Ga direct naar de content

Jrg. 15, editie 747

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 23 1930

23 APRIL 1930

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Econó mi*sch~Statïstïsche

Be
,
nchten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIÈN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

1
I5EJAARGANG

WOENSDAG 23 APRIL
1930

No. 747
1

INSTITUUT VOOR ECONOMiSCHE GESCHRIFTEN.
Algemeen Secretaris: Prof. Mr. Dr.
G.
M. Verrijn Stuart
ECONOMISCIJ-STATISTISCIIE BERICHTEN.
COMMISSIE VAN ADVIES:
Prof. Mr. D. van Blom; J. van Hasselt; Jhr. Mr. L. H. van
Lennep; Mr. K. P. van der Mandele; Prof. Dr. N. J.
Polak; Mr. Dr. L. F. H. Regout; Dr. E. van Weideren
Baron Rengers; Prof. Mr. H. R. Ribbius; Jan Schilthuis;
Mr. Q. J. Terpstra; Prof. Mr. F. de Vries.
Gedelegeerd lid: Prof. Mr. Dr.
G.
M. Verrijn Stuart.
Assistent-Redacteur: H. M. E. A. van der Valk.
Secretariaat: Pieter de ioochweg 122, Rotterdam.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco
P. P.
in
Nederland f 20,—. Buitenland en Koloniën f 23,— per
jaar. Losse nummers 50 cents. Leden en donateurs van het Instituut ontvangen het weekblad gratis.
Aangeteelcende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.

Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abonnement
volgens tarief. Administratie van abonnementen en adver-
tenties: Nijgh & van Ditmar’s Uitgevers-Maatschappij, Rot-
terdam, Amsterdam, ‘s-Gravenhage. Postchè qua- en giro-
rekening No. 6729.

23 APRIL 1930.
Gedurende cle afgeloopeu korte berichtsweek bleef

de gelclvraag regelmatig toenemen. De geldvraag voor

de feestdagen was zeer aanzienlijk, maar ook gisteren

bleef er goede vi-aag bestaan, zoodat het niet waar-

schijnlijk is, dat er deze maand nog veel ontspanning
zal i utreden. Wellicht dat het aanbod van caligeld in

de eerste dagen iets grooter wordt; maar daarentegen

blijft het aanbod voor wissels en op prolongatie ge-

ring. Geopend op ongeveer 2Ii6 pOL, werd Donderdag

voor wissels vrijwel zonder uitzondering 216 pOt. toe-

gestaan en gisteren kon men herhaaldelijk alleen voor

2
5
/s püt. slagen. De prolongatierente schommelde we-

der omstreeks 3 pOt, en liep gisteren op tot 3% â 33

pOt. Oallgeld steeg van 236 tot 2% pOt., maar was

gisteren iets ruimer op 216 pOt.

* *
*

De post binnenlandsôhe wissels op den weekstaat

van De Nederlandsche Bank steeg met bijna
f
0,5 mii-

lioen; de post beleeningen daarentegen daalde met ruim

f
4 millioen. Dp post papier op het buitenland nam toe

met f0,7 millioen, terwijl eveneens de diverse reke-

ningen onder het actief stegen en wel met een bedrag

van ruim
f
8 millioen. Het renteloos voorschot aan het

Rijk daalde met ruim
f
8 millioen. De post munt en

muntmateriaal wijst een daling aan van bijna
f
0,6

m.illioen, voornamelijk uit hoofde van afgifte van zil-

veren munt.

De bankbiljetten in omloop daalden met bijna
f
2,4

millioen, de rekening-courant-saldi van anderen met

bijna
f
0,4millioen. Het beschikbaar metaalsaldo steeg

met ruim
f 0,0
millioen. 1-let dekkingsper0entage be-

draagt ruim 55.
* *
*

Gedurende deze berichtsweek hebben de koersen de

eenmaal aangevangen daling voortgezet. Vooral het

Pond Sterling was zeer aangeboden. Gelet op den

rentestand in beide landen, moet deze daling toch haar

oorzaak in iets anders vinden dan in de verhoudingen

op de geldmarkt. De toestand in Engelsch-Indië en

kapitaal-vlucht uit Engeland in verband mt te ne-

men financieele maatregelen door de Engelsche re-

geering zouden aan deze koersbeweging niet vreemd

zijn. Van 12.10 is het Pond hier tot 12.07% terug-

geloopen; slot 12.07%. Dollars daalden van 2.4883 op

2.4847. De Dollarkoers in Londen steeg van 4.8625 tot

4.8606. De overige koersen waren alle in sympathie

met het Pond en den Dollar lager. Marken 59.38-

59.28, Belga’s 34.75-34.68. Skandinavische koersen
66.62-66.52, 66.90-66.80. Zwitserland 48.23-48.17.

