10
MAART 1937
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.
Eco’ n
–
omisch~Statistische
Ber’i*chten
ALGEMEEN
WEEKBLAD VOOR HANDEL; NIJ VERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
22E JAARGANO
WOENSDAG 10 MAART 1937
No. 1106
COMMISSIE VAN REDACTIE:
P.
Lieftinck;
N. J. Polak; J. Tinbergen; F de Vrits en
11.
Al.
ii. A. van der Valk (Redacteur-Secretaris).
Assistent-Redacteur: L. R. W. Soutendijk.
Redactie-adres. Pieter de 1Ioochweg 122, Rotterdam..
Aan geteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.
Telefoon Nr. -35000. Postrekening 8408.
Advertenties voorpagina f 0,50 per regel. Andere pagi-
isa’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens
tarief. Administratie van abonnementen en- advertenties:
iVijgh & van Ditnsar N.V.,
–
Uit gevers, Rotterdam, Am-
sterdam, ‘s-Graven hage. Postchèqva- en – giro-reken-ing
1T0
145192.
Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in
Nederland f 16,—. Ab onne.nsents prijs Economisch-Sta tis-
tisch Alaandbericht f 5,— per Jaar. Beide organen samen
f 20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp. f 181-1
f 6,— en f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-
teurs en leden van het Nederlandsch Economisch Instituut
ontvangen het weekblad en het Maandbericht gratis en
genieten eeii reductie op de verdere publicaties.
INHOUD.
Blz.
TENTOONSTELLINGEN EN JAAR13EURZEN door
W.
Graadt
vanRog gen
………………………………180
Tentoonstellingen en jaarmarkten in vroeger tijd door
Prof. Dr. Z. W. Sneller ………………………182
Speciale of universeele tentoonstellingen?
door-Prof. Dr.
N. J. Polak………………………………..184
De internationale tentoonstellingsconventie door
A.
Ronz Colthoff ………………………………185
Nederland en liet tentoonstellingswezen door
H. F. R.
S
noek ……………………………………187
Openbare bekendheid vsn uitvindingen door
Mr. J. C. –
van Leeuwen ………………………………. 188
l)e internationale tentoonstelling te Parijs in
1937
door
Ir. J. de Bie Leuveling Tjeenk ………………..189
De beteekenis van de radiotentoonstelling door
Dr.
J. G. Stridiron …………………………….191
Laudbouwtentoonstellingen en landbouwbeurzen door
Dr. F. B. !’osthnma ………………………….192
Middenstands-tentoonstellingen door
P.
van de Luide 193
R.A.I. tentoonstellingen door
J. Leoncsrd Lang ……194
Luchtvaarttentoonstellingen door
Mr. 0. W. S. Josephvs
Jitta
……………………………………
197
BUITENLANOSOHE MEDEWERKING: –
–
De nieuwe maatregelen van liet kabinet-Blom, door
.
Dr. H. Weichmann …………………
.
……..
197
AANTEEKENINGEN:
– De zichtbare suikervoorraden in de wereld ……201
ONTVANGEN BOEKEN…………………………..201
Statistieken:
Groothandeisprijzen ……………………………….
‘200-201
Geldkoersen-Wisselkoersen-Bankstaten ……………..
199, 202
–
GELD-, KAPITAAL- EN WISSELMARKT.
Op de wisselmarkt was als regel de vraag ‘naar
Guldens grooter dan het aanbod. Tengevolge daai-van
kon het Egalisatiefonds tegen het eind’ van de week
wees- een behoorlijk bedrag Dollars verwerven. De
belangstelling op de valutainarkt ging in de eerste
plaats uit naar Fransche Francs. De economische en
sociale politiek van de Fransche
Regeering
heeft reeds
geruimen tijd verwachtingen voedsel gegeven, dat de
koers van clan Franc verder zou terugloopen, en
meer en meer zou neigen in de richting van het mi-
nimum ‘dat door de monetaire wetgeving van Sep-
tember jl. is vastgesteld, een minimum dat op on-
geveer
f
7.95 ligt. De ontwikkeling van het prijs
–
niveau in
Frankrijk
gaf aan die verwachtingen –
steun in dier voege
1
dat velen meenden, dat reeds
thans weer een aanpassing van het koerspeil aan
de koopkracht noodig was. Het gevolg waa zooals
wij de vorige week reeds schreven, ee.n sterke stijging
van het disagio voor termijnfrancs.
Sedert de nieuwe leiding van het Fransche Egali- –
satiefonds’ is opgetreden heeft men de politiek van
dit fonds radicaal omgegooid. Zoolang men den Pon-
denkoers heeft ge-,,pegged” op 105.15 is er voortdu-
rend een groot aanbod van Francs geweest. Men heeft
den koers laten ojloopen, waardoor Franes hier daal-
den tot 8.35. Tegelijkertijd heeft men den goudhandel
vrjgegven en daarmee dus afstand gedaan va ht
principe, dat de bezitters van goud daarop geen deva-
luatiewinst mochten maken. Het is natuurlijk een
open vraag of men den koers nog verder zal laten
– clepreéieeren tot het opgemelde miniixiuiu. In verband
met de binnenkort uit te geven sttasleening van
valuta-optieclâiisule zal men spoedig daaromtrent een
beslissing moeten némen om te -vermijden, dat deze
leoiïing een belangrijk verlies oplevert. Reeds hij den
huidigen koers levert het recente Londensche crediet
ei weer verlies op. Men zal op dien weg niet steeds kun-
nen voortgaan, al staat daartegenover, dat de goudvoor-
raad bij lageren Francskoers steeds meer winst geeft.
De termijnkoers i sedert de daling van de contante
noteering minder ongunstig geweest.
De geidmarkt blijft hier te lande uitermate ruim.
Zesmaandspapier wordt reeds vërhandeld op
%
pOt.,
driejaarspapier op
1/18. –
‘De beleggingsmarkt toont een iets betere stemming.
De. koersen van de oude 236 en 3 pOt. schuld zijn
boîen het laagterecord van de vorige week gestegen.
1-Jet verloop van de emissiernarkt blijft onbevredigend
èn op het .00genblik is de,situatie aldus, dat nieuwe
emissies niet meer aan de markt komen. – –
180
ECONOMISCH-STATISTJSCHE BERICHTEN
10 Maart 1937
TENTOONSTELLINGEN EN JAARBEURZEN
Toen – tijdens en kort na den wereldoorlog –
overal in Europa jaarbeurzen verrezen, hebben zon-
der aarzelen de publicisten
1),
die zich omtrent het
jaarbeurswezen oriënteercien, scherp een demareatie-
lijn getrokken tusschen tentoonstellingen en jaar-
beurzen. Een twintig-jarige ervaring heeft de juist-
heid van deze onderscheiding bevestigd. Tentoonstel-
lingen en jaarbeurzen zijn
theoretisch
in aard en
doelstelling geheel verschillend; ook
in de practijic
heeft het jaarbeurswezen zich ontwikkeld in een
richting, welke steeds verder van hét tentoonstel-
lingskarakter afwijkt. In den beginne was het moei-
lijk zich omtrent deze materie een juist denkbeeld te
vormen; ondernemingen, die niet heel veel anders
clan tentoonstellingen waren, dienden zich onder vai-
sche vlag als jaarbeurs aan en een aantal, inderdaad
als jaarbeurs opgezette, ondernemingen trachtte, bij
gebrek aan levensvatbaarheid door de vlucht in het
tentoonstellingsachtige — vak- en groepteritoonstel-
hagen, ,,foires-expositions” – haar twijfelachtig be-
staan te rekken En hoewel nog heden ten dage het
jaarheurswezen niet geheel van dubieuze factoren ge-
zuiverd is, bestaat er geen twijfel meer, dat het ten-
toonstellirigs- en liet jaarbeurswezen geheel verschil-
lende deelen van het economische leven te bearbei-
den en een in wezen gaasch onderscheiden taak te
vervullen hebben.
Verschil in wezen.
Tentoonstellingen
missen
wat voor jaarbeurzen
hoofdzaak is: het marktkarakter, dat wat een Duitsch
econoom noemde: ,,das compromislose Marktmë.ssige”.
Kenmerkend voor het jaarbeurswezen zijn de perio-
clische continuïteit van het marktwezen, de regelmaat
van het op gezette tijden terugkeerend samenkomen
van kooplieden in dezelfde stad, terzelf der plaats, op
ongeveer dezelfde wijze en onder leiding van steeds
eenzelfde organisatie. .Dit alles ontbreekt aan het
tentoonstelhingswezen ten eene.nmale, evenals het doel
en de sfeer van het regelrecht-zakendoen, het uit-
sluitend op het bedrijfsleven gerichte handelsinter-
mediair. ,,Dans l’exposition – aldus Herriot, in zijn
oordeel oment tentoonstellingen misschien wel wat
onbillijk – ii s’agît d’éblouir; dans une foire tout est
sacri fié a ux affaires elles-mêmes.” Tentoonstelli ogen
wenden zich tot het groote publiek, beoogen het wek-
ken van een zoo algemeen mogelijke belangstelling;
zij hebben ten doel een leerschool, een opvoedings-
instituut te zijn om de groote menigte een bepaalde
ontwikkeliagsphase van
,,één”
techniek, van
,,cle’
techniek of w’el van eenS land of van alle landen te-zamen te demonstreeren Zij willen op nadrukkelijke
wijze getuigen en overtuigen, door de geëxposeerde
artikelen – die soms alleen nog maar de laborato-
rium-proef hebben doorstaan of speciaal als ,,ten-
toonstelli ngsstuk” vervaardigd zijn – zoo aan trek-
kelijk mogelijk te presenteeren, hun hoedanigheden
in het meest voordeelige licht te stellen. Door sug-
gereerende reclamemiddelen trachten tentoon stellin –
gen hij dn ,,onbeken den” tentoonstelli ngsbezoeker
wie en wat hij is, doet er weinig toe – een fas-
cineerenden indruk achtcr te laten, waarvan men
dan zeer indirect, heel-uiteindelijk, een toenemend
gebruik door den consument zal kunnen verwachten.
Eenig motief van direct zaken-doen is afwezig; een
tentoonstelling is. – volgens den heer Isaac, direc-
teur van het Bureau Internationale des Expositions
2)
,,avant tout un
concours
et une – manifestation
•destinée â faire ressortir les progrès réalisés dans
1)
Herriot ,,Agir”
1917,
,,Créer”
1919. R.
lloffherr:,,La
• Politique d’une foire •d’échantillons”
1922. P. Voss
,,Messe
und Ausstelluug, i’hre Aufgaben und •lhre Grenzen”. N.
Jit-hnl.,,Die Entwiekluag und Bedeutung der Handels-
messen”
1922. G.
Zette r: ,,Evnlu.tion des foires et marchtts
• t travers les slècies”
1923.
‘) Maurice Isaac: ,,Les expositions en France et dans le
itegume International”.
l’iridustrie.” Bij jaarbeurzen daarentegen staat de
markt-functie, de
directe
koop ei verkoop (daar-
onder begrepen de voorbereiding er’ an, de aanlooii
ertoe, het ,,onderhan.delen”) op den voorgrond; of
wel het aanlcrioopen van handelsrelaties, waarvan men
op goede gronden binnen afzienbaren tijd zakelijk
succes verwacht. Bij het contact, dat cle jaarbeurs tot
stand brengt tusschen den deelnemer en den bezoe-
ker (die op een jaarbeurs
altijd
verondersteld wordt
tot het koopmansgilde te behooren, terwijl bij ten-
toonstellingen tusschen zakenmenschen en iarticu-
heren géén principieel onderscheid bestaat), speelt
de aanwezigheid van het geëxposeerde, altijd ,,markt-
reife” artikel niet zooals bij tentoonstellingen –
slechts een rol van stille, bewonderend aangestaarde
getuige. Juist de tegenwoordigheid van het monster
van de koopwaar neemt in belangrijke mate deel aan
de handeling, doordat het, ,,an und für sich”, ge-
wichtigobject van onderhandeling is tusschen den
vakkundigen producent en vakkundigen wederver-
kooper. De tentoonstelling representeert den Arbeid,
de jaarbeurs arheidt zelf. De bezoeker van een ten-
toonstelling is in hoofdzaak
icijicer,
en eerst indirect
en in de verre toekomst mogelijk ook consument. De jaarbeursbezoeker is in hoofdzaak
Icoo per,
bereid en
voorbereid om instantelijk over koop of mogelijk-
heid-van-koop onderhandelingen te openen. Elke be-
wuste poging om het propaganda-element op den
voorgrond te plaatsen, heef.t
altijd
tot den ondergang
van een jaarbeurs geleid of tot haar vervorming tot
tentoonstelling. Wat het bezoek betreft, moet bij ten-
toonstellingen de
quantiteit,
het
aantal
bezoekers do-
naineeren; bij jaarbeurzen is de
qualiteit,
in den zin
althans van hoedanigheid als zakenman, inkooper-en-
gros, doorslaggevend.
Verschil in uiterlijk.
Het ‘onderscheid tusschen het propagandistische,
reclamedienende en concours-achtige tentoonstel-
lingskarakter en den zakelijken, commercieelen aard
van het jaarbeurswezen manifesteert zich zoowel in
den
duur
der demonstratie als in cle
huisvesting
van
het geheel en de
inrichting
der afzonderlijke stands.
De
termijn
eener tentoonstelling wordt bij maanden genieten; de duur eener jaarbeurs slechts bij dagen.
Bij tentoonstellingen gaat het om
zooveci
mogelijk
bezoekers
zoolang
en
zoo frequent
mogelijk de ten-
toonstelling te doen bezoeken en langs een afgeba-
kenden weg
alle
stands te doen passeeren. Met dezen
verschijningsvorm hangt nauw samen de noodzake-
lijkheid van attracties op uitgebreide schaal om be-
zoekers te
lokken;
en in een groote verscheictenheici
en afwisseling om de bezoekers te
boeien.
Bij de jaar-
beurzen wordt gettacht. den – liefst on-onderbroken
– korten duur zooveel mogelijk te beperken, het
zakendoen te concentreeien en te intensiveeren op
een zoo gering mogelijk aantal dagen, opdat dc voor-
aanstaande technische en commercieele bedrijf,slèi-
ders, wier aanwezigheid in de stands een der voor-
naamste factoreP is voor hei welslagen van een jaar-
beursdeelneming, zoo kort mogelijk aan hun dage-
ljksche bezigheden onttroklden behoeven te word’on.
Een factor, welke bij tentoonitelhingen niet in aan-
merking komt, omdat dâr de inrichting der stands
veelal zoodanig is, dat zij ,,voor zichzelf spreiden”,
hoogstens – voor toezicht, liet uitreiken van recla-
me-materiaal of het geverc van oppervlakkige inlich-
tingen – de aanwezigheid van gering-geschoold per-
soneel behoeven. Ook hier heeft wederom de erva-
ring geleerd, dat het tentooristellings- en het jaar-
beurswezen zich in tegenovergestelde richting bewe-
gen: bij tentoonstellingen vertoont zich de tendens
tot steeds
langeren
duur (zelfs met prolongatie) en
het openhouden der tentoonstellingen dagelijks ook
gedurende de zeer late avonduren, terwijl bij de jaar-
beurzen een sterk streven tot uiting komt om den
toch reeds veel korteren termijn en kortereu duur per
dag steeds meer
in te korten.
10 Maart 1937
ECONOMISCH-STATISTI
0
SCHE BERICHTEN
181
Wat
de huisvesting en de inrichting en aanklee-
ding der stands betreft, ook déérbij treedt een duide-
lijk verschil in geaardheid tusschen tentoonstellin-
gen en jaarbeurzen op. Tentoonstellingen – kunnen
geen attracties genoeg hebben, zoowel in den vorm
van vermakelijkheden, modeshows, vuurwerk, caba-
rets
1
.restaurantgelegenheden met strijkjes en bars,
lunaparken,
enz.
–
als in den vorm van oo.clerscheidin-
gen, bekroningen, prijzen, verrassiiigen voor den hon-
d erdsten, cl
uh
zendsten, tweedu i zen dsten bezoeker, enz.
l3ij jaarbeurzen daarentegen is alles contrabande wat
niet strikt tot het zakendoen behoort, de geconcen-
treerde aandacht van het handeidrijven zou kunnen
afleiden of tot onnoodige onkosten en uitgaven aan-
leiding geeft.. Om dezelfde reden – vermijding van
tegen elkaar opbiedenden opschik en onkosten –
stelt een jaarbeursinstituut prijs op een eenvoudige,
ratiorieele, degelijke huisvesting, telkenmale op de-
zelfde wijze voor hetzelfde doel bruikbaar, de stands
uttwendig
liefst uniform,
inwendig
dusdanig een-
voudig en practisch ingericht, dat de deelnemers
zonder veel kosten bij een volgende deelneming van
dezelfde expositieruimte kinnen gebruik maken.
Tegen over een geconcentreerde hu:i svesti ng eener
jaarbeurs (dicht in elkaars nabijheid gelegen gebou
won of hallen, liefst één aaneensluitende gebou
wenreeks) staat de gedecentraliseercie, door parken
en tuinaanleg gescheiden opstelling van monumen-
tale tentoonstellingsgebouwen, hkllen en onder eigen
architectuur gebouwde nationale en gewestelijke
paviljoens. in tegenstelling met de eenvoudige in-
richting der jaarbeurs-stands vraagt een tentoonstel-
lirig een luxueuze, pompeuze, de aandacht trekkende,
elkaar den bef afstekende inrichting van afwisselen-
de exposities.
Zoo geven èn wat doel èn wat actie èn wat duur
èn wat uiterlijke verschijning betreft, tentoonstellin-
gen
én
jaarbeurzen geheel afwijkende beelden. ,,Aus-
stellungen sind Fete der Arbeit” zegt Paul Voss;
,,msnifestations de luxe, spectacle avant tout”, voegt
H.erriot er gemelijk aan toe. liet doel der jaarbeur-
zen vat een. Engelsch Parlements-rappo•rt samen iii de definitie: ,,Making Buying Easy”. De Nederland-
selie zakenman heeft daaraan nuchter toe te voegen:
,,d.e jaarbeurs is een zakeninstituut”. In dit inter-
nationale klaverblad van vier candens-definities ligt
het oud erschei d to sschen tentoonstelli ngswezen en jan.rbcurswezen in a nutsheil besloten.
Geschiedenis van het Jaarbeursw ezen.
De gehoorteklok van het moderne jaarbeurswezen
werd driekwart eeuw later gein id dan die van het
terttoonstellingswezen, zooals dit de tweede helft der
Xixe eeuw heeft beheerscht. T)c groote wereidtèn-
toonstellingen hebben voor het eerst op economisch
gebied hare diensten, bewezen, toen cle mechanische
vootbrenging. de industrieele productie aanstalten.
ni.aakte om de wereld te gaan ‘erovercn e.n daarom
de achterdocht en het wantrouwen had te overwin-
nen, die aanvankelijk tegen het machinaal geprodu-
ceerde massa-artikel bij het publiek bestonden.
Het moderne jaarbeurswezen dateert eerst uit dcii
tijd van den laatsten wereldoorlog. V66rdien bestond er slechts één jaarbeurs: cie uit de eenwenoude Leip-
ziger ,,Waarenrnesse” geëvolutioneercie Leipziger
,,Musterisse”. In het laatste kwartaal sier XIXe
eeu had ht omzetten van jaarmarht, waar- de goe-
deren zelf verhandeld wrerden, in
jaarbevrs,
waar de
handel op monster geschiedde, plaats. Het primi-
tieve samnenhokken in ,,Gewölbe”, kelderspelonken
en kerrniskramen begon toen plaats te maken voor een meer op de moderne eischen der Mustermesse
ingestelde huisvesting in ,,M.esspaiiiste”. Toch bleef
het ‘iroderne jaarbeiirsintermediair slechts tot cenigc
,,Messe-fiihige” bedrijfstakken beperkt: glas, porse-
lein, aardewerk, speelgoederen, huishoudelijke arti-
kelen. Een leiding-gevende propaganda-voerende or-
ganisatie bestond er v6ér den oorlog eigenlijk niet.
De Leipziger Mtisse ‘as, véér iii ifliS een inmchtig
bestuursa.ppmiraat in het ,,Messamt” geschapen werd,
vrijwel een in, het wild groeiende plant.
Tijdens den oorlog – in 1915 – stichtte Edouard Herriot, de burgemeester van Lyon, de ,,Foire de
Lyon”, bedoeld om na den oorlog te worden een eco-
nomisch bolwerk der geallieerden tegenover de .,eco-
nomische vesting” Leipzig I-i.erriot ordende, wat in
Leipzig historisch was ontstaan. De verspreide lig-
ging dier afzonderlijke jaarbeurscentra verving T-ier-
riot door één monumentaal jaarbeursgebonw, waar
de jaarbeuis in haar geheel en in al haar geledingen
kon
–
worden ondergebracht. Stonden te Leipzig cle
deelnemers der diverse bedrijfsgroepen schots en
scheef door elkaar heen, over alle jaarbeursgehou-
wen en rnarktterreinen, in de binnenstad – het
,,Messe-Viertel” – verspreid, lierriot voerde de
qroepsgewijze
plaatsing der deelnemende industrieën
in, waardoor de jaarbeurs te Lyon overzichtelijker,
het handelcirijven gemakkelijker en minder tijdroo-
vend werd: En van stonde af aan zette Herriot cle
poorten van cle foire de Lyon open. voor
alle
bedrijfs-
groepen – machinerieërL, electrotechniek, mei.ibelen.
voedings- en genotmiddelen enz – en (na dien oor-
log) ook voor deelnemers u.it
alle
landen.. ilurriot
schiep daarmede het prototype van de moderne jaar-beurs met als grondbeginsel: ,,Un maximum d’affa’i-
res, avec le minimnurn cie frais, clans le minimum de temps, sur le minimum cl’espace.” Het voorbeeld van
Lyon vond aanstonds – navolging in de weinige neu-
trale landen: niôg tijdens .den. oorlog ontstaken Ne-
derland en – Zwitserland de jaarbeurs-fakkel. Onmid-
dellijk na het sluiten van den vrede brak in de bij
den oorlog betrokken geweest zijnde landen
ccii
ware
jaarbeurs-epidemie uit. Eenige jaren leed Europa
aan jaarbeurs-overspanning, waaraan een snel intrc-
dende ,,Messe-müdigkeit” een einde maakte. Veel kaf
verdween en het koren kreeg ruimté om zich verder
te ontwikkelen. Wat blee:f, kreeg min of meer inter-
ndtionaIe beteelcenis, 66k al hieldèn zij – zooals de
British Industriës Fair te Londen en Birmingham,
de Schweizer Mustermesse te Basel, de jaarbearzen
in Scandinavië – wat de cl’eelnëming betre:f t; aan
het nationale karakter vast. Voor de meeste landen
beperlcté zich het internationale jaarbeu.rswezen tot
één algemeene, officieele of semi-officieele jaarbeurs
– Boedmipest, Brussel, Poznan, Praag, Salonilsi,
Utrecht, Weeren – en het meerendeel der jaar-
beursinstituten houdt slechts éénmaal per jaar beurs.
Naar uniforme regelingen, wordt gestreef cl – elke
volksgemeeiiischap st1t echter aan haar jaarbeurs
speciale eischen – en in cle Union des foires inter-
nationales ,,simplc groupernent de camarades”, die
jaarlijks congressën houdt, zijn nagenoeg alle jaar-
beurzen vertegenwoordigd. Er kan dus van een – vrij
sterk georganiseerd jaarbeurswezen gesproken wor-
den. Buiten Europa heeft de jaarbeursplant nog wei-
iiig- wortel geschoten; wat buiten Europa zich jaar-
beurs noemt, heeft dikwijls hier den naam alleen
niedë gemeen: de afwijkingen in doel, aard; duur
en verschijning zijn rneestentijds te groot om heb ge-
bruik van’ de benaming ‘jaarbeurs te kunnen verant-
wbordeh.
– De groote internationale jaarbeurz
onder
–
de
aterre.n der eerste grootte verstaan wij de Leipziger
.Messe, – de Foire de Paris de Foire de Lyon, cle
British Industries Fair en de Fiera di’ Milano –
dntleenen – in de ‘ eerste plaats ha’ar belangrijiclicid
aan – de aanwezigheid der inheemsche industrie. – Wie
op ëen bepaald gëbiêd een Duitsch fabrikaat zoekt
gaat naar de Leipziger Messe; wie zich voor een pro-
duct der Fransclae industrie interesseert, bezoekt de
jaarbeuizen te
Parijs
en te Lyon; het Britsche Em-
pire geeft aan de nationale British Inciustries Fair
een volkomen internationaal cachet en wie Itali.-
aansche industrie- of bodemproducten zoekt, kan
zich op de jaarbeurs te Milaan oriënteeren. Het be-
zoek van internationale zakenmeschen, dat door
182
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
10′ Maart 1937
alle jaarbeursinstituten, ook die dci’ kleinere landen,
wordt nagestreefd, komt aldus in de eerste plaats de
nationale industrie van het land, waar de jaarbeurs
gehouden wordt, ten goede. Het zwaartepunt van het
ceoiioniische nut der moderne jaarbeurzen ligt ech-
ter nog altijd in de schakel, welke het jaarheursin-
termediair vormt tussehen den
nationalen
1)rOducent
en den
nationa.len
vederverkooper. Eerst in de
tweede plaats – in het algemeen gesproken – treedt
het belang op den voorgrond; dat ter jaarbeurs wordt
gediend doordat het huitenlandsche fabrikaat onder
de oogen van de inheemsche zakenwereld wordt ge-
bracht. Z66 althans is het beeld, dat op dit oogen-
blik, mi het internationale handelsverkeer aan, ban-
den ligt, het jaarheurswezen vertoont. Bij verrui-
ming en bevrijding van het wereidgoederenverkeer is
het mogelijk, dat deze verhoudingen zich wijzigen. In
hoofdzaak zullen de lijnen van het economisch beeld
van het jaarbetirswezon hetzelfde blijven: in de eer-
ste plaats en voor het grootste deel zal het jaar-
beurswezen, zullen 66k de internationale jaarbeurzen
de nationale md ustriebelangen blijven dienen. Wat
niet uitsluit, dat internationale deelneming grooten
invloed kan hebben op den handel met de binnen-
landsche kringen van wederverkoopers –
en om.qe-
1 eerd.
