

1921
203
188 158
210
185
188
September 1921

.
193 195
204
189 178 192
October

1921
166
194 190 176
173 178
November 1921
165 190
181
167
170 174
December

1921 159 180
180 164
168
170
Januari

1922
157 186
173 158
167 167
Februri

1922 164
182 168
150
169
166
Maart

1922


169 195
168
151 161
167
April

1922
174
189
164
152
160
167
Mei

1922
180 186
175
153
159
170
Juni

….. ….
174 192
184
149
160
171
Juli

1922.
172
190
181
153
163
171
Augustus

1922
153

..

192 183
149
160
166
September 1922 .
151
194
181
150
148
163,5
October

1922
153 199
188
154
147
166,2

De eerste groep der voedingsmiddelen en de delf-
stoffen zijn niet veel meer dan
50
pOt. hooger dan in
1914,
terwijl de diversengroep nog wat lager staat.

De tweede groep der voedingsmiddelen staat nog
steeds het verst boven den normalen stand, terwijl de
weefstoffen weer aan het
stijgen
zijn.

Algemeen
Gem. pon-
Herleid
Datum
index-cijfer
denkoers
algemeen
van

the nver de
index-
Economist”
afg.
maand
cijfer

1

Januari

1914……..
119,2
12,11
3
1
119,6
1

Januari

1915……..
127,3 11,78
124,1
1

Januari

1916……..
151,6 11,02 138,3
1

Januari

1917 ……..
223,0
.11,68
215,6
1

Januari

1918……..
263,2
11,06
240,9
1

Januari

1919……..
277,0
11,19
256,6
1

Januari

1920……..
334,7
10,14
281,0
Einde Januari 1921
255,3
1 1,37’/
240,4
Februari

……
235,3
11,34
220,9
Maart

,
..
231,7
11,36
217,9
April

,…..
224,0
11,30
209,5
Mei

,…..
223,2
11,17
194,8
Juni

,…..
218,6
11,34
1
1
205,3
Juli
218,1
11,42
206,2
Augustus
,
.
219,0
11,77
212,5
September ……
223,8
11,77
218,1
October

,
.
208,5
11,59
200,0
November
,
.
202,6
11,35
190,3
December ……
198,0
11,42
187,2
Januari 1922
194.7 11,47
184,8
Februari

……
193,6
11,61
186,1
Maart

,
.
195,3 11,54 186,5
April
194,8
11,63 187,5
Mei

, …..
198,7
11,51
189.3
Juni

,
…..
199,5 11.49
1898
Juli

, …..
199,8
11,47 189,7
Augustus

,
…..
193,5 11.49
184,-
September ……
190,4
11,44
1
1
2

180,4
October
193,8 11,39
182,7

Keir&ha.n4elsprijzen.. De
verhoudingscijfers van
verbruikersartikelen, in den handel gebracht door de
Ooöperatieve Winkelvereeniging van ,,Eigen Hulp”
te Amsterdam, Haarlem, Arnhem, Utrecht, Leeuwar-

den en ‘s-Graven.hage (

voorheen E. H.), welke door
het Centraal Bureau voor de StatiBtiek
gepubliceerd worden, zijn de navolgende:

988

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15
November 1922

A,Uketcn
1913 1917 1918 1919
1920
1921
1
12
Aug.
1922
Boonen(bruiiie)
154 136
111
146
236
221
350 346
,,

(witte)
166
338
221
138
331
248
300 300
Erwten(capuc.)
150
236
211
217 208 228 217
214
(grauwe)
125
220
191
209 248
250
205 205
(groene)
157
140
103 130
190
183
197 197
135
123
197
216
210
165
165 (boekweit)
104
292
312
292 367 296
221
217
(haver)
103
147
120
120
200
197
140
133
Kaas (Leids.)
140
221
207
253 286
279
174
176
(Gouda.)
124
126
177
195
221
246
205
203
Koffie ……..
118
174
169
154 128 125
126
Margarine .
127
122
136
148
161
141
128
128
Meel (roggebl.)
85
144 130
130
231
156


(tarwebi.)
124
212
224 259 353 229
153
153
(boekw.)
105
324
362 314
352 295 205
200

Gort

………113

Olie (boter)
94
235
409
381
271
174 140
.140
(patent)
135
293
351
446 446 280
261
261
(raap)
136
329
540
519 395
227
208
208
125
122 169
328
184
141
134

.94

267
417
283 417
183
150
150
Rijst

………116

Stijfsel

……
103
320
680
577
343
210
143
143
Soda

………83

179
193
200
207
189
146
146
Suiker(basterd)
89
116
120
147
218
158
122
122
Stroop

…….100

(melis)
85
103
103
121
175
125 103
103 127 119
139
137
123
127 128
Vermicelli
121
272
266
300
338 290 214 214
Thee

………112

Zeep (w.Brist.)
100
160
183
191
153
147
117 117

11

(zachte)
87
121
117
275
321
142 162
162
110
190
160 160
130 120
120
Zout

………80
Gemiddelde houdingacijfer8
114 195
228
239 264
202
176
175

Bij beschcuwing van deze cijfers neme men in aan-
merkiiag, dat het voorkomt, dat een artikel tijdelijk
door een of meer der 6 coöperaties niet werd ver-

kocht, wat van invloed kan zijn op den
loop
der verhoudingscijfers.
De prijzen voor het jaar 1893 werlen gelijk 100
gesteld.

AANTEEKENINGEN.

14Te?.klooshejdsbestri,dng in Enge-

t a
n d. –
Verschillende malen reeds heeft onze Lon-
densche correspondent het vraagstuk der werkloosheid
in Engeland aangeroerd. De omvang van het ver-
schijnsel aldaar doet een samenvatting der ter bestrij-
ding van het kwaad getroffen maatregelen echter nog

wel van belang schijnen. Enkele opmerkingen over
de werkloosheicisverzekeririg volgen derhalve hier-
onder.
De Unemployment Insurance Act 1920 trad in wer-
king op 8 November 1920. Deze wet bevat een rege-
]ing tot bestrijding der werkloosheid, welke op den
duur en blijvend zal gelden. De volgende wekelijk-
sche contributies en uitkecringen worden erin voor-
geschreven:

Bijdrage Bijdrage
van den van den Bijdrage

werk- . werk-

van den

Uit-

gever

nemer

Staat

keering

Mannen ……….
4

cl.

4

d.

2

d.

15
sh.
Vrouwen

……..

3’/3 11.

3

cl.

1
1
1
3
d.

12
sh.
Jongens (boien 16
en ben. 18 jaar)
.

2

ii.

2

d.

1
1
1
3
d.

7
sh.6 d.
Meisjes (boven 16
en ben. 18 jaar)

2

d.

11
3
d.

1

d.

6 ah.

Ten gevolge van de huidige depressie
zijn
verschil-
lende wijzigingswetten aangenomen. Bij de Unem
ployment Insurance Act 1921 werden de uitkeermn-
gen voor mannen tot 20 sh., voor vrouwen tot 16 sh.
verhoogd, terwijl jongens en meisjes respectievelijk
de helft van deze bedragen ontvingen. in Augustus
1921 werden de uitkeeringen verminderd, maar in
November werden zij door aanneming van de ,,Unem-
ployed Workers’ Dependents Act”, weder verhoogd.
Volgens deze wet wordt bovendien 5 sh. uitgekeerd
voor een van een werklooze
afhankelijke
vrouw of echt-
genoot en 1 sh. voor ieder afhankelijk kind. In Maart
1922 werden de beide tijdelijke wetten geconsolideerd

en het schema, zooals het thans is, moet in werking
blijven tot het werkloosheidsfonds ‘) in staat is uit-

keeringen te doen en de oorspronkelijke wet van 1920
in werking treedt.

De wekelijksehe bijdragen zijn nu de volgende:

Bijdrage

Bijdrage

Bijdrage
der

der

van den
werkgevers werknemers

Staat

Mannen ……….8

d

J


d

‘-6

d
Dependents Act..

2
J

2

3
J
14

Vrouwen……….

8 1

6 17
1

31/

d
Dependenta Act..

1
J

J
1

2
f
14

Jongens (boven 16

.1

1
en ben.
18
jaar)

4

‘.5 (1.

311

4’/2 cl.

113
7
1 i.
Dependents
Act

1
J

1
J

2
J
Meisjes (boven 16

)

)

1
en ben.
18
jaar)

3’/4’/ d.

3

‘.4
cl.

cl.
Dependents
Act.. ..
1
J

1
J

2
3
De wekeljksche uitkeerin gen bedragen voor:

gehuwde mannen

20
sh. plus 1 sh. voor ieder afhank. kind
ongehuwde mannen
15
sh.
vrouwen ……….
12
sh.

Gehuwde vrouwen, wier man van hen afhankelijk

is, hebben recht op 17 sh. per week plus de kinderbij-
slagen. Kinderen ontvangen de helft van de bijdrage
voor ongehuwde personen.

Bij de wet van 1920 werd bepaald, dat de onder-
steuning zou worden uitbetaald voor iedere week

eener ononderbroken werkloosheidsperiode na de eerste
drie werklooze dagen. Deze wachttijd werd bij de

Unemployment Ins. No. 2 Act 1921 blijvend gebrachf
op zes dagen, den termijn genoemd in de National

Insurance Act 191.1, dl. II. Verder werd be-
paald, dat het bedrag der ondersteuning per week
niet meer mag bedragen dan het zesvoud der weke-
lijksche contributie en dat niemand gerechtigd is tot ondersteuning gedurende meer dan 15 weken
(later gewijzigd in 26 weken) per verzekeringsjaar.

Deze en eenige andere regelingen zijn tijdelijk ge-
schorst door het invoeren van een aanvullings-
systeem van oorspronkelijk niet toegezegde onder-
steuning. Dat wil zeggen, men heeft bijzondere

perioden van een bepaald aantal weiden ingevoerd,
gedurende welke een grooter aantal wekelijksehe uit-
keeringen kon worden genoten. De derde van deze
perioden was die van 6 April 1922 tot 1 November
1922. Zooals oorspronkelijk vastgesteld konden voor
driemaal vijf weken gedurende deze zeven maanden dergelijke uitkeeringen worden betaald, welke perio-
den dan werden afgewisseld door perioden van vijf
weken, gedurende welke geen ondersteuning kon
worden genoten. Het resultaat van de vijf weken
zonder ondersteuning was evenwel, dat de geheelc
last van het onderhoud van de voortdurend werk-
loozen werd verplaatst naar het armbestuur. Daarom is bij de Unemployment Insurance (No. 2) Act 1922,
het totaal aantal weken, gedurende welke deze oor-
spronkelijk niet toegezegde ondersteunin gen kunnen
worden getrokken, vermeerderd tot twee en twintig,
in plaats van vijftien weken, en sedert Juli is een
regeling getroffen voor afwisselend vijf weken met
ondersteuning en één zonder. (Om administratieve
redenen is eenige tusschentijd noodzakelijk).
In de vierde periode, welke 2 November 1922 is

1)
Op 18 Maart
1922
bedroeg de uitstaande schuld van
het Werkloosheidsfonds bijna £ 14.000.000, terwijl het saldo
van het fonds voor afhankelijke betrekkingen van werkloozen
ongeveer £
700.000
was. Volgens de raming van den Regee-
ringsactuaris zal cle schuld vermoedelijk haar maximum bereiken in Maart of April
1923
met een cijfer van onge-
veer
£ 28.500.000,
terwijl het niet waarschijnlijk is, dat het
fonds in staat zal zijn uitkeeringen te doen voor verschei-
den jaren na
Juli 1923
verloopen zijn.
De cijfers van den actuaris zijn gebaseerd op de veron-
derstelling, dat het aantal geheel werkloozen, vermeerderd
met de helft van het aantal werklieden, dat voortdurend
op short time werkt, tot
2 Juli 1922
gemiddeld
1.900.000
zou bedragen en van
3 Juli 1922
tot
1 Juli 1923
gemiddeld
1.500.000.

15 November 1922

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

begonnen en die zal duren tot 1. Juli 1923, mag ge-

durende twaalf weken ondersteuning worden be-
taald, maar de Minister van Arbeid ii gemachtigi

om
indien hij dit wenschelijk acht, nog twee perio-

den ieder valt vijf weken toe te staan,zoodat dan het
totaal aantal weken twee en twintig zal bedragen.
De volgende statistiek geeft een overzicht van de

kosten der werkloosheidsverzekering en der arbeids-

beurzen sedert 1912113 voor den belastingbetaler. De
cijfers zijn overgenomen uit het rapport van het

Geddes Oommittee.