De Fransche Frank kon zich handhaven op 9.7434-

14, doordat in Parijs het Pond Sterling eveueens sterk

is teruggeloopen, ni. van 124.18 op 123.91. Peseta’s

onveranderd op 31.10. Yen 1.23. Rupees 90. Uruguay

Pss 2.30. Argentijnsche Pesos 96%. Canada 2.48%.

De daling van de wisselkoersen heeft de marges op

de termijnmarkt grooter doen worden. De slotnotee-

ringen voor 1- en 3-maands Ponden en Dollars waren:

resp.
lL
!tfl_
13
1l6,
1
3
I1-1
5
1
i6
c. en 7-9 en 14-16 c.

boven dec contanten koers; Marken noteerden 234-

1.36 en 736-6
1
/5
c. disagio.

LONDEN, 22 APRIL 1930.

Ruim geld bleef ook de vorige week het kenmerk van

den toestand op de markt, zoodat het namiddaggeld
nu en dan tot onder 2 pOt. plaatsing vond.

De discontomarkt daarentegen, welke nog steeds

zucht onder het abnormale verschil tusschen het offi-

cieele en het particuliere disconto, was vaster ge-

steund. De noteering eindigde Donderdag; na de toe-
wijzing der schatkistpromessen, op 2%-2°fis pOt.

De invloed van de nieuwe begrooting heeft zich

waarschijnlijk nog niet geheel doen gevoelen op de

verschillende markten. Eenige ontevredenheid komt

natuurlijk tot uiting over het feit, dat het te dekken

tekort in de eerste plaats geheel op ééne bepaalde

klasse van de bevolking zal drukken. In het buiten-

land schijnt het budget minder gunstig beoordeeld

te worden met het gevolg, dat de voornaamste buiten-

landsche w’isselkoersen opliepen.

370

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 April 1930

DE EERSTE CODIFICATIE-CONFERENTIE.

Deze Conferentie, die van 13 Maart tot 12 April te
‘s-Gravenhage, in hoofdzaak in het Vredespaleis, is
gehouden,- was door den Volkenbond bijeengeroepen
ter behandeling van drie onderwerpen: nationaliteit,

de territoriale zee, en de aansprakelijkheid van den
staat voor schade op zijn gebied toegebracht aan vreem-
delingen. Zij splitste zich in drie commissies, die elk
een dier onderwerpen voor haar rekening namen.

De Ie Commissie, inzake de nationaliteit, heeft het
inderdaad tot een verdrag weten te brengen. Heel
veel belangrijks levert dit verdrag echter niet op. Van
te voren was te voorzien, dat in de uiteeuloopende
grondbegi.nselen, die in de onderscheidene staten de
toekenning der nationaliteit beheerschen: het afstam-
mirigsbeginsel (ius sanguinis) en het territorialiteits-beginsel (ius soli), geen eenheid zou zijn te brengen.
Daartoe is dan ook geen poging gedaan, noch door het
Comité van Voorbereiding, noch ter Conferentie
zelf. Het eenige wat bereikbaar scheen was, het aan-tal gevallen van dubbele nationaliteit eenerzijds, van
staatloosheid anderzijds, zooveel mogelijk te beperken,
en, voor zoover desniettemin zich gevallen bleven
voordoen, een conflicten-regeling te maken. In die
richting gingen de ,,bases de discussion”, door het
Voorbereidend Comité opgesteld; dien geest ook ademt
het ter Conferentie vastgestelde ,,Verdrag betreffende
eenige kwesties ter zake van wetsconf lieten nopens
nationaliteit”. Vergelijkt men het tot stand gekomene
met de bases de discussion”, dan blijkt men in ver-
scheidene opzichten minder ver te zijn gegaan dan het
Voorbereidend Comité had voorgesteld. Evenwel zij:n,
naast het verdrag, nog drie andere overeenkomsten
onderteekend, waarin een aantal bepalingen zijn op-
genomen die men, om het hoofdverdrag niet in ge-
vaar te brengen, niet daarin heeft willen opnemen,
en die daaroni, ter onderteelcenirig door een beperkter
kring, in afzonderlijke regelingen zijn neergelegd.
Deze protocollen hebben betrekking op ,,de staatloos-
heid”, ,,een geval van staatloosheid” en ,,militaire
verplichtingen in zekere gevallen van dubbele natio-
nal:iteit”.