De on.twikkelingsgang der moderne jaarheurzen
beweegt zich rustig, zonder groote schokken, in op-
gaande lijn. Tijdens de crisisjaren hebben de jaar-
beurzen op het zakenleven stimnlee.rend gewerkt,
doordat er, in een tijd van terneergedrukte stem-
ming, van deze samenkomsten van producenten en
wederverkoopers een opwekkende invloed uitging:
tegenover de gezamenlijk gedragei zorgei stelden de
jnarbeu.rzen de gezamenlijke economische veer- en
weerkracht der samenleving aanschouwelijk voor
oogen. Het handelsverkeer is met den nieuwen vorm
van i.ntermediair rekening gaan houden: de zaken-
wereld heeft het jaarbeurswezen bij haar inkoop in-
geschakeld. Het commercieele, zakelijke karakter van
het jaarbeurswezen spreekt – i.n het algemeen – de
huidige mentaliteit der zakenwereld m6ér aan dan
het representatieve en propaganda-karakter van het
fcntoonstellingswezen. Daarmede echter wordt geens-
zins het economische nut van belangrijke, nationale
en internationale tentoonstellingen ontkend. De mo-
derne productie met haar schier onbeperkte moge-
lijkheden en haar duizelingwekkend tempo heeft voor
den afzet van haar producten propaganda en reclame rioodig. Oollectieve propaganda in. grooten – en naar
het schijnt steeds grooter – stijl. liet moderne pro-
ductie-apparaat kan er eenvoudig niet buiten: m6r
nog: is er voor een belangrijk deel zelfs van afhan-
kelijk. Het publiek is voor goede propaganda en re-
clame gevoelig. Het kan er bovendien door opgevoed
worden. Tentoonstellingen kunnen in het belang van
rergrooting der productie en uitbreiding der distri-
butie voortreffelijk werk verrichten. Haar taak –
hoewel in den loop van bijkans een eeuw gewijzigd
is geenszins afgedaan. Het internationale verkeer
van goederen en van menschen kan ze niet missen.
Maar haar
wezenlijke
taak is een andere dan die,
welke de jaarbeurzen te vervullen hebben: Daarom
kunnen tentoonstellingen en jaarheurzen naast el-
kaar bestaan, èlkaar aanvullen en
tezamen
het eco-
nomisch belang dienen —mits zij ‘elk op eigen ter-
rein blijven en de deelnemers zich van het princi-
pieele verschil rekenschap geven: dat zij op de jaar-
beurzen hun directe, op bepaalde doelwitten gerichte
zakenhelangen behartigen moeten, op de tentoonstel-
lingen daarentegen hun’ propaganda-actie ,,in Rich-
tung auf die A’llgemeinheit” hebben te voeren.
W.
0-RAADT VAN R000EN.
TENTOONSTELLINGEN EN JAARMARKTEN
IN VROEGER TIJD.
De jaarbeurs is ontstaan in het laatst der negen-
tiende eeuw. Zoo dagteekent de Leipziger Muster-
Messe van 1894. De verdere ontwikkeling van de
jaarbeurs is ten zeerste bevorderd door den Wereld-
oorlog, toen de belemmering van den handel en de
inperking van de productie het noodzakelijk maakten
productie’ en handel te bevorderen.
De jaarbeurs heeft dus slechts een korte geschie-
denis.
Men zou evenwel van een zeer lange v66r-geschie-
denis kunnen spreken.
Wil men iets zeggen over clie voorgeschiedenis,
dan is het noodig vooraf het karakter van de jaar-
beurs te bepalen. Eerst daarna kan men dan zoeken
naar instellingen in het verleden, aan welke de vastge-
stelde karaktertrekken eigen waren en die du.s ‘met
de jaarbeurs zekere overeenstemming vertoonen.
Wat is het karakter, het wezen van de jaarbeurs?
Is de jaarbeurs een jaarmarkt? Is de jaarbeurs een
tentoonstelling? Of is zij mogelijk heide tegelijk, zoo-
dat zij als een combinatie van tentoonstelling en
jaarmarkt beschouwd moet worden?
Wij meenen het antwoord op de gestelde vraag te
moeten geven in den laatst aangegeven zin.
Ongetwijfeld is de jaarbeurs een tentoonstelling.
De producent brengt er zijn artikelen om er bekend-heid aan te geven en er den verkoop van te bevorde-
ren. Dit geldt met name voor de industrieele artike-
len, die, gelijk van vorm en van hoedanigheid, in series
wrorden vervaardigd en waarvan een enkel exemplaar,
een enkel voorbeeld aan den gebruiker wordt ge-
toond. Die industrieele artikelen moeten met behulp
van, reclame tot den gebruiker worden gebracht.
Hiertoe dient de jaarbeurs, op dezelfde wijze als cle
lichtreclame of de advertentie of de hancleisreiziger
daartoe dient. Omdat er op de jaarbeurs slechts een
staal, een exemplaar van het serie- of merkartikel
aanwezig is, is zij ,,sample fair”, ,,fo.ire d’6ehantil-
l.ons”, ,,Mustermesse”. Indien de jaarbeurs slechts
voor een enkel artikel is ingericht, draagt zij ook vaak
den naam van tentoonstelling. Men denke aan de
automobiel-tentoonstelling.
Evenwel, de jaarbeurs vertoont ook trekken, die
aan de jaarmarkt herinneren. Jaarmarkten waren in
tijden van nog weinig intensief inter-regionaal han-
deisverkeer de instellingen voor ontmoeting. op ge-
zetten tijd, van koopers en verkoopers van handels-
goederen, die niet, als op de jaarbeurs, in stalen of
exemplaren aan den gegadigde werden voorgehouden,
maar die aanwezig waren in hun totaliteit:
die
be-
paalde partij boter,
die
bepaalde partij stokvisch,
dat
bepaalde pak lakenen.
Uit de veelheid en verscheidenheid van persoon-lijke koopovereenkomsten vormde zich op de jaar-
markt de gemeene prijs. Die jaarmarktpnijs werd beurs-
prijs, toen, bij verdichting van het handeisverkeer,
de markten, tot nu toe periodiek, duurzaam werden,
toen m.a.w. de permanente stapelmarkt ontstond,
waarvan de kern gevormd werd door de beurs. Het
instituut der l)eurzen werd gevonden op de perma-
nente stapelmarkten van Brugge, van Antwerpen,
van Amsterdam, etc.
Heeft de jaarbeurs, evenals de jaarmarkt, een prijs-
vormend, of ten minste een prijsbepalend, een prijsbe-
invioedend karaktér? Zeer zeker wordt bij industnieele
artikelen, welke verreweg het grootste deel der jaar-
‘marktartikelen uitmaken, de prijs ‘niet gevormd als
resultante van vrije, persoonlijke prijsovereenkom-
sten, waardoor de jaarbeurs het karakter zou ver-
krijgen van een echte beurs. In voistrekten zin kan
de jaarbeurs dus niet als, een jaarmarkt beschouwd
worden.
Maar toch zal de’ jaarbeurs op den prijs van het
tentoongéstelde artikel invloed uitoefenen, doordat
de producent zich met een nagenoeg
gelijk’
product
10 Maart
1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
183
naast zijn mededinger geplaatst ziet, wiens gunstige aanbiedingen hem kunnen noodzakert met zijn prij-
zen omlaag te gaan. Men denke aan de gewillig toe-
gestane kortingen op automobiel-tentoon stellingen.
die een belangrijke aanpassing van den prijs aan de
vraag mogelijk maken. En men denke aan de groote
jaarbeurs-tentoonstellingen in de radionijverhei d, de
Rundfunkschau te Berlijn, de Olympia-show te Lon-
den, welke den prijs van de radio-artikelen beïn-
vloeden.
De nijverheidstentoonstelling is een product der
industrieele revolutie. De industrieele revolutie, be-
gonnen in Engeland in het midden der achttiende
eeuw, was de mechaniseering der nijverheid, waar-
door deze, onder aanwending van veel vast kapitaal, overging van het systeem der manufactuur of van de
kapitalistisch gedrganiseerde huisindustrie tot het
fabriekssysteem. Door haar techniek en door haar
kapitaalsinvestatie was de moderne fabriek aangewe-
zen op massa-voortbrenging; zij zocht daarom naar geschikte gelegenheden haar product onder dc aan-
dacht te brengen van den consument. Eén dier ge-legenheden was de nijverheidstentoonstelling. Die tentoonstelling, die de nieuwste vundungen op het
gebied der
nijverheid
bekend maakte, kon tevens die-
nen tot prikkeling van den technischen vooruitgang
door den concurrentiestrijd.
Het geboorteland der nijverheidstentoonstelling
was Engeland. Daar zou reeds te Londen in 1756 een
expositie van texti ei- en a ardewerkarti kelen georga-
niseerd zijn, voortbrengselen van die takken van nij-
verlieid, waarin de moderniseering zich het eerst en
het krachtigst had geopenbaard.
Spoedig vond ook op het-vasteland van Europa in
de nijverheid de vernieuwende revolutie plaats, en
hiermede deed ook de behoefte aan reclame en a:ln
technische voorlichting zich gevoelen, die door de
nijverheidstentoonstellung kon worden vervuld. Reeds
in 1.791 werd op een expositie te Praag aanschouwe-
lijk onderricht gegeven in den vooruitgang van de
Boheemsche nijverheid.
Toch zou eerst Frankrijk onder de revolutie en
onder Napoleon de nijverheidstentoonstelling alge-
meen maken. Hoofdvijand van het strijdende Frank-
rijk, de onbedwingbare tegenstander, door wien
Frankrijk ton laatste overwonnen werd, was Enge-
land. In den
strijd
tegen Engeland werden geen mid-
delen onbeproefd gelaten, militaire noch economi-
sche. Economisch organiseerde
Frankrijk
een prohi-
hitiesysteem tegen de voortbrengselen der Engelsche
nijverheid, dat gaandeweg over de tot onderhoorig-
heid gebrachte landen van Europa werd uitgebreid
en zijn voltooiing vond in het continentaal stelsel.
De economische oorlog met Engeland werd gevoerd,
niet alleen negatief, afwerend, maar ook positief, acti-
veerend de inheemsche nijverheid.
Middelen tot bevordering der nijverheid waren:
enquêtes, technisch onderricht, credietverleenung, het
organiseeren van nijverheidstentoonstellingen. De
eerste dezer nijverheidstentoonstellingen werd reeds
gehouden in
1798;
daarop volgden die van
1801,
van
1802,
van
1808.
e vazalstaten moesten het voorbeeld van Frank-
rijk volgen. Zoo ook Nederland, waar in
1808
de
eerste tentoonstelling van volksvlijt te Utrecht ge-
houden werd, in
1809
gevolgd door een tweede te Am-
sterdam
1).
Vooral de katoenindustrie, waarin Enge-
land de groote veroveringen der industrieele revolu-
tie maakte, hield op deze tentoonstellingen de aan-
dacht gevangen. ,,Een voorwerp van veel belang”,
aldus een der rapporten, ,,en waarin men in ons land
nog merkelijke verbeteringen zal moeten maken, is
het machinaal spinnen van het katoen”.
In
het midden der negentiende eeuw ontstond de
S. Sarphati, Geschiedenis der tentoonstellingen van volksvljt in Nederland: Utrecht 1808, Amsterdam 1809;
Amsterdam 1882.
wereidhuishouding, de ,,Weltwirtschaft”. Dit woord
bedoelt aan te geven, dat het verbeterd verkeer de
voor den handel geopende deelen der wereld tot een
samenhangend marktgebied maakte. Ook de moderne
fabrieksnijverheid werd algemeen. West-Europa werd
een aaneengesloten nijverheidsgebied, met aan den
spits nog steeds Engeland. Door de overige deelen
van het wereld-huishoudgebied moest West-Europa
steeds meer van grondstoffen en levensmiddelen vor-
den voorzien.
Symptomen van den g.roei der wereldhuishouding onder de leiding van industrieel Europa en Engeland
waren de wereldtentoonstellingen; te Londen in 1851,
te Parijs in 1855 en 1867. Zij waren de ,,voiksspelen”
van den nieuwen tijd, zooals een geestdriftig nijver-
heidsmunnaar cleclameerde, die het moderne Olympia
in het Glazen Paleis van Hyde Park had bezocht,
,,waar de zegepraal niet door verminkte ledematen of
eenige druppelen van het verhitte bloed werd ge-
kocht”, maar waar een strijd gevoerd werd ,,van ver-
stand tegen verstand, van vernuft tegen vernuft;
edele wedstrijd van scheppingskracht en vlijt!” Na-
tionale wedijver heeft sedert de wereldtentoonstellin-
gen doen voortbestaan tot den huidigen dag.
De jaarinarkten, het werd reeds aangegeven in onze
inleiding, in West- en Midden-Europa, waren ken-inerkend voor de organisatie van den handel in cle late middeleeuwen, toen het nog weinig intensieve
handeisverkeer volstaan kon met cle uitwisseling van
goederen
0])
gezetten tijd. De intensiveering van den
handel, die dagteekent van de groote ontdekkingen
bij den overgang van de middeleeuwen naar den nien-
wen tijd. deed haar invloed het eerst in West-Europa
gevoelen; daar verdwenen dan ook de jaarmarkten
in de zestiende eeuw. In Midden-Europa konden zij
hun bestaan langer voortzetten, tot in de zeventiende,
de achttiende eeuw, de bloeitijden van de missen of
jaarmarkten van Frankfort en Leipzig.
In de zestiende, de zeventiende en voor een deel
nog in de achttiende eeuw is de figuur in Europa
deze, dat de goederenhandel zich concentreerde op de
generale stapehnarkt, eerst van Antwerpen, daarna
van Amsterdam, en dat Frankfort, en later ook Leip-
zig fungeerden als distributiecentra, voor de ver-
spreiding der goederen over Midden- en Zuid-
Duitschiand. Reeds Luther, in het begin der zestiende
eeuw, moest klagen, dat Oostersche specerijen en En-
gelsche lakens, van welke goederen de handel in
Antwerpen was geconcentreerd, door bemiddeling der
jaarmarkten van Frankfort over Duitschland ver-
spreiti werden; dat uitheemsche luxe den eenvoud der
Duitsche zeden brak; dat door het gat van Frank-
fort Duitschiand, voor de betaling der ingevoerde
goederen, van edel metaal werd gedraineerd. ,,Frank-
furt ist das sylber- und golitloch, da durch aus deut-schem land fleusst, was nur quillet unci wechst, ge-
muntzt odder geschlagen wird bey uns”.
De meest bekende jaarmarkten in de late middel-
eeuwen varen clie van Champagne. Zij bloeiden van
omstreeks 1150 tot 1350 en werden op bepaalde tijden
op bepaalde plaatsen in het graafschap Champagne
gehouden, dat voor de kooplieden van het Zuiden en
het Noorden een veilig marktgebied was. Uit het
Zuiden, door het dal der Rhône, kwamen de Italianen;
uit het Noorden kwamen de Vlamingen. Italië en
Vlaanderen varen de centra van het vroege handels-
kapitalisme, dat zich ontwikkelde in den tijd der
,kruistochten. De Italianen brachten de verfijnde luxe
van het Oosten, de Vlamingen hun eigen bereide
lakens aan. Zoo werden de jaarmarkten of missen van
Champagne de kernpunten van een uitgebreid han-
delsverkeer; tegelijkertijd van een uitgebreid beta-
lingsverkeer, waarin wissel en clearing function-
neerden
1)
Naast de missen van Champagne bloeiden die van
t)
E. Bassermann, Die Champagnermessen, Tübingon 1911.
184
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
tO’
Mart:193?
Vlaanderen. Ook zij haddn een veelomvattend karak:
ter en trokken iit verschillende handeisgehieden de
kooplieden tot zich.
De missen van Champagne en van Vlaanderen ver-
vielen, toen zij overbodig werden, d.w.z. toen in den
aanvang der veertiende eeuw het directe zeeverkeer
ontstoncl tusschen Venetië en Genua ce.nerzijds en
Brugge en Antwerpen anderzijds. Brugge werd de
generale stapelmarkt der late middeleeuwen; na 1500,
toen het Zwin verzand was, opgevolgd door Ant-
werpen.
Noord-Nederland kende jaarmarkteri te Bergen-op-
Zoom en te Deventer.
Bergen-op-Zooin lag, evenals Antwerpen, aan den
Oostelijketi oever der Schelde, diep landwaarts in,
doch z66, dat zeeverkeer en landverkeer elkander er konden ontmoeten. Naar Bergen-op- Zoom kwamen
met name de Engelsehen, de merchant-adventurers, de
in gildeverband vereenigde Engelsche lakeiiexpor-
teurs. Aan de landzijde reikte het marktgebied van
Bergeri-op-Zoom tot West-Duitschlanç1. Toen kort na
1500, na het verval van Brugge, de stad Antwerpen
haar grooten bloeitijd binnen ging, werd ook het
j aarmarktverkeer van Bergen-op- Zoom gaandeweg ge-
trokken naar de nieuwe. stapeima.rkt. In de eerste
helft der zestiende eeuw zijn de jaarmarkten van Ber-
gen-op- Zoom ineengeschroinpeld en weggeteerd.
Eenzelfde lot trof iets later de jaarmarkten van
Deventer. Wij dienen den IJsel in de late middel-
eeuwen te zien als een helangrijken verkeersweg, die het Rijngebied met de Noordzee en het Noorden ver-
bond. Deventer was tevens het uitgangspunt van be-
langrijke landwegen, zoodat het in de vijftiende eeuw
een jaarmarktstad kon .wezen van groote beteekenis,
die telken jaar in een reeks van vijf drukbezochte
jaarmarkten kooplieden en goederen uit Holland, uit
Friesland, uit het Beneden-Rijngebied en uit West-
falen en van over de
WTezer
tot zich trok. De Hol-
landers brachten zuivelproducten en ,laken, het voort-
brengsel der inheemsche draperie; (Ie Rijnlanders
voerden hout en wijn, de kooplieden uit Westfalen
linnen aan. Uit Bergen in Noorwegen kwam stok-
visch, die naar de Rijnstreken werd verkocht. Zoo was Deventer het centrum van een uitgestrekt
marktgehied, middelpunt van economisch leven; mid-
delpunt ook van geestelijk leven, daar van uit De-
venter de godsdienstige beweging der ,,moderne devo-
tie” en van het ,,gemeene leven” ‘iitstraalde over de
Nedei-ianden en over het Duitsche land.
Mochten in den aanvang der zestiende eeuw de
jaarmarkten van Deventer nog van groote heteekenis
wezen, zij neigden spoedig ten onderga.g, toen Am-
sterdam zich als stapelmarkt gelden deed. Reeds v66r
1585 moet Amsterdam een belangrijke marktfunetie
hebben uitgeoefend, waarvan de invloed zich liet ge-
voelen voorbij Deventer in het gebied van Rijn en
Waal, maar toch kreeg eerst door den val van Ant-
werpen cle stad aan het 1,1 haar ongeëvënaarde’ corn-
mercieele heteekenis. Amsterdam, de nieuwe generale
tapelmarkt, trok ook Midden-Duitsehlaiid in ‘zijn
rnarktgebied. Het stond in directe verbinding met de
grobte jaarmarktsteden, en Devemiter degradeeide tot
transitostad voor lief continéntale
handelsveikee
op
Amsterdam, ja, vèi-d spöedig uitgeschakeld, oen dit
verkeer over -Zwolle werd geleid. ) , , –
Zoo beleefden’ ‘de jaarmarkten en cle ja…marktte-
den perioden van welstand en van verval. – Geen band
verbindt hen met’ de moderriè jaarbewzen tenzij
slechts, waar, zooals in Midden-Europa,” zij’ hun -be•
staan hebben kunnen vöertzetten tot in de negen-
tiende ‘eeuw eim’ de ‘Messe’ tot- Mutermesse –Wor-
den kon.
W.-
SNELLER.’
1)
Z. W. Sieller, Deventer die Stadt der Jahrnk•te, Wejimar
1936.,
‘ …………..-
–
SPECIALE OF UNIVERSELE TENTOONSTELLINGEN
Regelmatig zijn er in verschillencïe centra tentoon-
stellingen van speciaal karakter. Zij -trekken belang-
hebbend en belangstellend bezoek, zijverrichten haar
hoofd-
cmi
nevenfunctiës, zij gaan voorbij of verder,
zonder andere publiciteit dan gewone advertentie-,
aanplak- en folcierreclame en zakelijke persverslagen. Zodra er echter -sprake is yan een universele’tentoon-
stelliig ontbrandt het artillerievuuL- van de. hoog-
dravende propaganda, worden de bekende leuzen van
het nationale belang van de eerste ‘orde; van de cul-
turele betekenis, van de brede blik en van de moedige
daad aangeheven, ‘wordt in pers en vergadering, in
omroep en illustratie stemming gemaakt voor het
plan.
Vanwaar deze opmerkelijke tegenstelling? Is het
verschil gradueel, dat de universele tentoonstelling
zéveel kapitaal vereist, dat men in wijde kring mede-
werking voor de plannen moet zoeken, terwijl de
speciale door -de direct betrokkenen tot stand kan
worden gebracht? Is het een verschil in sfeer, z(, dat de universele tentoonstellingsplannen geboren wor-
den in een kring, die gewend is, – iedere gebeurtenis,
zelfs al is zij van ondergeschikte betekenis, door pers-
conferenties, communiqué’s en iadiolezingen te doen
voorbereiden en door persfoto’s, film- en adiojour-
naal te doen verbreiden, Waarte’genover çlan de spe-
ciale tentoonstellingen aan kringen van stille arbeid
en zwijgzame noeste vlijt haar -ontstaan zouden dan-
ken? Of moeten wij, zelfs in de halve eeuw, der
reclame, tot de erkenning komen; dat er’ ‘-toch nog
waarheid schuilt in de oude zegswijze van de goede
wijn, die geen krans hehoêft, z6 te verstaan dat bij
rustige propagande de vlag meestal-wei :de. lading
dekt, maar dat bij gerucht- en ophefmnaknde reclame
de aanbevolen waar, geestesrichting -of- prestatie oni
gekeerd evenredig -moet worden ‘-geacht aan -‘de mate
van aanbeveling?
Wij zijn geneigd, al deze vragen bëvestigend te
heantwoorden: De universele -tentoonstëlling verdist
een zeer groot kapitaal, te invèstéreii in den weidse
terreinaanleg met toegangs- en verkeerswegen, plant-
soenen en vijvers, möumentale gebouwen en schit-
terende verlidhting. Haar betehenis wordt veelal hoog
aangeslagen in kringen, waar de emotidnele drijfveer
sterker is dan de rationeel-economische rem. Haar
economische betekenis’ wordt- meer meer in ‘twijfel
getrokken.
–
-‘
Aan – de eè’onomiche’ betekenis, énërzijds van – de
uimiversele, ‘anderzijds van de speciale tentoonstellimig,
-zij ‘dit artikel gewijd..
De universele teutonstelling heft in de ‘-negen-
tiende eeuw het ongelovige publiek ‘:gtobnd, rat de gemechanieerde industrie –vrmocht’ Zij: heeft -‘de
ieerstnct ‘tegen’ hetfabridkpro’duct,- di-‘e– door traag-
heid latent aanwezig’
– as en ‘dôor de: bedi-eig(fe haiid-
werkers werd geactieerd; glnsrijk overwoned. Zij
heeft het publiek de overwinhingeh’ der:teôhiek’ piet
verbai’ng en hewdndeing- – d’o : aans’choïw èh-,ht
dênde oveitüi’gcl- vamt de :ffio’gelijkh’eden dei incîdêrtie
productie ‘en van -de detigdelij’kheid -kin’ het naal vervaardigde product.
De uni eisele tentoonstelling heeft succesehd
het’ fahri’èksj)i-ôduct’ ‘-heeft’ de ‘over,ii’inimig’1bëhahid.
H’et iuh-liek is :
o
ë
j
:t
u
i
g
d :van ‘de nïöe1ijk1iddei”‘d’e:r
techniek en win de deugdelijkheid van 1e fabrieks-
d’aar Hèt ‘verliamist’ ziciiiét
in’eem
évër ‘gidött
1
ii
capaciteit vum machines het is emaan geuend het
‘aat i zélf th’iiii”eii’oii h’h werk, diégeld:me’ o’.
Het,- aiihb6d- ‘ai-r fahi-idksiiodudten is ‘-zo -.eiijdi–‘-uim
rijk- gai-ee7i-‘d, dat- iie vëdlheid”iihëâUthh –‘d& hezbe-
ker,-idr hÉ’4
diii’
de uhivërsële’iildrtik té-doén- is’ o’iér-
vermoeid en- o’ ëviedid -‘van :de’
,
ëx’p’ositië :krnï. -IiI4j
heeft weI a’irdige en rnteiessante-dingen geLieq, maar
is”to’ch :njet’,’vgel: ‘wijzr ,ge-motden.-1 Zèifs::al hj ian
‘d’ ‘hem’ ertröuwde zakfi-: die -hlj :jhet
pi’ljoCfi
van zijn eigen land kan zien, een oéénëdig’lang
1o:.Maart 1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
:1
–
85
‘bezoek brengt, blijft de h&vredging achterwege n .hij
zoekt tenslotte
wat
verstrooiing in de rijkelijk gebo-
den amusements- en ontsparin i ngsgelegenheden.
Deze reactie van den bezoeker toont, dat het eco-nomische nut van de universele tentoonstelling niet
groot is. Zeker, de opbouw en de exploitatie brengen
werk eau de winkel, het vreemdelingenverkeer, het
ainusementsbedrijf en het distrihutiewezen profiteren
van de levendigheid, die cle bezoekers in wijde kring
om de tentoonstellingsterreinen brengen. De tentoon-
stellingsstad profiteert nog lang daarna van de groot-
se aanleg van straten, pleinen en grote gebouwen uit
algemene fondsen. Maar al deze secundaire voordelen
wegen: niet op tegen de hoge kosten, indien deze kos-
ten niet door het primaire nut van het werk worden
gerechtvaardigd. Ware het anders, clan zou men ook
destructieve feestelijkheden kunnen organiseeren om
de levendigheid van het verkeer en de wederopbouw
te stimuleren. Slechts wanneer het primaire nut de
te maken kosten benadert, mag men het secundaire
voordeel van de vergrote levendigheid laten mee-
tellen.
Er zijn ook nog enige niet-economische voordelen
aan de tentoonstelling verbonden: nationaal prestige,
meerdere bekendheid voor het toeristisch verkeer,
verbreiding van de nationale cultuur en dergelijke.
Wjj zullen deze voordelen niet ontkennen, wij zullen
er ook niet tegen opwegen de nadelen van het zich
nestelen van allerlei ongewenste elementen op en om
het tentoonstelliugsgehied. Slechts merken wij
01),
dat
deze voordelen meer dan door de universele tentoon-
stelling worden bereikt door cle in deze tijd al veel-
vuldig voorkomende nationale feesten, herdeukings-pleehtigheden, muzikale evenementen, kunstexpos i-
ties, sportdemonstraties en congressen.
Het gebied, door de universele tentoonstelling be-
streken, is in de tegen.woordige tijd te groot, om de expositie aan zijn primaire doel te doen beantwoor-
den. Nevendoeleinden gaan overheersen, en dan is
het beter, die neveudoelinden rechtstreeks te dienen. Openlijk werden clie nevendoeleiiiden te kennen ge-
geven bij de -Imperial Exhihition van Wembley en de
koloniale tentoonstelling te Parijs, en in bescheide-
ner l)estek bij cle Indische tentoonstelling te Arnhem
en de opzet van de reizende tentoonstelling Neder-
lanseh Fabrikaat in 1936.
Zo komen wij vanzelf tot cle specialisatie, waarop
het tentoonstellingswezen in de tegenwoordige tijd
het oog heeft te richten. Deze specialisatie is velerlei.