Administra- tiekosten
(bruto)

Uitkeering
Uit het
werkloos.
heidsfonds

Nettokos
(en
voor de
schatkist Uit
hoofde v. ad-
ministratie

Staats.
bijdrage
aan het
fonds

Totale druk
op de
begrooting

£
£
£
£ £

1912113
640.000
151.000
489.000
378.000
867.000
1913114
769.000
246.000
523.000
602.000
1.125.000
1914115
764.000
227.000
537.000
546.000
1.083.000
1915116
834.000
231.000 603.000 538.000
1.141.000
1916117
905.000
329.000 576.000
746.000
1.322.000
1917118
1.168.000
445.000
723.000
1.007.000
1.730.000
1918119
1.950.000
455 000
1.495.000
994.000
2.489.000
1919/20
3.613.000 459.000 3.154.000 912.000 4.066.000
1920121
4.593.000
1.115.000
3.478.000
2.200.000 5.678.000
1921122
6.039.000 3.250.000 2.789.000 6.720.000 9.509.000
1922123
5.020.000
4.150000
870.000 8.231.000 9.101.000

• Bovenstaande cijfers sluiten niet de kosten in van
de ,,Unemployed Workers’ Dependents Act”, welke
onafhankelijk van het werkloosheidsfonds wordt ge-
financierd, en welke de begrooting in 1921/22 belastte
me £ 2.192.000 en in 1922123 met £ 670.000.

Kosten van het levensonderhoud bij
a.rbeidersgezinnen te Amsterdam. –
lIet dezer dagen verschenen indexcijfer over Sep-

tember van de kosten va& levensonderhoud bij arbei-
dersgezinnnen te Amsterdam vertoont met 6,4 pOt.
de grootste daling, die sinds September 1920 in eeni-ge driemaandelijksche periode viel waar te nemen en
heeft thans een niveau bereikt, 18,2
pOt.
lager dan
(lat van Maart 1920 en 23,4 pOt. beneden het in Sep-tember 1920 vallende maximum liggend. Het Bureau
voorziet de jongste resultaten van het volgend’ com-
mentaar:

Evenals voor de vorige driemaandelijksche berekeningen,
werd over September 1922 het iiidexcijfer van de kosten
van het levensonderhoud bepaald op grondslag van het ver-
bruik, blijkend uit de huishoudrekeningen verzameld tijdens
het in Maart 1920 ingestelde budgetonderzoek, en door ver,
gelijking met de prijzen, welke gedurende diezelfde maand
gegolden hebben.
Van Maart 1920 tot September 1922 is voor de totale
kosten van het levensonderhoud een daling to constateeren
van 18,2 pCt. Waar het desbetreffende cijfer in Juni jI.
12,6 pCt. bedroeg, heeft de daling zich sedert laatstgenoem-
de maand verder voortgezet en wel met 6,4 pCt. Sedert Sep-
tember 1020, in welke maand de duurte haar hoogtepunt
bereikt had met een stijging van. 6,8 pCt. boven het peil
van Maart 1920,. bedraagt de daling 23,4 pCt.
Voor de voeding afzonderlijk is sedert Maart 1920 een
daling ingetreden van 22,2 pCt., tegen 11,4 pCt. in Juni
1022. Voor dit gedeelte van het budget heeft de daling in
cle laatste driemaandelijksche periode dus grootere af metin-
gen aangenomen dan voor het totaal van de gezinsuitgaven,
omdat de belangrijkste prijsverlagingen juist sommige uit-gaven voor voeding betroffen en de overige posten van het
budget naar verhouding vrijwel ongewijzigd zijn gebleven.
In de vorige bijlagen (Maart en Juni) werd erop ge-
wezen, dat de posten groenten en aardappelen toenmaals
hij de berekening van het duurtecijfer een belangrijke rol speelden in zooverre dat ze door de hooge prijzen, welke
voor beide in het voorjaar en in den zomer golden, de
oorzaak waren, dat de algemeene daling, welke voor de
meeste posten van het budget was ingetreden, niet tot
uiting kwam, althans niet in clie mate als het geval ware
geweest, indien de aardappeie- en groentenprjzen zelve in
cle algemeene dalingsbeweging betrokken waren geweest.
Thans is het belang van beide genoemde posten – alsmede
van den post fruit – niet minder groot en men kan zelfs

zeggen, dat deze rubrieken op do dalingsbeweging, zooals
ze in de berekening van het indexcijfer wordt weergegeven,
hun stempel drukken. Door de abnormaal lage prijzen van
alle vruchten der aarde in dit seizoen, hebben genoemde
posten een sterke verlaging ondergaan niet alleen tegenover
Juni jl., doch zelfs,, vooral wat betreft aardappelen, tegen-
over Maart 1920. Voor aardappelen wordt thans vermeld
een (berekende) uitgave van 254 cent per eenheid per
week tegenover 65 cent in Juni 1022 en tegenover een uit-
gave van 46°% cent in Maart 1920. Eti daar dit artikel een
belangrijk onderdeel van de volksvoeding uitruaakt (op het
budget vail Maart 1920 46y
2
cent per eenheid per week op
een totaal der uitgaven voor voeding van 556./ cent of 8,4
pCt.), is het duidelijk, dat deze groote vermindering een
sterk neerdrukkendo werking moet uitoefenen op het alge-
meene indexcijfer voor de voeding en op het totale index-
cijfer. Hieraan dient nog te worden toegevoegd dat de prij-
zen, waarmee voor het vaststellen van bovenstaande cijfers
werd rekening gehouden, niet eens de prijzen waren voor
clan straatverkoop, welke naar algemeene bekendheid tij-
dens deze periode vaak buitensporig laag varen, doch zich
aan statistische w’aarneming onttrekken. Omgekeerd moet
niet uit het oog verloren worden, dat de algemeene daling
aldus grootendeels, zoo niet uitsluitend, door seizoensom-
stnndigheclen wordt veroorzaakt en dat het dan ook van
een wisselen dier omstandigheden kan afhangen, of de uit-
komsten zich in tegenovergestelden zin zullen wijzigen.

De overige onderdeelen van cle voeding zijn niet noemens-
waard veranderd. Behalve de groepen brood, suiker (een
lichte verlaging van den suikerprjs komt niet tot uiting
in de uitgave per eenheid per week voor dit artikel), vleesch
(een verhooging van de prijzen voor bevroren rundvleesch
wordt opgeheven door een verlaging van sommige worst-
soorten) en kruidenierswaren, die ongewijzigd zijn geble-
ven, ondergingen een paar andere een zij het ook onbe-
langrijke daling, nI. kaas en grutterswaren. Laatstgenoemde daling is het gevolg van het opruimen tegen geredluceerden prijs van de nog aanwezige voorraden capucijners en bruine
boonen van den ouden oogst vdSr het aanvoeren van clan
nieuwen.
‘Ten slotte hebben zelfs eenige posten sedert Juni jI. een
stijging ondergaan: vetten (prijsverhooging van natuur-
boter en reuzel), visch, eieren, melk. De prijsverhooging van
melk, waarvan voor deze cijfers werd gebruik gemaakt, is die van Juli jI. en niet, zooals vanzelf spreekt, cle dubbele
verhooging van de laatste paar weken ingetreclen na afloop
van de periode, waarover deze statistiek loopt.
Van de andere rubrieken, welke het budget samenstel-
len, hebben slechts een gering aantal een wijziging onder-
gaan. Kleeding en schoeisel vertoonen sedert de vorige
periode een verdere verlaging, huishuur en brandstof daar-‘
entegen een stijging, welke laatste toe te schrijven is aan
dé omstandigheid, dat de maatregelen van (te Gemeente in
verband met de brandstoffenvoorzienit:ig, waarvan de wei–
king voor het eerst in de bijlage over December 1021 kon
worden aangetoond, thans vervallen zijn.

Stijging en
dalingin pere.
Voe-
ding
Rest
Totaal
sedert
Mrt.
’20
Index-
cijfer
Voe-
ding
eSt
_________________

Gemiddelde

weke-
lijkscheuitg. per ge-
zinseenheid’
2)

in
guldens in Mrt. ’20
f
5,564

f
5,704
f11,27
100

Bedragen, welke p.
gezinseenheid zou-
den zijn uitgegeven,
indien besteed aan
hetzelfde alsin Mrt.
1920, in:
Juni

1920….
5,754,,
5,784
,, 11,54′
3,4
1,4
102,4
6,20
,,5,83
,,12,03
11,4
2,2
106,8
6,15
,,5,54
,, 11,69
10,5

2,9
103,7
5,83
,,5,234
,, 11,06
4,8

8,2
98,2
5,88
,,5,084
,, 10,964
5,7
-10,9
97,3

Sept.

1920…….

Sept.

1921….,,
5,43
,,5,07
,,l0,50

2,4
-ll,I
93,2

Dec.

1920…….
Maart

1921 …….

5,l544,884
,,lO,04

7,3-14,4
89,1

Juni


1921 …….

Maart

1922.

.5,214,,
4,91
,, 10,124-
6,3
-13,9
89,8
Dec.

1921..
…..

4,93
,,4,924
,,

9,854-11,4
-.13,7
87,4
Juni

1922…….
Sept.

1922….,,
4,33
,,4,884
,,

9,211
-224
-14,4
81,8

Zie pgn. 822 van dezen jaargan’g.

De 1ierieiding ,’bo igezinseeniheden

gese,liieclt aldus, dat
de man geldt voor 1, de vrouw voor 0,9, een kind in

set
eerste levénsjaar ‘voor 0,15, in het ‘tweede voor 0,2, fn het
detde voor
.
0,3 -volwassene en zoo ‘geleidelijk opkliimmeude
met 0,05 ‘voor elk leeftijclsjaar.

• –

990

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 November 1922

BOEKAANKONDIGING.

Jaarcijfers van .Levensverze1ering –

Maatschappijen en Begrafenisfondsen
,

1917-1921, door
W.
Wiebes, ‘s Graven-

hage 1922.

Van dit nuttige werkje verschijit thans de 25ste

jaargang. •Het is geen geringe arbeid om yan de 133

instellingen die ons land telt, nog ongeacht de aller-

kleinste lilliput bedrijfjes en onder-onsjes, een bruik-
baar statistisch overzicht te maken, ook al blijken er

dan nog
33
fondsen het daglicht zbodanig te schuwen,
dat men geen gegevens van hen kan vinden, die den

omvang van hun bedrijf of hun financieelen toestand

bloot, leggen. Het geheel en al ontbreken van eenige
uniformiteit in de verslagen maakt elke samenvat-
ting, in welken vorm ook, tot een bijna onontwarbare

puzzle. Des te meer moet men daarom waardeeren

wat hier gegeven is. –
Uit den aard van de zaak heeft de samensteller van

deze jaarcijfers zich moeten beperken in zijn compi

latie tot het bereikbare. Deze beperking verhoogt

echter ten zeerste de betrouwbaarheid van het mege-

deelde. Weinig, maar dan goed, is beter dan veel en

slecht.

Het spreekt daarom vanzelf, dat men in dit werkje

niet moet zoeken naar
volledige
gegevens ter beoor-

deeling van een instelling en haar gestie. Evenmin
rindt men een voldoende materiaal om vergelijkingen

tussehen bepaalde instellingen te kunnen maken. Wat
men echter wel vindt, dat zijn• betrouwbare notities

omtrent de verschillende instellingen, die ons in
eerste

instantie
een oriënteering mogelijk maken.

Bovendien kan men zich een denkbeeld vormen van

den omvang en de beteekenis van het levensverzeke-
ringsbedrijf in ons land, dat thans op een verzekerd

kapitaal van ruim twee milliard kan wijzen, met een

premie-inkomen van bijna 15 millioen. Het werkje in

kwestie geeft ten slotte nog een duidelijk beeld van

den geweldigen groei van dit bedrijf in de laatste 25

jaar. HOLW.

MAANDCIJFERS.

RESUME UIT HET MONTULY BULLETIN OF STATISTIOS
(VOLKENBOND).

Maandelijks gemiddeld18)
1922
1913

1920
1921
Febr.
Maart April
Mei
Juni
Juli
Aug.

Productievan
5,617 4,477
3,200 8,823
5,023
11,004
5,032
11,907

4,588

4,867

3,542
1

4,034
7

4,140
4,639
7

4,729
3,6677 4,843 4,4537
steenkool
(1000 tons)
Frankrijk2)

9,946
786
11,267
667
74.1
848
833
810

753
780
829

1)
Duitschland 8)

•.
3,887 2,527
2,607
2,864 2,935 2,789

2,651
2,063 2,263

Productie van
.

869
2623
678
3,084
221
1,400
305
1,656
396
2,068

401

415

2,105

2,344 375 2,399
406
2,438 418
1,845
ruw ijzer
Frankrijk
4
)
434
276
280
323
385
383

442
416
428
447
(1000 tom)

Engeland …………
Ver. Staten ……….

207
93
73
92
118 114

119
115
127
154

Schepen

op

Engeland ………..
Ver.

Staten ……….

1,957
148
3,709
1,310
2,640
216
Kwar.

2,236
136
j’
Kwartaals-
,
1,920
137
Kwartaals-
stapel eind
der maand

……….
België …………….

229 398
1
aa
s
ve

286
opgave

1
243
opgave

(1000 tons)

Engeland ………….
Ver. Staten ………….

