Ga direct naar de content

Jrg. 17, editie 876

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 12 1932

12 OCTOBER 1932

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Economisch

~Statistische

Bersi
‘schten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

17E
JAAROANG

WOENSDAG 12 OCTOBER 1932

No. 876
iNSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN.
Aigemeen Secretaris: Prof. Mr. Dr. G. M. Verrijn Stuart.
ECONOUISCII-STATISTISCRE BERICHTEN.
COMMISSIE VAN ADVIES:
Prof. Mr. D. van Blom; J. van Ilasselt; Jhr. Mr. L. 11. van
Lennep; Mr. K. P. van der Mandela; Prof. Dr. N. J.
Polak; Mr. Dr. L. F. H. Regout; Dr. E. van Welderen
Baron Rengers; Prof. Mr. II. R. Ribbius; Jan Schilthuis;
Mr. Q. J. Terpstra; Prof. Mr. F. de Vries.
Gedelegeerd lid: Prof. Mr. Dr. G. M. Verrijn Stuart.
Redacteur-Secretaris: Dr. H. il[. 11. A. van der Valk. Secretariaat: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abonnement
volgens tarief. Administratie van abonnementen en adver-
tenties: Nijgh cG van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam,
Amsterdam, ‘s.Gravenhage. Postchèque- en giro-rekening No
14.5192.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p.
in
Nederland f ZO,—. Buitenland en Koloniën f 23,— per
jaar. Losse nummers 50 cents. Leden en donateurs van he
Instituut ontvangen het weekblad gratis.
De verdere publicaties vân het Instituut uitgaande ont
vangen de abonné’s, leden en donatëurs kosteloos, voor sao-
ver daaromtrent niet anders wordt beslist.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.

12 OCTOBER 1932.

Over de Neclerlancische gelclmar’kt valt niets meer

te berichten. De nominale noteer.ingeri waren weder:

prolongatie 1 pOt.; particulier disconto % h % pOt.

en cailgeld ‘4 á ‘4 1)0t.

.

Op den weekstaat van De Neclerlandsche Bank blijkt

de post b:innenlandsche wissels te zijn gestegen met

f510.000; cle beleeningen daalden daarentegen met

bijna
f
6 millioen. De post papier op het buitenland

onderging geen verandering. De diverse rekeningen

onder cle activa der Bank liepen met f 3,3 millioen

terug.

De goudvoorraad vermeerderde (leze week met bijna

f
130.000 en de zilvervoorraad met f 501.000.

Onder de passiva der Bank vertoont de biljetten-

circulatie een inkrimping van
f
23,4 millioen. De

saldi in rekening-courant zoowel van het Rijk als van

anderen, vertoonen een stijging respectievelijk groot

f
9,8 millioen en f 5,4 millioen. Het tegoed van het

Rijk is dus weer tot
f
34 millioen opgeloopen. Het

beschikr metaalsaldo vermeerdercie met
f
3,8 mil-
lioen; 9iet clekkingsercentage beclraagb nagenoeg

83 pCt:’di’enals cie vorige week.
* *
S

De laatste dagen is het op de wisselmarkt tamelijk

levendig geweest. Het aantal zaken had echter veel

grooter kunnen zijn, wanneer niet de beperktheid van
cle markt hiervoor een beletsel ware. 1

let
zijn
wel in

de eerste plaats de groote fluctuaties in den Dollar-

koers, die de aandacht hebben •getroklcen. De ontac-
tische uitlating van President IIoo ver heeft een groot

aanbod uitgelokt. Vooral vanuit Parijs werden groote

posten aangeboden, de koers i§ aldaar van 25.52% tot
op 25.40 teruggeloopen; bij de algemeene vebeteri.ng

van den Dollar, die gisteren intrad, kon de koers zich

daar tot 25.45 herstellen. Bij ons is de Dollar van

2.4895 tot 2.4760 gedaald, waarop gisteren een reactie

volgde; bij algemeene vraag herstelde de koers zich

tot 2.4840. In Londen is de Dollar nauwelij]s veran-

derd: 3.4536. Ponden zijn dus hier teruggeloopen; van

8.60 zakte de koers tot onder de 8.57 in; slot 8.57%.

Marken bleven dalen; na op 59.18 de weelc begonnen

te zijn, liep de koers tot 58.97% terug, om tenslotte

weder tot 59.03 te stijgen. Fransche Francs
9.15%.-

9.1636-9.15%, dus zonder noemenswaardige fluc-

tuaties. De Belga’s schommelden weder tusscheu de

34.50 en 34.55, slot 34.53. De Zwitsersche Franc lag

wat beter in de markt 47.81-48.03. Lires liepe terug

en kwamen van 12.77 op 12.70. Peseta’s onveranderd,

20.37%. De Skandinavische wissels gingen met het

Pond iets terug: Kopenhagen 44.50, Oslo 43.20, Stock-

holm 44.05. De koers voor vrije Dinars is lager; de

noteering is ca. 4.—. T.T. Batavia is weder hooger:

100%. Yen zijn lager, 5836. Canadeesche Dollars ca.

2.25%.

Termijnen zijn wat teruggeloopen. Eén- en drie-

maands Pohden noteeien”4 en % c. onder pan; Dol-

lars op deze termijnen doen 15 en 41% punt disagio.

Op de goudmarkt blijft het stil. Eagles noteeren

nog ca. 2.48%, Sovereigns 12.06%, terwijl baren.

f
1649 á 1649.50 doen. Marken bankpapier zijn weder-

om wat lager: ca. 58.90. Shillingnoten ca. 30.—.

LONIDKN, 10 0CT01 IER
1932.

De toevloed van geld op cle gelclmarkt houdt aan,

zoodat -de marict overvoerd blijft met vlottencl mate-

riaal, waarvoor het nu en dan uiterst moeilijk is em-

plooi te vinden.

, Op, de discontomarkt bleef.cle noteening zeer vast.

De cleaningbanken deden nl. gedurende cle week blij-

ken, dat in haar Opinie wissels naar een eenigszins

hooger niveau behoorden te gaan. Op Vrijdag hadden

cle inschrijvingen dan ook plaats op een basis van
‘/io tot
7
1 pOt. De gemiddelde toewijzingsprijs lag

Lusschen clie beide koersen in. De noteering voor dr:ie-

maands bankaccepten is nu

/
io
tot 1 pOt., terwijl

schatkistpromessen
%71
noteeren met een neiging
naar het lagere percentage.

In deviezen sloot Sterling heden iets vaster op

8.58 voor Guldens en 3.45 voor Dollars.

Laat hedenmiddag werd bekend, dat de regeering
£ 150 millioen aan 2 pOt. schaticistobligaties â pan

denkt uit te geven, die drie tot zes jaar loopen.

798

ECONOMISCH-STATISTISCHE -BERICHTEN

12 October 1932

,,INTERNATIONAAL GELD”.

Zooals vrijwel steeds in tijden van internationale
monetaire ontwrichting, bestaat ook thans weder voor (Ie vraagstukken van geldtheorie en geidpolitiek alom
een verhoogde belangstelling. Ten onzent
kwam
deze

belangstelling in cle afgeloopen weken om. binnen
betrekkelijk korten tijd tweemaal tot uiting in de
keuze van het onderwerp voor een openbare discus-
sie: nl. eënerzijds die op den 25sten Nederlandschen Accountantsdag te Amsterdam op Zaterdag 24 Sept.
ji., waar ,,Het vraagstuk van een Internationalen
Muutstandaard” – ingeleid door M r. J. W. B e y en,
Directeur der Rotterdamsche Bankvereeniging – aan
cle orde was gesteld en anderzijds die in de Algemeene
Vergadering van de Vereeniging ,,Handelsrecht” te
‘s-Gravenhage op Zaterdag 8 dezer, waar ditmaal de
belangstelling der leden werd gevraagd voor een twee-
tal prae-adviezen over het zoogenaamde ,,Gulden-is-
Gulden-stelsel”, resp. van de hand van P r o f. M r. W.
0. M e es R.A z n. te Wageningen en van M r. H. A.
v
a n N i e r o p, Directeur der Amsterdamsche Banlc.
Van de drie hier genoemde inleiders nam Prof. Mees
in het algemeen gesproken de meest radicale positie in,
terwijl het standpunt van de heide praictische bankiers
op vele punten, althans op het eerste gezicht be-
schouwd, een meer conservatieven indruk maakte: al moet hierbij ook onmiddellijk worden aangeteekend, dat het verwijt van een zakelijk ongefundeerd ,,tradi-
tionalisme”, door P r o f. Ir. J. Go u d r i a a n in de
discussie op den Accountantsdag tot Mr. Beyen ge-
richt, in vele opzichten stellig enverdiend was.
Hoewel
01)
de beide vergaderingen voor eenigszins
ingewijden veel bekende klanken te vernemen vielen, hadden de gevoerde discussies toch de verdienste, het
standpunt van de voornaamste hier te lande vertegen-
woordigde geldtheoretische richtingen nog eens scherp
tegenover elkan,der te stellen en geven de behandelde
onderwerpen mi. op meer dan één punt tot een lcorte
.,nabetraehting” in dit weekblad alleszins aanleiding.
i)

* *

In het
bijzonder
geldt dit ten opzichte van de
hoofdstelling uit de inleiding van Mr. Beyen, welke
in hoofdzaak hierop neerkomt, dat de verschillende
plannen tot het scheppen van een internationalen
geld- of muntstanclaard – speciaal. de herhaaldeljic
opgeworpen gedachte van een nieuw in te voeren
internationale
munteenheid, resp. een afzonderlijke in
die eenheid uit te drukken concrete geldsoort, welk
laatste deulebeeld bij de mondelinge discussies voor-
al in P r o f. M r. E. M. M e
r
er s een warm verdedi-
ger vond – geenerlei voordeelen kunnen bieden boven
die, welke de gouden standaard ook kan verwezen-
lijken; of wel, nog iets scherper geformuleerd, dat
de gouden standaard, zoolang deze in de verschillende
afzonderlijlce landen inderdaad wordt gehandhaafd,
in ieder opzicht een ,,internationale muntstandaard”
is,
terwijl anderzijds onder omstandigheden, waarbij
de goudpariteit zich nationaal niet langer laat hand-
haven – met name in het heden ten dage weder zeer
actueele geval van sterke internationale kapitaalver-

plaatsingen, hetzij
•• in den vorm van een massale op-
vraging van Icorte credieten of anderszins – met geeü
enkel nog zoo vernuftig uitgedacht internationaal
gelclstelsel een beter resultaat kan worden hereilct. De
nood zakelijke voorwaarde voor de verwezenlijking van
een van het standpunt van het internationaal verkeer
beschouwd ,,ideaal” geldwezen – door Mr. Beyen ge-
formuleerd als ,,een vrij geldverkeer tusschen landen, welker munteenheden onderling in een vaste waarde-
verhouding staan” – is derhalve z.i., dat ,,het eveu-
wicht in de betalingsbalansen door internationale
credietverleening en goudzendingen in stand ican wor-
den gehouden”. Zonder deze voorwaarde is iedere

1)
Wij zullen ons ditmaal beperken tot cle inleiding van
Mr. Beyen om de volgende week in een afzonderlijk artikel
de prae-adviezen en de besprekingen over het ,,Gulden-is-
Gulden-stelsel” te. behandelen.
INHOUD:

Blz.

,,IN’i’ERNATIoNAAL GELD”
door
Mr. J. G. Kooj,mans .. 798
De conferentie van Stresa II (Slot) dior
Prof. Mr. Dr.
G. W. J. Bruins

…………………………..800
Leidt de grondstoffenvaluta tot sterke schommelingen
in het prijsniveau der eindproducten, tot onbeheersch-
bate voorraadvorming en tot chronische overproductie
van grondstoffen ? 1 door Prof. Dr. Ir. J. Goudr’iean Jr. 802
Een fundament voor onze welvaarispolitiek? door
J.
C.
Kielstra Jr.
met Naschrift door
Dr. Ir.
B. Bölger 806

BUITENLANDSOHE MEDEWERKING:

De huidige toestand en de toekomst van de gloei-
lampenindustrie door
Dr. A. Marcvs …………
808

AANTEEKENINCEN:

De ontwikkeling van het handeisverkeer der Midden-
en Oost-Europeesche landen in den jongsten tijd . –
810
Het vraagstuk der productieregeling in de Vereeni-
ging voor de Staathuishoucikunde
en de
Statistiek
810

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN
…………….
811-816

Geidkoersen. – Wisselkoersen. – Bankstaten. – Goederenhandel.

pbging tot het handhaven der onderlinge pariteit van
de nationale munteenheden – hetzij met, hetzij zon-
der een internationale eenheid als tusschenschakel –
bij voorbaat tot mislukking gedoemd; is daarentegen
de bedoelde voorwaarde eenmaal vervuld, dan verwe-
zenlijkt ook reeds de gouden standaard het boven-
staande ideaal ten volle en bestaat daarnaast aan een
speciale internationale geldeenheid geen behoefte
meer.
Het hier weergegeven standpunt is
01)
het eerste
gezicht zeer zelcer aantrekkelijk, niet het minst door
zijn eenvoud. Toch rijst mi. hij nadere beschouwing de
vraag – clie bij de mondelinge discussie nauwlijlcs
ter sprake is gekomen – of hierbij de stand der be-
talingsbalans niet al te eenzijdig, als
oorzaak
en te
weinig als
gevolg
van de monetaire factoren (in het
betrokken land en daarbuiten) wordt gezien: ‘een
vraag, die toch in zooverre zeer voor de hand ligt, omdat juist de Incest typische gevallen van ,,kapi-
taalvlucht” eerst bij een dreigend gevaar voor depre-
ciatie van het nationale ruilmiddel tegenover de bui-
tenlandsche valuta’s plegen op te treden. Ware der-
halve een stelsel denkbaar, dat overigens het behoud
van de pariteiten tusschen de landen onderling bin-
nen redelijke grenzen zou kunnen waarborgen (dat
wil dus zeggen een stelsel, hetwelk de afzonderlijke
regeeringen niet zoo gemakkelijlc kunnen ,,verlaten”
als den gouden standaard!) dan zou zulk een stelsel –
dit moet men m.i. aan Prof. Meyers en zijn mede-
stanciers toegeven – op zichzelf een krachtige rem
tegen het optreden van catastrophale kapitaalver-
plaatsingen kannen vormen.
Daar komt nu nog een tweede overweging bij, waar-
op ter vergadering eveneens slechts terloops werd ge-
wezen: ni. deze, dat de ervaring overtuigend bewijst,
dat het zonder eenigen twijfel steeds mogelijk is de
,.pariteit” tusschen een en dezelfde munteenheid in
de verschillende, gedeelten van één land – bijvoor-
beeld die tusschen den gulden in Amsterdam en Gro-
ningen, de mark in Berlijn en IFrankfort etc. – te
handhaven,
en wel zonder eenige reserve met betrek-king tot den stand der ,,betalingsbala.nsen” tussc hen
deze plaatsen onderling.
Weinigen zullen althans wil-
len volhouden, dat ‘bijv. een eventueele ,,lcapitaal-vlucht” uit Amsterdam of Rotterdam (hetzij als ge-
volg van cle fiscale politiek der betrokken gemeente-
besturen of om andere redenen) tengevolge zoi.
-t,
moeten
hebben, dat de gulden in die plaatsen een disagio
tegenover den gulden elders in Nederland zou gaan
vertoonen! Op hen, die over het nut eener internatio-
nale geldeenheid zoo sceptisch denken als Mr. Beyen
es., rust derhalve mi. op zijn minst genomen de bewijs-
last, waarom een systeem, dat binnen de grenzen
van een enkel land ondanks alle crisisverschijnselen
zonder stoornis kan functioneeren, internationaal a
priori onmogelijk zou moeten zijn.

12 October 1932

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

799

Bij deze formuleering
an het probleem moet dunkt
mij worden erkend, dat zuiver ,,techn-isch” beschouwd
inderdaad een internationaal geldstelsel ook ondanks
verstoorde betalingsbalansen e.d.m. denkbaar ware,
mits slechts de voorwaarden vervuld zijn, die te dezen
aanzien binnen de grenzen van één en hetzelfde nunt-
gebied steeds en automatisch verwezenlijkt zijn..
Deze

voorwaarden zijn intusschen – en inzooverre deel ik
voor de praktijk
geheel het standpunt van Mr. Beyen
– van zeer verre strekking, en-de hoofcrfout van de
meer of minder enthousiaste voorstarnders – van een
,,wereldgeld” schijnt mij dan ook deze, dat zij de
beteekenis en de draagwijdte dezer voorwaarden verre
en verre onderschatten. Erkend zij intussehen, dat
Prof. Meyers ter vergadering blijk gaf, zich van de
consequenties van zijn standpunt in dit opzicht al-
thans in beginsel hewust tO zijn, namelijk in zooverre
als hij sprak van de noodzakelijkheid tot het ,,opgeven
der nationale autonomie” op het gebied van het geld-
wezen; in concreto noemde hij in dit verband intus-
schen slechts de verleening (bij tractaat tusschen de
afzonderlijke landen) van het karakter van wettig be-
taalmiddel aan het nieuwe internationale bankbiljet,
door de B.I.S. te Basel of een soortgelijk interna-
tionaal-bestuurd lichaam uit to geven. Inderdaad ware
dit laatste ook m.i. een minimum-voorwaarde voor een
behoorlijk functioneeren van het systeem; daarnaast
zijn hiertoe echter nog een paar verdere ,,kiein-ighe-den” noodzakelijk, waaronder in de eerste plaats, dat
deze qualiteit van wettig betaalmiddel in ieder geval
ook zou moeten gelden tegenover de regeeringen zelf
(voor het betalen van belastingen etc.)
en voorts in

het bijzonder ook tegenover de centrale banken in de
afzonderlijke landen voor – het terugbQtalen van cre-
di eten, ook wanneer deze in de nationale geldeenheid
ve’rleend zijn;
het een e.n het ander natuurlijk steeds
tot een volstrekt onveranderlijken koers.
t)

Zelfs echter indien men inderdaad op deze wijze
aan het internationale geld in alle tractaat-landen de
z.g.n. ,,Steuerfundation” en ,,Kreditrückzahlungsf nu-
dation” ) zou willen verleenen, dan nbg ware men
ml. eerst halverwege genaderd tot de verwezenlijking van een werkelijk internationaal geidstelsel; de twee-
(le en beslissende stap -zou nl. hierin moeten bestaan,
dat de een of andere instantie – hetzij de afzonder-
lijke circulatiebanken, hetzij de emissiecentrale van
het internationale geld – verplicht werd
ons om ge-
keerd iedere nationale valuta te allen tijde tot een
vasten koers en tot o”eperkld bedragen in het inter-
nationale geld om te wisselen.
De consequenties hier-
van zouden overigens tamelijk sterk verschillen, al naarmate men deze taak aan het eene of het andere
der genoemde organen zou opdragen. Koos men ul.
als zoodanig de nationale circulatiebauken, dan zou-
den deze, evenals vroeger aan hun goudvoorraden,
thans aan de door de politiek der centrale instantie
beheerschte hoeveelheid van het internationale geld
gebonden zijn; een volstrekte waarborg tegen natio-
nale inflatie, eventueel gevolgd door het stopzet-
ten der inwisseling en daarmede het uiteenvallen van
het internationale stelsel,

beteekent dit echter uit den aard der zaak niet. Werd -daaentegen de zooeven be-
doelde inwisselingsplicht aan de emissie-centrale van
het internationale geld opgelegd, dan zou men deze

1)
Weliswaar is in theorie ook een internationaal -geld
denkbaar, dat tegenover de nationale valuta’s in koers fluc-
tueert, maar dit verwezenlijkt geen enkel essentieel voor-
deel boven den tegenwoordigen toestahd; trouwens, onder
een dergelijk stelsel zou men het internationale geld ook
nooit tot wettig betaalmiddel voor in de nationale eenhe-
den uitgedrukte schulden kunnen maken, zooda-t mag wor-
den aangenomen, dat dit niet het stelsel is, dat door Prof.
Meyers bedoeld w’ordt. Ook mijn verdere opmerkingen in
den tekst hnbben uitsluitend berekking op een interna-
tionaal geld met
vasten
koers ten opzichte van de nationale
geidsoorten.
– 2)
Vgl.
voor deze begrippen om. 0. M. Verrijn Stuart,
(leid en Crecliet
(1932)
pg.
23
vlgg. en pg.
30.

instelling daarmede terugbrengen tot den rang van
een zuiver-administratieve instantie, zonder eenigen
zelfstandigen invloed op de geldpol-itiek, en zou de
werkelijke situatie deze zijn,
dat iedere nationale cir-
culatiebank het recht verkreeg om zelf internationaal
geld uit te geven, hetwelk dan in alle overige trac-
taat landen onvoorwaardelijk en onbeperkt gangbaar
zou
zijn.
Met andere woorden zou een ti-actaat op deze
basis neerkomen op de verplichting van alle daaraan
deelnemende landen om elke inflatie van ieder mede-contracteerend land onvoorwaardelijk en onbegrensct te ,,honoreeren” – –
wat overigens inderdaa’d de feite-
lijke situatie is tusschen de ,,deelgebieden” van een
en hetzelfde land, een situatie waarvan in de afge-
loopen inflatieperioden de consequenties voldoende
duidelijk voor aller oogen gedemonstreerd zijn
3).

Maar juist u-it deze voorstelling van zaken blijkt mi.
ook volkomen afdoende, hoe radicaal en vèrstrekkend
de vereischte ,,prijsgave der nationale autonomie” in
dit opzicht in werkelijkheid zou moeten zijn – z66
verstrekkend, dat men, zelfs hij heel wat betere inter-
nationale verhoudingen dan de tegeriwoordige, mi.
geen enkele bona-fide nationale regeering tot het aan-
gaan van een hiertoe strekkend tractaat zou durven
adviseeren! Durven de voorstanders van een inter-
nationale geldeenheid dit wèl, zooveel te beter voor
hen; men wachte -zich echter ‘oor de volstrekt onge-
gronde illusie, als zouden. de voordeelen van een der-
gelijk systeem ooit tot een geringeren prijs ,,te koop-
zijn”.

De opmerking van Prof. Meyers, dat ook voor een
internationale circulat-iehank het probleem ,,currency-
principle” of ,,banking-principle” in beginsel zou blij-
ven bestaan – een opmerking die mi. op zichzelf niet
onjuist is, mits men deze beide

begrippen in den
ruimeren zin van een ,,actieve” tegenover een ,,pas-
sieve” geldpolitiek opvat – heeft in verband met het
voorafgaande natuurlijk slechts zin, voorzoover men
denkt aan een instituut, dat krachtens zijn organisa-
tie wèl eenige mogelijkheid heeft om een eigen poli-
tiek te voeren. De opmerking is intusschen van belang
in verband met het tweede hoofdpunt uit de inleiding
van Mr. Beyen, nl. de vraag naar de mogelijkheid en de richtlijnen voor een internationale monetaire
con-
jun.ctuurpolitiek
– een vraag die, hoewel mi. met
het onderwerp in engeren zin slechts in zijdelingsch
verband staande, de grootste plaats in de mondelinge
gedachtenwisseling besloeg. Vooral op dit iiunt her-
innerden de discussies van tijd tot tijd levendig aan
die ter Vereeniging voor’ de Staathuishoudkunde en
de Statistiek in 1929, toen daar het vraagstuk der
prijsniveau-stabilisatie aan de orde was gesteld. De in-
leider van thans stelde zich in dit opzicht vrijwel ge-
heel op het toenmaals o.m. ook door schrijver dezes
verdedigde standpunt, nl. dat een juistC conjunctuur-
politiek in beginsel
andere
monetaire maatregelen vereischt dan een stabilisatie van het algemeen prijs-
niveau, hoe men dit laatste ook moge definieeren: een
standpunt, dat-ditmaal vooral ook door P r o f. Mr. 1-1.
F rij da ‘krachtiS gesteund werd, terwijl daarentegen
de praeadviseur van 1929, P r o f. D r. G. M. V e r rij n

S t u a r t, zich ook thans weder, zij het in een iets ge-
matigder vorm
4),
als een aanhanger van de tegenge-stelde opvatting deed kennen. Beide hier genoemde
debaters stelden overigens den i.nleider de vraag – die m.i. ‘inderdaad de ,,crux” van het geheele pro-
bleem uitmaakt -‘
naar welke criteria
de geldpolitiek
zich in concreto moet richten, ‘indien het prijsniveau

Nl. in dien zin, dat het geld, waarmede de regeeringen
zich in de centra der verschillende landen ,,additioueele
koopkracht” verschaften, steeds tot in de verste uithoeken
dezer landen in ruil voor goederen en diensten moest wor-
(Ien aangenomen.