Het meest verwant aan de universele tentoonstel-
ling is nog de expositie, die een gedachte tot visuele
uiterlijkheid wenst te brengen. Gedachten als de
Rijkseenheid, als Nederland weerbaar, als bij gelijke
prijs, en kwaliteit Nederlands Fabrikaat, als stad en
platteland in onderlinge samenhang en samenwer-
king, lenen zich zeer wel tot ondergrond van expo-
sities, waar het tentoongestelde weinig specialisatie
verraadt, liet nut van zulke tentoonstellingen ligt
buiten het economisch gebied, het ligt op het terrein,
dat door de onderliggende gedachte wordt bestreken.
Betreft de specialisatie de kring van direct be-
langhebbenden, dan verlaten wij eigenlijk het gebied
der tentoonstelling om dat der jaarbeurzen te betre-
-den. Het eeonomische nu
–
t van Jiet periodiek samen-
komen van vakgenoten, producenten, wederve-rkopers
en verderverwerkers, teneinde elkander
OJ)
:de hoogte
te houden van nieuwe vindingen
3
nieuwe toèpassii-
gen, nieuwè aanwendingen en nieuwe verlangens, ten-
einde- deskundige demonstraties en- toelichtingen te
geven en hij te wonen, is zo overduidelijk en, zo ten
volle door de praktijk bevestigd, dat hieraan: geen
nadere beschouwingen behoeven te worden gewijd.
– Betreft de speehilisatie een bepaald gebied, waar-
omtrent kennis met vrucht kan worden verspreid,
dan zal het nuttig effect groter zijn ‘dan van een af-
deling op een -universele tentoonstelling. De bezoeker
kan er rtistiger het samenhangend materiaal -waai-
-nemen, en een ze1cre autoselectie va-fi in de speciale
materie belangstelleiide bezoekers werkt mede tot die
rustige sfeer. Zo hebben (le Entos -en de Elta te Am-
sterciam, de Pressa te Keulen, de Tassei.kraft
te
Bazel en vele andere speciale instruc:tieve tentoon-
stellingen aan haar doel beantwoord.
Zeer rationeel is de specialisatie met betrekking tot
het artikel. Dat wil niet ‘zeggen, dat iedere tentoon-
stelling van een artikelengroep rationeel is. ‘Van tal
van artikelen bieden dle etalages van winkeliers, grote
magazijnen en warenhuizen reeds even zovele per-
manente tentoonstellingen. Van al die artikelen,
waarvan cle wederverkopers den verbruiker een ruime
keus bieden, is een speciale tentoonstelling veelal
overbodig. Maar er zijn ook vele artikelen, waarvan
de wederverkoper geen ruime keuze bieden kan. Waar
de wederverkoper zich aan ee.n speciaal fabrikaat,
heeft gebonden, of waar het artikel te kostbaar of te
gevarieerd is om door den distribuant in ‘oliedige
keuze in voorraad te worden gehouden, daar mist de
verbruiker keuze en selectiedienst en wordt hij koop-
schuw. De vertegenwoordiging van een bepaalde ia-
briek, die den wederverkoper tijdelijk voordeel brengt,
dwingt dien ondeskundig-en verbruiker ertoe, van
showroom naar showroom te sjouwen, aldaar ovcrvel-
d igencie demonstraties en ‘somtijds tendentieuse voor-
lichting te ondergaan en tenslotte zonder deskundige
selectieve adviezen op goed geluk te kopen of. – –
uit wantrouwen van dle koop af te zien. Aan dit euvel
komt, zolang fabrikanten en wederverkopers cle af-
zonclerlijke showrooms en de ailecnvertegenwoordigin-
gen handhaven, de periodieke tentoonstelling, waar
alle fabrikaten gedemonstreerd worden en waar neu-
trale deskundige voorlichters zich zullen vertonen,
tegemoet. De automobiel- en rad iotentoonstellingeo,
de exposities van huishoudelijke apparaten en vn
kantoormachines behouden zodoende een nuttige func-
tie, ook nadat haar primitieve functie, het overwin-
nen van ongeloof en weerstand ten ‘opzichte van de
bruikhaarhejd van de moderne .mechanismen, over-
bodig is geworden. Op het gebied van sanitaire, ver-warmings- en verlichtingsapparaten en op het terrein van woninginrichting zouden dergelijke tentoonstel-
lingen vermoedelijk evenzeer nuttig effect kunnen
sorteren. Zulke speciale tentoonstellingen hebben
naast dit nuttig effect nog het voordeel, dat zij
elkancler in dezelfde gebouwen kunnen afwisselen en
van plaats tot
illaats
kunnen reizen, wraardoor zij
geen overgrote kosten en kapitaalinvesteringen ver-
eisen.
Niet aan de fascinerende universele tentoonstelling
is naar onze mening de toekomst, maar aan de jaar-
beurs en de speciale tentoonstelling op welgekozen
gebied. Deze heide zijn nog voor verdlere uitbreiding
vatbaar; op deze uitbreiding coneentrere men de op
dit terrein aanwezige krachten. P.
DE INTERNATIONALE TENTOONSTELLINGS.
CONVENTIE.
– Internationale tentoonstellingen zijn een afspiege-
ling van de concurrentie der volkeren. Reclame en
:propag’anda. yoor eiget prestaties, overtroeven van
hetgeen tndere landen brengen, is het doel. Dit ver-
klaart onmiddellijk, dat deze gebeurtenissen licht tot
inihder gunstige nitwassen.-ku.nnen- leiden. – –
De eêrste wereldtentooustelling werd gehouden in
1851 te – Londen, spoedig gevolgd doorParijs (1855).
In 1862 opnieuw Londen, – bibnen- 5 jaar kwam
weer Pal’ijs (1867). Na eeniga afwisseling (Weenen
1873 en Philadelphia 1867) vroeg Parijs. opnieuw
twaemaal- achtereen de aandacht – met wereldtentoon– stellingen in 1878 en 1.889 en na Chicago (1893) nog-
maalt in 1900. In 1904 volgde St. Louis. –
:Ht –streven naar universaliteit vond eehtr zijn
– gï’enen – in ‘de -. toenemende – veelzijdigheid van het
menscheljk leven. Verscheidene tentoonstellingen
ingen içli- datrom – beperken tt een zeker aantal
-.eatogorieën van schappirigen; zoo begint de tijd der
188
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
10. Maart .1937
internationale vak-tentoonstellingen, waarin bijv.
Dresden (1911, Hygiëne), Leipzig (1913, Baufach)
en Lyon (1914, Stedebouw) hun triomphen vierden.
Naast de tentoonstellingen hadden zich in den loop
der eeuwen de Jaarbeurzen ontwikkeld, in het bijzon-
der die te Leipzig en te Nischni-Nowgorod, die in
de laatste decenna voor den wereldoorlog een groote
vlucht namen.
Gezien de beteekenis, die goede tentoonstellingen
en jaarbeurzen voor het economisch leven in het al-
gemeen kunnen hebben, is het vanzelfsprekend, dat
zich al spoedig organisaties vormden met het doel
deze exposities meer efficiënt te regelen en uitwas-
sen, die daarbij voorkwamen, te bestrijden. Langza-
merhand toch begon het bedrijfsleven het als een ondragelijke last te gevoelen, dat men telkens uit
overwegingen van nationale trots en prestige gedwon-
gen werd groote uitgaven wegens deelneming aan
tentoonstellingen te doen, die in geen verhouding
stonden tot het daarmee te bereiken economisch nut-
tig effect.
De eerste poging tot internationale samenwerking
op dit gebied geschiedde in 1876 op initiatief van
Zwitsersche zijde, waar voorstellen w’erden uitge-
werkt om een internationale instantie in het leven te roepen, die de waarde van deelneming aan een
tentoonstelling zou onderzoeken. Zou het voor-onder-
zoek ongunstig uitvallen, dan zouden de landen moe-
ten worden geadviseerd van deelneming af te zien.
In 1893 had te Bern, op uitnoodiging van de Zwit-
sersche Regeering, de eerste landen-conferentie plaats,
die zich inderdaad voor een internationale regeling
van het tentoonstellingswezen uitsprak.
Aangezien niet alle groote industrielanden zich
hieraan terstond wilden onderwerpen, kwam er voor-
loopig niets van dit plan. Beter ging dit, nadat in
verschillende landen nationale organisaties waren op-
gericht. Zoo ontstond in ons land in 1906 de Neder-
iandsche Vereeniging voor Tentoonstellingsbelangen.
lIet overleg tusschen deze organisaties leidde in 1908
tot de stichting van de ,,Fédération Internationale
des Comités Permanents d’Expositions” te Brussel.
De actie, welke van deze particuliere organisaties
uitging maakte tenslotte, dat de. Regeeringen einde-
lijk inzagen, dat op dit gebied regelend moest wor-
den opgetreden.
De Duitsche Regeering nam in 1912 het initiatief
tot een nieuwe diplomatieke conferentie te Berlijn,
welke leidde tot de eerste tentoonstellingsconventie.
Waar het hier ging om een afspraak tusschen regee-
ringen, kon de regelin.g zich ook slechts beperken tot officieele en officieel erkende internationale tentoon-
stellingen. Jaarbeurzen, alsook particuliere tentoon-
stellingen bleven er dus buiten.
Het hoofddoel der conventie was de beperking, ge-
legen in de afspraak, dat in een land slechts éénmaal in de 10 jaren een algemeene internationale tentoon-
stelling mag worden gehouden. Deelneming door een
Regeering aan een dergelijke tentoonstelling in een
ander land zou slechts om de 3 jaren mogen plaats
vinden.
Voorts bevat de conventie een aantal bepalingen
omtrent taak en bevoegdheid van den Regeerings-
commissaris, maatregelen inzake bescherming van
industrieelen eigendom, douane-, reis- en vracht-faci-
liteiten en tenslotte betreffende jury en prijzen.
Deze conventie werd door Rusland, Engeland en
Zwitserland geratificeerd, en Nederland verklaarde
in 1914 gereed te zijn tot ratificatie. Verder is het
niet gekomen.
Door het uitbreken van den wereldoorlog werd dit
moeizaam tot stand gebrachte resultaat, gelijk zoo-
vele andere, stukgeslagen, en nadat de handel zich
na 1918 weer eenigszins kon ontplooien, schoten ook
de tentoonstellingen en jaarbeurzen weer overal als
paddestoelen uit den grond.
Voor groote wereldtentoonstellingen scheen de tijd
nog niet geschikt, doch het aantal speciale tentoon-
stellingen vermeerderde zich van jaar op jaar De
eerste wereldtentoonstelling na den oorlog vond plaats
in 1929 te Barcelona en is gevolgd door Brussel in
1935. De motieven clie in 1912 hadden geleid tot de
conventie van Berlijn golden na den oorlog zeker nog
in dezelfde, zoo niet in nog sterker, mate.
In vele landen gevoelde men behoefte, die conven-
tie niet alleen weer in leven te roepen, doch haar
bovendien uit te breiden met een regeling ten aan-
zien van het jaarbeurswezen. Hoewel in beginsel bij
jaarbeurzen het zakelijk karakter op den voorgrond
staat, en de propagandistische of leerende strekking,
welke aan tentoonstellingen eigen is, daar betrekke-
lijk vreemd aan is, deden zich toch ook bij jaarbeur-
zen misstanden voor tengevolge van nationalistische
tendenzen. Zelfs handhaafden zich in verschillende
landen meerdere jaarbeurzen naast elkaar, waardoor
het bedrijfsleven zich uit onderlinge naijver herhaal-
delijk tot deelneming gedwongen voelde, niettegen-
staande het nut zeer problematisch werd geoordeeld.
De Regeeringen en stedelijke overheden gaven dik-
wijls ruime subsidies aan in hun gebied gelegen jaar-
beurzen, waardoor zij, hoewel met dalend succes, toch in leven bleven.
Reeds in 1924 werd in de Internationale Kamer
van Koophandel te
Parijs
overleg gepleegd, om te
trachten orde en regel in deze chaos te brengen. Dit
werd in. 1925 gevolgd door de stichting van de
,,Uuion des Foires Internationales” te Milaan, waar
practisch alle jaarbeursbesturen in vereenigd werden.
Deze Union heeft
01)
het gebied van regeling van
het jaarheurswezen zeer nuttig werk gedaan, doch zij
heeft zich steeds op het standpunt geplaatst, dat een
dergelijke regeling niet moest geschieden door over-
heidsdwang, doch door particulier overleg, geheel ge-
richt op het zakelijk belang van het bedrijfsleven.
De Internationale Kamer van Koophandel liet dit
onderwerp echter niet los, en toen in 1928 de Fran-
sche Regeering met een nieuw voorstel voor een ten-
toonstellingsconventie voor den dag kwam, was het
de Internationale Kamer van Koophandel die de
spreektrompet werd van de belangen van industrie en
handel hij dit vraagstuk. Het voor-overleg, dat zij tot
stand heeft gebracht, heeft voor de conferentie, in
November 1928 te Parijs gehouden, zeer nuttig werk
geleverd.
Het resultaat was een nieuwe conventie van 28 No-
vember 1928, welke, geïnspireerd door de beginselen
van haar voorgangster van Berlijn 1912, in de eerste
plaats beoogde een beperking van het aantal inter-
nationale tentoonstellingen. Onderscheid werd ge-
maakt tusschen tentoonstellingen met verplichting
aan de deelnemende landen tot het bouwen van eigen
paviljoens (le categorie) en tentoonstellingen waar
(leze verplichting niet bestaat (2e categorie). Ten-
toonstellingen van de le categorie mogen nu volgens
(le conventie slechts éénrnaal in cle vijftien jaren in
één land worden georganiseerd. Voor de 2e categorie
werd de afstand op tien jaren bepaald. Voorts mogen tentoonstellingen van de le catego-
iie in verschillende landen elkaar slechts opvolgen met een tusschenperiode van zes jaren en bij de 2e
categorie is die periode bepaald op twee jaren.
Van groote beteekenis is de stichting, op grond
van deze conventie, van een Internationaal Tentoon-
stellingsbureau, dat te
Parijs
is gevestigd. Dit bureau heeft tot taak te waken over de toepassing van de be-palingen der conventie op alle tentoonstellingen, di.e
door of met medewerking van de Regeeringen der
toegetreden landen worden georganiseerd.
Artikel 8 verplicht daarom het land, dat een on-
der de conventie vallende internationale tentoonstel-
ling wil houden, minstens 6 maanden voor het uit-
zenden van de uitnoodigingen tot deelneming aan
cle andere landen alle gegevens betreffende de ten-
toonstelling aan dit bureau in te zenden. Wordt de
Organisatie in overeenstemming niet de bepalingen
der conventie bevonden, dan wordt de tentoonstelling
10 Maart 1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
Rm
bij dit bureau geregistreerd. De toegetreden landen
hebben zich verbonden geen uitnoocligingen tot deel-
neming te accepteeren, die niet van het bewijs der
inschrijving bij het bureau vergezeld’zijn. Voorts be-
vat de conventie van Parijs, evenals die van Berlijn,
een aantal bepalingen tot regeling van de bekronin-
gen en de jury, alsmede ten aanzien van invoerrech-ten, belastingen, industrieëlen eigendom, enz. Daar-
bij bestond gelegenheid die bepalingen aan te passen
aan de ervaringen en gewijzigde opvattingen, welke
zich in de jaren na den oorlog hadden voorgedaan.
Opgemerkt dient te worden, dat de conventie in
geenerlei opzicht betrekking heeft op de jaarbeurzei,
aangezien enkele groote landen zich, ter conferentie
te Parijs in 1 28, beslist tegen een Regeeringsbe-rnoeiing met dit vraagstuk hadden uitgesproken;
vooral Engeland en Italië waren daar scherp tegen
gekant. Niettemi.n werd in een bij de conventie be-hoorend protocol de wensch geuit, dat binnen acht-
tien maanden na de ondeiteekening van dit verdrag
een nieuwe conferentie zou bijeenkomen, die zou
trachten een regeling van de jaarbeurzen en andere
niet onder het verdrag vallende manifestaties te
treffen. Een speciale Commissie bij het internatio-
naal tentoonstellings-bureau werd zelfs aangewezen,
om dit voor te bereiden.
Inderdaad is dit vraagstuk ernstig bestudeerd,
doch bij nader inzien bleek het toch beter, de jaar-
beurzen vooralsnog buiten de Regeeringsbemoei ing te laten.
De conventie is op 17 Januari 1931 officieel in
werking getreden; thans zijn daarbij aangesloten 21
landen, waaronder ook Nederland. De ervaring bij de
toepassing van de beginselen der conventie heeft in-
tusschen wel geleerd, dat de practijk nog veel inge-
wikkelder en wisselvalliger is, dan men in 1928 kon
vermoeden. Thans worden dan ook door het interna-tionaal bureau reeds besprekingen voorbereid, om te
komen tot een uniforme interpretatie van verschil-
lende clausules in het verdrag, waarover in den loop
der jaren misverstand bleek te kunnen rijzen.
Ook is gebleken, dat, niettegenstaande de meest
nauwkeurige reglementen welke worden ontworpen,
goedgekeurd en geregistreerd, bij de toepassing in de
practijk daarvan nog wel eens wordt afgeweken. De
Raad van Beheer van het bureau bestaat uit vertegen-woordigers der Regeeringen, met gevolg dat politieke
stroomingen in dit gezelschap af en toe ook wel eens
een rol spelen.
Niettemin mag het bedrijfsleven in het algemeen zich gelukkig prijzen dat er, lehalve een conventie,
ook een instantie is, die tot taak heeft te controlee-
ren en te bevorderen dat die conventie ook inderdaad
zooveel mogelijk wordt toegepast.
T
are
dit niet het geval, dan zouden Regeeringen
en bedrijfsleven opnieuw gebukt gaan onder een
financieelen druk, die in geen verhouding zou staan
tot het nut, dat de tentoonstellingen kunnen af-
werpen.
A.
R0M COLTHOFF.
NEDERLAND EN HET TENTOONSTELUNGSWEZEN.
Hoewel in vele opzichten Nederland een vooraan-
staande plaats in de wereld inneemt, is de toestand
op tentoonstellingsgebied helaas anders.
Tentoonstellingen van internationale beteekenis
zijn in Nederland vrijwel onbekend. Zeker, er zijn
verschillende vaktentoonstellingen gehouden – buy.
de R.A.I., een jaarlijksche terugkomende gebeurtenis
op automobielgebied in Amsterdam, die echter, zooals
bekend is, dit jaar niet zal plaats vinden, en ver-
schillende tentoonstellingen op tuinbouwgebied, die
ook in het buitenland de aandacht trekken, – maar
als wij op het gebied van internationale tentoonstel-
lingen ons land bijv. eens vergeleken, met onzen na-
buur België, dan moeten wij respect hebben voor het-
geen daar binnen vijf jaren tot stand is gebracht:
de wereldtentoonstelhingen in 1930 in Antwerpen en
Luik en in Brussel in 1935 gehouden, zijn nog niet
uit de herinnering verdwenen.
Na de reeds verscheidene jaren geleden te Amster-
dam gehouden ,,Entos” en ,,Elta”, die elk op haar
gebied een prestatie van bijzonderen aard zijn ge-
weest, heeft Nederland op tentoonstelhingsgebied zich
niet in bijzondere mate onderscheiden.
De pogingen door den heer Mr. J. Huges, Secre-
taris der Kamer van Koophandel en Fabrieken te
Arnhem, eenige jaren geleden in het werk gesteld om
te komen tot een grootsch opgezette demonstratie van
het Nederlandsch bedrijfsleven hebben evenmin tot
gunstig resultaat geleid als de plannen verleden jaar
van een Amsterdamsch comité tot het tot stand bren-
gen van een internationale tentoonstelling.
Ook de deelneming van Nederland – zoowel van
Regeeringswege als van de zijde van het particulier
bedrijfsleven – aan tentoonstellingen in andere lan-
den is waarlijk niet ,,overstelpend” te noemen, hoe-
wel daarbij direct de opmerking kan worden gemaakt,
dat als Nederland deelnam, de inzending uitstekend
verzorgd was en veel belangstelling trok.
Kan uit dit feit de conclusie worden getrokken, dat Nederland noch als zoo te noemen vlagvertoon, noch
uit het oogpunt van bekendmaking zijner producten,
propaganda door middel van tentoonstellingen noo-
dig heeft?
Wij voor ons meenen zulks te mogen betwijfelen.
Schrijver dezes heeft in zijn kwaliteit van Secreta-
ris der Nederlandsche Vereeniging voor Tentoonstel-
lingsbelangen ôf als lid en secretaris van een daartoe
speciaal ingestelde commissie ôf – hij tentoonstel-
lingen van minder omvang – zelfstandig, nogal
eenige ervaring op dit gebied opgedaan. Vanzelfspre-
kend is het altijd, welk propagandamiddel of welke
reclame men ook toepast, vrijwel onmogelijk een vol-
ledig oordeel te vellen over de verkregen practische
resultaten, maar toch bleek als regel èn Nederland in het algemeen èn het op een tentoonstelling ver-
tegenwoordigd Nederlandsch bedrijfsleven, gebaat te
zijn geweest met deelname.
Verschillende feiten, waarop dit oordeel steunt, zijn niet geschikt om wereldkundig te worden ge-
maakt. Een aardige herinnering zij mij echter ver-
oorloofd, uit mijn herinnering op te diepen:
In Bazel had in 1926 een internationale tentoon-
stelling op binnenscheepvaartgebied plaats, aan welke
tentoonstelling Nederland deelnam. De Zuiderzee-
werken waren vertegenwoordigd door een zeer een-
voudige kaart van Nederland, samengesteld uit ver-
schillende aan elkaar geplakte kaarten van den Topo-
grafischen dienst en de uit te voeren werken, in ver-
band met de Zuiderzee drooglegging, waren aange-
geven door een breede roode lijn.
Deze zeer eenvoudige voorstelling trok aanstonds,
reeds tijdens den opbouw van de tentoonstelling,
groote belangstelling en menig Zwitser, Italiaan, En-
gelschman, Duitscher en Franschman kwam tijdens
den opbouw die kaart reeds eens bekijken en liet zich door onze menschen voorlichten. Tijdens de tentoon-
stelling had het publiek voor deze voorstelling zulk
een groote belangstelling, dat op initiatief van onzen
Consul te Bazel binnen enkele dagen een lezing door
een der hoofdingenieurs der Zuiderzeewerken was
voorbereid over ,,De drooglegging van de Zuiderzee”.
Het Bazelsche intellect was in grooten getale opge-
komen om de lezing aan te hooren en de bewondering
voor de beteekenis van ons land was ná die lezing
aanmerkelijk gestegen. Een der bezoekers der ten-
toonstelling, een vooraanstaand Zuid-Amerikaan, in-
formeerde bij den vertegenwoordiger in de Neder-
landsche afdeeling naar adressen van fabrikanten in
Nederland van haven-sleepbooten en baggermateriaal.
Natuurlijk w’erden deze adressen zoo uitgebreid mo-
gelijk verstrekt.
Naast een zoo belangvekkend mogelijke voorstel-
ling van de zaken waarop de aandacht moet worden
188..
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
10Maart i937
gevestigd, is het vanzelfsprekend ook van groot be-
lang, dat de vertegenwoordiging ter tentoonstelling
op uitstekende wijze is verzorgd. Wordt hieraan niet
voldoende aandacht besteed, dan zal het gehoopte
nuttig effect van de deelname ernstig worden ge-
schaad. –
Om het nuttig effect te verhoogen is een collectief
samengaan van de deelnemers veelal van groot belang.
l{et is echter te betreuren, dat een collectief samen-
gaan gewoonlijk in Nederland zeer moeilijk te be-
reiken is. De gevolgen van collectieve deelneming (indien op
de juiste wijze aangepakt) zijn: aanzienlijke kosten-
besparing voor deelnemers en grooter en doeltreffen-der belangstelling van de bezoekers.
Dat bij een dergelijke collectieve samenwerking
samengaan van Regeening en 1-landel en Nijverheid
van het allergrootste belang kan zijn, is duidelijk.
Het ware wenschelijk, dat in deze richting een oplos-
sing voor dit voor Nederland zoo belangrijke vraag-
stuk zou kunnen worden gevonden.
liet spreekt wel vanzelf, dat het werkelijk niet
mogelijk is, dat aan alle tentoonstellingen, die voor
Nederland van belang
kunnen
zijn, wordt deelge-
n ornen.
Aan den andere:n kant moet echter ook niet wor-
den vergeten, dat hoe groot ook de internationale
moeilijkheden op het oogenhlik zijn, hij slot van
rekening de verschillende landen elkaar toch nooclig
hebben. Dat zulks wordt ingezien blijkt uit het feit,
dat in andere landen wei aan buiteniandsche ten-
toonstellingen wordt deelgenom en hoewel daarbij toch
zeker niet zal worden verwacht, dat deelneming
oogenbli kkelijk belangrijke zakelijke resultaten zal
hebben. Daarbij moet echter worden erkend, dat deel-
neming in verschillende landen in groote mate ver-
gemakkelijkt wordt door steun en medewerking van.
de verschillende regeeringen.
Nu mag echter ook niet over het hoofd worden ge-
zien, dat het dikwijls zeer bezwaarlijk is aan buiten-
landsche tentoonstellingen, deel te nemen, ten eerste
in verband met de handelspohtiek van verschillende
en helaas zeer vele landen en ten tweede omdat het
dikwijls zeer ongewertscht is openlijk te toonen, wat meti in staat is naar een ander land te leveren, omdat
hiervan het gevolg kan zijn, dat bij de verschillende
regeeningen nog meer aandrang wordt uitgeoefend
dergelijke leveringen uit het buitenland te belemme-
ren, clan tot dusver reeds geschiedt.
Inderdaad is dus het vraagstuk van deelneming
aan internationale tentoonstellingen in het buiten-
lancl. niet zoo erg gemakkelijk te beoordeelen, maar
men vergete niet, dat het oude spreekwoord ,,Onhe-
kend maakt onbemind” nog steeds groote waarheid
bevat. Al moge het waar zijn, dat deelneming van
Ned’eniandsche zijde aan buitenlandsche tentoonstel-
lingen in verschillende gevallen niet meer zou kunnen
zijn dan, om het zoo te noemen, vlagvertoon, clan
dient men daarbij toch wel in het oog te .houden, dat
ook het oude spreekwoord ,,De Kost gaat voor de
Baat uit” nog steeds waarheid bevat.
Een gezonde ontwikkeling van het tentoonstellings-
wezen
hier te lande i,s
destijds ernstig geschaad door
het’ feit, dat verschillende personen het organiseeren
van tentoonstellingen als .,vak” gingen uitoefenen en
trachtten daarin een bestaan te- vinden, liet is ge-
makkelijk te begrijpen, dat de belangen van Handel
en Nijverheid daarmede gewoonlijk niet waren ge-
dieucl.
Aan dezen toestand is een afdoend einde gemaakt,
doordat het bestuur der Nedenlandsche Vereeniging
voor Tentoonstellingsbelangen een ige jaren geleden
een ,,standaard-tentoonstellingsreg’lement” heeft opge-
steld. In dit reglement komt o.a. duidelijk uit, wie
de feitelijke organisatoren van de tentoonstelling zijn,
of de henoodigde geldmiddelen beschikbaar .zijn om
de plarnien en cle tentoonstelling zelve door te zetten,
.teri’ijl verder in het reglement de noodige aandacht
is – geschonken zoowel aan de reëhten en veriilidhtih-
gen van de organisatoren als van de deelnemers.
