15 MAART 1939
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.
Economisch,wS tatistische
Be
–
richten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN ENVERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
24E JAARGANG
WOENSDAG 15 MAART 1939
No. 1211
COMMISSIE VAN REDACTIE
P. Lieftinok; N. J. Polak; J. Tinbergen; F. de Vries en
H. M. H. A. van der Valk (Redacteur-Secretaris).
M. F. J. Cool – Adjunct-secretaris
Redactie-adres: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam-West.
Aan geteekende stukken: Bijk’sntoor Ruigeplaatweg.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.
Advertenties voorpagina f 0,50 per regel. Andere pagi-
na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens
tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:
Nijgh
d
van Ditnsar N.V., Uitgevers, Rotterdam, Am-
sterciam, ‘s-Gravenhage. Postchque- en giro-rekening
No. 145192.
Ahonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in
Nederland f 16,—. Abonnementsprijs Economisch-Statis-
tisch Maandbericht f 5,— per jaar. Beide organen samen
f20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp. f 18,—.
f 6,— en f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona
teurs en leden van het Nederlandsch Economisch Instituut
ontvangen het weekblad en het Maandbersot gratis en
genieten een reductie op de verdere publicaties.
INHOUD:
Blz.
Niet-volgestorte aandeelen door
Mr. J. Wilkens . . … .
208
1)e verc1vjiug eener ,,dyuamisclte” conjunctuur iii
de Vereenigde Staten door
Dr. J. 3-noep ………..
210
De omvang van den meikveestapel door
Dr. D. Rock
212
De kolenpositie in
1938 (Ï)…………………….214
Mathemati sch-statistisclie conj uuctuu rstud ie vanwege
den Volkenbond door
Dr. J. J. Polak …………..
217
AANTEEKENINGEN:
Handelsovereenkomsten van de Vereenigde Staten
218
Verschuivingen in de verdeeling van liet bezit ach
Staatsobligaties in de Vereenigde Staten ……218
BOEKBESPREKINGEN:
C. W. Guillebaud: The economie recovery
of
Germany
from
1933
to Mareb
1938 ………………….220
Dr. S. Kleerekoper:. Over het gebruik van de wis-
kunde in de economie bespr. door
Dr. J. B. D.
Derksen …………………………………
221
ONTVANGEN BOEKEN EN BROCHURES ……….. …… 221
MAANDCIJFERS:
Hypotheekrente in Nederland ………………..
222
Statistieken:
Groothandeisprijzeri …………………………………
224-225
(3eldko6rsen-Wisselkoersen-Bankstaten ……………….
223,226
GELD-. KAPITAAL- EN WISSELMARKT..
De speculatieve aanvallen op den Gilden behooren
weer geheel tot; het, verleden. Zooals ook in Engeland
cle zwaarste druk op het Pond als bij tooveislag ver-
dween, toen cle monetaire autdriteiten door haar markt-
intet-ventie duidelijk hadden te kennen gegeven, dat
aan ve.rderen koersdruk krachtig het hoofd zou woi’den
geboden, zöo is ook bij ons de houding van het Egali-
satiefonds doorslaggevend geweest bij het hervinden
van het marktevenwicht. Sedert, telkens wanneer de
Dollarkoers het peil van 1.88% bereikt, het Egalisatie-
fonds Dollars afgeeft, is de animo van de speculatie
geheel verdwenen. Dit wil niet zeggen, dat niet nog
herhaaldelijk de Gulden bnder druk stond. Integen-
deel, ip bepaalde kringen houdt de kapitaalverplaat-
sing – niet uit monetairen Guidensangst natuurlijk
– nog steeds aan, en meermalen hioest dan ook het
fonds nog ingrijpen. Dat zulks het geval was ondanks
cle contramio.edekkingen, die, naar aangenomen. moet
worden, in Guldens plaats vonden, duidt wel op den
omvang van die kapitaalbeweging. Af en toe; als het
aanbod van de markt weg was; daalde de Doilarno-
teering eeuigszin, maar de fluctuaties bleven binnen
zeer enge grenzen, omdat immers het maximumpeil
door de autoriteiten gefixeerd was.
In de andere valuta’s was cie beweging evenEens
uitermate beperkt, zoodat op de wisselmarkt over
het algemeen rust heerschte. Po.nden fluctueerden
nauwelijks ten aanzien va.n den Dollar, en hetzelfde
gold voor den Franschen Franc. Ook de noteering
van den Beige was aan weinig schommeling onder-
hevig. Dat is overigens uitsluitend te danken aan de
voortdurende goudafgiften door de Nationale Bank,
want ei- was een onophoudelijke stroom van kapi-
taal uit België naar den vreemde. De politieke situa-
tie in dit land is uitermate labiel en gezien ook den
econonuschen toestand is het geenszins onbegrijpelijk,
dat men bevreesd is, dat een nieuwe Regeering naar
sanering door muntverval zal grijpen. De termijn-
noteeringen waken dan ook heel wat onrustiger dan
e hgou4pn.t
,
gehQndeu contante koers. Tij-
delijk was hët disagio vOÖr driernaands
:
Belga zelfs
een Gulden.
Geidmarkt en beleggingsmarkt boden geen van
beide nieuwe gezichtspunten, de situatie blijft daar
onveranderd bij gebrek aan stimulansen in eenigerlei
richting.
208
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
15 Maart 1939
NIET-VOLGESTORTE AANDEELEN.
Tot de kapitaaiconstrncties, welke zich tegenwoo
1-
dig in een uitérmate geringe populariteit mogen ver-
heugen, behoort de figuur der n i et-volges torte aandee-
len. Serieuze schrijvers over dit onderwerp vragen
zichaf, of het voor den wetgever niet tijd wordt zich
nader met dit instituut be’zig te houden, en onlangs
werd gesteld ,,dat het obligo van aandeelhouders als
zoodanig in hooge mate gecompromitteercl is, zoodat
het op den weg ligt, juist van de goede hypotheek-
banken, om door vrijwillige voistorting tijdig alle mo-
gelijkbeict van twijfel aan het werkelijke waarborg-
karakter van het kapitaal weg te nemen”
i)
Al dadelijk vallen hierbij twee kantteekeniagen te
maken: In de eerste plaats is de geconstateerde com-
promitteering niet het gevolg van het instituut der
niet-volgestorte aandeelen als zoodanig, doch van de
toepassing der Schuidbrïevenwet 1934, en in de twee-
de plaats is volgens cle regeling van vele statuten
opvraging van het obligo alleen mogelijk, wanneer
zulks ter nakoming van de verplichtingen, der ven-
nootschap tegenover derden noodzakelijk is.
Wij zullen in het volgende
01)
beide punten. iets
dieper ingaan, en in aansluiting daarbij enkele op-
merkingen maken over cle aspecten, welke het vraag-
stuk der iii et-volgestorte aandeelen biedt.
Gelijk hiervôôr reeds aangegeven, mag men de
mérites van het niet-volgestorte aandeelenkapitaal
niet beoordeelen naar de w’erking van de Schuldh.rie-
venwet, al heeft juist. clie werkiag in cle laatste jaren
sterk de aandacht getrokken en tot velerlei, zeker
niet altijd ongerechtvaardigde, c.ritiek aanleiding ge-
geven. Men loopt daardoor echter het gevaar geen
oog meer te hebben voor de onmisken.ha.re
voordeelen
van het systeem der niet-volgestorte aandeelen, –
voordeelen immers, welke onzen wetgever deze rechts.
figuur uitdrukkelijk deden. san.ctionneeren.
Verschillende
0.1)
dernemingen – in Nederland hijv.
met name cle verzekeringsmaatschappijen en hypo-
theekbanken – maken daarvan gebruik, oniclat zij
haar aandeelen-kapitaal niet zoozeer noodig hebben
als bedrijfskapitaal, maar (met uitzondering van eeni-ge gelden in kantoorgebouwen en administratieve he-
noodigdheden gestoken) vooral als waarborg ten be-
hoeve van haar crediteuren op langen termijn: ver-
zekerden en panclbriefhouclers, Nvelke categorieën het
eigenlijke bedrijfskapitaal verschaffen. Deze onderne-
mingen achten het verstandiger om den bedoelden waar-
borg van het aandeelenkapitaal te laten bestaan iii
een over tallooze personen verdeelde vordering
OP
aandeelhouders dan het volledige aandeelenkapitaal
te beleggen, met, naast de mogelijkheid van rente-in-
komsten., de niet minder reëeie kans op verliezen ten-
gevolge van een verkeerde keuze der beleggingen. Zoo
zou hijv. een vennootschap, die in 1917 haar kapitaal
belegd had in 4 pCt. obligaties ten laste van den
Staat der Nederlanclen 1917, in geval van iquidate
2 of 3 jaar later, een verlies van meer dan 20 pOt.
op deze
Al
beleggingen hebben moeten lijden. (laagste koersen in 1919 en 1920 resp.
77,!’
en 717n pOt.).
Doch dit is nog niet het voornaamste voordeel. De
praktijk heeft een veel helangrijke.r post in. het credit
van het tegenwoordig zoo gesrnade obligo van aandeel-
houders geboekt: nl. de onmogelijkheid voor een min-
der scrupuleus bestuur om zich van dezen actiefpost
meester te maken in fraudem creditorum.
De moeilijkheden, welke zich in 1906 voordallen
tengevolge van frauduleuze handeiinge:n bij de I’Tol-
landsche en de Zul d-Holl andsche Hypotheekbank,
konden schitterend overwonnen worden …. dank- zij
het aandeelhoudersobligo! Bij de zoo geruchtmakende
déconfitu re van de ‘Teen d ammer Hypotheekhan k ii
1928 moesten pandhriefhouders weliswaar een veei’
laten, maar zonder het obligo van aandeelhouders zou-
den pandhriefhouders zich zeer zeker met heel wat
1)
Het obligo van aandeelhouders van Hypotheekbankeu,
W. V’ii1lenis, hi De Namulooze
Vennootschap v. 15 Febr. J1.
nii,ider clan 80 i)Ct. tevreden hebben moeten stellen.
E ii nu wij volgens con rantenberichten bi unenkort liet
naspel van deze droevige affaire zullen meemaken
bij cle vroege.r niet li aar gefusionneerde Noord-Necler-
laudsche ilypotheekbmtnk, zuilen de crediteuren van
deze niet bij cle
ereenig.iug
van Directeuren van
Hypotheekba.nken aangesloten instell iug’ vaarsc.hijn-
lijk ook weer meer haat vinden bij het aandeelhou-
clerspbl igo clan bij het volgestorte kapitaal, dat nioge-
lijk wei ,,beiegcl” is
i ti.
een vordering
01)
gewezen
dl
irecteur en.
.1)
resiclent-commissaris . . . .
Geen wonder dus, dat eellige hypotheekbanken in
deze feiten aanleiding gevonden liebben in haar sta-
tulen de mogelijkheid tot vrijw’iilige bij- of volstorting
zelfs geheel uit te sluiten.
Blijkt uit dit alles wel, dat een vrijwillige of ge-
dwongen verlating van het stelsel der niet-volgestorte dandeelen voor crediteuren volstrekt niet u itsluitencl
voordeel zou heteekenen – dan wil daarmee niet ge-
zeg’d zijn., dat een beroep op de Schuicibrievenwet dus
ook behoort te worden aanvaard, al is op .liet kapitaal
nog slechts voor 10 pOt. gestort.
Want alle bekende arg-utnenteti vclér zoodanige op-
vatting: als bij’. liet doel der Schulclbrievenwet, wel-
ke immers beoogt ondernemingen in stand te houden,
eti z. cii z., kun tien niet weg-nemen het fundamen.teele
feit, dat aan het rechtsgevoel tekort wordt gedaan,
wanneer ee.n dehitr.ice verlichting van haar verplich-
tinge:n tegenover derden ontvangt, zonder dat zij zelfs
maar een poging doet om door opvraging van het
obligo over eigen middelen cle beschikking te krijgen.
Daarom lijken ons regelingen., welke aan. dit funda-
menteele feit niet voorbijgaan – zooais bijvoorbeeld
van de Reside.ntie-flypotlieekhank, waar aandeelhou-
ders tot 25 pOt. hijstorting verplicht werden – verre
te prefe.reere.n. boven enkele gevallen van oudere.n
datum (Vaderlandsche hypotheek Bank en Interna-
tionale Rijn, Maas Hypotheekbank), waar men prak-tisch alleen de crediteuren. tot concessies wist te be-
wegen, en het speciale geval van de Nederlandsche
Bankinstelling, waarbij cle Duitsche transfermoeilijk-
heden echter een tijdelijk beroep op cle schulclbrieven-
w’et ge.reeder deden tolereeren.
Het is trouwen.s zeer cle vraag, of men tegenwoor-
clig met een poging tot zoodanige regeling, waarIn
cle amindeelhouders vrijwel geheel buiten schot blijven..
nog wel kans van slagen. zou hebben. De
T
ereen
i
g
i
.ng
voor den Effecten handel is geleidelijk beter voorhe-
reicl geworden om ohligatiehouders van advies te clie-
nen, en in enkele gevallen mocht zij er reeds in sla-
gen een dergelijk misbruik van de Schuldhrievenwet
te verhinderen,. Toen bijv. de Hypotheekbank voor
I’Iolland en Indië ee:n regeling ten koste van haar
crediteuren. trachtte te treffen, ofschoon het aandeel-
houdersobligo lui in volcloeticie was om alle uitstaande
schuldhrieven. integraal af te lossen, vïst de Ver.
voor dccc Effectenhartdel clezen opzet te verijdelen.
Toisto.rting van, het aan deelenlcapitaal komt dus
ook thans meermalen voor, waar een andere oplos-
sing redelijkerwijze niet in aannierk ing mag komen;
zoo vroeg hijv. ook de Neclerlanclsch-Oost-Friesclie
Ïlypotheekba:nk van haar aandeelhouders volstorting.
Wanneer echter met gedeeltelijke hijstorting van
aandeelhouders, in overleg met de Vereeniging voor
den Effectenhandel – en, voorzoover liet een hij de
‘Tereeniging van Directeuren van 1-lypotheekban ken
aangesloten hypotheelchauk betreft, na ingewo liii en
advies van het door die Vereeuiging ingestelde Con-
trôle Orgaan – door de groote meerderheid van obli-
gatiejiouders een regeling op grond van de Schuld-
brievenwet gewenscht wordt, is e:r dan wel veel reden
toe, oni aan cle kleine minderheid, die desondanks
het volle pond eischt, dè macht te geven om de tot-
staudkoming van zoodanige regeling te verhinderen? Want toch alleen voor een levensvatbare reorgan isa-
tie in liet hel aug- van crediteuren, waarbij cle oh] iga-
tie-rente niet verder teruggebracht wordt clan op dat tijdstip overigens norniaal geach t moet worden., zal
15 Maart 1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
209
de medewerking van de Vereeniging voor den Effee-
tenhandel of het gunstig advies van het Contrôle
Orgaan verkregen kunnen worden.
Weer een ander aspect., geheel buiten eenig verband
met de Schuldbrievenwet, vertoont het geval, dat het
bestuur eener hypotheekbank, zich hewust van zijn
verantwoordelijkheid tegenover pandbriefhouders, al
vast wenscht te beginnen met volstort,ing van het
aandeelenkapitaal, ofschoon er nog geen directe aan-
leiding bestaat, daar de bank nog liquide genoeg is
om al haar verplichtingen integraal na te komen.
Dit geval heeft zich voorgedaan bij de Insulaire
Hypotheekbank, in welker statuten de mogelijkheid
is geopend om het obligo op te vragen, ook zonder
dat zulks ter nakoming van de verplichtingen tegen-
over derden reeds terstond noodig is. – Het heeft
tot teleurstelling en scherpe critiek aanleiding gege-
ven, dat het bestuursvoorstel tot bijstorting niet da-
delijk door aandeelhouders is aanvaard.
Dit oordeel lijkt ons echter vooralsnog voorbarig.
Aandeelhouders hebben het voorstel niet verworpen, doch aangehouden totdat 6f een behoorlijk reorgani-
satie-plan was opgesteld, 6f, bij gebreke daarvan, liqui-
datie onvermijdelijk geacht moest worden.
Psychologisch ware het misschien beter geweest
om hier de volstortingskwestie niet aan de orde te
stellen, alvorens men aan aandeelhouders gedetailleerd
kon mededeelen, wat men verder van plan was, doch
voorloopig levert •dit nog geen deugdelijk materiaal
voor den brandstapel, waarnaar het obligo van aan-
deelhouders door sommigen wordt veL-wezen.
Wanneer wij nu de behandelde materie overzien,
dan lijkt de in den aanvang geciteerde uitspraak, dat
het aandeelhoudersobligo zoodanig gecompromitteerd
is, dat men het maar liever moet afscha.ffen, in ieder geval zeer overdreven. De invoering van de Schuld-
brievenwet heeft ook naar ons gevoelen in enkele gevallen tot misbruiken aanleiding gegeven, doch
herhalingen zijn niet waarschijnlijk te achten. Wèl
kan men aan hen, die een beroep op de Schuldbrie-
ve.nwet principieel nimmer toelaatbaar achten, zoo-
lang niet eerst volledig is volgestort, het recht niet
ontzeggen om derhalve elk compromis in dezen een
misbruik te noemen, maar een communis opinio ver-
tegenwoordigen zij in Nederland thans niet.
De verzekeringsmaatschappij, hypotheekbank of an-
dere vennootschap op niet-volgestorte aandeelen, die
overigens geen aanleiding geeft het vertrouwen van
haar crediteuren op langen termijn onwaardig te zijn,
zal dit niet verliezen door het enkele feit, dat een
van haar belangrijke actief-posten uit een aandeel-
houdersobligo bestaat. Ten hoogste kan men stellen
– en zulks o.i. op goede gronden – dat hij de be-
oordeeling van de credietwaardigheid dan scherper
gelet wordt of althans behoort te worden, op de aan-
wezigheid van voldoende en reëele reserves. Dit punt
is trouwens ook voor den individueelen aandeelhou-
der van groot belang; bezagen wij tot dusverre het
niet-volgestorte aandeelenkapitaal uit een oogpunt van
crediet, wij zullen thans onze beschouwingen besluiten
met enkele opmerkingen over de positie van den
individueelen aandeelhouder tegenover zijn obligo.
Waar de aandeelhouder slechts voor het gestorte
gedeelte van zijn deelneming recht op eventueele
winst-uitkeering kan uitoefenen, en dus feitelijk tot
het bedrag van zijn obligo een borgstelling heeft
loopen, daar is het begrijpelijk, dat de meeste ven-nootschappen haar aandeelhouders het recht geven vrijwillig vol te storten. Want ook al is het in prin-
cipe de bedoeling, om een deel van de waarborgen
tegenover crediteuren te laten bestaan in een over
vele aandeelhouders verdeelde personieele vordering,
de kring van gegadigden voor het bezit van niet-yol-
gestorte aandeelen zou al te klein worden, wanneer
men zich niet te allen
tijde
van zijn borgstelling kon
bevrijden door volstorting.
Een onverdeeld genoegen is zoodanige onverplichte
volstorting echter alleen voor den Fiscus. Want daar-
over betaalt cle aandeelhouder 2
pOt. registratie-
recht (behalve indien zijn aandeel reeds van véSr
1917 dateert), en de vennootschap is over de te ver-
goeden rente 11.05 pOt. dividend- en tantième-helas-
ting verschuldigd, welk percentage in de tegenwoor-dige tijden voor verhooging vatbaa.r is.
Deze fiscale bezwaren vormen ook een beletsel tegen
kapitaal-bijschrijving uit de winst; de individueele
houder van het aandeel, waarop een kapitaal-bijschrij-
ving uit de winst plaats heeft, loopt bovendien nog
kans inkomens- en vermogensbelasting te moeten be-
talen over bedragen, welke hij slechts in den vorm
van crediteering op zijn obligo geniet. Ook mag hem
dan wel een zeer lang leven beschoren zijn, indien
hij zijn aandeel op deze wijze volgestort wil zien.
Want een vennootschap met 10 püt. gestort kapi-
taal, die jaarlijks daarop 10 pOt. dividend uitkeert,
moet gedurende 90 jaren een bedrag, gelijk aan deze
winstuitkeering bijschrijven op haar kapitaal, alvo-
rens het ideaal der volledige volstorting bereikt is.
Die termijn is lang genoeg om zich dan inmiddels de
vraag te stellen, of een onderneming, welke voor 10
pOt. van het nominale kapitaal een aardig diicleud
kan opleveren, nu ook geschikt is om een tienmaal
zoo groot volgestort kapitaal rendabel te maken.
Dat is in een enkel geval mogelijk bij een verzeke-
ringsmaatschappij, die kan vôlstaan met een zeer
klein kapitaal in verhouding tot haar engagementen,
doch bij een hypotheekbank, die door de houding van
het Departement van Justitie gebonden is aan een
zekere verhouding (meestal 10 : 1) tusschen maximum
bedrag aan uitstaapde pandbrieven en nominaal aan-
deelenkapitaal, komt ons dit bij de huidige scherpe
concurrentie-verhoudingen niet wel doenlijk voor.
Zij, die ondanks alles toch liever het kapitaal ge-
heel in handen van de onderneming zien, zullen het
betreuren, dat de wetgever in 1928 het instituut der
kapitaal-deposito’s onmogelijk heeft gemaakt door
iedere compensatie met een vordering tot storting van
het kapitaal categorisch te verbieden.
Indien wettelijke regeling van dit instituut moge-
lijk ware, zou ze ten minste aan de fiscale bezwaren
van de onverplichte volstorting tegemoet komen.
De rechtsfiguur van het niet-volgestorte aandeel
blijkt in ons financieel-economisch leven niet gemist
te kunnen worden. Door menschen gemaakt en door
menschen gehanteerd, zal ze ook altijd verkeerd ge-
bruikt kunnen worden. Doch wie voor de vraag staat,
of hij haar vertrouwen, crediet, wil geven, tast meest-
al waarlijk niet in den blinde. De vennootschap zal
voorzichtig zijn in de keus van haar aandeelhouders
en door periodieke publicatie van haar aandeelhou-
derslijst contrôle daarop mogelijk maken. In haar
statuten kan zij een bepaling opnemen, dat van elken
aandeelhouder zekerheid gevraagd kan worden voor
de eventueele storting van het obhigo.
Door de Vereeniging van Directeuren van Hypo-
theekbanken wordt een register van aandeelhouders
bijgehouden ter contrôle, of iemands obligo bij ver-
schillende ondernemingen tezamen te groot dreigt te
worden en met andere organisaties worden soortge-
lijke gegevens uitgewisseld. Het Departement van
Justitie waakt, dat bij hypotheekbankstatuten het
aantal aandeelen in ôén hand beperkt wordt en legt
daarbij voor niet-volgestorte aandeelen een scherperen
maatstaf aan. Bij verzekeringsmaatschappijen zorgt de
Verzekeringskamer voor een behoorlijke publiciteit, bij
de hypotheekbanken ziet het Contrôle-Orgaan toe, dat
geen diyidend wordt uitgekeerd, zoolang niet een
zeker minimum aan reserves aanwezig is.
Wanneer men dan verder bedenkt, dat de groote
dagbladpers financieel-economisch uitstekend geoutil-
leerd is en een integere financieele vakpers in staat
is om met een behoorlijk gefundeerd oordeel den be-
legger voor te lichten, dan lijkt in Nederland momen-
teel geen behoefte te bestaan aan bijzondere maatrege-
len op het stuk van het obligo van aandeelhouders.
Mr.
J. W1LKENS.
210
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
15 Maart 1939
DE VERDWIJNING EENER ,,DYNAMISCHE”
CONJUNCTUUR IN DE VEREENIGDE
STATEN.
De Vereenigde Staten vormen de sleutelpositio tot
de wereldconjunctuur, daar dit deel der wereld tot de
grootste grondstoffenp roducenten en -consumenten
behoort. Een stimulans voor of een besmettingshaard
van de wereldconjunctuur is in de Vereenigde Sta-
ten veelvuldig te vinden. De vaststelling van de soort
van conjunctureele phase, waarin dit land in de laat-
ste jaren heeft verkeerd, is van zeer groot belang voor
hetgeen men in de naaste toekomst voor het verloop
van de algemeene bedrijvigheid mag verwachten.
Het vroegere normo2e cycls-,pa.troon”.
