26 FEBRUARI 1941
A LJTE URSRECHT VOORBESO UDEN
Econo-m–isch
,
-eStatistische
Berichten
–
ALG EMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJ VERHEID,FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
26E JAARGANG
WOENSDAG 26 FEBRUARI 1941
No. 1310
COMMISSIE VAN REDACTIE:
J. G. Koopmans, P. Lieftinck, N. J. Polak, J. Tinbergen
en F. de Vries.
Secretaris van de Redactie: M. F. J. Gooi.
Redactie-adres: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdarn-T4′.
A angeteckende stukken: Bijhantoo Ruige plaatweg.
Telefoon lVr. 35000. Postrekening 8408 (ten name pan
,,Economisch-Statistische Berichten”).
Abonnements prijs voor het weekblad, waarin tijdelijk
is op genomen het Economisch- Statistisch Maandbericht,
frando p. p. in Nederland f 20.— per jaar. Buitenland en
koloniën f 23.— per jaar. Abonnementen kunnen met elk
nummer ingaan en slechts worden beëindigd per ultimo van
elk kalenderjaar. Losse nummers 50 cent. Donateurs en
leden van het lVcderlandsch Economisch Instituut ontvangen
het weekblad gratis en genieten een reductie op de verdere
publicaties. Adreswijzigin gen op te geven aan de Redactie.
Advertenties voorpagina f 0.50 per regel. Andere pagina’s
/ 0.40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens tarief.
Administratie van advertenties: Nijgh en van Ditmar 1V. V.,
Uitgevers, Rottedani, Amsterdam, ‘s-Gravenliage. Post-
chèque- en girorekening lVr. 145192. Adres te Rotterdam: Erasmushuis, Tel. lVr. 31696.
INHOUD.
–
Blz.
De regeling der hypotheekrenten door
Ch. Clasz….150
Een Raad van Bestuur in Arbeidszaken door
Mr.
B. G. Slotemaker …………………………. 151
De Engelsche. Prevention of Fraud (Investments)
Act 1939 door Mr. Dr. F. E. Schmey ……….154
De Rijksmiddelen over Januari
1941 …………157
Ingezonden stukken.
Het Besluit op de materieele oorlogsschaden door
Dr. Ir. H. G. van Beusehom,
met Naschrift van
L. A. H. Enthoven……………………..158
M a a n d c ij f e r s.
Overzicht van den stand van de Rijksmiddelen..
159
S t a t i s t i e k e n.
–
Geld- en Wisselkoersen – Bankstaten ………..
160
GELD- EN KAPITAALMARKT.
De
geidmarkt
was, zo6als verwacht kon worden, deze,
week nog uitermate stil. Floewel de storting op de Staats-
leening achter den rug is, kan men intusschen geenszins
zeggen, dat de invloed van de consolidatie-operatie reeds
geheel is uitgewerkt. Integendeel moet worden aange-
nomen, dat ei’ nog geruime tijd noodig zal zijn, voordat
van een nieuwen evenwichtstoestand kan worden ge-
sproken.
In de eerste plaats zullen nl. banken en andere finan-
cieele instellingen, die bij de centrale bank gelden hebben
opgenomen om de storting te kunnen bewerkstelligen,
er naai’ streven deze middelen alsnog uit het bedrijf
–
vrij
te maken. Uit dezen hoofde is dus te verwachten, dat
de aflossing van het in den eerstkornenden tijd verval-
lende schatkistpapier althans ten deele niet met nieuwe
plaatsing op de markt gepaard zal kunnen gaan, zoodat
nieuw papier bij De Nederlandsche Bank zal moeten
worden ondergebracht. Voor zoover het thans loopende
papier reeds door houders bij De Nederlandsche Bank
werd geherdisconteerd, zal deze verschuiving zich auto-
matisch voltrekken; voor zoover beleeningen werden
opgenomen, zal een neiging tot aflossen van die posten
te constateeren zijn, hetgeen evejizeer tot uiting zal
komen in een verminderd absorptievermogen van de
markt voor nieuwe promessen. Reeds de jongste week-
staat toont een aanzienlijke vermindering der beleeningen,
n.1. met ruim
50
millioen en een bijna even groote
dispositie door het Rijk bij de centrale bank, waardoor
‘s Rijks creditsaldo van
32
millioen tot een voorschot
van
15
mïllioen omsloeg. Vervolgens moet worden afge-
wacht, hoe zich in de komende weken de biljettencir-
culatie (die in vergelijking tot de vorige week reeds weer
met
5
millioen gulden is toegenomen) en de post ,,saldi
van anderen” – welke laatste thans tot een abnormaal
laag pijl is gedaald – zullen bewegen. Van de ontwikkeling der genoemde factoren zal het
ook afhangen, hoe de verhouding van de schatkist tot
de centrale bank zich verder zal ontwikkelen. In dit
opzicht heerscht nogal eens misverstand. Velen zijn nl.
van meening, dat bij consolidatie van vlottende schuld
in de eerste plaats vermindering van het rechtstreeks bij
De Nederlandsche Bank geplaatste schatkistpapier kan
en zal plaats hebben. Tegenover deze opvatting is het
goed er op te wijzen, dat een consolidatie-operatie in de
verhouding geldmarkt – centrale bank (en dus ook in
het bedrag van het rechtstreeks bij de bank geplaatste
schatkistpapier) slechts wijziging kan brengen, indien
en voor zoover een of meer der overige posten van den
bankstaat – met name de biljetten- circulatie, de ,,saldi
van anderen”, de beleeningen bij de centrale bank en
eventueel de ,,diverse rekeningen” – door deze operatie
rechtstreeks worden beïnvloed.
Op de
obligatienw.rht
was de stemming över het algemeen
niet veel veranderd. Tegen het einde van de week lag de
nieuw’e leening nogal gedrukt, zoodat de noteering daalde
tot beneden
97
pCt. Onder invloed van deze verdere
reactie van de nieuwe leening waren ook de oude leeningen
in de tweede helft van de week wat gedrukt. Op de
aan-
deeiennzarkt
was de stem ming over het geheel genomen
evenmin gunstig, waarbij de flauwe houding- van de New-
Yorksche beurs mede haar invloed deed gelden.
150
–
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
26 Februari 1941
DE REGELING DER HYPOTHEEKRENTEN.
Het verbod de huurprijzen te verhoogen, hetwelk in het
Huurprijsbesluit 1940 is vervat, bracht onder meer als
consequentie mede, dat eenign overheidshemoeiirg met
de rentetarieven voor hypothecaire leeningen niet achter-
wege lon blijven, inzonderheid in dien zin, dat een ver-
hooging dezer tarieven voortaan niet meer toegelaten zou
zijn.
De regeling dezer aangelegenheid in het Besluit ter
voorkoming van opdrijving van hypotheekrenten kan als
volgt worden samengevat:
De rentetarieven der op 9
-IWei 1940 bestaande lee-
nngën
kunnen worden gehandhaafd; continuatie dezer
leeningen tegen een hoogere rente dan die, waartegen de
leeningen op 9 Mei 1940 volgens overeenkomst daadwer-
kelijk liepen, is zonder toestemming van den Secretaris-
Generaal van het Departement van Financiën niet toege-
staan.
JVeuwe hypothecaire geldieeningen
mogen slechts wor-
den aangegaan tegen rentepercentages, welke niet hooger
zijn dan die op 9 Mei 1940 voor soortgelijke leeningen alge-
meen geldend waren.
De Secretaris-Generaal stelt vast, welke perdentages op
den- genoemden datum als algemeen geldend dienen té
worden beschouwd.
I.
De handhaaing t’an de rentetarieten der op 9 Mei 1940
bestaande leeningen.
Het aanvaarden van den op
9
Mei .betaanden toestand
is van groot belang. liet beteekent niets minder dan het
geven van een volledige sanctie aan de resultaten der
prijsvorming op de hypothekenmarkt in de voorafgaande jaren, zooals deze resultaten zich op
9
Mei1940 aan ons
voordeden. Men mag deze aanvaarding van de rentevoeten
der verscheidene honderdduizenden hypotheken, waarvan
het totaalbedrag wellicht vier
ii
vijl milliard beloopt, be-
schouwen als de erkenning, dat de prijsvorming op het terrein van het hypothecair crediet hier te lande op ge-
zonde wijze heeft plaats gevonden en dat deze rentevoeten
ook in het kader van dè huidige prijzenpolitiek kunnen
word en aanvaard.
In dit opzicht verschilt de hier besproken regeling p1in-
cipieel van die, welke, in overeenstemming niet de destijds
gevolgde aanpassingspolitiek, in de ontwerpen van de
Wet tot verlaging van vaste lasten 1935 en van dé Crisis-
landbouwhypotheekwet 1935 weM voorgesteld. In beide
ontwerpen, welke in 1936 werden ingetrokken, waren ook
de rentevoeten der bestaande leeningen aan wijzigingen onderhevig. In liet eerste ontwerp, betrekking hebbende
0
1
)
de niet-agrarische hypotheken, werd dé maximum-
rentevoet voor alle bestaande leeningen op 4;1 pçt. ge-
steld; in het tweede ontwerp hadden de in te sle1len
kamers voor crisislandbouwzaken het recht binnen ekere
grenzen renteverlaging voor hypotheken toe te staan.
liet thans ingenomen positieve standpunt .ten opzichte
van de rentevergoeding krachtens de bestaande contracten
komt ons voor aanvaardbaar te zijn. Kapitaal voor be-
legging in hypotheken is in de jaren, die achter ons liggen,
welhaast steeds in ruime of althans véldoende mate ter
beschikking gesteld, terwijl het zeer grote aantal concur-
reerende geldgevers, waarvan slechts enkele categorieën, en
dan nog weinig straf, georganiseerd waren, heeft medege-
bracht, dat monopolistische of monopoloïde invloeden van
de zijde van het aanbod van kapitaal zich nagenoeg niet
konden doen gelden. Uitzonderingen op dezen algemeenen
regel zijn gedurende korten tijd, bijvoorbeeld na het loslaten
van den gouden standaard door Engeland in 1931; toen
het aanbod van kapitaal niet voldoende was om aan de
behoeften van den woningbouw tegemoet te komen, wel
voorgekomen; doch dergelijke tijdelijke stagnaties, even-
min als de omstandigheid, dat het voor bepaalde onder-
panden of in enkele gebieden niet altijd gemakkelijk is
geweest om op redelijke voorwaarden aan kapitapl te
komen, hebben toch het bevredigende aspect, dat de
hypothekenmarkt, voor zooveel de voorziening van de
vraag door het aanbod betreft, nu reeds sedert jaren
heeft getoond, niet belangrijk beïnvloed.
De aanvaarding van de op 9 Mei 1940 voor de bestaande
leeningen van kracht zijnde rentepercentages is consequent
geschied, in dien zin, dat partijen het recht hebben deze
leeningen tot den volgens overeenkomst bestaanden
ren tevoet te verlengen, zelfs al zou in bepaalde gevallen
die rentevoet hooger zijn dan de rentepercentages, die
voor nieuw af te sluiten soortgelijke leeningen zijn toege-
laten. Niets verhindert hen uiteraard om de continuatie’der
leeningen tot een lagere rente te bewerkstelligen, en zoolang
voldoende kapitaal voor belegging in hypotheken ter be-
schikking kan worden gesteld, blijft voor de debiteuren
met behoorlijke posten, die een hoogere rente betalen dan
voor nieuwe posten op het tijdstip van verlenging betaald
wordt, de mogelijkheid bestaan om bij continuatie een
lagere rente te bereiken.
Anders is het met den crediteur, die zijn kapitaal in de
achter ons liggende periode tegen een lagere rente heeft
uitgezet dan die, welke op het tijdstip, dat de contihuatie
aan de orde is, dooi- hem zou kunnefi worden bedongen.
1-let is niet toegestaan een
dergelijke
leening te verlengen voor een rentetype hooger dan voor het contract op 9 Mei
gold. Vele crediteiiren, die in den tijd van liet over-
matige kapitaalaanbod, welke aan het uitbreken van de vijandelijkheden in Europa voorafging, genoopt waren
hun kapitaal tegen een ongekend lage rente uit te zetten,
zullen met gemengde gevoelens van dezen maatregel
kennis hebben genomen. Immers onaannemelijk is, dat zij
beoogd hebben zich aan de lage rente, die zij in verband
met de marktverhoudingen dienden te aanvaarden,
te binden voor een langeren tijd dan zij zich inderdaad
contractueel gebonden hebben.
Het wil ons voorkömen, dat het niet redelijk zou zijn –
inzonderheid in die gevallen, waarin de debiteuren op niet gerechtvaardigde wijze voordeel zouden genieten van een
dergelijke bestendiging van lage rentepercentages – den
crediteuren den weg naar een rentevergoeding, die in
overeenstemming is met de marktrente ten tijde van de
continuatie, te versperren. Wij mogen vertrouwen, dat
in dergelijke gevallen, die zich vooral in de komende jaren,
wanneer de vijljarige contracten uit den tijd van de lage
rente expirnerer, zullen
voo
!
r
d
oen,
van de bevoegdheid
van den Secretaris-Generaal van het Departement van Financiën om uitzonderingen toe te staan een passend
gebruik zal worden gemaakt.