Dit standaard-reglement wordt gelukkig in steeds
toenemende maté toegepast.
II. F.
R.
SNOEK.
OPENBARE BEKENDHEID VAN UITVINDINGEN.
Jaarbeurzen en tentoonstellingen hebben, ondanks
haar vele tegenstellingen, gemeen, dat zij haar bezoe-
kers in de eerste plaats opmerkzaam trachten te ma-
ken op de allernieuwste artikelen.
01)
grond van
zakelijke overwegingen of propagandisti sche motie-ven, wordlen nieuwe producten zoo spoedig moel,ijk
onder de aandacht van belanghebbenden gebracht.
Al naar gelang dheze categorie behoort tot de groep
van zakenmenschen of tot liet groote publiek, zal ex-
positie van de nieuwe producten op een jaarbeurs,
(lan wel op een tentoonstelling plaats vinden. Onder
dle artikelen, die op jaarbeurzen en tentoonstellingen
wordien geëxposeerd, heeft zich derhalve, sinds liet
bestaan van deze instellingen, steeds een groot aantal nieuwe producten bevonden. Een deel van deze nieu-
we prodhacten behoort niet of niet gëheel tot de groep
der stoffelijke goederen, maar kan onder de onstof-
felijke goederen worden gerangschikt, omdat de ge-
dachte, die aan de vervaardiging van deze artikelen
ten grondslag heeft gelegen, liet voornaamste ken-
merk is.
Een groot aantal dezer artikelen kan aanspraak
maken op de wettelijke bescherming, die in vrijwel
alle landen aan dle prodiucten van den menschelijken
geest wordt verleend, hetzij op grond van auteurs-
recht, voor zoover het voorwerpen op het gebied van
letterkunde, wetenschap of kunst betref t, hetzij op
grond van de bescherming, dlie door het octrooireeht
word t gegeven voor nieuwe vormen van nijverheid: Openbare bekendlheidl loet cle bescherming, die het
auteursrecht verleent, nimmer teniet gaan. In cle meeste landen vervalt diaarentegen liet recht
0
1)
octroo ivenleening, zoocira kan word en vastgesteld, dat
de octrooieerbare materie openbaar bekend was op
het tijdlstip, waarop dlÔ octrooiaanvraag wordt inge-
dhelld.
1-Jet bezwaar tegen octrooi verleening voor openbaar
bekende artikelen hangt ten nauwste samen met de
grondslagen van het octrooirecht, dat allereerst de
bedoeling heeft onbekende vindingen binnen het be-
rejk van cle gemeenschap te brengen. Dientengevolge
is het in vele landen onmogelijk een octrooi te ver-krijgen voor uitvindingen, dlie in het openbaar zijn
geëxposeerd. De desbetreffende bepalingen vormen een ernstig beletsel voor oltvindlers en jnclostreeien
om hun nieuwe producten zoo spoedig mogelijk al-
genieen bekend te maken. Deze tegenstelling tusschen
1)UbliCiteit en oètrooiverieening is des te merkwaar-
diger, indien men bedenkt, dat de bakermat van de
internationale octrooi bescherming gelegen is op een
publi ci tei tsgeb i cd hij
ci
tnemendheid, de wereldteu-
toonstelhing, dlie j
n.
1883 te Parijs werdi gehouden,
waar de conventie tot bescherming van den indus-
trieelen eigendom tot stand kwam Het zou van wet-iii g h offehij kileidl tegenover liet tentooustellings-
wezen hebben getuigd, indien op dle conferentie, die
in 1883 werd gehouden, geen pôgingen zoudlen zijn
aangewend om liet exposeeren van iii euwe producten
op tentoonstellingen mogelijk te maken, zonder dat
zilks in den weg zou staan aan het verkrijgen van
een deugdelijk octrooi. De resultaten van deze pogin-
ôn zijn neergelegd in artikel 1.1 van de Convention
d’Tjnion cle Paris pour la protection de la propriét’é
ndu.stnielle. De kloof, (lie gaapt tussehen octrooibe-
scherming en publiciteit is door dit artikël ‘slechts
‘niet en ivankel plankje overbrugd. Voor liet verkrij-
gen van een Nederlandlsch octrooi kan men er zondler
bezwaar gebruik van maken, indien men daarentegen
de vinding in het buitenland weiischt te beschermen,
verdient liet aanbeveling ‘veiliger wegen te bewande-len. De oorzaken van de onzekerheid ten aanzien van
10 Maart 1937-
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN,
189
de oetrooibescherming van geëxposeerde, uitvindin-
gen, kunnen thans ‘niet nader worden nagègaau, doch
werden elders uitvoerig behandeld
o)•
Ondaiks het
feit, dat hierop herhaaldelijk de aandacht werd ge-
vestigd, kan. men nog steeds .cönstateeren, dat op
tentoonstellingen en jaarbeurzen tot expos:itie van
ni tvindingen wordt overgegaan, zonder dat voldoen-
cie maatregelen tot bescherming zijn genomen. In den
regel geschiedt zulks niet
01)
grond van een mis-
iliiats ‘ertouwen- in cle bestaande gebrekkige rege-
l.idg, maar door-het ontbieken van voldoend inzicht
in de wa’arde, die de in.dustrieele eigendom voor een
bedrijf kan vertegenwoordi geli. Dit verschijnsel treed t
vooral in Nederlan’d térk op’ den voorgind en is
niet alleen in den liie’rbovn aangegeven vorm aan-
wijshaiir, maar komt vooral tot uiting in een gebrek
aan voldoende, deskundige voorlichting op het gebied
van den industrielen eigendom., De meeste bedrij-
ven, enkele uitzonderingen daargelaten, beschikken
niet over niedewerkers
j
die op dit gebied hun sporen
hebben verdiend en hoewel ons land kan bogen op
voortreffelijke octrooi gemachtigden, kan zulks toch
niet voorkomen, dat het Nederlandsche bedrijfsleven
herhaaldelijk de nadeelen ondervindt van het gebrek aon deskundigen in eigen Icring. Niemand kan beter
het belang van’ftitvindingen beoordeelen, maatrege-
len tot h’eschermijg treffen, eventueel plannen tot
afweer, heianien;. dafi de, medewerker, dié cle eischen
an ]iêi.
bedrij.f,
‘ita’rin hij werkzaam is, van nabij
kent,, Wercscht, inch zicih van deskundige hulp buiten
het bediijf te :vdzkeren, clan is een dergelijke mede-
w.erkè.iT ile:mëst geschikte, persoon om de ondorhan-
d’elingeh derover, té oeren ‘en’ mêt den .octrooige-
machtidé samen te werken. Nog steeds bestaat 1 op
dit gebied in Nederland een achterstand, ondanks
het ‘fëit; dat hiërop il’ikwijls:”dc aandacht van het he-
drijfsieven
in’
gevestigd .
Onvoldoende’ waardeering ‘ voor defi in.dustrieeleu
eigendom leidt niet alleen tot verwaarloozing
01)
het
ghiecI van de bescherming, maar heeft eveneens ten-gevolge, ‘(lat niet genoeg profijt wordt getrokken van
verkregen octrooien. Te lang wördt dikwijls gewacht
met de toepassing, waardoor een gedeelte van don be-
treickelijk korten levensduur van’ het ‘octrooi nutte-
loos verstrijkt. Gebrek aan inzicht betreffende de af-
zetmogelijkheden van cle nieuwe producten is hier-
van veelal (Ie oorzaak. De openbare bekendheid, d’ie
voor liet verkrijgen van een octrooi een onoverkome-
lijke hinderpaal oplevert, is het eenige middel om uiteindelijk de vïuchten van het octrooi te kunnen
pluicken. Jaarbeurzen en tentoonstellingen zijn, al
naai gelang den kring van belanghebbenden, dien
men wenscht te bereiken, het mi cidel bij uitstek om
tot deze openbare bekendheid
–
te geraken. Voor het
bedrijfsleven is het daarom een dringende eisch van
(leze instellingen gebruik te maken, om op de snelste
en meest uitgebreide wijze bekendheid te geven aan
de nieuwe producten, mits voor deze producten van
te voren een behoorlijke bescherming wordt verkregen.
– Mr. J. C.
VAN LEEUWEN.
t)
Mr. J. C. van Leeuven: Certiîicnts de Garantie.
) Prof. Mr, J. vati Loon:
Dcc
beteekenis, van Oetrooieii
vooj de ‘Industrie.
‘
–
DE INTERNATIONALE ‘TENTOONSTELLING TE
PARIJS IN 1937.
liet ligt niet in mijn bedoeling op dit’ oogenhlik
eenuitgebreid overzicht te gevenvan hetgeen beoogd
wordt met cle tentoonstelling, welke ‘dit jaar van
Mei ‘tot November onider. den naam van l’Art et le
Technique dans la ‘Vie Moderne in de Fransche
hoofdstad zal worden .gehôuden. Uiteraard zouden
daârbij tal van onderwerpen naar v61’en komeii Aan
– een tweetal wil ik hier een korte bes’chbciwing wijden,
omdat die, naar’ ik. meen, in het bijzonder binnen liet
‘Icader van dit’ weekbicid vallen.
‘In cle eerste plaats’ wil ik-de algemeene vraag onder
het oog zien, of het op een -internationale tentoon-
stelling de vooriceur verdient, de inzending van een land op één plaats te concentreeren, dan wel haar te
vercieelen over verschillende groepen, waaruit de ten-
toonstelling volgens het programma bestaat, terwijl
het tweede onderwerp nog meer in het bijzonder op
deze Parjsche tentoonstelling betrekking heeft, nI.
de samenwerking tussehen industrie , en kunstenaar
om tot een kunstnijverheidsproduct te geraken.
Wat de eerste vraag betreft, zij er aan herinnerd,.
dat in 1928 een internationale conventie werd opge-
steld, welke de tentoonstellingen in een aantal cate-
gorieën verdeelt. Die van de eerste soort zijn de groote wereldtentoonstellingen, welice slechts om de zes jaar
mogen worden georganiseerd en waarbij de deelne-
mende landen verplicht zijn een eigen paviljoen te
bouwen; die van de tweede categorie hebben geen al-
gemeen karakter, kunnen elkaar om de twee jaar op-volgen, terwijl het land dat cle tentoonstelling orga-
niseert, onderdak aan zijn buitenlandsche gasten
moet verleenen. Deze indeeling werd niet alleen ge-maakt om het aantal internationale tentoonstellingen te beperken, maar ook om de kosten van deelneming voor de uitgenoodigde landen binnen redelijke gren-
zeil te houden. Tevens is echter het gevolg van deze
indeeling, dat voor de eerste categorie concentratie der buitenlandsche inzendingen in eigen paviljoens
ontstaat, in tegenstelling met de tweede, waarbij
decentralisatie meer voor de hand ligt door den bouw
van groote te.ntoonstellingshallen, waar de verschil-lende groepen in internationaal verband worden ge-
toond.
Slechts korten tijd, nadat deze conventie door de
verschillende landen werd geratificeerd, doet zich
reeds het merkwaardige verschijnsel voor, dat ten
aanzien van de tentoonstellingen der tweede catego-
vie het Bureau der conventie een principieele afwij-
king heef t moeten toestaan of, juister gezegd,’ zich
daarbij heeft moeten neerleggen; immers, op de ten-
toonstelling te Parijs, die onder deze categorie valt,’
bouwen alle deelnemende landen hun eigen pavil-
joen, De practijk ‘heeft reeds uitgewezen dat bij het opstellen van de regeling voor de tentoonstellingen
der tweedle categorie, de nadeelen van liet missen
van nationale paviljoens waarschijnlijk onderschat
zijn geworden.
Ik wil niet ontkennen, dat het een aantrekkelijke
gedachte is, op een internationale demonstratie de
inzendingen van de verschillende landen op eenzelfde gebied, naast elkaar tentoon te stellen; on’tegetizegge-
lijk kan daardoor de vergelijking juister plaats heb-
ben, of een land in bepaalde afdeelingen beter of min-
der goed voor den dag komt clan de overige deel-
nemende landen. Als groot nadeel staat daar echter
tegenover, dat de inzendingen van eenzelfde land over
verschillende plaatsen worden verspreid, waardoor
een beeld van de geheele inzending van het land
feitelijk niet kan worden verkregen. Naar mijn over-
tuiging is zulk een versnippering voor een klein land
als het onze zeker niet aan te hevelen’. Echter hebben
ook de groote landen op de Parijsche tentoonstelling
concentratie gewild in een nationaal paviljoen. Wel-
iswaar zullen in enkele hallen internationale uitstel-
lingen komen, maar deze wijze van tentoonstellen zal
te Parijs slechts op zeer beperkte schaal geschieden.
lIet gevolg van ciezen wensch tot concentratie was,
dat een oplossing moest wôrden gevonden voor een van de voornaamste bepalingen voor tentoonstellin-
gen van de tweede categorie, ni, dat de kostën voor
de uitgenoodigde vreemde landen door het organi-
seerencie land behooren te worden gedragen.
De ,Fransehe tentoonstellingsleiding heeft eerst
voorgesteld, dat zij voor elk harer gasten een afzon-
derljke hal zou bouwen, waarvoor het land zijn eigen
façad zou kunnen plaatsen,’ terwijl het ook zelf de
geheele inwendige inrichting zou kunnen verzorgen.
Dit denkheeld ‘vond echter weinig instemi’ning. Reeds
in liet algemeen is het in strijd met het begrip archi-
190
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
10 Maart 1937
tectuur om alleen façades te maken, maar voor deze
tentoonstelling, waarop aan de bouwkunst een bélang-
rijke plaats is toegedacht, was deze opzet in hooge
mate verwerpelijk. Daarbij komt, dat in afwijking
van jaarheurzen, waar tegenwoordig vrij algemeen
naar een zekere eenheid wordt gestreefd, tentoon-
stellingen juist aantrekkelijk worden door verschei-
denheid in de wijze van exposeeren. De opzet en de
indeeling van een paviljoen geven dikwijls, indien het
in handen van een bekwaam architect is, een karak-
teristiek van het land. De leiders van verschillende
huitenlandsche inzendingen voor Parijs hebben dan
ook hun instemming betuigd, toen Frankrijk de ge-
dachte van façades losliet en de landen Vrij liet in
den geheelen bouw van hun nationale paviljoen.
Daardoor stegen echter de kosten voor hun inzen-
ding in belangrijke mate. Nu de vreemde landen kon-
den bepalen, hoe groot en hoe koaftaar hun paviljoen
zou worden, was het niet redelijk dat Frankrijk on-
beperkt de financieele gevolgen daarvan zou dragen.
Het zou mij binnen dit kader te ver voeren uitvoerig
mede te deelen, welke onderhandelingen over de kos-
tenverdeeling werden gevoerd; het resultaat is ge-
worden, dat Frankrijk in de kosten van den ruwbouw
bijdraagt tot een bepaald bedrag per m
2
oppervlakte
en tot een bepaald maximum aan oppervlakte. Het
zal op de tentoonstelling blijken, dat de meeste lan-
den ver of zelfs zeer ver boven dit maximum, zijnde
1000 m
2
,
zijn gegaan, alsook dat het bedrag per
oppervlakte te bescheiden was. Van de gedachte, die de grondslag was voor de tentoonstelling der tweede
categorie, ni. dat de vreemde landen alleen hun eigen
inrichtingskosten behoefden te betalen, is daardoor
weinig terecht gekomen.
Als Commissaris-Generaal, leider van de organisa-
tie van de Nederlandsche inzending, kan ik mij overi-
gens niet anders dan er over verheugen, dat onze in-
zending als één geheel kan worden getoond. Op de
tentoonstelling te Parijs in 1925 van de Arts Décora-
tifs et Industriels Modernes, had Nederland een klein
paviljoenbenevens een zaal in het Grand Palais en
een op de Esplanade des Invalides. Vele bezoekers
zullen ongetwijfeld één dezer zalen of beide niet heb-
ben bezocht, omdat zij bij deze decentralisatie moeilijk
te vinden waren. Naar mijn meening is het op een
internationale tentoonstelling aangewezen, dat men,
wanneer men de inzending van een bepaald land wil
zien, naar het nationale paviljoen gaat en het lijkt
mij noodzakelijk, dat men daar dan een duidelijk beeld
krijgt van hetgeen het land op het gebied, dat de ten-
toonstelling omvat, presteert.
Echter
zijn
ook enkele van mijn collega’s te Parijs
van meaning, dat het de voorkeur had verdiend, wan-
neer de verschillende landen hadden besloten kleinere
paviljoens te bouwen om daarin als het ware een
synthese van hun inzending te geven, terwijl uitge-
breide inzendingen in de verschillende afdeelingen
dan in hallen in internationaal verband zouden
komen.
Uit een en ander moge blijken, dat het zeker ge-
wenscht is de regeling, in de conventie vastgesteld
voor de tentoonstellingen van de tweede categorie,
nog eens ernstig onder het oog te zien, zoowel in
verband met de kosten voor de deelnemende vreemde
landen, als met de vraag of naar concentratie dan
wel naar decentralisatie der buitenlandsche inzen-
dingen moet worden gestreefd.
Mogelijk kan bij laatsthecloelde keuze de aard van
de tentoonstelling van invloed zijn. Voor bepaalde
tentoonstellingen zullen inzenders het in hun belang
kunnen achten te exposeeren in internationaal ver-
band bij de betreffende groep; in het belang van het
land, ‘om als geheel goed voor den dag te komen,
zal meestal naar mijn meaning de bouw van een na-
tionaal paviljoen onontbeerlijk blijken te zijn.
Het vraagstuk lijkt, mij in het bijzonder voor ons
land van belang met het oog op de eventueel te
houden tentoonstelling te Amsterdam. Mochten de
plannen hiervoor in de toekomst verwezenlijkt wor-den, dan zal het hoogstwaarschijnlijk er een worden
van de tweede categorie. Moeilijkheden, als zich bij
de voorbereiding dezer tentoonstelling te Parijs heb-
ben voorgedaan, behooren dan vermeden te kunnen
worden.
In de tweede plaats zou ik in het kort willen be-
handelen de samenwerking tusschen industrie en
kunstenaar, waarbij ik begin op te merken, dat deze
samenwerking in theorie zoo gemakkelijk lijkt, maar in. de practijk dikwijls zoo heel moeilijk is. En dat is
waarlijk niet alleen in ons land het geval.
De Fransche tentoonstellingsleiding is voor deze
moeilijkheden niet uit den weg gegaan en heeft in
Art. 1 van het programma haar streven als volgt
aangeduid:
,,De tentoonstelling heeft ten doel in het licht te
stellen, dat de kunst het leven voor ieder schooner en aangenamer kan maken, dat het schoone en het
nuttige steeds vereenigbaar zijn, dat de kunst en de
techniek onafscheidelj k verbonden moeten zijn.”
Door velen zal zeker met eenige spanning worden
uitgezien, in welke mate deze optimistische verwach-
ting op de tentoonstelling zal worden verwezenlijkt.
Het streven, dat de kunstenaar niet alleen in liet
pièce unique zijn talent kan uiten, maar ook aan de
totstandkoming van vele gebruiksartikelen voor het
dagelijksch leven zijn medewerking zal verleenen om
ze tot een aantrekkelijk voorwerp te maken, verdient
ongetwijfeld alle aandacht. Op de tentoonstelling te
Parijs in 1925 waren daarvan vele interessante en
zeer geslaagde resultaten te zien, maar dit betrof in
hoofdzaak inzendingen uit andere landen dan het
onze.
Het kan niet worden ontkend, dat de belangen
van den industrieel en die van den kunstenaar dik-
wijls tegen elkaar botsen. Wat wordt niet vaak de
klacht gehoord van den industrieel, dat de kunste-
naar te weinig oog heeft voor de noodzakelijkheid
van rentabiliteit van het bedrijf, terwijl de kunste-
naar klaagt, dat de industrieel hem te zeer bindt hij
het maken van zijn ontwerp. Uiterst belangrijk daar-
bij is de voorwaarde, dat de kunstenaar niet alleen
aesthetisch bekwaani, maar tevens technisch grondig
onderlegd moet zijn, terwijl de fabriek een volwaar-
dig product moet kunnen leveren. Een werkwijze,
waarbij, om een voorbeeld te noemen, in de ceramische
industrie een kunstenaar een ontwerp zou teekenen,
waarna de fabriek dan maar moet trachten het te
verwezenlijken, kan onmogelijk tot een bevredigend
resultaat leiden. De kunstenaar zal in de meeste ge-
vallen de fabricage door en door moeten kennen,
waarvoor uiteraard de aangewezen weg is, dat
hij
aan
de fabriek verbonden wordt. Daarbij is echter het
gevaar niet denkbeeldig, dat hij een ondergeschikte
positie krijgt en zijn ontwerp in verband met com-
mercieele overwegingen niet tot zijn recht kan komen.
Ook hier kan alleen een goed resultaat worden ver-
wacht, wanneer de beide samenwerkers, de industrieel
en de kunstenaar, elkaar
begrijpen
en elkaar kunnen
vaardeeren.
De kunstnijverheidsscholen zijn uiteraard aange-
wezen om de artistieke medewerkers voor de fabrie-
ken te vormen en het is verheugend, dat tegenwoor-
dig aan de ambachtelijke opleiding zeer veel aandacht
wordt besteed.
Anderzijds
tracht de Bond voor Kunst
in Industrie, de B.K.I., door onderlinge gedachten-
wisseling de moeilijkheden tot oplossing te brengen,
die zich voordoen in de fabrieken, waar kunstnijver-
heidsproducten worden vervaardigd.
Naar mijn inzicht valt ontegenzeggelijk een duide-
lijke, zij het nog niet algemeene, drang waar te nemen
om te ontkomen aan uitingen van wansmaak uit de
achter ons liggende jaren. Steeds meer zal een een-
voudige doelmatige, maar ook aesthetisch verant-
woorde vormgeving worden verlangd.
Bij een goede samenwerking tusschen industrieel
en kunstenaar blijft echter
altijd
de smaak van het
10 Maart 1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
191.
publiek een• eenigszins onberekenbare factor. Deze
zal moeten worden ontwikkeld. De Parijsche tentoon-
stelling streeft daarnaar en het kunstzinnig centrum,
dat de Fransche hoofdstad altijd is geweest en nu
nog is, is dtarvoor bij uitstek aangewezen. Ook voor de Nederlandsche inzending is getracht
OIIJ
naast voortbrengselen van bijzondere k
u
nstwraar
de, de beschikking te krijgen over eenvoudige voor-
werpen van verschillenden aard en voor verschillend
gebruik, waarbij het streven tot uitdrukking komt,
den vorm te doen beantwoorden aan het gebruiks-
doel, terwijl in den vorm de ordening door den kun-
stenaarsgeest te herkennen moet zijn. Vooruitgang
kan daarbij worden geconstateerd; terwijl het mij in
1925
vrijwel
niet gelukte de daarvoor in aanmerking
komende industrieën te bewegen nieuwe ontwerpen
voor de tentoonstelling te vervaardigen, zullen thans
te Parijs, zoowel in de. afdeeling textiel als in die
van glas en ceramiek, producten worden geëxposeerd,
die daarvoor speciaal zijn vervaardigd.
Van harte hoop ik, dat zal blijken dat deze in-
dustrieën van hun daad geen berouw behoeven te
hebben.
Ir.
J. DE BIE LEUVELINO TJEENK
DE BETEEKENIS VAN DE RADIOTENTOONSTELLING.
1. Men moet teruggaan tot het begin van het
derde decennium om de geboorte van den algemeenen
radio-ontvangst, zooals wij die heden kennen, te con-
stateeren. In de Vereenigde Staten ziet men in 1921
de zender van Pittsburg in gebruik nemen, in Enge-land wordt in 1922 de B.B.C. (British Broadcasting
Cy) opgericht, terwijl Duitschland iets later in 1923, door het initiatief van Bredow, een zender te Berlijn
officieel in werking stelt.
In deze nu ongeveer 15-jarige periode is ontstaan
het
verschijnsel
van den algemeenen radio-ontvangst.
Een factor, die in het moderne leven zoo’n groote
rol speelt, zoowel cultureel als economisch en poli-
tiek, dat men bijna vergeten zou, hoe jong dit ver-
schijnsel is, hoe stormachtig de ontwikkeling en hoe
ongunstig de tijdsomstandigheden waren (de wereld-
crisis).
In de Ver. Staten zijn per 1 Januari 1937 pl.m.
24.500.000 ontvangapparaten, excl. pl.in
. 3.000.000
autoradio’s, in gebruik. Op de pl.m. 31.000.000 ge-
zinnen maakt dit, rekening houdende met de auto-
radio, een verzadiging uit van 79 pOt. In Europa
zijn per 1 Januari 1937 de hoogste cijfers nog slechts
pl.m. 68 pOt. voor Denemarken en pl.m. 66 pOt.
voor Engeland.
Duitschland toont per 1 Januari 1937 een verza-
diging van slechts pl.m. 45 pOt. Niettemin vertoonen
alle Europeesche landen, zelfs die met de hoogste
percentages, een geregelde toeneming.
De ontwikkeling in Europa, exclusief Rusland, is
de volgende:
Datum
Totaal aantal luisteraars
Toename
111
1930
11.250.000
111
1931
13.125.000
1.875.000
111
1932
15.500.000
2.375.000
111
1933
17.775.000
2.275.000
111
1934
20.200.000 2.425.000
1/1
1935
22.800.000
2.600.000
111
1936
25.860.000 3.060.000
1/1
1937
28.730.000
±
2.870.000
Stelt men het aantal gezinnen in Europa, exclusief Rusland, op pl.m. 95.000.000, dan zijn pl.m. 30 pOt.
met een radio-ontvangapparaat voorzien. Een veel
lager percentage dan in de Vereenigde Staten. Gezien
het feit, dat in een groot Europeesch land, zooals
Frankrijk, pl.m. 30 pOt. van de gezinnen met ont-
vangers is uitgerust, dat Noorwegen met pl.m. 37
pOt., Tsjecho-Slowakije met pim. 27 pOt. en Italië
en Polen slechts met pim. 8 pOt. verzadigd is, kan
men wel beweren, dat in Europa de ontwikkeling
van de radio nog lang niet ten einde is
1
).
2. In den loop van deze 15 jaren hebben zich in
verschillende landen radiotentoonstellingen ontwik-
keld. Hoewel men zeggen kan, dat aan de organisatie
daarvan, omroepvereenigingen, amateur-eigenbou-
wers, de tusschenhaudel en
dikwijls
ook de Overheid
deel hadden, is het toch onloochenbaar de radio-in-
dustrie, die daarin het grootste aandeel had. Daar
waren in deze periode van introductie goede redenen
voor. De industrie had initiale kosten gemaakt, zoo-
wel wat het Laboratoriumonderzoek, den opzet van
de fabricage, als wat de acquisitie op groote schaal
betreft. Het gevolg is, dat aan een industrie, die
zich in de beginphase van de introductie-periode
bevindt, groote financieele eischen worden gesteld, alvorens in een tweede phase een eenigszins reuda-belen omzet bereikt kan worden. De industrie moet
het publiek overtuigen, dat de algemeene consument
het nieuwe product moet koopen en daarmede een
belangrijke behoefte bevredigt. Deze weg van over-
tuiging is lang en moeilijk, terwijl een groote kapi-
taalskracht noodig is om de vruchten te kunnen pluk-
ken van het verrichte pionierswerk. In dezen strijd
om de radio-artikelen te plaatsen naast de andere
artikelen, om een deel van het consumentenbudget
te doen reserveeren voor de radio, om het publiek op
de radio ingesteld te krijgen, daarvoor is de radio-
tentoonstelling een middel van beteekenis geweest.