De cyclische bewegingen in de conjunctuur hebben
in• de Vereenigde Staten steeds een belangrijke rol
gespeeld en van oudsher pleegde aldaar de conjunc-
tuur tot buitengewonè reacties te neigen. De wan-
verhouding tussehen consumptievermogen en kapi-
taalsinvesteeringen, een overproductie van kapitaals-
goederen in tijden van hausse en overexpausie, volg-
den elkaar met een zekere rhythmische regelmaat op,
met tusschengelegen periodes van crises, panieken en
krachs, die men vroeger aan het bij uitstek. ,,kapita-
listische” stelsel van de Amerikaansche economie in-
haerent achtte.
In 1929 werd de topstand van een typisch cyclisch
conjuuctuurverloop van een, men zou haast zeggen,
,,normaal patroon”, bereikt. Een explosieve overspe-
culatie met een topzware prijsstructuur, een onderli-
ciuiditeit en een overcapaciteit der bedrijven, een
wanverhouding tusschen consumptievermogen en pro-
ductiecapaciteit, waren als criteria aanwezig. De uit-
putting eener investeeringsconjunctuur, als laatste
stadium van een onstabielen ,,boom”, vond in de krach
van Wall Street haar bezegeling.
Volgend con junctureel hoogtepunt rtiiet berei1t.
Bijna tien jaar zijn sindsdien verloopen. De baisse-
constellatie in de op 1929 volgende jaren was van
een zelden of nooit bereikte draagwijdte, evenals de
expansie, die aan deze crisis voorafging. De crisis
bleek ook in 1933 nog niet uitgewoed, want men be-
leefde toen in het voorjaar slechts een kortstondige
stroovuur-hausse, toen men den Dollar dwong te
deprecieeren. In de jaren 1935 en 1936 kon men ver-
wachten, dat langzamerhand uit de crisis de. herstel-
krachten zouden worden geboren, doch het herstel van
1936/’37 was niet in overeenstemming met het nor-
male cyclische karakter van vroeger, hoewel men met
historische analogieën en haar toepassing voor de
diagnose of prognose zeer voorzichtig te werk dient
te gaan, daar er steeds buiten-conjunctureele facto-
ren in het spel zijn. Het herstel werd tevens doorbro-
ken, voordat het zich ten volle kon ontwikkelen, on-
danks de afwezigheid van bijna alle ongunstige, fun-
damenteel-conj unctureele factoren op langen termijn.
,,Koude” crisis en steriele conjunctuv.rreserves.
Het was tevens moeilijk, ook maar enkele van de
voornaamste factoren in de situatie te vinden, welke
1)13v.
de ineenstorting van 1929—’32 veroorzaakten.
Het conjunctureele hoogtepunt was nog lang niet be-
reikt, daar de herstelkrachten nog lang niet waren
uitgeput. Er bleef een groot tekort aan kapitaaisgoe-deren bestaan, in dien zin, dat er een ,investeerings-
achterstand viel in te halen Eei groot aantal uit-
vindingen wachtte nog dp t,opassing; een geweldige
hoeveelheid kapitaal wachtte nog.pp belgi,ng. De
vervanging en vernieuwing fau productierniddelen
werd uitgesteld. De maximale stand der conjunctuur-
indices beteekende nog geenszins volle prosperiteit.
Er was nog een groote speelruimte voor in.vesteerin-
gen en productievermogén en het
bedrijfsleven, was
nog verre verwijderd van de volle benittiug der
productiecapaciteit.
Het is derhalve waarschijnlijk, dat men tea aanzien
van de ,,koude” crisis van 1937/’38, die als een zeep-
bel geluidloos uiteenspatte, niet te maken heeft -ge-
had met een ,,major cyclical downswing”, doch het
ivalt evenmin met eenige mate van zekerheid
te
con-
stateeren, of een ç,minor recession”, een diepe intez-
val, een adempauze of een correctieve reactie in een
stijgende cônjunctiiurontwikkeling op langen termijn,
waardoor de primaire trend een tijd lang door de
secundaire trend zou zijn overheerscht, heeft plaats
gehad. Indien dit laatste wel het geval zou zijn ge-
weest, zou men de toekomst met meerder vertrouwen
kunnen aanschouwen, dan wanneer er bi.jv. sprake
zou zijn van een korte onderbreking van een dalende
tendens op langen termijn.
Alles, wat men in deze vage materie kan zeggen,
is slechts, dat tusschentijdsche inzinkingen na een
lange periode van oploopende conjunctuur meermalen
zijn voorgekomen en dat er weinig steekhoudende ar-
gumenten voor een voortdurende baisseconstellatie
zijn geweest. Indien men nu verzekerd zou zijn, dat
het vroegere cyclische karakter in het conjunctuur-
verloop weer zou gaan overheerschen, zoodat de her-
steikrachten, geboren in een periode van depressie,
de leiding zouden hernemen, dan zou men de toe-
komst met eenig optimisme kunnen aanschouwen en
zou men de voorwaarden voor een gezond en duurzaam
herstel aanwezig achten.
Hollen of stilstaan. De cyclus verdwenen.
In de kleine herstelperiodes na de groote cyclische
inzinking van 1929—’32 is evenwel de meerdere leven-
digheid in de verhruiksgoederenindustrieën onvol-
doende overgeslagen naar de productiegoederenindus-
trieën en er is een typische onderinvesteering in het
bedrijfsleven blijven bestaan. De herstelperiodes wa-
ren derhalve niet hecht gefundeerd en slechts par-
tieel. Op de depressie van 1937—’38 volgde in het
najaar van het vorige jaar een even abnormaai snel
en groot herstel, dat eveneens de gebruikelijke cycli-
sche invloeden der conjunctuurbeweging miste eu
even onverwacht was als de depressie, die er aan
voorafgin.g.
Als belangrijk criterium voor het ongewone, niet-
cyclische karakter van dit herstel is de buitengewoon
lage investeeringsactiviteit van het particuliere be-
drijfsleven te beschouwen. Het kapitaal durft zijn
schuilhoeken niet te verlaten, het particulier initia-
tief is niet ontwaakt, terwijl vroegere herstelperiodes gedragen werden door een golf van nieuwe investee-ringen en niet door groote consumptieve aankoopen.
De groote conjuuctuurreserves en braakliggende ka-
pitalen zijn, ondanks de accumuleering van een ge-
weldige vervangingsvraag als bedrijvigheidsreserve,
niet tot volle ontplooiing kunnen geraken. In den tijd
van anderhalf jaar daalde en steeg de index der
industrieele productie met eenige tientallen procen-
ten. Het rustig beraden en handelen van len onder-
nemer schijnt te zijn verdwenen. Het is hollen of stil-
staan. Het heeft er allen schijn van, dat, hoewel de.
conjunctuur in Amerika als zoodanig niet geheel is
afgeschaft, hahr cyclisch karakter vrijwel verdwenen is. De oorzaken van dit uitzonderlijk conjunctuurver-
loop in de Vereenigde Staten zijn wellicht te vinden
in de structuurveranderingen van het land en de in-
terveutionistische politiek van de Overheid, waardoor
de conjunctuur haar zeifreguleerend, dyna.inisch ka-
ra.lcter heeft verloren.
Hierbij kunnen de vragen moeilijk worden beant-
woord, of de vooruitgang der conjunctuur in 1937
slechts tijdelijk, en wel in 1937/’38, onderbröken is
geweest wegens verkeerde credietmanipulaties en een
aanvechtbare economische politiek, of dat de struc-
tureele depressie, die sinds 1929 aan den gang is,
andermaal door conjunctunrbeïnvloeding (staatsin-
terventie en pump priming) is onderbroken i)•
‘) Zie hiervoor Dr. F. Pdinner in de E.-S.B. van ii
Jan. ji.
15 Maart 1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
211
Indien men slechts de zuiver-economische en sta-
tistische. tenderizen alleen zou hebben te beschouwen
ter beoordeeling van den toestand, dan zou er
weinig
twijfel aan behoeven te bestaan, dat volgens The Au-
nalist ,,the outlook would unquestionably be one of
the most favourable in the history of the country”.
Op deze gunstige factoren – de enorme conjunctuur-
reserve en de plethora van braakliggende middelen
– werd reeds gewezen. Deze reserves zijn steriel ge-
bleven.
De regeeringsinterventie……..
Het optreden van de overheidsinstanties is da
ook niet bevorderlijk geweest voor de versterking van
de drijfkracht van het particuliere kapitaal en voor
de inschakeling van het particuliere initiatief. De
hooge belastingheffing heeft als gedeeltelijke nivel-
leering van groote inkomens en vermogens tot een soort gedwongen kapitaalheffing van den staat ge-
leid en de experimenten ter opvoering van de ,,koop-
kracht” door middel van vaststelling van minimum-
bonen en maximum-werktijd hadden de wiusteapaci-
teit der ondernemingen aangetast. De onzekerheid
omtrent het ingrijpen van den staat in het bedrijfs-
leven heeft het particuliere initiatief en den lust tot
het verrichten van kapitaalsinvesteeringen, zonder welke een krachtige verbetering in de conjunctuur
moeilijk kan worden verwacht, gedood.
heeft geen succes.
Het zou van gebrek aan objectiviteit getuigen, in-
dien men zou ontkennen, dat de groote staatsuitgaven
het karakter van conjunctuurstimulans zouden bezit-ten. Deze staatsuitgaven kunnen terecht het defla.to-
risch effect eener cumulatieve ineenschrompeling
van inkomens, prijzen, koopkracht en verbruik door-
breken en het is inderdaad gelukt, ,,het smeulend
vuur der conjunctuur weer op te rakelen”. Men heeft
dan ook een snelle inkomenstijging, zich manifestee-rend in eenige stijging van het verbruik, kunnen con-
stateeren. Als zoodanig heeft de staatsactiviteit ter
stimuleering van de conjunctuur als initieerende
kracht voor het op gang brengen van de economische
machine succes gehad, doch voor een volledig succes
is meer noodig.
Immers, het beoogde doel is, een stoot te geven tot
een
duurzaam
herstel in de algemeene bedrijvigheid,
zoodat bovendien het particulier kapitaal vertrouwen
moet krijgen in winstgevende investeeringen ..Dit is
niet verwezenlijkt. Het kapitaal bleef in zijn schuil-
hoeken en toen men met de staatsuitgaven ophield,
daalde de conjunctuur, die derhalve niet op eigen
beenen kon staan, daar de conjunctureele reserve-
krachten niet tot ontplooiing konden komen, ook al
weer op grond van het feit, dat het bedrijfsleven ge’n
vertrouwen had.
Verzande credietstroom..
Dit vertrouwen werd niet bepaald bevorderd door
de verzwakking van de financieele structuur van
den staat. Tegenover de kosten van aanzwengeling
stond geen evenredige stijging der belastingontvang-
sten uit hoofde v&u meerdere welvaart. Het verder
opstapelen van staatsschuld heeft nu het vertrouwen
van het particulier kapitaal juist geschokt en den
individueelen .ondernemingsgeest geremd. Het uit-
gavenprogramma heeft in hoofdzaak levendigheid in de verbruiksgoederen,industrieën teweeggebracht en
resulteerde overigens in een toeneming van steriele
bankdeposito’s en van het staatsschuldbezit der ban-
ken, zooda.t de credietstrooni van den staat is ver-
zand. Overigens bestaat er natuurlijk een onverzoen-
lijk conflict tusscheu de principes van gezond bank-
bedrijf en de belangen van de schatkist wegens de
financiering van het groote staatsdeficit:
Machtelooze monetaire conji.tnctvurpolit’ek.
De weergalooze geldruimte in Amerika is een der
belangrijkste criteria van den economischen toestand
onder de New Deal verhoudingen. Zij weerspiegelt het
gebrek aan ,,investment confidence”. Typeerend is
derhalve de enorme toeneming ler deposito’s van alle
banken in Amerika, als gevolg van de openbare uit-
gaven, waartegenover zelfs een daling der leeningen
staat (in milliarden ):
Deposits Loans
Medio 1933
……………….
38
22.2
September 1938
……………
52.6
21.1
Het enorme quantuin braakliggende middelen en de
,,excess reserves” der banken van 3.5 milld. betee-
kenen een credietpotentialiteit van tientallen milliar-
den Dollars, die ruimschoots in staat zouden zijn een ongeëvenaard groote conj unctuurhausse te financie-
ren. De deficitten van den staat hebben geenerlei . in-
flatorisch effect gehad, daar zij tot dusverre niet
grooter waren dan de besparingen van het volk, waar-
voor geen investeeringsmogelijkheid bestaan heeft,
zoodat het bankcrediet niet als extra vraag op de
goederenmarkt is opgetreden. Er is geen vraag naar
bankleeningen, de g-roote goudvoorraden sluimeren
en zijn derhalve ineffectief als prijsstimuleerende
factor.
Het monetaire element is in de conjunctuur daar-
om geheel op den. achtergrond gedrongen, ondanks alle
beweringen over ,,inflatie”. De credietvergeinakkelij-
kende maatregelen hadden geenerlei inîlatorischen
of conjunctuurstimuleerenden invloed en hebben
slechts hijedragen tot vergrooting . der credietpoten-
tialiteit. Evenzeer zijn de sterilisatie en ontsterilisa-
tie van het binnengekomen goud slechts gestes van
de overheid geweest; zij hadden geen practisch ef-
fect. Een monetaire conjunctuurpolitiek is immers
tot machteloosheid gedoemd, indien geen vraag naar
crediet bestaat. De schepping van een gigantisch cre-dietmechanisme kan zich echter in d.e toekomst wre-
ken, indien de conjunctuur zou verbeteren en de ere-
dietvraag zou toenemen.
Het ,,lcooplcra,cht”-dogma.
Tot de theorieën, die aan de regeeringsinterventie
ten grondslag liggen, behooren de leerstellingait van
de koopkracht en van het staatsdeficit. De failliete
sporen konden de bonen niet verlagen, omdat ande.rs
het herstel zou wo.rden vertraagd wegens een vermin-dering van de ,,koopkracht”. Zoo worden de hooge in-
voerrechten steeds verdedigd, omdat zij in staat stel-
len, de bonen hoog te houden en als zooda.nig de
koopkracht te vermeerderen. De leerstelling van de
koopkracht wordt vaak verbonden met de theorie van
,,over-saving” en, ,,uuder-consumption”, als een ver-
klaring voor de wanverhouding tusschen vraag en
aanbod, welke op andere manier ,,overproductie”
wordt genoemd.
De theorie van de koopkracht stelt dit begrip als
iets primairs voor, als iets, dat voorafgaat aan de
productie, zoodat de koopkracht niet zoozeer de be-
looning voor de productie zou zijn, dan wel de initiee-
rende kracht van de vraag, die de productie in het
leven roept. Deze theorie, die niet alleen tot Amerika
beperkt blijft, zet de oude economische these, volgens
hetwelk de productie van goederen en diensten de
eenige bron van alle koopkracht vormt, op den kop.
Eveneens wordt het chronische kasdeficit van de
schatkist als een bijdrage door den staat tot het natio-
nale inkomen beschouwd, ongeacht of dit deficit wordt
gefinancierd door den toenemenden geldvoorraad of
door besparingen. Daar het kasdeficit derhalve als
een bijdrage tot het nationale inkomen (in den zin
van het totaal der individueele inkomens en niet van
de watfd van d6 nationale voortbrenging) wordt be-
schouwd’ en daar een zoo groot mogelijk nationaal
inkomen wenschelijk wordt geacht, wordt ieder argu-
ment ten gunste van een sluitend budget als econo-
misch-revolutionnair gequalificeerd, zoolang als het na-
tionale inkomen onder een als ,,normaal” geldend ni-veau geacht wordt te liggen.
Dr.
J. SNOEP.
212
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
15 Maart 1939
DE OMVANG VAN DEN MELKVEESTAPEL.
La zijn artikelenreeks over den rundveestapel en
de melk- en zuivelprocluctie heeft Dr. Buter aandacht
gevraagd voor een probleem, dat in de oeconomie van
ons land inderdaad een centrale plaats inneemt. Op
één kant van het veelzijdige vraagstuk legt hij echter
niet dien nadruk, die mi. geboden is; op de vraag
nl., in hoeverre er tussehen de voederl)roductie van
onzen bodem en den omvang van onzen rundveestapel
een juiste correlatie bestaat. Ik stel mij dan ook voor,
juist
deze
vraag in de navolgende regelen nader onder
de oogen te zien.
Ik begin met een drietal citaten. In brochure ‘No. 6
van den ,,Nationaien Bond Landbouw en Maatschap-
pij”, dateerend van 1934 en getiteld: ,,Het door
Landbouw en Maatschappij gepropageerde systeem van
landbouwcrisispolitiek”, zeg-t de heer J. Smid: ,,Het
primaire, verreweg belangrijkste, deel van onzen land-
bouw bestaat uit de exploitatie van den bodem.
Naast dit primaire deel van onzen landbouw staat
een nevenbedrijf met tot
01)
zekere hoogte industrieel
karakter, dat losstaat van de exploitatie van onzen
bodem, nl. het voortbrengen, inzonderheid voor ex-
port, van dierlijke producten – melk, vleesch en
eieren – met ingevoerd voeder. Dit nevenbedrijf is
dikwijls met de bodemexploitatie vereenigd in het-
zelfde bedrijf.” – In zijn brief van 30 Januari 1935,
afgedrukt in het F.N.Z.-Orgaan van 6 Februari
1935 en – zooals het briefhoofd aangeeft – opge-
stelci door de Directie van den Landbouw, zegt de
Minister van Economische Zaken: ,,Uw beschouwin-
gen zouden juist zijn, wanneer de veestapel hier te
lande was een aangepaste veestapel, welke geheel met
voedermiddelen, in het eigen bedrijf geproduceerd,
zou worden gevoed …. Het vee, dat echter boven den
aangepasten veestapel wordt gehouden, wordt feite-
lijk geheel met buitenlandsch krachtvoeder gevoed.” –
En tenslotte zegt de heer Weitkamp, in een op 14
December ji. in de Tweede Kamer der Staten-Gene-
raal gehouden redevoering: ,,De randveestapel in
Nederland is veel en veel grooter dan overeenkomt
met het beschikbare wei- en hooiland, aangevuld met wat het bouwland aan rundveevoeder oplevert. Daar-
door wordt een zeer groot deel van het vee in het
leven gehouden, dank zij den invôer van voederstof-
fen uit den vreemde. De door dit laatstgenoemde deel
van onzen veestapel voortgebrachte artikelen, zuivel
en vleesch, kunnen dus niet gerekend worden hij de
eigen bodemproductie, maar moeten gerekend worden
hij cie bodeniproductie van het buitenland, dat ons
het daarveor benoodigde voeder levert.”
Deze uitspraken, alle drie van bij uitstek deskun-
dige zijde afkomstig, zijn merkwaardig unaniem. Op
de vraag:
,,Bestaa.t er een juiste correlatie tusschen
de veevoederproductie van onzen bodem en den om-
vang van onzen rundveestcspel”
antwoorden èn de
heer Smid, èn de Directie van den Landbouw, èn de
heer Weitknmp eenparig:
,,,Neen”.
Zij
stellen tevens het vraagstuk principieel. En terecht! Want niet op
de secundaire vraag,
hoe
deze incongruentie ontstaan
is; noch op die andere vraag, of in een bepaalde pe-riode de uitbreiding van den melkveestapel deze in-
cQngruentie in de hand heeft gewerkt, dan wel of zij
in dezelfde periode wellicht geringer is geworden;
maar op de primaire vraag komt het, in eerste in-
stantie, aan: BestAkt deze incongruentie of bestaat ze
nieti’
Speciaal de loop van den veevoederinvoer heeft
aan het bestaan daarvan wel eens doen twijfelen. Toch
leidt ook een nauwkeurig nagaan van dien loop tot
het antwoord: Bestond zij in 1934 (uitspraak Smid)
en in 1935 (uitspraak Directie van den Landbouw),
dan bestaat zij ook nu (uitspraak Weitkamp).
*
*
Wanneer wij met betrekking tot de gestelde vraag
uit den loop van den veevoederinvoer conclusies wil-
len trekken, dan doen wij goed, niet naar den graan-
invoer, maar uitsluitend naar den invoer van vee-
koek to kijken. Bij den graaninvoer treden teveel
storende factoren op, in het
bijzonder
de sterk wis-
alende graanproductie in ons land en de niet min-
der sterk wisselende behoeften van den varkens- en
den pluimveestapel. Wel staat vast, dat ook do
rundveestapel aanzienlijke hoeveelheden voedergra-
nen verbruikt. Tevens staat vast, dat nog steeds een
jaarhoeveelheid van ca. 1.200.000 ton voedem-granen
in ons land wordt ingevoerd (voorwaar geen kleinig-
heid!). Is deze invoer nu mede voor den rundvee-
stapel, of alleen voor den varkens- en den pluimvee-
stapel bestemd?
Zinlooze vraag! Zoolang de behoefte van den rund-
veestapel de in totaal ingevoerde hoeveelheid niet
overtreft, kan met reden worden gezegd, dat de volle
voor den randveestapel bestemde hoeveelheid voeder-
graan uit import wordt verkregen en dat de varkens-
en pluimveestapel leeft van de rest, vermeerderd met
wat het binnenland voortbrengt. Een graadmeter,
echter, ter beoordeeling van de behoeften van den
rundveestapel, leveren, tengevolge van de aangegeven storende factoren, de bij dezen invoer optredende wis-
selingen niet op.
Wel doet dit de loop van den invoer van veekoek.
Deze, toch, is voor bijna 90 pOt. voor den rundvee-
stapel bestemd. Op de jongste, op 30 Juni jl. gehou-den, persconferentie betreffende de landbouwcrisis-
politiek hebben de Regeeringscom missari ssen daarom-
trent de volgende cijfers verstrekt:
Percentage van ht iuvoersaido aan veekoek, dat door
dein m-undveestapel
wvdt verbruikt.
1934
…………….
86.4
pOt.
1935
…………….
88.2
1936
…………….
87.9 1937
…………….
88.6
Daar veekoek voor, practisch, de geheele hier te
lande verbruikte hoeveelheid ofwel als zoodanig, of-
wel in den vorm van oliezaden e.d. wordt ingevoerd
en dus geen ])roduct van den Nederlandschen bodem uitmaakt en daar, anderzijds, het overgroote deel van de beschikbare hoeveelheden door den rundveestapel
wordt verbruikt, daar levert de wisseling in het saldo
van den veekoekinvoer minus uitvoer, in tegenstelling
tot die in het saldo gr’aanimport, wel degelijk een
graadmeter op, die ons in staat stelt, de relatieve
behoeften aan importvoer van den rundveestapel te
schatten. Ziehier dan de loop van het saldo veekoek-invoer (in tons)
1):
1930
………………494.600
1931
………………628.700
1932
………………557.400
1933
………………637.100
1934
………………610.600
1935
………………567.600
1936
………………550.700
1937
………………618.900
1938
………………602.800
ve rgelijkbanr gem aakit cijfer
voor
1938
…………..ca.
620.000
Het is waar, dat de jaren 1926 t/nl 1929, waarin
abnormaal groote quantiteiten vervoederd zijn, soms
tot bijna 200.000 ton méér dan daarvéér en daarn,
hooger cijfers te zien geven. Dit, echter, ligt aan het
1)
De cijfers zijn tot en met
1935
ontleend aan cle ,,Vnr-
slagen van ecnomnisoh-stntistiisehe onderzoekingen op land-
bouwgebied”,
1.936, No. 2;
voor
1936
en
1937
aan het
verslag van de bovenaaingehaaJde persconferentie; en voor
1938
aan eigen berekeningen op grond van de In- en Uit-
voerstatistielc. Ook over de voorgaande jaren gemaakte
eigen berekeningen wijzen uit, dat de dezerzijds gevolgde
methode ,,conservatiever” is dan die van het Departe-
menit, zoodat het laatste cijfer met
15 A. 20.000
ton moest
worden verhoogd, om mt de voorgaande vergelijkbaar te
zijn.
15 Maart 1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
213
tijdsgewricht. Men dacht in die jaren van hoogcon-
junctuur, dat het niet 6pkon. in de ondoelma.tige
wijze, waarop toentertijd gevoederd werd, krijgt men
een goed inzicht door raadpleging van de buitenge-
woon goed gedocumenteerde en destijds veel geciteer-
de dissertatie van wijlen Dr. Ir. C. Kooy: ,,Over doel-
matige veevoedering in Nederland”.
Van eenigerlei vermindering van de behoeften van
den rundveestapel aan importvoeder blijkt uit de
weergegeven cijfers hoegenaamd niets. Eer het tegen-
deel!
*
*
Wanneer wij dan nu, op gezag van de aangehaalde
deskundigen, als vaststaand aannemen, dat de pro-
ductie van een deel van den Nederlandschen rundvee-
stapel niet aan den Nederla.ndschen bodem gebonden
is, dan loont het de moeite, na •te gaan, in hoeverre
deze productie èn voor de Nederlandsche huishouding
in het algemeen, èn voor den Nederlandschen melk-
veehouder in het bijzonder winst- dan wel verlies-
gevend is.