2.
De rentcperrentages poor nieua’e leeningen.
Sedert Mei van het vorige jaar is de hypotheekrente
niet onbelangrijk gedaald, en het ligt dus voor de han&, dat
de geoorloofde percentages, die het Departement van
Financiën, op basis van hetgeen op 9 Mei 1940 algemeen
geldend was, zal . vaststellen, niet een breidel aan het afsluiten van hypotheken zullen aanleggen.
Inmiddels levert het vaststellen van deze percentages
moeilijkheden op. Verschillen in hypotheekrente bestaan
in de eerste plaats als gevolg van de uiteenloopende kwali-
teiten der posten. Zoo sieelt, naast de overwaarde, de hoedanigheid der onderpanden – of de hypotheek bij-
voorbeeld woonhuizen, bedrijfspanden of landerijen be-
treft – alsmede de vraag, of hetgeen ter onderzetting
aangeboden wordt als courant wordt beschouwd, een
belangrijke rol.
1-let uiteenloopen dci- rentetarieven der geidgevers kan
dan ook tén deele dooi- deze kwaliteitsverschillen der door
hen aanvaarde hypotheken worden verklaard. Bovendien
plegen de hypotheekrenten in de onderscheiden deelen
van ons land – ook bij overeenstemming tea aanzien van de kwaliteiten• der posten – niet onbelangrijk te
verschillen. . –
77
26 Februari 1941
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
151
FIet is in het licht hiervan begrijpelijk, dat het zeer be-
zwaarlijk is in een publicatie omtrent rentepercentages,
die voortaan als maxima zullen moeten gelden, – het
Besluit voorziet in de mogelijkheid van een dergelijke publicatie in de Nederlandsche Staatscourant –
al
deze
onderscheidingen, die de practijk der hypothecaire crediet-
verleening sinds lang kent, tot hun recht te doen komen.
Met erkenning van dit bezwaar heeft men er dan ook de
voorkeur aan gegeven deze publicatie achterwege te laten
en een soepel vergunningsstelsel in te voeren, door aah hen,
die op de hypothekenmarkt als geidgevers optreden, ,,alge-
meene verklaringen van geen bezwaar”uit te reiken. Voor
de zeer talrijke particuliere geldgevers, die men uiteraard
niet alle van een dergelijke verklaring kan voorzien,
treedt hiervoor de verklaring, welke in het bezit is van den
notaris, te wiens overstaan ,de. acte gepasseerd wordt, in
de plaats. De verklaringen van geen bezwaar zijn afgegeven
naar aanleiding van opgaven van de verschillende geld-
gevers en notarissen omtrent de rente, waarvoor nieuwe,
nog af te sluiten, hypotheken tot stand zouden moeten
komen. In deze opgaven, welke zijn verzameld door be-
middeling van verschillende organisaties, zooals het
Overleg in Beleggingszaken”, cle Nederlandsche Vei’eeni-
ging ter Bevoi’dering van het Levensverzekeringswezen, den Nederlandschen Spaarbankbond en de Broederschap
der Notarissen in Nederland, werd onderscheid gemaakt
naar de rangorde der hypotheken, alsmede naar de om-
standigheid of de hypotheek gebouwde dan wel onge-
bouwde eigendommen betrof.
Voor zoover de in deze opgaven vermelde, ongeveer in
het begin van Januari 1941 geldende, rentetypen strookt.en
met hetgeen door het Departement van Financiön met
betrekking tot het peil, dat op 9 Mei 1940 gold, was aange-
nomen, werd de verklaring van geen bezwaar afgegeven.
In verband met de daling der rente tusschen Mei1940 en
Januari 1941 is het begrijpelijlc, dat slechts in weinig ge-
vallen de uitreiking van bedoelde vérklaring niet zonder meer kon plaats vinden.
Thans zijn dus practisch alle beroepsbeleggers en nota-
riskantoren in het bezit van een opgave omtrent de rente-
percentages, waarvoor zij transacties kunnen afsluitén,
welke percentages vrijwel steeds overeenstemmen met die,
welke dooi’ hen werden opgegeven.
Deze regeling schept een op het eerste. gezicht ietwat
merkwaardige situatie, indien men de verhouding van de
geldgevers onderling beziet. Aangezien, zooals begrijpelijk
is, hun opgaven ten aanzien van de hoogte der rente meer–malen niet met elkaar overeenstemden, en door het Depar-
tement van Financiën aan een ieder verklaringen zijn uitge-
reikt, zoolang de opgegeven renten met de inzichten van
dit Departement omtrent den toestand op 9 Mei niet
divergeerden, loopen meermalen ook de maximum-per-
centages, waarvoor zaken mogen worden gedaan, uiteen.
Het kan dus zeer goed voorkomen, dat de spaarbank te
A. het recht heeft een hoogere iente te bedingen dan de
spaarbank te B., en dat een notaris in Zeeuwsch-Vlaanderen
bijvoorbeeld j pCt. onder de rente, die een zijner ambt-
genooten in Limburg werd toegestaan, moet blijven. Iedere
beroepsgeldgever en iedere notaris moeten zich houden aan
de rentevoeten, die hun naar aanleiding van hun opgaoen
zijn toegestaan; het rentetype van iedere leening moet
a.h.w. gedekt zijn door een algemeene verklaring van geen
bezwaar, die aan den geldgever, of, vooi de particuliere
hypotheken, aan den notaris werd afgegeven
1).
1)
Voor de hypotheekbanken, die zich vrijwel alle be-
perken tot het geven van hypotheken in de &roote stede-
lijke gemeenten in het Westen van ons land, zijn de ge-
oorloofde percentages uniform vastgesteld. Deze rente
beloopt, gelijk in de dagbladen werd vermeld, 41 pCt.
voor leeningen met courante onderpanden, indien deze
onderpanden met 60 pCt. of minder zijn belast; en 4 pCt.
maximaal voor alle overige leeningen, alsmede voor alle
leeningen,. waarvan onderpanden op erfpachtsgrbnd staan.
De gekozen methode van toepassing van de bepalin-
gen van het Besluit houdt met de, door welke oorzaken
ook, bestaandè renteverschillen op deze wijze volledig
rekening en, indien men zich zulks realiseert, behoeft tegen
de onderlinge afwijkingen der toegestane rentepercentages voor de verschillende geidgevers geen bezwaar te bestaan.
Een nadeel van een dergelijke regeling is stellig, dat zij,
die hun aanvragen met een zekere vrijmoedigheid ten aan-
zien van de hoogte der te bedingen rente hebben ingediend,
en er in geslaagd zijn daarmede juist binnen de door het
Departement gestelde normen te blijven, thans een grootere
vrijheid van handelen hebben dan zij, bij wier opgaven meer de bedoeling van het geven van een nauwkeurige
weergave van het in Januari 1941 heerschende rente-
niveau, dan die van het verkrijgen van een zoo groot mo-
gelijke bewegingsvrijheid in de toekomst heeft voorgezeten.
Inmiddels kan dit bezwaar naar ons gevoelen tegen de
voordeelen, die het gekozen stetmsel boven dat van publicatie
van algemeen geoorloofde rentepercentages heeft, niet
opwegen.
De contrôle op de naleving van het Besluit zal niet be-
hulp van de hpotheekbewaarders op eenvoudige wijze
kunnen vorden georganiseerd.
Resumeerende moge worden vastgesteld, dat in het kader
van de huidige prijzenpolitiek de bemoeiingen met de
hypothekenmarkt zich hebben kunnen beperken tot het
vaststellen van maximum-rentevoeten. Rechtstreeksche
beïnvloeding van vraag en aanbod is, gezien de gezonde
verhoudingen in dezerm sector van de. kapitaalmarkt, niet
opportuun gebleken.
GLÂSZ.
EEN RAAD
VAN BESTUUR IN
ARBEIDSZAKEN.
Centralisatie nan nierkgeners op sociaal gebied.
Onlangs heeft men uit de dagbladen vernomen, dat
doorde gezamenlijke werkgeverscentralen was opgericht
een ,,Raad van Bestuur in Arbeidszaken” ter behartiging
van de werkgeversbèlangen in Nederland
01)
sociaal ge-
bied.
De toestand eôôr
1928.
Reeds sedert jaren was de positie in ons land zoo, dat
men aan werkgeverszijde te doen had met vijf centrale
organisaties, t.w.:
het Verbond van Nederlandsche Werkgevers,
Centraal Overleg in Arbeidszakea voor Werkgevers-
bonden,
de Algemeene Katholieke Werkgeversvereeniging,
het R. K. Verbond van Werkgeversvakvereenigingen,
het Verbond van Protestantsch-Christelijke Werkg-
vers in Nederland.
Dit aantal lijkt wellicht vrij groot, dochde onderschei-
ding wordt eenvoudiger, wanneer men in aanmerking
neemt, dat de beide eerstgenoemde en de beide R.. K. ver-
eenigingen
zusterinstellingen
waren, werkende voor onge-
veer denzelfden kring, doch op verschillend terrein. Het
Verbond van Nederlandsche Werkgevers behandelde b.v.
uitsluitend vraagstukken van wetgeving, administratie en
bestuur, trad daarbij naar buiten op, was vertegenwoordigd
in verschillende adviescolleges van de overheid, adresseerde
aan Regeering en volksvertegenwoordiging, gaf een week-
blad uit, kortom was een zgn. ,,getuigende” vereeniging,
terwijl Centraal Overleg in Arbeidszaken voor Werkgevers-
bonden – zooals de naam reeds aangeeft – meer een
centrum vormde voor intern overleg tusschen de aange-
sloten werkgeversbonden ter uitwisseling van gegevens
en ervaringen, zonder daarbij als zoodanig een standpunt
in te nemen of naar buiten op te tredeim. Zoo bestond er ook tusschen de beide R.K. ‘vereenigingen een werkver-
deeling, waarbij de Algemeene Katholieke Werkgeversver-
152
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
26 Februari 1941
eenigirig meer als een zgn. ,,standsorganisatie” was te be-
schouwen, een studie-centrum voor personen, die in het
maatschappelijk leven een soortgelijke positie innemen.
Daarnaast viel het R.K. Verbond van Werkgeversvakver-
eenigingen meer te vergelijken met het zooeven genoemde
Centraal Overleg in Arbeidszaken voor Werkgeversbonden.
In het Christelijk Werkgeversverbond waren de heide
soorten van werkzaamheden practisch vereenigd.
In wezen had men hier derhalve slechts te doen met de
bekende onderscheiding in drieën, t.w.
algemeen
– het
woord ,,neutrâal” wil mij moeilijk uit de pen, want wie is
dat?
– R.K.
en
Christelijk.
Vol]edigheidshalve zij er aan
herinnerd, dat de drie zgn. getuigende vereenigingen zich
niet alleen op sociaal, maar ook op economisch terrein
bewogen. Zoo heeft men bv. op het Verbond van Neder-
landsche Werkgevers een sociale en een economische af
–
deeling, welker w’erkzaamheden ongeveer samenvallen met
het arbeidsveld, resp. van de Departementen van Sociale
en Economische Zaken. Doch dit terzijde. Wij bepalen
ons nu verder uitsluitend tot het sociale terrein.
Op dit stuk bestond er reeds sedert jaren een samen-
werking tusschen de centrale organisaties in den zgn. Kring van Werkgeverscentralen, een niet naar buiten
optredend contact-orgaan, waarin voorzitters en secretaris-sen met elkander overleg pleegden ten aanzien van actueee
vraagstukken. Daarnaast vormde de zgn. Afdeeling ,,Ne-
derland” van de Internationale Organisatie van Industrieele
Werkgevers (1.0.1W.) een ontmoetingspunt voor de
werkgeverscentralen – waarbij zich ditmaal’ ook gevoegd
had de Ondernemersraad voor Nederlandsch-I nd ië – en wel
speciaal ten aanzien van onderwerpen, die behandeld wer-
den door het Internationaal Arbeidsbureau en de Inter-
nationale Arbeidscdnferenties te Genève. 1-Jet contact met
de arbeiderscentralen bleef practisch tot 1928 vrijwel
beperkt tot ontmoetingen in de pers en in officieele col-
leges, waarin de, diverse centralen waren vertegenwoordigd,
zoo o.a. in den T-bogen Raad van Arbeid met zijn ver:
schillende subcommissies. Daarnaast bestond echter wel
een geregeld contact tusschen de R.K. cent.ralen van werk-
gevers, arbeiders, landbouw en middenstand; een overleg,
dat ook thans nog wordt voortgezet.
Tot zoover de positie tot 1928.
Initiatief tot contact met arbeiders-cent ralen.