liet hoofdverdrag houdt in de eerste plaats een
aantal bepalingen in omtrent dubbele nationaliteit.
Een algemeene bevoegdheid om door verwerping van
één der nationaliteiten den toestand van bipatridie
te doen ophouden, is, naar te verwachten was, niet
toegelcend; verschillende staten wenschen, in het bij-
zonder met het oog op den dienstplicht, hun onder-
danen niet onder alle omstandigheden vrij te laten, van hun nationaliteit afstand te doen. Wat hierom-
trent in het verdrag is opgenomen, heeft al zeer weinig
om het lijf. Bepaald wordt weliswaar, dat de mach-
tiging tot afstand van de nationaliteit niet zal worden
geweigerd aan een individu, dat zijn gewone hoofd-
verblijf in het buitenland heeft, doch door de toevoe-ging ,,mits de voorwaarden zijn vervuld gesteld door cle wet van het land welks nationaliteit men wenscht
te verwerpen” wordt nagenoeg alle beteekeni:s aan het
voorschrift ontnomen. Wat den dienstplicht betreft
vindt men echter een niet onbelangrijke bepaling in
het desbetreffende Protocol, het voorschrift ni., dat
iemand, die dubbele nationaliceit bezit, doch zijn ge-
woon verblijf houdt in één dezer staten en daarmede
ook het nauwst is verbonden, in den anderen staat
niet aan dienstplicht zal zijn onderworpen. Kent de
nationale wet hem de bevoegdheid toe, bij zijn meer-
derjarigheid de nationaliteit te verwerpen, dan zal
hij véér dien tijd in het betreffende land niet behoeven
te dienen. Dit Protocol is ook door Nederland onder-
teekend.

Ten opzichte van de bipatriden bepaalt art.
4
van

het hoofclverdrag verder, dat een staat zijn diploma-
tieke bescherming niet zal kunnen uitoefenen ten
gunste van een zijner onderdanen tegenover den staat,
waarvan de betrokkene tevens onderdaan is. De En-gelsche Regeering zal dus niet bij de Nederlandsche

INHOUD

Btz.
DE EERSTE CoD1FICATIE-Coi4FEflET1E
door
Prof. Mr.
J. P. Â. François

…………………………
370
Depressie en koerspeil in Europa en Amerika, door
G
. Verwey ………………………………..
372
Verhooging der graanrechteu in Duitschiand door
P.
W. Schiithuis

…………………………….
376
De Rijkemiddelen

378
BUITENL,ANDSOHE MEDEWERIdING:
De havens van Triëst en flamburg door
A.
Giordano 379
AANTEEKENINGEN:


De Amerikaansche automobielindustrie
……….
381
Ledenvergadering van de
Vereenigiug ,,Tnstituut
voor Economische Geschriften”
…………….
382
BOEKAANKONDIGINOEN:
Dr. H. Thierry: Pensioenvoorziening in het parti-
culiere bedrijf, bespr. door
Dr. Ir. B. Böiger .. 383
Dr. W.
Tervooren: Die Finanzierurig von Kautsehuk.
plantagen, bespr. door
Th. Ligthart…………
383
Ontvangen boeken
…………………………..
384
fAANDOIJFERS;
Overzicht der Rijkamiddelen

385
STATISTIEKEN EN OVERZIOETEN
…………….
385-392
Oeldkoersen.

Bankstaten.

Verkeerswezen.
Wisselkoersen.

Goederenhandel.

kunnen opkomen voor een Engelschman, indien deze,
naast de Britsche ook de Nederlandsche nationaliteit
bezit, en zulks onverschillig of hij in Engeland of in
Nederland woont.