Tot recht verstand van de desbetreffende bereke-
ning is het noodig, een preliminaire opmerking te
maken. Stel, dat ik een bedrijfje bezit, dat net genoeg
veevoeder oplevert (in de eerste plaats dus gras en
hooi), om er drie koeien op te houden.
Dii
zijn dus
de koeien, die gebonden zijn aan de hodemproductie
van mijn bedrijf ). Maar ik houd er nog een vierde.
Het gevolg is, dat ik de beschikbare voederhoeveel-
heid met net zooveel bijgekocht voeder aanvullen
moet, als gelijk staat met de voederbehoefte van één
koe. Die aanvulling nu, doe ik bestaan uit graan en
veekoek. In de praktijk verbruiken mijn vier koeien,
door elkaar, èn het door mijn bedrijf geleverde gras
en hooi (plus wat daarbij komt, als voederbieten e.d.)
èn de bijgekochte hoeveelheden graan en veekoek.
Maar de
kostprijsberekening
van de melk van mijn
vierde koe moet ik opstellen, alsof
zij
alleen alle
aan-
vullende hoeveelheden graan en veekoek verbruikte.
Zooa,ls het hier in het klein gaat, zoo gaat het ook in het groot. De kostprijs van de melk van
die
Ne-
derlandsche koeien, wier productie niet
aan den Ne-
derlandschen bodem gebonden is, moet worden bere-
ken’d,
alsof
deze koeien uitsluitend leefden van graan
en veekoek.
Wij gaan nog verder. De aanwezigheid van mijn
vierde koe heeft tot gevolg:
lo. dat er des zomers meer gras wordt verbruikt
dan bij een normale bezetting met drie koeien, zoodat
er minder overschiet voor hooi;
2o. dat, des winters, de aanwezige (toch al vermin-
derde) hoeveelheid hooi in 4 in plaats van. in 3 por-ties moet worden verdeeld, zoodat per koe de portie
geringer wordt. Langs dezen weg kan dan ook het
bewijs geleverd worden, of er, ja dan neen, een niet
aan den bodem gebonden deel van den rundveestapel
bestaat. Indien, bijv., 12 kg hooi per dag en per koe
als een standaardrantsoen mag gelden, welks toedie-
ning, bij een ook overigens juiste bedrijfsvoering
3),
Uieiibij zij aangeteekend, dat, in dit artikel, de pro-
blemen steeds in vereenvoudigden vorm zijn gesteld. En
heit betoog, èn de berekeningen -worden anders te in1gewik-
keld. Zoo levert een normaal Nederlandseh bedrijf niet
alle
voederm-iddelen op, waarop een koe behoorlijk laven
en melk produceeren kan. Speciaal het uiinte-rmantsoen
moet in dein vorm van veek-oek met een
minimum
aan
niwlibrjk krachitvoer worden aangevuld. Dit minimum is
zelfs
z66
te verstaan, dat het, zoola,nig een opvoeren van
de melkproduobie nog aan de rentabiliteit van het bedrijf
ten goede komt, een maximum nrelkproduutiie tengevolge
heeft. Het is echter fout – en dit duidt geen tegenspraak
– om dtt.r krachtvoer (impor’bvoer) toe te dienen, waar
met
ruwvoer eenzelfde effect kan worden bereikt.
En
juist hierom gaat het.
Hiertoe behoort, zooals vanzelf spreekt, de toediening
van de juiste
aanvullende kraclitvoerrantsoenen.
tot een zoodanige melkproductie aanleiding geven kan,
dat zij de rentabiliteit van het bedrijf tot een maxi-
mum opvoert, en het blijkt, dat de Nederlandsche
rundveestapel of een groot deel van dien rundvee-
stapel slechts 9 of 10 kg ontvangt, terwijl de rest
wordt aangevuld met gemengd voedermeel (graan en
veekoek), dan is het bewijs van de aanwezigheid van
het bedoelde deel van den rundveestapel geleverd. Op
dit bewijs zullen zij, van wie de aangehaalde uitla-
tingen afkomstig zijn, dan ook wel steunen.
Juist het
feit, dat men krachtv oer geeft dâclr, waar men met
ruwvoer toe zou kunnen, verleent aan de aanwezigheid
van het bedoelde deel van den rundveesta.pel haar
oneconomisch karakter.
Diegenen, die den hier ook
door’ mij gevolgden gedachtengang bestrijden, geven
wel eens voor te meenen. dat het verzet gaat tegen
het toedienen van krachtvoer (importvoer
4))
als zoo-
danig, bijv. als aanvulling ter opvoering van de melk-
productie; niets is minder waar; het gaat uitsluitend
tegen het gebruik van krachtvoer dâr, waar men 65k
met niwvoer toe zou kunnen.
Welk is nu het quantum graan en veekoek, dat,
in de juiste verhouding gemengd, de hoeveelheden
,,zetmeelwaarde” en ,,zuiver verteerbaar eiwit” bevat,
die een Nederlandsche koe voor haar onderhoud en
haar melkproductie noodig heeft? Om dit te bepalen
gaan wij uit van de omstandigheid, dat een Neder-
landsche koe gemiddeld 3600 kg melk per jaar of,
in ronde
cijfers,
10 kg melk per dag oplevert. Vol-
gens Leignes Bakhoven (Veevoeding, 4de druk, blz.
232) heeft een dergelijke koe aan onderhouds- en
productievoer noodig 750-850 gr. verteerbaar zuiver
eiwit en 5200 gr. zetmeelwaarde per çlag. Een rant-
soen van 6% kg van het in noot hieronder aan-
gegeven mengsel van graan en veekoek voldoet aan
dezen eisch. De gezamenlijke prijs van de samenstel-
lende doelen (naar de noteeringen van eind December
jl.) is, afgerond,
f
5.25 per 100 kg c.i.f. Rotterdam
5
).
Een rantsoen van 6% kg kost dus 35.44 cent. Van de
hiermee gevoerde koe wordt, zooais wij zagen, gemid-
deld per dag gewonnen 10 kg melk.
Nu heeft men in Nederland voor de bereiding van
1 kg boter gemiddeld 26 kg melk noodig, zoodat de
met behulp van de voedering van louter graan en
veekoek verkregen boter kost 2:6 maal 35.44 cent, is
92 cent per kg
6
). Dit bedrag van 92 cent stelt dus
den prijs voor, dien ons land, in den vorm van voe-
dermiddelen, aan het buitenland betaalt, om het mo-
gelijk te maken,
die
koeien, wier productie niet
aan
den Nederlandschen bodem gebonden is, 1 kg boter to
doen produceeren. Diezelfde boter voeren wij naar het
buitenland uit. De uitvoerwaarde komt tot uitdruk-
king in de Leeuwarder noteering, die in 1938 gemid-
deld 80 cent per kg bedragen heft.
Voor elken kg aldus geproduceerde boter wordt door
ons land dus 12 cent meer aan het buitenland betaald
dan het er uit het buitenland voor terugoniva.ngt.
Dit wat onze volkshuishouding in het algemeen be-
treft. Hoe staat het nu met den rnelkveehouder?
Deze betaalt voor het gemengde voedermeel heel wat meer dan den c.i.f. -prijs. In de eerste en voor-
naamste plaats de monopolieheffingen. Voor het bo-
venomschreven mengsel bedragen deze iets meer dan
Ook zeifgeteeld graan staat gelijk met ‘importvoer.
Voor Nederland als geheel onthoudt men, wat men aan
zellgeteeld. graan aan de runderen ‘voert, aan de kfippan en
varkens, ‘die nu uit import moeten leven. En ‘in het bedrijf
zelf betaalt men voor zijn zeifgeteeld graan den prijs van
inrportgraan, aangezien men deren, bij verkoop, op dc
markt zou kunnen maken. Het d(taiI is als volgt (waarbij de opgegeven prijzen,
c.i.f. Rotterdam, gelden voor hoeveeLheden van 100 kg):
2%
kg maïs ‘ad
f
5.Z
O
,
1%,
kg ‘gerst ad
f 4.55, 1
leg rogge
ad
f 4.20, %
leg ljnkoek ad
f 7.50,
% kg grondno’tenkoek
ad
f 5.90, %
leg sojasohroot ad
f 6.40,
% kg cocoskock
ad
f 5.60
en % leg paimpitkoek ad
f 5.65.
‘) Hierbij laten wij de boterbereidisigsko-sten wegvallen
tegen de waarde van de teruggewonnen ondermelk.
214
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
15 Maart 1939
f
2.60 per 100 kg
7
). Om den prijs boordvrij centraal
Nederland te verkrijgen, moeten hieraan nog worden
toegevoegd de bijdrage voor de Stichting Graanhan-
delsbelangen, de c.i.f.-kosten, alsmede de opslag-,
vracht- en inkoopkosten, alles samen omstreeks 25
cent per 100 kg. Boordvri.j centraal Nederland wordt
de prijs dus omstreeks
f
8.10. Deze prijs, echter, moet
met nog ca.
f
1.30 per 100 kg worden verhoogd, om den prijs franco boerderij te verkrijgen, t.w. met kos-
ten voor maalloon, verkoopkosten, emballage en winst,
vracht van de fabriek naar het binnenland, bedrijfs-
onkosten en winst van den plaatseljken distribuant,
alsmede bezorgloon franco boerderij. De melkveehou-
der betaalt dus in totaal
f
9.40 per 100 kg. Waeer wij nu op deze gewijzigde basis opnieuw de boven opgezette rekensom maken, dan komen wij tot
voederkosten per dag en per koe van 6% maal 9.40
cent, is 63.45 cent, waarvoor per dag en per koe
10 kg melk wrordt gewonnen. De productieprjs van boter, geproduceerd door met het aangegeven rant-
soen gevoederde koeien, wordt in dit geval 2.6 maal
63.45 cent, is
f
1.65 per kg. Nu is van Regeeriugs-
wege de gemiddelde productieprijs, die aan den melk-
veehouder ten goede komt, vastgesteld op
f
1.40 per
kg boter.
Voor eiken kg aldus geproduceerde boter wordt door
den, mellcveehouder dus 25 cent meer aan voederkos-
ten betaald dan hij er in den verkoopprijs voor terug-
ontvangt.
Een laatste vraag kan thans nog worden gesteld.
Is het mogelijk, bij benadering aan te geven, hoe
groot dt deel van den Nederlan.dschen melkveestapel
is, welks productie niet ‘aan den Nederlandschen bo-
dem is gebonden? Wij vinden daarvoor inderdaad een
aanwijzing in. de Memorie van Toelichting op de
Landbouwcrisisbegrooting 1935, bla. 8, waar de Mi-
nister zeg-t: ,,Terwijl toch onze veestapel in het alge-
meen naar schatting niet grooter mag zijn dan onge-
veer 1.250.000 stuks meikvee.” Hetzelfde cijfer ligt
ten grondslag aan het ,,Plan der rundveeteeltrege-
ling”, gepubliceerd in het eerste deeltje van het drie-
maandeljksch verslag: ,,De Landbouwcrisismaatrege-
lan, hunne Werking en Uitvoering”. Iii 1938, echter,
was’ de veestapel iets meer dan 1.500.000 melk- en
kalfkoeien groot. Hieruit volgt een teveel van 250.000
stuks koeien, welk teveel, uiteraard, juist uit die
koeien moet bestaan, welker productie niet aan den
Nederlandschen bodem gebonden is. Het is waar, dat
er sinds 1934 het een en ander gebeurd is, dat het
getal van .250.000 stuks ietwat beïnvloed kan hebben.
Ter bepaling van de gedachten, evenwel, is het vol-
komen bruikbaar.
Al deze koeien produceeren, stuk voor stuk, 3600 kg melk per jaar. Zijn wij nu gerechtigd, deze melk,
voor berekeningsdoelein’den, op boter om te rekenen?
Dat zijn wij dngetwijfeld. Want alle overmaat aan
zuivel, die Nederland produceert, wordt in den vorm
van boter, met groot verlies, naar het buitenland
gespuid.
Waar voor de bereiding van 1 kg boter gemiddeld
26 kg melk noodig is, daar produceert dus iedere koe
gemiddeld 138 kg boter per jaar en de 250.000 bovsn-
tallige koeien produceeren, per jaar, een overmaat
van 34.5 millioen kg boter.
De Neclerlandsche huishouding verliest .aan deze
boter 12 cent per kg. Het verdwijnen van de boven-
tallige koeien zou dus, in totl, de Nederlandsehe
handelsbalans verbeteren met 4.14 millioen gulden
per jaar. .
De Nederlandsche meikveehouder verliest aan deze
7)
Voor mais en rogge
f 3,
voor gerst
f 3.50.
Voor vee-
koek aan variabele heffingen: lijnkoek
fO.30,
groudnoten-koek
f 1.20,
sojasehroot
f 0.65,
cocoskoek
f 1.50,
pa.lmpit-
koek
f 0.50;
bedragen, die elk voor zich met een vaste
heffing van
f 0.50
moten worden verhoogd.
Alles
volgens
de tarieven van eind December
1938.
boter 25 cent per kg. Het verdwijnen van de boven-
tallige koeien zou dus, in totaal, de ‘bodrejihuishou-
ding verbeteren met 8.5 millioen g-ulden per jaar.
Het Landbouwcrisisfonds legt, hij een gemiddelden
ïroducti’eprijs van
f
1.40 per kg en en Leeuwarder
boternoteering van 80 cent per kg; op iederen kg uit-
gevoerde boter 60 cent toe. Het wegvallen van den
export van 34.5 millioen kg boter zou dus het Land-
houwcrisisfonds, en daarmee den Nederlandschen con-
sument, ontlasten met 20.7 millioen gulden per jaar.
Aan zijn hierboven reeds aangehaalde uitspraak knoopte de heer Weitkamp de volgende conclusie
vast: ,,Zonder twijfel is het…..dat de tot nu toe
gevolgde bedrijfsmethode onder de tegenwoordige om-
standigheden, van nationaal economisch standpunt
bezien, op den duur al meer onhoudbaar dreigt te
worden. Wanneer wij, ons rustig afvragen: hoeveel
moeten wij aan het buitenland betalen voor de in melk
en vleesch besloten voederstoffen en hoeveel betaalt
het buitenland ons bijv. voor de uit de melk verkregen
boter enz.” (het geldt hier nog steeds en uitsluitend
de niet aan den Nederlandschen bodem gebonden pro-
ductie), ,,dan blijkt ons reeds bij oppervlakkige bere-
kening, dat wij met een volslagen fiasco te doen
hebben.”
De hierboven weergegeven
becijferingen
bevestigen
deze, door den heer Weitkamp geformuleerde, conclu-
sie volkomen. Dr.
D. HOEK.
DE KOLENPOSITIE IN 1938.
I.
Onze vaste medewerker schrijft ons:
Engeland.
In tegenstelling met 1937, toen de toestand veel
gunstiger was dan in het voora.fgaande jaar, is het
beeld van 1938, dat de Engelsche kolenindustrie laat
zien, wel zeer triest. Waren er zelfs nog in zekere
mate hoopvol gestemde vooruitzichten voor het afge-
loopen jaar toen het verslag over 1937 geschreven
werd, hoe uitermate teleurstellend heeft de toestand
zich ontwikkeld. Niets heeft zich ook maar eeniger
–
mate kunnen handhaven, productie, binnen.Iandsch
verbruik, export en de levering van bunkerkolen, alles
is op onrustba.rende wijze teruggeloopen. Wat den
export betreft, is er nog een troost, al is het, dan
een zeer schrale, en wel, dat de Duitsche export in
nog sterker mate teruggeloopen is. Aan den anderen
kant echter steeg die van Polen en van België in ge-
ringe mate. Engeland heeft zich dus peroentsgewijze
op de, tengevolge van den enormen teruggang in het
algemeene kolenabsorptievermogen sterk gedaalde ex-
portmarkten wel kunnen handhaven.
De kolenproductie, die van 228.5 millioen ton in
1936 tot 240.4 millioen ton in 1937 gestegen was, liep
gedurende 1938 terug tot 228.2 millioen ton. De pro-
ductiekosten vergeleken bij het voorafgaande jaar zijn
vrij belangrijk gestegen, de gemiddelde opbrengst
echter ook, zoodat het batig saldo iets gunstiger was,
zooals blijkt uit de cijfers over de eerste negen maan-den, ‘die het volgende beeld geven:
Jan./Sept. ’38 Jan./Sept. ’37
.Loonen ………………
10/6e
9/9
Andere kosten ……….
5/6k
4/8e
Credit-saldo
…………
1/2
1/4
Opbrengst …………..’7/3k
15
1
17
Het credit-saldo is dus over 1938, dank zij de betere opbrengst, een halve pen.uy per ton meer dan in 1937.
Daar de credit-saldi geen rekening houden met pos-
ten als interest op obligatieleeningen en ander ge-
leend geld, moeten zij met circa drie pence per ton
verminderd worden om de netto-winst aan te geven.
De export van kolen is van 40.3 millioen ton in
1937 tot slechts 35.8 millioen ton in 1938 terugge-
loopen, een achteruitgang van niet minder dan 4.5
millioen ton of ruim 11 pOt. Zeer merkwaardig is
15 Maart 1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
215
het, dat de export van Engelsche kolen naar Duitsch-
land gestadig, toeneemt
3
terwijl toch dit land een nog grooteren achteruitgang: in zijn kolenexport onder-
vond dan Engeland. De verklaring van dit verschijn-
sel lig-t daarin, dat de invoer van Engelsche kolen
in Duitschland volgens. handeisverdrag vastgelegd is
op basis van het Duitsche binnenlandsche verbruik,
zoodat bij toeneming, van dit verbruik ook de invoer
uit Engeland toeneemt. De Engelsche exportcijfers
zouden nog slechter geweest zijn als de ha.ndelsver-
dragen met de Scandinavische landen niet hadden be-
staan, waarbij aan Engeland een vast percentage van
het verbruik toegewezen werd. Ondanks de bevoor-
rechte positie verloor Engeland in deze afzetgebieden
ruim één millioen ton, toe te schrijven aan de ver-
minderde vraag tengevolge van de groote voorraden
aan het begin vaii het jaar en den algemeenen achter-
uitgang van het geheele economische leven. Deze twee factoren, die vrijwel overal een rol speel-
den, veroorzaakten op de vrije markten een geweldige
concurrentie, die de Engelsche kolenindustrie zonder
hulp heeft te voeren tegen den in mindere of meer-
dere mate van Regeeringswege gesteunden export van
de andere landen, Nederland uitgezonderd. Met steeds
meer druk wordt er dan ook door den Engelschen ko-
lenexport op steun aangedrongen, gedeeltelijk te be-
talen door de binnenlandsche consumenten, gedeelte-
lijk door de Regeering als een directe uitvoerpremie.
Meer nog dan de onmiddellijke subsidie wordt de
toezegging ervan zoo spoedig mogelijk verlangd om met dat wapen in de hand beter de Engelsche kolen-exportbelangen bij de internationale besprekingen te kunnen verdedigen. Met het allengs slechter worden
van den toestand op de exportmarkten hebben de
verschillende exp orteerende landen de onderhande-
lingen over internationale samenwerking, in navol-
ging van het tot volle tevredenheid werkende cokes-
kartel, weer opgenomen en in den loop van het jaar
werden conferenties gehouden in Parijs, Den Haag
en Hamburg. De Engelsche exporteurs stelden zich
voor de toewijzing van de exportquota op het stand-
punt, het individueele aandeel van elk land over de
jaren 1925 tot 1935 als basis te nemen, waartegenover
de andere landen, met Duitschland aan het hoofd de
jaren 1935, 1936 en 1937 als basis willen nemen.
Gezien de ontwikkeling van den Duitschen export, die
juist gedurende die jaren met rassche schreden voor-
uitgegaan is, is het Duitsche standpunt, van den
kant van Duitschland bekeken, zeer begrijpelijk. Even-
zeer is dit het geval met het Engelsche standpunt, dat
ervan uitgaat, dat de export van Duitschland in de
laatste jaren op kunstmatige wijze, door Regeerings-
steun, gestimuleerd werd, waarvan de Engelsche ex-
port, die zichzelf heeft moeten bedruipen, niet het
slachtoffer wil worden. Heeft de Engelsche export
eenmaal de toezegging van een Regeeriugssteun ach-
ter zich, dan zal dat een buitengewoon sterk wapen
zijn om met een zoo gunstig mogelijk quotum uit het strijdperk te voorschijn te komen.
In dit verband moet er melding van gemaakt wor-
den, dat de Poolsche kolenexporteurs de Engelsch-
Poolsche kolenovereenkomst opgezegd hebben. Deze
overeenkomst werkte in 1936 en 1937 met voor den
Poolschen export den Engelschen als basis. Voor 1938
werd de overeenkomst gwijzigd in dien zin, dat de
Poolsche export voortaan zijn basis zou hebben op den
totalen export van de belangrijkste vier Europeesche
exportlanden, Engeland, Duitschiand, Nederland en
België. Een vooruitgang dus voor Polen. Sinds dit
land er echter in October de mijnen in Teschen bij-gekregen heeft, die gezamenlijk ruim 7 millioen ton kolen per jaar produceeren, is de situatie veel moei-
lijker geworden. Polen zelf kan dit niet absorbeeren,
de mijnen stilleggen gaat ook niet, daar ze volop wer-
ken voor de Ozechische industrie; exporteeren kon ook
niet in verband met de bestaande overeenkomst met Engeland. Als eenige uitweg bleef niets anders over
clan die overeenkomst op te zeggen en de Poolsche
exporteurs zien zich voor de zware taak geplaatst ook
die kolen op de exportmarkten onder te brengen.
Den grootsten terugsiag heeft Engeland gehad in
den export naar Frankrijk en vooral Zuid-Wale werd
hierdoor sterk getroffen. Frankrijk voerde zijn eigen
productie op en importeerde belangrijk minder ten-
gevolge van het sterk afgenomen binnenlandsch ver-
bruik. De vooruitzichten voor 1939 zijn intusschen
aanmerkelijk verbeterd, daar er een Frausch-Engelsch
accoord getroffen is, waarbij aan Engeland 49 pOt.
van ‘den Franschen invoer gegund werd.
De export naar Italië steeg van 2.20 millioen ton
in 1937 tot 2.26 millioen ton in 1938, een kleine voor-
uitgang dus. Onder het oude kolenaccoord van No-
vember 1936 tusschen Engeland en Italië, was er voor
de Engelsche kolen en cokes per kwartaal een cif.
waarde van 43 millioen Lire beschikbaar. Het nieu-
we accoord voor 1938 maakte den Engelschen kolen-
import in Italië afhankelijk van het te Londen be-
schikbare saldo op de clearingrekeniug, m.a.w. van
den verkoop van Italiaansche producten in Enge-
land. Bezien wij nu de vergelijking van den Duitschen
en Engelschen export naar deze beide landen, dan
blijkt uit de volgende cijfers:
1937
1938
(millioenen tonnen)
Export naar: Engeland Duitschi. Engeland Duitschi.
Frankrijk ……
8,86
8.04
6,15
5.41
Italië ……….2,20
7.93
2,26
7.39
11,06
15.97
8,41
12.80
dat, terwijl in 1937 de Duitsche export den Engel-
schen met 4.91 millioen ton overtrof, dit meerdere in
1938 tot 4.39 millioen ton is teruggeloopen. Hierbij
dient verder opgemerkt te worden, ter illustratie van
de uitzonderlijke positie, die de Duitsche kolenexport heden ten dage inneemt, dat deze export van 18.4mil-
lioen ton in 1933 tot 29.64 millioen ton iii 1938 ge-
stegen is, terwijl de Engelsche export (waarbij dan
tevens de bunkerkolen gerekend zijn, die er in de
Duitsche cijfers ook bij ingesloten zijn), in denzelf-
den tijd van 52 millioen ton tot 46.3 millioen ton
gedaald is.
De groote moeilijkheid op de exportmarkten is de
afkeerigheid van koopers zich aan contracten op lan-
geren termijn te willen binden. Dit brengt mee, .dat
er practisch voor elke nieuwe lading tegen andere
kolen geconcurreerd moet worden. Koopers huldigen
steeds deze politiek bij hooge prijzen en daar zij heel
goed voelen, dat er in de nabije toekomst wel eens een
zware concurrentiestrijd gevoerd kan worden. tus-
schen Duitschland met zijü subsidies en Engeland, dat
misschien ook subsidies of anderen steun zal krijgen,
is de positie van de koopers gunstig. Intusschen is
het aan de veel bestreden Oentral Selling Schemes te
danken, dat de prijzen gehandhaafd bleven en de
opbrengst over de eerste elf maanden, van 1938 van £ 34.500.000 slechts zeer weinig achterbleef bij. die
van de overeenkomstige periode van 1937, £ 34.600.000,
uiettegenstaa.nde den achteruitgang van ca. 4.1 mil-
lioen ton in het geëxporteerde kwantum.