In dat jaar, om precies te zijn op Ci Januari 1928, werd door het Verbond van Nederlandsche Werkgevers aan de vier arbeidersvakcentralen een brief gericht, waarin werd
voorgesteld binnen korten tijd een gemeenschappelijke
bespreking tusschen voorzitters en secretarissen der een-
tralen te houden, in welk schrijven het uitnoodigende
Verbond voorop stelde, tot zijn leedwezen te hebben er-
varen, dat er tusschen de wederzijdsche vereenigingen
zoo weinig overleg en saiiienwerking bestond, en zulks ,,00k
op gebieden, waar beider belang van een breed standpunt bezien toch eige’nlijk geheel parallel loopt”. Deze uitnoo-
diging had ten doel ,,in gemeenschappelijk overleg te over-
wogen, of aan dezen betreurenswaardigen toestand niet
een einde kon worden gemaakt.”
Dit schrijven werd destijds in de pers nogal als een ver-
rassing gekenschetst. Toch kon de inhoud voor meer inge-
wijden geen verwondering baren. liet was immers een on-
bevredigende toestand, dat vertegenwoordigers uit werk-
gevers- en arbeiderskringen elkander practisch alleen
leerden kennen uit vertoogen in de pers, vakbladen e.d.,
dan wel. in commissievergaderingen onder officieele leiding,
waar een ieder dan het eigen standpunt uiteenzette. Ge-
woonlijk *as dit
1
een Vrij eenzijdige en weinig vruchtbare
bezigheid, waarbij het ambtelijke element dan maar met
een min of meer gelukkigen greep den doorslag moest geven.
Vandaar, dat men zich ging afvragen, -of het niet verstail-
diger was een pogir’g t& wagen -om in onderling overleg de
zich voordöende problemen, waarbij werkgevers en arhei-
ders gelijkelijk belang hadden, tot een deskundige en be-
vredigende oplossing te brengen.
Samenn’crking werkgeoers-arbeiders.
De tijden bleken er rijp voor. De uitgestoken hand werd
aanvaard en het geregeld overleg, dat toen tot stand kwam,
en waarbij later ook de andere werkgeverscentralen werden
betrokken, mag in groote lijnen geslaagd heeten. Een
eerste succes was al dadelijk de overeenstemming over de
witvoeringsorganisatie van de Ziektewet en de oprichting
van een Federatie van Bedrijfsvereenigingen in 1929. In
het bestuur van deze Federatie zijn de werkgevers- en
arbeiderscentralen vertegenwoordigd, terwijl ook in de
meeste bedrijfsvere,enigingen ter uitvoering van de Ziekte-wet de georganiseerde werkgevers en arbeiders door middel
van hun vertegenwoordigers zitting hebben. Wel is destijds
het beoogde doel niet geheel bereikt – er werden meer
bedrijfsvereenigingen Orkend dan in kringen van de ge-
organiseerde werkgevers- en afbeidersbeweging wenschelijk
werd geoordeeld -, doch over het algemeen heeft men hier
te doen met een stevig stuk georganiseerde samenwerking,
dat als typisch Nederlandsch verschijnsel er wezen mag.
Bij de uitvoering van deze Ziektewet leerden voormannen
uit de georganiseerde werkgevers- en arbeidersbeweging
elkander persoonlijk beter kennen en ….- waardeeren.
Dit had ook elders een gunstigen invloed op den gang van
zaken. Op dit gelukkige nevenverschijnsel van de uitvoe-
ring van de Nederlandsche ziekengeldverzekering door be-
langhebbenden zelf mag zeker nog vel eens de bijzondere aandacht worden gevestigd.
Wij zullen niet lang stilstaan bij hetgeen sedert 1928
is geschied. Slechts zij gezegd, dat in 1938, eveneens op
uitnoodiging van het Verbond van Nederlandsche Werk-
gevers, het contact in meer regelmatige banen werd geleid
door de instelling van een meer permanente commissie
van overleg uit de werkgevers- en arbeiderscentralen,
waarin tal van actueele problemen de revue passeerden.
Deze commissie van overleg hield zich bv. bezig met
vraagstukken van arbeidswetgeving, sociale verzekering,
met wachtgeldregelingen, de leerlingopleiding, de instelling
van een oorlogsrisicobank, zakenverloven, de positie van
gemohiliseerden enz. Zoo werd b.v. in April 1939 een later
herhaald publiek beroep gedaan op de werkgevers in Ne-
derland om, voor zoover mogelijk, in de bedrijven maatrege-
len te treffen, ten einde het onder de wapenen geroepen per-
soneel zoo weinig mogelijk persoonlijk nadeel te doen
ondervinden van de verplichtingen, welke zij in het belang
van de landsverdediging moesten vervullen. Aan dezen
oproep werd in ruime mate gehoor gegeven.
Ontaikkeling sedert Mci
1940.
De snelle ontwikkeling der gebeurtenissen sedert 10 Mei
1940 ging uiteraard ook aan het sociale overleg tusschen
de werkgevers- en arheiderscentrâlen niet onopgemerkt
voorbij. Reeds dadelijk werd beseft, dat het z,ak. was de.
Nederlandsche organisatorische krachten zoo sterk moge-
lijk samen te binden. De middenstandscentralen werden
uitgenoodigd in den vervolge aan het ,,Overleg” deel te
nemen, terwijl ook de toenmalige Nederlandsche Vak-
centrale, die sedert in het N.V.V. is opgegaan, toetrad.
Toen derhalve van de zijde van de bezettende overheid
via het Departement van Sociale Zaken contact werd gé-
zocht met de sociale organisaties in den lande, vond de.
desbetreffende Duitsche autoritêit in bedoeld Overleg
het Nederlandsche contactpunt om vraagstukken van so-
ciaal belang in onderling overleg nader onder oogen te zien.
Sedertdien werden ook de landbouwcentralen van wérk-
gevers en arbeiders uitgenoodigd aan het Overleg te willen
deelnemen, welke uitnoodiging werd aanvaard.
Uit het voorgaande moge blijken, dat de reeds bestaande samenwerking- tusschen centrale organisaties van werkge-vers en arbeiders op sociaal gebied onmiddellijk na 10 Mei
eenerzijds werd verstevigd en anderzijds uitgebreid, zulks
met de bedoeling naar Nederlandschen trant een centraal
contact te vormen, niet slechts voor onderling overleg,
doch ook ten aanzien vn de Nederlandsche en Duitsche
– ‘ – -‘;-
‘ r •:
.y
f’
,_
rv
.
71
26 Februari 1941
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
T
overheidsinstanties. Men kwam in die dagen vaak en lang-
durig bijeen; tal van problemen werden grondig doorge-
sproken. Aan schrijver dezes werd het contact-adres
van deze combinatie toevertrouwd.
Over hetgeen toen volgde kunnen wij kort zijn. Men
herinnert zich, dat in Juli van het vorige jaar de leiding
van het N.V.V. in andere handen is overgegaan, terw’ijl
aan de bureaux van de R.K. en Christelijke arbeiderscen-
tralen een Duitsche ,,Beauftragter” werd toegevoegd.
Aan de werkgeverscentralen werd te kennen gegeven,
dat men den wensch koesterde, dat in het organisatie-
wezen in ons land aan werkgeverszijde meer eenheid zou
worden gebracht. Met name had mén bezwaar tegen ver-
schillende vereenigingen, gesplitst naar confessie, waarnaast
dan algemeene vercenigingen stonden, werkend op min
of meer hetzelfde terrein. In groote lijnen wenschte men
één centrale verkgeversvertegenwoordiging aan den top,
en verder ook per bedrijfstak slechts één verantwoordelijke
instantie, waarmede via het centrale punt in voorkomende
gevallen contact gezocht zou kunnen worden. Te dien
einde werden daaro,p onderlinge besprekingen gevoerd
tusschen het Verbond van Nederlandsche
vi
erkgevers,
Centraal Overleg in Arbeidszaken voor Werkgeversbonden,
het R.K. Verbond van Werkgeversvakvereenigingen en het
Verbond van Protestantsch-Christelijke Werkgevers in
Nederland.
De Raad aan Bestuur in Arbeidszaken.
Het resultaat van deze besprekingen, die met weder-
zijdschen goeden wil werden ondernomen, waardoor ver-
schillende moeilijkheden konden worden overwonnen, is
ten slotte geweest, dat met algemeene instemming dooi’
genoemde centralen besloten werd over te gaan tot de
oprichting van een nieuw centraal toporgaan van werk-
gevers op sociaal terrein, geheeten ,,Raad van Bestuur in
Arbeidszaken”.
Aan dezen Raad van Bestuur hebben genoemde cen-
trale werkgeversorganisaties volledig haar bevoegdheden
en werkzaamheden op het gebied der
sociale wetgeailzg,
benevens ten aanzien van het terrein der
arbeidsaoo,vaaar-
den.,
gedelegeerd. Dit laatste was een nieuw punt. Tot 10
Mei jl. traden nl. de werkgeverscentralen, die zich speciaal
bezig hielden met het probleem der arbeidsvoorwaarden
over het algemeen slechts op als een .,clearinghous&’ van
ervaringen, zonder daarbij zelf een standpunt in te nemen.
Reeds in Augustus van het vorige jaar werd echter onder
auspiciën van de daarvoor aangewezen autoriteiten, en
onder goedkeuring van de aangesloten werkgeversvereeni-
gingen, door de desbetreffende centralen een reeks van
besluiten genomen, hierop neerkomende, dat het centrale
orgaan de bevoegdheid kreeg
richtlijnen
te geven voor het
te voeren beleid op het gebied der arbeidsvoorwaarden.
Deze bevoegdheden zijn nu volledig overgedragen aan den
nieuwen Raad van Bestuur. Besloten is derhalve, dat de
oprichtende centrale werkgeversorganisaties zoowel op het gebied der sociale wetgeving als op het terrein der arbeids-
voorwaarden niet meei zelfstandig naar buiten zullen op-treden en zich zullen bepalen tot de interne ioorbehande-
ling van zaken, die in den Raad van Bestuür in Arbeids-
zaken aan de orde komen, waarnaast zij vooi’ hét overige,
èvenals tot dusver, aan haar leden de service zullen blijven
verleenen in incidenteele gevallen, waaronde.r te verstaan
is het geven van voorlichting, advies en bemiddeling wan-
neer zich bepaalde vragen mochten voordoen. Vi’aagstuk-
ken van
algemeenen
aard worden eciter in den vervolge
uitsluitend door genoemden Raad van Bestuur behandeld.
Tot zoover iets over de voorgeschiedenis, over de op-
richting en over de bevoegdheden van dit nieiwe instituut.
De doelstelling aan den Raad aan Bestuur.
De doelstelling van den Raad van Bestuur is in het
statuut als volgt omschreven:
a. de georganiseerde werkgevers ten overstaan van
de bevoegde autoriteiten en anderen te vertegen-
woordigen;
h. te bevorderen, dat op deze gebieden tusschen de
georganiseerde werkgevers een zoo groot mogelijke
samenwerking tot stand komt, waarbij ten aanzien
van de regeling der sociale verhoudingen in de
verschillende bedrijfstakken zooveel mogelijk naar
eenheid van beleid wordt gestreefd.
1-lieraan kan worden toegevoegd, dat in den
Rabd
van
Bestuur zitting hebben een kleine 30 personen uit de ver-
schillende takken van het bedrijf, onderscheiden naai’ de
sociaal-economische statistiek. Deze pei’sonen kunnen elk
voor zich geacht .w’orden bepaalde hoofdgroepen van
het bedrijfsleven te vertegenwoordigen, zooals bv. de
metaalindustrie, de text iel industrie, het bouwbedrijf, het
grafische bedrijf enz. Krachtens den aard van zijn samen-
stelling kan de Raad van Bestuur derhalve beschouwd
worden als een representatief orgaan aan werkgeverszijde
voor de gezamenlijke bedrijfstakken.
Voorts is dooi’ de oprichtende centralen uit de leden
van den Raad van Bestuur een
Dagelijhsch Bestuur
aan-
gewezen van 7 leden: en wel in dier voege dat het Verbond
van Nederlandsche Werkgeers en Centraal Overleg in
Arbeidszaken voor Werkgeversbonden tezamen vier van
deze leden hebben aangewezen, het R.K. Verbond van
Werkgevers-vakvereenigingen twee, en het Verbond van Protestantsch-Christelijke Werkgevers in Nedeiland één.
Tot leden van den Raad van Bestuur en het Dagelijksch
Bestuur kunnen slechts werkgevers worden benoemd. De
nieuwe instelling beschikt over de ervaring van de bureaux
der oprichtende werkgeverscentralen, doordat teyens is
besloten, dat de secretarissen van deze centralen met
adviseerende
–
stem de vergaderingen van het Dagelijksch Bestuur zullen bijwonen. Daarnevens werd aan schrijver
dezes verzocht als gedelegeerde van den Raad van Be-
stuur op te treden, ten einde het.regelmatige contact van
dit instituut met autoriteiten en andere daarvoor in aan-
merking komende instanties te onderhouden.
De voor.itter van den Raad is Mr. D. U. Stikker,
directeur der N.V. Heineken’s B ierbrouwerij te Amsterdam.