125
364
pga
312
1.
286

Import(voor

Frankrijk …………..
Italië 0)
.
……………

Engeland 1000 £
54,931 142,861
81,748
59,201
77,725
242,501

71,461

79,850

204,888

245,076 75,578 256,725
73,467
252,135
75,157
271,0001
binnenl.
Ver. Stat. 1000
$
147,224
425,389
213,055
1962,373
209,715
1847,026
1931,965
1743,640 1810,125
1851,184
1995,746
1954,729
verbruik)
Frankrijk 1000Frs.”
Italië

1000 Lire.
701,778 303,803 4158,748 2235,135
1241.758
10

1,056,228
8

1,310,837
8

1,168,705
8
1,28.6978


Export (bin-
Engeland 1000 £.
43,771
111,297
96,631
708,531
58,335 246,322
64,581
323,452

55,508

58,045

310,959

301,989 52,146
327,198
60,419
301 3135
60.03 302,0001
nenlandsche
producten)
Ver. Stat. 1000
$
Frankrijk 1000Frs.”

204,025
573,351
673,373 2241,249
1660,896 1853,312
1876,668
1962,997 1866,964
12)
1433,142
12

1676,314

Italië

1000 Lire
209,303 981,177
652,15
10
720,066
716,0838
700,0998 586.8308
.

Scheepsbew.:
Engeland

(geladen)
4,089 3,043 3,098 2,568
3,238
3,313

4,101
3,822
4,042
3,995

Binnenkom.
schepen
Ver. Staten
(gel. en ballast)..
4,440
5,344
5,182
4,127
4,753
4,627

5,471
5.548 6,662

(1000 toüs)
Frankrijk (geladen)
2,876 2,399
2,275
2,381
2
1
666
2,811

3,161
3.159
3,329

Index-cijfers:
Groothand.-
Engeland
(Board of Trade).
100
313.9
202.2.
165.3
163.2
163.2

163.9
163.1
163.7
159.1

prijzen
Ver. Staten (Bureau
of Labour Statist.)
100

.

226

t

147
141
142
143

148 150
155 155

Frankrijk (off.cijfer)
100
510.3

.
345.2 306.9
308.0
314.2

317.3
325.6
325.6
331.18

Italië (Prof. Bachi)
100
624.4
577.5
562.5
533.4 526.8

523.5
537.4
557.5 571.3

Wisselkoer-
NewYork opLonden
100
75.23
79:0
89.39
89.99
90.72

91.36 47.26
91.47 45.55
91.38
42.64
91.74 41.52
sen:(jaarl.of
1
NewYork op Parijs.
100
100
35.54
25.67
38.65
22.26
44.95
25.15 46.72
26.57 47.87
27.86

27.24
25.82
23.68.
23.49
maand. gem.)
9
1

NewYork op Rome..

Wekelijksche productie, berekend op grond der inaandelijksche productie.
Inclusief bruinkool (75.000 ton in Januari 1921). Vanaf 1919
mcl.
Elzas Lotharingen, Vanaf 1920 inclusief Elzas

Lotharingen en het Saargebied.
2) Vanaf 1919 zonder Elzaa Lotharingen. Vanaf 1920zonder Elzas Lotharingen, het Saargebied en de Pfalz.
4) Vanaf 1919 inclusief Elzas Lotharingen. 6) Voorldopig cijfer. 8) Vanaf 1919 inclusief Triëst.
7) Vermindering tengevolge van de kolenstaking. 8) Nieuwe schatting op grond der gedeclareerde waarden.
9) Waarde der genoteerde geldsoorten in percenten d&r pariteit., 10) Voorloopig jaarlijksch gemiddelde. De waardeering van den invoer(evenals van den uitvoer) geschiedde in 1920 en 1921 resp. op grond van de officieele
waardecijfers van 1920 en 1919; vanaf Januari 1922worden voor de» invoer de opgaven van de importeurs als grond-
slag genomen, terwijl voor de waardeering van den uitvoer gedurende de eerste 5 maanden van 1922 de officieele
waardecijfers van 1919 als grondslag zijn genome’n.)Te beginnen met Juni 1922 waardeert men den uitvoer volgens
de officieele waardecijfers van 1921. –
Volgens de waardecijfers van 1921 bedraagt de uitvoer gedurende het eerste halfjaar, 1922: 9.368 millioen francs
en gedurende het eerste halfjaar 1921: 10.069 millioen francs; voor de maand Juli 1921 bedroeg de uitvoer volgens

deze wa.ardeering 1.485 millioen francs.

T.Jitgezouderd voor de steenkoolproductie (zie noot 1).

,

15 November 1922

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

Verzekerings Bibliografie 1010-1020.
Nederlandsche Bibliografie van Privaat-

rechtelijke en Sociale Verzekering en

Aanverwante Vakken,
door Dr.
M..
van

Haaften en
W. G. H.
van der
Zwep,

Amsterdam,
W.
ten Have, 1922; 94
blz.

De hiermee aangekbndigde bibliografie is een ty-

pisch
Nederlandsche. De vermelde
litteratuur is
na

melijk in twee afdeelingen gesplitst, en hierbij is

tegenover ,,socialo verzekering” de
categorie ,,privaat-

iechtelijke verzekering” gesteld. Onder deze laatste
zijn dan ondergebracht zulke geschriften als de rap-

porten der ,,commissics-Treub” over het staats-mono-
polie van sommige verzekeringsbranches. Eigenaardig

Nederlandsch is dit!
Het veronderstelt de ingewor-

telde gedachtencombinatie,
dat alle verzekering
bui-

ten het terrein
der z.g. ,,socia]e” verzekering van. pri-

vaatrechtelijken aard is. Toch gaat dit buiten Neder-
land allerminst op! In een groot gedeelte vanWest-

Europa bestaan sinds eeuwen vele instellingen van
de

overheid, werkzaam in takken
der V., welke
hier alleen

privaatrechtelijk voorkomen. Daar
wij
hopen,
dat de bi-

bliografie later
zal worden
voortgezet,
zij een kleine

wijziging in de indeeling in dit opzicht aanbevolen.
En-

kele leemten zouden
dan aangevuld kunnen
worden,

want wij vinden bijvoorbeeld niet vermeld: De Sociale

Verzekering, Rapport aan
het Partijbestuur der

S.
D. A. P. 1911; het boek van Mr.
W.
H. A.
Elink

Schuurman, over ,,Ziekteverzciccring en Werklieden-
ziekenfondsen in Nederland 1911″; en andere. Niet-
temin gelooven wij, dat deze bibliografie een zeer nut-
tig boek zal blijken.
w.
E. S.

ONTVANGEN:

Geschiedenis der Arnsterda?nsche Stoomvaart
door

Dr.
M. G.
dc Boer, Tweede deel, eerste en tweede
stuk, uitgegeven in opdracht der Amsterdamsche
Stoomvaart Maatschappijen door Scheltema &

Holkema’s
Boekhandel (K. Groesbeek en Paul

Nijhoff), Amsterdam 1922.

Emil Diesen: Exchange Rates of the World,
January

lst. 1914-December 31.st. 1921, Alexandria, Am-
sterdam, Athens, Bangkok, Batavia (Soerabaya),

Belgrade, Berlin
(Hamburg), Bombay, Bi-ussels

(Antworp), Budapest, Buenos-Aires, Bucharest,
Calenti a, Cape Town, Christiania, Constantinople,
Copenhagen, Helsingfors, Hongkong,
Lima, Lis-

bon, London, Madras,Madrid, Manila, Melbourne,
Mexico, Montevideo, Montreal,
New
York,
Paris,

Petrograd, Praguo, Reval, Reykjavik, Riga, Rio

de
Janeiro, Rome, Shanghai, Singapore, Sofia,
Stockholm, Valparaiso, Vienna, Warsaw, Zürich,

Yokohama;
Volume 1,
Daily Amsterdam, Berlin,

Christiania, Copenhagen, Helsingfors, London,
Paris, Riga, Stockholm, Zürich; Published by

AJS. Okonomisk
Literatur, Klingenberggaten 9,

Ohristiania, Norway, August 5th. 1922.

De Rechtsleer der Levensverzekerings-overeenkomst,
door Jhr. Mr. A. W. Wichers, Aflevering 6,
‘s Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1921.

Statistische Mededeelingen van den Armearaad te

Amsterdam,.
No.
2, De toestand van de’ geldelijic
ondersteunde armen te Amsterdam in het jaar
1920; Amsterdam, 1922, Stadsdrukkerij.

Modern Holland
bij Jhr. Jan
Feith, The
official in-

formation office for tourists at
The
Hague;

Nijgh &
van Ditmar’s
Publishing Co.
Ltd., Rot-

terdam.

Comité tot behartiging van de algemeene belangen
van Overheidspersoneel, Comitô van Neutraal
Overheidspersoneel. Bedreigde Levenspositie van

het Overheidspersoneel.
Adres met uitvoerige

Memorie van Toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal naar aanleiding van
de Mii-

lioeneunota der Regeering; November 1922.

Verkrijgbaar; Toistraat 61
2
,
Amsterdam.

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

N.B.
***
beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.

GELDKOERSEN.

BANKDISCONTO’S.

(Disc. Wissels.
4 18Juli ’22
Zwee&ie.R.ksbk 5
lOMrt.’22
Ned.B
e
lBj
flfl
Eff 4
18Juli
’22Bk.v.Noorw.. 5
17Aug.’22
(Vrsch. in R.C. 5
18 Juli ’22 Zwits. Nat. Bk.
31
2 Mrt. ’22
Bk. van Engeland 3
13Juli ’22
Belg.Nat.Bk.5-5193fei 121
Duitsche Rijksbk. . 10
14Nov.’22
Bank v. Spanje 5 18Mei ’22
Bk. van Frankrijk 5
11 Mrt. ’22
Bank
v.
Italië 6
20 Mei ’20
Oostenr. Hong. Bk. 8
2 Sept.’22
F.Res.Bk.N.Y. 4
21 Juni’22
Nat. Bk. v. Denem. 5
25Apr.’21
Javamche Bank
3
*
1Aug.’09

OPEN MARKT.

Amsterdam

1
Londen
1
Berlijn IP.,ij.,lN.Yo,h
i.
Data

1
,D,
o0
,,.

Part.

Part.

Part.
1
Cdl.
disconto

gatie

disconto disconto disc.
1
moneu

11 Nov.

’22
3
1
1
3
1
1
2/
4_
5
1

6-11 N. ’22
35
1
1
1
3
1
j-4
2’/2-/B
4_51

5-6
1
1,
30 0.-4N.’22 371-4
381_41/9
21-11
4_51,

413-613
23-28 0. ’22
3
Bl4-71,
3
8
1
47
4
1
1
4

21-11
451

4-6114


7-12 N. ’21
4
3
1
8

3314_113
311_4
4_11

4116
8-13
N.
’20
4
1
1
8
_
81
8

311_5
651_8/

4_1

7-10

20.24Ju1i’14
3
1
1-/
211_3/

2
1
1_/
2
1
/.
1
1
21
5
1
1,4
11
1
2)
Noteering
van
10
November.

WISSELKOERSEN.

WISSELMARKT.
Ouder buitengewoon groote omzetten liepen de koersen
voor Parijs, Brussel en Berlijn deze week sprongsgewijze
terug Opgeschrikt door de geweldige nieuwe daling van
de marken, nam de zenuwachtigheid in Frankrijk en Bel-
gië ten opzichte van de eigen valuta hand over hand toe.
Ook de baissiers buiten Frankrijk en België zagen hun
kans schoon, zoodnt groote posten tegen sterk terugloo-
ende koersen werden afgegeven.
Na de mededeelingen uit Berlijn over de voorstellen “an
de. deskundigen. trad een niet onaanzienlijk herstel in voor
de marken, waardoor ook de daling van de francs werd
gestuit. Later in de week traden echter weder herhaalde-
lijk nieuwe koersdalingen in. De overige wissels waren
rj stationnair en aanvankelijk was de stemming voor de
zheeste wissels zelfs eerder willig. Woensdag deed een
inelle dekking van de baissepositie in francs hier te lande
ok den Londenkoers niet onbelangrijk stijgen; maar de vol-
gende dagen ging dit avaus weder verloren.

KOERSEN IN NEDERLAND.

cia
Lo,,den

Parijs
5)
Berlijn
5)
Weenen
S)
Brussel
*5)
New
Y,rk5)

6 Nov. 1922..
11.38*
17.27* 0.037*
0.003* 16.11*
2.551
1922
1137*
16.50

0.03
0.003* 15.16
2.55
3
1
4

8

,,

1922.
1143
1605

00295
0.003* 1422*
2.56
3
1
s

:9

,.

1922
11.42*
1645

0.035
00036 14.90
2.55
5
1
s

10

,,

1922
11.39*
16.47* 00345
0.004

15.38 2.55
5
1
s

11

,,

1922
11.38*

16.35

0.0312*

0.004



Laagsted.w. 1)
11.36*
1570

0.0275
0.003

14.20 2.55
Hoogste,,
,, ‘)
11.43*
17.60

0.0410
0.004

16.35
2.56
5
1
s

4
Nov.
1922
11.39*

17.52* 0.043
0003*16.32 ‘2.54fl
28
Oct.

1922
11.43*
18.05

0.06*
0.0036 16.50
8

2.57

8

Muntpariteit..
12.10
48.-.-

59.26
50.41

48.-
2.48

) Noteering te
Amsterdam.