Wij komen thans op het térrein van het bunkeren.
Op dit punt is de toestand in Engeland verre van
guiistig te noemen. De buukerkolenomzet loopt ge-
stadig terug en was 10.48 miljoen ton in 1938, tegen-
over 11.7 millioen ton in 1937 en 11.95 millioen ton
in 1936; over de laatsté tien jaar is hij met meer dan
30 pOt. verminderd. Voor den oorlog werd er 94 pOt.
van de warldtoage met kolen gestookt, nu daar-
entegen slechts ca. 48 pOt. Elk mntorschip en. elkc
oliestoker, die gebouwd wordt, beteekent een blijvend
verlies voor de kolenindustrie, want niet alleen de
bunkering in Engeland gaat te loor, maar ook de
export van de kolen, die noodig geweest zouden zijn
voor de bunkering in vreemde havens en bunkersta-tions. De bunkerhavens van de NoordOostkust heb-
ben den nadeeligen invloed gevoeld van de concur-
rentie van de Oontinentale bun.kerhavens.
216
ECONOMISCH-STATISTISCHË BERICHTEN
15 Maart 1939
Aan het einde van het jaar werden tusschen de En-
gelsche reeders en de mijnen onderhandelingen ge-
voerd over prijsverlagingen. De mijnen wilden 1/-
omlaag, de reeders verlangden een reductie van 2/6
per ton. In Schotland zijn de mijnen inderdaad circa 3/- naar beneden gegaan met haar prijzen voor bun-kerkolen; over het algemeen is cle verlaging gemid-
deld 2/- per ton geworden. Er zijn stemmen opgegaan
in mijneigenaarskringen om ook een staatssubsidie op
bunkerkolen te krijgen, te,rwijl er ook al een idee aan
de hand gedaan werd staatssuhsiclie te verleenen aan
die reeders, die koleiistokende schepen laten bouwen.
De cokesexport is van 1.65 millioen ton in 1937
gedaald tot 1.37 millioen ton in 1938. De Durham
cokes, echter, vond gereeden afzet, vooral op de Scan-
dinavische eni Oostzee markten en de productie tot
Maart 1939 was vrijwel geheel geplaatst. Het produc-
tiequotum werd bereikt
en
aanvragen om tot verrui-
ming te mogen overgaan moesten geweigerd worden.
Een oplossing werd gevonden door een verschuiving
van een gedeelte van het productiequotum van
Yorkshire naar Durham.
De vooruitzichten voor 1939 zijn zeer onzeker, hoe-
wel er hier en daar een zweem van optimisme te be-
speuren valt in verband met een mogelijkheid van
regeeringssteun, betere regelingen met Pranukrijk en
Italië en een soms getoonde grootere soepelheid bij
het vaststellen van de prijzen door de controleurs
van de Central Selling Schemes.
Duitschiand.
In Duitschiand heeft de productie van steen- en
bruinkolen, van cokes zoowel als van briketten een
niet onbelangrijke vrrneerdering ondergaan in den
loop van 1938. Een geheel zuivere vergelijking kan
weliswaar niet getrokken worden met 1937, daar in
het afgeloopen jaar Oostenrijk en Sudeten-Duitsch-
land bij het Reich kwamen en daarmede werd de
producti
4
e van deze gebieden ook opgenomen in de
algemeene productiecijfers. Groot was echter deze
productie niet en de cijfers wijzen uit, dat de produc-
tie van het gewezen Oostenrijk in 1938 0.22 millioe.n
ton kolen was tegenover 0.23 millioen ton in 1937 en
3.33 millioen ton bruinkolen tegenover 3.24 miljoen
ton in 1937. De kolen- zoowel als de bruinkolenmij-
nen hooren alle tot het Ostmarkische Kohiensyndikat
G.m.b.H. met zetel te Weenen. Tsjecho-Slowakije
heeft ca. 75 pOt. van zijn kolenproductie aan Polen
moeten afstaan, behoudt zelf ook nog wat, zoodat het
gedeelte, dat aan Duitschlanid vervallen is, slechts van
zeer geringe beteekenis is. Beter staat Duitschlaud er
voor met de in het Sudetenland verworven. bruin-
koolafgravingein. De Tsjechische bruinikooiproductie
was in 1937 18 millioen ton, vrijwel uitsluitend uit
Noord-Bohemen afkomstig. Bovendien hebben de Bo-
heemsche bruinkolen een grootere stookwaarde dan
de Duitsche. De voorraden in Sudeteniland worden
op ruim. 10 milliard ton geschat, wat, in aanmerking
genomen de hooge calorische waarde, ongeveer de
helft van de Duitsche voorraden bedraagt.
De productiecijfers voor 1.938 en 1937 zijn:
1938
1937
Steenkolen ………………
186,17
miii. t.
184,51 miii.
t.
cokes …………
43,51
,,
40,90
briketten ……..
6,89 ,, ,,
6,89
Bruinkolea ………………
194,97
184,68
cokes …………
3,27
,,
2,74
brikettea ……..
43,5
,, ,,
42,02
Slechts voor de steenkoolbriketten zijn de cijfers
dezelfde gebleven van alle andere soorten is de pro-
ductie gestegen. De voorraden, bij de mijnen zijn, in
verband met de verzen:dingsmoeilijkheden, vrij groot,
maar toch wijst de vermeerderde productie op een
belangrijke toeneming in het hinnenlandsch verbruik.
Tengevolge van deze toeneming in het verbruik is ook
de invoer gestegen, daar de koleninvoer uit Enge-
land, die verreweg de belai.mgrijkste is en niet minder
dan 74 pOt. van den totalen koleninvoer bedraagt, bij
hanclelsverdrag geregeld is
01)
een basis, die fluctueert
met het op- en neergaan van het binnenlandsche ver-
bruik. Maandelijks wordt door den Reichskohlenkom-
missar het uit Engeland toelaatbare invoerquantuin
vastgesteld. Bij vergelijking van de invoercijfers
over 1938 en 1937 moet er rekening mee gehouden wor-
den, dat het Sudetenland tot 1. October als invoer-
land onder Tsjecho-Slowakije opgenomen werd.
De invoer- en uitvoercijfers zijn voor 1938, vergele-
ken bij 1937:
Invoer
Uitvoer
1938
1937
1938 1937
Steenkolen
4.969.989
4.583,423 29.639.149
38.628.925
Bruinkolen
1.272.131
1.836.773
489.084
511 Cokes
591.322
549.817 5.294.937
8.792.869
Briketten ..
108.803
113.197
1.129.604
1.029.769
De invoer uit Engeland en Polen nam toe, die uit
de andere landen af.
Wat den export betreft, geven de cijfers dan groo-
ten teruggang duidelijk weer. Slechts de uitvoer van
bruinkolen geeft een geweldige stijging aan. Dit werd veroorzaakt door dan uitvoer van de Sudetenlandsche
bruinkolen naar Tsj echo- Slowakij e. Midden Novem-
ber werden de definitieve overeenkomst tusschen dit
land en Duitschland gesloten en de wederzijdsche
kolen- en cokesleveringen vastgesteld. Bruinkolen
zijn hierbij verreweg het voornaamste en zullen een
kwantum van 22.000 ton per werkdag bereiken. Trou-
wens de totale bruinkolenuitvoer was van 1 Januari
—31 October 52 ton, in November reeds 125.620 ton
om in December te
stijgen
tot niet minder dan
363.412 ton.
Oostenrijk werd niet meer in den Duitschen export
opgenomen; dit land nam in 1937 nog ruim mil-
lioen ton af, wat nu binnenlandsch verbruik gewor-
den… is. De teruggang in den kolenexport, die over de eerste acht maanden iets meer dan . millioen ton
per maand bedroeg, groeide sinds Augustus met meer
dan een millioen ton per maand; de achterstand in
1938, vergeleken met 1937, was eind Augustus 4.4
millioen ton, eind September 5.7 millioen., eind Octo-
ber 6.8 millioen, eind November 7.9 millioen en ein.d
December 9 millioen ton. 1)e oorzaak van dozen
teruggang moet dan ook niet in grootere af zetmoei-
lijkheden gezocht worden, maar veel meer in leve-
ringsmoeilijkheden. De productie was voldoende groot
en het was eveneens mogelijk afzet te vinden., maar
het transport van de mijn naar de zeehavens was
ernstig verstoord, in de eerste plaats was er een nij-
pend gebrek aan wagons, gedeeltelijk tengevolge van
militaire maatregelen, troepen- en materiaaltrans-
porten, enz. Dan was er een tekort aan lichterruimte
door het uit de kolenvaart nemen van vele schepen,
die moesten dienen voor drijvende graanopslagplaat-
san en voor het vervoer van zand en grint voor de
Siegfried linie. Bovendien iconden, gedurende gerui-
men tijd, de lichters op den Rijn, tengevolge van den
lagen waterstand, niet geheel afladen. Alles werkte
mede om de vervoercapaciteit belangrijk te vermin-
deren, zoodat er hijv. gedurende de maand November
niet minder dan 1 millioen ton van de reeds ge-
accepteerde orders onuitgevoerd moest blijven. Het
is te hopen, dat in dezen toestand spoedig verbete-
ring komt, daar onze Rotterdamsche haven er ten
nauwste mee verbonden is. De schepen, die hier de
laatste maanden Westfaalsche kolen hebben geladen,
moesten vrijwel
zonder uitzondering hun volle laad-
tijd uitliggen., kwamen zelfs in overliggeld en dit
raakt vanzelfsprekend den goeden naam van onze
haven.
15 Maart 1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
217
MATHEMATISCH-STATISTISCHE
CONJUNCTUURSTUDIE VANWEGE DE
VOLKENBOND.
In September 1930 deed de Assemblée van de Vol-kenbond het Secretariaat van dit lichaam een verzoek
tot nadere voorlichting omtrent cle oorzaken der
depressie en de vraag of deze als een regelmatig
terugkerend verschijnsel te beschouwen is. Naar aan-leiding van dit verzoek werd allereerst gestreefd naar
een systematisch overzicht der vele bestaande conjunc-
tuurtheorieën; dit onderdeel van de onderzoekingen
van het Secretariaat vond zijn voltooiing in Prefes-
sor Haberler’s ,,Prosperity and Depression” ‘).
In een tweede fase van het onderzoek was men van
plan deze verschillende theorieën, aan de feiten te
toetsen; voor zover deze feiten kwantitatief kunnen worden uitgedrukt, leidt dit tot een statistische ana-
lyse; voor zover het niet-meetbare verschijnselen be-
treft, zouden zij met beschrijvingen van het verleden
worden geconfronteerd.
Dezer dagen is de eerste publicatie
2)
verschenen
van de reeks, waarin de resultaten van deze tweede fase – in het bijzonder de mathematisch-statistische
conjunctuuranalyse – zullen worden neergelegd, ge-schreven door Prof. Dr. J. Tinbergen, die gedurende
twee jaren de leiding van deze onderzoekingen gehad
heeft.
De methode.
Zoals de titel aangeeft, behandelt deze publicatie
in de eerste plaats de methode, welke in dit en de
volgende delen der serie zal worden aangewend. Deze
methode bestaat in de grond hierin, dat de fluctuaties in een zekere reeks, die een te verklaren economisch
verschijnsel voorstelt (bijv. de totale investeringen),
worden vergeleken met de fluctuaties in een aantal
andere reeksen, waarvan wordt aangenomen dat zij
tot die verklaring bijdragen, en dat op deze wijze de
relatieve belangrijkheid van de verschillende ver-
klarende factoren wordt vastgesteld. De schrijver legt
er hierbij de nadruk op, dat de statisticus niet auto
noom kiest, welke factoren hij als verklarend voor een
bepaald verschijnsel zal beschou
en, doch dat deze
factoren hem door de economische theorie (of theo-
rieën) worden aangegeven.
De mathematische procedure van het vergelijken
van verschillende reeksen – de methode der zoge-
naamde correlatierekening wordt in hoofdstuk II
op een voor den niet-wiskundigen lezer begrijpelijke
wijze uiteengezet; in een Appeudix worden de mathe-
matische details verantwoord. Als resultaat van deze
methode vindt men zekere
coëfficiënten,
waarmee de
fluctuaties in de verklareude reeksen vermenigvul-
digd moeten wordn om tezamen de fluctuaties in de
te verklaren reeks op te bouwen. Deze coëfficiënten, gevonden als zij zij.n door de vergelijking van feiten
(dus empirisch), zijn uiteraard nooit geheel zeker;
doch met behulp van enige uitvoerig besproken me-
thoden (die van Fisher, Frisch en T. Koopmans)
kunnen zekere grenzen aan de onnauwrkeurigheid der
coëfficiënten gesteld worden.
Het resultaat van deze berekeningen nu kan uit-
sluitsel geven omtrent de waarde van tegenstrijdige
theoretische verklaringen van een bepaald verschijn-
sel. Immers, de berekeningen kunnen leren, dat be-
paalde, door zekere theorieën op de voorgrond ge-
stelde, verklarende verschijnselen een zeer geringe in-
vloed hebben., terwijl de invloed van andere factoren
overheersend is.
J)
Besproken door Prof. Dr. J. Tinbergen in E.-S.B. van
16 Juni 1937.
2)
,,Statistical Tesiting of Busiiiess-cycle heoriies; Vol. 1:
A Method, and its Application te Inve.stinent Aetiivity”.
Franse uiitgn.ve: ,,Vuiiificajbion statisrtique des théories
des cycles icononiques
;
I: TJnc méthode, et son applica-
tion au mouvenent des i,nvestissesnents”. (Société des
Nations, Genève 1939).
investeringen in het algemeen.
Deze methode wordt vervolgens toegepast bij de
verklaring van de fluctuaties in de investeringsbe-
drijvigheid, nl. de investeringen in duurzame kapi-
taalgoederen in het algemeen, de bouw van woon-
huizen en de investering in spoorwegmaterieel.
Zoals bekend, bestaan er met betrekking tot de
oorzaken der investeringen vele verschillende theo-
rieën.: sommige schrijvers leggen de nadruk op de in-
vloed van de rectestand, andere op de verwachte
winstgevendheid, weer andere op de prijs der kapi-
taalgoederen. Om deze, en enige andere, theorieën
statistisch te toetsen, –
d.w.z.
hun relatieve belang-
rijkheid ijast te stellen – worden door Prof. Tin-
bergen bij de verklaring der investeringen de volgende
verklarende reeksen opgenomen:
tegenwoordige winsten – als de best beschik-
bare indicator van
winstverwachtingen;
de prijs der kapitaalgoederen; hiervoor werd de
ijzerprijs representatief geacht;
de rentevoet, zowel op lange als op korte termijn;
de winstmarge (als alternatief voor de
totale
winst);
de toenemingssnelheid van de prijzen (in aanslui-
ting bij de theorie, dat een verwachte prijsstijging de
investeringen zal stimuleren, een verwachte prijsda-
ling ontmoedigend op de investeringen werkt);
detoenemingssnelheid der productie (volgens de
bekende theorie van het ,,acceleration principle” zou
vooral de
toeneming
van de productie nieuwe kapi-
taalsinvesteringen noodzakelijk maken).
Behalve ‘deze factoren wordt tevens de grootte van
de vertraging van de investeringen achter deze ver-
klarende factoren – op grond van psychologische en technische elementen – in het statistische onderzoek
betrokken.
Al deze verschillende invloeden worden nu, vol-
gens de uiteengezette methode, getoetst voor eên aan-
tal landen en perioden, waar de beschikbare statis-
tische gegevens dit toestaan en waar politieke en an-
dere exogene factoren niet te zeer verstorend op-
treden.. Dit zijn, voor de periode van 1870 tot de
wereldoorlog: Duitschiand, Engeland, Frankrijk en
de Verenigde Staten, en na de oorlog Engeland en
de Verenigde Staten. In een aantal gevallen wordt
bovendien bijzondere aan lacht besteed aan de nauw-keurigheid der verkregen coëfficiënten.
De resultaten, welke voor de verschillende geval-
len werden gevonden, liggen niet ver uiteen. Wij kun-nen deze als volgt samenvatten:
1. Een overheersende invloed op de investeringen
werd gevonden voor de gemaakte winsten.
• 2. De betekenis van de prijs der kapitaalgoederen
en de rentestand op lange termijn (het rendement op
obligaties of aandelen) is geringer, doch toch in het
algemeen nog duidelijk te constateren. Een overzich-
telijke gra.fische samenvatting van alle gevonden coëf-
ficiënten voor ide ijzerprijs leert, dat de elasticiteit
van de vraag in het algemeen zeer laag is.
Een invloed van alle andere genoemde factoren:
de korte rentestand, de winstmarge, de toenemingssnel-
heid van prijzen en van de productie, wordt slechts
in enkele gevallen gevonden. Deze invloed is dan ech-
ter toch slechts relatief gering; in vele andere ge-
vallen blijkt hij zelfs geheel onvindhaar. Men mag
hieruit besluiten, dat deze factoren voor de fluctua-
ties in de investeringen ten hoogste van ondergeschik-
te betekenis zijn. Deze conclusie is vooral van belang met betrekking tot het ,,acceleration principle”, waar-
aan in de laatste jaren in vele conjunctuurtheorieën
een belangrijke plaats werd ingeruimd. (Olark, Harrod, Haherler).
De vertraging van de investeringen achter de
veroorzakende factoren, in het bijzonder de winst, be-
loopt in het gemiddelde acht maanden.
218
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
15 Maart 1939
Bov.w van woonhii.izen.
Bij de verklaring van de bouw van woonhuizen
worden door den schrijver twee groepen oorzaken
beschouwd. In de eerste plaats de factoren, die de
winstgevendheid van de bouw bepalen. Dê voornaam-
ste elementen hiervan kunnen in de volgende eenvou-
dige formule worden ‘samengeat:
winstgevendheid = huuropbrengst – bouwkosten
– hypotheekrente.
Naast deze groep factoren treden nog de volgende
als belangrijk
Op:
het inkomen, als een bepalende factor voor de
bouw voor eigen bewoning;
de voorraad leegstaande huizen, als een direct
werkende ongunstige factor, zelfs wanneer de huren,
tengevolge van de lange duur der contracten, nog
hoog genoeg zijn om het verhuren winstgevend te doen
zijn. Een’ grote invloed van deze laatste factor werd
vooral voor de Verenigde Staten (1915-1935) ge-
vonden
3
).
Algemene conclusies over de relatieve betekenis der
verklarende factoren kunnen met betrekking tot de
bouw van woonhuizen op grond van de gemaakte be-
rekeningen moeilijk getrokken worden; de resultaten
in de verschillende landen blijken sterk uiteen te lo-
pen. Het is interessant dat niettemin geconstateerd
kon worden, dat de elasticiteit van de vraag voor het bouwen van woonhuizen aanzienlijk groter is dan de
elasticiteit van de vraag naar kapitaaigoederen in
het algemeen, nl. ongeveer 1.
Spoorw egma.terieel.
De aanschaf van spoorweg-materieel vormt een theo-
retisch interessant geval, omdat hier de kansen voor
het ,,acceleration principle” als verklarend principe
bijzonder goed staan; immers, de spoorwegen zijn,
door wet of gewoonte, min of meer gedwongen de groei van het verkeer te volgen. Daarnaast kunnen
natuurlijk winstoverwegingen een rol spelen. Prof. Tinbergen neemt beide principes, zowel alternatief
als gecombineerd, in de berekeningen op. Daarbij
komt inderdaad een aanzienlijke invloed van het ver-snellingsprincipe aan de dag, doch toch slechts onge-
veer half zo •groot als men had mogen verwachten
volgens de eenvoudige formule: 10 pOt. meer trans-
port vereist 10 pOt. meer capaciteit. Hiernaast wordt
voor de winsten een invloed van gelijke orde van
grootte, gevonden; een .goede verklaring kan dus ook
hier niet volstaan met te wijzen op het ,,acceleration
principle”.
Verdere studies.
De publicatie, waarvan wijt hier slechts enkele
hoofdtrekken konden aanduiden, is de eerste van een
reeks. In een slothoofdstuk wordt ingegaan op de band
tussen deze eerste terreinverkenning en het doel van de reeks: de statistische verificatie van conjunctuur-
theorieën. Voor dat doel is het nodig niet één ver-
schijnsel – de investeringen – maar
alte
economisch
belangrijke verschijnselen op de aangeduide wijze te
verklaren; dus te komen ‘tot wat Prof. Tinbergen
noemt een ,,compleet systeem van vergelijkingen”.
Slechts zo’n systeem, dat als het ware een gestyleerd
beeld geeft van het gehele economische leven van een
bepaald gebied, kan de gehele keten van oorzaken en
gevolgen weergeven, waaruit cle conjunctuur bestaat.
Van zulk een compleet systeem van het conjunctuur-
mechanisme van de Verenigde Staten, dat binnenkort,
zal verschijnen, worden enkdte& hoofdlijnen aangege-
ven. ,,Some of the. most important applications of
the results of the present study eau therefore only
be stated when the work for the next volume has
been completed”, eindigt Prof. Tinbergen. Dit tweede
deel zal men derhalve met grote belangstelling tege-
moet zien. Dr.
J. J. POLAK.
3)
Vgl. Prof. Dr. J. Tiniergen, ‘,,Beiweg.iugen op langen
termijn ‘in den Amerikaansehen woningbouw”, E.-S.B.
1938,
blz. 806.
AANTEEKENINGEN.
Handelsovereenkomsten van de Vereenigde
Staten.
In het laatte. nummer van ,,International Con-
ciliatidn” i) troffen wij een kaartje met grafieken
aan, dat hen zeer duidelijk beeld geeft van de betee-
kenis van de handelsovereenkofnsten, die de Vereenig-
de Staten de laatste jaren hebben afgesloten, dank zij
de volhardende pogingen van Minister Cordeli Hull.
Het kaartje geeft aan met welke landen op den
18’den November 1938 een handelsovereenkomst be-
stond en met welke landen op dat moment onderhan-
delingen werden gevoerd.
Weergegeven wordt dus de toestand, zooali’ deze was onmiddellijk na het totstaudkomen van de han-
deisverdragen met Groot-Brittannië en Canada, wel
de twee belangrijkste van de twintig verdragen, welke sedert het inwerking-treden van de Trade Agreements
Act van 1934 zijn afgesloten.
Zooals een der bijgevoegde grafiekjes aangeeft,
bedroeg het aandeel der verdragslanden in den totalen
handel van de Vereenigde Staten in 1937 57.6 .pCt., hetgeen ongetwijfeld de heteekenis van den omvang
van denen handel voor de, Vereenigde Staten cluide-
lijk doet uitkomen.
In verband met de thans aloin heerschende handels-
politieke bedrijvigheid en daaraan vastgeknoopte be-
dreigingen met ha.ndelsoffensieven, indien onderhan-
delingen ‘niet tot resultaten leiden, is het nog niet
gevulde deel der kaart misschien nog belang-wekken-
der. In het bijzonder valt op, dat noch met den
grootsten Zuid-Amerikaanschen Staat, Argentinië,
noch met één der totalitaire Staten, met gedeeltelijke
uitzondering van Rusland, overeenkomsten zijn. ge-
sloten.
Een nirkwaardig licht op de werking der over-
eenkomsten werpt tenslotte de tweede grafiek, die de
toeneming van den Amerikaanschen in- en uitvoer
onder het programma van Minister Huil weergeeft.
Het blijkt hierbij, dat hij den uitvoer de Vereenigde
Staten de grootste uitbreiding bereikten in den han-
del op de verdragsstaten., terwijl juist die Staten,
welke geen handelsovereenkomnsten gesloten hebben,
den grootsten vooruitgang bij den invoer in de Ver-
eenigde Staten konden boeken.
1)
Internnt’ional Oon.oi1iaion, Februa.ry
1939, No. 347.
Verschuivingen in de verdeeling van het bezit
aan Staatsobligaties in de Vereenigde Staten.
De Staatsschuld der
l.Tereenigde
Staten is in den
loop der laatste jaren in zeer snel tempo gestegen,
nl. van $ 15.138 millioen, in het midden van. 1930 tot
$38.316 millioen op 30 Juni 1938; een toeneming
met $ 23 milliard, d.i. ruim 150 pCt.