Zij vormde een belangrijk hulpmiddel om een massale
vraag naar de radio-ontvanger te creëeren.
Laten wij eens nagaan, wat het belang van de
radio-tentoonstelling in die introductieperiode was.
Radio-gedachte.
IIet is een goed propaganda-middel voor de betee-kenis van de radio. Het is een middel om het publiek
,,radio minded” te maken. Het publiek komt zich op
de hoogte stellen van het technisch bereikbare.
Consument.
Daar de radio-ontvanger een seizoenproduct is,
wachten alle consumenten met koopen tot het begin
van een nieuw seizoen. Dit verschijnsel wordt geac-
centueerd door het feit, dat de industrie op de vaste
datum van de jaarlijksche tentoonstelling aan het be-
gin van het seizoen met nieuwe apparaten uitkomt.
In plaats van een geleidelijke, treedt een trapsge-
wijze verbetering van het product op, waardoor de
kooper beter kan beoordeelen, aan welk type hij de
voorkeur geeft.
Tusschenhandel.
Deze krijgt een goed overzicht van den juisten
stand van de techniek en doet hier haar inkoopen.
Zij kan zorgdragen, oude voorraden tijdig, dat is
vé6r de tentoonstelling, te liquideeren.
Industrie.
Deze fabriceert elk jaar een nieuwe serie stan-
daardtypen en komt hiermede op de tentodnstelling
uit. Het tempo van de technische ontwikkeling wordt
door de combinatie van seizoen en tentoonstelling
trapsgewijze verwezenlijkt, hetgeen rationeeler is dan
een geleidelijke doorvoering van nieuwe vindingen.
3. Het spreekt vanzelf, dat, naarmate de radio
meer en meer algemeen geaccepteerd wordt, de be-
teekenis van de radio-tentoonstelling eenigerinate
verandert.
a.
Zij behoeft de beteekenis van de radio minder te propageeren dan wel te onderhouden. Als symp-
toom daarvan ziet men, dat op de Olympia Show als
attractie ee.n theater werd opgericht, waar B.B.C.-
artisten optraden. Het publiek, gezeten achter een
glaswand, kon zoodoende het optreden voor de micro-
1)
De hier genoemde cijfers zijn tberekend op basis van
de statistisohe publicaties van de ,,Union Internationa.le
de Radiodiffusion” te Genève, opgericht in
1925.
Zie eveneeni: Dr. P. J. Idenburg. ,,Statistique de la
Radiodiffusioa, XXIIIe session de 1’Institut Iuternabiona.l
de Statistique”. Aithènes
1936.
192′
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
10 Maart 1937..
fooi galeslaan.. Het antal personen, dat entréekaar-
ten voor dit theater kocht, ‘bédroeg in 1936 pim.
64.000, terwijl het totaal aantal bezoekers van de
Show 203.000 bedroeg, waarvan 145.000 betalende be-
zoekers. 1-let element van sensatie, om bezoekers te
trekken, is hier onmiskenbaar. Daarenboven, zoolang
de radio nog niet eën in technisch opzicht grooten-
deels geconsolideerd artikel is, blijft de demonstratie
van nieuwe ,,features” voor het daarin geïnteres-
seerde gedeelte van het publiek natuurlijk van betee-
keni.s. Naarmate de radio zich technisch consolideert,
vervalt dit element.
5. De tusschenhandel is reeds ‘door de industrie
véér de tentoonstelling op de hoogte gesteld van de
nieuwe apparaten en ‘vindt dus op de tentoonstelling
meer een bevestiging van de gedane aankondigingen,
danwel de’ oriëntatie zelf. Voor het afsluiten van
transacties verliest de radiotentoonstelling directe
beteekenis.
c.
De radiotentoonstelling behoudt waarde als .,dé-
masqué” van de door verschillende industrieën ge-
hrachte series en technische verbeteringen en biedt
dus de mogelijkheid ter vergelijking. Er worden prij-
zen uitgeloofd voor de beste ,,stand”, het beste appa-
raat; men houdt een referendum over de beste ,,fea-
tures”. Zoo wordt deze tentoonstelling voor de in-
dustrie meer een instrument tot representatie en een
middel om zich op het gebied van kwaliteit te onder-
schei den (reclame-element).
cl.
De radiotentoonstelling krijgt waarde als voor-
bereiding vooi nieuwere vindingen. Als voorbeeld
daarvan kunnen de proeven met televisie worden ge-
noemd, die op de radiotentoonstellingen de laatste
jaren worden gegeven en voor het publiek toeganke-
lijk zijn:
4. Wij laten hier eenige cijfers volgen betreffende
het bezoek aan de twee grootste radiotentoonstellin-
gen ter wereld ,,Die Grosze Deutsche Funk-Ausstel-
lung” in
Berlijn
en de ,,R.M.A. Olympia Show” in
Londen
1)
.
-.
Datum
Funk
:
Ausstelluag
Olympia Show
1930
155.000
161.000
1931
.
195.000
,
198.000
1932
,
125.000,
181.000
1933
225.000 209.000
1934
335.000
238.000
480.000.
1.93.000
1935,
……..
l0q0
250000 203000
Men lcan met vol recht staande houden, dat het
aantal verkochte radio-apparaten per jaar zoowl in
Engeland als in Duitschland ‘in den loop van de
periode 1930 tfrn 1036 ongeveer verdrievoudigd is. Naast de nieuwe luisteraars, clie een toestel voor de
eerste maal koo’pen, treedt, als overhedrchcnde fac-tor, een,steeds grooter wordénd aantalluiáteraará op,
dat het bude toestel door een nieuwe w’enscht te ver-
vangen. Dit ,,remplaceerën” wordt eencrzijds door
een vooruitgaande techniek, die steeds betere ont-
vangers eischt, anderzijds döor de gecompliceerde
zendsi tuatie, die steeds grootere selectivitei t vraagt,
verklaard.
Beziet men, cle. ‘bezoekers-na otallen, dan ontdekt
men. niet’ deze öntwikkeling vén ‘de radio-ontvangers
markt weinig overeenstemming. Integendeel wetti gen
zij het vérmoeden, dat de radiotèntoontelling over
haar hégte .j
.
unt : heen is. Haar ‘groote beteekenis
zou cla:u meer in’ hët afgeloopen tijdvak, in de intro-diactipcxiode,, .elegen hébhcn. In D.uitschlancl wees
1035′ een hoog bcioeker.saantal aan; ter’ijl 1936 een
zeer opnerkelijke en scherpe terugval vertoont. Hier-
bij dient niet vergeten te worden, dat in deze jaren
bijzondere o’mstandigheden werkten. Het jatr 1935
1)
Zie: Dr. H. ‘ Voliman. Gruiid1ageii der deutschen
Ruadîunk-Entwicklung. Het 1joek is van een zekere over-
schatting niet Vrij ‘te pleiten, maar bevat zeer veel mate-
riaal.
trok extra veel bezdekers door den brand op de ten-toonstellingsterreinen, terwijl 1936 de Olympiade te Berlijn een extra druk op het tentoonstellingsbezoek
tengevolge had.
5. Wanneer wij tenslotte het karakter der Olympia
Show, Funk-Ausstelung, Salon de T.S.F. e.d. willen
bepalen, dan doet zich in de eerste plaats de vraag
voor, of wij hier staan voor een tentoonstelling of
voor een Jaarbeurs. (Mustermesse). Ziet men in de
tentoonstelling vooral het element van algemeene.
voorlichting, in een jaarbeurs daarentegen perio-
dieke demonstratie van monsters of representatieve
artikelen, met het doel te verkoopen, dan lijkt de
keuze niet moeilijk. De ideëele doelstelling, die het
wezen van de tentoonstelling uitmaakt, treedt hier
steeds meer terug ten opzichte van het practische
doel. Dit doel is tweeërlei; ten eerste de tusschenhan-
delaren te oriënteeren oni van hen orders te verkrij-
gen en ten tweede het reclame element. WTat ‘nog ge-
boden wordt als propaganda voor de radio-gedachte,
bijvoorbeeld het radio-tooneel en ook wel de televisie-
demonstratie, moet voor een groot deel beschouwd
worden als een attractiemiddel, teneinde de kosten
van de tentoonstelling zoo goed mogelijk gedekt te
krijgen.
Men kan met recht de meening verkondigen, dat
de Funk-Ausstellung langer dan de Olympia Show.
liet tentoonstellingskarakter heeft bewaard, heV alge-
meen aanvaarden door het groote publiek van de
radio als een bijna onmisbaar artikel, als een yan de
groote voorrechten van de moderne z.g. ,;gemechani-
seerde” samenleving zal aan beide tentoonstellingen
haar specifiek ,,tentoonstellings” karakter ‘ontnemen
en er een zuiver commercieel hulpmiddel van maken’.
Dit te meer, naarmate het artikel zich, technisch
consolideert en eveutueele belangstelling voor nieuwe
,,features” vervalt. .
De radiotentoonstelling als commercieel hulpmid-
del heef t daarenboven nog een verandering van ka-rakter ondergaan. Zij verliest aan directe beteekenis
voor het afsluiten van transacties en wordt meer een
middel tot representatie en kwaliteits-reclame. De
toekomst zal ongetwijfeld nog verderert groei van de
beteekenis der radiotentoonstelling te zien geven.
Daarop wijst reeds de ervaring in Amerika.
In de Vereenigde Staten, waar de radio een alge-
meen gebruiksgoecl geworden is, kent men niet meer
de afzonderlijke groote radiotentoonstelling. Daar
wordt de ,,radioset” tentoongesteld in gezelschap van
electrische apparaten voor huishoudelijke doeleinden!
Dr. J. G.
STRIDJRON.
LANDBOUWTENTOONSTELLINGEN EN LANDBOUW-
BEURZEN.
1-let aan een ander willen laten zien van hetgeen
men is, hetgeen men heeft, hetgeen men zich door
inspanning heeft kunnen verwerven, hetgeen -men
zelf wel en een ander niet l)ezit, is een zoo ingeboren
eigenschap van den mensch, dat reeds van de grijze
oudheid af niet gepoogd is de lamp 6ndèi cie koren-
maat te stellen, doch in het publiek, liefst aan veel
publiek, van deze ingeboron eigenschap te doen
blijken.
Ook de landbouwer bezit natuurlijk deze eigen-
schap en zoo was er eerst bij gelegenheid van de; op algemeen gebied gehouden jaarmarkten en lat’er: hij
gelegenheid van speciaal daarvoor ingerichte ten-
toonste1iinge, aanleiding voor den boer om zijn
mooiste vee, zijn mooiste paard, zijn mooiste gewas-
sen aan anderen te toonen en met dezelfde soort dlie-
ren of producten van anderen te vergelijken.
Het is nog niet zoo heel lang geleden dat men in
deze vergelijking zoo niet het middel, dan toch wel
een groot middel zag om de landbouwers aan te spo-
ren in hun
bedrijf
zich zoo veel mogelijk in te span-nen. Om dit middel niet te doen verflauwen, werden
veel meer ‘tentoonstellingen gehouden dan econo-
/
1-10′,Maart 1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
193
-mich. wel verantwoord was: Men heeft daarin regel
gebracht- veelal door in de algemeene. veigadering
van. de 1)roviflciaie
–
Maatschappij van Landbou’ de afdeeling aan te wijzen, waar het volgend jaar een
ten tonstelling
ZOU
worden gehouden.
Ook met betrekking tot het geheele land trad men
met elkander in het krijt en nog kort voor den oor log was het doel van een daarvoor opgerichte ver-
cdi
ging het organiseeren van Neclerlandsche land-
bou wtentooristellingen, afwisselend en rddt tusschen-
ruimten van bepaalde perioden in éeh der provin-
ciën te houden en waarop door geheel Nederland
kon worden ingezonden.
Als aan zooveel goede ovornernens maakte de oor-
log ook aan dit goede voornemen – een einde en wij
kennen sinds tientallen van jaren een Nederlandsche
Inn dbouwtentoonstelli ng niet meer.
In de provincies komen provinciale tentoonstellin-
gen naar voren en hier en daar ook zoogenaamde af-
deel i ugstentoonstellingen.
Naast deze tentoonstellingen hebben altijd keurin-
gen van vee of van paarden of van gewassen te velde
bestaan, doch deze waren veel minder verspreid.
Doel van de tentoonstellingen was het den volke
laten zien wat men meende dat het mooiste was op
het gebied van de voortbrengselen van den land-
bouw, maar doel was ook – en wel voor de inzenders
– het verwerven van een prijs. Ik behoef er niet
lang bij stil te staan, doch wil ei toch de aandacht
op vestigen, dat het met het behalen van die prijzen
soms wonderlijk gesteld was en factoren hun invloed deden gelden, die nu niet bepaald tot cie streng zake-
li,jke konden worden gerekend.
Niettegenstaande deze grootere of kleinere gebre-
ken – hadden de tentoonstellingen hun nut, zooals
trouwens tenslotte nut is te vinden bij alle tentoon-
stellingen. Het vertoonen van nieuwe soorten, het laten zien van wat in een bepaalde cultuur is ver-
kregen – ik denk hierbij zeer in het
bijzonder
aan
onze groote bloemententoonstellirigen – heef t voor binnenlancisch en buitenlandsch verbruik (;tgetwij-
feld zijn nuttige zijden. Doelbewust daarop gericht waren zij zeker niet al-
tijd en toch is ook in (leze richting nuttig werk te
doen. ik denk nu aan landbouwbeurzen, waarvan wij
verleden jaar het eerste voorbeeld verbonden aan
de jaarbeurs te Utrecht, hebben gehad. Natuurlijk
staan w’ij eenigszins vreemd daartegenovc:r en wij
moeten ook niet vergeten, dat niet alle producten
van het lancibouwbeci rijf, cle levende have hieronder
begrepen, zich even gemakkelijk voor het doel, dat
een beurs in het algemeen heeft, leenen.
Tij
moeten
ons ook niet verhelen, dat de omstandigheden. voor
den buiteniancischen afzet dezer producten tegen-
woord ig zeer moeilijk .i s. Maar juist. mede hierdoor
moeten wij het hinn.enlandsche publiek hoe langer
hoe meer doordringen van het vele goede, dat de
ei gen land- en tuinbouw oplevert en dat in verschil –
lende vormen, versch en geconserveerd, voor uien-
schelijk voedsel geschikt is.
Het laat zich trouwens denken, dat onze groote
lai1(Ibou.windustrleën of onze i nclustrieën voor land-,
tuinbouw- cci zuivelproducten, zoo niet jaarlijks dan
toch vrij regelmatig, ii ieuwe vinclingen doen, die in-vloed kunnen hebben op cie consumptie.
• i).it alles te toonen op een beurs, waar doel
–
is tot
handelsrelatiés te komen, hetgeen bij een landbbuw-
tentoonstelling veelal niet meer dan neven-doei is,
heeft naar mijn meening een aantrekkelijke en rj
-consequent volharden, goede zijde.
– Ziedaar een enkel woord over landbouwtènfooi–
htehl i ogen en land hou vheu
rzeri.
– . …..
•
. .
– POsTHUM,.
–
-MIDDENSTANDS-TENTOONSTELLINGEN…
In. de:lantste decennia is in ons land in toenemende
mate uitbreiding gegeven • aan het
–
aantdl tentoon-
stellingen, georganiseerd door bepaalde groepen van
middenstanders.
Deze ontwikkeling gadeslaande vraagt men zich
oriwillekeurig af of de kosten, aan deze objecten ver-
bonden,. opwegen tegen d economische resultaten.
Wanneer wij dit nader willen bezien dient daaraan
vooraf te gaan een onderzoek naar de wordingsge-
schiedenis van deze tentoonstellingen. Daarbij
^
koit
men dan tot de ontdelcking, dat alle mogelijke ge-
beurtenissen worden aangegrepen, zooals -het 5-Ç 10-
of 25-jarig bestaan van een plaatselijke véreeniging,
liet in gebruik nemen van een waterleiding, nieuwe
brctg, enz. Deze tentoonstellingen, in den beginne
misschien met de beste bedoelingen georganiseerd,
zijn voor eeii groot deel uitgegroeid tot winstobjecten
voor de ondernemers, liet gevolg daarvan was, -dat
verschillende organisaties . ertoe overgingen jaarlijks een tentoonstelling (door smmigen ook wel beurs ge-
noemd) te organiseeren.
In den aanvang, dit moet wordeii erkend, trokken deze. tentoonstellingen wel de aandacht. Naarrriate echter het aantal toenam is de publieke belangstel-
ling sterk verminderd. Wij zien dan ook, dat in de
laatste’ jaren alle mogelijke hulpmiddelen te baat ge-nomen worden. Wie het waagt een tentoonstelling te
organiseeren zonder het optreden van een goochelaar,
een rad van avontuur, of grdote aanlokkelijke cadeaux
aan den zooveelsten bezoeker of bezoekster, enz. is
reeds bij voorbaat verzekerd van een volslagen fiasco.
Bij de aankondigingen in de dagbladen valt het altijd
weer op, dat in de eerste plaats de aandacht wordt
gevestigd op cle attracties, terwijl over de exposities
van de fabrikanten nauwelijks wordt gerept.
Dit alles heeft de positie van de middenstands-
tentoonstelling niet versterkt. Er is echter nog een
belangrijke oorzaak, waardoor de aantrekkelijkheid
van deze exposities heeft ingeboet. De ontwikkeling
van het moderne winkelbedrijf, vooral wat betreft de
groote magazijnen, heeft er toe bijgedragen, dat dage-
lijks exposities zijn te bewonderen, welke op geen
enkele tentoonstelling kunnen worden overtroffen. De
kunstzinnige wijze waarop de artikelen in etalages
en showrooms worden uitgestald, is mede oorzaak, dat
het ve.rweude oog van het publiek niet zoo gemakke-
lijk meer te boeien is. Ook deze factor heeft e:rtoe
bijgedragen, dat de economische waarde van plaatse-
lijke tentoonstellingen vrijwel tot nul • gereduceerd
is. Sommige middenstands-organisaties hebben dit
reeds ingezien, terwijl- anderen het aan de lijve hebben
ondervonden in den vorm van een flink nadeelig
saldo. Mij is een landelijke vakorgapisatie bekend, clie
hij besluit van een algenieene vergadering het aantal
plaatselijke tentoonstellingen heeft beperkt tot ten
hoogste vier per jaar. Daarbij is dan nog de goedkeu-
ring noodig van haar hoofdbestuur. Dit besldit was
het gevolg ‘van een veel tiS groöt aautaljaârljks terüg-
keerende tentoonstellingen, waaraan door vele fabii-
kanten slechts schoorvoetëncl werd deeigenomén. Het
overgrôote deel der fabnikÉtnten ziet in deze tentoon-
stellingen geen voordeel. Bepaalde groepen plegen
zelfs in de laatste jaren overleg of al öf n.iet zal wor-
den deelgenomen. –
Vooraanstaande merkartikelenfabrikanten nemen in
vele gevallen slechts deel om concurrenten weg te
houden eii bbschouwen dit als het belangrijkste voor –
dldl.
In dit licht bezien mag wel worden aangenomen,
tlat het overoote deel der fabrikanten deze tentoon-
stellingen beschouwt als kosten-objeten, waar zeër
geringe voordeelen tegenover staan.
Voor den Middenstand zijn ,de economische vourdee-
len eveneens van weinig heteekenis. Wanneer men
dlezc:,zuiver kon afwegen tegenover den arbeid, die
gëwoonuijk aan de oi’ganisatie daarvan vooraf gaat,
zod men ongetw’ijfeid tot de ontdekking komen, dat
cle moeite en zorgen niet beloond worden.
194
ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN
10 Maart 1937
Economische -voordeelen zijn voor beide partijen niet
van beteekenis aanwezig. Om op de hoogte te blijven
van de nieuwste artikelen heeft de middenstander
evenmin deze tentoonstellingen noodig. Daarvoor heb-
ben wij onze Jaarbeurs. Deze heeft zich in den loop
der jaren een plaats veroverd in het haudeisverkeer
van zeer groote beteekenis en wel speciaal voor en
door het middnstandsbedrjf. Een goed zakenman be-
hoeft slechts in het voor- en najaar deze Beurs te
bezoeken om volkomen op de hoogte te blijven van
zijn tijd.
Een beperking van het aantal plaatselijke tentoon-
stellingen zal m.i. dan ook geen enkel nadeel bren-
gen voor het Middenstandsbedrijf.
Beteekent dit nu, dat alle middenstandstentoon-
stellingen als overbodig moeten worden beschouwd?
Neen, dat niet. Een nationale tentoonstelling zooals
bijv. de ,,Almitento” te Amsterdam, die duizenden
menschen trok uit het geheele land, acht ik alleszins
nuttig. Sterker nog, ik acht het zelfs noodzakelijk, dat
de middenstand als zeer belangrijke handeldrijvende
groep op gezette tijden, maar dan nationaal, ook op
dit gebied van zijn tegenwoordigheid blijk geeft.
Uitsluitend het oog gevestigd houdend op de eco-
nomische resultaten ben ik echter van meening, dat
op het terrein van de hier besproken tentoonstellin-
gen nog een zeer groote verspilling aanwezig is. Het zou dan ook wel de moeite bonen om in overleg met
de belanghebbenden eens ernstig na te gaan of hier
geen termen aanwezig zijn om eenige saneering toe
te passen.
P. VAN DE LINDE.
R.A.I. TENTOONSTELUNGEN.
Het nut van periodiek-houden van tentoonstellin-gen is in geen vak beter begrepen dan in de rijwiel-
en automobiel-branche.
De Nederlandsche vereeniging ,,De Rijwiel- en Automobiel Industrie” werd opgericht in 1893. In
1895 werd door haar de eerste tentoonstelling in het
Paleis voor Volksvlijt gehouden.
Er werden alleen rijwielen tentoongesteld.
Ofschoon het houden van rijwieltentoonstellingen
in de laatste jaren niet meer gewenscht werd, kan
niet worden ontkend, dat, vooral in de jaren 1895-
1908, op het gebied van rijwielconstructie zoovele
verbeteringen en nieuwe vindingen werden gepubli-
ceerd, dat er een zekere categorie wielrijders bestond,
die steeds reikhalzend uitzag naar een komende ten-
toonstelling om zich daar dan weder het nieuwste
op rijwielgebied aan te schaffen. Thans, nu het rij-
wiel zoo gestandaardiseerd en gepopulariseerd is ge-
worden, is het slechts de ,,prjs” die de massa in-
teresseert.
In 1899 werden voor de eerste maal, naast rijwie-
len, ook automobielen en motorrjwielen tentoonge-
steld in navolging van de autotentoonstelling te
Parijs.
Het Paleis voor Volksvlijt was geen
,,tentoonstel-
lings”
gebouw.
Reeds in 1906 waren de R.A.I.-tentoonstellingen te
omvangrijk voor het Paleis geworden, maar in Am-
sterdam, noch elders in Nederland, was een grootere,
geschikte localiteit aanwezig. Daarom werd voor
rekening van de R.A.I. in den tuin van het Paleis
voor Volksvljt een groot houten tentoonstellings-
gebouw geplaatst van ongeveer 3000 m
2
oppervlakte.
Zoo werd voorloopig in de behoefte voorzien.
Tengevolge van den wereldoorlog en van andere
omstandigheden werden in de jaren 1914 t/m. 1920
geen R.A.I.-tentoonstellingen gehouden. In 1921
werd de latste R.A.I.-teutoonstelling in het Paleis
voor Volksvlijt gehouden. Het houten tentoonstel-
lingsgebouw, dat elders was opgeslagen, was inmid-
dels in vlammen opgegaan, zoodat alleen het Paleis
voor Volksvlijt in zijn ouden vorm beschikbaar was.
Er werden in 1921 alleen maar ,,motorrijwie]en”
tentoongesteld, omdat er voor personen- en bedrjfs-
automobielen geen plaats was.
Toen werden plannen beraamd om tot een ,,groot”
tentoonstellingsgebouw te komen.
Alvorens nu van het Paleis voor Volksvlijt af-
scheid te nemen willen wij eenige cijfers geven:
Aantal betalende
Betaalde
Jaar
bezoekers
standhuur
1895
2.713
f
4.261,26
1899
……..
11.935
6.977,75
1900
6.683
,,
6.337.-
1902
7.596
7.486,50
1903
6.688
,,
7.619,-
1904
7.710
,,
8.563,20
1905
……..
12.076
,,
10.557,-
1906
……..
13.166
11.493,-
1907
……..
23.704
,, 32.827,50
1908
……..
11.697
,, 26.485,-
1913
……..
12.816
,, 23.295,50
1921
……..
11.079
,. 39.377,-
Betalende
bezoekers
R.A.I.tentoo:nstell:ingen
1895
‘t/m.
1921.
Ontvangen voor stanhuur R.A.I.-tenrtoenstelli.ngen
1895
t/m.
1921.
f40000
MMMMMMMMMMM
MMMMMMME
mmm
MEE
M
mm
mam
—–
—–
mmmm mmmmmmmmm
’89
899 900 900 999
Financieele resi)ltaten over 1895119921.
Het financieel resultaat van de eerste tentoonstel-
ling was een nadeelig saldo van een paar honderd
gulden. De elf volgende tentoonstellingen waren self-
supporting.
Na de tentoonstellingen konden – steeds terugbe-
talingen aan de leden-exposanten der Vereeniging,
in verhouding tot het door hen betaalde staangeld, plaatsvinden, en wel gemiddeld 45 pOt., terwijl de
onverdeelde- winstsaldi ten bate van de gewone Ver-
eenigingskas werden overgeboekt om op deze wijze de
Vereeniging te versterken.
Het ledenaantal der R.A.I. is uiteraard zeer be-
perkt, omdat alleen fabrikanten, grossiers of impor-
teurs in de rijwiel-, motorrijwiel-, banden- en automo-
10 Maart 1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
195
bielbranche lid der Veteeniging kunnen zijn. Er
waren in:
1893
…………….
20
leden
1897
…………….
60
1904
…………….
87
1908
…………….
96
1916
………….
—79
1919
—————-
103 1921
…………….
122
*
*
Om tot een betere en grootere gelegenheid voor het
houden van rijwiel- en automobieltentoonstellingen te
komen, was er maar één mbgelijkheid, namelijk: ,,zelf
een gebouw stichten”.
Er werden plannen en berekeningen gemaakt, maar
een ,,tijdeljk” gebouw met een grondoppervlakte van
6000 m kwam ongeveer op
f
250.000.
De middelen der Vereeniging waren hiervoor te ge-
ring en daarom werd een beroep gedaan op de leden
der Vereeniging, die voornemens waren aan de eerste
tentoonstelling in het nieuwe gebouw deel te nemen.