Nl. in zooverre als het ,,prijsniveau”-begrip door hem
thans in zeer ruimen zin wordt opgevat, en zeer zeker
niet, zoosls dit om. hij Prof. Gociciriaan het geval is, tot
het gemiddelde der grootha.ndelsprijzen van de zgn. stapel-
l)rodltIcten beperkt blijft.

800

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 October 1932

als zoodanig niet langer in aanmerking kan komen;
Prof. Frijcla echter in dien zin, dat het vinden van
deze criteria – d.w.z. cle criteria voor het zoogenaam-
cle ,,neu trale” geld – thans de eerste opgave van. de
geldtheorie behoort te zijn, Prof. Verrijn Stuart daar-
entegen aldus, dat d.i.t probleem z.i. theoretisch en
praktisch onoplos’baar is en d.at men zich derhalve,

zelfs
al zou het prijsniveau-criterium theoretisch niet
in alle opzichten bevredigend zijn, toch wel
nolens

volesrs
daarmede zal moeten behelpen.. liet probleem,
dat reeds meermalen in dezen en. soortgelijken vorm
is gesteld, is overigens bekend genoeg om er thans
hier ter plaatse uitvoerig over ui.t te weiden. Wei ver-
client echter in. dit verband nog vermelding cle tegen-
stelling, door
Mr.
Beyen in dit opzicht gemaakt tus-
schen ,,prijspolitiek” en ,,crecl.ietpolitiek”, waarvan
clan de laatste z.i. tot taak zou. hebben de conjunctuur-
schommelingen te niveileeren door ,,reguleering van
do mate van investeeri.ng in de opgaande conjunc-
tuur”. Hoezeer ook met deze laatste doelstelling als
zooclanig instemmend, zou ik op dit punt toch willen
opmerken, dat cle gekozen bewoordingen hier eenigs-
zins verwarrend zijn, nl. in zooverre dat
iedere
actieve

(en zelfs passieve) geidpolitiek steeds, hed’oeld of on-
bedoeld, gelijktijcl i g
ook
prijspol i tiek, cred i etpoliti ek
èn conjunctuurpoittiek is, zoodat een tegenstelling
tu.sschen deze clri.e begrippen in beginsel gee.n reden.
van bestaan heeft: slechts de
doelstelli’n.g
kan ver-

schillen. Wellicht bedoelde Mr. Beyen ook slechts dit
laatste uit te drukken ; de gekozen bewoordingen
gaven hier echter min of meer vat aan een critische
opmericing van Prof. Frijda, die in de door den in-
leider verdedigde vorm van crectietpolitiek kiairblij-
]cel.ijk – mi. echter ten onrechte – iets anders zag
clan een poging tot het verwezenlijken van een ,neu-
traal” geld- en creclietstelsel, t.w. een vorm van ,,Plan-
w.irtschaf t” (waartegenover deze debater zich overi-
gens – mirabile dictu! – sceptisch stelde,aangezien
een wericelijk effectieve ,,Planwirtschaft” z.i.. de pro-
cluctie
direct,
en niet slechts via cle credietmarkt,

moet trachten te reguleeren).

Ondanks deze verschillen viel niettemin een zekere
band te bespeuren tusschen cle beide laatstgenoemde dehaters en den inleider: een band d.ie hierin bestaat,
dat zij allen in principe een ,,neu.traal” geldwezen
voor gewenscht houden en slechts over de cri.teria
hiervoor meer of minder ernstig van meening ver-
schillen. Op een yolkomen tegengestelden grondslag
stelde zich daarentegen de laatste •d.ebater, P r o f. 1 r.
J. Go u d r i a a n, die oolc ditmaal w’eder uitvoerig zijn
bij d.e lezers van dit w’eekhlacl welbekende clenkbeelci in-
zake een ,,grondstoffen-valu ta” propageerd.e – een
d.enkbeelcl, waaraan, volgens den voorsteller, weliswaar
uitdrukkelijk cle eiscic van een stabiel prijsniveau (nl.
van de groothandelsprij•zen der stapelproducten) als
de ,,centrale leus” der geldpolitiek ten grondslag ligt,
doch dat hij anderzijds even uitdrulckelijlc
niet
als een
middel tot verwezenlijking van een ,,neu trale” gelcivoor-
ziening beschouwd wil z.ien. Zonder tegenover deze
denkbeelden uitvoerig stelling te nemen, zij er hier
slechts op gewezen, dat hij de onderhavige discussie
wel in bijzonder sterke mate het
inficctio’nistssch
ka-

rakter van ciezen geheelen gedachtengang tot uit.ing
kwam
1):
speciaal toen Prof. Goudriaan zich scherp
keerde tegen ieder voorstel om door middel van mo-
netai re maatregelen de opgaande conjunctuur tegen
to gaan, zulks onder het motto, dat een juiste con-
junctuurpolitiek slechts kan bestaan in liet ,,perpe-
tueereo van de hausse”, reSp. dat van een ,,overexpan-
sie” geen sprake Jcan zijn, zoolang niet alle bedrijven op
volle capaciteit werken! Hier schijnt mij nog steeds
de verderfelijice ,,prosperity”-waan uit de periode vôôr
de huidige crisis aan het woord: een gedachte die,
indien zij bij een eventueele ‘herleving der conjunc-
tuur wederom cie overhand mocht verkrijgen – wat

J)
Zie over dit vraagstuk eveneens liet artikef van Prof
Goudriaaii in dit nummer (Reci.)

Oij de heerschenclo mentaliteit in ondernemerskrin-
gen slechts al te zeer te vreczen valt – met vrijwel
wiskundige zekerheid tot een volgenden, wellicht nog
ernstiger terugslag zal moeten leiden. Helaas schijnt
mij op een ,,Verstiindigung” tusschen de aanhangers
van deze richting en die, waartoe cle overige hier-
boven genoemde sprekers behooren – waarop tas-
schen deze laatste onderling nog steeds een zekere
kans blijft bestaan – binnen afzienbaren tijd nauw-
lijks te hopen.
J. G.
KoopitANs.
DE CONFERENTIE VAN STRESA.

II
(Slot.)

Wat heeft dle lat:icle.n van Midden- en Oost-Europa
ertoe gebracht vrijwel alle – alleen Polen maakt
vooralsnog een uitzondering – denzelfden weg te
gaan en sedert mi,clden vorig jaar liet betalingsver-
keer met het te leggen?

Geven wij aan dle hand van het rapport der uit cle
Conferentie gevormde financiëele commissie aller-
eerst een kort historisch overzicht.
Reeds in de eerste maanden van 1931 was een nei-gi.ng tot terugtrekken7 van buitenlandsche korte ere-
clieten duidelijk te bespeuren. Het bekend wordeu der moeilijkheden hij cle Oostenrijksohe Credi t-Anstalt –
12 Mei – gevolgd door de bekende gebeurtenissen in
IDuitschlancl en het verlaten van den gouden stan-

claard door Engeland en enkele andere landen in
September, leidde tot een massale onttrekking dezer
korte credieten, gepaard aan een niet minder sterke neiging tot lcapitaalvlucht. Tegen de terugtrekking
dezer korte crédieten werd met Stillhalte-regeiingen
gepoogd een dam te vormen, de kap itaalvlucht kon
slechts aan banden worden gelegd door het geheele

betalingsverkeer met het buitenland onder contrôle
der Centrale Bank te stellen en alle tra:nsacties, die
niet in het reëele handelsverkeer of in renteverplich-
tingen ccl. hun oorzaak vonden, uit te sluiten……
voorzoover zulks practisch bereikbaar was.

Ware het mogelijk geweest cle deviezenregelingen
aldus tot het kapitaalverkeer te beperken, dan zou de
ontwrichtende invloed dezer regelingen op ‘het han-
deisverkeer zich niet hebben voorgedaan. Verschillende
redenen maakten dit echter onmogelijk.
In de eerste plaats ware.n de meeste dezer landen in
de voorafgaande jaren aan Qen voortdurende toe-
strooming van vreemd kapitaaf gewend geweest, zoo-
dat het plotseling ophouden hiervan ‘het bestaande
evenwicht deerlijk moest ontwrichten.
Dan hielden alle Centrale Banicen principieel vast
aan den gouden stanWiardi, terw’ijl al spoelig in het
inofficiëele verkeer een zelcer disagio optrad. Het ge-
volg was, dat het publiek ‘de afgifte van deviezen aan
de Centrale Bank tot een minimum beperkte en om-
geldeerd zooveel mogelijk deviezen op pariteit van haar
trachtte te verlcrijgen. De deviezenpositie der Cen-
trale Bank vertooude dan ook al heel spoedig de nei-
ging belangrijk ongunstiger te worden dan de dcvie-
zenpositie van het land als geheel genomen.
Tenslotte nam de aflevering van deviezen uit dcii
export, de voornaamste bron voor de Centrale Bank,
als gevolg van de
-aller wege ingevoerde cumalatieve
handelsbelemmeringen voortdurend af.
Het onvermijdelijk gevolg ivas, dat tot beperking
van invoer,

hetzij direct door de Regeering, hetzij in-
direct do’ordat slechts voor een steeds kleiner wordend
deel deviezen door de Centrale Bank werden afge-
geven, moest worden overgegaan. –
Tsjechoslovakije heeft het hierbij kunnen laten. Ook Roemenië en Yougoslavië hebben tot dusver geen ‘er-
dere maatregelen behoeven te treffen. In cie overige
landen is echter ook aldus nog geen evenw’icht ge-
schapen kunnen worden, niet het onvermijdelijk ge-
volg, dat – i’oor een deel gevolg van ‘het aanvaarde
stelsel – de rentedienst der huitenlandsche schulden

12 October 1932

ECONOMISCH-STATISTIÇHE BERICHTEN

801

in gevaar moest komen. hongarije heeft het eerst een

dergelijk transfermoratorium afgekondigd, sedert door
Oostenrijk en Griekenland gevolgd. Bulgarije betaalt
op het oogenbiik nog slechts 50 pOt. op zijn buiten-
landsche schulden dienst, terwijl Griekenland over
een gedeeltelijke hervatting der betaling onderhan-
delt. Overigens is Griekenland in den jongsten tijd
tevens van den gouden staficlaard afgegaan.

Aldus in korte trekken cle ontwikkelingsgang, cli.e
tot den tegenwoordigen troosteloozen toestand heeft

geleid. Hoe nu uit dit doodloopend slop te geraken?
Zooals in het rapport wordt uiteengezet, is in cle
eerste en voornaamste plaats nooclig adaptatie en her-

stel van evenwicht in liet binnenland. Is cli t overal onder de hu i cl ige omstandigheden
moeilijk, voor de groote meerderheid der betrokken
landen is cli t in dubbele mate het geval. In de goede
jaren toch konden zij, als gezegd, rekenen op een con-
stante toestrooming van nieuw vreemd kapitaal, waar-
naar het bunnenlandsche uitgave.tiniveau en het levens-
peil zich hadden gezet. Welken omvang deze kapitaal-
stroom in vele gevallen had aangenomen, zal straks
blijken. T-let ligt echter voor cle hand, dat, wanneer
deze stroom plotseling ophoudt, cli t op zichzelf reeds
een ernstige aanpassing in liet budget en in het he-
clrijfsleven noodzakelijk maakt, te ernstiger, wanneer
bovendien crisis e.n prijsdaling zich erbij konien

voegen.
Een tweede factor, die op het verloop zijn stcni-
pel heeft gedrukt, -is de herinnering aan cle na-oor-
logsinfiatie. Het is deze herinnering, clie de kapitaal-
vlucht zoozeer in cle hand heeft gewerkt en die tevens alle Centrale Banken zonder u.i tzondering krampach-
tig aan den gouden standaard heeft doen vasthouden.
J:[
e
t voorbeeld van Engeland en de Scand navische
landen is door geen dezer landen, behalve als gezegd
in. den allerlaatsten tijd door Griekenland, gevolgd.
Til

men echter nietterdaad
OP
den gouden stan-
daarci blijven, dan is liet noodzakelijk cle cleflati e,
waaraan de werlcelijke g-oucllauden automatisch onder-
worpen zijn, met ijzeren hand in liet binnenland door
te voeren. De drastische maatregelen, clie Duitschland
in cli.t opzicht genomen lieef t, liggen nog in het ge-
heugen. Dit voorbeeld is echter slechts tea dccle ge-
volgd en van verschillende landen Ican worden gezegd,
dat een zekere deprec.iatie van liet ruilmiciclel, zooals
deze in de niet-officiëele koersen in binnen- en bui-
tenlancl tot uitdrukking komt, blijkens het verloop van
het biunenlandsche prijspeil een volclongën feit is.
Een voortgezette inflatie als na cien oorlog heeft zich
echter nergens voorgedaan en behoeft zich ook niet
voor te doen, zoolang het budget voldoende in even-
wicht wordt gehouden.
In enkele der betrolc-kcn landen, begint men dit al-lengs in te zien en wordt hiermede (ie psychologische
basis geschapen, waarop een eventueel volgen van liet
E.ngelsclie voorbeeld niogelijk zou worden. In andere
is dit echter nog allerminst het geval en zoo is liet
mogelijk, dat men in -het rapport de zinsnede aantreft,
dat zelfs het laten varen van den enicelen schijn vau
stabilitei.t tot ernstige psychologische reacties kan

leiden. –
Toch heeft men – en dit is in liet rapport scherp

tot uitdrukking gebracht – geen andere keus dan:
ôf den gouden standaard, maar dan ook ten volle de
aanpassingen, clie nooclig zijn om op deze basis tot een
nieuw evenwicht te komen, ôf, als de krachten hier-toe teicort schieten, het ruilmiddel zijn juiste lagere
waarde te laten vinden en dit ook bij cle Centrale
Bank te erkennen, waarbij uiteraard handhaving van
liet evenwicht in liet budget niet minder noodzalcelijlc
is dan hij het eerste alternatief.
Waarheid en evenwicht. Zoolang deze beide niet
zijn aanvaard, is het onmogelijk aan een vrijgeven van
liet betalingsverlceer niet het buitenland te denken.
Hieruit vloeit oogenbliklceiijk voort, dat nieuwe
credieten op het oogenhlik niet alleen ongewenscht,

maar zelfs, in zooverre zij bestaande defici taire posi-
ties handhaven, principieel verkeerd zijn. Zij zouden,
cm het rapport te citeeren, noch in liet belang-zijn van
den geldgever, noch in dat van den geldnemer. De
bestaande moeilijkheden zouden er niet door worden
opgelost doch enicel verschoven en de latere oplossing
zou er alleen maar nog gecompliceerder en onereuzer

door worden.
1)

De Commissie erkent ‘intusschen, dat, kan op deze

wijze

naar een vrijer verkeer met het buitenland won-
-den gestrefd, het zeer de vraag is, of deze vrijheid
ook tot het lcap.itaalverkeer cii tot de integrale heta-
ling van rente en aflossing op cle uitstaande schulden
op langen en korten termijn kan -worden u i tgestrelct.
De volgende aan het rapport ontleende cijfers spre-
ken in dit opz.icht een duidelijke taal. Bovendien tre-
den in deze cijfers cle niarkante verschillen tussehen
de- betrokicen lan den scherp naar voren.

Buitenlandsche schuld (in miii. Zw. Fraucs).

Landen

Op
langen
termijn
0p
korten termijn
T
0
aa

.0


ie

,n
o
°
0 0

Oostenrijk
1.162
530
73
658
2.423
361
Bulgarije

………
630
15

34
679
121
Griekenland 2.153
194
45
26
2.418
378 1.647 719 302
1.106
3.774
432
2.797
178

1.482
4.457
139
Hongarije …….

4.705
151
1)
410
5.266
292
Polen ………..
Roemenië …….
‘rsjecho Siowak
1.457
230

350
2.037
138
Joego Slavië

.
2.979
7
290
7
3.2692
2352

1)
:Begi-epen in (Ie openbare schuld op langen termijn.
2)
Alleen openbare schuld.

Dienst der buitenlandsche schuld
1931_’32
(in miii. Zw. Francs).

Dienst der buitenlandsche schuld


Totaal
Landen

‘t.s3
.On
n.
lnejsvan
0
30rn
Oeneraali
denex-

0
port
1931

Oostenrijk …

90

134

80

214

22 –
Bulgarije
…….20

30

3

33

15
Griekenland

107

127

13

140

49
Hongarije

6

116

132

248

48
Polen
………..31

157

116

268

24
Roemenië
…….26

172

31

203

28
Tsjeeho Slowak

274

70

35

105

5
Joego Slavië

28

124

?

1242)

29
2)

‘) Ter vergelijking.
2)
Ileon dienst der openbare schuld.

Wat cle schulcicijfers per hoofd van bevolking –
eerste tabel, laatste icolom – beteekenen, treedt aan
het licht, wanneer men weet, dat -de totale bruto bui-
tenlandsche schuld van Duitschland, zelfs volgens de
hoogste cijfers, die van Hongarije nauivelijlcs over-
tref t, terwijl de netto-cijfers, na aftrek van de inliet
geval van Duitschland zeer belangnijice vorderingen

OP
het buitenland, zich om en bij 300 Zw. Frs. per

hoofd bewegen.
De percentages in cie laatste kolom van de tweedle
tabel zijn natuurlijk extra hoog, aangezien de expor-
ten over 1031 belangrijk lager waren dan die van voor-

afgaande jaren
2),
waar evenwel ten dccle tegenover-
staat, dat i.n het afgeloopen jaar in het algemeen de
korte credieten niet onbelangrijk — in enkele landen,

waaronder OQstenrijlc, zelfs helngrijk — verminderd

zijn.

De Oom missie maakt een n adrukkelijlie
u
itzonderi Lig
voor dc nieuwe Oostenrijksehe leening, clie voor het groot-
ste deel niet dan een consoliclatie is van loopende korte
schulden.
Cijfers dicnaangaande zijn opgenomen
0 blz. 810
onder de aanteekeningen.

802

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 October 1932

Ook al ho,idt men met dit alles ten volle rekening,
zoo treedt toch in deze cijfers duidelijk naar voren,
welk een liclitvaardigheid in de afgeloopen jaren door
geldgeveis en gelduemers heide is aan den dag gelegd.
I)it spreekt nog te meer, wanneer men weet, dat het
overgroote deel dezer schulden ha-oorlogssohulden zijn
en practisch in een tijdperk van vijf of zes jaar wer-
den aangegaan. Ook zonder crisis zou dit vermoede-
lijk in enkele jaren zijn vastgeloopen.

Voor vele credieten zal’ men dan ook uiteindelijk
met een belangrijke reductie moeten genoegen ne-
men.
1)
Aan den anderen kant hebben de crediteuren
gelijk, wanneer zij meenen, dat thans midden in de
crisis het oogenblik voor een definitieve regeling nog
niet is aangebroken. Definitief verloren credieten
kunnen reeds nu worden geannuleerd, voor het over-
groote deel is thans de w’aar’de niet vast te stellen.
Niettemin zijn een aantal maatregelen reeds dade-
lijk noodzakelijk.
Wat de
korte
credieten betreft, hebben de bestaande
Stillhalte-regelingen, blokkeeringen, trausformorato-
ria enz. in den regel niet alleen het gevolg, dat geen
betalingen meer naar het buitenland plaats vinden, maar ook, dat de gelden intern
bij
denzelfden dehi-
teur moeten verblijven. Verdere verlenging dezer
regelingen in dezen vorm is uit den booze. De vreem-
de crediteuren hebben er recht op niet bij ‘de binnen-
landsche crediteuren, die volledige bewegingsvrijheid
genieten, te worden achtergesteld. Een dergelijke bewe-
gingsvrijheid zou ook ‘de thans in vele gevallen ge-maskeerde financiëele zwakte van den debiteur aan
den dag brengen en daarmede de noodzakôljke liqui-
datie in de hand werken.

Het rapport maakt verder melding van mogelijke classificaties in de korte schulden, wat de orde van
terugbetaling betreft, vindiceert’ het recht van den
crediteur om ‘in geval van geforceerde verdere blok-
keeri.ng extra zekerheid te eischen, beveelt vrijwillige
consolidatie aan, doch wijst er voor het overige op,
dat dit alles in de eerste plaats bij directe onderhan-
delingen tusschen debiteur en crediteur te regelen is.
Hoofdzaak ‘is, dat aan de huidige, allen over één kam
schereude immobiliteit een einde komt.

Dit ‘alles geldt voor een groot deel ook voor de
la’agc
schulden. Ook hier is individueel overleg de aange-
wezen weg, waarbij de commissie nog ‘bepaaldelijk
wijst op de mogelijkheid de dikwijls zeer belangrijke
amortisaties voorloopig op te schorten of over een
langere periode te verdeelen. Tenslotte wijst de com-missie erop, dat er geen twijfel aan is, of de crediteu-
ren zouden in vele gevallen hun belangen ten zeerste (ienen, wanneer zij de vertegenwoordiging dezer be-
langen beter organiseerden. Dit mag wel eens extra
worden onderstreept.
Tenslotte had de financiëele commissie haar oordeel
uit te spreken over de plannen van de economische
en agrarische cemmissie, die, zooals de vorige week
werd iiiedegedeeld, in haar ontwerp-Conventie de in-
stelling van een algemeen reconstructiefonds voor de
Midden- en Oost-Europeesche landen had aangeno-
men, aan welk fonds jaarlijks 75 millioen goudfrancs
voor graanvalorisatiedoeleinden onttrokken zou wor-
den, doch de rest voor financiëele doeleinden zou wor-

den gebezigd.
De commissie heeft gemeend zich aller2erst cle vraag
te moeten stellen, onder welke omstandigheden thans
financiëele assistentie in aanmerking kan ‘komen.
Alles wat tot een voortsieepen van defic.itaire posities
kan voeren, wordt, als gezegd, principieel door haar
verworpen. Het te Warschau opgeworpen en de vorige

i) In zijn bekende jongste geschriftje ,,Kriseivende” schat
Soinary, dcit voor Duitschiand een reductie van in door.
snee
50
pOt. noodig zal blijken. Voor de Oost-Europeesche
moratoriumlanden acht hij deze reductie nog beduidend
hooger. Het is echter, de vraag, of Soinary, onder den in-druk der huidige moeilijkheden, de zaak niet al te donker
ziet.

week vermelde denkbeeld van speciale fondsen in de verschillende landbouwlanden verviel hierdoor reeds
dadelijk.

Men kan zich echter de figuur denken, dat inder-
daad een nieuw evenwicht is bereikt, dat mitsdien tot
een opheffing der deviezenrestiictie zou kunnen wor-
den overgegaan, doch dat de te zeer verzwakte positie
der Centrale Bank het onraadzaam -maakt dit reeds dadeljk te doen. in zoodanig geval, maar ook alleen
dan, kan steun van buiten onverdeeld ten goede
werken.

Is dit denkbeeld te con cretiseeren in een fonds, dat
deel zou uitmaken van bovengenoemd algemeen fonds?
In de financiëele commissie is hierover uitvoerig
overlegd en het resultaat is geweest, dat de commissie
geen voorstel in deze richting gedaan heeft doch zich
tot een aantal algemeene opmerkingen heeft bepaald,
waaruit intusschen ‘duidelijk blijkt, dat in de com-
missie de gedachten een geheel anderen kant uit-
gingen.