Deze enorme stijging is gepaard gegaan met be-
lang-rijke verschuivingen in de verdeeling der Staats-
schuld onder de verschillende categorieën beleggers.
Het op blz. 220 afgedrukte diagram, ontleend aan
het Bulletin van de Cleveiand Trust Company, geeft
een zeer duidelijk beeld van deze verschuivingen.
Hieruit blijkt, dat de groep banken een groot deel
van de gestegen Staatssch’ulden opgenomen heeft.
De toeneming in het bezit aan Staatspapier bij de
groep banken bedroeg in de genoemde periode onge-
veer de helft van de toeneming van den omvang der Staatsschuld. Het bezit der banken aan Staatspapier
steeg ni. van $ 6 milliard in 1930 tot $18 milliard
in
1938:
Tengevolge van deze ontwikkeling is het
percentage van de Staatsschuld, dat zich in handen
der banken bevond, gestegen van 40 pOt. in 1930 tot
meer dan 50 pCt. in 1938.
LLI
LLI
o
ilm
LLJ
Go
Iw
Z:
Wco
–
LiJ
LLJ
1
1
(
LiJ
uj
0
0
–
00
LU
#rO
,.,
LL
1
9
1—•-
t
220
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
15 Maart 1939
Het Federal Reserve Bulletin van Januari jl.,
waaraan de gegevens voor dit diagram zijn ontleend,
geeft een verdeeling van den looptijd der obligaties,
waaruit blijkt, dat binnen 10 jaar bijna 70 pOt. van
de Staatsschuld vervalt. 1-let verkorten van den loop-
tijd der obligaties, in de periode tot 1935, heeft de
banken aangemoedigd om haar middelen in Staats-
fondsen te beleggen.
Bezit aan Amerikaaiusohe Staatsobligaties in miii. Dollars.
15,138
—
U.S.
Govt.
Agenolee
196
Ineurance
38..16
2,098
39
Coapaniee
250
_______
Ç
—–.
Fed. Ree.
y111111111,,,
fI/ff//I
(,2,5 i
Banke
591
‘-
(/111/1/1.
N.Y.
City
3,7LO
men.
Banka
—–
Country
Ii
.2297/1
72.9614
Mee.
Banke
–..
Nonmember
w/’
Banks
4
.3
82
Res. City
5.639
Mee.
8anks
Other
8.603
12,987
Nolders
June
1930
June
1938
Buitengewoon sterk is dé toeneming geweest bij
twee andere soorten instellingen, welke groote be-
leggingen hebben. Het bezit aan Staatspapier van de
Amerikaansche Regeeringsinstanties is van $ 196 mil-
lioen in 1930 tot het meer dan tien.voudige bedrag
van $ 2.098 milliôeu in 1938 gestegen. De ‘groote ver-
zekeringsmaatschappijen, die in 1930 slechts voor
$ 250 millioen aan Staatsobligaties hielden, bezeten
in 1938 bijna $ 4.000 millioen.
Verdeeling
der in
ht opasbaar
geplaatste
direotc Staatssoliuld
naar vervaldatum
1).
(in millioenen
Dollars).
Vroegste
allossingstermijn
Linde
1930
Einde
1934
Einde
1938
minder dan
5
jaar
11.757
16.865
13.390
5-10
359
6.143 11.259
10-15
,,
.
.
1.530
3.411 5.526
meer dan
15
…..
1.327
805
5.153
Totaal ….
14.973
27.224
35.328
1)
Ontleend aan Federai Reserve Bulletin, Jan.
1039.
Daarentegen nam het procentueel aandeel der ver-
zarneigroep ,,andere beleggers”, waaronder zich de
particuliere beleggers bevinden, aanzienlijk af. Deze zeer heterogene groep, welke in 1930 57 pOt. van de
Staatsschuld bezat, had in 1938 nog slechts 34 pOt.
in handen.
BOEKBESPREKING.
The economic recovery of Germa.ny
from
1933
to Ma.rch
1938
door 0. W.
Guillehaud. (Londen 1939; Macmiilan
andiCo. Prijs 10/6).
De waardeering in Engeland voor de economische
politiek’ van Duitschiand neemt in den laatsten tijd
toe. Het is deze maand juist 2 jaar geleden, dat ,,The
Banker” in een speciaal nummer over Duitschlaud zooveel eritiek op het economisch stelsel uitte, dat
het tijdschrift in Duitschiand verboden werd. Dit
nummer is later, aangevuld met een weerlegging van het verweer van Duitsche zijde, als een afzonderlijke
publicatie verschenen (‘Germany the last four years).
Ruim een jaar later verscheen van de hand van
Thomas von Balogh in. liet ,,Economic Journal” een
uitvoerig artikel van tegenovergestelden aard. In dit
artikel g&f B., nadat hij eerst de feiten had laten
spreken, een uiteenzetting van. de economische poli-
tiek van Duitschland, die van groote waardeering en
bewondering getuigde. In verband met de recente
gebeurtenissen heeft Dr. B. in ,,The Economist” van.
28 Jan. (blz. 180/181) in het kort nogmaals zijn stand-
punt weergegeven.
Het boek van Guillebaud ademt eveneens bewonde-
ring voor het nieuwe economisch stelsel van Duitsch-
land: De schrijver deelt niet de politieke doeleinden
van het nationaal-socialisme; zijn doel is een objec-
tief beeld te geven van de economische ontwikkeling
van Duitschiand zonder zich met de politiek in te
laten. De schrijver ontkent niet, dat andere landen
wat kunnen leeren van de economische politiek van
het natinaal-socialisrne, maar wijst er op, dat de
grootste reserve in acht moet worden genomen om de
ervaringen van Duitschland in andere landen toe
te passen;
Het economisch systeem van Duitschlaud is niet
een Staatssocialisme. De grootste nadruk valt op de
waarde van de persoonlijke activiteit. De schrijver
erkent weliswaar de groote voordeelen van de cen-
trale leiding, maar ziet ook de bezwaren. ,,The machi
ne crea.ks. and groans; nearly everybody grumbles –
but everybody conforms” (blz. 220).
Volgens G. staat het vast, dat de levensstandaard
in 1937 aanzienlijk hooger was dan in 1933. De moei-
lijkheid is echter, dat onder de
bestaande
omstandig-
heden Duitschiand niet het volumen van den invoer
kan financieren, die zou overeenkomen met het hui-dige peil der inkomens, indien zij voor aankoop van
cousumptiegoederen werden uitgegeven. G. meent,
dat de nieuwe voikswragen voor een aanzienlijk deel
zijn bestaansrecht heeft in een streven om de inko-
mens in die richting te leiden, dat de uitgaven in
Duitschland blijven, waardoor het bedrag, dat aan
voeding en kleeding (invoerbehoefte) kan worden uit-
gegeven, beperkt blijft.
Verder wijst G. er op, dat de Duitsche regeering haar oorspronkelijke doeleinden niet alle heeft ver-
wezenlijkt. Zoo is het – volgens Guillebaud – zeer
belangrijke punt in het economisch program, de be-
scherming van het kleinbedrijf tegen het grootbedrijf,
niet tot uitvoering gekomen. De schrijver wijt dit
voornamelijk aan economische factoren. (blz. 246/47).
G. is otiniistisch betreffende de vooruitzichten van
het handhaven van de ,,Vollbeschftiging”, zelfs in-
dien het bewapenin:gsprogra.m wordt verminderd. O.i.
glijdt G. hier te vlug over de moeilijkheden heen.
Verwonderlijk is ook, dat het vraagstuk van de Open-
bare schuld hier niet ter sprake komt; over het alge-
meen wordt aan dit punt weinig aandacht besteed.
1-lee dit ook zij, het is een pittig boek, dat een goed
inzicht geeft in een economische politiek, die op
het oogenblik zoo sterk in het centrum van de he-
langstellingstaat. Hoewel het boek tot Maart 1938
loopt, is toch rekening gehouden met de belangrijk-
ste gebeurtenissen, die sedértdien hebben plaats ge-
vonden. v. d. V.
Give a year’s worth of inteLligence,
opinion and insight, at over 60% off.
Some thoughts count a great deal. more than others. At such a
substantial. discount, a gift subscription to
The Economistcounts
as a great idea for both you and the recipient.
Whoever receives your gift – be it a friend, relative or colleague
– will receive intelligent analysis and comment throughout 2007.
They will also enjoy a free subscription to Economist.com, including
a full online edition and an archive of over 33,000 artides.
1f you order before llth December, the gift
subscription will stait with our
special Christmas double issue dated
23rd December, and the recipient will also
receive a separate card to telt them itwas
you who gave the gift.
For orders received after llth December,
recipients will be sent our double Christmas
and New Year issue on or shortly after
5thjanuary.
What is more, a gift subscription includes a complimentary copy of
Pocket World in Figures 2007,
which you can either keep for
yoursetf, or send on as an extra gift.
Then perhaps best of aU, you will benefit from a whole year of
stimulating conversation, with a feltow reader of
The Economist.
To ensure detivery of our Christmas doubLe issue dated 23rd
December and separate gift-card, pLease order before
llth December.
A gift subscription
inciudes a free copy of
Pocket World in Figures
2007 for either you or
the recipient.
‘t
Gift subscription detaiLs
(thbla)
Name
JobTrtLe
Company
Add rest
Country
Telephone
Fax
Name
Job Title
Company
Address
Country
Telephone
Fax
Prices
-1
year — SAVE OVER 60%
ÇYes,
1
wouLd like to order a 1 year gift subscription
Austria
€ 99.00
Luxembourg
€ 99.00
BeLgium
€ 99.00
Nethenlands
€ 99.00
Denmark
DER 775
Norway
NOK 840
Finland
€ 99.00
Portugal
€ 99.00 Franc,
€ 99.00
Spain
€ 99.00
Germany
€ 99.00
Sweden
SEK925
Greece
€ 99.00
Switzerland
ClIP 162
Ireland
€ 99.00
Other Europe
€ 99.00
Itaty
€ 99.00
Other Europe
t 68.00
This offer is only vatid for subscriptlnns witli a European detivenj address and exctudes the UK. For delivery to the UK er outside Europe.
pleasecalt 444(0)1444 475647.
Shnutd you decide to cancel al amj time, the remaining part of
your subscrlption will ho refunded witbout questlon.
Free gift
–
Pocket
World in Figures 2007
A copy of
Pocket World in Figures 2007
is yours free when
ordering a gift subscription.
Where possible we will try to send the free gift in time for
Christmas. Please indicate below where you would like
your free gift to be sent.
Send to either:
0
Recipient
or
0
Donor
Payment
O
Cheque – 1 enclose my cheque made payabte to
The Economist Newspaper Limited
OCredit/Debit card
DAmes Ovisa OMastercard ODiners Club QDebitcard
LU
We ce,, accept
ony
of
these credit o,debitcnrrin bensrng the
(‘Ina orMoestm
nign.
Card expiry date
Start date or issue number
(debitmrdonly)
L.LIm 1 ULD
Witt, the enception of’Othee Eumpe’you rand
witt
be changed in
(wat
cureency
The Ecnnnmist Newspaper Ltd and its suppliers coltect and process personal information
fortlre purposes of mstome, aralysis, market research and to pruvide you witt, details of
tconomist Group product,, and seruices. The Economist Group isa gtobat business and steps
have been taken tn ensure that consistentty high standurds of data protection are in ptace
thrnughoot its international offices. Please complete the foltowing.
(do not wish to receive promotions from:
Dure Econnmisttiesnspaper Ltd Onlber Economist Group cnmpanies 00ttrernnmpanies
Di WISH To
eeceive
1-CAlLS about featu,es, esenta, speciat conerage and offers from The
En000mist Newspaper Ltd.
This offe, is only uvailabte in Europe. Offer ctoses: 315E necember 2006.
Order on Line today:
www.economist.com/subscribe/eur/xmas
and enter reference:
QBP8
ALternativeLy, you can order by tetephone or post:
OW +44 (0)114 220 2404
The Economist Newspaper Ltd
and quote reference:
QBP8
P0 Box
471,
Haywards Heath
RH163G’Y,UK
00
—
o i,
e
.
*2
– 0
Di
cu
m
0
—I
cu
0.
CA
Di
0•
—
S
U
.
r
VS
= .
Die
rl
–
CD
—
S
as (D
w
(
–
5
W
=
VS
0
rt
o
(D
-o
(D >
(D
(
–
S
(0
5-,
0
(0
r. .
– . *..
Il
a
Id
(
Lfl
n
u
M J
0
3
–
0<
0
tu
o
(D
*i
Sr
–
0 —. (D
(_
(
.
5
o
0
(D
(DDi
(D
0DJ
(D-0
3
(D0
rD
–
5
VS
.
Di
.
o
VS
.
0.
-,
0
Di
rt
o
ai
cr
0
VS •
51S 515
(D
(0(D
15 Maart 1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
041
Over het gebruik van de wiskunde in
de economie
door Dr. S. Kleerekoper.
Groningen-Batavia; P. Noordhoff N.V.
Prijs f 3.90).
Over de beteekenis van de wiskunde voor het
economisch onderzoek bestaat nog altijd veel verschil
van meening. Nu sedert eenige jaren ook hier te lan-
de bij het conjuuctuuronderzoek van wiskundige
methoden wordt gebruik gemaakt – men spreekt dan
wel van de econoinetrische methode – is de belang-
stelling voor deze vraagstukken nog sterk toegenomen.
Naar de meening van schrijver dezes kan de uitslag
der discussies niet meer twijfelachtig zijn. Wanneer
eenmaal vaststaat, dat de grootheden, waarover de
economie handelt, van quautitatieven aard zijn en
wanneer daarbij gesproken wordt van ,,vraa’geurven”
en dergelijke
functioneele
samenhangen, is de vraag
naar de toepasbaarheid van de wiskunde
in beginsel
reeds beslist. Daaraan wordt niets meer afgedaan
door de omstandigheid, dat het in de practijk in vele
gevallen zeer bezwaarlijk is deze relaties concreet
vast te stellen. Ook de dikwijls gemaakte opmerking,
dat reclamecampagnes, veranderingen in de ver-
bruiksgewoonten der consumenten, handelsbelemme-
ringen enz. den loop der verschijnselen zouden ,,ver-
storen”, doet hieraan niets af. De vraag wordt dan
veeleer te trachten met de hulpmiddelen der wiskun-
dige methode vast te stellen, wat de invloed van de
,,storende” omstandigheden op den loop der verschijn-
selen is geweest. Juist bij het conjunetmironderzoek
is
.
dit soort problemen zelfs van zeer groote be-
teekenis.
Overigens is het wellicht goed op te merken, dat
over het gebruik van de wiskunde ook veel misver-
stand bestaat. Met name moet vastgesteld worden,
dat de wiskunde nimmer de economische theorie kan
of bedoelt te vervangen. De wiskundig-statistische
methoden worden toegepast om de uitspraken van
de economische theorie aan de werkelijkheid te toet-
sen en om vast te stellen
in welke ma.te
de verschil-
lende economische groothedeu elkaar in de werkelijk-heid beïnvloeden. Kennis van deze proportionaliteiten
is juist voor allerlei vragen op het terrein van de
economische politiek van groote beteekenis.
Wat de economische theorie zelve betreft, hier heeft
het gebruik van de wiskunde groote voordeelen afge-
worpen. Het argument, dat men allerlei theoretische waarheden ook wel zonder gebruik te maken van de
wiskunde had kunnen afleiden, kan daarbij niet zwaar
wegen. Het zou nl. in het gunstigste geval beteekenen,
dat tal van resultaten van de wiskundige wetenschap
door den theoretisch-econoom nog weer eens opnieuw
ontdekt zouden moeten worden. De beteekenis van
de wiskunde is echter juist deze, dat zij de leer is
van de grootheden die quantitatief meetbaar zijn. Het
spreekt dus wel vanzelf, dat men in die wetenschap-
pen, waarin van quantitatief meetba.re grootheden
sprake is, van de resultaten van de wiskunde zonder
meer gebruik mag en kan maken.
* *
Wanneer wij ons nu afvragen, wat de reden is, dat
het gebruik van de wiskunde tot zoo uitvoerige ge-
dachtenwisselingen aanleiding heeft gegeven en in de
toekomst vermoedelijk nog zal geven, dan moet de ver-
klaring daarvoor wel hierin gezocht worden, dat het
gebruik van de wiskunde niet alleen beteekent de
invoering van een nieuwe techniek, maar dat daar-
mee gepaard is gegaan een critiek op de in de theore-
tische economie gevolgde methoden. Degenen, die de
wiskundige methoden in de economie introduceerden,
waren veelal van huis uit natuurwetenschappelijk ge-
schoold en hebben mede daardoor de wetenschappe-
ljke methoden, die in de economie gevolgd werden, gecritiseerd. Het is goed heide aspecten van het ge-
bruik van de wiskunde in de economie scherp te
onderscheiden.
Het stemt tot voldoening, dat, waar het gebruik
van de wiskunde in de economie nog tot veel dis-
cussie en ook misverstanden aanleiding heeft gege-
ven, de heer S.
Kleerekoper
aan dit onderwerp zijn dissertatie heeft gewijd. Wij voegen hieraan al aan-
stonds toe, dat de schrijver zich daarbij niet heeft in-
gelaten met de vele vraagstukken, die de econome-
trische methode van conjunctuuronderzoek opwerpt.
Volstaan wordt met slechts een zeer beknopte aan-
duiding hiervan.
Dr. Kleerekoper
heeft veeleer zijn
aandacht geschonken aan een aantal onderwerpen uit
de economie, waarover onder de economen zelve wei-
nig verschil van inzicht zal kunnen bestaan. Wij noe-
men bijv. de vraagcurve, de prijsvorming bij’ monopo-
lie, bepaling van het verband tusschen indirecte kos-
ten en productie in een gegeven geval, een onder-
werp uit de theorie der belastingen enz. Uitvoerig
wordt daarbij ingegaan op de beteekenis van de
Wis-
kunde voor elk dezer problemen. Eenerzij’ds wordt aangetoond, hoe de toepassing van de wiskunde tot
het ontdekken van waarbeden voert, waar de a-mathe-
matische economie in onjuistheden, onvolledigheden of vaagheden nioest blijven steken. Anderzijds wordt
daarmede de critiek op het gebruik van de wiskunde
tegelijk iveerlegd.
Ook al zal men het wellicht als een gemis voelen.
dat de schrijver zich met de problemen van het mo-
derne mathematisch-statistische couj unctuuronderzoek
niet heeft ingelaten, toch zal dit proefschrift door
de zeer uitvoerige en diepgaande behandeling van een
aantal der meer eenvoudige vraagstukken, liggend
op verschillend gebied, belangrijk kunnen bijdragen
tot een beter begrip van het gebruik van de wiskunde
in de economie. De uitgebreide behandeling in een
afzonderlijk aanhangsel van de grondslagen van de
kansrekening en de mathematische statistiek op een
wijze die vooral voor economen toegankelijk is, komt
hieraan mede tea goede. Wel is het jammer, dat de
schrijver hier geen bronnen heeft vermeld voor ver-
dere zelfstudie. De geboden stof is te fragmentarisch
om een bevredigend geheel te vormen. Bovendien
geven enkele wiskundige uiteenzettingen aanleiding
tot het plaatsen van vraagteekens, zoo op bla. 77/78
en op blz. 184, terwijl voorts enkele formules door
clrukfouten onjuist zijn, bijv. op blz. 191 en 196. Dit
zijn evenwel .slechts kleinigheden die aan de beteeke-
nis van de studie niet afdoen.
Dr.
J. B.
D. DERJdSBN.
ONTVANGEN BOEKEN EN BROCHURES.
Boeken.
Econonzic Aspects of
Defen.ce
door Harold Macmillan, M. P. (Londen 1939; Macmillan & Co. Prijs 1/-).
Les techniques au service de lc& pensée
door E. de
Nalèche, P. Valér.y, M. Prévost, S. Charléty, P.
Gémon, P. de Rothschild, P. Mortier, G. de
Tarde. (Parijs 1938; Librairie Félix Alcan).
Preliminary investigation into measures of a national
or international ch,aracter for raising the sta.n-
dard of living,
voorbereid door Mr. N. F. Hall.
(Genève 1938; League of Nations).
Nationale und internationale Preispolitik
door Prof.
Dr. Theo Suranyi-Unger, Szeged. No. 57 der Kie-
ler Vortrëge, gehalten im Institut für Weltwirt-
schaft an der Universitiit Kiel. (Jena 1938; Ver-
lag von Gustav Fischer).
Hoofdzaken uit de organisa.tie en techniek van de
handel, ten dienste van het handelsonderwijs
door
W. Speerstra. (Groningen—Batavia 1939; J. B.
Wolters’ Uitgevers
Mij’.
Prijs ing.
f
5.50, geb.
f
5.90).
Food and welfare
by F. L. McDougall, League of
Nations studies of nutrition and national econo-
mic policy. (Genève 1938; Genève Research
Centre).
Arnhem Voile
eigen.
dom
o.
4.98
493
5.01
4.98
4;6
‘
469
4.95 4.89
4.’54
458
4.80 4.50
4.69
463
4.875
4.50
4.-
4.04′
‘i.34
4.
3.77 3.72
3.91
3.81
=- Zwolle
4.70 4.52 4.40
4.47
4.12 3.79
4.89
‘4.65
4.44
4.51
4.03
3.59
222
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
15
Maart.
1939
L’éconor,vie dir’igée en régime collèctiviste, études critiques svr les possibilités du socialisme
door
N. G.
Pierson, L. vonMises,
G.
Halm en E.
Barone. (Parijs
1939,
Librairie de Médicis. Prijs
36
Frs.).
Brochures.
De beteelcenis va.n de collectieve a.rbeidsovereerikomst
als rechtsinstituiit
door Prof. l&. Paul Scholten
en
De ontwiklcelir&,g der bedrijfsorganisa.tie
door
H. Diemer.’ Redevoeringen, gehouden op 12 Jan.
1939
ter gelegenheid van de herdenking van het 25-jarig bestaan ‘eener ‘collectieve arbeidsover-
eenkomst en 25 jaren bedrijfsrechtspraak in het
boekdrukkersbedrij’f. (Haarlem
1939;
H. D.
Tjeenk ‘
il1i
n
k & Zn. N.V. Prijs
f 0.60).
Bulletin van het Kolon’izal Institvut te Amsterdam.
Februari-nummer. Uitgegeven in samenwerking
met het Nederlandsch Pacific Instituut. (Am-
sterdam’
1939).
La Politique Economique de lAlleinagne,
le systéme
du docteur Funk, door Maurice Pernot. Uitgave
van het (Jentre d’informations documeutaires.
(Parijs
1938;
Prijs Frs. 4).
Twenty-fifth annual report of the Boa’rd of Governor.s.
of the Federal Reserve Syste’ir&,. ‘coveriug
opera-
• tions for the yea.r
1938.
(Washington
1939).
Rapport betreffende overneming der landbouw-crisis-
maatregelen door de bedrijf sgenooten.
(Den Haag
1939;
Algemeene Laudsdrukkerij).
Over bezu.ini ging op Onderwijs in verband met auto-
nomie van Opvoeding en Onderwijs door ‘J.
D.
Reiman Jr. (Amersfoort
1939;
‘N.V. Drukkerij
v/h
G.
J. van Amerongen. Prijs
f
0.20).
Revue de l’Institut de Sociologie
Oct./Dec.
1938.
Uit-
gegeven met medewerking van de Foudation
Universitaire de Belgique. (Brussel
1938).
Portugal. Das werden eines nei.sen Staates
door
01]-
veira Salazar. (Essen
1938;
Essener Verlags-
anstalt. Prijs R.M.
8).
HYPOTHEEKRENTE IN NEDERLAND.
Am-
sterdani
1933……..
‘
4.6”’
1934……….4.49
1935….
–
. 4.54
1936 …….. 4.58
1937 ……..
.4.-
1938 ……..
.3.74
Jan. 1937
4.58
4
–
41
–
-‘
-.
4.25
4.50
44
4.47
–
3.83
’44
4.-
–
44
3)
4.50
4-44
4.-
44
4.10
4.50
4
-‘
4_44
3.50
44
.4.25
4.50
4
4.31
34_44
Juni
–
44
4.-
4
4.04
34_44
3.83
4-4
4..-.
4.25
4
4.50
34_44
Aug.
……
4.-.
34_4
4.-
4.25
4
4
34_44
3.87e
,
34_4
4..
4.25
4 4
34-44
Oct ………
4.25
3444
3.80
4.20
4
4.02
34_4
Febr………
Nov.
……
3.92
.
34,.4
4.-
4.25
4_34
4)
3.54
34-4
April
…….