Alles bijeengenomen kan worden gezegd, dat in den
nieuwen Raad van Bestuur kan worden gezien het cen-trale leidinggevende orgaan voor vat betreft,de beharti-
ging.van sociale belangen aan werkgeverszijde. Deze taak.
is omvangrijk en verantwoordelijk, liet ligt voor de hand, dat bij de uitoefening daarvan een intensief contact wordt
onderhouden met de daartoe gestelde Nederlandsche en
Duitsche autoriteiten. Speciaal met het. Departement van
Sociale Zaken bestaat een nauwe samenwerking. ])at
daarl)ij de ervaring uit het verleden aan den arbeid voor
de tcekomst ten goede kan komen, is een gelukkig ver-
schijnsel.
Uit de voorgeschiedenis van ht totstandkomen van
dezen Raad van Bestuur valt reeds af te leiden, dat het
nieuwe college vanzelfsprekend, evenals in het verleden een
nauwe samenwerking met de centrale arbeidersorganisaties
gewenscht acht ter bevordering van de rust,,je orde en den
socialen vredein ons land. Dit punt staat bovenaan op
het programma.
Eindigen wij met de hoop uit te spreken, dat het aan
den nieuwen Raad van Bestuur gegeven moge zijn zijn so-
ciale taak ten bate van het gemeene welzijn van ons volk
zoo bevredigend te vervullen als onder de gegeven om-
standigheden maar eenigszins mogelijk is.
Mr. B. C. SLOTEMAKE’R.
14
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
26 Februari 1941
DE ENGELSCHE PREVENTION OF FRAUD
(INVESTMENTS)
ACT 1939.
Aansluitende, aan – one bespreking van de voorgeschie-
nis en den achtergrond van de Engelsche Prevention of
Fraud (Investments) Act 1939
i)
geven wij in de volgende
regelen een algemeen overzicht van de bepalingen van deze
wet met betrekking tot het .emissiewezen en den effecten-
handel ter beurze. Bedoelde wet heeft na lang wikken
en wegen het Staatsbiad (Statute Book) op 28 April
1939 bereikt
2),
doch is, mede in verband met het uit-
breken van den Europeeschen oorlog in September1939,
tot op heden niet volledig in werking getreden. De vet
had toen al een lange parlementaire geschiedenis en
een herhaaldelijk onderzoek door Staatscommissies, met
flame door het naar zijn voorzitter zoo genoemde
Bodkin
Committee, achter den rug, over,het verloop waarvan. de
Engelsche vakliteratuur niet bijzonder gsticht was. haar
wisselvallige -parlementaire geschiedenis heeft .p de
y
et
in zooverre een stempel gedrukt, datzij boven het gemiçl
–
delde der op zichzelf reeds zeer ingewikkelde, Engelsche
wetgevingstechniek uitsteekt door haar gecornpiiceerdheid
en -door haar welhaast labyrinthischenophouw,, .. .
De bouce der wel.
De wet bestaat uit 27, deels zeer uitvoerige
;
artikelen,
onderverdeeld in vier hoofdstukken;t.w:’
bepalingen betreffende de reglementeeringvan
–
deii
effectenhandel;
– . .
..
bepalingen betreffende de ,,industrial and provident
societies” en de. ,,building- societies’. . ,
algemeene bepalingen ter voorkoming van bedrog(op
beleggingsgebied); .
‘
. . ,
vrijstellingen;. benevens
.
—
..•
aanvullende, bepalingen,’ waaronder’ ‘enkele , straf voor
schriften,- bepalingen van foi’meelen – aard alsmede defi-
nities.
– Hierbij komt nog een bijlage(,,schedule’.’), behandelende
den verplichten inhoud-van de.trustovereenkomsten van
investment trusts (zgn. ,;authorised unit’ trust schem.es’
Overigens zijn de bepalingen. betreffende- de invet-,
ment trusts, waarmede-‘ de Engelsche openbare meening
zich tijdens de voorbereiding der wet nog al druk had bezig
gehouden, niet in een afzonderlijk hoofdstuk’ samengevet;
doch.verscholen in het hoofdstuk ,,vrijsteliingen” (art. ,ifi).
lIet bovenstaande moge voldoende
£IJfl
om aan te toonn
dat de opbouw en de inhoud van de Prnvention olFraud
(Investments) Act 1939 niet geschetst kunnenworcten
aan de hand van de volgorde’ vafi haaTr aitik1en, Tdoch
dat men zich de moeite.moet getroosten, hahr ‘afonder-
lijke bepalingen in verband te brengen met de leidende
gedaclte d,er.wet. ,
–
Die leidende edaehte ni kamt het dmdelijst tot iiting
in den afgekoiten titel Prevention of rraud (Invst
ments Act die hieimede’het
door
deze wet nagestreefde
doel aangeeft t w het bedrog op beleggrngsgebied teJe
strijden c”
ge
Dit doel nfoet langs
v
twee en wdi’den beieikt naast
de klassieke repiessieve ‘methode”die
.00g
-steeds ge
beiigd wordt treedt thans de mocleine gedachte der
pDeventle op den voorgiond
Deze gedachte vindt allereerst uitwerking ten aanïien
van het emissiewnzen en van het vooilomen an misbrum
ken ten aar7len van bepaalde ondernemingsvormen
Het, eialssieweze
l
n.
De toestand, waarin het Engelsche ’emissiewezen v66
de Preventionof Fraud (Investments) ‘Act 1939 verkeerde,,
was bij geen benaderingzQn,ongunstig te noemen als die
van heli placeeringsbedrijf in de Vereenigde Staten v66r
Zie E.-S.B. van 11 December 1940.
– -‘
2
& 3 Geo.
Ch. 16.
Roosevelt’s Securities and’ Exchange-wetten -der jaren
1933 e.v. Zooals in ons vorige artikel werduiteengezet
3),
waren in Engeland van oudsher de twee voorwaarden
vervuld, waarop volgens de huidige opvattingen eik
reëel emissiebedrijf dient te berusten: t,w.,een straf Ie’, doch
tegelijkertijd elastische., vennootschapswet, . bevattende
met name een doeltreffende beschei-ming van het vermo-‘
gen dei’ naamlooze vennootschap, alsmede een scherp
gestelde aansprakelijkheid voor het (vet-plichte) prospectus
der
open
vennootschap.
Terwijl in de Vereenigde Staten beide genoemde voor-
waarden als het wai’e uit het niet moesten worden gescha-
pen, kon men in Engeland voorthouwen op de reeds aan-
wezige grondslagen. Men behoefde slechts enkele,lacunes
der l7estaande vennoqtsphapswetgeving aan te vullen.
Uitbeiding der merplichting tot het ut geven van eenprbpectus.
rfe’
dien 4illdb wrdt,ce, verplichting, tot het uitgeven
van een prospectus, beantwoordende aan de- eischen van
de Companies Act 1929, uitgestrekt tot de emissies van
alle-ondernemingei’i, die een beroep’ doen op de Engelsche
kapitaalmarkt. Dit materieel zeer belangrijke vQorschrift
is,langs indirecten weg af te leiden uit de strafbepaling,
voorkomende in art. 12 van de Prevention of Fraud (In-
vestmens), Act 1939, waardoor, in het kort gezegd; iedere
objectief onjuite bewering met betrekking tot geidbeleg-
‘gingen, met, name in effecten, met zware straffen wordt
bedreigd.,
Aan
,dit voorschrift wordt kracht bijgezet door
een,aanvullende verhodsbepaling, voorkomende in art. 13
der wet die ook, zij het niet uitsluiténd, voor het emissie-
wezen van- belang is: het, verspreiden van circulaires, be-
trekking hebbende pp, beleggingen, wordt
verboden
aan
ieder, die geen)id is van een erkende effectenbeurs, dan
welalsvergunninghouder (,Iicence-holder”) voor den vrijen
effectechandelrëchtstreeks onder toezicht yan den ,,Board
Misb)’uik Jan onderneiningsvorinen
Daarenboven werd het – terecht :..noodig geoordeeld,
zekere vennootschapsvormen naderen scherper te regelen,
die tot nog toe werden gebezigd om de’bepaliigen van de
Comp,anies,Act, 1929 terzake – van de wettelijke bescher-
ming ivan het ‘ve4i:nogen der naamlooze vennootschap te-
ontduiken. Zulks in dier .voege, dat. éenige types van
coöperatievevereenigingen. dan .wel oderlinge maat-
sehappijen,nl. de’ ,,industrial and provident societies” en
dQ, ,building – societies”, – te – hunner financiering zuiver effectenkapitalistische, middelen -bezigden, hetgeen nim-
mer de bedoeling van den wetgevèr was geweest.
In’dusti’icrl-and broeident’.societes.
De industrial nd provident societies zijn een soort
van cooperatieve veeenigingen opgericht ‘ olgens een
spe’ciale*ét ‘n 1893,”die inmi’d’dêls’ hèrhaaldelijkis’gé-
wijzigd; zij worden door art. 10 van d,e Prevei
–
ition of ‘raud
At
rn
den ver.’olge bepeikt tot
tbona
fide coopeiatieve
doelerndei dan wel tot de eibeteiing van de sociale
positie van clen
werkCenden
stand of tot werkzaamheden
ten nutte van het algemeen Indien aan deze vooiwaarden
niet of niet meem is voldaan moeten dusdanige vereeni
gingen of worden ontbonden of worden omgezet in een
onderlde Compânies Act 1929 geregistreerde .naamlooze
cha
vennoötsp’ Een en ander kan woiden afgedwongen
door den ,,Regiitrâr of industrial ard’iirovident sôcieties”,
mits hiertoe door het Departement van Financien ( ,Tmea
‘sury,”) ’emachtigd.
Building S’ocieties.
Nôg scherpere bepalingen worden vastgesteld .voor -de
,,building societies”, zijnde een combinatie van’ de coöpe-
ratieve vereeniging, het onderling spaar- en waarborg-
– 9
Zie noot 1… –
i
26 Februari 1941
ECONOMISCH-STATISTISCHE ,BERICHTE
155
fonds en de hypotheekbank, opgericht op grond van een
reeks speciale wetten uit de jarên 1874 t.e.m. 1894:at. 11
van de Prevention of Fraud Act bevat een discretior,aire
machtiging van den ,,registrar”, indien hij zulks ter be-
scherming van de financieele belangen van deelgenooten,
spaarders, crediteuren
enz.
van ,,building societies” noodig
oordeelt, om met verlof van de ,,Treasury” hun financieel
bedrijf practisch gesproken stop te zetten. Om dezelfde
redenen kan de ,,registrar” een uitgebreid onderzoek naar
de zakelijke gedragingen van de ,,building societies” in-
stellen.
Ini’estnzent trusis.
Tenslotte werd een zeer belangrijk onderdeel van iet
Engelsche emissiewezen nader geregeld, dat ofri structW
reele redenen meerendeels buiten de bestaande vennoot
schapswet viel en valt, maar niettemin jaar in jaar uit
heslag legt op een belangrijk gedeelte der Engelsche
spaargelden, t.w.
de inestment tu1″. –
Gedurende het voorbereidingstadium van dePrévedtioii
of Frauid (Investments) Act en, metnarne ook ih het té
dezer iake uitgebrachte rapport ian het Bodkin cod-
mittee, is de wenschelijkheid van een staatstoezicht op dé
,,investment trusts” breedvoerig hehândeld. Ndat -d
wet tot stand gekomen was, heeischte alerneen- de öp-vatting, dat de bestaande ,,investiiiént trust?’ er zbnde
veel kleerscheuren waren afgekomén. Toch geldei oôkté
hunnen aanzien in den vervolge belangrijke bepei’kihge
die vooral betrekking hebben op de volgende punten:
sçheiding van de functies van trustee en beheerdér; af-
doende regeling der aansprakelijkheid van beidèn pübli.
catie van de prijs- en réntabilitéitsberekenin
•
der èértifi
caten alsook van de gezamenlijke belieersktn. ‘
Volgens ait. 16 van de Preention of Fraüd(Ijvèstniérits)
Act moeten ,,investment trusts” inden vevôlgedooi déli
,Board of Trade” goedgekeurd (,,authorised’) zijn
0
‘villen
zij niet (ingevolge art. 12 der wet) van iedere mogelijkheid
van propaganda en publiciteit ‘ertôkeii worden. De goedkeuring vordt alleen verleend,:mits voldaan is aan de volgende minimum-eischen: beheerder len trutee
moeten zijn twee onafhankelijke, naar Engelsch rechtopge-
richte, naamlooze vennootschappen. De.trüstee-inaatschap’
pij moet een aandeelenkapitaal van ten minste £ 500.000:-
hebber, waarvan tenminste £ 250.000.— gestort; danwel
een dochtermaatschappij zijn van een naamlooze vennoot-
schap, die aan deze vereischten voldoet De trustacte
moet beantwoorden aan’ een schema, dat.aldbijlage
(,,schedule”) deel vn de wet ‘uitmaakt.lEierin moeten
met name wordeii geregeld: – ‘ T.-
de vaststelling van den verkoopiijs der certificater
en de berekening.van hun réndement; . de iuje van uitgifte der certificaten
de eigendomsverkrijgrng an het tiustvermogen dooi
den trustee
de contrôle vn den trustes op den inhoud det udver
tenties en propagandageschriften uitgaande van den
beheerder, ên opdiens gedragingeii in hèt .gernii
deze contrôle moetzôo Vergaah, dat de beheerdèrde • vei’plichting op zich nèemt, te allôâtijdë bp verlangen
van den trustee al i’oodanig .f te tredin;
—
de wijze, waaro’dé onkosténv de triist en haai’ behe
• gedekt zullenworden, en dé in.telling yan een contiô16
hieiop dooi owifhankelijke accountants
het uitbrengèn van hétaccountantsrapoi’t âan cèrtifi
caathouders; de deelneming van den beheerdèr in de
trust en de door hem genoten vergoeding moeten hiér-
in afzonderlijk worden vermeld.