Inderdaad was dit moeilijk anders te verwachten,
Het agrarische deel van het fonds is in ‘werkelijkheid
in het geheel geen fonds, doch’slechts een jaarlijksche
distributie van jaarljksche bijdragen, hetzij in geld:
hetzij in den vorm van preferenties. Voor deze distri-
butie is de opzet: een agrarische commissie met den
.technischen bijstand der B.I.S., op zijn plaats. Het be-
heer en gebruik van het z.g. normalisatiefonds, dat
in de eerste plaats voor rentedragen’de credi.eten aan•
centrale banken zou worden benut, ligt daarentege.n
geheel op het gebied van de B.I.S. en kan niet beter
dan aan haar d.i. aan de gemeenschap der Centrale
Banken worden opgedragen.
Vervolgens: Beperking tot de Midden- en Oost-
Europeesche landen moge zin hebben bij de agrarische
plannen, hier is zij principiëel onjuist. Doet hetzelf-
de vraagstuk zich niet voor in tal van landen •buiten
dien kring? Heeft Nederland niet veel meer belang
hij tijdige stabilisatie van landen ‘als Denemarken en Japan dan hij die van de meeste landen van Midden-
en Oost-Europa?
Wat, nu de reparatiebetalingen zijn weggevallen,
van dubbel belang is geworden, is versterking der
B.I.S. Is hiervoor om tactische redenen de vorm van
het bijeenbrengen van een bepaald fonds te verkiezen,
dan is hier niets tegen. Maar dan een fonds, dat los
staat van het agrarische plan en dat de leiding der
B.I.S. vrij laat in het gebruik ervan.
Het is begrijpelijk, dat de financiëele commissie zich
wat deze qiaesties betreft, tot algemeenheden beperk-
te, aangezien, aldus gezien, dit vraagstuk noch bij de
Conferentie van Stresa, noch bij de Studiecommissie
voor een Europeesche Unie thuis behoort, doch bij de
komende wereldconferentie.
Tot zekere hoogte geldt dit ook voor de algemeene beschouwingen, die hierboven werden weergegeven.
Ook deze hebben ruimer strekking dan alleen voor de
landen van Midden- en Oost-Europa.
Wat de Wereldconferentie brengen zal, moet d
toekomst leeren. Wil zij echter positief werk verrich-
ten, dan is op financiëel gebied versterking van •de
B.I.S. eerste vereischte. De wijze, waarop dit heeft te
geschieden, is zaak dier, conferentie. Stresa moge er-
toe bijdragen, dat zulks met kracht wordt aangepakt
en tot een goed eind gebracht. B.

Leidt de grondstoffenvaluta tot sterke schommelingen in
het prijsniveau der eindproducten, tot onbeheerschbare
voorraadvorming en tot chronische overproductie
van grondstoffen?

1.

/

In mijn artikel in de E.-S. B. van 10 Februari jl.
hel) ik tegenover Prof. G. M. Verrijn Stuart, die de
grondstoffenvaluta inflatorisch noemde, betoogd, dat
van inflatie geen sprake kan zijn, maar dat, – in-
dieii door invoering dci grondstoffeuvaluta het prijs-
niveau der grondstoffen ‘bij definitie op 100 is gesteld

12 October 1932

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

803

en gehouden – het prijspeil van eindproducten nog
teeërlei afwijking kan vertoonen. Het kan:
naar boven of naar beneden van de 100 gaan
afwijken, omdat de prductiekos’ten der eindproduc-
ten in den loop van den tijd op andere wijze verande-
ren dan die der grondstoffen; het kan:
cyclische schommelingen vertoonen om de 100
als middenwaarde, omdat de krachten die naar het
evenwicht terugdrijven eerst gaan optreden als dit

evenwicht verbr3kcn
In mijn artikel in de E.-S. B. van 3 Augustus jl.
heb ik met de beandeling van deze prijsbewegingen
een begin gemaakt en deductief en inductief betoogd,
dat de verandering tusshen de productiekosten der
eindproducten en die der grondstoffen (beide groe-
pen en tbloc genomen) niet meer kan beloopen dan
hoogstens 1 pOt. per jaar, cumuleerend tot een maxi-mum van hoogstens 10 pOt. Dit is dan een uiterst on-
gunstig geval, waarvan men volgens de thans beschik-
bare gegevens moet aannemen, dat het gemiddeld een of twee keer in de 100. jaar voorkomt.
T0

deze cijfers wraakt, moet het betoog van 3
Augustus aanvallen; wie deze cijfers aanvaardt, is
reeds vlak bij het inzicht, dat de bewegingen sub 1
‘en dus ook sub 2 geen ernstig karakter kunnen ver-

toonen.
Want de geringheid der divergentie, die hoogstens
tusschen kostprijsontwikkeling van grondstoffen en van
eindproductën kân optreden èn het volstrekt geleide-
ljke karakter, dat deze divergentie
par origine
môet

vertoonen, zijn er elk voor zich waarbore voor, dat
men dit nieuwe prijseenwicht geleidelijk bereikt en
niet door traagheidswerking voorbijschiet. Van het
oogenblik af aan, da’t het, labiele prijsniveau der
grondstof fen door koppeling aan de geldeenheid tot
rust is gebracht, kan het in zichzelf niet ibewegelijke,
maar trage prijsniveau der eindproducten alleen ge-.
leideljk en langzaam, in beweging worden gebracht
door de krachten, die naar het nieuwe evenwicht ten-
deeren, juist zoo langzaam en juist zoo ver als deze
krachten werken, dus juist zoo ver als voor bereiking
van dit nieuwe evenwicht noodig is. Alle ,,verstar-
ringsverschijnselen”, waar men zich thans over ‘be-
klaagt: de collectieve contracten, de overheidsloonen,

de kleinhandeisprijzen, de prijsafspraken, de vaste-
rente-dragende schulden, worden dan bondgenooten
in plaats van vijanden. Want al deze verstarringsver-
schijnselen zijn geen ,,verstarringen” in den strikten
zin des woords: zij maken veranderingvan bonen en
prijzen volstrekt niet onmogelijk:
zij
beperken alleen
cle snelheid van de verandering. Zeer snelle prijsver-
anderingen zooals deze in de grondstofmark’ten op-
treden, laten zij niet toe – maar deze zeer snelle
prjsveranderingen zijn dan ook volstrekt irrationeel;
zij vloeien niet voort uit de natuurlijke en
dus
gelei-
delijke veranderingen in verbruik of in product.iekos-
ten; •het zijn pathologische verschijnselen, die alleen,
dank zij ons tegenwoordig . irrationeel geidstelsel, in
hun tegenvoordigen omvang kunnen optreden.
De cardivale nuttige functie, die de vrije prijsvor-
ming uitoefent voor het ‘tot stand brengen van het
evenwicht tussehen voortbrenging en verbruik wordt
door deze pathologische prijsvorming, niet gediend,
maar belemmerd. De vrije prijsvormïng vraagt voor
haar nuttig.e werking juist een geleidelijke en lang-
zame verandering, omdat immers de verandering in
het verbruik geleidelijk en langzaam tot stand komt en verandering in de voortbrenging – zonder groote
schade 1aan te richten – alleen ‘geleidelijk en lang-
zaam tot uitvoering kan worden gebracht.
Het tegenwoordige irrationeele geidsteisel maakt
eiken keer, dat het labiele prijsniveau der goederen-
markten in elkaar knikt een uiterst schadelijk; pijn-
lijk – en op zichzelf volstrekt zinloos – aanpassings-
proces noodzakelijk, omdat de trage prijsverhoudin-
gen der eindproducti•e deze grillige bewegingen – gelukkig! – niet â tempo kunnen meemaken. ‘Elke
poging om deze starheid te bestrijden is vruchteloos –

en zal in de toekomst •zoo mogelijk nog vru.chteboozer
zijn. Men kiest evenwel’ met den strijd tegen deze star-
heid een verkeerd aanvalspunt.
Niet de starheid van
de prijsverhoudingen in de eind productie is het
kwaad, maar de overdreven – en daardoor schadelijke
souplesse van de prijsvorming de grondstoffen.

‘Men moet een kwaal
bestrijden
dâr waar zij ont-
staat – niet drie plaatsen verder waar zij haar se-
cundaire of tertiaire gevolgen doet gevoelen.
Men moet dus niet trachtei de prijzen der eind-
producten de grillige cadans der grondstoffen te doen
vo”lgen – men moet de zinlooze ‘ bewegingen der
grondstoffen tot stilstind.brengen en zal de onmis-
bare regulatie van voortbrenging en verbruik ver-krijgen door de geleidelijke veranderingen in heL
prijsniveau der eindproducten.
Men
gvloof t
niet in deze regulatie. Men ziet in
de grondstoffenvaluta een kunstmatig ingrijpen in
de prijsvorming der grondstoffen, dat tot chronische
overproductie en tot verpletterende voorraden moet
leiden. Men gelooft niet, dat de grondstoffenproduc-
tie op prijswijziging der eindproducten reageert –
althans niet
intijds,
althans niet op geleidelijke wijze:
5f zij reâgeert in ‘t geheel niet, 5f zij reageert veel
te sterk.
Ik kan op al deze objecties in dit tijdschrift niet
antwoorden. De ,,kunstmatigheid” der grondstoffen-
valuta .hoop ik t.z.t. in ,,De Economist” te behandelen;
thans geef ik alleen de vraag ter overdenking wat
kunstmatiger is: de prijzen van alle artikelen uit te drukken in het gewogen ‘gemiddelde van de voor-
ntamste goederen van den wereldhandel, 5f de prijzen
uit te drukken in •den prijs van één artikel, dat in
handel en verbruik geen rol van’ eenige beteekenis
speelt; de waardemeter te verbinden aan het gewogen
gemiddelde van de 45 milliard $ jaarljksche grond-
stoffenproductie of aan de 0,4 milliard $ jaarlijksche goudproductie. Welk verstandig en statistisch onder-lbgd man zou dit laatste ooit durven verdedigen – als
het absurde stelsel niet toevallig in sleur en onkunde
was opgegroeid en thans door een traditie van een
luttel aantal jaren – vol van mislukkingen en op-
l’pperjen, die het wrakke stelsel van den vergulden
$andaard steeds speculatiever maken! – voor den
oppervlakkigen beoordeelaar ge’heiligd sohijnt.
Maar ik wil wel uitvoeriger ingaan op het regula-
tieproces zelf. Daarvoor is het in ‘de eerste plaats
noodig te weten hoe de grondstofproductie. reageert
p de divergenties in de kostenontwikkeling tusschen
grondstof- en eindproductie. Indien bijv. in een bepaald jaar de technisch-econo-
mische ontwikkeling der grondstofproductie een
avans behaalt van 1 pOt. op die der eindproduc’tie,
dan beteekent dit onmiddellijk, dat de winsten in de
grondstofproductie
stijgen
ten opzichte van die in
de eindproductie. Er ontstaat dus onmiddellijk een
tendens tot uitbreiding. De viaag is maar: le. Hoe lang duurt het voordat deze tendens wer-
kelijkheid wordt? Hoe lang is de
reactietijd?
2e. Hoe sterk is deze tendens? Hoe groot is de
elas-
ticiteitscoëfficiënt?
Beide vragen kunnen weer alleen beantwoord wor-den aan de hand van feitenmateriaal. Vooral de Ame-
rikaansche statistici hebben in het voetspoor van
Henry L. Moore een groot aantal onderzoekingen op
dit gebied gedaan, welker uitkomsten wij voor ons
doel ‘kunnen gebruiken.
Strikt genomen hebben al deze onderzoekingen be-
‘trekking op een ander vraagstuk. Zij vragen niet naar
de veranderingen in dcii omvang der grondstoffen-
productie, die optreden wanneer bij geljkblijvenden
prijs van het grondstoffenpakket en bij gelijkblijvend
prijsniveau der eindproductie, de koste’nontwikkelin’g
in de grondstoffenproductie een avans behaalt van
1 pOt. op die in de overige industrieta’kken – zij
vragen naar de verandering in den omvang der pro-
ductie van één ‘bepaalde grondstof, wanneer de markt-
prijs dier grondstof met 1 pOt,
stijgt
of daalt.

804

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 Oçtober 1932

Wanneer wij in liet volgende van hu ii resultaten
voetstoots gebruik rnidcen, berust dit in de eerste
plaats op cle gedachte, dat het voor cle expansie of
inkrimping van een bepaalde procluctiebak – ceteris
paribus – geen verschil maakt of bij golijIblijvende
Icosteri
de
prijs
met 1 pOt. verandert, clan wel of bij
gelijkblijvenclen
prijs
de
iosie’,v
met 1 pOt. verancie-
ren. In beide gevallen immers wordt (practisch ge-
sprolcen) de winst met 1 pOt, gewijzigd ten opzichte
van de vroegere waarde, di.e – krachtens uitgangs-
punt – evenwicht maakte met de winst in andere
bedrijfstakken. En. liet is deze wijziging van den
winstvoet t.o. van cle waarde clie in andere bedrijfs-
taklcen geldt, die tot inkrimping of uitbreiding doet

besluiten.
Aan het
,cetcris pnribus” is
in ons vraagstuk bij
definitie voldaan: cle winstvoet der eindproducten
blijft constant.
i3ij cle onderzoekingen over de elasticiteit van de
aanhodkromme is aan het ,,ceteris parihus” alleen
(lan voldaan in cli en cle prijswijzigi ng van het artikel
in kwestie geschiedt bij overigens constan t blijvend
prijsniveau van alle andere artikelen. Met deze voor-
waarde is dan ook in de nieuwere onderzoekingen,
welke zich speciaal bezighouden met agrarische pro-
ducten, (.zooals die van Smith en Bean; zie beneden),
rekening gehouden door den prijs van het onderzoch-
te artikel telkens te deden door het indexcijfer van
alle agrarische artikel en tezamen.

Verband tusscben stijging en daling van den katoenprijs
met
y
0
/0
en uitzetting of inkrimping van de met k&loen
beplante oppervlakte met x
91
0
in het volgend jaar.

•U•SI4MUISI

suuuuuuuua
-50 -40 -30 -20
-tO
0 +10 +2.0 +30 +40 +50
BEPLAÇITE OPPEPVLAKTE

En. nu het feitenmateriaal.
De
rectctietijd,
welke verloopt tusschen verandering
van pi’ijs en verandering in het volumen der pro-
cluctie is door Moore’) in zijn studie over de elasti-
citeit van de katoenproductie en door Schulz
2)
i.n

zijn overeenkomstige studie over suiker aangenomen
1

op één jaar. Een, nader onderzoek van Smith
3)
heeft

aangetoond, dat voor katoen een prijswijziging ook
na twee jaar nog een zekere invloed heeft op het
volumen der productie, maar dat deze véél geringer
is dan na 1 jaar (zie de gestippelcie lijn in cle figuur
rechts boven van fig. 2, ontleend aan fig. 12, pag. 22
van cle studie van Srnith).

J)
11. L. Moore.
Eni1ierical laws of denianci and s(ipply
and the flexibility of prices. Political Science Qui.rterly,
1919.
ii.
/S’cliulz.
Statistical Laws of demanci and sttpply.
1928.

.
B. B. Sm,it/t.
Factors affecting the price of cotton.
U.S.A. Department of Agricoilture. echn. Bulletin No. 50, Jan.
1928.

Itt (le stiuclie van T.orreti
‘ & Pearson ) wordt over
de tarweprocluctie gezegd (pag. 68), dat een prijsver-
andering na 2 jaar sterker invloed heeft op het he-
bouwde oppervlak dan na 1 jaar.
ean
5),
clie als statisticus vnu liet Bureau oƒ Agri.-
cultural Lconomics van het Amerikaansche Departe-
ment van Landbouw het vraagstuk zeer uitvoerig en
met een voortreffelijke statistische techniek heeft be-
studeercl. voor landbouwproclucten, komt tot (le con-
clusie (pag. 369): ,,In each case the price receivecl
for the procluction of the preceding season is the do-
minant factor in the change in production in any
givea yeidr. In most cases the pride receivecl during the seasons two years preceding is also au important
factor, iDarticularly if the price has been low.”
De grafek, welke Wagemanu
0)
over cle gouclpro-
cluctie geeft (pag. 329) leidt tot de conclusie, dat
lcostenw.ijzigingen na 1:jaar op dIen omvang (Ier goud-
productie terugwesken.
De onderzoekingen van Leontieff
7)
Icenrnerlcen
zich, evenals cle meeste Europeesche studies op dit
terrein, door vaagheicl van begripsvorming en liet
gebruik van een uiterst omslachtige maar weinig
scherpe statistisdhe techniek; zij leiden niet tot een
bepaalde conclusie, maar wijzen er toch met stellig-
heici op, dat cle reactietijcl i’oor koper en ijzer korter
is clan een jaar; zij liet clan dat de invloed na een
jaar of langer cl u iclelijker spreekt clan na enkelè
maan den.

Anderzijds zijn er natuurlijk onder cle agrarische
gronclstofn enkele meerjarige gewassen zooals kof-
fie en rubber, waarbij cle reactietijcl aanzienlijk lan-
ger zal zijn clan 1 jaar; deze spelen in liet geheel
der grond.stofproclucti e evenwel slechts een onderge-
sc]iilcte rol. (In 1928 waarde van cle wereld lcoffie-
productie 0,45 milliarcl $, van rubber 0,27; van alle
grondstoffen tezamen rond 45 milliarct $).
Summa summaru.m : cle reactietijd welke verloopt
tusschen verandering van den prijs en verandbring van den omvang der productie varieert, behalve in
laatstgenoemde ui tzonderingsgeralIen van een half
tot twee jaar: het is volstrekt uitgesloten, dat de
reactie jaren lang uitblijft; laat ons verder eenvoudig-
heiclshalve rekenen met een algemeen gemiddelde
van één jaar.
En nu
de grootte van de reactie,
dus van den das-
ticiteitscoëfficiënt van het aanbod, cl.w.z. van liet per-
centage waarmee de omvang van cle productie toe- of afneemt wanneer cle prijs met 1 pOt. toe- of afneemt.
(Onder productie wordt hij agrarische artikelen
verstaan de procluctiecapaciteit gemeten aan liet be-
bouwde oppervlak; toevallige schommelingen in de
opbrengst per J:T.A. laten wij thans nog buiten be-
schouwing: zij zijn geen reactie op den prijs, maar
een gevolg van externe invloeden).
De oudste ‘berekeningen van Moore en oolc de
onderzoekingen van Schulz berekenen den elastici-
teitscoëffic.iënt door een lineaire correlatie aan te
nemen tusschen de termen van de prijsreeks en de
ternien van de reeks der beplante oppervlakten (de
laatste over één jaar verschoven). Op deze wijze
vindt Moore voor katöen 0,375 en Scliu]z voor suiker
0,58 (zie fig. 1; de constante ‘term
276
geeft het jaar-
lijksch accres aan).
De benadering door middel van lineaire correlatie
is evenwel niet voldoende. Een blik op fig. 1 leert
reeds, dat een kromlijnige benadering betere aanslui-
ting zal geven. Een rechtlijnige correlatie is trou-

) 0.
F. 1Vcvrren
a’tt.cl
F. ii.. Pearson,
lnterrelationships
of suply and price.
1928.
5)
L. ii.
Been.
The Farnters’ Response to prices. Journal
of Farm Eeonomics
1929.
De dloor Bean toegepaste statisti-
sche techniek is bijzonder goed uiteengezet door
3[ordeeai
Ezekiel
Methods of correlation analysis. New-York
1930.
0)
Tt’egeman.
Struktur itisd Rhytutius der Weltwirtschaft.
pag.
329.
7)
Leontieff.
Bits Versuch zur statistisohets Analyse von
.A
ngebot und Nachfrage. Weltwirtschaftliches Arehiv, Juli
1929.

pRIJs
+50

4
4
0

.f
30

+20

+10

– to

-20

– 30

-40

– 50

12 October 1932

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

805

wens logisch onhoud baar, omdat zij bij onbeperkte
verhooging van den prIjs onbeperkte u.i tbreidi og van

cle Productie impliceert – quocl alsurclum.
Leontieff heeft deze tekortkoming van de lineaire

correlatie wel gevold, maar haar slechts op zeer ge-
brekkige wijze verholpen door den elasti.ci teitscoëf-
ficiënt afzonderlijk uit te rekenen voor prljsvera.n-
deringen iboven en beneden 10 pOt.; voor het eerste
gebiécl vindt hij een waarde, clie slechts weinig af-
wijkt van Moore, al. 0,43; voor het andere gebied –
dus voor cle kleine prijsveranderirigen – een aan-

zienlijk hoogere waarde, al. 0,63. Alle overige elasticitei.tencoëfficiënterc berekent hij
over ‘het geloeele gebied: zij zijn dus voor kleine prijs-
veranderingen alle te klein en alleen bruilcbaar als
benedengrens. Men neme dit in aanmerking bj cle vol-
gende cijfers: tarwe 0,52; maïs 0,45; koper 0,61 tot
4,25; lood 1,50; ijzér 1,40 tot 2,80. De lage cijfers voor
koper en ijzer gelden voor p rijsafwijkingen van kor-
ten duur (enkele maanden), cle hooge cijfers voor af-
wijkiugeii van 3-5 jaar
t).

De Amerilcaansche statistici Bean en Ezekiel heb-
ben aan het vraagstuk een veel scherper en afdoende
oplossing gégeven door het veeband tusschen prijs en
omvang der productie te benaderen door middel van
kromlijuige correlaties. Fig. 2 brengt een aantal van
cle verkregen resultaten in beeld.
2)
Beati komt tot

cle zeer belangrijke conclusie: ,,There appears to be a

general type of productio’a response to price, comnzofl
to each of the ccc.ses analysed”. Voor kleine prijsver-
ccndercn.gen binnen de .70 pOt. plus of minus is cle
elccsticiteit van de agrarische productie ?nccximaa.l en
wei ongeveer gelijk aan. 1.
-Voor grootere afwijkingen naar boven neemt de
elasticiteit sterk en tamelillk abrupt
af;
boven een be-

paalde grens is zij 0.

T
7
oor groot ere afwijkingen naar ben eden neemt de
elastcciteit eveneens af, maar niet zoo snel en sterk
als in omgekeerde richting.
Bean en Ezekiel komt de verdienste toe een mathe-
matische techniek te hebben geschapen, die cle wer-
kelijkheid niet verwringt tot een absurde gedaar.te:
de volgens hun methoden berekende aanbodkrommen
mag men beschouwen als, cle
werkelijke karakteristie-
ken van de reguleerende werking, die cle marktprijs

op den omvang der productie uitoefent.

Deze kara/eteristielcen vertoon.en een groote das-
ticiteit van. de vraag voor kleine afwijk’ingeic van den
prijs en een kleine elasticite-it iioor groote afwijkin-
gen.

De grootste elasticiteit, gekenmerkt door het buig’
punt van de kromme, ligt in het equatiepunt.
Oppervlakkig is mcii vel een-s geneigd aan te ne-
men, dat er een zekere clrempelwaarde zou bestaan : dat
prijsveranderingen (in ons geval kostenverand.erin-
gen) een zeker minimum zouden moeten overschrij-
den om uitwerking te hebben op den omvang der
productie. Het tegendeel blijkt het -geval; de regu-latie is in de onmiddellijke nabijheid van het equa-

2) Hoezeer het ontbreken van een goed njathen!atisch
en statistisch inzicht ecu juiste begri-psvormiiig onnioge-
lijk maakt, demonstreert Leoutieff, wanneer hij spreekt over
een ,,Sohichtung’ der elasticiteit en de eoëfficiënten van
verschillende ,,Schichteu” afzonderlijk berekent. Hij ver-
onderstelt dus een laa.gsgew’ijze structuur, cli. een
d’iscon-
tinuc veranderlijkheid
en laat daarmede de eenige betrouw-
bare hypothese vallen, die grondslag kan zijn voor een
goede benadering; namelijk die der
coutimcc vcrandci-lijk-
hoici,
welke groiic!slag door idzekiel dan ook tea volle wordt
benut. –
ED
clan te denken, dat de faculteit -der rechtsgelcerclheicl
van de G-eiiieeotelijkc Universiteit te Amsterdam iii Sep-
tember van liet jaar 1932 een prijsvraag uitschrijft, waar-
in .,een theoretische (doch niet mathernatische)
verhande-
ling” wordt gevraagd over dc w’erkin-g van het inarktme-chaaisme. Alsof het nog nooclig i’are het volslagen gemis
aan quantitatief en niathematisch.statistisch denken pci-
bliekelij-k te affieheeren!
2)
Bean tap. pag. 383.