Om aan het ontbrekende kapitaal te komen werd
voorgesteld
f
60 per
i2
staudruimte te betalen. Hier-
bij werd de toezegging gedaan, dat op dezen prijs zoo-veel als mogelijk zou worden terugbetaald.
Ofschoon deze eerste tentoonstelling in het nieuwe
gebouw cle 13de tentoonstelling der Vereeniging zou
zijn, waren de leden niet bijgeloovig, maar werden
bereid gevonden het Bestuur bij te staan en het mo-
gelijk te maken het gebouw te stichten. Aan standhuur voor cle eerste tentoonstelling werd
ruim
f
200.000 ontvangen.
De bouwkosten hebben bedragen:
In
1921/’22
——————
f
258.497.09
1922/’23
………………
—
51.157.48
1923/’24
…
-…………..
—
48.000.56
1924/’25
——————
..
215.344.-
1927/28
………………
—
209.000.-
1929/’30
………
–
……..
—
34.330.97
1930/’31
………………
—
31333.88
1933/’34
-……………..
—
52.970.51
1935/’36
………………
—
14400.-
Totaal ——–
f
915.034.49
1)
Door de leden werd aan standhuur betaald per
m
2
, in:
1922
———————-
f60
1923
………………….
–35
1924
………………….
–20
1925
………….
-……..
–25
1926/30
…………………
20
1931/’36
…………………
10
In de jaren 1927, 1932 en 1937 vonden geen R.A.I.-
tentoonstellingen plaats.
Ieder najaar worden de leden der Vereeniging,
die in 9 groepen zijn verdeeld, bijeengeroepen en
wordt er besproken. of er in het komende voorjaar
een tentoonstelling zal worden gehouden.
De leden die in personenautomobielen. handelen,
worden het eerst geraadpleegd en bij meerderheid
van stemmen wordt uitgemaakt of er wel of geen
tentoonstelling zal worden gehouden. Besluit deze
afdeeling tot het houden der tentoonstelling, dan
wordt de af deeling van handelaren in bedrijfsautomo-
bielen bijeengeroepen, vervolgens de groep: motor-
rijwielhandelaren, banden, toebehooren en onderdeelen.
Indien de afdeeling Personen-automobielen geen
tentoonstelling wenscht, dan is het vrijwel buiten-
1)
In
1922
was het gebouw groot
6000
m2.
In
1925
werd deze hal vergroot tot 10.000 m
2
.
In
1928
werd een kleinere hal naast de groots thal bij-
gebouwd met een oppervlakte van ongeveer
3000
m
2
.
Verder werden bergplaatsen bij gebouwd, het restaurant
vergroot, de keuken gemoderniseerd,.groote moderne toilet-
gelegenheden bijgebouwd. Op ons eigen terrein hebben wij
een betegelde parkeerplaats voor
200
‘automobielen.
De grootte van het terrein, dat wij nu in huur ‘van de
Gemeente hebben, is
24.982
m
2
.
.
-.
gesloten, dat de andere af deelingen tot een tentoon-
stelling kunnen komen.
Om in 1937 geen tentoonstelling te houden was fei-
telijk bedoeld als een protest tegen de Regeering om,
ook langs dezen weg, kenbaar te maken, dat de steeds
hooger wordende belastingen voor het automobilisme
funest zijn. Met
cijfers
was reeds te voren de terug-
gang in den automobielhandel aangetoond.
Wij zijn van meening, dat een verlaging der lasten
op auto’s uiteindelijk zal beteekenen grootere inkom-
sten voor den fiscus, hetgeen trouwens in Duitschland
en Engeland aangetoond is geworden.
De eerste tentoonstelling in het R.A.L-Gebouw
was een éclatant succes. Was het aantal betalende
bezoekers in 1921 in het Paleis 11.079, in 1922 werd
dat 37.320, om bij volgende tentoonstellingen succes-
sieveljk op te loopen tot ongeveer 100.000 betalende
personen in 10 dagen tijds.
De R.A.I.-tentoonstellingen kenmerken zich als
zuiver ,,zakeljke” tentoonstellingen, zoodat men daar
tevergeefs zal zoeken naar stands van odeurs, zeep, of
aardappelschilmesjes en dergelijke. Werd voorheen
nog ,,rnuziek” gewenscht, sinds 1930 doen wij het ielfs
zonder muziek of wat voor attractie ook.
Doordat het Tentoonstellings-Oomité zelf voor de
naamborden, voor vloerhekleeding der stands zorgt
(de kosten hiervan zijn in de standhuur. begrepen)
hebben de R.A.I.-tentoonstellingen steeds een eenvou-
dig, uniform en smaakvol cachet, waarover vooral
de buitenlanders zich verbazen. De R.A.I.-tentoon-
stellingen dragen, dit naar het oordeel van buiten-
landsche experts, het meest internationale karakter
van alle tentoonstellingen op dit gebied, die over de
wereld plaats vinden. Op de, in 1936 gehouden, 25ste R.A.I.-tentoonstel-ling werden tentoongesteld:
262 personenautomobielen’.
162 bedrijfsautomobielen.
1 vliegmachine.
1 kampeerwagen.
De automobielen waren van 92 verschillende mer-
ken. Op de in 1935 en 1936 gehouden tentoonstel-
lingen werden een paar vliegtuigen geëxposeerd. Ook
hier herhaalt de geschiedenis zich. Eerst rijwielen
vor sport- en luxe-gebruik, toen automobielen en
nu komen de ,,sportvliegtuigen” schuchter naast de
auto’s, zooals vroeger de eerste automobiel zijn plaats-
je naast de rijwielen vroeg.
De afdeeling ,,motorrijwièlen” heeft aan de ten-
toonstelling 1936 niet deelgenomen. Gewone rijwielen
worden sinds 1925 niet meer tentoongesteld. Wellicht
houdt dit een wenk in, dat in de toekomst geen auto-
mohieltentoonstellin.gen meer noodig zullen
zijn,
en
dat de vliegtuigen dan alle plaatsruimte voor zich
zullen opeischen.
Het R.A.I.-complex is al sinds jaren feitelijk te
klein om aan alle aanvragen voor standruimte te
voldoen. Zoo werd in 1936 aangevraagd 12.111,50 m
2
stand en kon maar worden toegewezen 8.931 m
2
, om-
dat natuurlijk veel ruimte voör wandelpaden beschik-
baar moet blijven.
Thans laten wij weder eenige cijfers. volgen:
aat
Aantal betalende
Betaalde
bezoekers
standhuur
1922 ……..
37.320
f
213.000,—.
1923
……….
41.033
131.862,50
1924
……..
41.848
82.427,50
1925
……..
60.846
164.232,50
1926
……….
50.451
,, 138.370,-
1928
……..
77.232
178.840,-
‘
1929
…….
63.962
179.000,-
1930 ……..
80.197
179.860,—.
1931
……..
83.992
92.870,-
1933
……..
84.316
91.905,-
1934 ……..
91:255 -:
.
91.670,-
1935
………
–
78.332
85.520,-
1936
. .
…….
76.680
»
91.140,-
196
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
10 Maart
1937
Betalende bezoekers RAI. -tentoonstellingen
1922 t/ni. 1936.
……..
………
……..
—
……….
………. ……….
========
.Ontvangeu voor standhuur R.A.I.-tentoonstellingen.
1922 t/m. 1936.
————-
MMMMMMMMMMMMM
Financieele resultaten over de R.A.I.-tentoonstel-
lingen 19211936.
Ofschoon de leden van de R.A.I. nu in hun ,,eigen”
gebouw konden tentoonstellen moesten zij toch zeer
belangrijke bedragen betalen om gedurende 10 dagen
van hun eigen gebouw gebruik te mogen maken. Het
‘v’ooruitzicht bestond evenwel, dat later terugbetalin-
gen daarop zouden kunnen geschieden. Zoo werd,
in verschillende termijnen, het navolgende terug-
betaald:
over.1922 htandprijs
f
60 per m
2
terugbetaald
f
48 per
rn2
1923 .
35 ,,
,,
,,
,, 23
1924
20
,,
,,
8
1925
., 25
.,
,,
,, 13
1926
,,
,, 20 .,
,,
,,
8
1928
20
..
,,
.,
8
1929
20
..
,,
.,
8
1930′
,,
,, ’20
,.,..,,.
,,
S
Per. meter: ……Ï2Ö
..
.1erugbetaaIil7T2 .
blijft dus
f
96
pr in
2
over acht tentoonstellingeil, of
gemiddeld nog
f
12
‘per rn
2
pei teûtoonstéiling. In de
jaren
1931, 1933, 1934, 1935
en
1936,,
werd telkens
f 10
pel, in
2
bt,aald, waarop geei tdrugbetalingeh
hebben
.
..iiats gevonden.’
De prijs van
‘f
10 per m
2
kan feitelijk als de kost-
prijs worden beschouwd.
Het directe nut is de verkoop op de tentoonstelling zelve, maar uit propagandistisch oogpunt is zij even-eens van’groote waarde. Vrijwel alle automohielhan-
delaren uit Nederland kooien naar Amsterdam.
Men heeft gelegenheid nieuwe relaties aan te
knoopen.
Ook het zien wat de concurrenten bieden, en der-
halve vergelijkingen te maken, is zeer leerzaam.
De steeds lager wordende prijzen der automobielen
maken den kring der gegadigden grooter en het be-
grip ,,volks-wagen” duidt er wel op, . dat de auto
bijna voor een ieder bereikbaar is geworden.
I{et nut van het’ liuclen der RAI-tentoonstellin-gen is niet alleen voor de direct-belanghebbenden,
maar grijpt veel ‘verder om zich heen.
Nu in dit jaar geen R.A.I.-tentoonstelling werd
gehouden is zulks door honderden als derving van
een bron van inkomsten gevoeld; zowcl voor leve-
ranciers als voor personeel.
Wij noemen hier de architecten, de timmerlieden,
decorateurs, schilders, enz. Het kantoorpersoneel
wordt tijdelijk versterkt. Ons Buffet gaat weer
,,clraaien”. Ons Restaurantbedrijf is bij een
tentoonstelling, waarbij regelmatig 5 tot
6000
])erso-
nen in het gebouw zijn, een bedrijf
01)
zichzelf, waar
in alleen meer dan 100 personen werkzaam zijn.
Een catalogus moet worden gedrukt, advertentiën
daarvoor moeten worden verkregen, enz. Decorateurs
moeten versieringen en kaarten maken, stands inrich-
ten. Drukkers entréekaarten drukken, reciarneplaten,
circulaires, enz. Electriciens, hehangers, schilders, con-
troleurs, enz. krijgen hun opdrachten.
Enfin, zoo zouden wij kunnen doorgaan. Een R.A.I.-
tentoonstelling geeft gewoonlijk tusschen de
200 â
300
personen werk.
Dan vat de 100.000 personen, die de tentoonstelling
bezoeken nog verder in de stad verteren, waarbij men
bedenke, dat velen eenige of zelfs 10 dagen in de
stad blijven. Verschillende exposanten, die buiten Am-
sterdam gevestigd zijn, kooien met hun personeel 10
of
14
dagen in Amsterdam. De Spoorwegen vervoeren
ve
1
en naar Amsterdam. De Gemeentetrarn maakt eeii
tijdelijke ,,halte” voor het gebouw, vanwege het groo-
te aantal bezoekers der R.A.I. Wij hebben een eigen
Telefooncentrale met
60
toestellen; een tijdelijk Post-
kantoor.
Door het niet-houden van een ‘R.A.’I.-tentoonstel-
ling derft de Gemeente Amsterdam ongeveer
15 5. 16
duizend gulden Vermakelijkheidsbelasting.
Om nu te voorkomen, dat me uit het voorgaande
een verkeerde conclusie trekt, wil ik opmerken, dat
liet bezitten van een ,,eigen” gebouw aanmerkelijke
zorgen met zich brengt. De kosten van grondhuur, de diverse belastingen, het onderhoud enz. vergen zulke
aanzienlijke bedragen, die
bij
geen mogelijkheid uit
de verdere exploitatie
zijn
te verkrijgen.
Wij willen hier nog even nader hij stilstaan. Sinds Februari
1928
l)etaalt onze Vereeniging, per
drie maanden vooruit, aan de Gemeente Amsterdam
voor huur van den grond waarop het R.A.I.-gehouw
staat:
17.632 in
2
5.
f
1.60
per
in2
f 28.211,20
7.350 ,, ,, ,, 1.— ,, ,, ,, 7.350,-
Voor
24.982
m
2
dus ……….
r35.561,20′
of gemiddeld
j
1.42
per m
2
per jaar tegenover
f 0.40
per m
2
in de jaren
1922/’26.
Met ingang van December
1936 is daarop eenige
reductie verkregen.
Behalve de grondhuur moeten ook diverse helastin-
gén worden opgebracht. De belangrijkste is wel de:
Peisoneèle Belasting.
Deze bedroeg iii:
1922
……….,.,…..,
f
7.350.43
1923
..,…,,………
8.401.90
.1924
…,….:..,:….,
‘
.303.15
192i
….
:’ ………….
…5.367.10
1926
…
.
…………….
.,
5.367.10
‘
1927
………………….
,.,
6.798.68
1928
…..,.,…….,…
.,’12.221.50
ën steeds h’ooger wordend om in ‘het jaar
1934 hét
hoogste punt te béreiken, naméljk
f 21.924.76.
Op de Prsoneele Belasting volgt de
Groiiclbelas-
ting. In
1928
was deze
j
1.394.76
per jaar, maar in
1934
was deze reeds gestegen tot
f 2.384.72:
Vervolgens eischen de
Straatbelasting f 1.800
per
jaar; de Brandverzelcering.sbelasting f 650
per jaar en
betalen wij nog Precariobelasting voor het hebben
t
van een verlichting en eenige letters aan den gevel
en een paar vlaggemasten v65r het gebouw. Tahaks-
10. Maart, 1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
19q
belasting eii verlofrecht bsluiten cle reeks der dir?cte
belastingen.
Zoo vormen déti de groncihuur en dc belastingen
een jaarlijkschc last, van
f
60 mille.
hierbij komen uiteraard nog de kosten van onder-houd, -personeel, administratie, licht, telefoon, ver-
varrning, premiën voor assurantie, Ongevallenwet,
Ziektewet enz. enz., waarbij wij nog maar buiten
heschouwing laten rentevergoeding en afschrijving
voor het in het geboiaw en inventaris geïnvesteerde
kapitaal.
Om een sluitende exploitatierekening van het ge-
bouw te krijgen zouden de vrhuringen een bedrag
van ten minste
f 100.000
moeten bedragen. Dit be-
drag is hij lange na niet te bereiken.
Hoe is de werkelijkheid anders dan de schijn. Wan-
neer mcii gedurende een R.A.I.-tentooustelling ons
gebouw heocht en dan de geweldige massa bezoe-
kers ziet, verder de drukte in ons restaurant, dan
heeft menigeen gedacht: zoo’n groot gebouw is een
,,goud-mijn”.
Toen in 1932 de eerste 6-daagsche wielerwedstrijd
in ons gebouw werd gehouden en het publiek grif
f 10
voor één plaats betaalde en voor een doorloo-
pend bewijs van toegang
f 60
tot
f 75,
toen waren er
verschillende plannen oni te komen tot een perma-
nent overdekt sportpaleis, die echter alle op niets
zijn uitgeloopen.
liet was ook zoo aanlokkelijk. Alleen aan entree-
gelden was ontvangen
f
139.546.12, de Gemeente had
f
33.500 Vermakelijkheidsbelasting ontvangen.
Ten aanzien van verhuringen hebben veel bespre-
kingen en onderhandelingen plaats. Ons Bestuur is
hier conservatief en gaat alleen tot verhuring over,
indien de financieele ondergrond solide is. Maar hoe
dikwijls is er geen financieele ondergrond of ont-
breekt aan soms wel goede ideeën het benoocligde kapitaal. Ook aan de rentabiliteit van ondernemin-
gen als de zesdaagsché zal men, na hetgeen de cou-
ranten over de laatste te Rotterdam hebben geschre-
ven, niet veel geloof meer hechten.
Is het vinden van rendabele objecten dus voor een
gebouw als dat van de R.A.I. reeds uiterst moeilijk,
ook de vele concurrentie te Amsterdam doet zijn in-
vloed gelden. Wij doelen hier op de Apollohal, welke
op aanmerkelijk gunstige condities van de gemeente
wordt gehuurd, en op de Groentenhal, welke door de
gemeente als vergaderlokaal wordt verhuurd.
Wanneer er personen zijn, die geloof hebben in een
groot tentoonstellingsgebouw, of een overdekt sport-paleis, laten zij zich aan ons spiegelen.
-Een permanent gebouw, dat natuurlijk veel grooter,
veel solider, veel moderner zou moeten zijn dan het thana buitaande RAI-gebouw, kost millioenen.
liet. partic.iilier initiatief, wij spreken ijit ervaring,
kan in Anisterdain niet rekenen op niedeiverking van
G’èmeebtebestüur of Staat.
la elk geval willen wij wel verklaren, dat, als er
groo.t gebouw .tet stand mocht kômen, waarin
het hôtiden van.RA.I.-tentoonstellingen mogelijk zal
zijn, wij garne als concurrent willen verdwijnen en
liever als huurder van dat nieuwe Paleis zullen op-treden, evenals onze geschiedenis is begonnen met
het huren van het Paleis voor Volksvlijt.
… –
J. LEONARD LANG. –
–
LUCHT VAARTTENTOONSTELLINGEN.
De luchtvaart mag zich verheugen in eôn hôoge
mate vah openl5arebe1angstôlling, dôch zij is voor het
verzekeren van den afzet der door haar geboden
mogelijkheden daarom niet minder aangewezen ‘op een
systematische, propaganda dan elk ander bedrijf.
-De omvangmijke reeks van gehouden en in voorbe-
reiding zijnde -Iuchtvaai’ttcntoonstellingen bewijst,
dat, al- is het -uiteraard in het algemeen niet mpgelijk
d met tentoonstellingen bereikte –
–
resultaten: met
eénige nauwkeurigheid aan te wijzen, de waarde7 van
dit propagandarniddl allerminst is onderschat.- –
Hoewel tot dë oprichting vaTÏ een Nederiandsche
luchtverkeersonderneming reeds kort tevoren was
–
be-
sloten, is het de in 1919 gehouden ,,Eerste Luchtver-
keer Tentoonstelling Amsterdam” geweest, die hier
het geloof in de toekomst, die voor Nederland op het
gebiëd van de internationale handelsluchtvaart zou
zijn weggelegd, bracht, met de overtuiging, dat dc
in de ontwikkeling ‘van de natioiiale luchtvaart beleg-
de kapitalen , al iou van een onmiddellijke’ renta
biliteit gaen sprake kunnen
zijn
– voor het land en
zij bedrijfsleven uiteindelijk van groote heteekenis
zouden worden. ‘Wel zelden zal een tentoonstelling
in die mate’ hebben’ bantwoord aan het i’deëele doel,
dat haar organisatoren voor oogen ‘heeft gestaan- –
De in Nederland tot dusverre gehouden luchtvaart-
tentoonstellingen hebben- zich – . met uitzondering
van de in 1923 te Rotterdam g.ehouden- IOAI
– in het’ algemeen h’eperkt tot proagmnda van
door de luchtvaart
gmeboden
mogelijkheden,
a
r.
bij – militaire deelname hier buiten beschouwing
latende – allerminst uitsluitend aan de ‘handels-
luchtvaart,, doch evenzeer aan de sport en cle ino-
geljkheden van luchtfotografie ‘en. karteering moet
worden gedacht.
Van’ veel verder strekkende beteekenis zijn enkele
periodiek in het buitenland georganiseerde tentoon.-
stellingen; waarbij naast de algemeene propaganda de
luchtvaartindustrie de gelegenheid vindt, de door
haar in de afgeloopen periode ontwikkelde resultaten
onder de aandacht van hen, die bij de exploitatie van
de luchtvaart rechtstreeks betrokken zijn, te brengen.
De om de twee jaren gehouden ,,Salon de l’Aviation’
te Parijs en ook de jaariijksche ,,Flving Display and Exhibition” van de Society. of British Aircraft Con-
structors (deze laatste is echter slechts voor genoo-
digden toegankelijk) hebben herhaaldelijk.’ tot het in
practijk brengen van nieuwe constructies kunnen
leiden.’
Het is echter niet uitgesloten, dat ook Nederland
in de toekom’st over een tentoonstelling zal beschik-
kên, die dezelfde mogelijkheden als het buitenland
aan luchtvaartindustrie en -bedrijf zal kunnen geven.
De N.V. Tentoonstellingsgebouw ,,Houtrust” te
Den Haag heeft thans de voorbereiding van een in
Augustus te houden internationale luchtvaarttentoon-
stelling ter hand genomen en het ligt in het voor-
nemen, om te trachten, hieruit een periodiek terug-
keerend luchtvaartgeheuren, mede van beteekenis voor
hen, die bij de exploitatie van de luchtvaart recht-streeks betrokken zijn, te doen groeien. Indien dit
streven tot resultaten zou kunnen leiden, zou onge-
twijfeld een werkelijk belang daarmede zijn gediend. 0. W.
S. JOSEPHIJS JLTTA.
BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.
DE NIE!JWE MAATREGELEN VAN HET
KABINET-BLUM.
Dr. ,H. Weichpiann te Parijs schrijft on
Sedert. d de’aluatie
.
w
‘
as de’ economische politiek
van Frankrijk hewust en principieel gericht op het volgen van een liberalen economischen koers. De
eerste keer heeft het kabinet-Blum deze richting ge-kozen door het sluiten van het internationale-valuta-
accoord op26 Sept. 1936, terwijl het zich voor de
tweede maal voor deze richting verklaardé bij de
revisie van de goudivet’geving in December door cle
uitgifté ‘vani een 5iemielening. Tôf nu toe beston-déji: èëhter :tsschen heljclnis en toepassing steeds
leeriten, nauikeuriger ‘ gdzegd, politieke overwegin-
gen, welke afwijking van’ den koers tengevolge had-
den en daarmede het bereiken van het gestelde doel
in. èvaar briichten. Déhüidige, door het kabinet ge
nonien, mait,relen boogen in deze leemten te voor-
zinVoor dederde maal wendt deRegeering ‘tegen-
pvei bepaalde: sirenenliaderen uit het kamp van haar
eigen aanhangers, zich tot de liberale richting in de
198
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
10 Maart 1937
economische politiek. Ditmaal heeft .zij echter pro-
gramma en uitvoeringstechniek gelijkgesteld. De po-
ging thans doctrine en techniek naar de dwalingen
van het verleden op elkaar af te stemmen vormt het eigenlijke kenmerk van de nieuwe maatregelen van
het kabinet-Blum.
De ontwikkeling op de kapitaaismarkt had in de
laatste maanden en weken in elk opzicht een tegen-
gesteld verloop gehad als men had verwacht. De markt
voor Fransche Staatsobligatiën heeft niet alleen de
verwachte opwaartsche beweging niet vertoond, zij
werd zelfs door aanzienlijke koersdalingen getroffen,
terwijl gelijktijdig de internationale waarden en de
vooral in de coulissen verhandelde grondstofwaarden
voortdurend stegen.
Beursindex
31 Dec.
’36 1
Febr.
’37 15
Febr.
1
Mrt.
3
Mrt.
Staa1tsobligatiu
77.5
77.4
77.5
74.0
73.4
Intern. waanden
136.3
155.0
152.7
156.0 157.3
Con isse ……..
165.5
178.6
175.8
174.3 177.8
Tegelijkertijd bleek onmiskenbaar de mislukking
van de goudwetgeving. Volgens de gepubliceerde jaar-
cijfers betreffende de transacties van het Ministerie
van Financiën in 1936 bedragen de winsten van de
schatkist uit hoofde van de afgifte van de particu-
liere goudvoorraden slechts Frs. 614 mill. Dit cijfer
wil zeggen, dat de ingeleverde goudvoorraden slechts
Frs. 1
Y
milliard bedragen, dus in verhouding tot de
goudoppotting, welke op minstens Frs. 10 á 15 mil-
hard wordt geschat, een buitengewoon gering bedrag.
De ontwikkeling van de valuta was even ongunstig.
Bij de grootere legale behoefte aan deviezen onder den
druk van de gestegen prijzen voor grondstoffen en
de dekkingsaankoopen kwam een nieuwe kpitaal-
vlucht en ook een nieuwe speculatieve pressie op den
Franc. De opnieuw naar het buitenland gezonden
kapitalen kunnen
01)
ongeveer Frs. 8 milliard (oude
valuta) worden geraamd, terwijl het Egalisatiefonds
practisch is uitgeput. Bovendien was de tactiek van
het Egalisatiefonds klaarblijkelijk niet geschikt voor
de huidige omstandigheden. Er bestond geen harmo-
nie tusschen de interventiemaatregelen op de devie-
zenmarkt en de contrôle op de kapitaalmarkt eener-
zijds en de beheersching van de prijsbeweging ander-
zijds. De inelastische houding van het Egalisatie-
fonds diende bovendien meer de speculatie dan de be-
langen van het land.
Op het gebied van cle staatsfinanciën tenslotte ver-
hinderden de buitengewone op Frs. 30 milliard te
ramen behoefte van de schatkist en de voor de men-
taliteit van den Frauschen spaarder ongewone veron-
achtzaming van bepaalde zuinigheidsbeginselen bij de
opstelling van de hegrootirig den noodzakelijken
terugkeer van het vertrouwen en de daaruit voort-
spruitencle ommekeer van de tendens.
Men moet aan dezen gang van zaken denken, om het constructieve ontwerp van de thans door de Re-
geering getroffen maatregelen te kunnen verstaan en
waardeeren
De regeeringsmaatregelen zijn onderling zeer ver-
schillend, vormen echter niettemin in hun afstem-
ming op elkaar een economisch geheel. Zij beteekenen
een poging tot coördineering van kapitaalmarkt, va-
luta- en budgetaire politiek en in deze gesloten actie
vergeleken bij de tot ‘dusver bestaande incongruenties
ligt in de eerste plaats haar beteekenis.
Om de psychologische hinderpalen, welke den terug-
keer van het vertrouwen verhinderden, uit den weg
te ruimen, wijzigt de Regeering in de eerste plaats
haar hudgetaire politiek. Daarmede is, zooals zij in
haar officieel communiqué uiteenzet, de terugkeer
tot het principe van het ,,werkelijke evenwicht” tot
stand gekomen. Deze zwenking beteekent een correctie
van de vroegere stelling van de ,,mystiek” van het
hegrootingsevenwicht, welke niet in overeenstemming
was met de mentaliteit van den Franschen spaarder.
De financieele leiding zal thans weder met de grootst
mogelijke zuinigheid plaats hebben en de Regeering
heeft beloofd, geen nieuwe uitgaven meer
bij
het Par-
lement in te dienen. Tegelijkertijd heeft zij bepaalde
uitgaven geschrapt, met name voor de openbare
werkverschaffing, waardoor de uitgaven met Frs. 6 milliard zullen dalen. Er behoeft niet aan te worden
getwijfeld, dat deze terugkeer tot de principes van
de klassieke politiek in
Frankrijk
met voldoening zal
worden begroet. Eigenlijk was het niet alleen om
psychologische redenen noodzakelijk, doch sprak het
vanzelf, nadat de werkloozeusituatie door de invoering
van de 40-urige werkweek een verbetering had on-
clergaan en nadat vooral door de bewapening Open-
bare werkverschaffing plaats vond.