)
Noteering te Rotterdam. Particuliere
opgave. Noteering van 3 November.

8)
Idem van 27October.

Data
Stock-
1
holm)
1

Kopen.
hagen’)
1

Chr,,-

1

1
liania°)
Zwilser-1
land)
Spanje
1

1)
Baiavia
telegrafisch

6 Nov. 1922
68.55
51.45
46.60
47.-
38.90
9*-97*
7

,.

1922
68.70
51.50.
46.60
46.85
38.90
97*-97*
8

,,

1922
68.70
51.50 47.30
46.70
38.75
97*-°7*
9

,,

1922
68.60
51.50 47.15
46.75
38.90
97*-97*
10

1922
68.65 51.55
47.30
46.75
38.80
97k-7*
11

.

1922
68.60 51.45 .47.25
46.65
3880
14’/2
L/ste(L w.
1)

68.35
51.30
46.50 46.55
38.70
97
1
1
4

H’ste,,

,,

1
1
68.80
51.70
47.15
47.15
39.-
973

4
Nov.
1922
68.69
51.45
46.60
47.67
38,95
97*-97*
28
Oct.

1922
.68.80
51.70
46.-
46.55
39.-
97114_1/5

Muntpariteit
66.67
66.67
66.67
48.-
48.-
100

)
Noteering te Amsterdam.
‘)
Particuliere opgave.

992

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15
November
1922

KOERSEN TE NEW YORK.

ato
Cable Lona’.
1
(in
,

per)
Zicht Parijs
(in
cia.
p.fra)

1
Zicht Berlijn
(in ci. P.
Mrk.)
1Zicht .4mserd.
(in cia. p. gid.)

11
Novemb.1922
4.46.50
6.43
0.0111
4

39.16

Laagste d. week
4.44.62
6.32
0.01
1
1
39.04

hoogste
,,

,,
4.46.50
6.61
0.019
lid
39.16

4 Novemb.1922
4.46.25
6.87
0.011
39.17

28 October 1922
4.46.-
7.03 0.021
39.05

Muutpariteit
4.86.67
19.30
23.81’i 40’It.

KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN

Plaatsen en
Noteerings.
28
Oct.
4Nov.
1922

1

6/11
Nov.22
11
Nov.
Landen
eenheden
1

1922
Laagste
1
Hoogste
1922

Alexandrië . .
IPiast.
p.CI
97131
33
97131
9713133 971&1
9718/

4
B

Aires’). .
d. p. $
1
44’/s
‘1’!

447(33
1
448,13,

Calcutta . . . .
Sh. p. rup.
113
21
1
8

113
11
,
1
16

113
11
1,
0

1131′
4
11381
4

Hongkong .
.
id. p. $
215
1
1,
6

25
5
1
215

2151
8

2151,
6

Lissabon .
..
.
d. per ?1iI.
3
3
14

2
11
11
6
2h1f,

3
1
1,

2
;

Madrid

.. ..
Peset. p. £
29.211 29.29
29.25

29.55
29.39

Montevideo’
1. per $
42
11

42
1
1
4

421
4

44
4351,

Montreal ….
$ per £
4.45
1
14.46
9
,
4.44

4.4681,
4.451/3

‘R.d.Janeiro .
d. per Mii.
6
1
1
8

6′!,
6/32

6
I
16
6″!
31
Rome

..

..
Lires p. £
11211
4

106
1
1
3

100

108′!,
100
7
1
8

Shanghai. …
Sh. P. tae)
313
18
1
t6
313
5
1
1
,
312

3!31,

312
7
1
6

Singapore

..
id. p.
$.
214
1
18

2/4′),,
2/41/,

2/4
7
1
32

2141
2

‘Vaiparaiso..
pesop.
33.50

33.60
34.30 136.30

36.30

Yokohama ..
Sh. p. yen
211
1
1
6

212
2/2

212
1
1
8

212
1
1
1
,

• Koersen
der
voorafgaande
dagen.

) TelegrafIsch
transfert.

NOTEERING VAN ZILVER.

Noteering te
Londen

te
New York

11

Nov.

1922

……
32’/,
64
6
/8
4

,,

1922
338/4
6681,
28 Oct.

1922

..
34
1
1
67
1
18
12 Nov. 1921
38
1
1,
66
8
1,
13

Nov.

1920

…..
53
1
/

20 Juli

1914

.
2415,
6

5411

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans op 13 November 1922.

Activa.
Binnenl.Wis’j H.-bk.

fl24.976.617,60
sels, Prom.,

B.-bk.

36 685.684,15
enz. indisc.( Ag.sch.
,,
64.295.871,95
f

227.958.173.70
Papier o. h. Buiten!. in disconto

idem eigen portef .
f
73.497.981,-
Af:Verkochtmaurvoor
de bk. nog niet afgel.


,

73.497.981._
Beleenin
g
en
(H.-bk.

f
25.035.139,27
mci. vrsch.
B.-bk.

7.690.718.97
in

rek.-crt.1
Ag.sch.
,,
81.825.886,29
op onderp.
f114.551.744,53
Op Effecten

……

(105.012.766,58
Op Goederen en Spec.
,,

9.538.977,95
114.551.744,53
Voorschotten a. h. Rijk …………….
..13.897.672.44
Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud ……
f
56.239.305,-
Muntmat., Goud ….525.550.137,91

f581.789.442,91
Munt, Zilver, enz. •

8.908.084.99
Muntmat., Zilver ..

Effecten
590.697.527,90

Bel.v.h.Res.fonds..

f

5.621.200,18
id.van
1
/sv.h.kapit.

3.980.270,12
9.601.470,30
Geb.enMeub der Bank ………….. ….
4.522.000,-
Diverse rekeningen ………………..31.729.686.93

fl.066.456.256,8O

Pas,iva.
Kapitaal

…………..

……….
f

20.000.000,-
Reservefonds

.. ………………..
,,

5.660.599,75
Bijzondere

reserve ………………
,,

1.675.581,33
Bankbiljetten in

omloop …………
,,

992.740.735,-
Bankassignatiën in omloop……….
,,

1.774.747,45
Rek.-Cour.

Het Rijk 7″


saldo’s:

j
Anderen
,,

33.295.919,30 33.295.919,30
Diverse rekeningen

…….. . ………
..11.308.673,97

(1 .066.46.256,80

NED. BANK 13 November 1922
(vervolg).

Beschikbaar metaaisaldo ….

……..
f
384.439.660,26
Op de basis van ‘/, snetaaklelcicing …. ..
178.877.379,91
Minder bedrag aan bankbiljetten in omloop
dan waartoe de Bank gerechtigd is..
,,
1.922.198.300,-
Verchi1lenm. d.vorfg.weekst.: Meer

Minder

Disconto’s

6.613.867,40
Buitenlandsche wissels.

917.025,-
Beleeningen

4.009.114,03

Goud…………….


Zilver .. . .•. ………..54.536,-
Bankbiljetten ……

14.285.310,-
Part. Rek.-Crt. saldo’s..

3.236.113,38

Voornaamste posten in dui.zendea guidens.
Data
Goud
Zilver
Bank
biljetten

,,naere
opeischbare
schulden

13 Nov.

1922 ……
581.789 8.908
992.741
35.071
581.789
8.854
1.007.026
32.474

30 Oct.

1922 ……
581.789
8.915
994.242
24.023
6

•,

1922…….

23

1922 ……
581.789
8.805
974.100
29.828
16

1922 ……
581.789
8.685
985.592
27.022

14 Nov

1921.. .
605.969 8.527
1.039.735 41.185
636.141
19.615
1.084.441 94.171
15

Nov.

1920……

25 Juli

1914.,
162.114
8.228
310.437
6.198

al

Hvan


Beschik-
Dek-

Data
bedrag Schatkist-
Belce.
baar
kings.

disconto’s
promessen
rechtstreeks
ningen
Metaal.
saldo
percen.
1

tage

13 Nov. 1922
227.958 75.000
114.552
384.440
57
6

,,

1922
234.572 80.000
118.561
382.047
57

30 Oct.

1922
214.979 65.000
119.485
386.355
58
23

1922
211.551
65.000
107.152
388.849
59
16

1922
218.347
70.400
106.087
387.256
58

14 Nov. 1921
312.145
121.000
112.845 397.371
57
15 Nov. 1920
171.859
39.000
278.056
419.238
56

25 Juli

1914
67.947
14.300
61.686
43.5211)
54

‘)
Op de basis
van 3/,

metaaldekking.

Uit de bekendmakingvanden M i n i s t e r van Finan-
c i ë n blijkt, dat uitstonden op:

6 Nov.
1922
13
Nov.
1922

Aan schatkistpromessen
(467.290.000,-
f463.090.000,-
waarv. direct bij Ned. Bk
,, 80.000.000,-
,, 75.000.000,-
Aan schatkistbiljetten
,,197.166.000,- ,,196.532.000,-
Aan zilverbons

……….
, 31.283.364,- ,, 31.419.539,-

Onder de vlottende schuld is begrepen:
Voorsch. aan de Koloniën
,,307.523.000,-
,,308.7 15.000,-
Voorschot aan Gemeenten’
30
September
31
October
voor door Rijk voor hen
93.437.267,-
93.799.5 13,-
‘te heffen Ink. belasting)
6 Nov.
13
Nov.
Tegoed v.d. Postch. & G.dstl71.297.578,-
71.297.578,-

JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
De samengetrok-
ken cijfers der laatste weken zijn telegratisch ontvangen.

Data
Goud
Zilver
Bank-
je en
t, 1′

t
nnucrc
opeischb.
flCsCIflKU.
metaal.
schulden
saldo

4Nov.1922
21000
265.000
126.500

134.700
28 Oct. 1922
211.250
264.000
125.000

133.450
21

,,

1922
206.000
267.500
113.500

129.800

7Oct. 1922
151.681

54.980′
269.454
115.197

130.404
30 Spt. 1922
145.673

54.712 265.378
123.448

123.283
23

,,

1922
149.348

54.519 267.102
108.776

129.347

5Nov.1921
162.096

– 24.772
291.870 91.105

110.102
6Nov.1920
224.415

8,563
373.944 212.803

115.766

25 Juli 1914
22.057

31.907 110.172
12.634
4.842′
Wissels,
Voor.
Dek.
ato
Dia-
buiten
Belee.
schotten
TC
e-
hing,.
conto’s N.-Ind.
nrngen
aan het
ningen percen.
betaalbaar
Gouo.nem.
lage

4Nov.1922

31.’500


23.300e
**
54
28Oct. 1922
184.500
44.000′
54
21

,,

1922
182.000
44.6008
*5*
54

7 Oct. 1922

30.065
54
34.450
28.229
109.865
30Spt. 1922
34.730 31.534
118.411

28.153
52
23

,,

1922
35.427
33.118
103.541

25.323
54

5 Nov.1921 34.972
20.409
107.121
38.922
6.985
49
6Nov.1920
28.087
28.970
128.164
142.372
38.682
40

25Juli1914
7.259
‘6395
47.934
6.446
1

2.228
44
‘) Siuftpost
activa. ) Basis
sla
metaaldekking.
‘)Credltsaldo.

15 November 1922

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

993

DE SURINAAMSCHE BANK.

BANK VAN FRANKRIJK.

Voornaamste posten in duizenden guldens.

Voornaamste posten in duizenden francs.

Data
Metaal
Circulatie
Andere
opetschb.
schulden
Disconto’s
D

k

7Oct.

1922….
1.251
1.843
621
1.165
456
30Sept.1922….
1.271
1.846
752
1.159
483
23

1922 ….
1.277
1.718
894
1.158
464
16

1922
1.277
1.772
868
1.194
483
9

1922
1.277 1.874
665
1.178
457
2

1922..
1.277
1.882
739
1.159
469

8Oct.

1921


1.534
2.200
1.082
1.952
341
9Oct.

1920


1.053
2.137
852
1.812
641

25Juli

1914
645
1.100
560 735
396
‘) Sluitpost der activa.

BUITENLANDSCHE BANKSTATEN,
BANK
VAN
ENGELAND.

Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes

in duizenden pond sterling.

Data
Metaal
Circulatic
Currency Notes.

Bedrag
1

Goudd.
1
Go,,. Sec.

8 Nov. 1922
127.438
122.519
288.847 27.000 245.732
1

,,

1922
127.435
123.159
287.993
27.000
244.930
25 Oct.

1922
127.433
121.886
287.170 27.000 244.253
18

1922
127.435
121.690
289.338
27.000
246.618
11

1922
127.427
122.570 291.397
27.000
248.620
4

1922
127.422 123.200
291.143
27.000
249.108

9 Nov. 1921
128.421
124.403
314.118
28.500 277.008
10 Nov. 1920
123.477
127.848
354.082
28.500
322.977

22 Juli

1914
40.164
29.317


Data
Cao.
Sec.
Other
Sec.
Public
Depos.
Other
Depos,
Reserve
Dek.
kings.
perc.
1)

8 Nov.’22
49.091
67.883 .16.192
106.425
23.368
19,05
1

,,

’22
50.665 68.190
15.034
108.845
22.726
18,34
25Oct. ’22
47.654 71.435
15.201
110.180
23.996
19,14
18

,,

’22
46.058
68.836
12.218
109.167
24.196
19,92
II

,,

’22
54.892
66.704
15.160
112.052
23.307
18,32
4

,,

’22
60.267
73.590
16.696
122.167
22.672
16,33

9Nov. ’21
37.302
80.834
17.893
105.834
22.468
18,27
10Nov.’20
62.701
73.222
19.816
112.470
14.079 10,64
2 Juli ’14
11.005
33.633
13.735
42.185
29.297
521

) vernonaing tussceen kteservo en Beposits.