00 PICO
nac000ac
,t*A OS
ns
.05100

’20

’00

80

Jj
i

1

8c

60

140

80

20

DCIL000

Doatta Ot AR
,
d5

tiepu.nt liet gevoeiigst; er is een mobiele groep van
grensproclucenten, die invalt of uitvalt ook bij cle
kleinste wijzigingen.
Dit empirisch gevonden resultaat wijst er dus op,
dat liet vrije ruilverkeer. d.w.z. de automatisch regu-
leerencl.e werking van den prijs, op cle grootte van het
aanbod, voortreffelijk functionneert dâicr, waar zij
functionneeren moet; liet aanbod blijkt niet voortref-
felijke gevoelighe:id te reageeren op de continu ver-
Icende, en dus per jaar geringe prijsverschillen, die
iit cle natuurlijke veranderingen in productie of ver-
bruilc voortvloeien.
Het blijkt echter tevens, dat liet aanbod in steeds
mindere mate reageert naarmate (le pri,jsverancieri.ng
grooter is: een bruuske prijsverlaging van 20 1i0t. of meer geeft wèl een totale ontredclering der onderne-rningen, beteeke.nt wèl een bedreiging met hongers-
nood en ellende van alle bij de productie hetroklcenen,
maar beteekent volstrekt niet een daaraan geëvenré- –
cligde vermindering van den omvang der productie.
Men kan deze on-gevoeligheid voor bruuske prijs-veranderingen kwalijk aan het marktmechanisme en aan de slechte werking van het

vrije ruilverlceer ver

wijten. Want deze bruuslce prijsveranderingen zijn
niet inhaerent aan het ruilvericeer als zoodanig –
integendeel: het ruilverkeer als massaverschijnsel,
rationeel loopend en niet kunstmatig gestoord, kent
alleen geleidelijke veranderingen.
De bruuske jrijsverander.ingen zijn uitsluitend in-
hacrent aan het ruilverkeer van vandaag zoonis dit
lcunstmatig misvormd wordt onder de heerschappij
van liet tegenwoordige absurde •geldstelsel.
Verander dit geld-stelsel en
gij
krijgt een voortref-
felijke reguleerende wericing van het marktmechanis-
me, een soepele en geleidelijke aanpassing tusschen
voortbrenging en verbruik
Verauder het geldstelsel ^niet – begrijp dan ten-minste, -dat gij u niet verbazen moogt en dat gij u
niet beklagen moogt over de slechte werking van een
mehanisme, dat gij opzettelijk in abnormale verhou-
cl lagen ‘licht gebracht en dat nu aan zijn doel niet meer
beantwoorden kin. –
(Slot volgt).
J.
GOUDRIAAN
Jr.

0080

100

70-

80

100

120
ACDL*GÉ
“.0

’20

’00

VCG(ÎABLES

t

j
COTTON
;TwOyLA

806

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 Octojer 1932

EEN FUNDAMENT VOOR ONZE WELVAARTS-
POLITIEK?

De 1

leer J. 0. Kielstra Jr. schrijft ons:

Naar aanleiding van de aanneming van de voor-stellen tot instelling van den Economischen Voor-
lichtingsdienst en de oprichting van een Economi-

schen Raad door den Staten-Generaal, schrijft Dr.
Bölger in de E.-S. B. van 24 Augustus 1932 o.a. het
volgende:

Thans kunnen echter de grondslagen worden ge-
legd, waarop deze doelbeivuste welvaartspolitiek zal moe-
ten steunen…..
Ons laild telt 8 millioen zielen, die slechts door
werken in hun behoeften kunnen voorzien. In de eerste
plaats moet dus worden vastgesteld, wat reclelijkerwijze ge-
aproken cle behoeften van ons volk zijn ……. ..

Het zij mij vergund naar aanleiding van de hier

aangehaalde passage Dr. Bölger de vraag te stellen
hoe een overheidsinstantie, ooit zal kunnen bepalen,
wat ons volk op een bepaald oogenblik als zijn be-
hoef ten gevoelt, want dit toch is het resultaat van een
complex van tallooze physische en psychische ver-
schijnselen. Hoogstens zou men m.i. kunnen vaststel-

len welke goederen het Nederlandsche volk in een be-
paalde periode ter bevrediging van een aantal van
zijn behoeften heeft noodig gehad, doch nooit zal

men kunnen nagaan welke behoeften gedurende een
dergelijke periode onbevredi.gd
zijn gebleven en daar-
om zal men ook nooit kunnen uitmaken, welke de be-
hoeften zijn die gevoeld worden.
Nog onmogelijker lijkt •het mij voor een overheids-
instantie om uit te maken ,,wat redeljkerwijze ge-
sproken de behoeften van ons volk zijn”. Aan de hand
van een moeilijkheid, welke zich bij de beoordeeling
van de vraag of een behoefte al dan niet redelijk is,
in de
praktijk
zou voordoen, wil ik dit trachten toe
te lichten.

Wat zou er b.v. moeten geschieden wanneer de ge-
bruikers van vulpennen zich met de merken A, B,
o
.
……
en Z in hun behoefte aan vulpennen voor-
zien en een overheidsinstantie uit zou maken dat ons
volk ,,redelijkerwijze gesproken” alleen aan de merken
A, B en 0 behoefte had? Zou men de gebruikers van
de merken D, E……en Z dan moeten dwingen de
merken A, B en 0. – die h.i. dus minder goed aan
de door hen aan een vulpen gestelde eischen voldoen
-, te gebruiken?
Wat zou er moeten gebeuren, wanneer men, naar
het oordeel der gebruikers, voor de bevrediging van ‘de
behoefte aan vulpennen, een nog grooter aantal mer-
ken dan tot nog tde het geval was, zou noodig heb-
ben en het betrokken overheidsorgaan de redelijkheid
daarvan zou ontkennen?

Wat zou er moeten geschieden, wanneer plotseling
een aantal nieuwe behoeften optraden en men deze
nieuwe behoeften van overheidswege onredelijk zou
verklaren? Zou het productie-apparaat zich dan niet op de bevrediging van de nieuw opgetreden behoef-
ten mogen instellen? Zou dan liet aantal niet bevre-
digde behoeften nog grooter moeten worden dan het
al is? Zou ‘dit laatste redelijk zijn? Verder vraag ik mij af, welke waarborg er is, dat de consumenten –
wier subjectieve waardeeringen bij de beoordeeling
van de vraag, welke behoeften yoor bevrediging in
aanmerking kwamen, tot nog toe doorslag gevend
warèu – zich bij het hen als ,,redelijk” opgedrongen
oordeel van het, de behoeften naar ‘hun redelijkheid
schattende overheidsorgaan zouden neerleggen?
Voorts zij het ‘mij vergund den schrijver te vragen
welke maatstaf dit orgaan, teneinde de al- of niet
redelijkheid van bevrediging van een ‘bepaalde be-hoefte te beoordeelen, zou moeten aanleggen? Zou
het subjectief inzicht der in dit orgaan zitting heb-
bende personen doorslag gevend zijn of zouden zij, bij
het nemen van dergelijke beslissingen, te werk moe-.
ten gaan volgens vaste regelen gegrond op bepaalde als
,,juist” aangenomen phys:ische en psychische normen?
Er is m.i. geen enkele reden om aan te nemen, dat

de subjectieve waardeering der consumenten in over-

eenstemming zou zijn met de subjectieve waar-
deering der ambtenaren, belast met het nemen van
dergelijke beslissingen, terwijl ook, wanneer dit or-
gaan volgens !bepaalde objectieve normen te werk zou
gaan – daarop zou.het m.i. in de praktijk moeten
neerkomen – niet aannemelijk is, dat dé hierop ge-
baseerde ,,redelijke” behoeftenbevrediging in over-
eenstemming zal zijn met het subjectief waardeerend
oordeel der verschillende consumenten.
Op grond van het bovenstaande meen ik dan ook
tot de conclusie te mogen komen dat vaststelling ,,wat

redelijkerwijze gesproken de behoeften van ons volk
zijn” niet mogelijk is en ‘het wil mij voorkomen, dat
dit uitgangspunt van Dr. Bölger’s betoog dus niet
houdbaar is.
,,Wil men nu trachten,” aldus schrijft Dr. Bölger ver-
der, ,,deze behoeften te bevredigen, dan zou •de gemakke-
ljkste oplossing kunnen vorden verkregen, wanneer alles
wat daarvoor noodig is, in ons eigen ltnd zou worden ge.
vonden; het zou dan slechts een kwestie van arbeidsverdee-
ling zijn om op de meest juiste en rationeele wijze van de
verschillende mogelijkheden tot werken te profiteeren.”

Deze passage schijnt op het eerste gezicht onaan-
vechtbaar, doch geheel juist acht ik haar eerst dân, wanneer er aan wordt toegevoegd: mits zich bij de
winning van het noodige slechts zulke weerstanden
voelbaar zouden maken (ook in de onderlinge ver-
houdingen) dat zij geen aanleiding zouden geven tot
buitenlandschen handel. Met deze toevoeging spreekt
het vanzelf; ons land zou dan immers het
rijkste
land
ter wereld zijn. De eenige welvaartspolitiek die dan
gevoerd behoefde te worden zou bestaan uit het weren
van vreemdelingen, indien de bronnen waarop onze
welvaart zou steunen niet onuitputtelijk waren. Im-
mers in het laatste geval zou er als gevolg van de
bij eenige uitputting ontstaande verschillen in de
onderlinge verhoudingen der weerstanden van pro-
ductie van de in het binnenland geproduceerde goe-
deren, buitenlandsche handel ontstaan.
Ons land is echter niet het rijkste land ter wereld

en het moet een groot gedeelte van zijn behoeften be-
vredigen met uit het buitenland betrokken artikelen
(o.a. alle metalen, katoen, e.d.). Deze uitheemsche
goederen en diensten verkreeg ons land in ruil voor
aan ‘het buitenland geleverde goederen, bewezen dien-
sten en de rente uit hoofde van geleend kapitaal. Met
gebruikmaking van de natuurlijke rijkdommen, heeft
een groot gedeelte van ons productie-apparaat zich
vooral op het leveren van door ‘het buitenland ‘ge-
vraagde (en dus gewaardeerde) goederen en diensten
ingesteld. Uit de
wijze
waarop tegenwoordig het bui-
tenland tegen onzen export optreedt (deviezen-, ta-
rief- en andere protectionistische maatregelen) blijkt
dat het – mede tengevolge van de in vele landen nog
steeds voortschrijdende verarming der bevolking –
onze export-artikelen niet meer vraagt, d.w.z. niet
meer waardeert gelijk vroeger. Als gevolg hiervan
heeft ons productie-apparaat dus veel aan bruikbaar-

heid ingeboet en zijn de netto-inkomsten van ons
volk uit hoofde van den export dus voor een goed
deel verloren gegaan.
Het middel om het hooge Nederlandsche behoef

ten-peil te handhaven is dus gelegen in het ter hand
nemen van den export van andere artikelen, welke
door het buitenland in tegenstelling met de artike-
leiï, die wij tot nog toe leverden, z66 hoog. gewaar-
deerd moeten worden, dat onze netto-inkomstén uit
hoofde van den export even groot blijven als zij tot
nog toe geweest zijn.
Oogenschijnlijk staat Dr. Bölger op hetzelfde stand-
punt wanneer hij betoogt:

,,Wat kunnen wij Nederlanders zelf produceeren; wat
moeten wij, om in onze behoeften te voorzien, van het
buitenland betrekken en wat kunnen wij, omdat wij er
meer van produceeren dan wij zelf noodig hebben, daar.
voor in ruil aanbieden?”

en even verder zegt:

12 October 1932

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

807

,,Men kan ook andersom redeneeren en eerst bepalen
voor welke productie wij, gezien de natuurlijke rijkdommen
van ons land, het meest. geschikt zijn. Na de bevrediging
van onze eigen behoeften aan die producten, kunnen wij
het overschot aanwenden voor ruilbjecten, teneinde daar-mede van het buitenland nog verschillende andere goede-
ren te verkrijgen, die wij tevens voor onze behoeftenbe-
vrediging ‘wenschen.” –

Hoe juist deze redeneering ook schijnt, toch wil het
mij voorkomen, dat zij zeer aanvechtbaar is, omdat
hier door den schrijver stilzwijgend wordt aangeno-
men, dat het buitenland juist diè goederen, welke het
meest geschikt in ons land geproduceerd kunnen wor-
den, zal waardeeren en in voldoende mate op zoo-
danige voorwaarden zal afnemen, dat de productie
daarvan ons volk een netto-inkomen laat. Dit laatste
behoeft echter lang niet altijd het geval te zijn; o.a.
de moeilijkheden in het zuivelbedrijf bevestigen dit.
Ons land moge nog zoo geschikt
zijn
voor de produc-
tie van eenig artikel, wanneer daarvoor geen afzet te
vinden is, dan zal de productie niet loonend zijn.
Met het bovenstaande betoog van Dr. Bölger kan
ik mij ook daarom niet vereenigen, omdat het
krij-
gen
bij elken ruil op den voorgrond staat. Daarom
moet de door Dr. Bölger opgeworpen vraag dus mi.
juist andersom gesteld worden, nl. hoe stellen wij
ons productie-apparaat in op de levering van artike-
len, die het buitenland wcsardeert
– en geneigd is
in voldoende mate, op zoodanige voorwaarden af te
nemen, dat de productie winstgevend is – nu het de
artikelen, die wij tot nog toe leverden, niet meer af-
neemt? Het gaat kier niet om de vraag wat Neder-
land wel zou
kunnen aanbieden,
zooals Dr. Bölger be-
toogt, maar in de eerste plaats om de vraag wat wij
goed, d.w.z. met winst
kunnen kwijt raken
en hoe wij
ons productie-apparaat op de levering van dergelijke
goederen instellen.

Dat kan alleen wanneer wij in staat zijn dergelijke
producten bf in betere kwaliteit bf goedkooper dan
het buitenland zelf aan te bieden. Vanzelf sprekend
zal men bij de productie hiervan ,,zich voor alles re-
kenschap moeten geven van de natuurlijke mogelijk-heden, die ons land met betrekking tot de voortbren-
ging biedt en van de meest rationeele wijze waarop
in verband daarmede de productieve energie van onze
bevolking kan worden aangewend”. Wanneer Dr. Böl-
ger echter het zoeken naar de meest rationeele produc-
tie do allerbelangrijkste taak acht waarvoor ons volk,
en
dus ook onze Regeering is
gesteld, dan eischt hij m.i.
iets onmogelijks, want het ontwerpen van een systeem
waarin alle moeilijkheden, verbonden aan de reorga-
nisatie van ons productie-apparaat als hierboven aan-
gegeven, opgelost zouden kunnen worden, gaat uit
van de onderstelling dat de hiermede belaste organen
in staat zouden zijn
alle
behoeften en productie-mo-
gelijkheden in binnen- en buitenland (ook in de lan-
den waarmede Nederland in aanraking zou kunnen komen en indirect in aapraking komt) te kennen en
bovendien van de onderlinge verhoudingen dier mo-
gelijkheden en de factoren die elk harer bepalen, op
de hoogte zouden zijn.

En, al zou men tot dit alles in staat zijn, wanneer
één overheid in het economisch verkeer zou ingrijpen,
of in één land de vraag een weinig van karakter zou
veranderen, dan zou dit geheele systeem omver ge-
worpen zijn, omdat alle verhoudingen tengevolge hier-
van veranderd zouden zijn. Men zou in dit geval dus
dit grootsche systeem geheel moeten wijzigen teneinde
het weer aan de nieuwe verhoudingen aan te passen. Dit zou zeer veel tijd eischen en gedurende deze ge-
heele periode zou men zich moeten behelpen met een
productie-apparaat dat volgens een niet op de be-
hoeften passend systeem ingericht zou zijn.
Resumeerend kom ik tot de conclusie dat de door
Dr. Bölger aangegeven grondslagen ‘voor de door onze
Regeering te volgen veivaartspolitiek onaanvaard-
baar zijn, omdat ,,de kijk op wat ons volk noodig
heeft” niet te geven is en omdat de vraag ,,waartoe

het in staat is” hoogstens beantwoord kan worden met
de vaststelling van wat het ‘buitenland
thans
verlangt
en wat het bereid is
thans
voor dit verlangde te geven.
Ik betwijfel of de bemoeiingen van een overheids-orgaan ‘veel ter vergrooting van de welvaart van ons

volk kunnen bijdragen. Het voeren van een doelbe-
wustp, welvaartspolitiek verandert aan de grondslagen
van het economisch leven niets, ook niet wanneer de
overheid meer dan tot nog toe geneigd mocht blijken
te zijn invloed op ‘het bedrijfsleven uit te oefenen.
Hoe verder haar invloed op het bedrijfsleven zich uit-
strekt, hoe meer de productie dus van uit één cen-
traal punt wordt beïnvloed en geregeld, des te moei-
lijker wordt het m.i. voor dit orgaan om zich van alle
veranderingen die zich voordoen ôp de hoogte te stel-
len en de beteekenis en de gevolgen daarvan voor het productie-apparaat te overzien. Hoe centraler de pro-
ductie geregeld is, des te ingewikkelder de organisa-
•tie en des te moeilijker is het daarin verandering te brengen; des te stroever zou zij ook aan veranderde
eischen aan te passen zijn.

Het wil mij voorkomen, dat hoe meer de productie
gedecentraliseerd is, des te grooter de kans is dat de
betrokken leiders spoedig bemerken, dat de aan de productie gestelde eischen veranderen, terwijl ook
ieder onderdeel zich sneller en gemakkelijker op ver-
anderingen in de eischen kan instellen.
Ik zie de taak ‘van de, een doelbewuste welvaarts-
politiek voerende overheid dan ook geheel anders dan
Dr. Bölger. Alleen op haar eigeii terrein kan zij mi.
een doeltreffende welvaartspolitiek voeren; b.v. door
haar invloed aan te wenden voor zoover mogelijk tot
het wegnemen van belemmeringen in het iitratio-
naal verkeer. Voorshands schijnt dit helaas een vrij
platonisch streven te blijven. Verder kan
zij
veel ver-
richten om het Nederlandsche bedrijfsleven van zijn knellende banden te ontdoen. Wellicht kan zij maat-
regelen nemen waardoor de aanpassing van ons be-

drijfsleven aan veranderende omstandigheden verge-
makkelijkt wordt door b.v. de loonsstarheid weg te
nemen. Veel kan zij misschien ook doen ter vorlich
ting van het bedrijfsleven wat betreft de vraag in het–
buitenland.

Ofschoon ik ook niet op •de kosten van een onder-
zoek naar den aard en het karakter van ons produc-
tie-apparaat zou willen sparen, meen ik, op grond
van het bovenstaande, dat dit onderzoek een geheel
ander karakter zou moeten dragen dan door Dr. Böl-
ger is aangegeven.

N a s c h r i f t. Wanneer de Heer Kielstra schrijft,
dat het voeren van een doelbewuste welvaartspolitiek niets verandert aan de grondslagen van het economi-
sche leven, dan behoeft hij daarvan mij niet meer te
overtuigen, immers reeds in 1918 schreef ik in een
antwoord op een prijsvraag der T. H., dat de Over-
heid met haar politiek nooit nieuwe voorwaarden kan
scheppen, zij kan slechts de bestaande natuurlijke
voorwaarden ontwikkelen en verstërken. Daarover
behoeven wij dus niet tediscussieeren.
Elke Regeering moet, wil zij ertoe medewerken, dat
het volk tot de grootst mogelijke welvaart komt, nu
eenmaal welvaartspolitiek voeren. En juist omdat dit
slechts mogelijk is op den grondslag van de bestaande
natuurlijke omstandigheden en mogelijkheden, is het
voor alles noodig deze te kennen. Vooral ook omdat in
en door de crisis op verschillend gebied zulke econo-
mische hoogstanden worden gemaakt. De hoofdzaak van mijn betoog was, dat men zich in ons land, meer
dan tot dusvêrre ‘het geval was, rekenschap zal moe-
ten geven van deze fundamenteele voorwaarden, daar-bij vooral ook de door de crisis veroorzaakte verschui-
vingen in aanmerking nemende. De Heer Kielstra ziet
daarvoor echter twee bezwaren:
le. Men kan niet vaststellen wat de behoeften van
ons volk zijn.

2e. De vraag waartoe ons volk in staat is kan hoog-stens beantwoord worden met de vaststelling van wat

808

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 October 1932

het buitenland thans verlangt en bereid is daarvoor

te geven.
Mijn antwoord op het tweede punt is, voor zoover

deze vraag niet op hetzelfde neerkomt als de eerste,
gemakkelijk te geven. Immers bij cle vaststelling van
de meest rationeele productie is uiteraard de waar-
deering van den consument een van cle factoren. De
voorwaaiden om een bepaald product te maken kun-
nen ideaal zijn, wanneer er geen vraag naar het pro-
duct is, zal niemand er aan denken het voort te bren-

gen. Een van de (voornaamste) oncierdeelen van de
welvaartspolitiek der Overheid is dus de voorlichting
aan den Nederlandschen producent omtrent de vraag
in het buitenland. Dit erkent de heer Kielstra ook,
al spreekt hij in de voorlaatate alinea nog van ,,mis-
schien”. Is dit omdat hij intuïtief voelt, dat hij met
het noemen van deze overheidstaak zijn eerste be-

zwaar gaat tegenspreken?
Immers vraag naar bepaalde goederen komt voort
uit behoefte naar die goederen. De behoefte kan ech-

ter niet worden vastgesteld, ergo elke voorlichting is

onmogelijk.
Zoover wil echter de Heer Kielstra niet gaan en
ik geloof dat wij elkaar samen wel ergens in het mid-
den van den weg tegempet zullen komen. Ook ik zie
wel in, dat het onmogelijk is den omvang van toekom-
stige behoeften in alle mogelijke details als vulpen-

houders enz. vast te stellen.
Wanneer wij echter weten, dat het verbruik van
suikér in Nederland, ondanks de mode van de slanke
lijn, in de laatste 10 jaren van ongeveer 24 KG. tot
30 KG. per hoofd van bevolking is gestegen, dan zal

men toch niet ver van de waarheid af zijn als men
in cle naaste toekomst de behoefte van ons volk aan
suiker op 250 millioen KO. per jaar vaststelt.
Als de 1-leer Kielstra nu meent, dat men bij
economische berekeningen, die natuurlijk nimmer een
mathematische exacthe.icl hebben, niet van dit cijfer
als basis van de behoefte van het Nederlandsche volk
aan suiker mag uitgaan, dan bedoelt hij daar natuur-
lijk •mee, dat hier spralce is van verbruik en niet van
behoefte en dat bij een anderen prijs van de suiker
het verbruik wellicht geheel anderl zou zijn geweest.
Dat kan natuurlijic niet worden tegengesprolcen, doch
wordt hier de practijk niet teveel aan de theorie op-
geofferd? Bij een normaal economisch verkeer komen
de normale verschuivingen toch niet zoo plotseling
dan dat er niet bijtijds maatregelen te nemen zijn.
Het is mogelijk, dat ik als ingenieur dit alles te

veel technisch en te
we
Ci
n
i
g
economisch zie. De tech-
niek wil nu eenmaal een vooraf vastgesteld resultaat
bereiken en moet ziph daarbij baseeren op waargeno-
men feiten en op een geconstateerde ontwikkeling.
En hoewel ik er niet aan zou denken deze exacte
methode ook zonder meer in de economie toe te pas-
sen, geloof ik toch, dat een van de voornaamste fou-
ten van de klassieke economie is, dat zij zich te veel
heeft gericht naar de grillen van den individueelen mensch en te weinig rekening heeft gehouden met
het massale geheel, waarop tle wet van de groote ge-
tallen van toepassing is. B. B.

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.

DE HUIDIGE TOESTAND EN DE TOEKOMST VAN
DE GLOEILAMPENINDUSTRIE.
(Het patent-, tarief- en prijsvraapstnk.)