.• ,
– Dit 1aaste ,voo’schrift heeft klaarblijkelijk betrekkin
ôp de resultaten’van onderzoekingen, ingesteld door de
Amerikaansçhe ,Securities and Exchange CommissiQn”
naar de gedragingen van invéstment maatschappijen al-
daar, met name naar de zgn. ,,load”, zijnde de ten laste
van crtifïcaathouders gebrachte kosten van beheër ed.
Tenslott riibet tenminste één keer ‘s jaars door den
,,Board of Trade” een lijst van alle ,,authorised unit trust schemes”, benevens de hen betreffende bijzonderheden,
worden gepubliceerd. • ‘ –
Effectenhandel ter beurze
–
lie overheidscontrOle op den eflecténharidel is kréchtens
de Preve,itidn of Fraud (Investments) Act 1989 volgens
&en soortgelijk systeem geregeld als in de Verèenigde Staten
door de Securities Exchange Act van 1934 werd evolgd:
pérsonen’, firma’s, naamloozé vennootschéppen enz, den
irijen
effectenhandél beoéfenende – in Engeland ‘,out-
side brokérs” én ,,outside dealei’s” geheeten – worden aan
een
indioidueléh
vergunningsplicht onderworpen; zij
ihoetch in ‘Eige1and éei ,,licence” van den ,,Board of’
Trade” vekrijer(, hetgeei vrijwel ove’ieenkomt met; de
ver5lichte ,reistratïon” vân
,oeer thc counter brokers
od dealers”
bij de Securities and Exchange Commision
in dè
Teréenjdé
Staten
4)
•
•
‘Ii “tègenstèliing hiermede u’6dt de
georganisee-de
effecteiihandel
cér,’oratief
bij het nieuwe systeem van
staatstoezicht aangesloten, èn wel op’ de volgende wijze leden van een erkende (,,recogniscd”) – in de Vereenigde
Stateri:,,rcgistered” – effectenbeurs of van een erkendé
vereeftiging ‘;van effectenhandelaren zijn vrijgesteld van
den vergunningsplichL I-Ièt toezicht op hen wordt zoo-
donde in ;de’ eerste •plaats uitgeoefend langs den wég der
autonomie, t”. door de bevoegde beurs-, resp. vereeni-
gingsorganen; en slechts langs indirecten
‘iïeg
door de over-
heid; indien nl. blijkt;dat:het toezicht, door liet bestuur
eener- erkende-effectenbeurs of eener. erkende vereeniging
van effeétenhandelaren op, haar leden uitgeoefend, niet
doeltrelfe’nd is, kan de
c’kenning.
van die beurs, resp.
vereeniging worden ingetrokken, niet als gevolg,, dat al haar leden; terstond ‘van; den effectenhandel binnen het
Vereenigd Koninkrijk zouden worden uitgesloten.
Dezelfde methode werd in de Vereenigde Staten ge-volgd, zij het ook, dat daar, anders dan in Engeland, in
dè interne en externe beursorganisatie zoo diep werd in-
gegrepen dat thans de atitonomié der Amerikaansche eflec-
tenbeurzen-nôg’slechts in naam bestaat
5).
Erkende bffectcnbenrzen
De Board of Ti ade’ heeft ki achtens Sertion 14 van de
Prventi6n Fr5ud Act de volgende’ effectenbeurzen,
i esp ‘erenigingeii” van effectenhandelaren erkend
The Londön Stock Exchange
Mincing Lans
Provincial Brokérs’ StckExchange
Âbèiatièn 6f Stock and Sh”are’ Dealers,
voorts de volgende provincialebeurzen, die geén ‘iân alle
intern’ational’&:bètekenis hebben:
–
Abrdeen Birmingh’m
radford Bristol Cardiff
Dundee Edmburgh Glasgow, Greeriock Halifax Hudders
fièldLds; Li”ierdol,’Manchester, Newcastle-up6n-Tiné,
Newport, Nottingharn, Oldhani, Sheffield, Swanseâ.
Tervijl echter in de Vereenigde Staten de Securities and
ExchangeCommission hrei toe geniachtigd door de S and E.
wéttenr; de’eteFn&beut;sorganisaties volledig heeft hei’zien en ook met mirFof meer zachten dwang in dè interne beuis-
organisatiedip heeft ingegrepen, is de ‘aûtonomie der
Engeische ëffectehburzen door de Preveiitiô’n of Fraud Act
en doir,de praktijk van den Board of Trade nagenoeg
vollediggehandhaafd. Dit geldt zoowel ten aanzien van
de
i,itei-ne
beursorganisatie, waaronder wij vèritan de
gezameniijke.voorschriften en bepalingen, regelende het
inwendie raderwerk der effectenbéurzen, alsook ten op-
..4
Ziehiervoor F..E. Schney, The Seuritiend E-
chane Commission en de beurs, in E.-S.B. van 15Novem-
ber, 1939. • -• • . . • –
•
9
Zienoot 4.
-,
. • –
156
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
26 Februari 1941
zichte van de
erterne
beursorganisatie, zijnde dat gedeelte
van het mechanisme, waarmed” het publiek in aanraking
komt.
Interne organisatie der ,,London Stock Erchange”
De ,,London Stock Exchange”, die zoo mogelijk in nog
sterkere mate dan de ,,New York Slonk Exchange” als
representatief mag gelden, is een geregistreerde ,,puhlic
company limited by shares”, die in haar huidigen vorm
teruggaat tot het jaar 1802. Haar organisatie is zuiver
privaatrechtelijk, niet beperkt door een beurswet 01 door
regeeringstoezicht in eenigerlei vorm, afgezien van de –
theoretische – bevoegdheid; haar, ,erkenning” in te trekken,
welke section 14 van de Prevention 01 Fraud (Investmerits)
Act thâns aan den Board of Trade verleent. Het Londen-
sche beursbestuur bezit een autonome disciplinaire en
civiele reclitspraak voor de leden, zoodat geschillen tusschen leden onderling nooit ter beoordeeling van
den gewonen rechter komen. Het laillissement van
beursleden valt, voor zoover het gaat over baten en lasten
van den faillieten boedel, voortvloeiende uit beurstrans-
acties, buiten de faillissementswet. De hiervoor bestemde
buitearechtelijke procedure (,,winding up”) wordt be-
heerscht door de statuten der ,,Stock Exchange” en wordt
door de vertrouwenspersonen (,,trustees”), die zij benoemt,
afgewikkeld. Niet-leden, die in geschillen met een beurslid
de beslissing van het beursbestuur inroepen, moeten tevens
afstand doen van den gewonen rechtsweg.
De Prevention of Fraud (Investments) Act behoefde
niet in eenige cojitrôle op de standing en de solvabiliteit
van beursleden te voorzien, aangezien de toelatingsvoor-
schriften en de disciplinaire bepalingen dej ,,Stock
Exchange” uitermate scherp gesteld zijn. Kenmerkend
is in dit verband, dat de toelating van leden slechts voor
één jaar plaats heeft en dat ieder lid telken jare als zoo-
danig ,.herkozen” moet worden.
De Londensche beursvoorschriften bevatten, evenals
die van iedere andere effectenbeurs, een minimum tarief
der provisies, die door ,,brokers” voor iedere transactie
ter beurze
j
n rekening moeten worden gebracht. Even-
wel is de Londensche ,,Commission Law” belangrijk
elastischer dan de soortgelijke te New-York geldende
voorschriften: in een reeks van gevallen, bv. bij de be-
legging van gelden voor denzelfden cliënt binnen een
bepaalden termijn en voor groote posten, zijn reducties
op de voorgeschreven provisies toegestaan. Voorts mogen
de leden der ,,Stock Exchange” hun provisie in talrijke,
door beursreglementen enumeratief vastgdstelde, ge-
vallen deelen met derden – o.m. met de terecht zooge-
naamde ,,half commission men” , hetgeen in New-York
strikt verboden is.
De instelling der ,,half commission men’
3
als zoo-
danig heef t over het algemeen geen aanleiding tot bezwaren
voor het beleggende publiek gegeven, d.w.z. voor zoover
deze iemisiers in dienst staan van beursleden. De beurs-
leden immers zijn op hun beurt aansprakelijk voor de
handelingen van hun ,,half commission men”. Dit bleèk
een afdoende bescherming te zijn voor de cliëntèle der
beursleden tegen al te volijverige en Welbesoraalcte re-
misiers. Dit laatste geldt uiteraard niet voor de ,,half
commission men” van ,,outside hrokers” en ,,outside
dealers”.
Externe beursorganisatie.
De ,,rules and regulations” van de Londori Stock Exchan-
ge voorzien, eveneens op den grondslag der ter plaatse
heerschende usances, in de meest belangrijke punten der
e’terne
heursorganisatie, waarvoor men in de Vereenigde
Staten mede een wettelijkO. regeling noodzakelijk heeft
geacht .6)
.
De Prevention of Fraud (Investments) Act bevat geen
6
1
Zie
noot 4.
bepalingen betreffende de persoonlijke qual ificaties der
beursleden, noch ten aanzien van hun gedragingen; even-
min regelt zij de credietverleening door eflectenhandelaren
aan hun cliëntèle, noch de vaststelling der beurskoersen,
noch tracht zij garanties te scheppen tegen irregulaire
beïnvloeding van het koersverloop. Tenslotte zoe.kt men
in de genoemde wet tevergeefs naar een machtiging van
den ,,Board of Trade” om van overheidvege een scheiding
der functie van ,,broker” en ,,dealer” teweeg te brengen;
naar men zich zal herinneren, werd voor den Amerikaan-
schen effectenhandel de voorbereiding van een dusdanigen
maatregel door de Securities Exchange Act van 1934
opgedragen aan de Securities and Exchange Commission.
Een scheiding der Engelsche beursleden in ,,brokers”
en ,,dealers” (,,jobbers”) behoefde door de Prevention
of Fraud (Investments) Act niet te worden nagestreefd,
aangezien zij van oudsher bestaat. Van de leden der
,,Stock Exchange” zijn ongeveer twee derden ,,jobbers”,
d.w.z. zij doen uitsluitend voor eigen rekening effecten-
zaken; het resteerende derde der leden beoefent het vak
van ,,broker”, d.w.z. zij doen effectenzaken uitsluitend voor rekening van derden. In tegenstelling tot het con-
tinentale systeem kunnen banken en bankiers (onver-
schillig of zij als firnia dan wel als naamlooze vennoot-
schap georganiseerd zijn), emissiehuizen e.d. geen beurs-
leden zijn. Zij vormen derhalve, naast den kring der par-
ticulieren, de cliëntèle van den ,,hroker”. De statuten en
het provisiereglement der London Stock Excharige zijn
van dien aard, dat de vorming van beursfirma’s, die af-
hankelijk zijn van een buitenstaander, onmogelijk is.
De normale gang van zaken bestaathierin, dat de ,,broker” zijn orders uitvoert bij den ,,jobher”, die d3n voor den cliënt
meest voordeeligen koers biedt. De ,,broker” is evenwel
niet verplicht met een ,,jobber” te contracteeren, indien
door een ,,outside firm” een betere koers geboden wordt. De ,,hroker” is verplicht, elke order tegen den effectief
gemaakten koers af te rekenen. Het is gebruikelijk, dat
hij in zijn nota den naam van zijn tegenpartij, in den iege1
een ,,jobber”, aangeeft. De cliënt is gerechtigd, van het boek
van den ,,jobber” inzage te nemen, teneinde den koers,
waartegen de transactie tot stand is gekomen, te kunnen controleeren. Aan den anderen kant is de cliënt van den
,,broker” rechtstreeks tegenover den , ,jobber” aansprake-
lijk voor de betaling, resp. levering. Over irregulaire koers–
bewegingen waakt het ,,Committee on-Oeneral Purposes”.
Deze strafle autonome regeling heeft tot het resultaat
geleid, dat klachten over onregelmatigheden in den Lon-
denschen beurshandel zeer zeldzaam zijn.
Aan de scherpe selectie en contrôle, die door de,,London
Stock Exchange” van oudsher, op haar )de.n, zoowel uit
persoonlijk als uit zakelijk oogpunt, werden uitgeoefend,
heelt zij, en met haar de Engelsehe georganiserdej effecten-
handel in. zijn geheel, het te datiken, dat dq autQnmie der Engelsche effectenbeurzen door de Preventipn
of
Fraud (Investment) Act intact werd gelaten. Integen-
stelling met de elder,.met îam,e.,in de Vereenigde Staten
vôôr de Securities en Jlxchange wetten, heersçhende ver-
houdingen, kende de Engelsche effecterihandel ter beurze
over het algemeen geen der ‘befaamde teere plekken.