Dec ………
4.25
34_4
–
–
4_34
4)
3.77
34-4
Maart …….
Mei
………
Jan. 1938
4.-
4
3.90
–
4-34
4)
4.14
34_44
Juli ………
Febr.
……
.
3.75
44
4.-
4
4-34
4)
3.75
34-4
Sept
…….
.
3.50
34_4
3.90 4.10
4-34
4)
4.15
34_4
3.80
..
34_4
–
4
4-34
)
‘3.72
34_4
.
3.50
34.4
3.75 3.75
4-34
5)
3.52
34-4
Maart …….
April
……..
3.50
‘
34..4
3.75
–
4_34
4)
3.81
34_4
Mei
………
Juli ……..
4.-
344
3.50
4.-
4
3.75
34-44
Aug.
……
–
34-4
3.75
–
4
3.69
34_4
Juni
…….
.
.
..
–
34_4 3.50
–
4-34
4)
3.50
344
Oct ………
3.75
3,
3.75
4.-
4-34
4)
–
34′
Nov.
……
4.-
34
3.50
3.50
4
3.76
34
Sept……….
Dec ………
. . 3.75
34-4
3.65
4
4)
3.92
34
Jan. 1939 ..
.
3.50
34
3:75
4.-
4_34
5)
3.35 34
Febr.,..
3.50 34_4
3.75
—
4_34
4)
3.57
34_4
.1)
Bijzonder geval, geen maatstaf.
2)
Door bijzondere
omstandigheden. 8)
Enkele hypotheken A 4 oj.
‘)
Voor hypotheken op gebouwen ,4
0
/0;
voor
hypotheken
op landerijen
34
°Io.
5)
Voor hypotheken
op gebouwen deels 4
0
/0,
deels
34
0
/0;
voor, hypotheken op
landerijen 34
0
/0;
Nadruk verboden.
AANVOER ‘VAN GRANEN.
(In tons van 1000 kg.)
Artikelen
Rotterdam
Amsterdam
Totaal
5111 Maart
Sedert
Overeenk.
5111 Maart
Sedert
Overeenk.
1939 1939
1Jan. 1939
tijdvak 1938
1939
lJan. 1939
t(idvak 1938
Tarwe ………………
18.310
,
181.244
238.807
3.915 20.791
.
2.127 182.035
‘
240.934
Rogge
……………..
4.214
.
40.724
38.628
–
”
–
–
40.724
38.628
325.
3.415
.
2.402
– –
–
,
3.415
2.402
Boekweit ………………
Male ………………
7.641
140.874
279.386
300
28.918
,
26.858
‘
169.792
306.244
Gerst
………..
7.833
52.254
66.463
.
–
4.030
2.101
56.284
68.564
Haver
………….
5.357
34.044
‘
54.756
–
‘
1.460
1.038
35.504
55.792 3.040
.
11.525
27.618
6.290 77.795
60.152
‘
89.320
87.770
‘
17.357,
17.438
–
150
–
17.507
17.438
Lijnzaad
……………..
Lijnkoek ……………800
..
1.203
9.561 10.979
87
828
3.725
10.389
14.704
Tarwemeel
,
………….
Andere meelsoorten
412
.
‘
5.559
7.702
115
1.065 983
6.624 8.685
Noot
bij
groothandeisprijzen.
(Zie blz. 224/225)
i)
Tarwe:
Tot Jan. 1931 Hard Winter No. 2; van Jan. 1933 No. 2 Canada; van 2Oct. 1933-25 Oct. 1937 LaPlata.
1931 tot 26 Sept. 1932 ’79 kg La Plata; van 26Sept. 1932
Gerst:
Tot Jan.1928 Ma.lting; van Jan. 1928 tot 9 Febr.
tot 5 Febr. 1934 Manitoba No. 2; ;van 5 Febr. 1934 tot 1931 America,n No. 2;’ van ‘9 Febr. 1931 tot 23 Mei 1932
6 Juli 1936 80 k
g
La Plata; van 6Juli 1936 tot 30 Nov. 64/5 kg Zuid-Russisohe; van 23 Mei-19 Sept. 1932 No. 3;
1936 Manitoba; van 30 Nov1936-2 Aug. 1937 BaMa van 19 Sept. 1932 tt ’24 Juli 1933 62/63 kg Zuid-Rus-
Blanca; van 2 Aug.-16 Aug:» 1937 La Plata; van 16- sische van 24
,
Juh,
1933_:7
Oct. 1935 64/65 kg La Plata;
’23 Aug. 1937 Bahia Blanca; yi.n 23 Aug. 1937-19 Junivan 7 Oct. 1935-18 Mei 1936′ 62/63 kg ‘Zuid-Rus’sische;
193$ La Piata;’van 19 Jun.i-.15 Atïg 1938 Ba1ia Bla.nca; van’ 18 Mei 1936—23 Aug. 1937 64/65 ‘kg La Plata; van
van 15 Aug.-5 Sept. 1938. Hardwinter No. 2. Van ‘5-12 23 Aug. 1937-1 Jan. 1938 64/65 kg Ru’saiséhe; van 1 Jan.
Sept. 1938 Hariwinter No. 1. Tot 28 Nov. 1938 80 kg Zuid- 1938-31 Jan. 1938 65/6 kg Russische.
Russisohe.’
‘
‘
Mais:
Tot ‘Jan. 1937 2000 kg L. Plata.
Rogge:
Tot Jan. 1928 Western; vanaf Jan. 1928 tot 16
Dec. 1929 American No. 2; van 16 Dec. 1929 tot 26 Mei
L-ijnreo.ad:
Vanaf, 1′ Jan.’ 1938 per
.
1000kg tevoren per
193074/5 kg Hongaarsche; vanaf 28 Mei .1930 tot 23 Mei
1960kg. De vroegere prijzen werden herleid op basis. van
1932.74 kg Zuid-Russische; van 23. Mei 1932 tot 2 Oct.
1000 ‘kg.
•
‘
‘
•
15 Maart
1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
223
STATISTIEKEN.
BAN KD1SCONTO’.
Disc.Wisse1s 2
3Dec.’36
Ned
Lissabon
….
4 11Aug.’37
Bk
BelBinn.Eff.
1Vrsch.i
nR.C.2j
24
3Dec.’36
.
……
Londen
2
30Juni’37
n
3Dec.’36
Madrid ……5
15Juli’35
Athene
……….
6
4Jan.’37
N.-York F.R.B. 1 26Aug.’37
Batavia
……..
3
14Jan.’37
Oslo
………
34
5Jan.’38
Belgrado ……..
5
1
F’ebr.’SS
Parijs
……2
3
Jan.’39
Berlijn ……….
4
22Sept.’32
Praag
……3
1Jan.’36
Boekarest
……
34
5Mei’38
Pretoria
…. 34
15Mei’33
Brussel
……..
24260ct.’38
Rome ……..44
18Mei’36
Boedapest
……
4 28Aug.’35
Stockholm
.. 24
1Dec.’33
Calcutta
……..
3
28Nov.’35
Tokio….
3.46
11 Mrt.’SS
Dantzig
……..
4
2Jan.’37
Warschau…. 44
18Dec.’37
Relsingfors …….
4
3Dec.’34
Zwits. Nat. Bk. 14
25Nov.’36
Kopenhagen
….
3422
Feb.’39
OPEN MARKT.
1939
1938
1914
I
6/11
127 Feb./
20125
7112
H
20/24
Mt.
Mrt.
4 Mrt.
Febr.
Mrt.
Juli
Amsterdam
Partic. disc.
1/
4
11
4
11
4
11
4
11
4
114
331
4
_431
4
Prolong.
1
11
12
1
12
1
11
1
12
1
3.411
4
(.onden
Daggeld.
. .
l/.l
1
/2
.
1
112.1
1
13.1
1
1
,
4
112.1
1
13.1
Partic. di8c.
171
33
1
7132
17
132
171
33
171
33
17/32_9116
/16-/4
Berlgn
Daggeld…
2
1
/-3
1
18
2
1
14.3
1
18
2
1
/-3
1
/
2112-314
2
3
1-
3
/
2
3
1-3j
2
5
/63
1
18
Maandeld
2
3
14-3
2
3
14-3
2
3
/4-3
2
3
/4-3
2
3
4-3
231
4
.151
15
2/3-j8 Part, disc.
2
7
18
2
7
18
2
1
18
2
7
/8
2
7
16
3
2
1
1s
Warenw…
4/2
4_113
4.
1
/
4.112
4-
/2
41l2
4.1/4
tqew York Daggeld
1)
1 1
1
1
1
1
3
116
Partic.dlsc.
1
/2
1
12
1
12
112
1/
3
3/
1
1)
Koers van 10 Mrt. en daaraan voorafgaande weken t/m. Vr dag.
WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.
Data
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Bot avla
York
)
S)
)
)
)
1)
7 Mrt. 1939
1.88%
8.83%
75.60
4.9934
31.69
100%
S
1939
1.88%
8.82%
75.50 4.99 31.65
100%
9
1939
1.88%
8.82%
75.524 4.99%
31.664
100
10
1939
1.88%
8.83%
75.574
4.99.j
31.69
100%
11
1939
1.8894,,
8.83%
75.574
4.99%
31.68
100
13
1939
1.88%,,
8.83%
75.55 4.99%
3168
100%
Laagste d.w1)
1.87%
8.82
75.45
4.98%
31.624
100
Hoogste d.w
1
)
1.88%
8.83%
75.65
5.-
31.71
1
100%
Muntpariteit
1.469
12.1071
1
59.2631
9.747
1
24.906
100
Data
Zwit-
Praag Boeka-
Milaan
Madrid
1
rest
1)
)
5*)
7
MrtT9
42.81
6.45
–
–
–
8
1939
42.77%
6.45
–
–
–
9
1939
42.81 6.44
–
–
–
10
,,
1939
42.83
6.45
–
–
–
11
,,
1939
42.82
6.45
–
– –
13
,,
1939
42.8234
6.45
–
–
–
Laagste d.wl)
4273
6.37%
1.40
9.90
–
Hoogste d.w)
42.85
6.48
2.35
9.95
–
Muntpariteit
48.003
7.371
1.488
–
13.094
48.52
D to
a
Stock-
Kopen-
Hl
Buenos-
Mon-
holm) hagen)
‘
Aires’)
treal’)
7 Mrt. 1939
45.50
39.45
44.40
3.89
43%
1.87%
8
,,
1939
45.45
39.40
44.35
3.884
43%
1.87%
9
,,
1939
45.474 39.424
44.374
3.884
43%
1.87%
10
,,
1939
45.50
39.45
44.40
3.89
43%
1.87%
11
,,
1939
45.50
39.45
44.40
3.89
43%
1.88
13
,,
1939
45.50
39.45
44.40
3.89
43%
1.87%
Laagste d.w’)
45.35
39.324
44 274
3.86
43
1.87
Hoogste d.w’1
45.55
3950
4445
3.92
44
1.88%
Muntpariteit
66.671 66.671
66.671 6.266
95%
12.1878
S
) Noteering te Amsterdam.
*5)
Not, te Rotterdam.
1)
Part. opgave.
In ‘t late of 2de No. van iedere maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.
KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).
D
° °
Londen
($
per
)
Parijs
($
P.
JOOfr.)
Berlijn
($
p. 100 Mk.)
Amsterdam
($
p. 100
gid.)
7 Mrt.
1939
4,69%,,
2,65%
40,1334
1
53,1334
8
,,
1939
4,69%,,
2,65%
40,13%
53,15
9.
,,
1939 4,69%
2,65%,,
40,14 53,12
10
,,
1939
4,69%,, 2,65%,,
40,13%
53,13
11
,,
1939
4,69%,,
2,65%
40,14 53,13%
13
,,
1939
4,69%
2,65%
40,1334
53,09
14 Mrt.
1938
4,98%
3,04%
40,22
55,29
kluntpariteit..
4,86
3,90%
23,81%
40%,,
KOERSEN TE LONDEN.
Plaatsen en
Landen
Noteerings-
eenheden
25Feb.
1939
4
Mrt.
1939
6/11
Maort
1939
LaagsteiHoogste
I1
Mrt.
1939
Aiexandrië..
Piast.p.
X,
97% 97%
979
97% 97%
éthene
….
Dr.
p.X,
54734
547%
540
555
54734
Bangkok….
Sh.p.tical
1/103,
1/10,.’,,
‘/10T’s
1/10,.’,,
1/10,’,,
Budapest
..
Pen.
p. X,
.23%
23%
23%
2494
23%
BuenosAires’
p. peso p.X,
20.35 20.34
20.25
20.36 20.284
Jalcutta
….
Sh.
p.
rup.
1/5%
115
81
/
1/5
1
%
1/6 1/5
31
/
33
ongkong
..
Sh.
p. $
1/2%
1/2%
1/2%
1/3%,, 1/229/
33
[stanbul
..
Piast.
p. £
580 580 580
580
5.80
5h.
p.
yen
1/2
1/2
1/1%
1/234,,
1/2
Lissabon….
Escu.p.
Y,
110k
110%
110
110%
110%
Iontevideo .
d.perX
1834 1834
18
19
18%
obe
…….
tontreal
..
$
per
£
4.70%
4.70% 4.69%
4.70%
4.70
[tio
d. Janeiro
d. per Mil.
334
6
3
y,
3%,,
3%,,
334,,
shanghai
..
d.
p. $
8% 8%
7%
8%
8%
3ingapore
..
Sh.
p. $
213
29
/
2/329/33
2/3%
2/4%,,
2/3
29
/
32
Valparaiso$).
$ per X
116
116
116
116
116
Warschau
..
Z1. p. £ 24%
243j
24%
2594
24%
1)
0ff
ic.
not. 15laten,gem. not., welke imp. hebben te betalen 15Nov.1938
17.13.
2)
90 dg. Vanaf 13Dec.1937 laatste ,,export”noteering.
ZILVERPRIJS
COUDPRIJS
Londen’)
N.Yorks)
A’dam
1)
Londen
4
7 Mrt. 1939..
209/
1
,,
42%
7 Mrt. 1939.. 2120
148/24
8
1939..
2094,,
42%
8
1939.. 2120
148/24
9
1939.. 2094
42%
9
1939.. 2120
148/3
10
1939.. 20%
42%
10
1939.. 2120
148/3
11
,,
1939..
20%
–
11
,,
1.939.. 2120
148/3
13
,,
1939..
202j,,
42y,13
1939.. 2120
148124
14 Mrt. 1938.. 2094
6
44%
14 Mrt. 1938.. 2035
13918
27 Juli 1914.. 24%
1
59
27 Juli
1914.. 1648
84/101
1)
in pence p. oz. stand.
2)
Foreign silver in $c. p. oz. line.
3)
In
guldens
per Kg. 100011000.
4)
in sh. p. oz. fine.
STAND VAN ‘. RIJKS KAS.
Vorderingen.
1
28Febr. 1939
7Maart 1939
Saldo van
‘s
Rijks
Schatkist
bij
De Ne-
derlandsche Bank
………………
f142.352.525,13
f
94.051.961,44
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
780.154,67
3.794.810,77
Voorschotten
op
ultimo Januari 1939
a/d. gemeent. verstr.
op
a. haar uit te
.
keeren hoofds. der pers. bel., aand. in
de hoofds. der grondbel. en der gem.
fondsbel., alsmede
opc. op
die belas-
tingen en
op
de vermogensbelasting
–
–
Voorschotten aan Ned.-Indlë ………
39.463.701,24
,,
41.978.853,16
Idem aan Suriname ………………
,,
12356.146,91
Kasvord.weg. credietverst. a/h. buitenl.
,,
99.704.404,10
99.328.745,20
Daggeldleeningen tegen onderpand..
Saldo der
postrek.v.Rljkscomptabelen
..12.248.080,28
38.438.059,15
..
Vord. op het Alg. Burg. Pensioenf.l)…
–
41.999.986,03
.
–
Vord.
op
andere Staatsbedrijven’)
,,
13.779.654,35
,,
14.202.641,28
Verplichtingen
Voorschot door De Ned. Bank ingev.
art.
16
van haar octrooi verstrekt
– –
Schatkistbiljetten in omloop ………
f220.70i.000,-
f209.065.000,-.
Schatkistpromessen in omloop
–
–
Zilverbons in omloop
…………….
1.077.152,-
.
,,
1.076.389,50
Schuld
op
ultimo
Januari
1939
gem. weg. a. h.uit te keeren hoofds.d.
pers. bel., aand.
i.
d. hoofds.d. grondb.
…
e. d. gem. fondsb. alsm.
opc. op dle
bel, en
op
de vermogensbelasting
•
14.952.326,72
•
14.952.326.72
Schuld aan Curaçao’)
…………….
,,
1.198.746,30
,,
1.170.715,20
Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.’)
a.
P.T.
en
,,
5.594.720,24
•
15.238.306,67
Id.
h. Staatsbedr. der
T.’)
Id. aan andere Staatsbedrijven
1)
…..
,,
252.901.318,50
16.000.000,-
.
•
263.217.378,87
,,
16.000.000,-
Id. aan diverse instellingen’)
………..
…
266.808.947,89 267.489.869,79
1)
In rekg.-crt. met
‘s
Rijks
Schatkist.
NEDERLANDSCH-INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
1
4 Maart 1939
1 II
Maart 1939
Vorderingen:’)
Saldo Javasche Bank
…………….
–
Saldo b. d. Postchèque- en Girodienst
215.000,-
f
….-
f
409.000,-
Verplichtingen:
Voorschot’s
Rijks
kas e.
Rijksinstell
a.
Schatkistpromessen in omloop…. …
Schatkistbiljetten in omloop
41.112.000,-
,,
35.000.000,-
–
42.302.000,-
,, ,,
35.000.000,-
–
Schuld a. d. Indische Pensioenfondsen
,,
20.000.000,-
,,
20.000.000,-
Schuld aan het Ned.-Ind. Muntfonds
•
2.152.000,-
..
2.152.000,-
Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank
,,
2.391.000,-
•
2.646.000,-
Belegde kasmiddelen Zeifbesturen
570.000,-
•
595.000,-
Voorschot van de Javasche Bank
fl
fl
+,
t..
‘
TA..
It….
t
5.647.000,-.
0fl flrn rvv,
,.
4.905.000,-.
CURAÇAOSCHE BANK.
Voornaamst6 oosten in duizenden guldens
Datei
‘.
–
Metaizl
Circa-
–
Voor-
schottenl
I.
Dis-
Diverse reke-
1
Diverse
1
reke-
________________
lat
ie
aan
de
kolonie
1
conto’s
1
ningen1ningen1
1Januari
1939
9.168 8.205
35
121
1.362
136
1December 1938
8.766 7.932
471
111
1.355
115
1
November 1938
8.786 8.222
325
108
1.451
133
1
October
1938
8.772 8.292
324
84
1.425
117
1
Januari
1938
6.050 6.800
24 60
2.159
188
1) Sluitp. der activa.
2)
Sluitp. der passiva.
24
GROOTHANDELSPRIJZEN
VAN BELANGRIJKE VOEDINGS-_EN
GENOT
–
OERST
MAIS
R6UdE’
I’TARWE
BURMA RIJST
BOTER per kg.
KAAS
EIEREN
6415 kg
Rotterdam per 2000 kg.
74kg Russi-
1
Rotterdam
per 100 kg.
Loonzein
Edammer
(groote)
Leeuwar-
der Comm
Heffing
Crisis
t)
Zie b1z.222 Amer.No.31)
loco
sclse
1)
loco Rottèrdam
per cwt. f.o.b.
Rangoon/Bassein
Alkmaar
Fabr.kaas
Gem. not.
Eiermijn
Termijn-
Amerik.
Termijn.
80kg Roe-
van dit
Rotterdam
noteer. op
Mixed
per 100kg.
1
noteer. op
meensche
1)
__________________ __________________
Noteering
Zuivel-
gang exp.
Roermond
nummer.
per2000 kg.
1 of 2 nind.
No 21)
1 of 2 mud.
Locoprijs Herl.Ned.Ct.I
Not.
Centr.
per 50kg.
P. 100 st.
f
%
t
%i
–
rf
%
/
,_T
%7%
sh:/%ffxf%
1927
237,-
110,2
171,50
89,3
176,-
87,1
12,475
102,5 13,82
5
110,1
14,75
109,3
6,83
104,5
1113
1
/4
2,03
98,4
‘-
43,30 95,0 7,96
99,3
1928
228,50
106,2
208,50
108,6
226,-
111,9
13,15
108,1
12,57
5
100,1
13,475
99,9 6,43 98,4
10(7
1
/4
2,11
102,3
–
48,05
105,4
7,99
99,6
1929 179,75
83,6
196,-
102,1
204,-
101,0
10,875
89,4
11,27
5
89,8
12,25
90,8
6,34
97,0
1016
2,05
99,4
–
45,40
99,6
8,11
101,1
1931)
111,75
52,0
118,50
61,7
136,75
67,7 6,22
5
51,2
8,27
5
65,9
9,67
5
71,7
5,09
77,9
815
1,65
80,5
–
38,45
84,4 6,72 83,8
1931
107,25
49,9
78,25
40,8
84,50
41,8
4,55 37,4
4,65
37,0
5,55
41,1
3,09
47,3
5/6
1,34
64,9
–
31,30 68,7
5,35
66,7
1932
100,75
46,8
72,-
37,5
77,25
38,2
4,62
5
38,0
4,70
37,4
5,22
5
38,7
2,59
39,6
5/11
1
j
0,94 45,6
–
22,70 49,8 4,14
51,6
1933
Z
70,-
32,5 60,75
31,6
68,50
33,9 3,55 29,3
3,75 29,9
5,02
5
37,2
1,84
28,2
4f5L(
0,61
29,6
0,96
20,20 44,3
3,71
46,3
1934
75,75 35,2
64,75
337
70,75
35,0
3,32
5
27,3
3,25 25,9
3,67
5
27,3
1,74
26,6
417314
0,45 21,8
1,-
18,70
41,0 3,45
43,0
1935
5.1
68,-
31,6
56,-1
292
61,25
30,3 3,07
5
25,3
3,97
5
1
30,9
4,12
5
1
30,6 2,07 31,7
5(8
1
(
0,49
23,7
0,99
14,85
32,6 3,20
39,9
1936
1937
0
86,-
40,0 74,50
38,8
74,-
III
–
36.6
4,27
5
35,1
5,75
45,8 6,27
5
46,5
2,19
33,5
5(7)/5
0,58
28,1
0,88
5
17,55
38,5
3,50
43,6
1938
137,75
103,00
64.0
47,9
105,75 100,50
55,1
52,3
106:50
55,0
49,9
8,95 5,72
5
73,6
47,1
8,02
5
63,9
8,925
6,20
66,2
2,70 2,48
41,3 38,0
61-
0,78
0,80 37,9
38,8
0,67 0,58
19,75
21,27
5
43,3
46,7
3,96 3,98
49.4 49,6
5,40 43,0
46,0
517
lan.
1938
130,-
60,4
113,75
59,2
117,25
55,0 7,65
62,9 7,45
59,3 8,40
62,3 2,35 36,0
513
0,80 38,8
0,615 21,45
47,1
4,15 51,7
Iebr.
15.1
129,50
60,2
106,-
55,2
110,75
51,9
7,60
62,5
7,27
5
57,9 8,30
61,5
2,39
36,6
514
0,81
39,3 0,65
22,12
5
48,5
3,65
45,5
Mrt.
121,50
56,5
104,50
54,4
109,75
51,5
7,10
58,4 6,77
5
53,9 7,70
57,1
2,36
35,1
5/3
0,81
39,3 0,56
21,70
47,6
2,80
34,9
Apr.
Z
116,75
54,3
107,50
56,0
117,75
55,2
6,65
54,7
6,55
52,1
7,35 54,5 2,42
37,1
5/5
0,87
42,2
0,47
5
19,60
43,0
2,90
36,2
Mei
113,50
52,8
104,50
54,4
III
–
52,1
6,17
5
50,8 6,12
5
48,8 6,95
51,5
2,64
40,4 5(10
1
/
0,89 43,2 0,45
20,-
43,9
3,25
40,5
Juni
,
103,75
48,2
100,50
52,3
102:75
48,2
5,625
45,2
5,975
47,6
6,925
51,3
2,67
40,9
5111
1
1
0,80 38,8
0,51
19,57
5
42,9
3,39
42,3
Juli
,,
r
103,75
48,2
.104,75
54,6
106,75
50,1
5,95 48,9
5,375
42,8
6,77
5
50,2 2,74
42,0
6111(
4
0,78 37,9 0,50
20,45
44,9
3,71
46,3
Aug.