Dr. A Marcus te Berlijn schrijft ons:
Het is geen bloot toeval, dat de directeur van de Os-
ram G.m.b.H., de Heer William Me•inhard’t., juist thans
een boek •het licht heeft doen zien, dat op zeer gron-
dige en leerrijke wijze de ontwikkeling en den opbouw
van de gloeilampanindustrie behandelt. ) Hetgeen in
dit boek omtrent de geschiedenis van deze betrekkelijk
jonge en toch zoo hoogst belangrijke industrie wordt
medegedeeld, werd, rooals vanzelf spreekt, met

t)
,,Entwicklung und Aufbau der Glühlanpenindustrie”
(Verlag Cari i[eyrnann, Berlijn).

de grootste kennis van zaken geschreven. En ‘van neer
de schrijver in zijn ‘beschouwingen nooit geheel cle cle-

fensieve positie verloochent, d4e een door een wereld-
overeenkomst op monopolistische wijze georganiseer-
de groep noodzakelijkerwijze moet innemen, clan moet
anderzijds toch worden erkend, dat .het boek van Mein-
hardt zich in zijn apologie binnen grenzen houdt, die
in het geheel geen overdreven voorstellingen wekken.
Men zal het er in elk geval over eens zijn, dat cle
deelnemers aan de werelciovereenkomst op het oogen-
blik niet de minste reden hebben hun positie door
scherpe uitvallen te verdedigen. Al werd de gloei-
lampenindustrie, uit internationaal oogpunt be-
schouwd, zooals vanzelf spreekt, door de crisis getrof-
f en, toch staan hier de zaken er geheel anders en veel
beter voor dan bij een groot aantal andere industrie-
taicken. Men zal niet de meening bestrijden, dat de
crisis juist in Duitschland over het algemeen min-
stens even sterk heerscht als in andere landen. Niet-

temin kan aan do hand van de kohieren ‘worden aan-
getoond, dat het verbruik van in het binnenland ver-
vaard i gde, aan belasting onderhevi ge, metaald raad –
gloeilampen in het belastingjaar 1930/31 nog rond
56,1 millioen stuks heeft bedragen tegen 51,2 millioen

stuks in het belastirigjaar 1926/27.
Tegelijkertijd is echter de invoer van 4,2 millioen
tot 6,8 millioen stuks gestegen, zoodat dus het belas-tingplichtig verbruik in de bovengenoemde vijf jaren
met ongeveer 8 millioen stuks is toegenomen. Tevens
is echter het belas’tingpli chtig verbruik van verlich-
tingsbuizen van 1,8 millioen. stuks tot 25,4 millioen
stuks gestegen. De ontwikkeling •bij de niet aan be-lasting onderhevige lampen zal wei analoog zijn ge-weest. Wanneer rzu.lks in Du.itschland in een crisis-
jaar mogelijk is geweest, gelijk het jaar 1930/’31 reeds
heeft aangetoond, dan kan men ook wel overeenkoni-
stige gevolgtrekkingen voor de meeste andere landen
maken, al moet echter worden erkend, dat de cijfej’s
van 19301’31 tijdens de hoogconjunctuur 1927/’29 aan.-

zienlijk werden overschreden. Bovendien is in 1931/’32
de ont’ i kkeling ongetwijfeld nog slechter geworden.
De algemeene posi.tie op de afzetmarkten kan ech-
ter in geen geval met die van het grootste gedeelte
van alle andere groepen van de verfijningsindustrie
worden vergeleken; zij is nu eenmaal aanzienlijk
beter. De productie van gloeilampen is op het oogen-
blik dermate gemechaniseerd, dat reeds een geringe
achteruitgang van de normale productie, waarop het
productieschema is opgebouwd, zich in de calculatie
onmiddellijk •duidelWc doet gevoelen. V66ral is hier
het feit van ;beteekenis, dat de licentiekosten voor de kolf’blaasmachines, die zeer hoog zijn, bij een daling
van de productie, alleen reeds in staat zijn een ongun-
stigen invloed op de vinstrekening uit te oefenen.
Op het oogenblik, of toch in ieder geval tot voor
kort, is de winstrekening voor een van binnen matte massaverbruikslamp van 40 Watt met een kleinhan-
cleisprijs van R.M. 1,13 per stuk hij levering van het ben.00digde materiaal in ruwen toestand in Duitsch-
land ongeveer zoo, dat het zuivere arbeidsloon rond
11 Pfennig bedraagt, de grondstoffen rond 3 Pfen-
nig. Voor algemeene onkosten, afschrijvingen en li-
centiekostén moeten ca. 12 Pfennig worden gerekend,
zoodat dus de zuivere fabrieksprijs ongeveer 26 Pf en-
nig per stuk bedraagt. Hierbij komen nog bedrijfs-
kosten, verbonden aan den verkoop, emballage en be-
lastingen. De bedrijfskosten en de verpakking kun-
nen op ongeveer 25 Pf. worden geschat. Hierbij mag
natuurlijk niet over het hoofd worden gezien, op
welke wijze Osram het bedrag der belastingen in zijn kostprijs calculeert. De belasting stijgt procentueel in
overeenstemming met de verkoopwaarde, doch drukt bij
dure lampen niet zoo zwaar op den kostprijs als bij
do massalamp, die wij hier als voorbeeld hebben ge-

nomen.
Een berekening op basis van de officiëele belas-
tingin.komsten uit de gloeilampenhelasting en op
grond van de officiëel aangegeven belaste hoeveel-

12 October 1932

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

809

heden, geeft per lamp gemiddeld een bedrag van 14
Pfennig aan belasting te zien. In elk geval client er
rekening mede te worden gehouden, dat een deel van
cie belastingen waarschijnlijk in de verkooporikosten,
verpakkingskosten, enz. mccle gecalculeerd wordt, en
een ander gedeelte in den winstopslag. Deze bedraagt
bij de hier besprolcen lamp ongeveer 20 Pfemiig, zoo-
dat wij dus biij een fabrieksprijs van 26 Pf. op een ver-
koopprijs mci. belasting ten bedrage van 71 Pf. ko-
men, terwijl de kleinhancielsprijs Mic. 1,13 bedraagt.
De marge van 42 Pfennig is voor een groot deel
voor kortingen bestemd, die aan den handelaar, al naar
gelang van den omvang van zijn inkoopen, in stijgen-
de mate worden toegestaan. Groote afnemers, die geen
handelaren zijn, icrijgen, zooals vanzelf spreekt, oolc
overeenkonistige vergoedingen. Zoo had bv. de I.G.
Farbeninciustrie gedurende de laatste jaren vaaic een
verbruilc van ongeveer 2 n.iillioen lampen per jaar.
liet spreekt vanzelf, dat voor dergelijké afnemers
clienovereenkomstig gunstiger prijzen gelciep. Bij de
berekening van de algemeene onkosten moet eveneens
rekening worden gehouden met het vraagstuic van
terugze.ndinge.u, dat in clezen tak van den
handek
een
zeer groote rol speelt.
Er bestaan hier dus winstmarges, die gema]c]celijk
in belangrijke mate kunnen worden beïn vloed, ivan –
neer cie afzetrnogelijlchedeii, om welice reden dan ook,

vermincterer. Het gelieele gemechan iseercie bedrijf van
de groote gloeilampenfabrieken was juist van begin
af aan
01)
u i Ibreici ing van den afzet ingesteld. In
hoeverre deze door de crisis werd gestuit, werd boven
aangetoond de afzetverminclering viel tot ei ncle 1.931
nog altijd mee.

Geheel anders staan cle zaken, wanneer wij het pro-
bleem opwerpen, hoe cle patentrechtelijke iositie van
cle in cle wereiclovereenkomst samenwerkende onder-
nemingen zich in de toelcomst zal ontwikkelen.
Zooals bekend, berust de positie van het interna-
tionale gloeilampenkartel in hoofdzaak op. het ge-
bruiken van cle patenten voor hot treicken van wolf-
ramdraclen. Ii de laatste jaren werden deze patenten
vaaic geschonden. In dit verband zij herinnerd aan
het groote proces, dat de General Electric Co. als
eigenareise van cle licentie der kartelpatenten onge-
veer vijf jaren geleden tegen cle The Forest Radio Co.
heeft gewonnen, clie haar woiframclraacl door schen-
ding van patenten trok. De overgang tot het wolf-
ramdraacl had ongeveer in 1911. plaats.
De belangrijkste patenten eindigen ten dccle in
1933, ten dccie in cle daarop volgende jaren. (Het
heiangrjkste patent voor het treicken van wolfram-
draad. op 6 Oct. 1933). [-let trekken van wolfram-
draden biedt technisch voor den outsider heden ten
dage lang zooveel rnoeilijlchecien niet meer als twin-
ti g jaar geleden. De bovenvermelcl e patentschendin-
gen bewijzen dit reeds. Hierdoor is cle vraag, of het
gloe ilampenkar tel zal blij ven bestaan, acuut.
Deze vraag ken op verschillende wijzen worden
beantwoord. in de eerste plaats ken men trachten een
antwoord ten gunste van het kartel te geven, indien
men erin slaagt den duur van cle verschillende paten-
ten, ten minste voor korten tijd, te verlengen.. In dit
verband kwam cie gedachte naar voren om den duur
niet van de aanmelding van het patent af, doch van-
af den dag van het verleenen van het patent te doen
beginnen.

Dit zou inderdaad een verlenging van den duur
met ongeveer 3% jaar beteekenen, hetgeen etellig de
moeite waard is. In dien tusschentijd hoopt men
Iclaarbljkelijk nieuwe maatregelen tot bescherming
van de productie van de icartelleden in de voornaam-
ste landen in werking te doen treden. Een wijziging
van het begin ‘an den patenttermijn en daarmede
tevens van het einde, ware echter in strijd met den
tekst van de thans nog van kracht zijnde Duitsche
patentwet, welke dus dienovereeukomstig zou moeten
worden gewijzigd. Of zulks mogelijk is, is de vraag.
Een ander middel – en ook dit wordt overwogen

zou zijn, om ten minste in Duitschland (te oprich-ting van nieuwe gloeilampenfabrieken aan een goed-
Iceuring te onderwerpen. Er bestaan in dit opzicht
precedenten. Zoo is b.v. de oprichting van aluminium-
bedrijven van de toestemming van den Rijlcslcanselier
afhankelijk. Of na de uitbreiding van een dergelijk
principe tot een verfijningsinclustrie niet ook aiiclere
groepen met soortgelijke wenschen en overeenlcom-
stige motveeringen zich zouden aanmelden, waar-

voor de regeering clan billijkerwijze niet ontoeganke-
lijk mag zijn;is een vraag, die grondig dliellt te wor-

den onderzocht. Dit zijn dus hinderpalen, die niet
mogen worden onderschat.

Een clercle.rnogelijlcheid om ten minste de thans vol-
gens het kartelcontract verdeelde markten tegen af-
zet van groote hoeveelheden van outs iclers – b.v. van
Russische zijde – te beschermen, is de toepassing van
het stelsel van invoerrechten, contingenteeringen en
soortgelijke beschermingsmaatregelen. In dit opzicht
werd reeds iets gedaan. .Duitschland heft op metaal-
draacllampen uit hoofde van post 911a van liet douane-
tarief sedert den vdôroorlogstijcl een invoerrecht van
R.M. 80.— per 100 KG. (Men rekent op 100 KO. ge-
midcleld 1.800 metaaldraacllampen; over den verkoop-
prijs van de massaverbruiksiamp berekent, komt dit
uit op een invoerrecht var ongeveer 3,8 pOt. der

waarde). Niettemin bleef cle invoer in Duitschland
beperkt, hetgeen juist in verband stâat met het goed
fu nctioneeren van de werelclovereenkomst, welke voor
cle industrieën de markten in eigen land reserveert.
Men houdt in el]c geval relcenirig met het feit, dat
Rusland den uitvoer kan vergrooten. Oolc Meinhardt
wijst in zijn in liet begin van dit artilcel genoemde
boek op dergelijke mogelijkheden. Of een dergelijke
politiek van cle Russische staatsbedrijven zal slagen, lcan
nog met worden beoordeeld. Daar dle Russische gloei-
lampentrust ,,Elelctrosawod” zijn w’olfclraclen treict
door schending van het patent, kan men tijdens dci
duur van liet patent den invoer van zijn producten
verbieden.

Men ziet ook in dit opzicht de beteekenis van het
vraagstuk van de verlenging van. den duur der paten-

ten. Tegenwoordig is in de meeste landen ook door cle
deviezenbeperlcingen de Icartelpositie versterkt. Voor
Duitschland staan de zaken echter zoo, dat juist met
betrekking tot Rusland de deviezen’beperkingen ]ia
het ophouden van de bescherming door patenten nau-
welijks voldoende zelcerheid zouden kunnen bieden ten
aanzien van den invoer van Russische lampen, omdat cle Russen hun lampen oolc wel tegen Marken zullen
:,’erkoopen, om met de opbrengst daarvan weder in-
koopen in Du itschland te doen.
Het spreekt vanzelf, dat bij dergelijke overvegin-gen het prijsvraagstulc een rol speelt. Indien de pa-
tenten afloopen, dan moet dit tot een prijsstrjd leiden,
waarin de ondernemingen, die tot het icartel zijn
toegetreden, vooral daardoor een grooten voorsprong
hebben, dat zij over reeds lang in werking
zijnde
en
voor een groot deel afgeschreven fabrielcen beschilc-
icen, dat haar beschermde merken goed bekend zijn,
dat een prima ontwikkeld verkoopapparaat aanwezig
is, enz. Doch juist hierin ligt oolc weder een zekere
zwakheid.

De algemeene onkosten, w’aarvoor wij boven een
gemiddelde hebben opgegeven, kunnen bij kleine
ondernemingen, die zich niet zoozeer op eerieproduc-
tie behoeven toe te leggen, die aan de speciale wenschen
van den individueelen afnemer in industrie en handel
zonder groote Icosten tegemoet Icunnen komen en die
evenmin de hooge licentielcosten voor bepaalde machi-
nes hebben te betalen, aanzienlijk lager zijn dan •bij
de groote ondernemingen.
Hierbij Icomt, dat dleze ondernemingen gedurende cle laatste twintig jaren de reclamekosten voor gloei-
lampen in de geheele wereld moesten opbrengen en
dragen, terwijl men thans wel nog propaganda moet
malcen voor een nieuw merk, doch niet meer voor de gloeilamp als zoodanig. Na beëindiging van den duur

5441 ‘2751 3,9

308 239 74,4 169 229 81,0
173 220 87,7

77

68 92,9

892 464 90,9
710 389 88,8 544 285 89,6

2121

801 91,8

968 945 68,2
748 828 67,4
500 516 61,9

154 138

1.808 1.632 33,4 1.303 1.411 36,2
848 1.090 33,5

251 313 32,0

911 897’38,0
714 884 38,3 492 684 46,7

169 232 41,5

3.073 3.151 11,6
2.412 2.688 10,1
1.804 2.017

8,7

– 782 1.270 950 – 622 1.021 846
– 622 823 614

0,2 -269 284 175

9,2 – 69 213 152
15,1 -(- 60

121 154
22,3

128 145

34,6 – 9

36 33

_428 703 437
– -321 585 354
– _259 495 248

132 124

49

28,2 – 23 431 370
21,3 + 80 352 356
14,6
.f.
16 256 274

15,1 – 16

78

60

5,7 -176 1.523 1.203
7,0
-1-
108 1.095 1.092
4,7 +
242
724 857

6,7
1+
62 213 242

30,9

14
1
856
1
823
35,0 + 170 516 608
39,5 + 192 1354 1475

35,7 + 63 ‘123 ‘161

1,9 + 78 2.311 2.010
1,5 + 276 1.737 1.704 1,1 + 213 1.392 1.435

0
/0

0
/0

2.379 1.597 3,0


1.970 1.348

5,0

0,2

1.576 954 4,7

5701 10,6

2,7 _ 36 4551 391

810

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12
October 1932

der patenten zou zich dus als gevolg van bovenver-
melde omstandigheden vrij spoedig een soort van in-
dustriöele middenstand naast de groote concerns kun-
nen vormen, die hun ook ten aanzien van hun prijs-
politiek veel last zou kunnen veroorzaken.
Nadruli verboden.

AANTEEKENINGEN.

De ontwikkeling van het handeisverkeer der Mid-

den- en Oost-Europeesche landen inden jongsten

tijd.

Aan het rapport der conferentie van Stresa ont-
leenen wij nog de volgende cijfers, die een duidelijken
kijk geven op de enorme inkrimping van het handels-

verkeer dezer landen gedurende de laatste jaren. De kolommen, die het procentueel aandeel van den uit-
voer van levensmiddelen mcl. ruwe tabak en van den
uitvoer van granen op den totalen uitvoer bevatten,
doen zien, welk belang de verschillende landen bij het
de voïige week besproken agrarisch vraagstuk hebben.

Pogingen van Griekenland en van Bulgarije om voor
tabak een gelijksoortige regeling als voor graan te ver-

krijgen, zijn niet gelukt.

De buitenlandscbe haudelsbeweging (in miii. Zw. Francs).

Uitvoer van

Buitenl.
handel na
=

. o

af
trek van
deonderi.
0

>

1

handelsbe-
tO
weging

in
0
10
van den
1fl-

Uit

voer voer
Oostenrijk
1929
1930
1931
Jan.-Juni
1932
Bulgarije
1929 1930
1931
Jan.-Juni
1932
Griekenland
1929
1930
1931
Jan.-Juni
1932
Hongarije
1929 1930
1931
Jan.-Juni
1932
Polen
1929 1930 1931
•Jan.-Juoi
1932
Roemenië
1929
1930
1931
Jan-Juni
1932
Tsj echo Slowak.
1929
1930
1931
Jan.- Juni
1932
Joego Slavië
1929
695
720
48,9
19,9
+
251
367 358 1930 832 617
50,5
15,7

15
343
352
1931
435 435
53,3
14,6

252
238
Jan.- Juni
1932
‘124
130
53,4
13,4
-4-

6
78 65

‘)

De

geografische
verdeeling
van de
handelsbewegiug
was voor

1929,
1931
en

1932
niet beschikbaar. De ver
deeling heeft daarom
op basis
van

1930
plaatsgevonden.

Het vraagstuk der productieregeling in de Ver-
eeniging voor de Staathuishoudkunde en de
Statistiek.

De vorige week gaven wij een overzicht van het
praeadvies, dat Dr. van Genechten heeft uitgebracht
voor de V.ereeniging voor de Staathuishoudkunde over
het vraagstuk ‘van de regeling door de pioducenten van
den omvang der productie en van het aanbod van het

product ter markt, al dan niet met medewerking van
de Overheid. Wij willen thans een dergelijk overzicht
geven van ‘het praeadvies van Dr. J. Tinbergen.
Deze heeft de te behandelen stof verdeeld in drie
af deelingen. In het eerste deel van zijn •betoog zet de
schrijver uiteen, dat planmatig regelen van de pro-
dugtie in onze maatschappij noodzakelijk is. Onder
een stelsel van vrije concurrentie sal naar het door
den schr. ingenomen sociaal-democratische standpunt
de volkswelvaart niet zoo groot zijn als met de ge-
geven technische en natuurlijke hulpmiddelen moge-lijk is, en wel in hoofdzaak om twee redenen; dê eer-
ste reden is gelegen in de periodiek terugkeerende
depressies in het economisch leven en de tweede spruit
voort uit de verspilling van produotieve krachten,
die onder het stelsel van vrije concurrentie plaats
vindt.
Onder eene planhuishoudin’g zou ‘de factor van on-
zekerheid omtrent de mogelijke plannen van concur-
renten worden uitgeschakeld. Voorts bevordert eene
planhuishouding de arbeidsproductiviteit, mede door
mindere verspilling in de distributie.
De schr. komt dan tot enkele bezwaren, die ge-
meenlijk tegen planmatige productie wdrden aange-voerd. Het eerste bezwaar is, dat er onder eene plan-
huishouding geen consumptievrijheid zou zijn; de
schr. loochent dat, zonder dit overigens nader te
motiveeren. Als tweede bezwaar noemt Dr. T., dat
vergissingen in eene planhuishouding veel ernstiger
zullen zijn dan in eene maatschappij met
vrije con-
currentie; hij geeft dat toe, maar stelt er tegenover, dat het aantal malen, dat vergissingen zullen plaats
vinden, in de planhuishouding veel geringer zal zijn
dan onder de huidige economische orde. Het derde
bezwaar: ook een planhuishouding kan worden ver-
rast door onverwachte ge’beurtenissen; ongetwijfeld
juist, alsdus Dr. T., doch de plan’huishouding zal in
zulke gevallen beter in staat zijn tot een geleidelijken
overgang zonder groot kapitaaiverlies.
Vervolgens behandelt de schr. de evenwichtsv•er-
storingen, die zich in onze maatschappij voordoen. Hij wijst er op, dat noch theoretisch noch praktisch
is aangetoond,, dat bij groote storingen automatisch
het verstoorde evenwicht weer wordt hersteld: ,,er
zijn theoreties (evenzeer als experimenteel) gevallen
altn te wijzen van ekonomiese processen, welke niet
automaties tot den evenwichtsstand terugkeren. Men
moet dus op ‘hun mogelik optreden voorbereid zijn,
zolang men niet ‘duidelik kan aantonen dat het tegen-
deel het geval is”; en verder met ‘betrekking tot de
hiudige depressie: ,,wetenschappelijk staat niet vast,
dat het proces van ontwrichting der produktie niet
nog verder zal gaan”.
Planmatig ingrijpen in het economisch leven is
daarom volgens den schr. aangewezen, en zulks te
meer, omdat het veelal tot herstel van het evenwicht
noodig is, dat over de geheele lijn der productie maat-
regelen worden getroffen, en wel gelijktijdig, omdat
partiëele maatregelen van herstel niet baten, wan-
neer zij elders niet worden nagevolgd.
In het tweede deel van zijn praeadvies behandelt
Dr. T. de verschillende vormen van particuliere rege-
ling der productie. Daarbij valt inzonderheid aan-
dacht ‘te wijden aan drie soorten van productierege-ling: a. regeling van de te produceeren hoeveelheid;
regeling van de combinatie der productiefactoren;
regeling van het tempo en de methode van wijzi-
ging van het productie-apparaat.
Eerst komt de schr. tot de horizontale productie-
combinaties.
Hij
geeft te dien aanzien de voorkeur

12 October
1932

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

811

aan trustvorming boven kartels, en wel omdat alge-
meene combinatie beter is dan part’iëele, welke laat-
ste zelfs schad’eljjker kan zijn dan een toestand zonder
eenige combinatie Dergelijke algemeene combinaties
worden door den schrijver toegejuicht. Het blijkt ech-
ter
z.i.
in de praktijk dikwijls, dat op dit gebied nog
veel te doen is; Dr. T. voegt daaraan de opmerlcing
toe: ,,En het is vooral daarom dat de sociaal-demo-
kratie van mening is, dat v6ôrdat men er toe over-
gaat de arbeidsvoorwaarden aan te ‘tasten, alles ge-
daan moet worden om de koördinatie van produktie
en speciaal van afzet zo doelmatig mogelik te maken”.
Ook verticale combinatie en ,,coördinatie in den
tijd” (d.w.z. het in onderling overleg op rationeele
wijze verdeelen van productieve krachten over zekere tijdsperiode) heeft des schrijvers sympathie.
Medewerking van de Overheid zal in verschillende
gevallen gewenscht of zelfs onontbeerlijk zijn. De schr.
wijst

b.v. op het dwingen van minderheden, die zich
tegen eene algemeene regeling verzetten, en op eene
regeling van Overheidswege van het distributie-appa-
raat, dat thans door een teveel aan winkels veelal over-
bezet is. De grens tusschen’ medewerking, contrôle en
leiding van de Overheid is daarbij vaak moeilijk te
trekken.

Tenslotte behandelt de schr. in de derde afdeeling
van zijn praeadvies de vraag, wanneer contrôle en
leiding van de Overheid bij de productie noodig is.
Hij noemt als zoodanig in de eerste plaats de contrôle
op trusta en kart’els, die hierin zou moeten bestaan,
dat de Overheid overmatige winsten van het kapi-
taal tegengaat. Daarbij zou intussehen bij de toepas-
sing van nieuwe vindingen de daardoor te behalen
extra winst gedurende zekeren
tijd
aan het kartel of
aan de trust gelaten moeten worden, evenals de winst,
die uit de combinatie zelf als gevolg van besparing
op de kosten voortspruit.
Voorts kan prijscontrôle door de overheid noodig
zijn; als voorbeelden noemt de schr. de ijzerprijzen in
Duitschiand en ‘de in de depressie onvoldoende ge-
daalde prijzen van merkartikelen.

Tenslotte zal – maar dat is thans niet actueel; de
vraag zal zich pas in de volgende hausse stellen –
de Overheid contrôle moeten oefenen op overmatige
uitbreiding van het productie-apparaat.
Ook Overheidsleiding kan noodig zijn, en wel in de
hierboven reeds aangestipte gevallen, waarin het her-
stel van het verstoorde economisch evenwicht een ge-
lijktijdig optreden in alle bedrijfstakken vereischt.
Dit geval kan zich bv. voofdoen, wanneer men door
middel van credietverleening eene verlamming van
het economisch leven wil genezen; over de bestrij-
ding langs dezen . weg van de huidige deflatie merkt de schr. o.a. het volgende op: ,,Men staat bij een zoo
sterk defla’tieproces als we tans beleven om. voor
de moeilikheid dat kredieten verschaft aan ekonomies
krimchtige sn.bjekten (ondernemingen of. personen) leiden tot verdere oppotting, terwijl om de cirkulatie
weer ,,op gang te brengen” kredieten aan subjekten,
die wel is waar behoeften maar geen koopkracht heb-
ben, het meest efficiënt zouden zijn. De risiko’s hier-
aan verbonden kunnen waarschijnlijk alleen door de
overheid worden gedragen”.
De schr. besluit zijn praeadvies als volgt: ,,De
maatschap.pij kan uit haar tegenwoordige moeilike
situatie door partikuliese produktieregeling niet vol-
doende snel worden geholpen: andere middelen be-
staan welke in veel omvangrijker mate de volkswel-
vaart kunnen herstellen. Hierbij zal echter de over-
heid leidinggevend moeten optreden. Nodig is een
produktiebeperking bij bepaalde grondstoffen, welke
door de onoverzichtelikheid in die takken wel niet
zonder overheidaleiding zal kunnen worden bereikt;
nodig is een uitzetting van de produktie van de
meeste eindprodukten, speciaal artikelen van het
grensgebruik der arbeiders en ook van sommige pro-
duktiemiddelenindustrieën (omdat deze een excép-
tiorieel laag peil heeft bereikt, zelfs te laag naar ons

inzicht). Dit laatste kan echter niet door aanbodrege-ling geschieden, daarvoor is aanbod en vraagregeling
tegelijkertijd nodig en de risiko’s daaraan verbonden
kan alleen de gemeenschap op zich nemen. De be-
tekenis van de regeling der produktie door partiku-
heren wordt daardoor in •de huidige situatie een be-
trekkelijk geringe”.
*

e

*
*
Dit over het betoog van d beide praeadvisenrs. W3
zullen op het debat niet vooruitloopen door thans in
beschouwingen te treden. Op de gebruikelijke wijze
hopen wij een verslag van de mondelinge discussies te publiceeren, waarbij zich de gelegenheid zal voordoen
om het iro en contra ‘van beide standpunten nader
uiteen te zetten.