1-let ,,in zich” sluiten van orders der cliëntèle is in dier
voege geregeld, dat de ,,hroker” slechts éénmaal commissie mag berekenen, en derhalve weinig aanlokkelijk., De cliën-
tèle van den ,,broker” heeft recht op effectieve uitvoering
van haar orders ter beurze: de ,,brctker” mag geen order
voor nostrorekening uitvoeren en elke transactie moet
tegen den effectief gemaakten koers worden afgerekend.
Hierin, alsmede in het ontbreken van den middenkoers,
ligt de oorzaak van het feit, dat zich geen discrepanties
tusschen den effectieven koers en den afrekeningskoers
(het zgn. ,,snijden”) kunnen voordoen, en dat de afrekening
van niet ter beurze uitgevoerde orders op basis ‘van een
– in dit geval zuiver fictieven – ‘beurskoers tot de on-
mogelijkheden behoort. Hieraan doet niet af, dat de
26 Februari 1941 .
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
157
koersen, die den cliënt in rekening worden gebracht, niet
steeds overeenstemmen met die van de officieele notee-
ring. Dit verschijnsel vindt zijn oorzaak hierin, dat de
heursleden niet verplicht zijn, hun transacties ter oflicieele
koersnoteering (,,marking”) aan te melden.
Conclusie.
Dit alles moge in de eerste plaats beurstehnische vraag
–
stukken betreffen, hun beteekenis strekt zich veel verder
uit: immers volgens de heden ten dage in de Anglo-Ame-
rikaansche wereld heerschende opvattingen, die groo.
tendeels gevormd zijn door Roosevelt’s Securities- and
Exchange-wetgeving, staat en valt de autonomie der
effectenbeurzen hiermede, dat juist deze vraagstukken door den georganiseerden effectenhandel op algemeen
bevredigende wijze worden opgelost.
In een vol
g
end artikel zul]en het nieuwe regle-
ment voor den vrijen effectenhandel, alsmede de straf-
bepalingen, voorkomende in de Prevention of Fraud
(T nvestments) Act, worden behandeld:
Mr. Dr. F. E. SCHMEY.
DE RIJKSMIDDELEN OVER JANUARI 1941.
Algemeen ooerzïcht.
De eerste middelenstaat van het nieuwe jaar, welke
in dit nummer is opgenomen, wijkt in verschillende op-
zichten af van het model der pverzichten, die omtrent de
vooralgaande maanden werden gepubliceerd.
Vooreerst komen onder de ,,Overige middelen” een twee-
tal heffingen voor, die tot dusver nog niet werden geheven,
nI. de loonbelasting, al is het tot dusver ontvangen bedrag
ook nog uiterst gering, en de waardevermeerderingsbelas-
ting, die evenwel nog niets heeft opgeleverd.
Daartegenover ontbreken een tweetal middelen, die
gedurende een lange reeks van jaren in den staat voor-
kwamen, t.w. de in.den loop van het vorige’jaar opgeheven
dividend- en tantièmebelasting en voorts de loodsgelden,
waarvan de ontvangsten tot een zoo onbelangrijk bedrag
zijn ingeschrompeld, dat zij voor een opneming in het
maandelijksch overzicht niet meer in aanmerking komen.
Het belangrijkste verschil echter met de vorige over-
zichten blijkt onmiddellijk uit het kleinere formaat van
den staat en bestaat hierin, dat de ramingscijfers voor de
onderscheidene heffingen zijn weggelaten. Men kan naar
de reden van deze wijziging slechts gissen. Het is mogelijk,
dat de overweging heeft gegolden, dat thans niet, zooals
in vroegere jaren, de begrootingscijfers zijn openbaar ge-
maakt. .1-let is ook mogelijk, dat de oorzaak voor de weg-
lating der ramingscijfers is gelegen in de omstandigheid,
dt verschillende heffingen den laatsten tijd sterk zijn ge-
wijzigd en nieuwe belastingen zijn ingevoerd, waarvoor het
uiterst moeilijk is ook maar bij benadering aan te geven,
welke baten van de verhooging, resp. invoering mogen
worden verwacht. Zoo wat e het aannemen van een opbrengst-
cijfer, voor de loonbelasting en voor de waardvermeerde-
ringsbelasting op dit oogenhlik weinig minder dan een slag in de lucht. Om deze reden behoeft over he.t ontbreken der
ramingen, althans op dit oogenblik, dan ook niet te wor-
den getreurd. De cijfers van het vorige jaar blijven in ieder
geval beschikbatr en geven een veèl betere vergelijkings-
basis.
Wat nu het overzicht zelf aangaat, kan worden vastge-
steld, dat de niet-directe belastingen tezamen f 44.588.100
hebben opgeleverd tegen f 41.856.200 in dezelfde maand
van het vorige jaar. Dit resultaat is niet onbevredigend,
vooral indien men bedenkt, dat het werd bereikt, niet-
tegenstaande aan invoerrechten f 6.933.000 minder werd
ontvangen dan in Januari 1940. Naast de invoerrechten
bewogen zich ook het statisliekrec.ht., de couponbelasting
en de successierechten in dalende richting. De overige twaalf middelen brachten gezamenlijk een surplus van
f
10.732.200 in ‘s Rijks schatkist. Hiervan komt een be-
drag van f 4.157.100 op rekening van de omzetbelasting.
Alle accijnzen liepen in ophrer’gst vooruit; in totaal be-
teekende dit voor het Rijk een extra-hate van f 6.038.700.
Ook de conjunctuurheffingen vertoonden een accres. Op
de nog geringe ontvangst aan loonbelasting (f 46.750)
wezen wij reeds. Voor wat dit middel betreft, zal eerst het
Februari-overzicht eenig inzicht geven in de te verwachten
opbrengst, wanneer de belasting over de Januari-maand-bonen is ontvangen.
Inooerrechten.
Gaan wij nu de afzonderlijke middelen na, dan wordt
de aandacht onmiddellijk getrokken door de zeer lage
opbrengst der invoerrechten. Na de inzinking van •de
maanden Mei t/m Juni van het vorige jaar waren de
ontvangsten weer opgeboopen tot f 5 t f 6 millioen per
maand. Thans kwam niet meer dan f 2.251.400 binnen,
in verband met de afschaffing van het invoerrecht op
Duitsche goederen. Ook het statitiekrecht maakt een
slecht figuur. hier . bedraagt de ontvangst f 108.000
tegen f 190.100 in Januari 1940. Intusschen is bij dit middel
de daling reeds in December jl. begonnen. Zoolang onze
overzeesche handel nagenoeg geheel stil ligt, valt hij deze middelengroep zeer weinig verbetering te verwachten.
Accijnzen.
Op den gunstigen loop der accijnzen werd reeds hier-
boven gewezen. Niet alleen werden de opbrengstcijfers van
Januari 1940 over de geheele linie, bij sommige heffingen
zelfs sterk. overtroffen, doch er kwam ook over het alge-
meen veel meer binnen dan de voor 1940 geldende maand-
raming. 1-let zout gaf een uitzonderlijk hooge bate, nl.
1482.700 tegen f 205.200 in Januari 1940., Het geldt hier
een wisselvallig middel; in hoofdzaak staan de ruime baten
in verband met de belemmering van den uitvoer en de
daardoor vereischte aanzuivering van crediettermijnen in
contanten. De geslachtaccijns gaf 1 313.900 méér door de
hooge veeprijzen en was ook hooger dan in de beide voor-
afgaande maanden. Bij den wijnaccijns bedraagt de stijging
f 27.500, doch de eerste maand van het kwartaal is bij deze
heffing niet van veel beteekenis. De gedistilleei-daccijns was weer bijzonder hoog; weliswaar werd het abnormale peil van de voorafgaande maanden niet bereikt, doch een
ontvangst van 14.189.500 (f 1.711.800 meer dan in Ja-
nuari 1940) is toch nog ver boven het middelmatige. 1-Jet
bier verschafte f 1.333.700 (toeneming f 628.200), dank
zij het toegenomen verbruik èn meer nog de aanvulling
van voorraden met het oog op de vermindering der gerst-
voorraden. De suikeraccijns vertoonde een onbeteekenen-
den vooruitgang (van f 20.800); .eitelijk zijn de ontvang-
sten echter gedaald, omdat de 10 opcenten, die tot dusver
aan het Leeningfonds ten goede kwamen, thans onder
de gewone middelen worden geboekt. Daarentegen was
de tabakaccijns weer uitermate hoog. De ontvangst be-,
droeg f 6.685.200 (in dezelfde, maand van het vorige jaar
1 3.626.100). De meermalen opgesomde oorzaken voor
deze stijging zijn nog niet uitginverkt.
Andere indirecte heffingen.
De omzetbelasting bracht 116.855.600 op, tegen
1 12.698.500 in Januari 1940. Toch werd de ontvangst van de eerste maand van het laatste kwartaal van 1940
niet gehaald. Met stelligheid mag echter worden verwacht,
dat de nieuwe wijze van heffing en de verhooging van
het tarief den loop van dit middel nog meer zullen stimu-
leeren. De couponbelasting gaf.f 219.400 minder. Daaren-
tegen sting de opbrengst der zegelrechten van f 1.007.600
tot f 1.161.300, wèlke vermeerdering vrijwel uitsluitend is te danken aan de beursbelasting. Minder gunstig staat
het met de registratièrechten. Weliswaar werd de ont-
158
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
26 Febivari 1941
vangst van Januari 1940 met f 283.000 overschreden,
doch in vergelijking tot de laatste vier maanden van het
vorige jaar is weer een belangrijke teruggang te constatee-
ren. Blijkbaar is, de neiging van sommige beleggers, om
in vaste goederen te ,,vluchten” weer aanmerkelijk ge-
luwd. Ook -zal het besluit betreffende het vervreemden
van landbouwgronden wel remmend werken.. De succes-
sierechten waren iets minder goed, doch de ontvang-
sten van Januari 1940 waren aan den hoogen kant.
Op zichzelf beschouwd, is een maandopbrengst van
i 3.756.300 niet onbevredigend.
Tenslotté moge nog worden opgemerkt, dat de belasting
op gouden en zilveren werken bijna tweemaal zooveel
opbracht als in Januari 1940 (ontvangst Î 107.600), dank zij de vraag naar edelmetaalvoorwerpen. –
Directe belastingen.
Over de directe belastingen valt nog niet veel te
zeggen. Van de grondbelasting, waarbij zoowel op de
hoofdsom voor gebouwde als op die voor ongehouwdo eigendommen 100 nieuwe opcenten zijn gelegd, is nog
slechts een bagatel (f 29.300) op kohier gebracht, vaa’uit
blijkt, dat de aanslagregeling vertraging heeft onder-
vonden. De inkomstenbelasting staat voor 1 31.582.300
te boek, hetgeen een teruggang beteekent van 1 588.400
bij den stand van het overeenkomstige dienstjaar op ultimo
Januari 1940. Bij de vermogensbelasting en de verdedi-
gingsbelasting zijn nadeelige verschillen van resp.
t 300.400 en 1 44.000 op te merken. Het totale kohier-bedrag der opcenten op de Gemeentfondsbelasting be-
loopt 1 10.555.900 en dat van de winstbelasting f5.087.900.
Laatstgenoemde heffing paraisseert nog slechts i nds enkele
maanden op den staat; eerstgénôemde was in Januari van
het vorige jaar evenmin reeds op gang. Hoe het verder met
de winstbelasting zal loopen, dient te worden afgewachL
Uit overzicht II, dat den verderen loop van het dienst-
jaar 1940 aangeeft, blijkt, dat in de zuivere opbrengst der
directe belastinen nog enkele wijzigingen zijn gekomen,
tengevolge waarvan thans bij alle heffingen,
0
1
)
de vermo-
gensbelasting na,- de raming-1940 is overschreden. Voorts
valt het
01),
dat als totale ontvangst van den suikeraccijns
thans 1 62.082.800 wordt vermeld, terwijl in het overzicht
over December ji. nog een opbrengst van f 59.304.400
over de 12 maanden werd opgegevn. Het verschil wordt
hierdoor verklaard, dat de 10 opcenten op den suikerL
accijns, welke van Mei 1940 af ten bate van het Leening-
fonds 1940 werden geboekt, thans onder de Algemeene
Rijksmiddelen worden verantwoord, en wel met terug-werkende kracht. Een overzicht van de inkomsten vqor
dit fonds komt in het Middelenoverzicht dan ook niet
meer voor.
INGEZONDEN STUKKEN.
HET BESLUIT OP DE 1%IATERIEELE OORLOGS-
–
SCHADEN.
De heer Dr. Ir. H. G. van Beusekom schrijft ons:
Aan het slot van het artikel onder bovenstaanden titel
van L. A. H. Enthoven’ii, E.-S.B. van 29 Januari 1941,
wordt even herinnerd aan de Duitsche. ,,Kriegssachschk-
denverordnung”,’ welke ongeveer gelijktijdig met de
Nederlandsche regeling is verschenen.