DUITSCHE RIJKSBANK.

Voornaamste posten, onder bijvoeging ider Darlehens.

kassenscheine, in duizenden Mark.

Data
Metaal
Daarvan
Goud
Kassen-
scheine
Circulatic
Dek-
kings.
perc.
1)

31 Oct.

’22
1.067.996 1.004.853
41.026.323 469.456.818
9
23

’22
1.059.934 1.004.854
39.338.089
409.973.301
10 14

’22
1.051.414 1.004.854
31.420.080
374.506.332
9
7

’22
1.044.445 1.004.855
22.848.430
344.171.631
7
30 Sept. ’22
1.033.740 1.004.856
21.828.959
316.869.799
7
23

,,

’22
1.032.762 1.004.858
27.293.999
290.678.147
10

30 Oct.

’21
1.007.868
993.631
4.589.992 91.527.679
6
30 Oct.

’20
1.098.214
1.091.667
21.340.019
63.596.445
34

23 Juli

’14
11.691.398
11.356.857165.479
1.890.895
93
‘) Deicking der Circulatle door metaal en Kassenschelne.

Data
Wissels
Rek. Crt.
Darlehenskassen,chclne
Totaal
In kas hij de
uttgegeoen
Retchsbank

31 Oct.

1922
578.356.761
140.779.259
55.100.000
41.000.000
23

,,

1922
482.302.075 112.161.295
53.400.000
39.300.000
14

1922
453.370.290
116.112.702
45.600.000
31.400.000
7

..

1922
399.616.122 87.390.199 37.000.000 22.800.000
30
Sept. 1922
400.004.064
110.012.377
35.900.000 21.800.000
23

,,

1922
331.761.934 71.692.739 41.248.900
27.282.200

30
Oct.

1921
99.586.242
18.302.663
11.938.400
4.501.600
30 Oct.

1920
53.807.493
17.945.359
34.435.700
21.291.000

23 Juli

1914
750.892
943.964

Data
Goud
Waarvan
In het
Buitenland
Zilver
Te goed
In het
Buitenland

Buit.gcw.
voorsch.
old. Staat

9Nov.’22
5.533.365
1.897.967
288.082 571.724 23.700.000
2

,,

’22
5.533.264
1.897.967
287.980
569.786
23.900.000
26 Oct. ’22
5.533.160
1.897.967
287.827
572.751
23.600.000
19

,,

’22
5.533.951
287.639
287.639
573.451
24.000.000

10Nov.’21
5.523.967
1.948.367
278.717
611.990 25.100.000
12Nov.’20
5.449.767
1.948.367
270.761 661.321
26.600.000

23Juli’14
4.104.390

639.620

Wissels
Uitge-
stelde
Wissels
Belee.
ning
Bankbil.
jetten
Rek. Cr1.
Partt-
culleren

1

Rek.
1

Crt.
1

Staat

2.170.376
30.850 2.193.847
36.914.691 2.081.697 50.857
,
2.642.191
30.989
2.096.716 36.847.669
2.207.991 19.848
2.152.620
31.721
2.109.554
36.693.634
2.109.259 60.289
c’
2.194.087
31.912
2.127.304
37.128.805
1.982.005
42.820
0
2.306.952 64.894 2.264.709 37.376.499
2.492.361
34.772
3.302.176
445.885
2.094.371
39.619.154
3.605.817
55.201

1.541.980

769.400
5.911.9101
942.570
400.590

BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE.

Voornaamste posten in duizenden franos.

Data
Metaal
mcl.
hutten!.
saldi

1
Beleen.
van
1 lsuitenl.
1
oorder.

Beleen.
van
prom. d.
provinc.

Binn.
J

wissels
i

en
heleen.

Cl,cu-
tatie Rek.
C,t.
partic.

9Nov.’22
337.548
84.653
480.000
891.475 6.627.455
164.689
2

,,

’22
336.384
84.653
480.000
923.899 6.660.648
150.945
26Oct.
’22
336.493
84.653
480.000
819.431
6.543.145
71.712
19

,,

’22
336.286
84.653
480.000 876.170
6.524.478
60.225
10Nov.’21
326.883 84.653 480.000
566.998
6.158 746 348.016
II Nov.’20
351.196
84.653
480.000
749.8095.844.41
8
974.926

VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.

FEDERAL RESERVE BANKS.

Voornaamste posten in duizenden dollars.

1

F.R.

Data
Zilver
etc.
Totaal
Dekktng
In het

bedrag
F.R. Notes
hutten!.

25 Oct.

’22
3.085.083 2.191.588

126.83
18

’22
3.086.813
2.234.734

127.38
11

’22
3.089.980
2.254.040

120.03
4

’22
3.089.280
2.250.881

123.72

26 Oct.

’21
2.786.239
1.841.848

150.90
29 Oct.

‘201
2.003.320
1.347.622
74.686
164.71

Data
W
tssels
Totaal
Deposttos
Gestort
Kapitaal

Goud.
.
Dek-
ktngs
perc.
Ii

Dek-
htngs.
pe,c.’)

25 Oct.

’22
727.090
1.841.770
106.277
74,5 77,6
18

’22
767.914
1.956.107 106.327
72,3 75,2
11

’22
771.406
1.922.225
106.271
72,8
75,7
4

’22
669.654
1.877.697
106.220
74,4
77,4

26 Oct.

’21
1.371.075 1.738.556
103.007
67,2 70.8
29 Oct.

’20
3.099.672
1

2.417.529
1

97.753
1

38,5
1

41,7
‘) Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeischbare
Bchulden:
F. R.
Notes en netto deposito.
2)
Verhouding totglen
voorraad muntmateriaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.

PARTICULIERE BANKEN kANGESLOTEN BIJ HET FED. RES. STELSEL.

Voornaamste posten in duizenden dollars.

Data
Aantal
Totaal
uitgezette
Reserve
hij de
Totaal
Waarvan
time
banken
gelden en
beleggingen
F. R. bank.,
deposltoa
deposits

18 Oct. ’22
787
11.304.869
1.465.215
15.201.769
3.593.373
11,,

’22
787
11.118.446
1.440.372
14.936.787
3.579.652
4

,,

’22
786 11.051.308
1.396.780
14.878.697
3.584.586
27
Sept.’22
790
10.987.527 1.358.358
14.805.315 3.573.401

19Oct. ’21
809
11.477.260
1.254.799
13.349.552
2.961.392
22 Oct.
‘201
823
17.101.060
1.333.215
14.469.6281
2.814.559

Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht
gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen bankataten.

Notes in
circu-
latle

.298.536
..315.437
.320.1 15
L274.651

L408.779
.351.303

994

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 November 1922

EFFECTENBEURZEN.

Amsterdam, 13 November 1922.

De belangstelling op de groote beurzen is gedurende de
afgeloopen week sterker geboeid geweest door het verloop
der wisselkoersen dan door den gang van zaken op de
effectenmarkt. Of, juister gezegd, op cle meeste centi

a heb-
ben zich de effectenkoersen ten nauwste aangesloten aan
de vaak wilde fluctuaties, die eigen of vreemde betalings-
middelen te aanschouwen hebben’ gegeven. Het behoeft geen
nader betoog, dat B e r 1 ij n en Parijs in dit opzicht den
toon hebben aangegeven. Na een Vrij langen tijd van
groote stabiliteit in den Franschen wisselkoers is plotse-
ling het moment gekomen, waarop het publiek klaarblijke-
lijk het vertrouwen in het Fransche ruilmiddel heeft ver-
loren en waardoor een koersval is ontstaan, die thans reeds
in vrijwel alle takken van bedrijf, handel en nijverheid in
Frankrijk zeer scherpe prjsverhoogingen ten gevolge heeft gehad. Het valt moeilijk te zeggen, of, behalve de psycho-
logische factoren, (o.a. naar voren gebracht in het artikel
van den heer Tj. Greidanus in het Vorig nummer van dit
weekblad) ook nog overwegingen van materieelen aard ei-
toe hebben medegewerkt de reactie zoo heftig te doen zijn.
Het is mogelijk, dat er rekening mede wordt gehouden, dat
van de Duitsche schadeloosstelling thans minder dan ooit
meer iets kan worden verwacht, nu de rapporten van de
Commissie van Herstel en van de op verzoek der Duitsche
Regeering naar Berlijn gekomen deskundigen klaarblijke-
lijk slechts zoodanige middelen ter stabilisatie van cle mark aan de hand doen, dat de toepassing hiervan een
nauwelijks denkbare medewerking van
alle
kanten zou ver-
eischen. Ook is het niet uitgesloten, dat men ongunstige
gevolgen verwacht van de conferentie te Lausanne, die
thans weder tot 20 November as. is uitgesteld. Hoe het
zij, dit staat wel vast, dat ook het ingrijpen op de wissel-markt door de Fransche Regeering, die voornamelijk via
Zwitsersche bankplaatsen in vrij groote mate ponden ster-ling heeft doen verkoopen, geen blijvende uitwerking van eenige beteekenis heeft gehad. Af te wachten blijft, of het
dreigende spook van reddeloos verloren gegane valuta’s iii andere landen de leidende personen der Europeesche poli-
tiek maatregelen zal doen nemen, om althans de nog in
stand gebleven ruilmiddelen voor algeheelen onderg.ng

te behoeden.
De effectenbeurs te P a r ii s heeft inmiddels alle ken.
teekenen van een ,,valuta”-beurs getoond. Inheemsehe
vaste-rente gevende fondsen waren sterk gedeprimeerd;
daarentegen waren buitenlandsche obligaties en voorts
vrijwel alle aandeelen tot hoogere prijzen gevraagd. De
stemming was nerveus.
In vergelijking met de markt te Berlijn echter was de
Parijsche beurs nog kalm te noemen. De geweldige fluc-
tuaties in buitenlandsche ruilmiddelen in Duitschiand heeft een zoodanige mate van onzekerheid in het prijsniveau van
alle artikelen, en ook van effecten, geschapen, dat een
buitengewone prikkelbaarheid voor de minste variatie in
alle lagen van het publiek is ontstaan. Hierbij komt, dat
vrijwel iedereen in Duitschland thans aan de Duitsche
beurzen speculeert, eensdeels om te trachten de vaak iiet
toereikende inkomsten door effectenwinsten aan te vullen,
andercleels om althans eenigermate verzekerd te zijn tegen
sprongsgewijze en plotselinge verhoogingen van de kosten
van levensonderhoud. Hoe onzeker de geheele basis ‘van
het gewone dagelijksclie leven is geworden, bewijzen de
overeenkomsten tusschen werkgevers en werknemers in
vrijwel alle bedrijven, welke overeenkomsten
als regel
iedere week, doch zeer vaak om de paar dagen worden her-
zien. Aan den anderen kant echter is de hoop, op de beurs
het ontbrekende bij te verdienen, vaak niet evenredig aan
de behaalde resultaten. Ondanks het feit toch, dat in de
afgeloopen week de’ buitenlandsche betalingsmid delen in
Duitschland recordprjzen hebben bereikt, ondanks de koers-
verheffingen voor verschillende Duitsche aandeelen Van
duizenden en tienduizenden procenten, is het algemeen resul-
taat zoo, dat het bekende index-cijfer van de ,,Frankfur-
ter Zeitung” een
daling
te aanschouwen heeft gegeven voor
de achter ons liggende berichtsperiode van 2372 tot 2303.
Weliswaar is dit geen zuiver beeld van den toestand, daar
deze index-cijfers thans slechts worden opgemaakt voor
drie dagen per week (op de overige dagen zijn de Duitsche beurzen gesloten) en het dus kan voorkomen, dat een plot-
selinge hef tïge, doch zeer tijdelijke reactie op dén van de
drie beursdagen den stempel op het index-cijfer drukt (zoo-
als inderdaad thans ook het geval is geweest; de effecten-
koersen zijn weder gestegen) doch de cijfers toonen in ieder
geval wel aan, hoe uitermate gevaarlijk en onzeker het ver-
loop aan de Duitsche beurzen is geworden. In niet geringe
mate heeft hiertoe ook het
gehalte
van het speculeerend