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

GELDKOERSEN.
OPEN MARKT.

1932
1931
1930
1914

8 Oct
318
26Sept.11
.0

19/24
5110
6111
20
1
24
Oct.
Sept.
Oct. Oct.
Juli
Amsterdam
Partic.disc.
11
4
_11
3

I4I3
I4’I2
114.113
2
116-
3
I4
15j71s
3
1
I8_3116
Prolong.
1
1
1
1
3
111
4
_31
4

2
1
14
3
14
(.o,,den
DageId.
. .
1-1
1
12-1
1
14-1
14-I
3-5
1-2
1
3
14-2
Part,c.disc.
718-1
3141
1
/16/8
1
12_I
1
I16
59/_71
2
3
133-515
411
4
_31
4

Ben/in
Daggeld…
43/_5I/,
41-6
41-7
412-614
84,-Il
3-6

Maand8eld
Part. d,sc.
4I2-5I2
4
5
1r5
1
13
4
1
12-5
1
1
5-6



3
1
18
3
7
18
371
371_4
3-8
37/_5
2
1
15
1
13
Waren-
wechsel.
4.11
4

4.11
4

4.114
5_
1
13
8112
41
1S
-51
18

Wew York
Dag8eld
1)
2-
1
14
211
4

2-
1
1
2-
1
14
1
1
13-2I
4

2-
5
14
1
3
142
1
12
Part,c.disc.
7/
7/
71
8

71
2
1
1-
5
1
2

1)
Koers van 7 Oct. en daaraan voorafgaande weken tfm. Vrijdag.

WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.

Daf a
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavio
York)
*)
*) *)
6)
1)

4
Oct.

1932
2.481, 8.60
59.16
9.754J
34.55

10O3
5

,,

1932
2.48151
16

8.59k
59.15
9.754
34.55

1OO
6

,,

1932
2.481 li,
8.583f
59.09
9.754
34.524 100k
7

,,

1932
2.4811
1
,
8.58
59.064
.
9.754
34.53

100h
8

,,

1932
2.4851,
8.57
59.02
9.76*
34.56

100k
10

,,

1932
2.48k
8.57
3
%
59.024 9.754
34.53

100/.
Laagste d.wi)
2.4770
8.56k
58.924
9.74
4

34.474 9934 Hoogste d.w1)
2.4905
8.60k
59.20
9.764
34.58

100
5
18
3 Oct.

1932
2.49
8.603
4

59.20
9.754 34.55.

1Q03
6 Sept. 1932
2.491/
8

8.60
59.25
9.76
34.55

9971,
Muntpariteit
2.4878
12.1071
59.263
9.747
34.592 100

Data
Zwit-
serland
Weenen
Praag
Bo:ka-
Milaan
Madrid

4 Oct.

1932
47.99

7.38
1.474
12.764
20.36
5

,,

1932
47.99

7.374 1.474
12.77
20.35
6

,,

1932
47.98

7.374,
1.474
12.764
20.36
7

,,

1932
47.973.

7.374
1.474 12.72
20.34
8

,,

1932
48.04
‘ –
7.37
1.474

10

,,

1932
48.02k

7.374
1.484 12.70
20.35
Laagste d.w
1
)
47.92k

7.34
1.425
12.65
20.15
Hoogste d.wi)
48.073.
35.25
7.40
1.524
12.824,
20.50
3 Oct.

1932
47.99

7.374
1.474
12.764 20.37
26 Sept. 1932
48.02

7.37
1.474
12.76
20.40
Muntpariteit
48.1234
35.007
7.3711.488
13.094, 48.52

a a
D f
Sfock-
Kopen-
*
s o
) Hel-
sng
Buenos-
Mon-
6)
holm
hagen*)
Aires’)
treal
1)

4 Oct.

1932
44.25
44.70
43.30
3.70
65
2.26
5

,,

1932
44.30 44.65
43.30
3.70
65
2.26j4
6

,,

1932
44.20
44.60
43.25
3.71

65
2.26k
7

1932
44.10 44.55
43.20
3.70
65
2.26
8

1932
44.10
44.60 43.20
3.70
65
2.25h
10

,,

1932
44.15
44.55
43.20
3.70
65
2.253f
Laagste d.w’)
43.75
44.25 42.90
3.65

‘2.2414
Hoogste d.w’)
44.35
44.80 43.50
3.75
65
2.2734
3 Oct.

1932
44.25
44.70
143.30
1

3.70

2.26
6 Sept. 1932
44.25 44.75

1
43.35
3.71 65
2.243%
Muntpariteit
66.671
66.671
66.671
6.266
955%
2.4878
6) Noteering te Amsterdam.
*6)
Not, te Rotterdam.
1)
Part. opgave.

812

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 October 1932

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

Data
Londen
($per9,)
Parijs
(p.1OOfr.)
Berlijn

1
Amsterdam
($p.lOOMk.) ($p.lOOgld.)

4

Oct.

1932
3,4571
3,91
18
/16
23,79

1
40,16%
5

,,

1932
3,4571,
3,9115/
16

23,78 40,17%

6

»

1932
3,457
1

3,9261
16

23,77%
40,20%
7

,,

1932
3,4571,
3,93 23,77%
40,3134
8

,,

1932
3,45I311
3,93111
23,78% 40,37%
10

1932
3,451
3,92%
23,77% 40,25

12

Oct.

1931
– –


Muntpariteit ..
4,8ti
3,90
5
18
23.8 134
4051

IÇÔERSEN
TE LONDEN.

Plaatsen en
Landen
Not eerings-
eenheden
24
Sept.
1932
1
Oct.
1932
3/8
Oct.
’32
Laagste/Hoogste
8
Oct.
1932

Alexandrië.. Piast.
p…€

97%
97W
9751
971

9734
57234
592%
560
590 580
Bangkok…. Sh.p.ticai
1/lOT5.5

1110
1110
1110
1110
Budapest … Pen.
p £
20 20
19
21
20
Buenos ,1,ires

d. p.
$
4034
4034
4034
40% 40%
Calcutte
. . . .
Sh. p. rup.
116
5
1
32

116
5
1
32

1;6
1

116s
1
/6
5
/32
Constantin.. Piast. p.
£
720
720 720
720
720
Hongkong
. .

Sh.
p $
11411
8

1/4
3
/,e
113
7
18
11471
114/
5
32

1/4%
1/471
8

11411
8

1/451
8

1/434

Athene …….Dr. p.g

Lissabon…. Escu.p.0
110 110
109%
11034
110
Kobe

…….Sh. p. yen

Mexico

….

$
per
£
11.33 10.85
10.60 11.25
11.-
Montevideo
.

d.perC
30 30
28
32
30
Montreal

$
per
£
3.84
3.81% 3.79
3.80% 3.80%
Rio d. Janeiro d. per Mii.
54
5%
5
5%
534
Shanghai … Sh. p. tael
11911
8

1
1
9
18
1/8%
1
/
98
/11
1132
Singapore ..

id. p.
$
213
7
18
2/371
213%
214
21371
5

Valparaiso
‘).

$
per
£
58
58
58
58
58
Warschau ..

Zi. p.
£
3071
8

30%
30’/8

31%
3034
1)
90 dg.
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
3)

Londen’)
N.York
2
)
Londen
4 Oct.

1932..

17111
5

27
5
18
4 Oct.

1932….
11914
5

,,

1932..

171I/,
27
3
18
5

,,
1932….
119/4
6

,,

1932..

17t1/
5

2711 6

,,
1932….
11915
7

,,

1932..

1711/
16

27518
.

7

,,
1932….
11916
8

,,

1932..

17%
27
5
18
8

,,
1932….
11918
10

,,

1932..

17%
27%
10

,,
1932….
11917

12 Oct.

1931..

17%

12 Oct.

1931….
106/9

27

Juli

1914..

24l51, 59
27 Juli
1914….
84110%
1)
in pence p. oz.stand.
2)
Foreign silver
in $c. p. oz. line.
2)
in sh. p. oz.fine

STAND VAN ‘s
RIJKS
KAS

Vorderingen.

Saldo van’s Rijks Schatkist bij De Ne- derlandsche

Bank……….. …….

f

31.527.712,71
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
f

201.017,53
,,

958.153,90
Voorschotten op uit. Augustus 1932 aan
de gem. verst, op v. haar d. de Rijks-
adm. te heffen gem. ink. bel, en opc.
op de Rijksink. bel ………………
3.862.665,22
,,

3.862.665,22
Voorschotten op uit. Augustus 1932 aan
de gem. verstr. op aan haar uit te

……

keeren hoofds. der pers. bel., aand. in

…..

de hootds. der grondbel. en der gem.
fondsbel., alsmede opc. op die belas-
tingen en op de vermogensbelasting

Voorschotten aan Ned.-lndië…. …..
223.723.232,48
216.997.593,96
Id. aan

Suriname ………. . ……….

…13.153.031,81
13.200.300,81
Id.

aan

Curaçao …………………
…..7.812.738,55
,,

7.831.533,55
Kasvord. weg. credietverst. alh. buiteni.
106.654.478,63
,, 108.594.335,02
Daggeldleeningen tegen onderpand
Saldo der postrek.v. Rijkscomptabelen

,,

20.849.282,76

,,

25.749.881,92
Vord. op het Alg. Burg. Pensioenfonds’)
Id. op andere Staatsbedrijven
1)
…….


15.894.363,99
Verstr. t. laste der Rijksbegr. kasgeld
…15.955.318,91

leeningen aan gemeenten (saldo)……
55.608.972,90
,,53.504.972,90
Ve r pil c hIj n ge n.

Voorschot door de Ned. Bank ing. art.
16 van haar octrooi verstrekt ……..1

281.594,60


Schuld a/d Bank v. Ned. Gemeenten


Schatkistbiljetten in omloop ………

299.757.000,-

/
315.882.000,-
Schatkistpromessen in omloop …….

152.530.000,-

,, 171.240.000,-
Zilverbons in omloop …………….

1.707.357,-

,,

1.705.686,50
Schuld op ultimo Augustus 1932 aan de

… …
….

Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.l)

,,

4.450.427,14

,,

7.856.221,95
gemeenten

enz…………………….5.772.338,73

,,

5.772.338,73

Id. aan het Staatsbedrijfd.P.,T.enT.’)

,,

68.826.761,83

,,

73.347.256,39
Id. aan andere Staatsbedrijven
1)

282.856,22

,,

282.856,22
…..
Id. aan diverse instellingen’) … . …. …2.596.856,18

,,

3.064.182,31
1)
in rekg.-crt. met ‘s Rijks Schatkist.

NEDERLANDSCH-IND1SCHE VLOTTENDE SCHULD.
1
Oct. 1932
1

8 Oct. 1932
Vorderingen:
Betaaimiddelen in ‘s Lands kas


waaronder Muntbiljetten ………..
– –
Verplichtingen:
Voorschot’s Rijks kase. a. Rijksinsteli

…..

f232.966.000,-
f233.646.000,-.
Schatkistpromessen ………………
10.925.000,-
,,

10.925.000,-
Schatkistbiljetten

……

…………

…4.225.000,-
,,

4.225.000,-
Muntbiljetten in omloop
.

………..
…2.486.000,-
,,

2.491.000,-
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds.
,,

968.000,-
,,

658.000,-
Idem aan de Ned.-Ind. Postspaarbank.
897.000,-
,,

956.000,-
Voorschot van de Javasche Bank…….
2.443.000,-
,,

5.905.000,-

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 10 October 1932.
Activa.
Biunenl.Wis.l Hfdbk. ( 35.051.665,32
sels, Prom., Bijbok.
,,

350.492,42
enz. in
disc.I
Ag.sch.
,,

6.468.841,58
f

43 870 99 32
Papier o. h. Buitenl. in disconto

……..

Idem eigen portef..
f
71.335.835,-
Af :Verkochtmaar voor de bk.nog niet afgel.

71.335.835,-
Beleeningen
mci.
vrsch.J
1
Hfdbk.
f
23.767.128,24
Bijbnk.
4.842.553,19.

in rek..crt.’
op
onderp.
Ag.sch.
,,
46.352.498,21

_f
74.9I2.179,64

Op
Effecten
……
73.759.855,39 Op Goederen en Spec. ,,
1.222.324,25

74.982.179,64
Voorschotten a. b. Rijk ……………. ..

Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud
……f
100.695.290,-
Muuttnat., Goud ..,,934.141.979,47

f
1.034.837.27
Munt, Zilver, enz. • ,, 17.885.169,90
Miintn,at.. Zilvpr.. .. –
11
1.052.722.439,37
1
)
Belegging
1/

kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds

…………………….,,
20.155.284,66
Geboi,wen en Meub. der Bank
……..

..
5.000.(00,_
Diverse

rekeningen
………………,,
14.284.827,19
Staatd.Nederl.(Wetv.27151 32,S.No.221),,
19.331.195,17

f
1.299.682.760,35
Pass,va.
Kapitaal
……………..
………..

f
20.000.000,-
Reservefonds
……………………,,
3.000.000,-
Bijzondere

reserve

…………..
5.000.000,-
Pensioenfonds

………………….,,
8.180.885,53
Bankbiljetten in omloop …………..

,,
990.834.655,-
Bankassignatiën in omloop

……….,,
73.850,22
Rek..Cour.
J
Het Rijk
f

34.019.731,70
saldo’s:


l
V,
Anderen,,236.051.702,28

,,
270.071.433,98

Diverse

rekeningen
…………….

»
2.521.935,62

f
1.299.682.760,35

Beschikbaar metaalsaldo
………….f
547.811.777,80
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop
dan waartoe de Bank gerechtigd
is

,,
1.369.529.440,-
li Waarvan In het builenland
f

5.520.302,58.
Voornaamste posten in duizenden
guldens.

Goud Andere
Beschikb. Dek-
Data
Circulatie
opeischb.
Metaal-
kings
Munt
1
Muntmat.
schulden
saldo’)
perc.

10 Oct.
’32
100695
934.142
990.835
270.145
547.812
83
3

,,
’32
100693
934.014
1014.286
254.778
543.947
83
26 Sept.’32
100688
934.014
973.639 294.561
544.888
83
19
’32
100688
934.014
978.477
286.054
546.329
83
12
’32
100690
933.990
984.786 281.704 545.379
83
5
’32
100690
932.681
1002.766
263.311
544.318
83

12 Oct.
’31
93.692
704.565
1056.609
157.289
342.402
68

25 Juli
’14
65.703
96.410
310.437 8.198
43.521
54

Totaal
Schatkist-
Belee
Papier
Diverse
Data
bedrag
Idisconto’s
promessen
nin e
g
op het
rechtstreeks
buitenl.
ningen
2)

10
Oct.
1932
41.871

74.982
71.336 14.285
3

,,
1932
41.360

80942
71.336
17.581
26 Sept.1932
40.497

78.673 71.336 14.456
19
1932
41.215

78.859 71.336 14.445
12
1932
41.418

80.030
71.336
15.178
5
1932
40.588

81.681 71.336
15.048

12 Oct.
1931
142.158

116.175
101.953 41.245

25 Juli
1914
67.947

61.686
20.188
509
1) Sedert den bankstaat van 4 Jan.
129
op de basis van
21
metaal-
dekking.
2
Onder de sctiva.

CURAÇAOSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data

______________

Metaal
Circu-
latie
conto’s
Dis-

I

aan de
kolonie
reke-
nlngen1nlngen

1
DIversE
reke-

1 September1932
4.748 5.012
1

183
21
735
85
1 Augustus 1932
4.873 5.301
1

183 133
809
109
1 Juli

1932
4.857
5.272
1

194
87
865
143
1 Juni

1932
4.839
5.246
199
27
893
122
1 Mei

1932
4.827 5.309
185
25 1.059
198
1
April

1932
4.839
5.489
192
134
1.045
131

1
September1931
4.671
5.214
1
228
13
1.248
350
‘) Sluitp. der activa.
2)
SIuItp. der passiva.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens. 1)e satuengetrok-
ken cijfers der laatate weken zijn t(
,
lcgrafisch ontvangen.

Andere Beschikb,

Data

Goud

Zilver

Circulatie opeischb. metaal-
schulden

saldo
8 Oct. 1932

14570
1 ,, 1932

149.130
24Spt. 1932

148.800

10Sept.1932 ‘103.630

45.783′
3
,, 1932 103.629

45.553
27Aug.1932 103.628

45.785
20 ,, 1932 103.627

45.584

10Oct.1931 129.111

43.059
11 Oct.
19301
138.783

31.599

25 Juli1914 22.057 1 31.907

Wissels.
buiten

Dis-

a a

N.-Ind.

conto’s
betaalb.

8Oct. 1932
19.200
66060

1

,,

1932
8160
24 Spt. 1932
82.800

10Sept.1932
17.472
9.626
41.
3

,,

1932
17.457
9.089 39.111
27Aug.1932
17.495
9.158
38.094
20

,,

1932
18.580 9.242 39.453

10 Oct. 1931
7.771
9.582
44.228
11 Oct. 1930
31.412
9.463
47.699

25 Juli1914
6.395
7.259
75.541
1)
Sluitpost activa.

BANK VAN ENGELAND.
Voornaamste posten in duizenden ponden sterliug.

Bankbilf.
1
Bankbilj.
1
_Other S7iriîies
Data

Metaal

in

in Banking

Securities

359.324
1
50.915
29.317

5 Oct. ’32
67.708
11.689
85.690

34.631
28 Sept.’32
69.918
23.418 80.626

33.397
21

’32
70.998
23.915 82.586

32.904
14

’32
70.863 12.933 89.827

33.157
7

’32
69.933
7.618
91.507.

33.297
31 Aug.’32
73149
20.727
79.549

35.407

7 Oct. ’31
64.126
10.594 78.859
1

51.879

22Juli ’14
11.005 14.736
42.185
1)
Verhouding
tusschen
Reserve
en Deposits.

BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten

q inillioenen francs.

30Sept.’32 82.681 1.245 2.895 4.686 2.082 2.783
t
3.200
23 ,, ’32 82.622 1.244 2.912 5.704 2.081 2.752

3.200
16

’32 82.508 1.242 2.929 5.211 2.081 2.797

3.200
9

’32 82.400 1.239 2.980 6.028 2.081 2.805

3.200

2 Oct.’31 59.814

923 13.830 19.420 12.808 2.916

3.200

23Juli’141 4.104 640

1.541

8
1 769

Bonsv.d.I D

Rekg. Courant
Data

zelfst.

Circulatie

z1fst. Parti

amort. k.

Staat amort.k. culieren

30Sept.’32 6.621

2.992

82.459

265 2.745 21.876
23 ,, ’32

6.621

2.205

80.200

724 2.944 23.613
16

’32

6.621

2.243

80.281

799 2.936 22.954
9 ,, ’32

6.621

2.210

80.68(

935 3.039 23.119

2 Oct.’31

5.065

2.458

81.514

1.006 6.600 17.992

23 Juli’14

5.912 1 401 –
1)
Sluitpost activa.

GOEDERENHANDEL.

GRANEN.

October 1932.

i)c .t a r
w
e.niarkt is in de afgeloopen vk weer aller-
minst vast geweest. •Vaii het verbeterde vertrouwen iii de
graanprijzen is zeer weinig overgebleven. De vraag in
Europa naar buitenlandsche tarwe was slecht en dc Iriizen hebben een vrij sterke verlaging onclergaaii. Te Viiuiipeg
varcn aij reeds eitici Septembcr Jager dan gedurende cle
crisis tot nog toe was voorgekomen en nog weder bracht
(leze weeliieitve laagte-records. liet sterke aanbod vnu
tarwe door cle Canadeesche lancibouweis duurt voort en
cle ‘laag voor export is onvoldoende om den van (lat aan-
bod uitgaanden druk te neutraliseeren. i![et vcder is in
Canada gunstig gebleven voor het binnenhalen cii dorschen
clei tarwc en blijkbaar zijn vroegere berichten over de ge-
volgen van ongunstig weder overdreven geweest. Tolgeiis
recente particuliere schattingen namelijk bedraagt de op-
biengst voor geheel Canada 453 millioeui bushels, hetgeen
17 iuuillioen ncer is dan de ranhingen van begin Septeniber.
lIet heet, dat in de Ver. Stateui cle boereti huui tarwe achter-
houden iii ii fwachti lig van prijsverbeteririg, maar deson-
clanks neemt cle zichtbare voorraad er toe, omdat er uit
le Ver. Stateic slechts zeer weinig tarwe wordt geëxpor-
teer1. De tarweprijzen zijn ook te Chicago deze week aati-
mcrkelijk gedaald cli uien wijt dit in Amerika vooral aan
otivoldoenclen export. En Argentinië en Australië is het
weder gunstig vbor tIen nieuwen oogst en tot dalende prij-
zen werd uit clie landen tarwe ter verscheping in het be-
gin van 1933 aangeboden. Ook hierin lag een der oorzaken
van cle gedrukte stemming aan cle tarwemarkt en van het
gebrek aan onderieuu ugslust. Recente aanmerkelijk ver-
hoogde ramingen van den italiaanschen oogst werkten in
dezelfde richting, evenals dc toenemende mogelijkheid, dat
Frankrijk tarwe zal exporteeren. Reeds heeft de Fransehe
regeering besloten om tot steun van den tarweprijs een
tarwcvoorraacl aan te koopen, die tot het volgende seizoen
zal worden bewaard en ook is er reeds sprake van het
subsidiecren van den uitvoer op dezelfde wijze als in 1929.
IDuitschiand, dat geruimen tijd voor zijn tarwe goede vraag
ontmoette in naburige landen, vooral Engeland, slaagt er
niet meer in, daarvoor koopers te vinden, ondanks de aats-
merkelijke verlaging zijner vraagprijzen. De ‘beperkte En-
ge1she inkoopen van deze week bestonden bijna geheel uit
Canadeesëhe tarwe, niet daarnaast een enkele lading uit
Australië, dat zijn overschot van den ouden oogst bijna
geheel heeft uitverkoc’ht cii dus slechts zeer karig spoedige tarwe aanbiedt. Argentinië ss’as
01)
7 October vaster, doch
de verhooging is spoedig sveer verloren gegaan en op 10
October sloten de Argentijnsche termijtimarkten 15 tot 30
centavos per 100 KG. lager dan ccii week tevoren. Te Win-
nipeg, waar cle markt
01)
10 October trouwens gesloten
was, bed roeg de verlagi ig in i nu 1 eis te Chicago ruim 5 dol-
larcent per 60 lbs.
in r o .g ge vinden tegenwoordig nauwelijks zaken plaats.
De Duitsche regeering is er, nu de export niet gelukt, zoo-
waar weer toe overgegaan, om ter ondersteuning van den
prijs Duitsche rogge te koopen. Ook Polen vindt, ondanks zeer lage prijzen, geen koopers voor zijn rogge en voor de kleine hoeveelheden Russische rogge, die tot nog toe naar
West-Europa verscheept fijn, bestaat al eveneens uiter-
mate weinig kooplust. Uit Noord-Amerika komen zaketi in
roggo tegenwoordig ook al nauwelijks voor.
Is:t al s is deze week flauw geweest door teleurstellende
Europeesche vraag, dringend na itbod tot nog verder dalen-
de prijzen uit de Donaulauclen op aflading in herfst en
winter, alsmede door de flausve nialsmarkt in Noord-Ame-
rika, waar het weder gunstig was voor den nieusven oogst.
De nieuwe daling in den Noord-Amenikaanschen .maïsprijs
maakte exportzaken steeds ivaarschijnlijker en drukte dus
de Argentijnsehe prijzen. Inderdaad zijn in liet laatst der
week zaken in maïs uit cle Ver. Staten naar Europa, in het
bijzonder Engeland en ‘Nederlaici, tot stand gekomen op
afladirig in October tot iets boven de Argeutijnsche prijzen,
die niet zeer geringe vraag een vrij sterke verlaging had-
den ondergaan. Op 7 October was weliswaar Argentinië plotseling vast en aannierkelijk- hooger, doch in Europa
stoorde mcn zich daaraan weinig en reeds den volgenden
dag was de markt weer gemakkelijker. Chicago reageerde
op de ex.portzakcn 01) 8 October niet een matig .prijsherstel,
doch op den lO
fl
en was de markt in Europa weer lusteloos,
nu Oost-Europa zoo dringend met maIs aan de niarkt is
en Noord-Amerika de concurrentie met Argentinië ‘blijkbaar
opneemt. Verschepingen uit Argentinië waren deze week
aanmerkelijk grooter dan dcii laatsten tijd ‘het geval is
geweest. Op 10 October ging de reactie in Argentinië voort
en Noord-Amerika was ook iets gemakkelijker. Per
S
saldo

814

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 October 1932

AANVOEREN in tons van 100 KG..