De geachte schrijver wijst op de groote overeenkomst
tusschen beide regelingen, om. ten aanzien hiervan, dat
beide uitgaan van de gedachte, dat slechts wordt vergoed
de schade, waarvan het herstel economisch gerechtvaardigd
is. Het verschil openbaart zich in de eerste plaats bij de
waardeering van de schade. In ons land wordt de schade gebaseerd op de prijzen van 9 Mei 1940. In Duitschland gaat men uit van de werkelijke kosten van herstei, tenzij
de waarde, die het goed voor den getrolfene heeft gehad,
aanmerkelijk geringer was, in welk geval een lager bedrag wordt vergoed.
Wij zouden geen aanleiding hebben om op deze zaak
terug te komen, indien zich hier niet bij het vergoeden van
schade voor verwoeste woningen en in het algemeen voor
gebouwen een bijzondere moeilijkheid voordeed.
Deze moeilijkheid houdt eensdeels verband met de kosten
van herbouw, anderdeels met het feit, dat herbouw van
een gebouw op dezelfde plaats en in denzelfden vorm inge-
volge door de overheid vastgestelde voorschriften niet
steeds mogelijk is.
Blijkens, door den beer Enthoven gegeven indexcijfers
voor de groothandelsprijzen is het kostenpeil in Duitsch-1ind sedert Augustus 1939 practisch gelijk gebleven, liet
maakt dus voor de betrokkenen geen verschil,welk 1)riizen-
peil voor de vergoeding der schade wordt aangehouden.
In ons land is sedert Mei 1940 het bouwer aanmerkelijk
moeilijker geworden. Sommige bouwmaterialen zijn
schaarsch geworden, andere zijn in het geheel niet meer te
krijgen. Dientengevolge moet naar kostbare vervangings-
materialen en -constructies worden gezocht. Genoemd
worde slechts het vervangen van de gebruikelijke houten
vloeren en balklagen door vloeren van gewapend betôn.
De Algemeen Gemachtigde voor den Wederopbouw heeft
het verbruik van hout beperkt tot 1 m
3
per 100 m
3
woning-
inhoud, terwijl onder normale omstandigheden zeker 3 m
3
zou worden gebruikt.
Bovëndien is er in de calculatie voor den aannemer
een veel grootere mate van onzekerheid gekomen, waardoor
hij een hoogei’en risicopost in zijn begrooting moet opne-
men. Dit alles kan ten gevolge hebben, dat de eigenaar van een verwoeste woning, die daarvoor de waarde
0
9 Mei 1940 vergoed krijgt, niet in staat is, voör h’et be-schikbaar gestelde bedrag een ongeveer gelijkwaardige
– nieuwe woning te doen bouwen.
liet tweede punt betreft woningen, welke hetzij ten gevol-
ge van een van kracht zijnd uitbreidingsplan of van bij een dergelijk plan hehoorende bebouwingsvoorschriften hetzij
tengevolge van de bepalingen der bouwverordening of van
een voorgevelrooilijn, niet op dezelfde wijze kunnen w’or-den herbouwd.
De gevallen laten zich denken, dat over een deel van het terrein, waarop het huis heeft gestaan, een straatomlegging
is ontworpen. Er kan een rooilijn zijn getrokken, die door
het huis loopt. Ook kan het voorkomen, dat het huis in
zijn oorspronkelijken toestand niet voldeed aan de hepa-1 ingen van een later vastgestelde bouw’verôrdenirg, bv.
ten aanzien van het minimum bebouwd oppervlak of de
minimum onbebouwd te laten ruimte achter het gebouw.
Vooral bi.j op zichzelf staande verwoestingen zullen deze
gevallen zich voordoen. Bij verwoestingen op grooter schaal
zooals in Rotterdam en Middelburg, heeft men hiervan geen last, omdat daar groote oppervlakten worden ont-
eigend en opnieuw verkaveld, zoodat aan iederen gegadigde
een nieuw bouwterrein kan worden toegewezen. Maar
daar, waar een enkel huis tusschen de andere is verwoest,
kan het voorkomen, dat herbouw aan de hand van de
wettelijke bepalingen eenvoudig niet mogelijk is.
Men kan dan twee wegen volgen. Men kan de wettelijke
voorschriften soepel toepassen en vrijstelling verleenen
van de voorschriften inzake woningoppervlak en open
ruimte in een mate
als
voor normale gevallen niet gebruike-
lijk isoolc al laat de letter,en zeker de geest,der verordening
een dergelijke toegevendheid niet toe. Men komt dan tot
het standpunt, dat wij in een officieel stuk aantroffen, nI. dat
,,de tengevolge van den oorlog verwoeste panden, zoover
als zulks maar eenigszins toelaatbaar kan, worden geacht,
op de bestaande fundeeringen zullen worden herbouwd.” Wanneer een verwoest perceel door een rooilijn wordt
getroffen, komt een dergelijk toegefelijk standpunt in
strijd met een rechtstreeksche uitspraak van het hoogste
gezag, al. het besluit van den Secretaris-Generaal van het
Departement van Binnenlandsche Zaken betreffende een
bgsluit van den raad der gemeente Obbicht en Papenhoven,
waarbij is uitgemaakt, dat
niet
van vernieuwing van een
gebouw kan worden gesproken en dus bepaalde vrijstellin-
26 Februari 1941
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
159
gen
niet
mogen worden verleend, wanneer naar omvang,
indeeling en uiterlijk, met gebruikmaking van oude be-
standdeelen (ni. de. fundeeringen), feitélijk nieuwe huizen
worden gebouwd.
– Indien tengevolge van voorschriften als hier bedoeld
herbouw op dezelfde plaats niet, mogelijk blijkt, zou de
eenige oplossing zijn, dat aan den belanghebbende elders een
nieuw bouwterrein wordt verstrekt. In den regel wordt de oude bouwplaats dan practich waardeloos. ‘Aangezien de
betrokkenen dit verlies wel niet zullen kunnen dragen,
komt men ei’ dan toe, dat.een noodoplossing gezocht wordt
als waarop hiervoren werd gedoeld.
In Duitschland heeft men hiervoor een geheel andei’e
regeling.
De Kriegssachschhdenverordnung.van 30 Novembéi’ 1940
voorziet zoowel in het gevâl, dat de kostenvan herbouw
hooger zijn dan
dp
het oogenblik van véi’woestitig, a1
ih
het geval, dat tengevolge van ‘vettelijkè voorschriften en zelfs van verschillende andere omstandigheden lierhoiiw
op de oude plaats niet mogelijk is.
De tweede alinea van § 4 bepa’alt hieromtrent het vol-
gende:
,,Wiederhei’stellungskosten im Falle der Zerstörung on
Gebiiuden’ sind die Kosten .des Wiederaufb.us, das sind diejenigen Kosten, die zur Errichtung eines für den Ge-
schildigten gleichwei’tigen Neubaus an dei Steile des
zerstörten Gebiludes aufgewendet sind oder iiii Zèitpunkt
der Entscheidung aufzuwenden wâren. Als Wideraiifbau –
kosten geIten auch die 1V[ehrkosteit für die Ausführung
eines Neubaus an anderei’ Steile sowie fiji’ Verbesserungen
und sonstige Anderungen, soweit baupolizeiliche, feuer-
polizeiliche, wohnu.ngshygienische, sthdtebauliche, er-
niihrungswirtschaftliche ‘ oder allgeiein’ wii’tcliaftliéhe
Gründe, Belange des Denkmalschutzes oder at’dere Aifor-
derungen im öffentlichen Interesse zu dieen’Mehrkdstei
Anlass gegebeit haben urid dei’ Wertdes Gebkudessich
hierdurch für den Geschildigden nicht wesentlich- erhöht”.
Dit is de kèi’n van de Duitsche schadevei’godingsi’ege
ling voor verwoeste gebouwen, welke het mogelijk maakt om door een betrekkelijk geringe verhooging van de uitte
keei’en vei’goedingen – met weinig geld kuiinen hii’ groote
verbeteringen worden verkregen — een toestand t chcp-
pen, die voor de be&okkerien individueel niet gUnstiger is,
doch uit een oogpunt van algémeen belang
Verre
de voor:
keur verdient, boven herbouw volgens den oude.n’toestand.
Op deze mogelijkheid moge hier evert de aandaht worden
gevestigd. . . . . . .
N a
S
c lii’ i It.
Indien liet mogelijk- zou zijn, dooi’ een betrekkelijk ge-
ri nge verhooging van .de .uit te keeren vergoedingen :de
door inzender aangeduide moeilijkheden op
te’
lossei
zou ongetwijfeld hiertoe;reeds zijn overgegaan. Maar zoo eenvoudig staan de. zaken niet. Uoor.eeri aontal, factorên
(b.a. dooi’ schaarschte, gebi’u ik -van vervangingsmiddei6n,
nieuwe bouwvoorschriften, tl’ansportmoeilijkheden;: enz.
zijn de bouvkosten aanmerkelijk gestegen. .D.eze stijging
is plaatselijk zeer verschillend en daarom,moeilijk in een
algemeen cijfer ui.t te drukken. .Zij bedraagt echter in tal.
van plaatsen belangrijk meer ,dan10pCt. lIet, is dan
ook
rtoodig gebleken ingrijpende maatregelen te nemen om
het verschil tusschen de bijdragen volgens het Besluit en
de kosten van den wederopbouw te’ overbruggen. Als
voorbeeld hiervan moge .genoemd worden ,de door den
Algemeen Gemachtigde voor den WTederopbo
u.w
en vooi’
de Bouwnijverheid in – het vooruitzicht gestelde premie
van 10 pCt. van het schadebedrag voor geheel vernielde
of, vrijwel, geheel vernielde panden, waai’aan minder dan
1 15.000 schade is toegebracht en die vÔôr 1 Januari 1942
zijn herbouwd. Dat hiermede slechts e
7
en deel der moeilijk-
heden wordt opgeldst, is duidelijk. Het is dan-ook te hopen,
dat aanvullende vooi’zieningen zullen worden getrol fen,
voorzoover deze vooi’ een rationeelen wederopbouw zullen
blijken-noodig te zijn.
De geachte inzendei’ wijst ei’ terecht op, dat in de Duit
sche verordening rekening wordt gehouden met de êxta-
kosten, die de naleving der wettelijke vooi’schriften met
zich brengt. In het systéèm van de Nederlandsche regeling
is dit slechts mogelijk ten aanzien van de voorschriften,
die op 9 Mei 1940 van kracht waren. 1-let zou echter ver-
keerd zijn den indruk te wekken, alsof in de Duitsche vei’-
oi’dening de dooi’ inzender genoemde moeilijkheden worden
opgelost. Wie dit meent, verliest uit het oog, dat in de
Duitsche regeling de extra-kosten, die samenhaiïgen met
de bouwvoorschriften, slechts voor vergoeding in aanmer-
king komen, voorzoover de hoogte van de uitkeering door
de hei’bouwkosten woi’dt bepaald, en dan nog slechts indien
door de aanwending diei’ extra-kosten het, gebouw voor
den getroffene geen wezenlijk hoogei-e waarde ki’ijgt.
Zooals de inzende’ zelf opiierlct, komen de hei-bouwkosten
alleen- in aanmei’kihg in evallen, waarin de waarde, die
het gebouw vooi’ den getroffene heeft gehad, niet aanmer-
kelijk lager was. De moeilijkheden doen zich echter juist
voor, wanneer het verwoeste gebouw
wel
belangrijk minder
waiu’d was dan ‘de herbou zou kosten. In deze gevallen
zouden de geti’offene’n in Nederlan’d – gesteld eens, dat hie’ de Duitsche regeling werd toegepast – weinig’ hetet’ uit zijn dai thaiis.
L. A. H. I:xTTioyEx.
.
MAÂNDCIJFERS.
OVERZIChT .VAN. DEN STAND VAN DE RIJKSMIDDELEN.
–
plt. lan. 1941 (in Guldèns).
AFDEELING ra .. Kobieren voor den dienst 1941
1)
— E
JJir.
Oeiqstsngen
.
welkezijn
Bedragen
.
cd
Benamin
dei
Totaal
,terugge- geven of
.
Zuiver
‘
middelen
bedrag
anders dan
bedrag
–
wegens
betaling
.
•
gi
op dekob.
n
%
atgeschr.
–
Gi’ondbelast. a)
– . 29.305.
–
29.305
272.777
tnkomshbel. b)
‘ 31.879.241
296:923 31.582.318 32.170.749
Vermogensbel. c)
6.146.776.’;’ 19.254
6.127.522
6.127.892
Vrdedlg.be1.
1 –
2.994.192
. .11.077
2.983.115 .3.428.149
Opc. v. d. Gern.
‘
–
tfondsbelasting
‘
10.611.340
55.396 10.555.944
5.61 8.897
Winstbelasting .