86,75
40,3
98,25
51,2
102,25
47,9 5,05 41,5
4,70 37,4
5,775
42,8 2,88
44,1
6(5(4
0,76 36,9 0,55 21,325
46,8
4,17
52,0
Sept.
80,50
37,4
96,25
50,1
105,25
49,4 4,275
35,1
4,15
33,0
4,80
35,6
2,81
43,0
6/3
1
12
0,78 37,9 0,57
22,80
50,0
5,-
62,3
Oct.
79,-
36,7
89,25
46,5
96,50 45,3
3,975
32,7 3,52
5
28,1
4,02
5
29,8
2,39
36,6
5(51/2
0,74 35,9
0,70
23,45
51,4 5,07 63,2
Nov.
81,-
37,7
84,50
44,0
91
–
‘42,7
4,30
35,3
3,35
26,7
3,65
27,1
2,08
31,9
419514
0,76 36,9
0,70
22,32
5
49,0
4,90
61,1
Dec.
91,-
42,3
97,25
50,7
10675
50,1
4,425
36,4 3,52
5
28,1
3,75
27,8
2,05
31,4
4(91(4
0,83
40,3
0,70
20,60
45,2 4,73
59,0
lan.
1939
88
1
–
40
1
9
96,75
50,4
106,25
49,8 4,30 35,3
3,75 29,9
3,85 28.5 2,12 32,5
4/11
1
14
0,84
40,8
0,625 20,07
5
44,0 4,29
53,5
Feb.
,,
84,50
39,3
89,-
46,4
97,75 45,8
4,225
34,7
3,50 27,9
3,67
5
27,2
2,27
34,8
5/214
0,86
41,7
0,60
19,95
43,8
3,41
42,5
21-28 Feb. ,,
85,50
39,8
90,25
47,0
99,-
46,4 4,20
34,5
3,375
26,9
3,55
26,3 2,34
35,8
5j3
1
/
0,83 40,3 0,60
19,50
42,8 3,35
41.8
28 Feb.-7 Mrt.
87,50
40,7
90,75
47,3
99,50
46,7 4,20
34,5
3,60
28,7
3,55
26,3 2,36
36,1
5(41(4
0,81
39,3 0,60
19,50
42,8
3,35
41,8
7-14 Mrt.’39
‘
89,50
41,6
88.-
45,8
97.50
45,7
4,20 34.5
3.50
27.9 3.60
26.7
2.45 37.5
516112
0.81
39.3
0.60
19,50
42.8 3.35
41,8
JUTE
KATOEN
AUSTRALISCFIE WOL
JAPAN. ZIJDE
RUBBER
jrst Marks”
In olie gekamd; loco Bradford per Ib.
13114 Dernier
Stand. Ribbed
Middling Upland
I
Super FineC.P.
c.i.f. Londen
per Eng. ton
loco
New York per lb.
Oomra
Liverpool per lb.
l
Herl.Ned.Ct.1
wit Gr. D. te
New York per Ib.
Smoked Sheets loco Londen p.lb.
Crossbred Colonial
Carded 50’s Av.
.
Merino 64’s Av.
H
e
rl.Ned.Ct.1 Not.
Herl,Ned.Ct,I
Not. Not.
Herl.Ned.Ct.
1
Not.
Herl.Ned.Ct.
I
Not,
Herl.Ned.Ct.1
Not.
Herl.Ned.Ct.1
Not.
/
‘%
£
cts.
%
$cts.
cts.
%
pence
cts.
%
pence
ets.
“3”
pence
/
%
$
ets.
%
pence
1927
442,38
103,4
36.101-
43,8
93,1
17,60
36,7
102,1
7,27
133,8
96,8
26,50 244,9
104,8
48,50
13,55
105,8
5,44
93
140,2
18,50 1928
445,89
104,2
36.16111
49,8
105,8
20,-
37,9
105,5
7,51
153,8
111,2
30,50
259,7
111,1
51,50
12,60
98,4
5,07
54
81,4
10,75
1929
395,49
92,4
32.1413
47,6
101,1
19,10
33,2
92,4
6,59
127,2
92,0
25,25
196,5
84,1
39,-
12,28
95,9
4,93
52
78,4
10,25
1930
Q
257,97
60,3
21.619
33,6
71,4
13,50
19,7
54,8
3,92
81,9
59,2
16,25
134,8
57,7
26,75
8,50
66,4
3,42
30 45,2
5,871
1931
1932
192,15
44,°
17.1(7
21,1
44,8 8,50
20,1
55,9
4,28
60,9
44,0
109,0
46,6 23,25
5,97 46,6 2,40
15
22,6
3,121
146,86
34,3
16.18/-
15,9
33,8
6,40
19,5
54,3 5,39
42,5
30,7 11,75
79,7
34,1
22,-
3,87
30,2
1,56
12
18,1
3,371
1933 128,63
30,1
15.12/2
17,4
37,0
8,70
16,8
46,8
4,91
48,9
35,4
14,25
96,9
41,5
28,25
3,21
25,1
1,51
II
16,6
3,25
1934 1935
Z
W
=
115,85
27,1
15.9/9
18,3
38,9
12,30 13,6
37,8 4,37
51,4
37,2
16,50
95,8
41,0 30,75
1,92
15,0
1,29
19
28,6
6,25
134,52
31,4 18.11/8
17,6
37,4
11,90
17,7
49,3
5,87 42,2 30,5
84,5
36,2
28,-
2,41
18,8 1,63
18
27,1
6,-
1936
Q
142,61
33,3 18.6(8
19,0
40,4
12,10 18,2
50,7
5,60
54,3
39,3
16,75 108,6
46,5 33,50
2,71
21,2
1,73
25
37.7
7,75
1937
1938
4
183,46
42,9
20.814
20,8
44,2
11,44
20,0
55,7 5,34 89,0
64,4
23,75
132,7
56,8
35,50
3,30 25,8
1,865
36
54.3
9,50
165,24
38,6
18.1513
15,7
33,3
8,64
15,1
42,0
4,08 61,9
44,8
16,75 96,1
41,1
2,99
23,3
1,64
27 40,7
7,25
Jan.
1938
168,56
39,4
20.1518
15,4
32,7
8,56
15,9
44,2
4,26 67,3 48,7
18,-
101,2
43,3
2,69 21,0
1,49
5
26
39,2
7,
Febr.
166,62
38,9
18.1117
16,1
34,2
9,00
16,5
45,9
4,41
63,9 46,2
17,-
98,1
42,0
25,25
2,78
21,7
1,55
5
27
40,7
7,121
Mrt.
165,08
38,6
18.8/-
16,1
34,2
8,91
16,1
44,8
4,30
61,1
44,2
16,25
98,3′
42,1
26,25
2,81
21,9
1,56
25
37,7
6,75
Apr.
156,59
36,6
17.9/5
15,8
33,5
8,76
15,5
43,1
4,15
60,7
43,9
16,25
95,6
40,9 25,50
2,75 21,5
1,525
22
33,2
5,871
Mei
158,09 36,9
17.1212 15,3
32,5
8,48
15,2
42,3
4,06
61,7
44,6
16,50
98,9
42,3 26,50
2,82
22,0
1.56
21
31,7
5,621
Juni
Z
153,41
35,9 17.2/6
15,1
32,1
8,37
14,3
39,8
3,85 60,5
43,8
16,25
95,5 40,9
25,50
2,81
21,9
1,55
23
34,7
6,25
Juli
,,
169,20
39,5
18.17/10
15,1
34,2
8,88
15,7
43,7
4,20
60,9 44,0
16,25
97,1
41,5
26,-
3,22
25,1
l,77
28
42,2
7,50
Aug.
174,59
40,8
19.1018
15,3
32,5
8,37
14,7
40,9
3,95 61,4
44,4
16,50
96,8 41,4
26,-
3,11
24,3
1,69
5
29 43,7
7,871
Sept.
,,
Oct.
0
170,11
39,8
19.119
14,9
31,6
7,99
14,1
39,2 3,84 62,0 44,9
16,75
94,9
40,6
25,50
3,17 24,7
1,70
5
30
45,2
8,-
171,48
40,1
19.11(3
15,9
33,8
8,62
14,3
39,8
3.92
62,6
45,3
17,25
94,8
40,6
26,-
3,27 25,5
l,77
31
46,7
8,421
Nov.
165,33
38,6
19.113
15,7
35,5 9,09
14,6
40,6
4,03
61,4 44,4
17,-
92,2
39,5
25,50
3,19
24,9
1,73
5
29 43,7
8,121
Dec.
z
163,83
38,3
19.116
15,9
33
1
8 8
1
62
14,4
40,1
4,03
59,3 42,9
16,50
89,5
38,3
25,-
3,22
25,1′
1,75
29
43,7
8,121
1939
178,37
41,7
20.151-
16,5
35,0
8,91
14,8
41,2
4,14
2
,
58,5
42,3
16,25
89,2
38,2
25,-
3,37
26,3
1,83
29
43,7
8,
.
203,23 47,5
23.518
16,8
35,7
8,99
14,7
40.9
4,05
58,6
42,4
16,-
90,1
38,6
24,75
3,80
29,7
2,03 29
43,7
8,
21 28 Feb. ,,
212,-
49,5
24.2/6
17,0
36,1
9,03
11,8
41,2
4,04
59,5
43,0
16,25
90,6
38,8
24,75
3,85
30,1
2,06 30 45,2
8,25
28 Feb.-7 Mrt.
206,34 48,2
23.716
17,3
36,7
9,17
15,0
41,7
4,09
59,8
43,2
16,25
91
1
0
38,9 24,75
3,98
31,1 2,11
31
46,7
8,37′
7-14 Mrt. ’39
208.56
48,7 23.1216
17.2
36.5 9.14
15.4
42.9
4.20
59.9
43.2
16.25
91.0
39.0
2473
4.05
31.6 2.15
30
45.2
1
8.25
KOPER
Standaard
Loco Londen
per Eng. ton
LOOD
gem. prompt en 1ev. 3 maanden
Londen per Eng, ton
OCOE
0
on
en
per
ng.
IJZER
Cleveland No. 3
franco Middlesb.
per Eng, ton
GIETERIJ-IJZER
(Lux 111)
per Eng, ton
f,o, b. Antwerpen
ZINK
gem.
prompt en
1ev. 3 maanden
Londen p. Eng, ton
ZILVER
cash Londen
per Standard
Ounce
Herl.Ned.Ct.1
Not,
Heri.Ned.Ct.1
Not,
Herl.Ned.Ct./
Not.
Herl.Ned.Ct.l
Not.
Herl.Ned.Ct.1
Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct.1
Not.
/
%
£
/
%
£
t
%
£
/
‘3″
s
h.
‘7″
3′
Sh.
/
%
£
ets.
%
penef
1927
675,10
85,9
55.13111
295,75
106,5
24.811
3503,60
120,6
289.1(5
44,10
104,7
72/9 39,10
98,9
6416
345,40
108,8
28.9(11
132
101,5
26
1
116
1928
771,20
98,1
63.14/9
256,15 92,2
21.3/4
2749,50 94,6
227.418
39,85
94,6
65/10
37,90
95,9
6218
305,75 96,4
25.515
135
103,8
26
3
14
1929
912,55
116,1
75.9/7
281,10
101,2
23.4/11 2465,65 84,8
203.18110 42,45
100,8
7013
41,55
105,1
68/9
300,80 94,8
24.17/8
123
94,6
24
7
116
1930
<
661,10
84,1
54.13/7
218,70
78,8
18.1/5
1716,20
59,1
141.19/1
40,50
96,1
671-
35,95 91,0
59/6
203,55
64,1′
16.16/9
89
68,5
l7’/
1931
<
431,85 54,9
38.719
146,60
52,8
13-/7
1332,55
45,9
118.9/1
33,-
78,3
5818
28,90
73,1
5115
140,05
44,1
12.8/11
69
53,1
1451
1932
z
275,75
35,1
31.14/8
104,60
37,7
12.-/9
1181,30
40,6
135.18/10
25,40
60,3
58/6
22,20
56,2
5111
118,95
37,5
13.13/10 64
49,2
17
13
)1
1933
1934
5.1
268,40
34,1
32.11/4
97,25
35,0
11.16/1
1603,50
55,2
194.11/11
25,55 60,6
621-
21,-
53,1
511- 129,80
40,9
15.14/11 62
47,7
18
1
/8
226,80 28,8
30.6/5
82,65
29,8
11.1/-
1723,15
59,3
230.7/5
25,-
59,3
66/11
20,25
51,2
5411
103,05
32,5
13.15/6 66 50,8
2111
4
1935
n
230,95 29,4
31.18/1
103,40
37,2
14.5/8
1634,25 56,2
225.14/5
24,70 58,6
68/2
20,25
51,2
561- 102,65
32,3
14.316
87 66,9 28
15
1i
1936
E
298,75 38,0 38.8/1
137,15
49,4
17.12(7
1592,-
54,8
204.1218
28,40
67,4
73/-
22,40 56,7
5717
116,55
36,7
14.19/7
65
50,0
20
1
116
1937
1938
488,55
62,1
54.8/3
208,95
75,3
23.516
2176,70 74,9
242.7/10
41,30 98,0
91111
47,10
119,2
10511
199,80
63,0
22.414 75
–
57,7
20′(1e
361,40 46,0
40.1318
135,75
48,9
15.516
1684,25
58,0
189.13111
48,45
115,0
1091
–
30,30
76,7
6812
125,15
39,4
14.1/10
72
55,4
19
9
)j6
Jan.
1938
367,75
46,8
10.19/6
143,50
51,7
15.1919
1640,65
56,5
182.161-
48,90
116,1
1091
–
36,50
924
81(4
134,05
42,2
14.1819
74
56,9
1913)
Febr.
iu
353,70 45,0
39.8(9
137,35
49,5
15.6/3
1642,15
56,5
183.1111
48,90
116,1
1091-
33,45
86
7416
128,85
40,6
14.7/4
75
57,7 20
3(56
Mrt,
357,25 45,4
39.16(7
144,80
52,2
16.2110
1649,65
56,8
183.1812
48,90
116,1
1091-
31,80 80,5
70111
128,90
40,6
14.714
75
57,7
20
3
/16
Apr.
354,85
45,1
39.11(7
141,35
50,9
15.1514
1536,80
52,9
171.9(5 48,85
115,9
109/-
32,80
83,0
7312
124,75
39,3
13.1814
71
54,6
18
1
1s
Mei
328,80
41,8
36.1219 127,85
46,0
14.4111
1452,30
50,0
161.1616
48,90
116,1
109/- 29,75
75,3
66/4
113,50
35,8
12.1216
70
53,8
18
3
/4
Juni
317,80 40,4
35.9)5
125,35
45,1
14.-(-
1599,30
55,0
178.10/-
48,85
115,9
109/-
28,05
71,0
6218
118,40
37,3
13.413
71
54,6
18
1
5/,
Juli
356,45
45,3
39.15111
133,50
48,1
14.1812
1725,45
59,4
192.1312
48,80
115,8
109/-
27,25.
69,0
60/11 127,85
40,3
14.5/6
72
55,4
19
3
/
Aug.
,,
j
363,35 45,2
40.12
1
9
127,20
45,8 14.4
1
6 1722,60
59,3 192.13
1
–
48,75
115,7
109)
–
26,80 67,8
60
1
–
124,10
39,1
13.17
1
6
72 55,4
1
9
3
1
Sept.
374,70
47,7
42.
–
!
–
136,50
49,2
15.61
–
1727,30
59,4
193.1216
48,60
115,3
1091
–
28,30 71,6
6315
126,85
40,0
14.4/5
72
55,4
19
5
/ii
Oct.
399,35
50,8 43.111-
141,55
51,0
16.2111
1817,05
62,5
207.51-
47,80
13,5
1091
–
30,05
76,0
6817
132,30 41,7
15.119
72
55,4
19/16
Nov.
,,
1
–
‘
389,70 49,6
44.1915
139,10
50,1
16.111
1855,20
63,8
214.2(6
47,20
112,0
1091
–
29,85.
75,5
68/11 124,25
39,2
14.6/9′
72
55,4
197j
Dec.
,,
372,90 47,4
43.8/
–
130,70
47,1
15.412′
1842,55
63,4
214.8/6
46,90
111,3
1091-
29,20
73,9
67110
118,05
37,2
13.14(9
72
55,4
20
1
5
Jan,
1939
371,15
47,2
42.19
1
8
125,15
45,1
14.9/
10
1857,55
63,9
215.2
1
6
4265
10
1
,2
99
1
–
28,90
73,1
67
1
1
118,35
37,3
13.14
1
1
73
56,2
201/
4
Feb.
,,
Feb.
371,40
47,2
42.911
125,55
43,2
14.711
1876,25
64,6
214.915
43,30
102,8
991-
29,55
74,6
6716
119,95
37,8
13.1413
74
56,9
20
7
/16
21-28
,,
372,40 47,4
42.2/6
126,50
45,6
14.6(3
1898,40
65,3
214.15
1
–
43,75
1
03,8 99
1
–
29,85
75,5
67
1
6
121,-
38,1
13.13
1
9
75
37,7
20
3
/
8
28 Feb.
–
7 Mrt.
378,75 48,2
42.17j6
128,65
46,3
14.1113
1897,05
65,3
214.151- 43,75
103,8
991
–
29,80
75,4
6716
122,
–
38,4
13.1613
76 58,5
20
9
/56
7-14 Mrt. ’39
381,45 48,5
43.3(9
131,95
47,5
14.1819
1903,60
63,6
215.131- 43,70
103,7
991-
29,80
75,4
67(6
123,65
39,0
14.-1-
76
58,5
209)99
1I1DDELEN EN GRONDSTOFFEN.
(Indexeijfers gebaseerd op 1927 t/m 1929
=
100).
225
DE.’
SLACHTE
GE-
SLACHTE
DEENSCI-I
BACON
BEVROREN
ARG. RUND-
–
CACAO G.F. Accra
KOFFIE
Loco R’damjA’dam
SUIKER
Witte krist.-
THEE
N.-lnd.thee-
RUNDEREN
(versch)
VARKENS
(versch)
middelgew. No. 1
VLEESCH
per 50kg
cii. Nederland
per ‘Is
kg.
suiker loco
Rotterdam/
veiling A’dam
Gem.j’ava-
en
1′
________
Robusta
________
Superior
oer 100 kg
per 100 kg
Londen per cwt.
________________________________-
Londen per 8 lbs.
Amsterdam
Sumatrathee
Hen. Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
Rotterdam
Rotterdam
Santos
per 100 kg.
per
1
12
&
/
%
cts.
%
cts.
%
/
%
cts.
%
1927
–
–
–
–
65,15
97,8
10716
2,73
92,2
4
1
6
41,21
119,4
68
1
–
46,87
5
95,5
54,10
91,4
19,125
119,6
82,75
109,2
101,3
1928
93,-
98,2
77,50
90,8
66,80
100,3
110
1
5
3,03
102,4
5/-
34,64
100,4
57/3
49,62
5
101,1
63,48
107,3 15,85
99,1
75,25 99,3
102,2
1929
96,40
101,8
93,125
109,2
67,81
101,8
112/2
3,12
105,4
5/2
27,70
80,2
45110
50,75
103,4
59,90
101,2
13,-
81,3
69,25
91,4
94,7
1930
108,-
114,0
72,90
85,5
57,19
85,9
9417
2,97
100,3
4/11
21,04
61,0
34111
32
65,2
38,10
64,4
9,60 60,0
60,75
80,2
–
72,1
1931
88,-
92,9
48,-
56,3
35,72
53,6
63/6
2,44 82,4
4/4
13,84
40,1
2417
25
50,9
27,10
45,8
8,-
50,0
42,50
56,1
53,3
1932
61,
–
64,4
37,50
44,0
25,46
38,2
5817
1,70
57,4
3111
11,77
34,1
27/1
24
48,9
30,04
50,8
6,325
39,6
28,25
37,3
43,0
1933
52,-
54,9
49,50
58,0
30,74
46,2
7417
1,54
52,0 3/9 9,30 25,9
22/7
21,10
43,0
22,83
38,6
5,325
34,5
32,75
43,2 37,0
1934
1935
61,50
48,125 64,9
46,65
54,7 60.5
32,94
49,5
88/1
1,42
48,0
3/9512
8,15 23,6
21/10
16,80
34,2
18,40
31,1
4,07
5
25,5
40
52,8 34,9
1936
53,425
50,8
56,4
51,625 48,60
57,0
32,
36,37
48,1
54,6 88/5
93/6
1,19 1,48
40,2 50,0
3/3
1
/1
3/911,
8,15
12,05
23,6
34,9
2216 3014
14,10 13,625
28,7 27,8
15,21
16,875
25,7 28,5 3,85 4,02
5
24,1
25,2
34,50
40
45,5 52,8
32,5
39,2
1937
71.27e
75,3
61,85
72,5
42,27
63,5
94/1
1,90
64,2
413
17,35
50,3
38/8
16,625
33,9
22,37
5
37,8 6,22
5
38,9
53,50
70,6 53,6
1938
67,55
71,3 63,625
74,6
44,17
66,3
9915
1,95
65,9
4/4
1
/2
10,48
30,4.
2318
13,20
26,9
14,91
.
25,2 5,20
32,5
51,-
67,3
46,6
Jan.
1938
70,82
5
74,8
70,37
5
82,5
43,54
65,4
971
–
1,96
66,2
4141/
12,18
35,3
272
13
26,5
16,10
27,2
.6,17
5
38,6
51,25
67,7
51,1
Febr.
70,25
74,2
68,75
80,6
43,95
66,0
981-
2,08 70,3
417
1
1
12,44
36,0
27/9
13
26,5
16
27,0
5,40 33,8 50,25
66,3
50,3
Mrt.
60,15
73,0
66,37
5
77,8
45,87
68,9
102/2
1,90
64,2
4/3
13,30
38,5
29
1
8
13
26,5
15,50
26,2
5,05
31,6
52,25 69,0
48,6
Apr.
70,35
.
74,3
64,40
75,5
47,29
71,0
105
1
6
1,
88
63,5
4
1
2
11,68
33,8
26/1
13
26,5
15
25,4
4,65
29,1
53,50
70,6
47,9
Mei
71,50
75,5
62,-
72,7
46,22
69,4
1031-
1,92
64,9
4/31/,
8,64
25,0
39/3 12,50
25,5
14
23,7
4,70
29,4
53,-
70,0
47,1
Juni
,,
70,50
74,4 59.95
70,3
43,99
66,1
98/2
1,96
66,2
4
1
4
1
/2
8,74
25,3
19
1
6
12,50
25,5
13,75
23,2
4,72
5
29,6 49,50
65,3
45,5
Juli
•
67,20
71,0
62,40
73,1
46,46
69,8
10319
1,98
66,9
415
9,76
28,3
21194
12,75
26,0
14
23,7
4,95
31,0
47,75
63,0
46,5
Aug.
,,
67-
70,7
63,75
74,7
45,32
68,1
101
1
5
1,96
66,2
4/4/2
10,04
29,1
22/5
1
33,30
27,1
14,10
23,8
5,–
31,3
49,50 65,3
45,5
Sept.
,,
6465
68,3
62,45
73,2
43,67
65,6
991-
1,90
64,2
4/3:/4
10,41
30,2
23144
13,50
27,5
34,50
24,5
5,35
33,5
70,0
45,7
Oct.
•
63,65
67,2
62,50
73,3
43,-
64,6
98/-
1,99
67,2
416
1
14
10,02
29,0
22/104
14,30
29,1
15,50
26,2
5,22
5
32,7
71,3 44,6
Nov.
,,
62,35
65,6
60,87
5
73,4
39,28 59,0
90/7
3,99
67,2
4
1
7
9,53
27,5 22
1
114
14
28,5
15,50
26,2
5,45
34,1
50,25
66,3
43,2
Dec.
1
63,35
66,9
59.75
70,0
41,46
62,3
9616
1,89
63,9
414314
9,03
26,2
21-
13,50
27,5
15
25,4
5,72
5
35,8 46,50 63,4
43,6
Jan.
1939
63,67
5
67,2
56,87
5
€6,7
41,93
63,0
9716
1,94
65,5
416
5
/4
8,95
25,9 20/94
13,20
26,9
15
25,4
5,85
36,6
47,50
62,7
43,4
Feb.
63,85
65,3
55,95
65,6
43,63
65,5
100/-
3,90
64,2
414
9,14
26,5
201104
13
26,5
15
.