Rotterdam

Ii

Amsterdam

Totaal

Artikelen


1
218
October
1

Sedert

1 Overeenk. II
218
October
1

Sedert

1 Overeenk.

1932

1931
1

1932

1 ‘
Jan.
1932

tijdvak
1931

1932

1
1Jan.
1932
1
tijdvak
1931

Tarwe

…………..
25.382
1.087.299
1.206.642

7.800
22.455
1.095.099
1.229 097
392.231
274.815
250
1.993
1.007
394.224
275.822
487
18.886
21.305

52
247
18.938
21.552
Boekweit ……………..
.

8.612 1.036.289
997.706
18.727
271.226 221.472
1.307.515
1.219.178

0-
erst

…………….
351.085 481.697
200 24.873
39.499
375.958
521.196

Rogge

…………….6.000

145.481
215.026

3.241
2.826
148.722
217.852

Maïs ……………….6.851

Lijnzaad

…………..
11.703
224.724
158 950
11.468
312.902
372.066 537.626 531.016
Haver

……………..3.539
.

75.468
91.830

50
204
75.518
92.034
Lijnkoek

……………190
Tarwemeel

…………
1.463
..
19.548 89,571
238
10.425
21.014
29.973
90.585
Andere meelsoorten
.1.829
34.226
31.318
435
10.501
9.919
44727
41.237

is maIs aan de Argentijnsche termijnmarkten 15 tot 20 een-
werden, sloöt de N e w-Y o r k s c

e termijnmarkt met de
tavos per 100
KG.
en te Chicago
Y21

%, dollarcent per volgende noteeringen: Oct. 1.01; Dec. 1.09, Jan. 1.06,

1rt.
56 lbs.
1..- en Mei 1.04, terwijl de laatste noteering voor Spot
G
e r s t ontmoette deze week al evenzeer weinig vraag.
Centr. 3.16 bedroeg.
Wel werd van den Donau minder verscheept, doch de Rus-
De ontvangsten in de Atlantische havens der Ver. Staten
sische af ladingen, voornamelijk ter uitvoering van vroegere
bedroegen deze week 39.000 tons, de versmeltingen 58.000
verkoopen, waren Vrij groot. Voor ])onaugerst zijn de prj-
tons tegen 49.100 tons en de voorraden 199.000 tons tegen
zen niet verder gedaald, ddch Russische gerst werd in.Eïi-
218.300 tons verleden jaar.
geland en een enkelen keer in Nederland tot dalenden prijs
De laatste C uh a-stabistiek is als volgt:
verhandeld,

zoodat

de premie

boven

Donaugerst

verder
verminderde. In Canada daalde de gerstprjs, doch tot zaken
1932

1931

1930

naar Europa leidde dat nog niet, afgezien van een enkele
tons

tons

tons

transactie naar Engeland. Ïat de vraag naar gerst onbe-
vredigend is, blijkt uit het feit, dat zich te Rotterdam weder
een niet onbelangrijke voorraad ])onau- en Russische gerst
heeft gevormd.

SUIKER.
De verschillende suikersnarkten gaven gedurende de ge-
heele week een onbelaugwekkend beeld te zien.
In A m e r i k a hcerschte een trage stemming en er von-
den slechts sporadisoh verkoopen van ruwe suiker plaats,
waarbij de prijzen zich echter wel konden handhaven.
Na enkele kleine fluctuaties, welke doot plaatselijke om-
standigheden, ooals liquidaties en dekkin.gen, veroorzaakt

Productie ……(Raming) 2.597.510 3.122.186 4.671.200
Ontvangsten ………….12.515 34.845 27.7
1
20
Totaal sedert 111 ………1.478.507 1.866.463 3.354.084
Verschepingen ………..39.979 69.936 50.990
Voorraad afscheephav.ens

805.507 LOO 1.875 1.138.949

In E n ge 1 a n d waren raffinadeurs terughoudend na de
flinke inkoopen van de voorafgaande week, zoodat maar w’einig zaken tot stand kwamen.
Op
de L o n de as c h e
termijnmarkt was de stemming kalm. Na een inzinking
in het begin van de week trokken de noteeringen een weinig
aan. Het slot luidde als volgt: Dec. Sh. 5111, Mrt. Sh.
612, Mei
Sh.
6/4 en Aug.
Sh.
6/6.;’Rietsuiker basis 96 pCt.
eif.

STATISTISCH OVERZICH4

GRANEN EN ZADEN
ZUIVEL EN EIEREN
MINERALEN

TARWE
Manitoba
ROGGE
MAIS
GERST
LIJNZAAD
BOTER
E
AAS

ammer
EIEREN
STEENKOLEN
Westfaalsche!
PETROLEUM
Mid. Contin.
No. 2 loco
No. 2 Canada
loco
La Plata
loco

.
Z. Russische
La Plata
per K.G.
A1kiiaar

Cern. not.
Hollandsche
Crude
Rotterdam!
Arnra
R’damlA’dam
R’damjA’dam
lOCO
Rotter-
loco
R’damlA’dam
leeuwar-
der Comm.
Fabrieks-
Eiermijn
Roermond
bunkerkolen,
onezeefd f.o.b.
33
hfl1
33.9°
per 100 K.G.
per 2000 K.G.
per 1960 K.G.
Noteering
kI. mnérk
p. 100 St.
Rdanl’arn
BÇS.g.1
per
2)
3)
4)
p

.

.

f1.
0
10
f1.
00
f1.
°Io
f1.
Olo
f1- °lo
0.
0
10
11.
010
f1.
0
10
11.
01
°Io
1925
17,20 100,0 13,07
5

100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50
100,0
2,31
100,0
56,-
100,0
9,18
100,0 10,80
100,0
1.68
100,0
1926
15,90
92,4
11,75
89,9
174,25
75,3
196,75
83,4
360,50 77,9
1,98
85,7 43,15
77,1
8,15 88,8
17,90
165,7
1.89
112,5
1927
14.75
85,8
12,475
95,4
176,00
76,0
237,00
100,4
362,50
78,4
2,03
87,9
43,30
77,3
7,96
86,7
11,25 104,2
1.30
77,4
1928
13,475
78,3
13,15 100.6
226,00 97,7
228,50 96,8 363,00 78,5
2,11
91,3
48,05 85,8
7,99 87,0
10,10
93,5
1.20
71,4
1929
12.25
71,2
10,87
5

83,2
204,00
88,1
179,75
76,2 419,25 90,6
2,05
88,7
45,40
81,1 8,11
88,3
11,40 105,6
1.23
73,2
1930
9,67
5

56,3 6,22
5

47,6
136,75
59,1
111,75
47,4
356,00

.
77,0
1,66
71,9
38,45
68,7
6,72 73,2
11,35
105,1
1.12
66,7
1931
5,55
32,3 4,55 34,8
84,50 36,5
107,25
45,4
187,00
40,4
1,34
58,0
31,30 56,9
5,35 58,3
10,05
93,1
0.58
345
Jan.

1930
12.675
73,7
9,35 71,5
149,25
64,5
151,25
64,1
433,75
93,8 2,00 86,6
43,95 78,5
7,55 82,2
11,75 108,8
1.21
72,0
Febr.

,,
Maart
11,72
5

10,90
68,2
8,17
5

62,5
139,00
60,0
135,75
57,5 398,50 86,2 2,03 87,9
41,15 73,5
6,90
75,2
11,75
108,8
1.11
66,1
,,
63,4 7,15
54,7
143,50
62,0
125,00
53,0 390,00 84,3
1,71
74,0
41,25
73,7
5,18 56,4
11,55
106,9
1.11
66,1
April
11,175
65,0
7,625
58,3
180,25
77,8
129,75
55,0
431,00
93,2
1,50
64,9
36,50
65,2
5,16
56,2
11,35
105,1
1.165
69,3
Mei
10,45
60,8 6,55
50,1
148,50
64,1
114,50
48,5
405,00
87,6
1,44
62,3
37,20 66,4
5,30 57,7
11,35
105,1
1.185
70,5
Juni
10,05
58,4
5,170
39,6
145,50
62,9
103,75
44,0
385,50 83,4
1,54
66,7
37,-
66,1
5,09 55,4
11,35
105,1
1.185
70,5
Juli

,,
9,55
55,5
5,82
5

44,6
157,75
68,1
108,00
45,8 345,25 74,8
1,72
74,5
39,90
71,3
5,09 65,3
11,35
105,1
1.18
5

70,5
Aug.
9,45
54,9 6,30 48,2
146,00
63,1
116,25
49,3 365,00 78,9
1,58
68,4
40,20 71,8
6,03
65,7
11,35
105,1
1.185
70,5
Sept.
8,40 48,8 5,25 40,2
127,50
55,1
99,00
41,9 318,75 68,9
1,64
71,0
37,55
67,1
7,23 78,8
11,35
105,1
1.185
70,5
Oct.

.
7,40
43,0
4,62
5

35,4
112,25
48,5
86,00
36,4
281,25
60,8
1,63
70,6
36,90 65,9
8,60
93,7
11,35
105,1
1.185
70,5
Nov.

,,
7,25
42,2 4,25
32,5
94,50 40,8 82,25
34,9
270,75
58,5
1,58
68,4
36,50 65,2
9,63
104,9 10,90 100,9
0.85 50,6
Dec.,,
7,Q75
41,1
4,30 32.9
96,00
41,5 91,00
38,6
247,75
53,6
1,55
67,1
33,50 59,8
7,97
86,8
10,85 100,5
0.85 50,6
Jan.

1931
6,525
37,9
4,-
30,6
84,50 36,5
86,25
36,5
207,50 44,9
1,61
69,7
32,25 57,6
6,63
72,2
10,30
95,4
0.85 50.6
}ebr.
5,775
33,6
3,90
29,8
87,50
37,8
85,75
36,3,
206,25
44,6
1,66
71,9
33,80 60,4
6,21
67,6
10,30
95,4
0.85
50,6
Maart
5,625
32,7
4,20
32,1
103,00
44,5
104,75
44,4
214,00
46,3
1,47
63,6
35.00 62,5
4,94 53,8
10,30
95,4
0.66
39,3
April
5,90 34,3
4,42e
33,8
112,00
48,4
117,00
49,6
197,75
42,8
1,35
58,4
31,60 56,4
4,20
45,8
10,15
94,0
0.53
31,5
Mei
6,15
35,8
4,975
38,0
95,75
41,4
124,00
52,5
189,00
40,9
1,26
54,5
30,85
55,1
4,075
44,4
10,00
92,6
0.53 31,5
Juni
5,75 33,4
5,05
38,6
86,75
37,5
116,50
49,4
191,50
41,4
1,29
55,8
33,50 59,8
4,30 46,8
10,00
92,6
0.34
5

20,5
Juli
5,425
31,5
4,70
35,9
84,25
36,4
115,75
49,0 211,00
45,6
1,32 57,1
37,75
67,4
4,40 47,9
10,00
92,6
024
14,3
Aug.
4,975
28,9
4,025
30,8
74,50
32,2
119,50
50,6
185,50
40,1
1,30
56,3
36,00 64,3
4,98
54,2
10,00
92,6
0,435
25,9
Sept.
4,775
27,8
4,27
5

32,7
68,00
29,4
97,00
41,1
164,25
35,5
1,27
55,0
32,25 57,6 5,775
62,9
10,00
92,6
056
33,2
Oct.
5,-
29,1 4,475
34,2
68,50
29,6
94,75
40,1
160,25
34,6
1,24
53,7
26,25 46,9 6,275
68,4
9,90
91,7 0.56 33,2
Nov.
5,825
33,9
5,475
41,9
81,00
35,0
114,50
48,5
169,75
36,7
1,17
50,6
24,75 44,2
7,07
77,0
9,90
91,7 0.68
40,4
Dec.
4,925
28,6
4,95
37,9
69,25
29,9
111,25
47,1
145,75
31,5
1,18
51,1
21,40 38,2 5,325
58,0
9,90
91,7
0.71
42,3
Jan.

1932
5,05
29,4
5,07
5

38,8
71,25
30,8
114,00
48,3
142,50
30,8
1,16
50,2
25,75 46,0
4,71
51,3
8,25
76,3
0.71
42,3
lebr.
5,30
30,8
5,075
38,8 74,00 32,0
108,50
46,0
142,25
30,8
1,34
58,0
27,75 49,6
3,79 41.3
8,25
76,3
0.71
42,3
Maart

,,
5,525 32,1
5,80
44,4 86,75 37,5
118,00
50,0
143,25
31,0
0,98 42,4
23,65 42,2
3,425
37,3 8,35 77,3
0.71
42,3
April

,,
5,65
32,7
6,225
47,6 88,75
38,3
124,50
52,8
135,25
29,2 0,99
42,9
19,60
35,0 2,775
30,2
8,65
80,1
0.86
51,2
Mei

,,
5,60
32,6
5,30 40,5
78,00
33,7
116,00
49,2
130,25
28,2
0,82
35,5
19,65
35,1
2,88 31,4
8,30 76,9
0.86
51,2
Juni

,,
5,22
30,4
4,15
31,7
80,75 34,9
105,75
44,8
128,75
27,8
1,11
48,1
24,25
43,3
3,08 33,5 8,25 76,3
0.86
51,2
Juli

1
4,90
28,5
4,-
30,6
78,75
34,0
100,25
42,5
129,75
28,1
0,96
41,6
19,55
34,9 3,125
34,0 8,10 75,0
0.86
51,2
Aug.,,
5,20
30,2 4,075
31,2 77,50 33,5
98,25
41,6
133,00
28,8
0,76
32,9
17,90
32,0 3,72
40.6 7,80 72,2
0.86
51,2
Sept.,,
5,475
31,8
4,20
32,1
78,50
33,9
88,50
37,5
150,75
32,6
0,84
36,4
19,70
35,2 4,64
505
7,75 71,8
0.86
51,2
3 Oct.,,
5,40
31,4
4,05 31,0
77,50
33,5
84,00
35,6
147,00
31,8
0,85
7

36,8
22,507
40,2 4,75
51,7 7,75
71,8
0.86
51,2
10
5,30
30,8
4,-
30,6
76,00
32,8
82,00
1
34,7
139,00

1
30,1
1
4,90
1

53,4
7,75
71,8
0.86
51,2
1)
Men zie voor de toel. op dezen staat de nos. van 8 en 15 Aug. 1928 (No. 658 en 659) pag. 689190 en 709.
2)
Tot Jan. 1931 Hard Wintér No. 2. van Jan. 1931 tol
vanaf 26Mei
1930
tot 23Mei1932
74 K.G. Zuid

Russische.
4)
Tot Jan.
1928
Malting;
van Jan.
1928
tot 9 Febr.
1931
American No.
2, van 9 Febr.
1931
tot
23 Mei 193

12 October
1932

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

815

De Zichtbae Voorraden zijn volgens Czarni.kow:
1932

1931.

1930
tons

tous

tons
Duitschiand 1/9 ……….732.000

743.000

311.000
Tsjecho-Slowakije 119

216.000

317.000

116.000
Frankrijk 119 …………218.000

308.000

213.000
Nederland 119 …………133.000

160.000

104.000
l3clgië 1/9 …………….66.000

85.000

61.000

Hongarije 1/9 …………27.000

47.000

14.000
Polen 1.19 …………….173.000

258.000

152.000
Engeland 1/9 Geïmp. suiker 218.000

199.000

226.000
119 Binneni

. –

5.000

1.000

Europa . . . 1.783.000 2.122.000 1.198.0
Ver. Staten alle havens 2718 520.000

540.000

463.000
Oubaansehe havens 27/8

923.000 1.193.000 1.280.000
Cuba binenland 27/8 ……1.400.000 1.450.000 1.490.000
Java 119 …………….2.906.000

1.954.000

1.473.000

Totaal . . . 7.532.000 7.259.000 5.904.000
waarvan geblokkeerd …..3.757.000 2.331.000

896.000
Op J a v a verkocht de V.I.S.P. ruim 5000 tons Superieur
tot den ouden prijs van f6.- en ruim 71.000 tons bruine
suiker •tot geheimen pri
.
js.
De aanplant voor.00gst 1933 bedraagt volgens de laatste
berichten 57.6 pCt. minder dan die voor oogst 1931, terwijl
de aanplant voor den ditjarigen oogst 14.6 pOt. kleiner
was dan voor 1931.
E[i er te 1 a n d e had de markt een zeer rustig aanzien.
De noteeringen op de termijnmarkt te A m sIer d a m be.
landden aan het flot, mi enkele fractioneele schommelin-
gen, op h %
et volgende niveau: Dec.
f
6%. Mrt.
f
6, Mei

.f
6Y en Aug.
.f
671
8
.
Teekenend was de geringe omzet van slechts S contracten of 400 tons.

KOFFIE.
Dc markt was in de afgeloopen week kalm prijsliouclend
gestemd. De verwachting, dat onmiddellijk na afloop van
de revolutie belangrijke importzaken in Santos koffie zou-
den worden afgesloten, werd niet bewaarheid. Direct nadat
de opstandelingen zich hadden overgegeven en liet telegra-
fisch verkeer met Santos heropend was kwamen ivel vaste
offertes af van verschillende Santos-afladers op prompte
verscheping, tot prijzen, meestal afwisselend van $ 11.70

tot $ 12.- per cwt. kost en vracht voor Superior en van
$ 12.10 tot $ 12.40 voor Prime. Veel belangstelling vermoch-
ten deze aanbiedingen echter op onze markt zoowel als el-
ders nog ni4 te verw’ekken. Koopers willen klaarblijkelijk
eerst afw’achkn hoc alles in Brazilië zich verder ontwikke-len zal. Voorlodpig is, naar of;ficieel bericht wordt, de uit-
voer uit de haven van Santos door de Federale Regeering
tot en met 12 de,zér verboden dn zijn ook de banken in den
Staat Sao Paulo tot dien datum gesloten.. Medegedeeld wordt, dat deze maatregel genomen is met het doel een
nieuwe daling te voorkomen, alvorens de Koffieraad ge-
.legenheid zal hebben gehad den toestand, ontstaan tijdens
de revolutie, te onderzoeken en te regelen.
In Amerika werden op 4 October de onverkochte 38.000
balen van de laatste aanbieding van Santos koffie uit den
voorraad van de Farm I3oard verkocht tot prijzen, variee-
rende van 10% tot 11 dollarcents per po;d, terwijl in de
week claarvdör 24.000 balen koopers hadden gevonden tot
prijzen van 11% tot 14 dollarcents. Toch is de prijs van
10% t 11 dollarcents nog zeer bevredigend te noemen, aan-
gezien op datzzelf de oogenblik Santos New-York type 4 op
prompte verscheping door Brazilië te New-York werd aan-
gëboden tot 10 dollarcents.
De aanbiedingen van Rio naar Nederland zijn thans voor
type New-York 7 met beschrijving, prompte verscheping,
9.45 t 9.50 per cwt. kost en vracht, wat, omgerekend in
Hollandsoh geld, uitkomt op 23% t 23% ct. per
1/
K.G.
Offertes van Nederlandsch-Indië zijn er in de laatste da-
gen bijna niet geweest en het is daardoor niet goed mogelijk
om de juiste waarde der verschillende Robusta-soorten in
de eerste hand te vermelden. Aangenomen kan worden, dat
(Ie waardeop het oogenblik ongeveer is:
Palembang Robusta, October-verscheping, 18% ct.; Ben-
koelen Robusta, October-verscheping, 19% ct.; Mandheling
Robusta, October-verscheping, 22 ct.; W.I.B. faq. Robusta,
October-verseheping, 26 ct., alles per
V
K.G., elf, uilgele-
verd gewicht, netto contant. Vooral voor de goedkoopste
ongewassehen Sumatra Robusta-soorten zijn deze waarden
belangrijk onder die van een week geleden.
Aan de termijnmarkt te Rotterdam liepen de noteeringen
aanvankelijk iets terug om daarna nog iets meer te stij-
gen De noteeringen zijn thans: October 25%, December

N
GROOTHANDELSPRIJZEN’)

METALEN
TEXTIELGOEDEREN
DIVERSEN

ZILVER
IJZER
Cleveland
1
KOPER

1
Standaard

i
1
1
TIN

.