5.087.926
–
5.087.926
–
.Totaal
1
56.748.780 . – 382.6501 56.366.130 47.91 R.4l4
a) ‘J,.hioofdsont-‘f-,l
20
opeenlen
01)
de Iioofdsoiii dt’ gebouvde
eigendommen en
100
opcenten
OJ) (le
hoofdsûiii der ongehotiwde eigeitdoinnen. 1)) Hoofdsom ± 70-‘-‘-88 opcente.n. ) Hoofdsoiii +75
opcenten .,- . .. ,… . .
‘) Vöor de belast ingen, was,i-van het belast ingj aal’
op 1 Mii
aanvangt, bestaan ‘de vernielde be(Iragen uit ‘/ gedeelte van liet.
helastingjaai’ 1941142 en ‘/ gedeelte van liet helastingjaaj- 1940/41.
1)
Voor .dc belastingen, waarvan liet. betastiiigjaar op
t
Mei
aanvangt, bestaan de vernielde be.di
–
agen uit.
‘/,
gedeelte van het
belastingjaar 1940161 -en ‘/ gcdèeite van het belastingjaar
t
939/1940.
AFDFELING Ib-
– -.
Sedert
. .
Oitereen –
Overige mid
1
1 Jan.
komstige
delen
-1 ‘1
‘
19111
periode
1940
Benaming ijer middelen:
Loonbelasting ……………46.750
66.750
–
Rechten op.den invoer . . ‘
2.251.420 .i :2.25L42o’
–
9.1.84.406
Stâtlstiekreâht, ………;107.989 –
107.989
190.148
Accijns op zout .’– . . ‘:
–
1
,82.697
482.697
– 205.207
Accijns op geslacht…..
–
: , –
..i41:520 – . 116t.520 . ‘
Accijns op wijn ………
…-
61.812 .
61.812
..
34.354
Accijns
op
gedistili.
‘.
‘
–
4.889.546
4.189.546 – ‘ 2.477.720
Accijns op bier ……….-. :.t333.686 ‘: 133.686
–
‘”
4
05.515
Accijns op suiker
5073018
5.073.018 . -5-052.209
Accijns
op
tabak ‘ – .. – .
6.685.187
6.685.187 – 3.626.108
Omzetbelasting ,. . . . ,..
_16.855.578
16.855.578
12.698.497
Couponbelasting
312.540
312.540
.,..
–
531.919
Rechten van zegel …….
– 1.161.335
1.161.335
– 1.007.566
Rechten
van
I’egistratie ‘) 1.021.104
. 1.021.104 .
738.121
Rechten van successie
v.
overgang bij overlijden
en
v.
schenking …….
…– 3.756.311 : – 375631
1
‘
4.522.080
Waardeverineerderingsbe-
Selasting .. …. …..-
Belasting’ op gouden en
zilveren-werken
.107.573 – .
107.573
– 14.66I
44.588.066
4458l•066
41:856
170
‘) Hieronder begrepen wegens zegel, recht van nota’s’ van ma-
kelaars en commissionnairsin effecten enz. 1289.878 (Beursbel.).
‘) Ideiii / 289.878.
160
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
26 Februari 1941
AFDEELING II. DIENSTJAAR 1940.
Zuivere op-
brengst over het
Benaming der middelen
0v11 en
met de maand
Jan._1941
Grond belasting.
(3
hoofdsom
+
20 opcenten op de hoofdsom
40.835.329 94.825.730
19.351.373 9.531.953
Opcenten op de Gemeentefondsbelasting
. . .
29.669.657 22.807.490
Dividend- en
tanhitmebelasting …………..
11.095.483
80.071.711
1.650.817
Accijns
op
zout ……………………….
2.481.597
Verrnogensbelasting
……………………
Verdedigingsbelasting 1…………………..
1 0.987.605
Winstbelasting
…………………………
2.234.143
der gebouwde eigendommen)
…………..
Inkomstenbelasting
……………………..
41.527.666
..
10.282.669
Accijns
op
wijn
………………………..
62.082.789
Rechten op den invoer
………………….
Accijns op gedistilleerd
………………….
Accijns
op
bier
……………………….
55.954.251
Statistiekrecht
………………………….
Accijns
op
suiker ……………………….
Accijns
op
tabak
……………………..
Belasting op gouden en ziiverwerken
830.727
..
Accijns op geslacht
……………………
i08.94..0i4
Rechten
en
boeten
v.
zegel
…………….
.
2.647.630
Omzetbelasting
…………………………
18.422.697
Couponbelasting
………………………3.960.070
Rechten en boeten v.
successie, v.
overgang
..
Rechten en boeten v. registratie …………..
hij overlijden en v. schenking
…………..
41.753.861
651.950.232
Totalen
OVERZICHT VAN DR
INKOMSTEN TEN
BATE VAN HET
WERKLOOSHEIDSSUI3SIDIEFONDS.
Dienst 1940
Dienst 0941 Zuiver bedrag
Zuiver bedrag
Benaming der middelen.
kohieren tot en
kobieren tot en
met de maand
met de maand
Jan. 1941
Jan. 1941
Grond belasting
(veertig
ten
bon-
derd
van de lrnofdqom wegens
gebouwde eigendommen en vijf
en twintig ten honderd van de
hoofdsom
wegens
ongebouwde
.
7.037
Personeele
belasting
(tachtig
ten
honderd van de hoofdsom naar
.
9.391.621
den eersten, tweeden
en
derden
grondslag)
………………..
2.101
Gemeeniefondsbelasf.ing
(vijf
en
eigendommen)
……………..9.795.165
twintig opcenten
op
de hoofd-
17.278.194
–
Vermogensbelasting (twee en twin-
..
tig opcenten op de hoofdsom)
.
2.278.084
–
som)
…………………..
Inkomstenbelasting
(tien opcenten
5.468.935
–
op de hoofdsom)
………….
Totalen
………
54.211.999
9.13
INKOMSTEN TEN BATE VAN HET VERKEERSFONDS.
Jan 1941
1941
1940
Motorrijtuigen- belasting
71 2.697
712.697
1.555.213
Rijwielbelasting
. .
10.880 10.880
5.045
Totalen
. . . .
723.577 723.577
1.560.258
INKOMSTEN TEN BATE VAN HET GEMEENTEFONDS
Dienst
1940/1941
Zuiver bedrag der ko
Zuiver beorag der
hieren voor den dienst
kohieren tol
en
met
1939/’40 tot enm. de-
dê maand Jan. 1941
zelfde maand v. 1940
Gemeente.f.belast.
. .
69.593.345
1
67.515.412
Opc.verm. t. get. v.50
5.170.304
5.413.139
STATISTIEKEN.
ZILVERPRIJS
GOTJDP1HJS
Londen
1)
N.
York
‘)
A’dam
‘)
Londen
4
)
18 Febr. 1941..
23
6
/,
34
1
/
18 Febr. 1941..
2125
168/-
19
,,
1941..
23/,
34
3
/
19
1941..
2125
168/-
20
1941
. .
23
3
/,
34f
20
1941
.
.
2125
168/-
21
,,
1941..
23
3
/,
34
1
/
21
1941..
2125
168/-
22
,,
1941
. .
23
3
/,
3
4.
/4 22
1941..
2125
1 68/-
24
,,
1941..
23
1
/,,
34
3
/
4
24
,,
1941
.
.
2125
1681-
26
,,
1940..
20’/,
343/4
26
,,
1940..
2090
168/-
23 Aug. 1939..
18
1
/,,
37
1
/, 23 Aug. 1939..
2110
148f6
1
1,
1)
In pence p. oz. stand. ‘) Foreign silver in $c. p. oz. fine
‘) In guldens per kg 1000/1000. ‘) In sb. p. oz. fine.
KOERSEN VASTGESTELD DOOR HET
N11DERLANDSCIIE CLEARINGINSTITUUT.
(met data van vaststelling)
Rijksmarken 75.36
4 Aug.
’40
Dinar
Belga’s
. . . .
30,14
7 Aug.
’40
(nwe.
schuld) 4.23 16 Aug.
’40
Zw. Francs
43.56 11
Oct.
’40
Turksche
Lires
……9.87
3
Sept.
’40
Ponden
1.45129 Dec.
’39
Deensche Kr.36.40 22 April
’40
Lawa(Bulgarije)2.3025 Nov.
’40
Noofsche
Kr.42.82 2! Dec.
’40
Pengoe (Hongarije)
ZwcedscheKr.44.85 13 Aug.
’40
(oude schuld)
36.52 20 Dec.
’40.
Tsjech. Kr.
Pengoe
(oude
schuld) 6.42 16 Aug.
1
40
(nwe. schuld)
45.89 20 Dec.
’40
Tsjech. Kr.
ZIOty (Polen)
(nwe.
schuld) 7.24 16 Aug..
’40
(oude schuld)
35.28
28 Jan. ’41
Dinar (Joego-Slavie)
(mve. schuld) 37.68 11
Febr.
’41
(oude
schuld) 3.43
16 Aug.
’40
DE NEDERLANDSCIIE BANK.
Verkorte balans op 24 Februari 1941.
Activa.
Binneni. Wissels, ( Hfdbank. f
62.600.000
l’romessen, enz.
Bijbank.,,
3.856.461
Agentsch.
50.100
1′
66.506.561
Papier op het Buitenland . .
f
22.907.385
Af: Verkocht maar voor de
bank nog niet afgeloopen
–
22.907.385
Beleeningen
mci.
( Hfdbank. 8 162.501.389
1)
voorschotten in
Bijbank.,,
10.218.299
rekening-courant( Agentsch.
,,
61.353.658
op onderpand
t
234.073.346
Op Effecten enz.
……..
t
233.517.981
1)
Op Goederen en Ceelen ….
..555.364
– ,, 234.073.345
1)
Voorschotten aan het Rijk …………….
.
15.000.000
Munt en muntmateriaal:
Gouden munt en gouden
muntmateriaal ……….81.096.638.996
Zilveren munt, enz. ……
..18.844.398
1.115.483.394
Belegging van kapitaal, reserves en pensioenfonds ,,
48.709.935
Gebouwen en meubelen der Bank …………
..,
4.500.000
Diverse rekeningen ……………………….183.048.663
81.690.229.283
raselva.
Kapitaal
…………………………….t
20.000.000
Reservefonds …………………………..4.454.251
Bijzondere reserves ……………………….13.494.514
Pensioenfonds …………………………..10.913.036
Bankbiljetten in omloop ………………….1.508.051.665
Bankassignatiën in omloop …….. . ………
., 598.415
Rek.-Courant Van het Rijk t
–
saldo’s
Van anderen
,, 122.535.442.-
122.535.442
Diverse rekeningen
……………………..10.181.960
1.690.229.283
Beschikbaar metaalsaldo ………………t .464.183.751
Minder bedrag aan bankbiljetten in omloop dan
waartoe de bank gerechtigd is
…………..1.160.459.430
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de bank onder-
gebracht
…………………………….36.000.000
‘) Waarvan aan Nederlandsch-Indië
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsbiad No. 99) t
57.977.150
Voornaamste posten In duizenden guldens.
Gouden
.
re
Beschikb.
i
eh-
Data
munt
en’)
opeischb.
Metaal-
1
kings- muntmater.
schulden
Saldo
1
perc.
24 Febr.’41
1.096.639
1.508.052
123.134
464.184
17
,,
’41
1.096.636
1
1.503.083 151.522 427.774
+
67
10
,,
’41
1.096 531
1
1.556.318
168.354
420.254
±65
6 Mei
’40 1.160.287
1.158.613 255.183
607
42 83
Totaal
I Schatkist-
Belee-
papiVi1
v.
Data
bedrag
1
prom.
op het
reken. disconto’s
1
rechtstr.
ningen
buitent.
1
(act.)
24 Febr. ‘411
66.507
36O?i
234073
1
22.907
1 13.049
17
,,
‘401
63.991
35.000 282.215
1
15.372
Ii82.618
10
,,
‘411
214.550
208.000
192.966
1
15.372
1175.757
6 Mei
’40J
9.853
–
217.756
1
750
1
20.648
1) Per 1 April 1940 herwaardeering van den goudvoorraad op basis
van een depreciatie-percentage van 18 pCt.
DUITSCHE RIJKSBANK.
Goud
1
Renten-
Andere wissels
1
Beiee-
Data
en
I
1
bank-
chèques en
1
deviezen
1
scheine
schatkistpapier
?UfltWfl
15 Febr. 1941
77;9
1
289,2
14.137,0
25,1
7
,,
1941
1
77,7
1
264,5
14.390,0
1
24,0
31
Jan.
1941
1
77,5
1
245,0 14.503,3
28,4
23
Aug
1939
1
77.0
1
27,2
8. i
4(1,0
1
22.2
Data
Effec-
1
Diverse
Circu-
Rekg.-
1
Diverse
ten
1
Acliva latie
Cr1.
1
Passiva
15 Febr. ’41
1
24,6
1
1.381,9
1
13.275,0
1
1.891,8
t
487,7
7
,,
’41
1
24,8
1
1.250,1
1
13.490,7
1
1.818,1
1
427,6
31
Jan.
1
41
1
27,5
1
1.447,4
1
13.693,7
1
1.725,8
1
604,0
23 Aug. ’39
t
982,6
1
1.380,5
1
8.709,8
1
1.195,4
1
454,8