01) de revisie t.a.v. de hegrootingspolitiek moest
logisch ook de op zichzelf reeds sedert langen tijd
te verwachten revisie van een tweede psychologische
fout, namelijk die van de goudwetgeving, volgen. Zij
kwam in den vorm van het herstellen van een vrijere
binnenlandsche goudmarkt tot stand. De Bank van
Frankrijk zal voortaan het goud tegen dagkoers aan-
koopen en het geheele devaluatievoordeel wordt zoo
aan den hezitter van het goud verzekerd. In dit op-
zicht dient op een nog gebleven beperking te worden
gewezen. Wel wordt de invoer van goud vrijgegeven,
doch niet de uitvoer daarvan. Beslissehd hiervoor zijn
wel militaire overwegingen. Toch veroorzaakt deze
eenzijdigheid het gevaar van een verdere vertraging
in de repatrieeriug van het goud. De toekomst zal
leeren, in hoeverre gunstige beleggingsmogehjkheden
voor de gerepatrieercie bedragen zullen bijdragen tot
het overkomen van de bezwaren, welke ongeruste ka-
pitaalhezitters nog hebben tengevolge van het ver-
bod van den gouduitvoer en ook als gevolg van het
achterwege blijven van een stabilisatie van den Franc.
De Regeering heeft deze bezwaren zelf gevoeld; zij
heeft tegelijkertijd het scheppen van een bijzonder
gunstige heleggingsmogelijkheid beoogd.
Zij
heeft
besloten, een leening voor de nationale verdediging
uit te geven, welke in haar uitvoering een precedent
schept. De nieuwe leening is een valutaleening Ka-
pitaal- en renteverplichtingen worden zoowel in
Francs als in Dollars en Ponden geboekt en, onder
het toestaan van een recht van optie voor den obliga-
(Zie vervolg bir. 200.)
AANVOER VAN GRANEN.
(In tons van
1000
kg.)
Rotterdam
Amsterdam
Totaal
Artikelen
28 Feb.-6 Mrt.1
Sedert
Overeenk.
28 Feb.-6 Mrt.I
Sedert
Overeenk.
1937
1936
1937
1Jan. 1937
tijdvak 1936
1937
1Jan. 1937
tijdvak 1936
Tarwe
……………..
43.585 232.471
212.832
150
6.700
4.381
239.171
217.193
5.850
59.552 45.050
–
847
–
60.199
45.050
301
2.036
3.241
–
–
,
100
2.036
3.341
Rogge
………………
36. 017
238.372
167.945 600
38.544
26.191
276.916
194.136
11.571
87.498
58.691
250 4.354
4.393
91.852 63.084
Boekweit ………………
2.500
30.602
10.612
–
2.180
–
32.782
10.612
Male .
……………….
Gerst
……………..
652
27.011
35.787
–
46.622 43.378
73.633
79.165
Haver
……………..
Lijnzaad
……………
9.485
17.737
–
–
–
9.485
17.737
Lijakoek
……………50
m
322 6.385
4.807
100
1.225
805
7.610 5.613
Tarweeel
………….
Andere meelsoorten
•
850
8.568
5.866 200
686 566
9.254
6.432
10 Maart 1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
199
STATISTIEKEN.
RANKDISCONTO’S.
Disc.Wissels. 2
3 Dec.’36
Ned
Lissabon ….
44 5Mei’36
Bk
Bel.Binn.Eff.
1Vrsch.inR.C.
24
3 Dec.’36
Londen ……
230 Juni’32
24
3Dec.’36
Madrid ……5
9Juli’35
Athene ……….
6
4
Jan.’37
N.-YorkF.R.B.
l4lFeb.’34
Batavia ……….
3
14Jan.’37
Oslo
……..4
7Dec.’36
Belgrado
……..
5
1 Febr. ’35
Parijs
……
428 Jan.’37
Berlijn
……….
4
22Sept.’32
Praag
……3
1 Jan.’36
Boekarest ……..
44
15Dec.’34
Pretoria
….
3415 Mei’33
Brussel ……….
2
16Mei ’35
Rome ……..44
18Mei’36
Boedapest
……
4
28 Aug.’35
.
Stockholm
.. 24
1 Dec.’33
Calcutta
……..
3
28Nov.’35
Tokio….
3.285
7Apr.’36
Dantzig……….
4
2Jan.’37
Weenen ……
34lOJuZi’35
Helsingfors ……
4
3 Dec.’34
Warschau…. 5
2600.’33
Kopenhagen ……
4
19Nov.’36
Zwits. Nat. Bk.14
25Nov.’36
OPEN MARKT.
1937
1936 1935
1914
(i
116
22127
15120
2(7
419
20(24
Mrt.
Mrt.
Febr. Febr.
Mrt. Mrt.
Juli
Amsterdam
Partic. disc.
11
4
11
4
11
4
11
4
1
12_I
°(u
31I8_3!16
Prolong.
I
1
1
1
1
3
14
1
21(
4
3(
4
Londen
Daggeld
j,-I
‘J,.
1
1
12- 1
112I
.
111-1
1141
131
4
-2
Partic. disc.
1
7132_9116
1
/3z’I16
17
133
9
I16
0
116
17132_9116
1
12_
9
116
411
4
_31
4
Berl1jn
Daggeld.
2314-3
2
3
14-3
2-3I1
2-
1
12
2112_3112
33(
4
_41(9
–
MaandeId
2
3
14.
1
5116
23J4_15/4
2
3
(4.2′
5
(,6
2
3
I4
5
11
2
3
14-3
3I8-:4
–
Part, disc.
3 3
3 3
3
3
2
1
1-12
Warenw. ..
4_1J
4_11 4_11
4_11,
4_11
3
4_11
4
–
Nea, York
Daggeld
1)
1
1
1 1
3(
4
1
13(42
6
f5
Partic.disc.
3/
3(
g
3(
3(4
I16 I16
1)
Koers van 5Maart en daaraan voorafgaande weken t/m. Vrijdag.
WISSELKOERSEN.
IOERSEN IN NEDERLAND.
Da
a
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavia
York.)
.)
*)
)
*)
1)
2Maart1937
1.82%
8.93%
73.474
8.49%
30.78
100%
3
,,
1937
1.821,1-
1
„
8.93%
73.48
8.49% 30.78
1O05.
4
4
,,
1937
1.82%
8.92%,
73.46
8.48%
30.76
100%
5
,,
1937
1.82%
8.92%
73.50
8.49
30.85
100%
6
,,
1937
1.83
8.92 73.50
8.29
30.88
100%,
8
,,
1937
1.82
1
%
6
8.92% 73.45
8.34 30.83 100%,
Laagste d.w1)
1.82%
8.90
73.40
8.22% 30.74
100%
Hoogste d.w
1
)
1.83%
8.9334
73.55
8.50 30.90
100%
illuntpariteit
1.469
12.1071
59.263
9.747
24.906
100
Data
Jr”zd
Weenen
Praag
Bo:ka-
Milaan
1
Madrid
2Maart1937
41.69
–
6.40
–
– –
3
,,
1937
41.67
–
6.40
–
–
4
1937
41.71
–
6.41
–
– –
5
1937
41.73
–
6.40
–
– –
6
1937
41.67
–
6.40
–
–
–
8
,,
1937
41.70
–
6.39
–
–
–
Laagste d.wl)
41.62%
34.25
635
1.50
9.60
–
Hoogste d.w1)
41.75
34.35
6.45
1.55
9.70
–
Muntparit.eit
48.003
35.007
7.371
1.488
13.094 48.52
D
a a
Stock-
Kopen-
*
s
0
)
Hel-
Buenos-
Mon- holm
)
hagen*)
;tn
Aires’)
treall)
2Maart1937
46.05 39.874
44.874
3.954
55
1.82%
8
3
,,
1937
46.05
39.374
44.874
3.95
55
1.82%
4
,,
1937
46.024
39.85
44.874
3.95
55
1.82%
5
,,
1937
46.024
39.85
44.874
3.95
55
1.82%
6
,,
1937
46.0
9
39.824
44.85 3.944
55
1.82%
,,
1937
46.024
39.85
44.85
3.94
55
1.82%
Laagste d.w’)
45.90
39.75 44.75
3.92
54%
1.82%
Hoogste d.w’)
46.10 39.94 44.94
3.98
55%
1.83%
Muntpariteit
66.671
66.671
66.671
6.266
95,’
2.1878
*) Noteering te Amsterdam.
*5)
Not. te Rotterdam.
J)
Part. opgave.
In ‘t Iste of 2de No. van ieder maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.
1’OERSEN TE NEW YORK. (Cable).
D a a
.
Londen
($
per
£)
Parijs
($
P.
IOOfr.)
Berlijn
(8 p. 100
Mk.)
Amsterdam
($ p. 100 gld..J
2 Maart
1937
4,891132
1
4,65%6
40,23
54,75%
3
,,
1937
4
,
8
8
25
/
4,65%
6
40,22%
54,75%
4
1937
4,88°’,,
4,65%
40,23
54,75
5
,,
1937
4,87
25
1
1
4,55
40,2034
54,74
6
1937
4,8729/,,
4,52
40,20
54,66
S
,,
1937
4,87
51
/
32
4,56%
40,20
54,73
9 Maart
1936
4,9834
6,64% 40,47
68.54
Muntpariteit..
4,88
3,90%
23.81%
40%,
KOERSEN TE LONDEN.
Plaatsen en
Landen
Noteerings-
eenheden
20
Febr.121
1937
1
Febr.
1937
1
LaagstelHoogstel
116
Mrt.
1937
6Mrt.
1937
Alexandrië..
Piast.
p.0
9734
97g
97%
97
Athene
… .
Dr.
p.g
547% 547%
540
555 5.4734
Bangkok….
Sh.p.tical
1/10%
1110%
1110%
1110% 1110%
Budapest’)..
Pen.
p. £
27
27 26
28
27
BuenosAires’
p.pesop.
16.30
16.25 16.15
16.30
16.224
Calcutta
. . . .
Sh.
p.
rup.
1169164
1/6%
1
1
63
132
1165182
1/6%
Instanbul
. .
Piast.p.0
613 613
613
613 613
Hongkong
. .
Sh.
p. $
112’%
1/2%
112%
1
(
3
346
112%
Sh.
p.
yen
1/2
12
111
31
1
12
1
1,
112
Lissabon….
Escu.p..0
110%, 110%,
110
110% 11094
e
Mexico
. .. .
$per.
18
18
1734
18%
18
Montevideo
3
)
d.per,,c
26% 26%
26%
27
26%
Kobe
…….
Montreal
..
$
per
£
4.89%
4.88%
4.87%
4.89%
4.87+
v
i
Rio
d.Janeir.
4
d. per Mii.
31194
3
2
31
1
32
2
1
/
32
Shanghai
..
Sh.
p. $
112
17
1,,
112
17
1
12
1/2%
1/2%
1/2%,
Singapore
..
id.
p. $
21434
6
21434
8
2/4% 2/4%
2/4348
Valparaiso
5
).
$per
128
128
128 128 128
Warschau ..
Zl. p. £
25%
25%
25%
26% 25%
1)
Offic. not.
10
Dec. 16
1
1,..
21 Offic.
not.
IS
laten.
eem. no,.,
welke
imp. hebben te betalen
10
Dec. 16.12.
3)
‘Offic. not. ‘6Oct. 3971.
4) Id.
II
Mrt. 1935 411
4
.
5)
90 dg. Vanaf 28 Aug.
laatste .export” noteering.
ZILVERPRIJS GOUDPRIJS
5)
Londenl)
N.York)
Londen
2Maart1937.. 20%
44%
2Maart1937….
14224
3
,,
1937..
2034
e
44%
3
,,
1937….
14224
4
,,
1937..
20% 45%
4
,,
1937….
14214
5
,,
1937..
201%,
45
5
,,
1937….
142164
6
,,
1937..
20%
–
6
,,
1937….
142174
8
,,
1937..
201%,
45
8
,,
1937….
142/7
9 Maart1936. . 19%
44%
9 Maart1936….
1411_
27 Juli
1914.. 24%
59
27
Juli
1914….
84/10%
1)
in pence p. oz. stand. 1) Foreign silver
in
$c. p. oz.
tine.
3)
in sh.
p.oz. fine
STAND VAN ‘a
RIJKS KAS.
Vorderingen.
1 27Febr. 1937 1
6Maart
Salao van ‘s Rijks Schatkist bij L)e Ne-
derlandsche Bank…e
d. G
…………….
1
62.613.624,15 1 63.968.851,24
Saldo b. d. Bank voor Nemeenten ., 764.993,75 ,, 465.388,06
Voorschotten op ultimo Januari 1937
ald. gemeent. verstr. op a. haar uit te
keeren hoofds. der pers, bel., aand. in
de hoofds. der grondbel. en der gem.
fondsbel., alsmede opc. op die belas-
tingen en op de vermogensbelasting
–
–
Voorschotten aan Ned.-lndië ……….,, 65.026.442,84 ,, 65.909.781,72
Idem aan Suriname ………………
.,, 13.648.190.48 ,, 13657.856.19
Kasvord weg. credietverst. af
h. buitenl. ,, 112.831.069,16 ,, 111.865.643,48
Daggeldieeningen tegen onderpand – –
Saldo der postrek. v. Rijkscomptabelen • 28.201.505,31
35.434.569,08
Vord. op het Alg. Burg. Pensioenf.’)
–
–
Vord. op andere Staatsbedrijven’) ….
..7.390.481,93 ,, 6.605.746,96
Verstr. ten laste der Rijksbegr. kasgeld-
leeningen aan gemeenten (saldo)
–
–
Verplichtingen
Voorschot door De Ned. Bank ingev.
art. 16 van haar octrooi verstrekt
–
–
Schatkistbiljetten in omloop ………
.1355.095.000.- f345.480.000,-
Schatkistpromessen in omloop ……
..25.420.000,- • 23.200.000,-
Zilverbons in omloop …….. …….
.,, 1.120.170,- ,, 1.119.904,-
Schuld op ullimo Januari 1937 ajd.
gem. weg. a. h. uit te keeren hoofds.d.
pers. bel., aand. 1. d. hoofds. d. grondb.
e. d. gem. fondsb. alsm. opc. op dle
bel, en op de vermogensbelasting .. ,, 4.564.256,30 ,, 4.564.256,30
Schuld aan Curaçao’) ……………..,, 1.314.915,40 1.203.467,21
Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf. 1) ,, 6.220.222,65 • 7.349.405,45
Id. a. h. Staatsbedr. der P.T. en T.’) … ,, 91.463.803,62 , 100 766 241,81
Id. aan andere Staatsbedrijven 1)
..6.750.000,-
6.750.000,-
Id. aan diverse inslellinen
1)
……….97.566.048,12
, 97.562.898,12
1) In rekg.-crt. met ‘s Rijks Schatkist.
NEDERLANDSCH-INDISCHE VLOTTENDE SCHULD.
Vorderingen:’)
–
–
Saldo b.
d.
Postchèque- en Girodienst
1
271.000,-
f
350.000,-
Saldo Javasche Bank
………………..
Verplichtingen:
Voorschot’s Rijks kas e.a. Rijksinstell
,,
65.026.000,-
•
65.910.000,-
Schatkisipromessen in
omloop …….
6.750.000,-
,
6.750.000,-
Schatkis(biljetten in omloop
………
1.000.000,-
,,
I.000.000.
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds
.
1.514.000;-
1.514.000,-
Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank
,,
1.137.000,-
…
..
1.319.600,-
Belegde kasmiddelen Zeifbesturen…….
600.000,-
600.000,-
Voorschot van de Javasche Bank
:
,,
2.778.000.-
,,
3.574.000,-
1)
Betaalmiddelen in
‘s
Lands Kas
op
16 Jan. 1937
/
39.710.000,-.
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste
posten
in duizenden guldens.
Data
Metaal
Circu-
latie
Andere
opeishb.
schulden
Discont.
Div. reke-
ningen’f
6 Febr.
1937..
696
1.100
598
711
1.427
0
Jan.
1937.
694 1.120 529 710 1.431
23
1937..
696
958
557
710
1.411
16
1937..
688 1.012 574
706
1.413
9
,,
1937..
687
1.082
607
701
1.409
1
Juli
1914.,
645
1.100
560 735 396
) Sluitp. der activa.
200
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
10 Maart 1937
tiehouder, onder garantie van den Staat gesteld.
Deze leening heteekent uiteraard het pièce de résis-
tance van de nieuwe maatregelen. Zij zal door de
valutagarantie het uit het land gevoerde kapitaal
doen terugkeeren, zij zal tegelijkertijd uiteindelijk
voorzien in de financieringsbehoeften van den Staat
en zij zal op deze wijze eveneens de voorwaarde zijn
voor de saneering van de kapitaalmarkt. Zal het ver-
wachte succes zich voordoen? Het is mogelijk, het is
wellicht zelfs waarschijnlijk, dat de nieuwe leening
in de eerste plaats een bepaalden druk op de overige
koersen op de obligatiemarkt uitoefent. Indien de
leening echter succes zal hebben, dan moet cle geheele
obligatiemarkt hiervan op den duur wel profiteeren.
Indien men er nu van uitgaat, dat tot dusverre juist
de vrees voor de valuta de beperktheid van de kapi-
taalmarkt heeft veroorzaakt en de Fransche Regee-ring gedwongen heeft, den weg van buiteulandsche
leeningen te bewandelen, dan mag men wel zeggen, (lat de nieuwe leening met alle valutagaranties voor
den Franschen kapitaalbezitter, welke vroeger den
buitenlandschen kapitaalhezitter werden gegeven, cs’n
voldoende prikkel beteekent om den kapitaaistroom
een andere richting te geven.
Alleen met deze emissie van een valutaleening kon
de Regeering het wagen een maatregel, welke uiter-
aard algemeen werd verwacht, omdat hij in overeen-stemming was met de mentaliteit van den Franschen
spaarder, namelijk een definitieve stabilisatie van den Franc, achterwege te laten. De koers van den
Franc blijft in het kader van de internationale valu-
ta-overeenkomst veranclerlijk. Economisch beschouwd
is deze houding van de Regeering gerechtvaardigd.
Zij was noodzakelijk om over een laatste middel te
beschikken, waarmede de door de prijsstijgingen in
gevaar gebrachte aansluiting aan de wereldmarkt kon worden verkregen. Vermoedelijk waren bij deze hou-
ding echter ook overwegingen van invloed niet be-trekking tot den stand van de internationale valuta-
discussies en achtte de Regeering het ongewenscht,
in deze aangelegenheid reeds het laatste woord te
spreken en haar handen te hinde.
Na van een definitieve regeling van het valuta-
vraagstuk te hebben afgezien moest de Regeering als
logische consequentie de voorwaarden scheppen voor
een ter zake kundige leiding van het Egalisatiefonds.
De overdracht van de zakelijke leiding van het Ega-
lisatiefonds aan drie bijzonder bekwame persoonlijk-
heden duidt op een dubbele doelstelling. Zij duidt
eeiierzijds op een eventueelc revisie van de starre tak-
tiek van het Egalisatiefonds in den zin van een groo-
tere elasticiteit en anderzijds op een coördinatie van
de interventies op de deviezenmarkt met een contrôle
op de kapitaalmakt en de heheersching van de prijs-
beweging.
De maatregelen van de Regeering zijn dus logisch
en afgerond en ongetwijfeld psychologisch een juiste
verbinding van de nationale belangen van het land
met de individueele belangen van het kapitaalbezit.
Had tot dusverre de Regeering de verantwoordelijk-
STATISTISCH OVERZICHT
GRANEN
EN ZADEN
TTJINBOTJWARTIKELEN
VLEESCH
TARWE Bahia
ROGGE
MAIS
GERST
LIJNZAAD
WITTE
KOOL
UIEN
ROODE
KOOL
RUND-
VARKENS-
Blanca loco
74 kg Bahia La Plata
kg
La Plata
La Plata
Ie kwal.
gewoon
Ie kwal.
VLEESCH VLEESCH
Rotterdam!
Blanea loco
loco
loco Rotter-
loco
1-5 pond
per 100 KG.
1-5 pond
(versch) (versch)
Amsterdam
R’damiA’dam R’damjA’dam
dam!A’dam R’dam!A’dam
per 100 KG.
Broek op
per 100 kg
per 100 kg
per 100 kg
per 100 kg.
per 100 kg.
per 2000 kg.
per 2000 kg.
per 1960 kg.
Broek op
Langendijk
Broek op
Rotterdam Rotterdam Langendijk Langendijk
i
t
3rTirrir
f
iif
%
t
%
f
—
1925
17,20
100,0
13,075
100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50
100,0
1
4,555)
100,0
13,255)
100,0
17,235)
100,0
93,_5)
100,0
.
77,50
5
)
100,0
Lan.
1936
5,45
31,7
3,52
5
27,0
56,00
24,2
63,50
27,0
153,50
33,1
4,47
98,2
2,26
17,1
6,41
37,2
44,-
47,3 50,875
65,6
t-ebr.
1
5,2
5
30,4 3,40 26,0
55,25 23,9 64,50
27,3
152,50
33,0
1
4,50 98,9
2,59
19,5
7,43
43,1
43,775
47,1
48,25
62,3
Maart
5,225
30,4 3,50 26,8
59,50
25,7
69,751
29,6
150,00
32,4
6,60
145,1
3,05
23,0
9,06
52,6 45,75
49,2
46,57
5
60,1
April
5,17
30,1
3,45
26,4
64,00
27,6 70,00
29,7
147,25
31,8
48,50
52,1
45,375 58,6
Mei
•
1
5,12
29,8
3, 75
26,6
63,75
27,5
72,25
30,6
147,75
31,9
51,60
55,5
44,30
57,2
Juni
,
5,05
29,4
3,45 26,4
66,00
28,5 71,50
30,3
154,00
33,3 54,15
58,2
46,25
59,7
Juli
5,62
5
32,7
3,65 27,9
71,75
31,0
74,75
31,7
162,50
35,1
–
—
57,35
61,7
47,75
61,6
Aug.
6,35
36,9
4,025
308
84,00
363
88,00
37,3
170,00
36,8
60,40
64,9
50,20
64,8
Sept.
,,
6,50
37,8
4,40
33,7
85,00
36,7
88,00
37,3
166,75
36,1
–
—
-.
61,05 65,6
51,87
5
66,9
Oct.,,
8,e0
51,2
6,025
46,1
97,50
42,1
1120,50
51,1
199,75
43,2
–
58,85
63,3
52,30 67,5
Nov.,,
8,55
49,7
5,725
43,8
89.50
38,7
1121,50
51,5
193,00
41,7
0,85
18,7
1,60
——–
—
–
–
—
—————
12,1
56,-
60,2
49,87
5
64,4
Dec.
8,17
47,5 6,975
53,3
97,00
41,9
1129,00
54,7
201,00 43,5 0,84
1
18,5
1,36
—-
–
—–
–
—-
–
—-
–
—–
–
—
–
–
10,3
1,48
8,6
59,80
64,3
49,70
64,1
Jan.
1937
8,40
44,8 7,975
61,0
97,50
42,1
132,00
55,9
201,50
43,6
1,0 23,1
1,29
9,7
1,84
10,7
64,60 69.5 52,75
68,1
Febr.
8,25
480
8,725
66,7
100,50
43,4
1129,00
54,7
194,50
42,1
1,06
23,3
1,22
9,2 2,25
1
13,1
64,17
5
69,0
53,325 68,8
t Maart
8,40
44,8 8,825
6,5
101,50
43,8
125,50
53,2
198,50
42,9
1,-
22,0
0,87
6,6
2,05
11,9
65,70
5
)
70,8
52,755)
69,4
8
,,
,,
8,55
1
49,7
8,825 67,5
102,50
44,3
1129,50
54,9
203.50
44,0 1)
Men zie voor de toelichting op dezen staat de nos. van 8, 15 Aug. 1928, 25 I’ebr. 1931 en 15 Febr. 1933.
2)
Tot Jan. 1931 Hard Winter No. 2. van Jan. 1931 tot
3)
Tot Jan. 1928 Western; vanaf Jan. 1928 tot 16 Dec. 1929 American No. 2, van 16 Dec. 1929 tot 26 Mei 1930 7415 kg Flongaarsche; vanaf 26 Mei 1930 tot 23 Mei 1932
23 Mei 1932 6415 K.G. Zuid-Russische. Van 23 Mei-19 Sept. 1932 No. 3. Van 19 Sept.’32 tot 24Juli’33 62163 kg Z.-Russ. Van 24Juli ’33-7 Oct. ’35 64165 kg La Plata.
MINERALEN
TEXTIELGOEDEREN
DIVERSEN
STEENKOLEN
Westfaalschel
PETROLEUM
BENZINE KATOEN
WOL
WOL
Hollandsche
Mid. Contin.
Crude
Gulf exp. ____________ _________
____
gekamde
Australische,
gekamde
Australische,
KOE-
HUIDEN
KALK-
SALPETER
Middling
locoprijzen
1
F. G. F.
1
Sakella-
No. 1
bunkerkolen,
ongezeefd f.o.b.
t/m 33.90
64166
0
ets, per
Merino, 64’s Av.
CrossbredColo-
nial Carded,
Gaaf,open
kop
GId. per
100 kg
R’dam(A’dam
per 1000 kg.
Bé s. g..
per barrel
U.S. gallon
New-York
J
rides
mra
FG„F.
rpool
loco Bradford
per Ib.
50’s Av. loco
57-61 pnd.
netto per Ib.
Liverpool
Bradford per Ib.
TTiT
ii
.
36
ets.
,85
ji
et
•
3i
.
147
i,5
ets..
%
cts.• ets.•
•_
_
7
–
r
5
1925
10,80 100,0
4,16
5
100,0 100,0
57s.
,7
100,0 100,0
47,1
100,0
277,2
100,0 148,7
100,0
34,70
100,0
12,-
100,0
Jan.
1936
6,15
56,9
1,521
36,6
8,41
22,8
17,5
30,3
29,3
19,9
14,7 31,1
97,0
35,0
45.4
30,5
15,-
43,2 5,80
48,3
Febr.
6,15 56,9
1,51
36,3
8,56
23,2
10
29,2
27,7
18,8
13,8
29,3
97,0 35,0
46,6
31,4
15,-
43,2 5,85
48,8
Maart »
6,15 56,9
1,525
36,6
8,61
23,4
16,7
29,0
28,1
19,0
14,1
29,8
99,5
35,9
47,9 32,2
14,25
41,1
5,90 49,2
April
»
6,20
57,4
1,525
36,6
8,51
23,1
17,1
29,7
27,6
18,7
138
1
13,5
29,2
99,5
35.9
47,9
32,2
14,-
40,3 5,95
49,6
Mei
6,25,
57,9
1,525
36,6
8,51
23,1
17,1
29,7 27,3
18,5
28,6
100,8
36,4
47,9 32,2
13,75
39,6
6,-
50,0
juni
6,30
58,3
1,25
36.6
8,33
22,6
17,6
30,5
27,4
18,6 16,8
35,7
97,0 35,0
46,6
31,4
13,-
37,5
6,-
50.0
juli
6,25
57,9
1,525
36,6
8,06
21,9
19,3
33,4
31,4
21,3
18,1
38,5 97,0 35,0
46,6
31,4
13,-
37.5
6,-
50,0
Aug.