publiek bijgedragen. Nu, zooals gezegd, vrijwel iedereen aan
de beurs iets tracht te verdienen, is het aantal ,,kleine
luyden” proportioneel ontzaglijk toegenomen en deze gaan
er bij de geringste aanleiding toe over hunne posities te
liquideeren of te wijzigen, al naar gelang van omstandig-
heden. Er ontstaat op deze wijze vaak aanbod of vraag,
die buiten iedere verhouding is tot het motief, waaraan dit
aanbod of die vraag zijn te danken.
Over het algemeen echter is men aan de ])uitsche beur-
zen pessimistisch gestemd ten aanzien van het eigen be-
taalmiddel, zelfs nu het practisch geen waarde meer heeft
aan de buitenlandsche markten. Verwondering behoeft dit
niet te wekken, indien men alleen slechts rekening houdt
met de buitengewoon groote bedragen, die alleen al be-
noodigd zijn voor het Duitsche importsurplus, die, vol-
gens cle nieuwste statistische berekeningen, een gemid-
delde van 200 millioen gouden merken
per maand bereiken.
Het is nog niet te voorzien, wanneer in dezen toestand
ingrijpende verandering zal worden gebracht, nu, zooals gezegd, zelfs de buitenlandsche deskundigen geen direct
doorvoerbaar advies hebben kunnen geven.
De overige beurzen hebben lang niet in gelijke mate stof
tot een bespreking gegeven. Te L o ic cl e n werkt de markt
uit den aard der zaak door de daling in den franckoers en
de schommelingen in den sterlingkoers eenigszins geaffec-
teerd, al ware het alleen maar in verband met de nauwe
relaties, die tusschen Londen en Parijs in financieel op.
zicht bestaan. Toch was deze factor niet doorslaand en de
beurs was als geheel dan ook zeer rustig met eerder een
vasten ondertoon. De verkiezingen, die 15 November a.s.
plaats vinden, hebben dan ook veel eerder de stemming van
terughouding veroorzaakt; mede heeft hiertoe bijgedragen
de onzekerheid tea aanzien van de regeling der Turksche
kwestie, hoewel men te dien opzichte eerder optimistisch is
geworden, nu de Turksche machthebbers klaarblijkelijk iet-
wat overmoedig zijn geworden. Men verwacht dan ook in
de City de kwesties van het Nabije Oosten wel in gunstigeii
zin te kunnen regelen.
De naaste toekomst zal kunnen leeren, of men inderdaad
goed heeft gedaan deze hoop te voeden.
De markt te N e w
Y
o r k was niet zoo stabiel als in de
laatste tijden het geval is geweest. Ook hier zijn het om-standigheden van internen aard, die de onzekere tendens
hebben veroorzaakt. De verhouding in het Parlement tus-
schen Republikeinen en Democraten is na cle jongste ver-
kiezingen zoodanig geworden, dat de Regeering niet meer,
als tot nu toe, een aaneengesloten blok achter zich heeft. Het gevaar bestaat dus, dat de leiding niet meer zon vast
zal zijn en hoewel Ineraan ook het voordeel is verbonden,
dat maatregelen, die in breede kringen der bevolking tegen-
kanting en afkeuring ondervinden (als b.v.
,,
de nieuwe Tariff-Act) niet meer outrance zullen worden doorge-
voerd, acht de beurs het toch altijd in haar belang, dat de
naaste toekomst, ook wat betreft te nemen regeerings-
maatregelen, althans eenigermate overzichtelijk zij. In den
economisehen toestand van de Unie is echter niets ten na-
deele gewijzigd.
Het behoeft geen nader betoog, dat onze beurs zich aan
cle algemeene depressie, resp. lusteloosheid, niet heeft kun-
nen onttrekken. Als men de aan dit overzicht toegevoegde
koersljstjes slechts oppervlakkig beschouwt, treft het al
dadelijk, dat de nadeelige koersverschillen in cle meercier-
heid zijn en dat de koerswinsten binnen zeer enge gren-
zen beperkt zijn gebleven. De Staatsfondsenmarkt, als
rustige afdeeling, heeft deze tendens natuurlijk niet in
gelijke mate weerspiegeld, hoewel ook hier een lichte reac-
tie op te merken is geweest. Alleen Oost-Indische waarden
hebben zich iets kunnen herstellen; vermoedelijk is de
voorafgegane reactie, welke was ingetreden, onmiddellijk
na het bekend worden der Indische begrooting, iets te
sterk geweest.

6 Nov. 10 l’ov.

Rijzins
of
d1ing.
6

ol
o
Nederland 1922 ……
99 99’1
981
-11
1
4

5

010

,,

1918

……
88/
88
1
1
88114

81
4112 01

,,

1916

……
87/i
87
1
18
8721

/16
4

0/

,,

1916

……
80/
80
15
1
80
1
1
+
3
1,
0

3
Vo
0
/0


73
72/
.72.’4
114

3

ol
o

,,
621,
62
1
1
62
8
1
8

2
1
1
2
0
/0
Cert. N.W. S……….
53 52
51
1
1
1
1
/
8
.
7

0/

Oost-Indië

1921 ……
l0O/
100
1
1
8

101
+ 71,6

6

0/

,,

1919

……
96
967
1
96
1
1
+
1/

5

ol
o

,,

1915 ……
92/
9218
93
+
11

4

0/
Oostenr. Kronenrente
3


5

91.
Rusland 1906

………
4’/4
4
8
14
4,
– 1/

4

vo
Rusl. bij ilope
& Co
5319
5
4
5
j
1e


1
11
,
6

4

0/

Japan

1899
…………
651/
3

66113

+ 1
5

ol
o
Brazilië

1895

………
48
1
1
r6

48
1
1
6

4819
+
1310

163
8
1,
164
+6
74
8
1
74
+
1
’12
6
6’/,
—2
10711,
105
+
9
1281
12711,
-1-1
422
3
1
410
21
j

71/

37
1
1
1

37112
– 718

108
1
12
10731 – OS

581
571/
15
+ g
160
1
1
2

15711

2/
4

272
270
1
1,

114
222
220
+
58/ 4

3051/
t

308
+
8’/

15 November 1922

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

995

6Nov. 10Nov. 13Nov.0f

8

0
/0
San Paulo 1921 …… 92/

90
1
1
2

6
0
/0
Amsterdam 1920 …… 100’/


7 ol. Rotterdam 1920……102

101,


11
1
16

De
aandeelenma’rkt
heeft, mede door de algemeen uiterst
stille houding, geen bijzondere fluctuaties aangetoond. Van
de levendigheid, die eenige weken geleden aan onze beurs te constateeron is geweest, is niets meer overgebleven. De
oorzaak is niet moeilijk aan te geven; het weer opkomende
teere plantje van vertrouwen heeft onmiddellijk de stor-
men van hernieuwde onzekerheid ten aanzien van de bui-
tenlandsche verhoudingen te doorstaan gekregen. Sterke
weerstand is hier door de
rubbermarkt
geboden; nu de
beperking van den tap voor Engelsche ondernemingen
effectief is geworden, kunnen cle Hollanclsehe maatschap-
pijen zonder eenig offer hunnerzijds van den verbeterden
toestand op de rubbermarkt profiteeren. De prijs van het
product toont dan ook nog geen enkele neiging tot scherpe
reactie.

Suikeraandeelen
waren onbewogen, ondanks de vrij gun-
stige meldingen van Cuba en Indië. Daarentegen was de
petrolewnnsarkt b
ngeanimeerd, als gevolg van Parijsche
verkoopen en in verband met de ongeanimeercle houding
van de markt te New York. De overige locale markten
hebben geen aanleiding tot bijzondere bespreking gegeven;
dienaangaande wordt naar cle koersljstjes verwezen.

Amsterdamsche Bank

……
Incasso

Bank ………………
Koloniale Bank ……………
Ned. Handel-Mij. cert.v.aand.
Rotterd. Bankvereeniging… Amst. Superfosfaatfabriek..
Van Berkel’s Patent ………
Gouda Kaarsen

……………
Roll. Draad- en Kabelfabriek
7511t

Jurgens’Ver.Fabr.gew.aand.
381
4

pr. aand.
58
1
1
2

Leerdam Glasfabrieken ……
45
Philips’ Gloeilampenfabriek
2491
4

Vereenigde Blikfabrieken
96’1,
Vereen.ChemischeFabrieken
39
Compania Mercantil Argent
3511

Cultuur-Mij. d. Vorstenland 156/
Ilandeisver. Amsterdam ……
3551/t

Handelsverg. Reis
&
Co …….
26
Int. Crediet- en Handeisverg.
Rotterdam

………………
158
Linde Teves
&
Stokvis ……
72
1
/,
Tels
&
Co’s Handel-Mij …….
8′!,
Redjang Lebong Mijnb.-Mij.
96
Gecons. Roll. I’etroleum-Mij.
1 28/
8

Kon. Petroleum-Mij. ………
418’/
4

Orion Petroleum-Mij……….
Afgest. Aand.
381
Steaun Romana Petroleum
Mij. … Afgest. Aand.
33
1
1
Amsterdam-Rubber-Mij …… 107/
4

NederL-Rubber-Mij.

………
57’/
Oost-Java-Rubber-Mij…….
159’/
Deli-Batavia Tabak Mij.


271
3
1
])eli-Maatschappij

…………
214’/
Senemhah-Maatschappij


29911

Alleen de
scheei’vaartmarkt
trok nog op sommige dagen
cenige belangstelling; cle stemming was bier verdeeld, doch cle grondtoon bleef vast.

6Nov.
10Nov. 13Nov.

‘of

Holland-Amerika-Lijn

. …..
120
1221/
4

120
,,gem.eig.
10311
2

104
1
1
2

104
+ 112
Tiollandsche Stoomboot-Mij.
28
27
26

2
Java-China-Japan-Lijn
……
7l
1
/
71
1
1
2

73
+ l’/
Kon. Hollandsche Lloyd


171,
16
5
1
16112
– 181

Kon. Ned. Stoomb.-Mij …….
60 62
1
1,
61
+ 1
Konink.Paketvaart-Mij.


841/,

85

+
‘I
Maatschappij Zeevaart
……
64
58’/,
571/

6
1
/,

Nederl. Scheepvaart-Unie…
94
1
1
2

93
1
1
2

92
1
1
2


2
Nievelt Goudriaan
…………
103
1
/
4

104
102
– 1114

Rotterdamsche Lloyd ………
120
122 119
1
1,

1
1
2

Stoomv.-Mij. ,,Nederland”

128
1
1
2

128
8
1
126112

2
,,Noordzee”


3301
34
33
1
+
11

Anie,-ikaanscke waarden
uitermate stil en eerder aan-
geboden.

6Nov.
10Nov. 13Nov.

Americ. Smelting
&
Refining
59
3
1
9

581
57

2’/
Anaconda Copper

…………
102
1
/,,
104
1011
4

Studebaker Corp.

…………
l30’/
131
1
1
4

129
1
1

Un.
States Steel Corp .
……
109
lfo’/,
109’1,
+
‘1
Atchison Topeka……………
110
109
11
1,
107112

2112
Ene

…………………………
4
1
1
131
12
12’/8

1
1
12
Southern Pacific …………….
97f
97
1
1
95
1
1
4


2
Union Pacific
………………
.1531/,

152
150
—3
1
1,
Int. Merc. Marine orig. gew.
13
1
1,
13
1
/,
13/8
+ 118
pref.
54112
53
3
1
8

+ 151,

De

geidmarkt

bleef

stabiel;
prolongatie
ten

slotte

3%
pCt.

GOEDERENHANDEL.

GRANEN.