1
LOOD
KATOEN
Middting

WOL
gekamde

WOL
gekamde
Australische,
KOE- HUIDEN
KALK-
SALPETER
cash Londen
per
Foundry No. 3
Locoprijzen
iocoprijzen
Locoprijzen
Londen
locoprijzen
Australische,
Merino, 64s Av.
CrossbredColo-
Gaaf, open
Old. per

Standard Middlesbrough
Londen
Londen per

1
Eng. ton per Eng. ton
New-York
Ib.
per
loco Bradford
nial Carded,
SO’s Av. loco
kop
57-61 pnd.
100 KG.
netto
Ounce
per Eng. ton
per Eng. ton
per Ib.
Bradford per ib.

pence
32
1
18
010
100,0
Sh.
731-
0
10
100,0
£
62.116
0/
100,0
£
261.171-
01
100,0
£
36.816
00
100,0

$
cts.
23,25

°!o
100,0
pence
55,00
010
100,0
pence
.
29,50
28
11
,1
89,3
8616
118,5
58.11-
93,5
290.1716
111,1
31.116
85,3
17,55
75,5
47,25
85,9
24,75

26
3
14
83,3
731-

.
100,0
55.141- 89,7
290.41-
110,8
24.4

66,4
1750


75,3
48,50
88,2
26,50
261116
81,1
661-
90,4
63.161-
102,8
227.51-
86,8
21.11-
57,8
20,00 1
86,0
51,50 93,6 30,50

24
7
/16
76,2
70/6
96,6
75.141-
121,9
203.156
77,8
23.51-
63,8
19,15
82,4
39,-
70,9
25,25
171/16
55,4
671-
91,8
54.131-
88,0
142.51-
54,3
18.116
49,6
13,55
58,3
26,75 48,6
16,25
13’/
41,6
55/ 75,3
36.5/
58,4 110.1/ 42,0
12.11
33,1
8,60
37,0 21,50
39,1
12,00
2011/10
65,3
72/6
99,3
71.9/6
155,1
174.13/-
66,7
21.11/-
59,4
17,15
73,8 29,50
53,6
19,25
20
1
18
62,6
7216
99,3
71.1216
115,4
174.41-
66,5
21.41-
58,2
15,45
66,4 28,50
51,8
17,75
19’/
59,5
701-
95,9
68.1916
111,1
165.181-
634
18.161-
51,6
15,20
65,4 26,25
47,7
16,50

19/16
61,0
67/6
92,5
61.3/-
98,5
161.17/6 61,8
18.6/6
50,3
16,45
70,8 27,25
49,5
17,25

18
1,
1,6
59,0
67j6
92,5
53.91-
86,1
145.-!-
55,4
17.161-
48,9
16,50
71,0 28,75
52,3
18,00
16
1
116
50,0
6716
92,5
50.116
80,7
136.416
52,0
17.191-
49,3
14,50
62,4 27,75
50,5
17,50
16
49,9
6716
92,5
48.21-
77,5 1341716
51,5
18.31-
49,8
13,10
56,3
27,00
49,1
16,75

J6/
51,0
651-
89,0
47.151-
76,9 135.5:6
51,7
18.61-
50,2
11,95

.
51,4 27,25
49,5
16,50

16″/1
52,0
163/6
87,1
46.61-
74,6
132.61-
50,5
17.18/-
49,1
II,-
47,3
27,00
49,1
15,75

16
1
/2
16/
51,5 51,9
63/6
5

63(66
87,1 87,1
43.-/-
46.816
69,3 74,8
117.13/-
113.161-
44,9
43,5
15.15/-
15.1816
43,2
43,7
10,55 10,85
45,4
46,7
24,50 24,00
44,5 43,6
14,50
13,00

16
5
18
13
7
/8
51,9
43,2
63/66
6016 87,1
82,9
47.616
45.716
76,2
73,1
115.31- 116.81-
44,0 44,4
15.516
14.-16
41,9
38,5
9,95
10,30
42,8 44,3
22,50 21,25
40,9 38,6
12,50 12,00

I2
11
2
38,9
586
80,3
45.116
72,6
117.-/6
44,7
13.56
36,4
10,95
47,1
21,75
39,5
12,00

13
7
/1e
41,8
586
80,3
45.116.
72,6
122.11-
46,6
13.3,6 36,2
10,90
46,9
25,25
45,9
14,50

13
1
1
40,9
586
80,3
42.1516
68,9
113.41-
43,2
12.101-
34,3
10,25
44,1
24,50
44,5
14,50

12
1
/1
127:8
40,3
40,1 5816
5816
80,3
80,3
39.6i6
36.616
63,4
58,5
104.171-
106.216
40,0 40,5
11.1016 11.1116
31,6 31,8
9,40 9,10

.
40,4
39,1
23,50 22,00
42,7 40,0
13,00 12,50

13
1
/.
41,2
5816
80,3
34.141-
55,9
112.5/6
42,9
12.1516
35,1
9,25
39,8
22,25
40,5
12,50

12′
3
/j
39,9
58/6
80,3
32.15!-
52,8
114.19,6
43,9
1119,6
32,9
7,20
31,0
22,25
40,5
12,00

13
5
116
I3′!j
41,4 43,0
55/6
46′-
76,0 63,0
30.316

.
28.2/6 48,6 45,3
111.161-
1011/6
42,7
38,6 11.4/-
10.96
31,1
28,8
6,55 6,30
28,2 27,2
20,00
19,50
36,4
35,5
11,00 10,75

14
1
12
45,1
4416
61,0
27.1916
45,1
102.-!-
39,0
11.51-
30,9
6,40
27,5
19,00
34,5
29,5
10,75
9,00
14
5
/1
44,6
416
56,8
27.616
44,2
98.1716
37,8
10.161-
29,6 6,30
27,2
16,25
13
7
18
j.14
43,2
43,6
4116
41/6
56,8 56,8
27.1416
26.4/-
44,7
42,2
98.181-
99.216
37,8 37,9
10.141-
10.51-
29,4
28,1
6,65
6,90
28,6
29,7
16,50 16,25
30,0.
29,5
9,00
9,00

.13/4
13l/s
42,8 40,9
441-
45/-
60,3
61,6
24.181-
23.8/-
40,1
37,7
96.61-
84.15/6
36,8 32,4
9.91-
8.16/6
25,9
24,2 6,90

6,25
29,7
26,9
16,50
16,50
30,0 30,0
8,75
9,00

12
5
18
39,3
441-
60,3
21.61-
34,3
89.1316
34,2
8.-!-
22,0 5,80

.
24,9
15,75
28,6
8,25

12
5
18
39,3
44
1

60,3
20.12:6
33,2
84.91-
32,3
7.51-
19,9.
5,25


22,6
15,25
27,7
7,75

12
3
18
38,5
426
58,2
19.216
30,8
90.1716
34,7
7.316
19,7
5,80

1
24,9
16,00
29,1
8,50
L1213/
16

39,9
421-
57,5
22.416
35,8
101.-!-
38,6
7.1716
21,6 7,35
.6
31,6
15,75
28,6
8,25
13
40,5
421-
57,5
25.81- 40,9
109.916
41,8
9.1016 26,1
7,75
‘6

33,3
16,75
30,5
8,75
12
1
12
38,9
41.6
56,8
23.19/-
38,9
107.716
41,0
817(6
24,4
7,15


30,8
16,258
29,5
8,50
8

12
5
18
39,3
4116
56,8
fl.11(-
36,3
105.316
40,2
8.816
23,1

6,65
.28,6

3Sept. 1932
79 K.G.
La Plata.
5)
Tot
Jan. 1928
Western;
vanaf
Jan. 1928
tot 16
Dec. 1929
American
No.
2, van 16
Dec. 1929
tot 26
515 K.G. Zuid-Russische.
Van
23
Mei-19 Sept.
1932
No. 3 Canada.
5)

Noteering
Schotland
5916.
6)

581-.
7)

7 Oct. 8)
6 Oct. 5)
4Oct.

0
/0
f1.
01
f1.
°!o
100,0
34,70
100,0
12,-
100,0 83,9 28,46
82,0
11,61
96,8 89,8 40,43
116,5
11,48
95,7
103,4
47,58
137,1
11,48
95,7 85,6
32,25
92,9
10,60
88,3
55,1
25,36
73,1
9,84
82,0
40,7
18,65
53,7
8,61
71,8
65,3
26,63
76,7 10,11
84,3
60,2
24,50 70,6
10,21
85,1
55,9

69,2
10,21
85,1
58,5
24,13 69,5
10,21
85,1
61,0
26,25 75,6
.10,21
85,1
59,3
26,63
76,7
10,21
85,1
56,8
24,25 69,9
9,18
76,5 55,9
24,88
71,7
9,28
77,3 53,4
26,50 76,4
9,39
78,3 49,2
26,25 75,6
9,49
79,1 44,1
25,25
72,8
9,70 80,8
42,4

72,0
9,90 82,6
40,7
24,63
71,0
10,11
84,3
40,7
22,50 64,8
10,21
85,1
49,2
22,25
64,1
10,21
85,1
49,2
22,25
64,1
10,21
85,1
44,1
21,75
62,7
10,21
85,1
42,4
19,13
55,1
10,21
85,1
42,4
20,25
58,4 8,26 68,8
40,7
18,75
54,0
7,-
58,3
37,3
18,-
51,9 6,50
54,2
36,4
17,50
50,3
6,65 55,4
36,4
16,75
48,3
6,80
56,7
30,5


6,95
57,0
30,5
11,63
33,5
7,10
59,2
30,5
11,75
33,9 7,25
60,4
29,7
10,25
29,5
7,40
61,7
30,5
9,25
26,7
7,40
61,7
28,0
8,88
25,6
7,40
61,7
26,3
9,-
25,9
7,40
61,7
28,8
9,75
28,1


28,0
12,-
34,6
5,70 47,5
29,7
13,75
39,6
5,90
49,2
28,8
14,75
9

42,5
6,-
50,0
6,-
50,0
Mei 1930
74/5
K.G.
Hongaarsche,

816

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 October 1932

23%, Maart 21%, Mei 21% en September 20% ct. per %
K.G.
De officieele loco-noteering te Rotterdam
van
Superior
Santos bleef onveranderd 37 ct. en van Robusta. 27 et., alles
per
34
K.G.
De slot-cioteeringen te Nev-York van het aldaar geldende
gemengd contract (basis Rio No. 7) waren:
Dec.

Maart

Mei

Sept.
10 October …………6,48

$ 6.04

$ 5.90

$ 575
3 October ……….. ..6,45

,, 5.92

,, 5.77

,, 5.63
26 September

2
,7.42

.,625

,, 5.S1
19 September …….. ..6,86

., 6.34

,,6.14
De dezer dagen verschenen Statistiek van de firma G.
Duuring & Zoon te Rotterdam geeft aan, dat in September
de aanvoer geweest is als volgt:
1932

1931

1930
bn.

bn.

ba.
in Europa ……………627,000

936.000

854.000
Ver. Staten van Amerika 750.000

738.000 1.047.000

Totaal . . . . 1.377.000 1.674.000 1.901.000
De Aanvoeren in Europa en in Amerika tezamen gedu-
rende de eerste negen maanden van ‘het jaar bedroegen
15.977.000 balen tegen 19.582.000 balen in 1.931 en 17.209.000
balen in 1930.
De Afleveringen in September varen:
1932

1931

1930
‘bu.

bn.

bn.
in Europa ……………885,000

948.000

946.000
Ver. Staten van Amerika 883.000

775.000. 898.000

Totaal . . . . 1.768.000 1.723.000 1.844.000
De Afleveringen in Europa en in Amerika tezamen ge-
durende de eerste negen maanden van het jaar waren
16.701.600 balen tegen 18.102.000 balen in 1931 en 16.797.000
balen in 1930.
Vanaf 1 Juli tot 30 September varen de Aanvoeren in
Europa en in Amerika tezamen 3.748.000 balen tegen
5.422.000 balen in 1931 en 4.830.000 balen in 1930, terwijl
de Afleveringen bedroegen 4.963.000 balen tegen 5.234.000
balen in 1931 en 5.086.000 balen in 1930.
De zichtbare voorraad was op 1 October ‘in Europa
1.734000 balen tegen 1.992.000 balen op 1 September. in
Amerika ‘bedroeg hij 1.596.000 balen tegen 1.729.000 balen

op 1 September. in Europa en in Amerika tezamen was de
zichtbare voorraad dus op 1 October 3.330.000 balen tegen
3.721.000 balen
01)
1 September. Hij ‘bedroeg op 1 October
1931 – 3.999.000 balen en op 1 October 1930 – 2.707.000
balen.
De zichtbare wereldvoorraad was op 1 October 5.677.000
balen tegen 6.008.000 balen op 1. September en 6.572.000
balen verleden jaar. In deze cijfers zijn niet begrepen de
voorraden in het binnenland van Brazilië, waarvan het
cijfer van 1 October en van 1 September nog niet bekend
is, doch die op 1 October 1931 ‘bedroegen 25.047.000 balen.
Rotterdam, 11 October 1932.

THEE,
In de afgeloopen ‘week’ gaf de Londensche theemarkt we-
der een.ige verbetering te zien. De meeste belangstelling
ging uit naar de gewone en midden-kyaliteiten.
De Java- en Sumatra-theeëil werden in het algemeen
meestal
34
d. duurder betaald. Export-theeën waren zeer
gevraagd en konden dikwijls
1
A
d. ‘hoogere prijzen bedingen.
Van de Britsch-Tndische soorten waren de goede soorten
eveneens vast, terwijl kleingrijzige theeën iets onregelma-
tig liepen.
Ook bij de Ceylon-theeën was de vraag voor export-doel-
einden zeer goed. Midden- en gewone kwaliteiten waren
vast tot
34
d. hooger.
Volgens publicaties van de Vereeoigin.g voor de Thee-
cultuur in Ned.-Indië bedroeg de thee-uitvoer van Ceylon gedurende de maand Augustus 20.748.000 lbs., tegenover
16.422.000 lbs. in Augustus 1931. Van 1. Januari to’t en met
Augustus wei-den 177.817.000 lbs. uitgevoerd, tegenover
176.244.000 in dezelfde periode van 1931.
De aanvoer in de Londensche palehuizen beliep gecluren.
de September 52.1 m’illioen l.bs. (v.j. 46.4 mi’llioen lbs.). De afleveringen bedroegen in diezelfde maand 35.8 millioen lbs.
(v.j. 57.2 millioen lbs.). De voorraad bedroeg per ultimo
September 219 millioen lbs. (v.j. 195 millioen lbs.).
Dc aanvoer van thee in Nederland bedroeg gedurende de maand September 1.7 millioen EG. (v.j. 1.5 mill’ioen EG.).
De uitvoer bedroeg gedurende diezelfde maand 329.000 EG.
tegenover 742.000 EG. in Septem!ber 1931, terwijl cle in-
voer tot verbruik in die maand 1 millioen EG. (v.j.
900.000 EO.) beliep. Amsterdam, 10 October 1932.

Vervolg STATISTISCH OVERZICHT VAN .CROOTHANDELSPRIJZEN.

DIVERSEN

VURENHOUT
RUBBER’)
basis
7″
f.o.b.
Standaard
Zweden!
Ribbed Smoked Finland
Sheets per standaard loco Londen
van
4.672
M’.
per Ib.

KOLONIALE PRODUCTELT

SUIKER KOFFIE
THEE
Witte kristal-
Robusta Afi. N.-l. theev.
suiker loco
Locoprijzen
A’dam gem. pr.
R’damlA’dam
Rotterdam
Java-en Suma-
per 100 K.G.
per
11

K.G.
trathee
p.
1
1 KG.

INDEXOIJFERS

&v,
Bruto-

n
“»’
COPRA
gewichtv.d.
buit, handel
IIf

0>-‘
m .mj.
Ned.-lnd. f.m.s.
per 100 K.G.
Nederland
1S!
Amsterdam
1925=100
n&)n

In-

1
Uit-
e
im
t

0
voer
1
voer

t
0
10
Sh.
0
10
f1.
°Io
cts.
1925
159,75
100
2111,625
100,0
18,75 100,0
61,375
1926 153,50
96,1
21-
67,4
17,50
933
55,375
1927 160
1
50
100,5
116,375
51,6
19,12
5

102,0
46,875
1928
151,50
94,8
-110,75
30,2
15,85
84,5 49,625
1929
146,00
91,4
-110,25
28,8
13,-
69,3
50,75
1930
141,50
88,6
-15.875
16,5
9,60
51,2
32
1931′ 110,75
69,3
-3
8,4
8,-
42,7
25
Jan.

1930
147,50
93,9
-17,375 20,7
11,675
62,3
35
Febr.

,,
147,50
92,3
-(8
22,5
11,40
60,8
35
Maart

»
147,50
92,3
-17,625 21,4
10,70
57,1
35
April
147,50
92,3 -17,375
20,7
10,55
56,3
35
Mei
,,
145,00
90,8
‘-(6,875
19,3
9,80
52,3
34,75
Juni

»
145,00
90,8 -16,125
17,2
9,775
52,1
33
Juli

,,
142,50
89,2
-15,625
15,8
9,275
49,5
31,50 Aug.
142,50
89,2 -14,875
13,8
8,50 45,3 29,50
Sept.

,,
140,00
87,6
-(4,125
11,6
7,975
42,5
28,25
Oct.

,,
132,50
82,9
-/4
11,2
8,620
46,0 29
Nov.
130,00
81,4 -14.375
12,3
8,75
46,7
29 Dec.
130,00
81,4
-14,375
12,3
8,20
43,7 29
Jan.

1931
125.00
78,2
-14,25
11,9
8,20
437
28
Febr.,,
125,00
78,2
-13,875
10,9
8,20
43,7 26,25
Maart

,,
125,00
78,2 -13,75
10,5
8,30
44,3
25,50
April
125,00
78,2
-3,125
8,8
8,575
45,7 24,75
Mei
125,00
78,2
-13,125
8,8
8,50
45,3
.25 Juni
110,00
68,9 -13,125
8,8
8,575
45,7
25,75
Juli
110,00
68,9
-13
8,4
8,775
48,6
27
Aug.
100,00
62,6
-/2,5
7,0 7,90
42,1
25,50
Sept.
100,00
62,6
-12,375
6,7
7,525
40,1
23,75
Oct.,,
100,00
62,6
-12,375 6,7
7,55 40,3
23
Nov.
100.00
62,6
-.2,25
6,3
7,15
38,1
23
Dec.,,
82,50
51,6
-12,25
6,3
6,75 36,0
23
Jan.

1932
82,50
51,6
-12,125
6,0 7,35
.39,2
23
Febr.,,
82,50
51,6
-12
5,6 7,05
37,6
23
Maart
70,00
43,8
-11,625
4,6 6,25
33,3
23
April
70,00
43,8
-11,5
4,2
5,90
31,5
23
Mei
70,00
43,8
-11,5 4,2
5,62′
30,0 23,50
Juni

,,
70,00
43,8
-(1,375
3,9
6,30
33,6
24
Juli
67,50
42,3
-/1,375
3,9 6,70 35,7
24
Aug.,,
63,00,
39,4
-11,75 4,9
6,57′
35,1
24
‘Sept.,,
60,00
37,6
-12,125
6,0
6,525 34,8 25,25
3
Oct.
63,50
39,7
-11,875
5,3 6,37
5

34,0
27
10

,,
63,50
39,7
-/1,75
4,9
6,37′
34,0
27
t)
Jaar- en
maandgem.
afger.
op
1
/8
pence.
N.B.

01
cts.
0
10
f
010
100,0
84,5
100,0
35,87
5

100,0
100
100
100,0 100,0
90,2 94,25
111,5
34,-
94,8
112 128
93,2 92,9
76,4
82,75
97,9
32,625
90,9
113 116
95,4

89,5
80,9 75,25
89,1
31,87′
88,9
118
128
96,4
87,6
82,7
69,25
82,0
27,37
5

76,3
122
132
91,6 82,6
52,1
60,75
71,8
22,62′
63,1
124
135
75,5
69,4
40,7
42,50
50,3
15,37
5

42,9
117
136
62,6 57,9 57,0 60,50
71,6
26,87
5

74,9
128
136
84,5
76,9 57,0
58,25
68,9
26,31
5

73,5
112 126
81,3
75,2 57,0
62,25
73,7 25,25
70,4
125
131
78,7
74,2 57,0
59,50
70,4
26,12$
72,8
115 127
78,7
72,8′
56,6
58 68,6
25,50
71,1 132 132 76,1
72,0
53,8
58
68,6
22,87
5

63,8
131
133 76,1
70,4
51,3
55,50
65,7
21,75
60,6
138
141
74,2
69,3
48,1
55,25
65,4
20,-
55,7
129
145
73,5
67,9 46,0
59,50
70,4
19,25
53,7
122
126
72,3
65,4 47,3 66,50
78,7
18,75
52,3
128
152
71,6 64,6 47,3
68,25
80,8
19,375
54,0
121
139
71,0
63,3
47,3
66,75
79,0
19,-
53,0
105
129
69,0
61,3
45,6
66,25
78,4
18,25
50,9
121
132
67,7
59,2 42,8
53
62,7
18,125
50,7
96
121
67,1
59,4
41,5
45
53,3
18,62
51,9
107
.
140
66,5
5,l
40,3
43
50,9
17,50
48,8
110 138
65,8 58,4
40,7
40,25
47,6
15,37
5

42,9
114
141
65,8
56,8 42,0
39,50
46.7
14,12
5

39,4
127
133
64,5
56,8
i

44,0
38,25
45,3
15,-
41,8
138
153
62,6
55,8
41,5
38,50 45,6 14,12′ 39,4
122 142
60,6
55,6 38,7
37,50
44,4
13,375
37,3
125′
146
58,7
58,1
31,5
37,75
44,7
13,25
36,9
119
146
58,7
58,5 37,5
37
43,8
13,75
38,3
113
132
58,7
58,8 37,5
35
41,4
12,75
35,5
115
114
54,8
58,8
37,5
32
37,9
13,125
36,6
103 107
54,2 58,4 37,5
30
35,5
14,50
40,4
86
III
53,5
59.8
37,5
31
36,7
14,75
41,1
87
116
52,9 58,3
37,5 29,25
34,6
14,-
39,0
89
110
51,6 56,0
38,3 30,25 35,7
13,25
36,9
89
107
51,0 54,0
39,1
28,50 33,7
12,375
34,5
101
116
50,3
52,5
39,1
23,75
28,
1

12,375
34,5
100
112
49,0
53,7
39,1
22,75
26,9
12,37′
34,5
95
105
48,4 55,3
41,1
23,75
28,1
12,75
35,5
49,0
57,1
44,0
12,75
35,5
44,0
12,62′
35,2
Alle Pondennoteeringen vanaf
21
Sept.
zijn op goudbasls
omgerekend

12
October
12

817

DE
.
TWENTSCHE’BANK
N.V.

•GEVESTIGD TE AMSTERDAM

Maandstaat op 30 September 1932

DEBET

Aandeelhouders

nog

te

storten

90

pOt.

op

aandeelen

B,

waarvoor waarborg gedeponeerd ………………….
f

421.200.-

Deelnemingen in diverse ondernemingen ………………
9.039.409.87

Effecten van Aandeelhouders ten eigen gebruike
31.518.750,-

Kassa en De Nederlandsche Bank ……………………
,,

14.865.325,04

Wissels

en

Coupons

………………………………
14.544.066,40

Nederl.

Schatkistbilletten en

-Promessen ………………..
50.477.412,61

Daggeldieeningen ………………………………….

.
i.i.000,-

Bankiers in Binnen- en Buitenland

………………….
.
,,

15.237.223,22

Eigen

Effecten

en

Syndicaten ……………………….

.
7.027.790,62

Prolongatiën

gegeven ………………………………
.
9.962.835,-

Debiteuren

……………………………………..

f
137.728.984,94

af:

loopende Promessen …………………………..

7.500.000,-

130.228.984,94

Gebouwen

8.000.000,—.

Totaal ……
f
292.497.997,70

CREDIT

.

Kapitaal…………………………………………

Reservefonds ……………………………………..

Aandeelhouders voor gedeponeerde Effecten als waarborg

voor 90 pOt. storting op aandeelen B …………….
f

421.200,-

in Leen-Depot …. ……………………………

31.097.550,-

Zieken- en Pensioenfonds ……………………………

Deposito’s ……………………………………….

Saldo te ontvangen en te leveren Effecten …………….

Crediteuren ………………………………………
f
109.994.808,08

voor gelden in het Buitenland …………….,,

6.529.665,67

Te betalen Wissels
.
………………………………..

Geaccepteerd door derden……………………………

Diverse Rekeningen…………………………………

f
40.000.000,-
17.000.000,-
31.518.750,-

6.031.325,95
75.788.904,63
2.720.307,33
116.524.473,75
564.478,87

413.729,98

1.936.027,19

Totaal……
f
292.497.997,70

1OCTOflËR 1932

17
2
JAARGANG No. 876

NEDERLANDSCH INDISCHE HANDELSBANK, N.V.

AMSTERDAM

‘S-GRAVENHAGE

ROTTERDAM

BATA VIA

AMOY,AMPENAN, BANDOENG,BOMBAY, CALCUTTA, CHERIBON, GORONTALO,HONG-

KONG, KOBE, MAKASSAR, MEDAN, MENADO, PALEM BANG, PASSOEROEAN,

PEKALONGAN, PROBOLINGGO, SEMARANG, SHANGHAI, SINGAPORE, SOERABAYA,

TEGAL, TELOK BETONG,
TJILATJAP,
TOKIO, WELTEVREDEN

‘DE

NEDERLANDSCHE

WERKGEVER

Wekelijksch Orgaan v/h.Verbond

van Nederlandsche Werkgevers

VERANTWOORDELIJKE REDACTIE:

Mr. P. W. J. H. CORT VAN DER

LINDEN EN Mr. A. N. MOLENAAR

ABONNEMENTS.

PRIJS VOOR

NIET LEDEN

f6.—
PER JAAR

Vraagt proefexemplaren bij het

Secretariaat: Kneuterdijk 8,

Telefoon No. 17510. Den Haag

Practisch

Administratieboek voor

Huiseigenaren

Prijs gecartonneerd f
2
.
25
………

Alom verkrijgbaar bij
den Boekhandel en
bij Nijgh & Van Ditmar
N.V.
Uitgevers – Rotterdam.

Een spiegelbeeld van het politiek.
en geesteUjk leven in
Duitso’iiand,
een
betrouwbaar en krittsd, waarnen,e,
van het
Dulisd,e –
en Internationale zakenleven is de
,,
FRAP.KFUR TER ZEITUi’.G’,
Duitidsland’s
toon-
aan
getend zakenbiad.

Geinteresseerden knnnen ver-
dere inlichtingen bekomen by
onzen Generaal-Vertegen.
w ordiger voor Holland:
J.H.WEHN, VOORBURG IZ.H.)
Dr. BLOOKERSTRAAT Si

Â4:ttNIÖl
*
%.

&
1
%STRA)e

Hier is de plaats om U als Abonné op te geven:

Gelieve mij vanaf heden te noteeren voor een abonnement op Economisch-Statistische
Berichten (Algemeen Weekblad voor Handel, Nijverheid, Financiën en Verkeer) tegen

den prijs van (20.— per jaar
(f
23.— buitenland).

Naam:

Adres:

Datum:

NIJGH & VAN DITMAR N.V., DRUKKERS, ROTTERDAM

Auteur