25,4
5,775
36,1
48,75
64,4
41,7
1
–
28 Feb.
61,-
64,4
56,
–
65,6
43,87 65,9
100
1
–
1,83
61,8 4
1
2
9,26
26,8
21
1
–
13
26,5
15
25,4 5,8751
36,7
48,75
64,4
42,2
8 Feb.-7 Mrt.
61,30
64,7
55,
–
64,5
44,34
66,3
300/-
1,88
63,5
413
9,33
27,0
21114
33
26,5
15
25,4
6,- 1
37,5
48,75 64,4
42,6
7-14 Mrt. ’39
62,-
65,5
56,-
65,6
44,12 66,3
1001-
1,75 59,1
3111
1
121
9,22
26,7
201104
13
26,5
15
25,4
6,25
1
39,1
49,25 65,0
42,4
GRENENHOUT
Zweedsch ongesont.
2
1
J2
X
7 per standaard
ex opslagpi. Londen
VUREN
–
HOUT
basis 7″ t.o.b.
Zweden/FinI.
per standaard
van 4.672 M’.
iOE
–
HUIDEN
Gaaf,open kop1 57-61 pond
Veiling te
Amsterdam
1
COPRA
Ned.-lnd.
I.
m.s.
i
per 100 kg
Amsterdam
GRONDNOTEN
Gepelde Coromandel,
per Iongton
c.i.t. Londen
LIJNZAAD
La Plata
loco
Rotterdam
per
1000
kg.
1)
GOUD
cash Londen
per ounce line
Herl.Ned.Ct.I
Not.
1
‘
Hen. Ned. Ct.
1
Not,
Hen. Ned. Ct.
1
Not,
7
%
“T”
“7′
“37”
7″
.
‘7’
”
7″
“t”
7
“Y”
/
%
1927
230,28
100,1
19.-1-
160,50
105,1
40,43
100,9
32,62
5
106,5
266,03
106,4 21.18111
185,-
95,0
53,50
100,1
85/
–
105,3 104,4
124,1 3928
229,90
100,0
19.1
153,50
99,2 47,58
118,7
31,875
104,1
254,10
101,6
21./-
185,25
95,1
51,45
100,0
85/
–
102,0 100,2 94,6
1929
229,71
99,9
19.-!-
146,-
95,6
32,25
80,5
27,375
89,4
230,16
92,0
19-19
214,-
109,9
53,40
99,9
85/
–
92,7 95,4
84,5
1930
218,43
95,0
18.312
141,50
92,7 25,36
63,3
22,625
73,9
175,55
70,2
14.1014
181,75
93,3
51,40
99,9
85f
–
69,8
75,1
60,0
1931
187,88
81,7
16.14
1
–
110,75
72,5
18,65
46,5
15,37
5
50,2
136,69
54,7
12.2/11
95,50
49,0
52,-
101,1
92
1
5
47,8 54,6
44,7
1932
136,14
59,2
15.1314
69,-
45,2
11,15
27,8
33,-
42,4
130,52
52,2
15.-14
70,-
35,9
51,25 99,6
118/-
35,1
43,0
38,4
1933
136,48
59,3
16.1112
73,50
48,1
13,26
33,1
9,30
30,4
90,39
36,1 10.1914
75,50 38,8 51,35
99,8
12417
33,1
39,0
34,5
1934
134,02
58,3
17.1814
76,50
50,3
12,07
30,1
6,90
22,5
71,90
28,7
9.1213
72,75
37,3
51,50
100,1 13718
31,6 37,3
36,5
1935
127,91
55,6
17.1314
59,50
39,0
12,54
31,3 9,15 29,9
104,26
41,7
14.8/ 67,25
34,5
51,50
300,1 14212
32,2
37,0
34,8
1936 139,98
60,9
17.19110
78,25 51,3
15,40
38,4
11,90
38,9
113,49
45,4
14.11/9
85,-
43,6 54,60
106,1
14014
39,0
42,2
40,7
1937
205,35
89,3
22.3712 132,25
86,6
23,35
58,2
15,225
49,7
127,81
53,1
14.4/8
110,50
56,8
63,20
122,8
140/9
53,4
57,8
‘
55,9
1938
389,94
82,6
21.717 109,50
71,7
15,38
38,4
10,075
32,9
92,12
36,8
10.713
’99,-
50,9 63,30
123,0
14216
41,1
48,5
43,3
lan.
1938
203,65
–
88,6
22.1319
123,
–
80,6
39,-
47,4
11,875
38,8 99,85
39,9
11.216
109,75
56,3
62,65
121,8
13917
44,4
51,9
43,5
llebr.
199,55
86,8
22.5
1
–
122,50
80,2
17,-
42,4
10,95
35,8
95,86
38,3
10.13/9
108,-
55.5
62,70
121,9
139
1
94
43
1
4
51,0 43,4
Mrt.
197,49
85,9
22.-1-
116,25
76,1
15,-
37,4
10,97′
35,8 92,92
37,2
10.712
106,25
54,6 62,75
122,0
139111
41,8
49,9
42,0
Apr.
197,23
85,8
22.-!-
110,-
72,0
14,50
36,2
10,625
34,7
90,22
36,1
10.1/3
101,75
52,3
62,65
121,8
13919
40,0
48,9 38,8
Mei
195,17
84,9
21.151-
105,50
69,1
14,50
36,2
10,42
5
34,0
91,54 36,6
.10.4/-
98,50 50,6
62,85
122,2
14014
39,4
47,8 37,5
Juni
190,37
82,8
21.51-
102,50
67,1
14,-
34,9
9,775
31,9 92,40 36,9
10.6/3
96,-
49,3 63,05
122,5
140
1
84
38,9
47,1
39,2
Juli
,
188,10
81,8
21-
1
–
102,50
67,1
14,75
36,8
10,125
33,1
97,26
38,9
10.17/2
102,-
52,4
63,20
122,8
141/2
41,3
48,2 43,8
Aug.
187,70
81,6
21.-(-
103,-
67,5
14,75
36,8
9,725 31,8
93,55 37,4
30.9/3
96,50 49,6
63,60
123,6
142/4
40,9
47,6
44,7
Sept.
182,97 79,6.
20.151-
105,-
68,8
15,25
38,0
9,475
30,9
91,44
36,6
30.5
1
–
96,25
f49,4
64,55
125,5
144
1
9
41,0
48,0
46,0
Oct.
184,29
80,1
21.-/-
107,-
70,1
15,75
39,3 9,07
5
29,6
88,01
35,2
10.-(9
92,50 47,5 63,90
124,2
145194
41,3.
47,8
.
‘47,2
Nov.
177,72
77,3
20.10/-
108,50
71,1
15,50
38,7
8,72
5
28,5 85,14 34,0
9.16
1
7
90,
46,2
63,95
124,3
147(74
40,6 46,8
45,4
Dec.
175,-
76,1
20.716
108,50
71,1
14,50
36,2
9,’-
29,1 87,24 34,9
10.2/10 91,25
46,9
63,95
124,3
148110
40,2 46,6
45,1
Jan.
,
939
174,17
75,7
20.5/-
108,55
71,1
14,50
36,2
9,07
5
29
1
6
88,20 35,3
10.4/9 89,25
45,9
64,20
124,8
148
1
8
40,7 46,5 45,4
Feb.
31
–
28 Feb.
169,53
73,7
19.8
1
9
109,80
73,9
14,50
36,2
9,40
30,7 90,50 36,2
10.6/11
90,50
46,5
64,90
126,1
14814
42,1
46,4
45,7
168,89
73,4
19.51.
312,75
73,7
14,50
36,2 9,75
31,8
91,72
36,7
10.716
92,-
47,3
65,50
127,3
14812
43,0 47,0
46,7
38 Feb.-7 Mrt.
169,95
73,9
19.51-
115,-
75,3
14,50
36,2 9,87
5
32,2
92,75
37,1
30.101-
94,-
48,3
65,50
127,3
148134
43,5
47,5
47,6
7-14 Mrt. ’39
169,86
73,9
19.5
1
–
115,-
7
5
,3 14,50
36,2 9,62
5
31,4
91,64
36,6
10.7
1
6
95,50
49,1
65,45
127,2
148
1
24
43,4
47,4 47,0
—
tNKOLEN
Westf./Holl.
PETROLEUM BENZINE
Gulf E.
64(66°
–
KALK-
ZWAVELZURE
CEMENT
ST E EN EN
bunkerk. ongez.
Mid. Contin. Cnude
33 t(m. 33.9° Bé s. g.
pen
SALPETER
franco schip
AMMONIAK
levering bij
50 ton franco
‘
‘2
–
binnenmuun
p. 1000
stuksip.
buitenmuur
f.o.b. R’dam/
A’dam per
te N.-York p. barrel
U.S. gallon
Ned.perlookg
franco schip
Ned. per 100kg
voor den wal
Rood en
1000
stuks
Klinkers en
.!.’o
.!
Henl.Ned.Ct.i Not.
11erl.Ned.Ct.(
Not.
1000
kg.
bruto
Rotterdam
Boeregrauwp
Hardgrauw
–
os os
%
T”
“T”
T”
‘
c
ts.
‘Tc
t
s.
“T”
‘T
”
T
‘TT’
T”
‘
“T
T?”
“T’
“7”‘ 1927
11,25
103,1
3,21
103,6 1,28
37
128,0
14,86 11,48
302,6 11,44 102,5
18,-
99,0
13,65 104,3 16,50
88,4
105,1
105,2
1928
10,10
92,5
2,99
971
1,20
24,85
85,9 9,98
31,48 102,6
11,08
99,3
18,-
99,0
13,60 104,0
19,50
104,5
96,5
99,0
1929
11,40
104,4
3,06
99:4
1,23
24,90
86,1
3-0
10,60
94,8
10,96
98,2
18,55
102,0
12,-
91,7
20,-
107,3
‘
98,5 95,9
1930
11,35 104,0
2,76 89
1
6
III
21,90
75,7
8,81
9,84
88,0
10,55
94,5
18,55
102,0
II,-
84,1
19,-
101,8
83,3
77,1
1931
30,05
92,1
1,42
46,1
057
12,38
42,8
4,08
8,61
77,0
7,73 69,3
16,55
91,0
10,-
76,4 15,50
83,0
61,9
55,4
1932
8
1
–
73,3
2,01
65,3
0,81
11,99
41,5
4,83
6,15
55,0
4,20
37,6
12,-
66,0 8,50
65,0
II
–
58,9
49,6
43,0
1933
7,-
64,3 1,14
37,0 0,57 9,24 32,0
4,63
6,18
55,2
4,63
41,5
II,-
60,5
8,75 66,9
10
,
50
56,2
46,4
40,3
1934
6,20
56,8
1,40
45,5 0,94
7,18
24,8
4,84
6,11
54,6
4,70
42,1
.
11,25
61,9
7,-
53,5
8,50
45,5
44,8 38,8
3935
6,05
55,4
1,39 45,1
0,94 7,65
26,5
5,18
5,89
52,7
4,81 43,1
11,-
60,5
6,75
51,6
8,50
45,5
46,4 39,9
3936
6,60
60,5
3,63
52,9
1,04
8,86 30,6
5,65
5,70
51,0
4,82
43,2
10,50
57,7
6,75
51,6
8,75
46,9
48,5
44,1
1937-
8,80
80,6
‘
2,09
67,7
1,15
11,08
38,3
6,30
5,75
51,4
4,97
44,5
31,35
62,4 7,50
57,3 9,50
50,9 66,4
60,5
3938
9,75
89,3
2,03 65,8
1,12
8,84 30,6 4,87 5,95
53,2 5,17
46,3
12,85
70,7
9,-
68,8
11,75
62,9
56,7
48,0
Jan,
1938
9,90
90,7
2,08 67,4
1,16
9,34
32,3
5,20 6,05
54,3
,
5,25
47,0
–
12,85
70,7
8,50
65,0
10,50
56,2
59,1
52,4
Febr.
9,90
90
1
7
2,08 67,4
1,16
9,10
31,5
5,09
6,10
54,5
5,30
47,5
12,85
70,7
8,50
65,0′
30,50
56,2
58,0 51,4
Mrt.
•
9,90 90,7
2,09
67,7
1,16
9,08
31,4 5,05
.6,15
55,0
,
5,35
47,9
12,85
70,7
8,50
65,0
10,50
56,2′
58,1
50,7
Apr.
9,90
90,7
2,09
67,7
1,16
8,89 30,7 4,94 6,20 55,4
5,40
48,4
12,85
70,7
9,-
68,8
12,-
64,3
57,5
49,5
Mei
9,90
90,7
‘2,10
68,0
1,16
8,92
30,8
4,94
6,25
55,9
5,45
48,8
12,85
70,7′
9,-
68,8
.12,-
64,3
55,6 48,3
Juni
9,90
90,7
2,10
68,0
1,16
8,88
30,7
4,91
6,25
55,9
.
5,45
48,8
12,85 70,7
9,-
68,8
12,-
64,3
55,7
48,0
Juli
9,90
90,7
2,11
68,4
1,16
8,97
31,0
4,94 5,55 49,6
4,80
43,0
12,85
70,7
9,-
68,8
12,-
64,3
55
‘
9
49,3
Aug.
9,80 89,8
2,12
68,7
1,16
8,89
30,7 4,85
5,65
50,5 4,90
43,9
12,85
70,7
9,50
72,6
12,-
64,3
55,7 48,9
Sept.
9,60
87,9
2,16
70,0
116
8,93
30,9
4,81
5,70
51,0 4,95 44,4
12,85
70,7
9,50
72,6
12,-
64,3
56,5
49,5
Oct,
9,45
86,6
.1,91
63,9
1:04
8,68
30,0
‘4,72
5,75
51,4
5,-
44,8
12,85 70,7
9,50 72,6
12,-
64,3
56,9 49,0
Nov,
9,35
85,6
3,77
57,3
0,96
8,31
29,0
4,52
5,80
51,8
5,05
45,3
12,85 70,7
9,50 72,6
12,-.
64,3
‘
56,1
49,0
Dec.
9,50
87,0
1,77
57,3
0,96
8,13
28,0
4,41
5,90
52,7
5,15
46,1
‘12,85
70,7
9,50 72,6
12,-
64,3
55,5
48,6
lan,
1939
9,-
82,4
1,78
57,7
0,96 8,08 27,9
4,38
6,30 54,5
5,30 47,5
12,35
67,9
9,50
72,6
12,-
64,3
55,1
48,5
)eb.
1
–
28
Feb.
”
9,15 9,15
83,8
83,8
1,79
1,81
58,0
58,6
0,96 0,96
8,18
8,18 28,3
28,3
4,38 4,38 6,10
54,5
5,30
47,5
12,35
67,9
9,50 72,6
12,–
64,3
55,5
49,4
~8 Feb.-7 M”rt.
9,60
87.9
1,81
58.6 0,96
6,10 54,5 5,30
47,5
12,35
67.9
9,50
72,6
12,-
64,3
55,9
50,0
7-14 Mrt. ’39
9,65
88,4
1,81
58,6
0,96
8,23 8,25
28
1
5
28,5
4,38
4,38
6,10
.
6,10
54,5 54,5 5,30 5,30
47;5
1
47,5
12,35 12,35
67,9
67,9
9,50
9,50
72,6
72,6
12,- 12,-
64,3
64,3
56,4
56,7
50,5
50,8
226
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
15
Maart
1939
BANK VAN ENGELAND.
Bankbilj. Bankbilf.
I
Other Securities
Data
Metaal
1
in
‘in
Bankingl Disc.and
1
Securif les
1
clrculatie
1
Departm.
Advances
1
8 Mrt. 1939 1227.074
J
479.1781 46.855
3.360 22.395
1
,,
1939
1
227.416
1
478.449
1
47.966
6.349
22.398
22 Juli 1914 40.164
29.317
33.633
Other Deposits
Dek-
Data
1
Gav.
Public
1
Sec.
Depos.
Bankers
Other Reservei kings
Accountsl
perc.
1)
8 Mrt. ’39 1 89.246 1 11.449
97.4241 35.804 47.8961 33,1
1 ,, ’39
1
99.046
1
11.643 1110.361 36.550 48,967! 30,8
22 Juli ’14
1
11.005
1
14.736
1
42.185
29.2971 52
1)
Verhouding tusschen Reserve en Deposits.
BANK VAN FRANKRIJK.
Te goed
Wis-
%Vaarv.I
Belee- R
Data
Goud Zilver1 in het
. 1
op het
1
vohot
se,s
buitenl.!
ningen
a. d. Staat
2 Mrt.’39 87.266
6091
161 9.898e
7461 3.9541 30.627
23Feb.’39 87.266
1
6281
13 10.552!
7461 3.389 30.627
23Juli’14 4.104
1
640 –
1
.
541
1
8
1
769
1
–
Bonsv.d.
I
Rekg.Courant Data
zei/st.
1
Diver
Circulatie
amort. Is. sen)
Staat
1
Zei/st.
1
Parti-
Iomori.k.I culieren
2 Mrt.’39I
5.470 1
3.060
114.155
2.472 1 2.216
119.862
23 Feb.’391
5.470
1
2.905
111.162
2.847
2.232
1
22.556
23Juli ‘141
–
1
–
5.912
1
401
–
943
1)
Sluitpost activa.
DUITSCHERIJKSBANK.
Daarvan
1
Devlezen
1
Andere
1
Data
Goud
bij bui-
1
als goud-
wissels
1
Belee-
tent. circ.
1
dekking
en
1
ningen
banken
1
)
1
geldende
1
cheques
1
7 Mrt. 1939
70,8
1
10,6
t
5,7
7.083,5
37,9
28 Feb.
1939
70,8
1
10,6
1
5,5
7.333,4
60,4
30 Juli
1914
1.356,9
1
–
1
–
750,9 50,2
Data
1
Effec-
1
Diverse
1
Circu-
1
.Rekg.-
1
Diverse
1
ten
1
Act iva’)
1
latte
1
Cr1.
1
Passiva
7 Mrt. 1939 1 677,2 1 1 539,8
7.737,3 11.027,2 1 454,1
28 Feb. 1939 1 660,4 1 1 532,8
7.938,8
1.105,4 1 447,8
30 Juli 1914 1
330,8
1 200,4
1.890,9 1
4- 1
40.0
1) Onbelast.
2)
w.o Rentenbankscheine 7 Mrt., 28Feb. ’39, resp. 30, 21 miii.
NATIONALEBANKVANBELGIË (in Belga’s).
Goud.l
.
2
I
Rekg.Crt.
Data
1
1939
L
1 L
u
71311 52 1 759 1 285 1 86 1
144
1 2341 T21 241 307
2/3
3
.
23
3
1
837
1
217
1 74 144 1
234
1 4.386f
201
296
FEDERALRESERVEBANKS.
Goudvoorraad
1
Wissels
Data
1
Goud-
,,Other
in
her- 1
in
de
Totaal
cash’
1
cert 1fl-
member
markt
9)
disc. v. d.
1
open
i
bedrag
caten’
1
banks
i
gekocht
21 Feb.’391 12.060,012.049,7
445,9 1
4,4 1
0,6
15,,’39
12
.0151112.
0
06,2
438,9
_5,1 _0,6
Belegd
I
F. R.
Q’oud
Notes 1
Totaal
1
Gestort
1
Dek
Data
in U. S. in circui Depo- Kapitaal
1
kings- 1 kings-
Qov.Sec.
1sito’s
latie
1
1 perc.$)
perc.
4
)
21 Feb.’39l 2.564,0 1 4.344,5 110.516,21 134,9 1 84,2 1
–
15 ,, ’39 2.564,0 4.349,8 11
0
.457,41 134,9
84,1 1
–
1) Deze certificaten werden door de Schatkist aan de Reserve Banken
gegeven voor de overname van het goud, toen de $ op 31 Jan. ’34 van
100 op 59.06 cents werd gedevalueerd.
‘) Other Cash” does not inciude Federal Reserve Notes or a Bank’s
own Federal Reserve
bank
notes.
3) Verhouding totaien goudvoor-raad tegenover opeischbare schul-
den: F. R. Notes en netto deposito.
4)
Verhouding tot
voorraad
muntmateriaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET FED. RES. STELSEL.
Dis-
R1
. 1
Data
Aantal conto’s
Beleg-
de
1
leenlng.en
gingen
R.
beleen.
banks 1
1
depo-
1
time
Totaal Waarvan
sito’s 1
deposits
lSFebr.’391
– 1 8.205 13.403
7.171 1 28.595 1 5.181
8 ,, ‘I
– 1 8.179 . 13.280
7.453 1 28.737
1 5.185
De posten van De Ned. Bank, do Javasche Bank en de Bank of
England zijn in duizenden, alle overige posten in millioenen van
de betreffende valuta.
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 13 Maart 1939.
Activa.
–
Binhenl. Wis- (Hfdbk.
f
6.592.095,82
sels, Prom.,j Bijbnk. ,,
142,221,87
enz.in
disc. (Ag.sch.,,532.280,04
f
7.266.597,73
Papier o. h. Buiteni.
f
2.700.000,-
Af: Verkocht maar voor
de bk.nognietafgel.
–
2.700.000,-
Beleeningen1 Hfdbk. f 213.818.270,451)
ncI. vrsch. Bijbnk.
1
2.178.916,83
in rek..crt.
op onderp. 1. Ag.sch.23.598.071,72
f
239.595.259,-
Op Effecten enz. ..
f
238.448.307,661)
OpGoederen en Ceel.,,1.146.951,34 239.595.259,_s)
Voorschotten a. h. Rijk …………….
Munt, Goud ……
f
106.637.555,-
Muntmat., Goud ..,,1.304.623.102,71
[1.411.260.657,71
Munt, Zilver, enz.
25.420.970,17
Muntmat., Zilver..
–
,, 1.436.681.627,88
flelegging van kapitaal, reserves en pen.
sioenfonds ……………………,,
43.849.794,83
Gebouwen en Meub. der Bank ……..,,
4.580.000,-
Diverse rekeningen ………………,,
11.897.831,18
Staat d. Nederl. (Wetv. 27/51’32, S. No. 221),,8.905.871,61
f
1.755.476982,23
Paseiva.
kapitaal ……………………….
f
20.000.000,-
Reservefonds ……………………,,
4.860.787,51
Bijzondere reserve ………………,,
7.102.179,67
Pensioenfonds ………………….,,
12.155.588,16
Bankbiljetten in omloop ………….. ,,
1473.002.650,
Bankassignati6n in omloop ……….,,
65.559,78
Rek.-Cour.
f
Het Rijk
f
93.233.801,56
saldo’s: ‘I Anderen,, 639.915.020,06
733.148.821,62
Diverse rekeningen ………………,,
5.141395,49
f
1755.476.982,23
Beschikbaar metaalsaldo …………
f
754.380.948,21
il4inder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is ,, 1.885.952.370, –
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank
ondergebracht ……………….. ..
–
L) Waarvan aan Nederiandsch-Indie
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsblad No. 99) ……../ 63.247.800,-
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Goud
Andere Beschikb. Dek-
Data
Circutaf ie opeischb.
Metaal-
kin ga
Munt 1 Muntmat.
schulden saldo
perc.
13 Mrt. ’39 106638 1 304.623 973.003 733 213
754.381 84
6 ,,
’39 106638 1.309.634 988.280 730.001
754.69.7 84
25 Juli ’14 65.703 96.410 310.437 6.198 43.521 54
Totaal
I
Schatkist-
,
Papier
Diverse
Data
bedrag
promessen
e ee-
op
het
reke
n
ngen
h,,J#I
,
,
..-…………S’., -,
13 Mrt. 1939
7.267
. .
–
239.595
2.700 1 11.898
6
,,
1939
7.362
–
245.031
3.150
12.817
25 Juli
1914
67.947
–
61.686
20.188
509
1) Onder de activa.
JAVASCHE BANK.
Andere
Beschikb
Data
Goud
Zilver
Circulatleopeischb.
metaal-
schulden
saldo
11 Mrt. ‘399)
18.820
190.870
82,330
29.540
4
,,
‘392)
139.050
188.290
84.560
29.910
21 Jan.1939
116.886
21.848
186.803
82.836
30.878
114
,,
1939
116.886
21.620
191.435
79.159
30.269
25Juli 191’i
22.057
31.907
110.172
12.634
4.842
1
Wissels,
1
1
1
………
I
Dek-
Data
1
buiten
1
Dis-
I
Belee-
l
”
kings-
reke
I
N.-Ind.
1
conto’s
ningen
1
nin
g
en
‘)
betaalb.
1
I
lage
11 Mrt. 1392)
10.190
77b00
61.750
51
4
,,
‘392)
11.480
77.660
59.170
5-1
21 Jan.1939
9.417
’17
48
62.269
51
14
,,
1939
9.911
13.987
i
49.252
61.104
:51
25 Juli 1914
6.395
7.259 1
75.541
2.228
44
1
1 Sluitpost activa.
2)
Cijfers telegrafisch ontvangen.