T a r w e. Niettegenstaande de moeilijkheden bij het bin-
nenlaudsch vervoer in Canada en de Unie is er vandaar
in de afgeloopen week een buitengewoon groote hoeveel-
heid tarwe verscheept. Blijkbaar vindt toch gaandeweg liet
binnenlandsch graan zijn weg naar de zeehavens en zoo groot waren de aanvoeren, dat de beschikbare scheeps-ruimte ouvoloeude was en de vrachten scherp opliepen.
Het merkwaardige dezer verschepingen is de grdote hoe-
veelheden, die Italië blijft betrekken. in de afgeloopen week
werd er weer meer naar Italië dan naar Engeland afge-
laden; naar dit land wanen de verschepingen niet abnor

maal groot, zoodat de markt te Londen en Liverpool nog
verre van flauw werd. Wel varen in den loop der week do
prijzen afgebrokkeld o.a. op de zeer gunstige berichten uit
Argentinië, waar men een oogst verwacht, aanmerkelijk
grooter dan het gemiddelde der laatste tien jaren. Doch
Maandag sloot Liverpool weer hooger.
De berichten uit Indië blijven eveneens gunstig, maar
de minder goede oogst in sommige Australische streken
wordt bevestigd.
Het hangt er nu van af, of de Duitsche Regeering de
middelen zal vinden om in de behoefte aan broodgraan van
de Duitsche bevolking te voorzien. Is dat het geval, dan
zal ook de Argentijnsehe oogst waarschijnlijk gemakkelijk
koopers vinden, vooral ook omdat men verwacht, dat na
het sluiten van Montreal het vervoer der Canadeesche
tarwe over de zeehavens der Vereenigde Staten aan te veel
bezwaar onderhevig zal zijn, om een voldoenden export daar

van te kunnen verwachten. Waarschijnlijk zal Duitschland
nog slechts aarzelend als kooper optreden. Tot op dit oogen-
blik beperkt het zich tot het koopen van rogge en wel in
zeer matige hoeveelheden.
M al s bleef, wat Argentinië betrof, dalen, tot op het
einde der vorige week toen de markt plotseling verbeterde
ten gevolge van vraag in Engelaid speciaal voor latere af-
ladingen. Voor stoomende ladingen zijn weinig koopers,
en toen de afladers hun prijzen verhoogden, vond dit hij’
de koopers al heel weinig weerklank.
In Anerika bleef de stemming vast, maar men mag
verwachten, dat de uitvoer van nu af aan zal afnemen,
daar de meeste Europeesche markten zich tot de nu goed-
koopere Argentijnsche soort zulleu bepalen. Hamburg, dat
een goede rParkt was voor Amenikaansche maIs, toont al
heel weinig animo en de prijzen zijn daar door gebrek aan
kooplust tot beneden de pariteit van de wereldmarkt ge-
daald.
Ge r St blijft tot lage prjjzen aangeboden, waartegen-
over de vraag nog niet bijzonder groot is.
H a v e r. De omzet was in de afgeloopen week gering.
De prijzen bleven op ongeveer hetzelfde niveau.
L ij n z a a d. De verschepingen van Argentinië wanen
boven verwachting groot, terwijl ook Indië niet teleur-
stelde. Daar ook de berichten betreffende den nieuwen oogst
in Argentinië zeer gunstig zijn, was het te begrijpen, dat de stemming aanmerkelijk verÎlauvde, vooral daar er in
Europa onvoldoende vraag voor de producten blijft bestaan.
Markten in Nederland. In tarwe ging al heel
weinig om, terwijl ook voor r o g e weinig attentie was.
Sommige dagen kocht de ,,Einfuhr” enkele partijen, doch meestal waren de biedingen te laag. M al s bleef goed ge-
vraagcl, vooral mixed maï, doch de aanvoeren blijven ruim,
zoodat een prjsverhooging niet kon worden gehandhaafd.
La Platamaïs was aanvankelijk flauw tot steeds lagere
prijzen, doch herstelde later niet onaanzienlijk. G e r S t
met kleinen omzet tot iets lagere prijzen. H a v e r. Slechts
enkele partijen vonden koopers. L ij ii z ii a d. De vraag was
zeer gering, ten gevolge van de uiterst ongunstige verhou-ding tusschen zaad en olie. Slechts een enkele zaak kwam
tot stand.
Zie voor den staat volgende pagina.

6Nov.
10Nov. 13 Nov Rijzing
of
dgIing.

1 28’/
124
1
1,

4’/
97
8
1,
9611,

1
1
1
l31’/
1301

7′

133’/2
133
3
1.
+
11

94
9l’/

211
4

37

_1t
14
373/4
32
1
1
5’/
79
76
1
1
—2/
4

152’/,

130’/
134
1
/
8

36’/
4

34
77′!,

39’1
4

58

41 ‘/

95

36’/
157/
359
27

39’/

+’/8
58

_’/,
41/ – 3118

36 —3
35’/
+ 1/

15511

– 1
8
18
35381s – 1
1
1
2

2551
8
-81
8

~i

996

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 November 1922

Noteeringen.

Chicago

Buenos Ayres
Data

Tarwe

Mats

Haver

Taruie

May., Lijnzaad

Dec.

.L’ec.

Dec.

Dec.

Dec.

Dec.

11Nov.’22 11511
4

689
e

4211
4

11,70

7,70

17,90

4
,,
’22 115
1
1,

68h1

429

11,90

7,75

17,90

11Nov.’21 109

46.
8

321

1250
1)
7,50

16,90
1
)

11Nov.20 186

76
1
/

48
1
/

18,95
2)
9,

20.95

11ov.’19 227

133

72

14,20

7,15

25,701)

20Juli’14 82

5618

36
1
1
i

9,40

5,38

13,70

1)
per November
)
Februari.

Locoprijzen te
Rotterdam/Amsterdam.

Soorten
13Nov.
1922
6 Nov.
1922
14Nov.
1921

T
a
r
we
*

…………..
1)
14,50
14,50
13,-

Rogge (No.
2 Western)
1)
11,40
1.1,60
11,75
Mais (La Plata)

……
2
)
195,-
194,-
188,-
Gerst
(48 lb. malting)
,•2)
195,-
198,-
208,-
Haver
(38 Ib. white cl.).
.1)
11,50 11,75
11,-
Lijnkoeken (Noord.Ameri-
ka van La Plata zaad9
13,75 14,50 17.50
Lijnzaad (La Plata)

. .
.8)
409,-
427,-
365,-
1)

P. 100 K.G. ‘)
p.
2000 K.G. ) per 1960 K.G.
•) Nr.
2
Hard/Red
Winter Wheat.

AANVOEREN
in
tons
van 1000 K.G.

Rotterdam

II

Amsterdam

Totaal
Artikelen.

5111Noa

Sedert

Overeenk.
1922

1
1
Jan.
1922
1
tijdvak
1921
5111
Nov.
1

Sedert

1

Overeenk.
1922

1
Jan.
1922

tijdvak
1921
1922

1

1921

8.896
984.775
1.330.3&1

30.124
37.502
1.014.899 1.367.883
4.499
290.771
140.826
– –
542
290.771
141.368
B

ekweit
…………..
107
9.770
7.082


57.6
9.770 7.658
Mais

……………..
11.641
821.445 871.916
1.490
83.641 90.051
905.086
961.967

Tarwe ………………

9.520
132.333
219.122
300
3.897
8.699
136.230
227.821

Rogge

………………
…..

2.137
96.077
68.789

50
4.285
96.127
73.074

Gerst

……………..

796
159.330 133.653
589
70.644
109.201
229.974
242.854

Haver

……………..
Lijozaad ……………..
2.932
107.389
97.80.

1.547
28.823
108.936 126.693
Lijokoek ……………
Tarwemeel ………….
2.212 53.840
49.270

5.338
2.787
59.178
52.057
Andere meelsoorten
S..,
90
8.927 36.617

2.615
1.950
11.542
38.567

SUIKER.
De verschillende suikermarkten
verkeerden ook deze
week in eene kalme
stemming,
in sympathie met A m e r
i-
k
a, waar de noteeringen
voor
Spot Centrifugals, alsmede
over
de geheele
linie
der termijnmarkt nagenoeg onver-
anderd bleven en weinig zaken tot stand kwamen. De slot-
noteeringen luiden: voor Spot Centrifugals 5,53, voor De-
cember 3,73, Maart 3,28, Mei 3,42 en voor
Juni 3,53.
De C u b a-statistiek luidt als volgt:

1922

1921

1920
tons

tons


tons
Weekontvangsten tot
4
Nov

6.000

10.000

1.428
Tot. ontv. 1 Jan.-4 Nov.

3.846.000 3.264.860 3.543.439
Werkende fabrieken

1


Weekexport tot 4 Nov…

57.000

59.000

2.70
Tot. exp. 1 Jan.-4
Nov… 3.650.000
2.161.740
3.537.185
Tot. voorraad op 4
Nov…

172.000 1.105.000

292.232

Van J a v a werden geen verdere verkoopen van N.
Oogst suiker door de V. J. P. gerapporteerd. De markt
voor disponibele suiker was iets flauwer met kleine af.
doeningen tot ongeveer
f
12,50 voor Superieur.
De E n ge 1 s oh e raffinadeurs verhoogden de binnen-
landsche prijzen met 3 d.
pel
Cwt., doch waren niet in de
koopnde lijn ten opzichte van ruw’suiker. Wel vonden
verdere verkoopen van Nederlandsche en Belgische suiker
naar dit land plaats.

H ie r te 1 a n de liep men aanvankelijk op de iets
betere noteeridgen van Amerika nogal vooruit, doch toen
in de Vereenigde Staten de prijzen op de termijnmarkt weer
wnt afbrokkelden en ook Java wat.flauwer afkwam, kon-
den ook hier (le verhoogde prijzen zich niet. houden. Aan
het slot noteerde December ongeveer
f
22 en Maart
f
23,-. De omzet bedroeg ca. 500 tons.

NOTEERINGEN.

Londen

Data
Amster.
dam per
New York
96pCl.
Tates
Cubes

Whtte Java
Job per
1
Amer. Gra-
1
nulatedc.l.f.
Nov. Centri.
No. 1 Novemb.
/
DecembmI
November

fugals

Sh.
5h.
1
7Nov.
’22f22112

56j9
1816
2316
1

5,53
31 Oct.
1
22
,,22’/
56!9
1816
2316
1

553 7Nov.’21
5516
1716
2113

14,1114,06
7 Nov. ’20,,

100/-
511-

1
7,27
4 Juli ’14,,11
1
1
181-

1
3.26

KATOEN.
Marktbericht van
de
Heeren Sir Jacob Behrens
& Sons,
Manchester,
d.d. 8
November
1922.
Prijzen
van
Amerikaansche katoen zijn sedert ons vdrig
bericht weer
l/
d. per lb. gestegen. Er
zijn
allerlei on-

gunstige
berichten in
omloop
en men
hoort vooral
van lagere
oogstschattingen
en den goeden
toestand
in de industrie
in
de
Vereenigde
Staten. Het
vierde
Ginners Rapport, dat
heden gepubliceerd zal worden, wordt eveneens
ongunstig
verwacht en prijzen zijn opnieuw vaster. Tegenwoordige
prijzen zijn
gebaseerd
op een
verbruik
dat waarschijnlijk
niet bereikt zal worden, tenzij
de toestand in
Europa
belangrijk verbetert,
of de oogst
tenslotte ¼leiner
zal
uit-
vallen dan men thans meent. De vraag naar
Egyptische
katoen
is
beter
en prijzen zijn ook vaster.
De vraag naar
Amerikaansehe
garens is gering.
Spinners
probeeren de stijging
van
het
ruwe materiaal te
volgen,
maar
de productie
is
grooter dan de verkoop,
zoodat prijzen
daaronder lijden.
In enkele
gevallen zijn deze wel verhoogd
en men hoort
wel eens van
contracten,
die
tot behoorlijke
prijzen afgesloten zijn, doch over het algemeen koopen de
weverijen alleen

het
hoog
noodige,
zoodat
zaken dan ook
zeer onbevredigend
zijn. Ook van
het vasteland komen
geen
hmgere biedingen
binnen,
terwijl de daling van de
meeste
wisselkoersen
zaken met
die
markten
zeer moeilijk
maakt.
Biedingen van Indië en China zijn ook te laag en hoewel
men daar wel zou willen koopen,
kan
men toch de tegen.
woordige prijzen
niet bet’ilen.
Er is
iets gedaan in
8012 en 10012 voor
China,
maar Amerikaanche bundelgarens zijn
geheel
onverkoopbaar.
De vraag naar
Egyptische
gareos
is iets beter, vooral nu de prijzen wat
de
fijnere nummers
betreft
niet
veel hooger zijn clan
voor Amerikaansche
garens.
In het binnenland
is
er iets gedaan in
garens voor de
naaigarenfabrieken,
doch voor cops is de
vraag onvoldoende.
De
noteeringen
voor
Egyptische
garens
zijn
vrijwel
onver-
anderd
maar Amerikaansche
garens zijn ongeveer
5
11
1
1,
d.
per
lb. duurder.

Prijzen
van
manufacturen zijn
deze week
bepaald vaster.
Hierdoor wordt
echter
het verschil
tusschen
de
biedingen
van de overzeesche markten en de prijzen in Manchester
opnieuw vergroot. Wel zijn er nog
aanvragen
aan de
markt, speciaal
van Calcutta, doch tot
nu
toe zijn er
slechts
zeer weinig
zaken
tot stand gekomen. Enkele exporteurs
hebben wel gekocht,
doch
hoofdzakelijk
kleine partijen
om
in de markt te blijven. De hoogere
katoenprijzen
houden
dan
ook
vele zaken tegen en
hoewel
men jiieer vertrouwen
in de
markt
heeft dan eenige weken geleden, komen er
slechts zeer
weinig
zaken tot stand.
De
groote fluctuaties
in de
wisselkoersen
veroorzaken ook dagelijks moeilijkheden,
terwijl bovendien de politieke toestand
in
Turkije
zeer
ongunstig
op de markt
werkt.
1 Nov. 8 Nov,

Oost.
koersen.

31 Oct. 7Nov.
Liverpoolnoteeringen T.T.op Indië…. 113 1/3-
F.G.F.Sakellaridis 17,75 18,25 T.T. op Hongkong 2f5/ 2151.
G.F. No. 1 Oomra 9,20 9,50 T.T. op Shanghai.
313814 813114

15
November
1922

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9
.
7

S

Noteering qoor Loco-Katoen.

(Middling Upiands).

Iii Nov.’22 4Nov. ‘22128 Oct.’22 110 Nov. ‘21111 Nov.’20
New York voor
Middling .. 26,35 c 25,60 c 24,30 c 1740e 20.05e
New Orleans
voor Middling 26,37e 24,50e 23,25e 17,—c 19,—c
Liverpool voor
Fy Middlingl 15,65 d’ 14,66 d
2
1
14,29 d
8
11,28d
4
16,43 d

Ontvangsten in- en uitvoeren van Aimer.ikaansche havens.