6,30
8,3
1,52
5
36,6
7,94 21,5
17,9
31,0
33,3
22,5
17,2
36,6 99,5
35,9
46,6
31,4
13,50
38,9 5,25
43,8
Sept.
,,
6.35 58,8
1,54
36,9
7.81
21,2
18,0
31,2
32,3
21,9
17,8
37,8 99,5 35,9
49,1 33,1
14,50
41,8 5,35
44,6
Oct.
7,80
72,2
1,95
46,8
10,27
27,9
23,0 39,9
42,0
28,5 21,9 46,5
121,0
43,7
61,1 41,1
19,25
55,5
5,40
45,0
Nov.,,
7.70
71,3
1,925
46,2
10,19
27,7
22,6 39,2
43,4
29,4 21,4 45,4
131,4
47,4
73,4
49,4
19,25
55,5
5,45
45,4
Dec.
,,
7,85 72,7
1,90
5
45,7
10,25
27,8 23,6 40,9
39,2
26,6 21,4 45,4
135,2
48,8 82,2
55,3
20,25 58,4 5,55
46,3
k
an.
1937
8,05
74,5
1,90
45,6
10,62
28,8 23,8 41,2
38,2
25,9
22,0
46,7
141,9
51,2
88,2
50,3
21,50
62,0
5,65
47,1
ebr.
»
8,25
76,4
2,125 51,0
10,95
29,7
24,0
41,6
37,4
25,4
21,8
46,3
133,6
48,2
85,6
57,6
22,75 65,6
5,70 47,5
1 Maart
8,30
76,9 2,12
50,9
10,96′
29,7 24,7
42,8
39,0′
26,4
22,1′
46,9
135,7
2
)
49,0
85,52)
57,5 5,75 47,9
8
,,
»
8,30
76,9
2,12
1
50,9
25,7
44,5
5,75
47,9
3 Mrt.
) 4
Mrt. ) z Mrt.
4)
Op
gouobasis 48,0. 5) Op goudbasis 49,7.
10 Maart1937
ECONOMISCH-STATISTÏSCHE° BERICHTEN
201
heid t.a.v. de technische dwalingen van het verleden en de afwijkingen van den eenmaal principieel inge-
slagen liberalen koers, thans is het woord aan de
kapitaalbezitters. Het probleem is niet meer van eco-
nomischen, doch van politieken aard, namelijk of
voortaan politieke sentimenten tegen de socialistisch
geleide Regeering den beoogden afloop van de ge-
beurtenissen zullen verstoren.
AANTEEKENINGEN.
De zichtbare suiker-voorraden in de wereld.
De zichtbare voorraden per 1 Feb. zijn volgens C. Czarnikow:
1937 1936
1935
tons tons tons
Duitschland …………..
1.360.000
1.280.000 1.242.000
Tsjecho-Slowakije
……..
484.000
413.000
462.000
Frankrijk …………….
717.000
858.000
891.000
Nederland…………….
262.000 278.000 310.000
België
………………
167,000
200.000 212.000
Hongarije …………….
118.000 100.000
100.000
Polen………………..
336.000
333.000 337.000
U.K. Geïmp. suiker
……
366.000
321.000
302.000
Binnen!.
,…….
226.000
185.000
220.000
Europa……..
4.036.000 3.968.000 4.076.000
V.S. Alle havens
……..
167.000 182.000
555.000
Cubaansche havens
145.000 184.000
304.000
Cuba binnenland……….
226.000 266.000 541.000
Java ………………..
497.000
1.079.000
1.868.000
Totaal……5.071.000 5.679.000 7.344.000
ONTVANGEN BOEKEN.
Geden1boe1,
uitgegeven door de Vereeniging van Ne-
derlandsche Gemeenten, ter gelegenheid van haar
25-jarig bestaan op 28 Februari 1937. (‘s-Gra-
veuhage 1937).
De jaarverslagen van de Vereeniging mogen geacht
worden een v1doende beeld
tP
gcn van de geschiedenis
en de verrichtingen .geduende de afgeloopen kwarteeuw. Deze uitgaaf ge.ft dan ook voornamelijk een behandeling
van de ontwikkeling in dit tijdperk van het gemeente-
wezen in Nederland en Ned.-Indië en in de landen van
Europa, zoomede in de Ver. Staten. Het geeft een be-
schrijving van de Vereenigingen van Gemeenten in de ver
sc’hillende landen en een uiteenzetting van doel en werk-
zaamheid der ,,Union Internationale des V’illes et Pouvoirs
1_ocaux. Het is keurig verzorgd en door zijn verzameling artikelen een waardevolle bijdrage voor de kennis van het
gemeentewezen.
W-instproblemen
door Dr. G. J. M. de Gruyter. Twee-
de ongewijzigde druk. (‘s-Hertogenbosch 1937;
Teuling’s Uitgevers-Maatschappij. Prijs ing.
f
3.90).
In zijn ‘vorwoqrd wijst sehr. erop, dat vragen, wclkê
in verband -met de wi nstproblemen opgeworpen kunnen
worden, niet minder talrijk zijn dan gevallen, waarin de
man van de pracjtijk ziøh ‘gosteld ziet voor het iie-men
van een besluit ‘i.v.ii. gegeven omstandigheden. Rij wil nu
traohten de vragen in haar algemeenheid ‘te belichten en
behandelt om. de ondernemerswii.ist, het begrip winst in
de Bedrijfsleer; risico, uitkeerbaarheid en vergelijkbaar-
held
–
van winst; kostprijsberekening, winstu itkeering en
reserveering; w’inst en expansiedrang in Ned. onderne-
mingen, enz.
VAN GROOTHANDELSPRIJZEN
)
(De vouedigti statistiek werd het laatst opgenoneen in E.-2. B. van
24
Februari j.l.)
ZUIVEL
EN
EIEREN
METALEN
BOTER
BOTER
kg.
KAAS
Edammer
EIEREN KOPER
LOOD
TIN
IJZER
Cleveland
1
GIETERIJ-
1
ZINK
GOUD
ZILVER
Leeuwar-
Heffing
Alkmaar
Fabrieks-
Gem. not.
Eiermijn
per kg
Standaard
Locoprijzen
Locoprijzen
Locoprijzen
Foundry
IJZER
1
(Lux III) p.
ILocoprijzen
1
Londen
cash
Londen
cash
Londen per
derComm.
Crisis-
Zuivel-
kaas
Roermond
Londen
–
Londen
per Eng. ton
Londen per
Eng. ton
No. 3 f.o.b.
Middlesb.
Eng. t. f.o.b.
1
per
per oi nce
Standard
Noteering
Centr.
kl. mjmerk’
p. 100 St.
per Eng. ton
per Eng. ton
Antwerpen
Eng. ton
fine
Ounc
i
per 50kg.
1
f
x
‘7
“7
3i
7’I’
‘Ti
‘5″
‘Ti
Tii
Yi
7
ii
t.
%
Tï’
i
fs
%
cts.
iTi
192S
2,31
100,0
–
56,-
100,0
9,18
100,0
751,00
100,0
440,75
100,0
3168,50
1100,0
44,25
100,0
40,50
100,0
437,75
100,0
51,75
100,0
162,0.)
100,0
Jan.’36
0,57
24.7
0,95
16,80
30,0
4,04 44,0
252,00
33,5
112,5)
25,5
1516,50
48,0
21,75
56,2 20,25 50,0
106,25
24,3
51,75
101,0
6,50
37,4
Feb.,
0,61
26,4
0,92s
17,37
6
31.0
3,375
36,8
236,25
34,1
116,75
26,5
1493,50
47,1
24,75
56,2
20,25 50,0
111,00
25,4 51,75
100,0
60,25 37,2
Mrt.,,
2,46
19,9
1,04
17,70
31,6
2,69 29,3
261,75 31,8
120,75
27,3
1541,25
48,7
24,75
55,2
20,25
53,0
116,75
26,7
51,75
100,0
59,50
36,8
Apr.,
0,44
19,0
1,026 16,82
5
30,0
2,49
27,1
269,50
33,9
117,25
26,6
1522,75
49,1
24,75
56,2 20,25 50,0
110,75
25,3
51,75
1000
61,00
37,7
Mei
•
0,47
20,3 0,99
18,75
33,5 2,52 27,5
270,25
36,0
114,75
26,0
1495,50
47,2 25.00
56,8
20,25
50,0
103,00
24,7
51,75
100,0
62,25
38,5
Juni
0,57
24,7
0,89 20,20
36,1
2,69 29,3
268,50
35,8
110.50
25,1
1353,25
42,9 25.00
56,8 20,25
50,0
105,50
24,1
51,75
100,0
60,75
37,5
Juli
0,60
26,0
0,81
5
19,35
34,6
2,91
31,7
27525
36,6
117,75
26,7
1332,-
43,6
27,00
61,0 20,25 50,0
101,00
23,1
51,75
100,0
60,50
37,4
Aug.
0,62 26,8
0,80
17,87e
31,9
3,31
5
36,1
232,50
37,6
123,75
24,1
1359,75
42,9
27,00
61,0
23,21 50,0
101,00
23,11
51,75
100,0
59,75
37,0
Sep.
•
0,58
25,1
0,79
16,25
29,0 3,63 39,5
289,75
38,6
134,50
30,5
1459,00
46,0
27,25
61,6
20,25
50,0
101,25
23,81
51.75
100,0
60,75 37,5
Oct. ,,
0,63 27,3 0,77
5
17,55
31,3
4,85 52,8
374,75
49,9
169)0
38,3
1847,75
58,3
33,50
75,7
27,75 68,5
135,00
30,8
65,25
126,0
75,75
46,8
Nov.,
0,70 30,3
0,78
16,07
5
29,7 5,15
55,1
3)7,75
53,0
196,25
44,5
2079,75
65,6
33,75
76,3
29,25 72.2
149,00
34,0
64,50
24,6 79.50
49,1
Dec.,
0,65
28,1
0,825
15,75
23,1
4,36 47,51
415,00
55,3
234,00
53,1
2076,00
65,5
36,50
82,5
32,75
80,9
162,50
37,1
63,75
123,2
79,75
49,2
Jan.’37
0,66
1
23,’)
0,85
17,07
5
3)5
3,45
37,61 462,00
61,5
245,25
55,4
2061,25
63,1
35,25
81,9
32,50
80,2
189,50
43,1
63,50
122,7
78,00
48,1
Feb.,
0,69
1
29,’)
0,80
18,75
33,5
3,81
41,5
522,00
69,5
248,50 56,4
2075,75
65,5
36,25
81,9 32,50 80,2 219,50
50,1
63,50
1
2,7
75,00
46,3
1 Met.,
0,676
1
29,0
0,80
22,507
40,2
4,45
48,5
1
592,00
78,8
282,50
61,1
2166,75
68,4
36,25.
81,9
32,50 80,2
1
264,25 60,4
63,50
122,7
75,25
46,5
8
,,
1
0,80
4,10 41,7
1
639,25
85.1
303,75
68,9
2405,00
per
Ils
kg.
75,9
34,25
81,9 32,50
80,2
302,00 66,7
63,50
122,7
77,50
47,8
26 Sept. 193279
K.G. La
Plata;
van 26
Sept.
1932 tot
5 Febr.
1934
Manitoba No. 2;
van
5
Febr. 1934
tot
6Juli 193580kg
La
Plata; van
6Juli1936
lot 30 Nov.
1936
Manitoba.
74 kg Zuid-Russische;
van 23 Mei
1932 lot
2 Oct.
1933
No. 2
Canada.
4)
Tot
Jan. 1928
Malting;
van
Jan. 1928 tot
9 Febr.
1931
Anserican
No. 2, van
9 Iebr.
1931
tot
Van 7 Oct.
’35-I8
Mei
’36 62j63
kg Z.-Russische.
5)
5 Mrt.
6)
4 Mrt.
7)
5Mrt.
BOUWMATERIALEN –
KOLONIALE PRODUCTEN INDEXCIJFER
VURENHOUT
STEENEN
CACAO
COPRA
KOFFIE
RUBBER
SUIKER
THEE
1
If1di
basis 7″ f.o.b.
Zwedenl
binnenmuur
buitenmuur
G.F. Accra
Ned.-Ind.
Robusta Standaard
Ribbed Smoked
Witte kristal-
Afi. N.-I. theev.
Grond-
1
sche
nU-
Finland
1
per
t. m.
5.
Locoprijzen
Sheets
suiker loco
A’dam gem. pr. stoffen
1
voer-
per standaard per
per
50 kg elf,
per 100 kg
Rotterdam
loco Londe n R’damjA’dam
Java- enSuma-
1
pro-
van 4.672 M.
1000 stuks
1000 stuks
Nederland Amsterdam
per Ib.
per 100 kg.
trathee
p.
1
1
2
kg.
t
ducten
f
%
f
%
f
%
f•
%
f
,%
cts.
%
f
%
f
%
cta.
%
1925 159,75
100,0
15,50
100,0
19,-
100,0
25,71
100,0
35,87
5
100,0
61,375
100,0
1,80
100,0
18,75
100,0
84,5
1000
100.0
100.0
Jan.’36
63,00
39,4 8,25
53,2
10,-
52,6
8,47 32,9
11,12
5
31,0
13
21,2
0,21 11,6
4,325
23,1
39,50 46,7
35.5
29.3
Feb.,
63,00
39,4
8,-
51,6
9,50
50,0
8,62
33,5
10,62
5
29,6
13
21,2
0,22
12,3
4,125
21,3 38,50 45,5
35.6 29.8
Mrt.,
64,25
40,2
8,-
51,6
10,25
54,0 8,47
32,9 9,775
27,2
13
21,2 0,23
12,6
3,925 20,9 37,25
44,1
35.8
30.0
Apr.,
65,00
40,7
8,-
51,6
10,25
54,0
8,67
33,7
9,72
5
27,1
13
21,2 0,23
12,6
3,975
21,2
36,50
43,2
35.6 27.7
Mei
,
65,00
40,7
8,-
51,6
10,25
54,0
923
35,9
9,52
5
26,6
13
21,2 0,23
12,6
3,65
19,5
37
43,8
35.2 29.3
Juni,,
68,00
42,6
7,75
50,0
10,-
52,6
10,34
40,2
9,90
27,6
13
21,2
0,23
12,6
3,85
20,5
36,50
43,2
35.3
28,0
juli
,,
71,25
44,6
7,-
45,2
9,25
48,7
10,34
40,2
10,47
5
29,2
13,12
5
21,4
0,24
13,3
3,70
19,7
36,25
42,9
35.9
25.7
Aug..
73,25 45,9 6,50
41,9
9,-
47,4
10,89
42,4
10,82
5
30,2
13
21,2 0,23
13,0
3,55
18,9
36,75 43,5
36.2 27.7
Sep.,
79,00 49,5
7,-
45,2
9,-
47,4
12,30
47,8
11,27′
31.4
13
2l,2
0,24
13,3
3,475
18,5
37.50
44,4
37.2
286
Oct.
107,00
67,0
7,25 46,8
9,-
47,4
17,24
67,1
13,87-
38,7
14,87
5
24,2
0,30
16,7
4,475
23,9
46,50
55,0
47.3
34.2
Nov.,
106,00
66,4
7,25
45,8 9,25 48,7
17,45
67,9
16,12
6
44,9
15,25
24,8
0,32
17,8
4,575
24,4
48,50
57,4
49.9
39.2
Dec.,
112,75
70,6 7,50
48,4
9,-
47,9 22,49 87,5
19,65
54,8
16,25
26,5 0,37 20,6
4,725
25,2
48
56,8
53.3
41.7
Jan.’37
118,75
74,3 24,50
93,3
20,625
57,5
16,75
27,3
0,38
21,1
5,575
29,7
50,50 59,8 54.2
43.4
Feb.,
125,00
78,2 21,09 82,0
17,95
50,0
18,25
29,7
0,40
22,2
5,72
5
30,5
53,50 63,3
56.9
1
43,4
1
Mrt.,
135,00
84,5
22.33;
1
)
86,9
17,625
49,1
18
29,3 0,40
22,2
5,87
5
31,3
552)
65,1
59.74)
44.0
8
,
135,00
84,5
18,125
50,5
18
20,3 0,42 23,3
6,-
32,0
61.95)
46.2
•) De tegen
waarde
in guldens,
van de
£ en $
noteeringen,
berekend
tegen
den
wisselkoers
van
den dag.
(Zie E.-S.
B. van
7 Oct.
1936, blz.
733).
202
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
10
Maart 1937
BANK VAN ENGELAND.
Bankbilf.
1
Bankbiij.
1.
Other Securities
Data
Metaal
1
in
in Banking
Disc.and
Securut ïes
_______________
1
circulatle
Departm.
Advances
3 Mrt. 1937
314.517
460.954
52.706
‘4.295
1
21.942
24′ Febr. 1937
314.334
1455.067
58.594
1′
4.914
20.273
22 Juli
1914
40.164
1
29.317 33.633
1
Other
Deposirs
1
Dek-
Data
1
Gov.
i
Sec.
Public
Depos.
Ban kers
Other
Reserve! kings-
Accounts
1
perc.
1)
3 Mrt.’37
1
85.089
15.175
1
93.768
1
37.700
1
53.562136,5
24 Febr.’37
1
85.043
12.971
1100.419
37.876
1
59.2671
39,2
22 Juli ’14
11.005
14.736
j
42.185
29.
2
971
52
‘, vernuuuiiig
IUSbCJIVII
neacivc en ucpuatta.
BANK VAN FRANKRIJK.
1
Te goed
–
Wis
Waarv.
Belee-
Renteloos
voorschot
Data
________
Goud
Zilver!
in h t
buite
e
nl.
sels•
ophef
buitenl.
ningen
lcd.
Staat
26Feb.’37
57.359
1
5531
15
1
11.8221
1.308
5.608
3.200
19
,,
’37
57.359
1
5651
14 110.789!
1.308
5.615 1
3.200
23Juli’14
4.104
1
640
1
–
1
1
.
541
1
8
769
–
Bonsv.d)
Diver-
‘
Rekg. Courant
Data
zelfst.
amorf. k.
sen’)
1
Circulatie
1 Zelfst.
1
Part i-
1
Staat
Iamorf.k.I culieren
26Feb.’37
5.640
1
2.6951
87.062
1
461
1
1.854
15.386
19
,,
’37
5.640
1
2.541
1
85.380
1
744
1
1.857 15.627
23 Juli’14
–
–
1
5.912
401
1
–
1
‘;otuiiposI acuva.
DUITSCHE RIJKSBANK.
Daarvan
Deviezen
Andere
Data
Goud
bij bui-
als goud-
wissels Belee-
ten!. drc.
dekking
en
ningen
banken
1)
geldende
cheques
________
27 Febr. 1937
1
67,1
18,1
5,6
4.776,6
101,7
23
,,
1937
1
67,1
18,1
5,6
4.213,3
48,3
30
Juli
1914 1
1.
356
,
9
–
–
750,9
50,2
Data
1
Effec-
1
Diverse
1
Circu-
1
Rekg.-
1
Diverse
ten
1
Acfiva2)
1
(atje
1
Crt.
1
Passiva
’27 Febr. 1937
1
221,8
1
879,6
1
4.815,8
1
784,9 344,5
23
,,
1937
1
222,3
930,6
1
4 328,4
1
782,0
343,3
30
Juli
1914
j
330,8 200,4
1.800,9
944,-
40,0
)
JIIUCIdt.) WW. P.0 IItCII UdIIKLIICIIIC i, L.J t Cul., Icap.
.Ji .I II
NATIONALE BANK VAN BELGIE (in Belga’s).
Data
Goud
,..
,,
°’
o
00.
C.t)
,
.
S
Rekg.Crt.
1937
n
c.i5
°n
”
n.
‘
0
.o
.
0,
___
.0
4 Mrt. 13.6021
53
1.3601
41
155
40
4.492
91
751
25 Febr.
3
.
690
1I
34
155
40
4.477
25
828
FEDERAL RESERVE BANKS.
Goudvoorraad
Wissels
Data
,,Ofher
Goud-
In her-
1
In de
Otciü.l
certifi-
cash” 2)
disc. v. d.
open
caten
1)
member
markt
banks
1
gekocht
24Feb.’37
8.858,9
1
8.847,4
270,6
4,1
1
3,i
17
,,
’37
8.859,8
1
8.847,9 284,4
3,0
1
‘
3,1
Belegd
1
F. R.
Notes
1
1
Totaal
1 1
Gestort
1
Goud-
1
Dek-
1
Aluem.
1
IYek-
Data
in
u. s.
Gov.Sec.
1
in circu-,
Kapitaall
kings-
1
kings-
lat ie
1
1
perc.a)
1
perc.
4
)
24Feb.’37!
2.430,2
1
4.167,9 17.187,2
1
132,2
1
80,4
1
–
17
,,
‘371
2.430,2
1
4.160,2 7.230,2
1
132,2
1
80,3
1
–
‘)
t.’eze ceriincaien weruen uoor ue cnatist aan ue xçeserve oanaen
gegeven voor de overname van het goud, toen de $ op 31 Jan. ’34 van
100 op 59.06 cents werd gedevalueerd.
‘) Other Cash” does not inciude Federal Reserve Notes or a Bank’s
own Federal Reserve
bank
notes.
3)
Verhouding totalen goudvoorraad tegeuover opelechbare
echulden: F. R. Nolea en netto depoatto.
4)
Verhouding totalen voorraad muntmateriaal en wettig betaalmiddel tegenover Idem.
PARTICULIERL bANKEN AANGESLOTEN BIJ HET FED. RES. STELSEL.
Dis-
1
1
Reserve
1
Totaal
1
Waarvan
Data
1
Aantal
conto’s
1
Beleg-
1
bi
de
1
depo-
time
Ileenine.
en
beleen.
gingen
1
1
F’ R.
1
banks
1
sito’s
1
deposits
17
Feb.’37’
3
t
8.968
t
13.621
1
5.333
1
27.532
1
5.093
10
,,
‘371
–
8.964
1
13.591
1
5.351
27.441
5.095
Me poan ve,, MC UU. flhIl4 UUCCCCCtC .e.. C..
et… .
land zIjn In duizenden, alle overige posten In millioenen van de be.
treffende valuta.
NEDERLANDSCHE’ BANK.
Verkorte Balans op 8 Maat’t 1937.
Activa.
Binnenl.Wis.(Hfdbk.
f
18.168.645,24
sIs,Prom.. Bijbnk.
,,
413.672,52
enz. in
disc. ,
Ag.scfl.
,,
I.
l.’li1,b 1
19.879.751,37
Papier
o. h.
Buiten!, in disconto
–
Idem eigen portef.
f
2.295.000,-
Af: Verkochtmaar voor
debk.nognietafgel.
–
,,
2.295.Ô00,-
Beleeningen
‘i
Hfdbk.
f
139.253.794,35
L)
nc1. vrsch.Bijbnk,
in rek..crt.rAgsch
3.878.259,25
op
onderp.J
31.079.025,33
,
f
174.211.078,93
Op
Effecten
……
f
170.285.349,79
1
)
OpGoederenenSpec.
,,
3.925.729,14
,,
174.211.078,93
1
)
Voorschotten a. h. Rijk
..
..
Munt, Goud
……
f
124.107.370,-
Muntmat., Goud
..
,,
795.470.448,20
f
919,577.818,20
Munt, Zilver, enz.
,,
17.893.966,32
Muntmat., Zilver..
–
,,
937.471.784,52e)
Belegging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds
……………………..
39.503.263,53
Gebouwen en Meub. der Bank
……..
,,
4.600.000,-
Diverse rekeningen
………………..
6.475.100,49
Staatd. Nederl. (Wetv. 27j5,’32,
S.
No. 221)
,,
11.958.329,12
Pasaiva
f
1.196.394.307,96
____________________
Kapitaal
………………………
f
.20.000.000,-
Reservef ouds
……………………
,,
3.105.769,04
Bijzondere
reserve
………………
,,
6.300.000,-
Pensioenfonds
……………………
10.291.129,69
Bankbiljetten in omloop…………..
,,
794.320.110,-
Bankassignatiën in
omloop
………….
47.928,31
Rek.Cour.
f
Het Rijk
f
65.000.357,16
saldo’s:
‘
Anderen
,,
291.880.494,01
,,
356.88Q.851,17
Diverse
rekeningen
………………
,,
5.448.519,75
f
1.196.394.307,96
Beschikbaar metaalsaldo
………….
f
477.908.035,49
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop
dan waartoe de Bank gerechtigd
is
,,
.1.194.770.089,_
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank ondergebracht
………………….
–
2)
Waarvan aan Nederlandsch-Indjë
(Wet van 15Maart 1933, Staatsblad No. 99)………..
f
68.518.450,-
2)
Waarvan in het buitenland……………………….
144.799.706,57
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Data
Goud
Munt
1
Muntmat. Circulatie
Andere
opeischb.
Beschikb.
Metaal-
Dek-
kings
schulden
saldo
perc.
8 Maart’37 124107
795.470 794.320 356.928
477.908
81
1
,,
’37 124107
754.512 814.257 300.073
452.474
80
25 Juli
’14 65.703
96.410
310.437
6.198
43.521
54
Data
1
;;;:’;,
1
Belee-
1 r’Wp,e, 1
i op hef 1 reke-
1
disconto
slrechtstreeksl ningen
buitenl.
1
ninen
1)
8 Maart1937 19.880
–
174.211
2.295
6.475
1.,,
1937 19.869
–
177.636
2.295
6.298
25 Juli 1914 67.947
–
61.686 20.188
509
1) Onder de activa.
JAVASCHE BANK.
Data
Goud
Zilver
Circulatie
opeischb.
metaal-
_________________________________
schulden saldo
6 Mrt.’37
2
1
10′.500
182.600
52.380
13.508
27Febr.’37t)
107.900
178.470
55.380
14.360
6Febr.1937 88.563
19.277
180.493
43.535 18.228
30Jan.1937 88.563
19.100 176.581
40.445 20.852
25Juli1914 22.057
31.907 110.172
12.634
4.842
Data
1 bulten’
1
Dis-
1
Belee-
1
Diverse
1
reke-
kingS-
1
N.-Ind.
1
conto’s
1
ningen
ningen’)
1
Percen-
1
betaalb.
1
1
1
tape
6 Mrt.’37j
1
1.960
1
84.611)
1
54.760
46
27Febr.’37
2
)
2.180 76.100 61.400
46
6Febr.1937
1.934
11.021
1
58.325′
49.166
48
30Jan.1937
1.958 11.116
60.359
40.253
50
25
Juli 1914
6.395
7.259
75.541
2.228
1
t)
Sluitpost activa.
)
Cijfers
telegrafisch
ontvangen.