(In dulzendtallen balen)

1
Aug.
’22
Overeenkomstige
perioden
tot
11
Nov.’22
1920-211919-20

Ontvangsten Gulf-Havens..
2310
1855
1671

11

Atlant.Havens
486
680
409

Uitvoer naar Gr. Brittannië
535
47.9
520

‘t Vasteland.
1122
1470
781

Japan etc…


Voorraden in duizendtallen
10Nov.’22
11
Nov.’21
12Nov.’20

Amerik. havens ……….
1210
1570 1288

Binnenland …………..
1398
.
1445
1248

New York

……………

.
123
22

New Orleans ………….-
422
357

Liverpool

…………….
578 852
855

1)
11 Nov. ’22.
2)
4 Nov. ’22.
8)
28 Oct. ’22. ‘) 10 Nov.

KOFFIE.

(Medecleeliisg van de Makelaars G. Duuring & Zoon, Koif t
& Witkamp, Leonard Jacobson & Zonen en G. Bijdeudijk).

Noteeringen en voorraden.

Data
Rio
San los
Wisselkoers
Voorraad
.
Voorraad

11
Nov. 1922
1.577.000
17.575
2.238.000
1
)
6
15
1
82

4

,,

1922
1.654.000
18.100
2.133.000
23.500

28 Oct.

1922
1.663.000
18.250
2.266.000
23.600
61/
4

11

Nov.

1921
1782.000
12.400
2.955.000
15.500
7
18
/
15

Ontvang3ten.

Rio

Santos
Data

,
4fgeioopen

Sedert

Afgeloopen
1

Sedert
week

1

1
ƒ

1

week

1
luit

11 Nov. 1922….

74.000

1.339.000

182.000
1
2.743.000
11 Nov. 1921…

82.000

1.734.000

186.000 3.297.000

1)
Niet genoteerd.

THEE.

(Opgave van den makelaar J.
van Eck.)

Bericht van den afloop Theeveiling op 2 November 1922.

Aanbod in veiling bestond uit:

Heden:

7510, 6012, 20/4 kn. Java thee
4248

,, Sumatra thee
1082

,, ex voorg. veil.

Totaal. . 12840, 60/2, 20/4 kn. thee.

3 November 1921:

15403, 18912, 2014 kn. Java thee
2262

,, Sumatra thee
.ex voorgaande veiling.

Totaal.. 17665, 18912, 2014 kn. thee

Aanbod 1 Januari
jl.
tot heden

idem 1921 idem 1920
14 veilingen 14 veilingen 12 veilingen

Java thee

134810 kn. 240222 kn. 200869 kn.
Sumatra thee. 35301 ,,

23754 ,,

13367
voor Hand.rek. 4594 ..

2965 ,,

8474 ,,

Totaal ……….174705 kn. 266941.kn. 222710 kn.

Gem. per veiling.. 12479 kn. 19067 kn. 18559 kn.

De veiling had een zeer
vast
en vlug verloop.
De prijzen waren belangrijk hooger en het verschil in
prijs, betaald heden en vorige veiling, was voor alle sortee-ringen vrijwel gelijk. Meer werd betaald:

Voor Oranje Pecco gemiddeld 10 ets., enkele partijtjes 16 ets.
Pecco

van 10 tot 13 ets.
Pecco Souchon van 10 totl2 cts.,eenenkelpartijtjel5 ets.
Gebroken Pecco en Gebroken Oranje Pecco gem. 11 á 13 c.
,, Gebroken thee gemiddeld 11 ets.
Witpunt

gedeeltelijk verkocht 5 ets. boven taxatie.
Het aanbod in de volgende veiling 23 November e.k. zal in het gunstigste geval slechts 8000 kisten omvatten.

JAVA THEE.

(Opgave Pakhuismeesteren van de Thee.)

(Herleid tot 111 Kisten.)

Voorraad 30 September 1922 ……….61.666
Sedert aangevoerd………………..18.187

79.853

Sedert afgeleverd ………………..28.446

Voorraad heden ………………….51.407

Waarvan in de eerste hand ……….20.892

Amsterdam, 31 October 1922.

.1.

KAPOK.

(Opgave van de Makelaars Gebrs. van der Vies, Amsterdam.)

Kapokstatistiek op 31 October 1922.

Voorr. Aanv. Verk,

Voorr.
Importeurs:

1 Jan. tot

tot

op
1922 31 Oct. 31 Oct.

31 Oct.

H. G. Th. Crone ……..115

5712

5827


Edgar & Co………….

2445

2333

112
Van Eeghen & Co. …….. –

6571

6545

26
Hnde1 en Cultuur Mij.
,v/h. Smidt en Amesz
,q.q.Edgar &Co’sHand.

Mij. Soerabaja ……..44

3952

3935

61

Eid.Venn.v/h.Maintz&Co.

199 1687

1886


Hand. Verg. Reiss & Co…

124

124

Van Heekeren & Co…..

2123

2123


Hoving & Beer……….157

464

549

72

Internationale Prod. Cie.

348

1753

2101


Kôning, Teves & Co. ….
.-

827

827


Landb. Mij. ,,Geboegan”..

64

88

152

Méndes, de Jong & Co….

95

95


A.Merens…………

1626

1626

Mirandolle, Voûte & Co..

– 11852

11852


Wm. H. Müller & Co…..

1276

1276

Ned.Mij.v.Overzeehandel 3617

1510

5127

C.’Strauas Evans ……-

472

472

W. Tengbergen & Co…..

390

390

Weise & Co…………..1298

7101

8325

74

Zweedsehe Oost-Ind. Cie. 173 2368

2541

Order………………

1284

1284

6015 53720

59390

345

RUBBER.

De markt bleef deze week vast gestemd en de prijzen
konden wederom iets verbeteren. Verschillende afdoeningen
voor levering 1923 kwamen tot stand en voor dezen termijn
blijft verder kooplust bestaan. Amerika nam verschillende
loco partijen standaard kwaliteit uit de markt en blijft
kooper voor verdere hoeveelheden.
De slotnoteeringen op de termijnmarkt zijn:

einde voorafgaande week:
Prima Crêpe Nov./Dec. .. 63

ct. ………. 62 ct.

Jan./Maart 64112

,.

………. 63
1
/2 »

April/Juni

6511!

, …………
65

Smoked Sheete Nov.Iflec. 64

,. ………. 64
Jau./Manrt 65

,,, …………..64′!!
April/Juni 67

,……….. 66
’12
13 November 1922

COPRA.

De markt was deze week aanvankelijk zeer flauw gestemd,
dôëh herstelde zich later weder. De noteeringen zijn:
Java f.m.s. stoomeud ……………
f
28,75
December/Januari af!… ,, 28,87
/2
Ned. md. f.m.s. stoomend ………. ..27,37′!!
November/Januari af!. ,, 27,50
Ned. md. No Padang mixed, Nov/Dec. ,, 27,50
alles naar Holland/Hamburg/Bremen.


13 November1922. …..

998

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 November 1922

METALEN.

Loco-Noteeringen te Londen:.
Data
Ijzer
Cle,,.
No. 3
Koper
landard
Tin
L00d Zink

13 Nciv. 1922 oom.
63.151_I
182.716
26.51_
39.216
6

,,

1922..
noni.
63.716
197.101-
26.-/_
37.151-
30 Oct. 1922
.
oom.
63.216
184.101-
26.101-
37.-!-
23

,,

1922..
nom.
62.101-
173.51-
25.101-
35.1716
14 Nov. 1921.:
oom.
67._/_
157.151-
24.216
25.151-
20 Juli 1914..
5114
16;_1_
145.151-
19.-/-
21.101-

VERKEERS WEZEN.

SCHEEPVAÂRT.

GRAAN.

Data

Petro grad
Londen!
R’dam

Odessa
Rotte,.
dam

1

.41!. Kust
1

Ver. Staten
1

San Lo,enzo

1
Rotte,.
.6,1310!
Rotte,.
Enge.

J

dam
Kanaal
dam
land

6-11

Nov.1922

12

c.
2111
2613k
26131
30 0-4 Nov. 1922


12 c.
1

31-
266
26/6
7-12

Nov. 1921

-.
.13 c.
1

313
201-
201-
8-13 Nov. 1920
.-
-.


751…
75.
Juli 1914
lid.
713
i/111/
i/1i’I
121-.
121-

KOLEN.

Data

Car
1
Oostk. Engeland

Bordeaux Genua
Plata
Rotte,.
dom
Goth n.
burg
Rivier

611

Nov.’22
7/71
1118
131-
1316
513
1
1
2

81-
30 0-4 Nov.’22
71101
11110
131-
1411
1
1′
516
81-
7-12

Nov.’21
719
131-
161-
211-
516
9/-
8-13 Nov. ’20
201-
2716
2716
3716


Juli

1914
Ir. 7,-
71-
713 1416 312
41-

DIVERSEN.

Bombag
Birma
Vladivo. Chili
D
0
a
t
West
Europa
West
Europa
stock
West
West
Europa
1

(d.
z,.)

(rijst)
Europa
(salpeter)

6-11 October .. 1922..
261-
271-
301-
321-
30 Oct.-4 Nov.

1922..
261-
2616
301-
321-
7-12 Noverfiher 1921..
201-
-.

3716
8-13.Noveniber 1920..
801-
11216
–.
1001-
Juli.

1914..
1416
1613
251-
2213

INKLARINGEN.

NIEUWE WATERWEG.

October 1922
October 1921
Landen van
herkomst-
Aantal

N.R.T.

schepen
Aantal

N.R.T.
schepen

Binnen!. havens
34
18.990
36
37.884
Groot-Brittannië
449
416.979
307
217.858
Duitschiand
85
126.434
72
101.573
Noorwegen
34
68.049
22
37.400
37
31.852
21
17.380
Denemarken
3
3.592
5
2.269
Rusland- Oostz.h
4
4.148
2
1.068

Zweden
………..

Finïand
9
-7093
9
6.429
België
29
46.393
22
40.383
Frankrijk
41
32.975
88
68.057
25
49.394
39
49.499
Portugal
3
2.999
1
398
Italië ……….
15
34.850
13
31.190
Oostenrijk-Hoog.
Griekenland
2
1.569
3
2.249

Spanje

………

Etusl.
Zwarte Zee
2
5.322


Roemenië, Buig
3
5.096
2
3.915
hnd. Midd. Zeeh
20

..

43.495
13
22.897
Over. Wk. Afrika
2
2.805.
4


6.454
Oostkust Afrika
2
9.167
1
4.497
Zuid-Âfrika..,
3
12.334
4
11.341
Voor-Indië
6
23.471
5
17.662
Achter-Indië
1
4.872
3
11.921
ed.

Oost-Indië
4
18.616
9
32.744
And. Aziat. hav.

13
57.352
6
26.594
Australië


3
11.665
Vereen. Staten..
45
182.254
43
181.906
Janada
11
32.089
25
73.144
/Eidden-Amerika
3
9.854
1
3.601
3razilië
2
5.660
3
9.713
rgent.,Uruguay
5
19.536
11
26122
)hili

……….


1
2.523
3pitebergen
1
1.980
1
1.872

Totaal
….

..

893
1.279.220
775
1.062.208

eriode
1
Jan.-
31October..
1)
7.820
11.128.801
8.018
10.446.023

‘ational iteit.

eder1andsche
.
245
367.586
232
347.135
Iritsche
322
499.300
252
338 823
)uitsche
125
134.918
82
52.418
oorsche
46
76 163
35
44.849
lelgische
9
10.311
9
8.608
rransche
48
61 517 82
78.731
weedsche
23
25.205
17
22.657
)eensche
2
2.632
3
2.987
1)
Amer. cents p. 100 lbs.
Tereen. Staten
15
63.546
19
70.475

Graan Petrogracl per quarter van 496 Zbs. zwaar, Odessa per
Lndere
58
38.042
44
95.525

unit; Ver. Staten per quarter van 480 ibs. zwaar.
Totaal
….
893 1.279.220
775
1062.208
Overige noteeringen per fon van 1015
EG.
‘)
1913, 9.618
8chepen met
11.721.729 N. R. T.

(Dirkzwager’s Scheepsagentuur Maass1uis.

t.

ADVERTENTIËN.

NED’ERLANDSCHE H

Gestort Kapitaal
……
f 80.000.000,-.
Statutalre Reserve
….
f
19.445.211,-.
Buitengewone Reserve
/
22.660.000,-.

Hoofdkântoor
AMSTERDAM,

.
Agentschappen te
ROTTERDAM en ‘s-GRAVENHAGE.

Yesigingen In .NEDERLÂNDSCWINPIË, STRA1TS.SETTLE9ENT, BRITSCfl-INPI, CHINA en JAPAN.

en Verkoop
.
van Wissels en. Telegrafische Transferten.

Incasseeringen en Finan-

cieeringen.
H

Schriftelijké en Tlegraflsche Credieten

Relseredietbrieven
-.
Deposito’s.

– Rekeningen-Courant. —
Administratie van Effecten en alle andere Bankzaken.

Auteur