Om de gevallen van staatloosheid (apatridie) zoo-
veel mogelijk te beperken, had het Voorbereidend
Comité voorgesteld, kinderen van apatriden, die tot
een door de wet te bepalen
leeftijd,
die niet hooger
dan 18 jaar zou mogen zijn, zouden hebben gewoond
op het grondgebied van den staat, waar zij ge-
boren zijn, automatisch bij het bereiken van den be-
doelden leeftijd de nationaliteit van den staat toe te
kennen. Ook dit is niet aanvaard. Het ,,Protocol be-
treffende een geval van staatloosheid” doet een stap
in deze richting door te bepalen, dat het kind, gebo-
ren binnen den staat, van een moeder, die onderdaan is van dien staat en een vader, die geen of een onbe-
kende nationaliteit heeft, de nationaliteit van het
land van geboorte zal hebben. Nederland heeft dit Protocol onderteekend; het gaat verder dan de be-
staande Nederlandsche wetgeving, die het ,,ius soli”
niet gunstig gezind is en eerst in het derde geslacht
aan het feit van geboorte op het grondgebied de toe-
kenning van de Nederlandsche nationaliteit verbindt.
Het voorstel van het Voorbereidend Comité om den
staat de verplichting op te leggen, ex-onderdanen, die
hun nationaliteit tijdens hun verblijf in het buiten-
land hebben verloren, op verlangen van den verblijf-
staat weder terug te nemen, is ook niet aangenomen.
Slechts voor enicele bijzondere gevallen wordt in het
– niet door Nederland onderteekende – Protocol be-
treffende de staatloosheid deze verplichting aanvaard.
De belangrijkste innovatie brengt wellicht nog het
bepaalde op het gebied van de nationaliteit der ge-
huwde vrouw, en zulks ondanks, mag men wel zeggen,
het door de meer ernstige vrouwenbeweging alge-
meen afgekeurde hinderlijke optreden van een
troepje Amerikaansche dames. Eet verdrag houdt de
bepaling in, dat de vrouw, die met een vreemdeling
trouwt, voortaan alleen dan haar nationaliteit zal ver-
liezen, als zij door haar huwelijk de nationaliteit van
den man verwerft. Dit zal dus staatloosheid van de
vrouw vooi-komen bijv. in geval van huwelijk van een
Nederlandsche vrouw met een Amerikaan; de Neder-
landsche Regeering heeft echter te dien aanzien een
reserve gemaakt. Een tweede, uit principieel oogpunt
belangrijke bepaling is, dat bij naturalisatie van den man tijdens het huwelijk de vrouw zonder haar toe-stemming niet van nationaliteit
ml
kunnen verande-
ren. Deze bepaling strekt om te voorkomen, dat de
man misbruik maakt van de bevoegdheid, zich tijdens
het huwelijk te doen naturaliseeren, om de vrouw –
die dit uiteraard bij het aangaan van het huwelijk
niet heeft kunnen voorzien – te brengen onder een
voor haar ongunstig huwelijks- of huwelijksgoederen-

23 April 1930

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

371

recht. Ook te dien aanzien is een Nederlandsche re-
serve gemaakt. Inderdaad zal door de beide laatstbe-
doelde bepalingen het beginsel van de eenheid van
nationaliteit in het huwelijk, dat aan onze wet ten
grondslag ligt, worden doorbroken; de vraag, of niet
voor deze beide speciale gevallen hiermede kan wor-
den ingestemd, laten wij hier open. Van een algemeene
bevoegdheid der vrouw, haar nationaliteit te behou-

den, kon, bij het tegenwoordige verschil en opvatting
daaromtrent in de onderscheidene landen, geen sprake
zijn; een platonische wensch, dat deze materie door
de Regeeringen nader in studie zal worden genomen,
is het eenige wat te dier zake werd bereikt.

*

*
*

Ten aanzien van de territoriale zee heeft de Oon-
ferentie het niet tot een verdrag kunnen brengen.
Toch was men al een eind in deze richting gevorderd:
een stel regelen betreffende het rechtsregime van
schepen in deze wateren is vastgesteld en door de Iie
Commissie aanvaard; een andere reeks voorschriften,
punten van meer technischen aard bevattende, was
door een sub-commissie ontworpen. Toen echter bleek,
dat men het over het hoofdpunt, de breedte van de
territoriale zee, niet eens kon worden, heeft men ge-
meend aan deze bepalingen geen rechtskracht te kun-
nen verschaffen. Een verdrag over de territoriale zee,
dat geen bepaling zou bevatten over de breedte, achtte
men onaannemelijk, aangezien vele der ontworpen
artikelen slechts waren aanvaard in den gedachten-
gang, dat eveneens een bepaalde breedte voor de terri-
toriale zee zou worden vastgesteld. Het eenige wat
thans uit de Commissie te voorschijn isgekomen –
behalve de processen-verbaal, die echter een zeer
weinig volledig beeeld van het besprokene geven,
aangezien verreweg het meereudeel in sub-commissies
is behandeld en daarvan geen proces-verbaal is ge-
maakt – is het door de Commissie aan de Conferen-
tie uitgebrachte rapport. Dit rapport bevat tevens den
tekst van de artikelen waaromtrent voorloopige over-
eenstemming was bereikt. Al hebben deze artikelen
geen rechtskracht, toch zullen zij voor de jurispru-
dentie en de rechtsontwikkeling niet zonder beteeke-
nis zijn.
Gelijk reeds uit de antwoorden der Regeeringen
was af te leiden, is de strijd over de vraag, of het ge-zag van den staat over de kusten als ,,souvereiniteit”
is te beschouwen gelijk het- gezag over het land, dan
wel als een gezag van specialen en meer beperkten
aard, thans beslist in eerstgenoemden zin. Voor hen,
die in de souvereiniteit zien de bevoegdheid om over-
eenkomstig de door het volkenrecht gegeven regels
het regeeringsgezag uit te oefenen, is hierin niets ver-ontrustends gelegen. Evenals ten aanzien van het land
zal de uitoefening van de souvereiniteit over de terri-
toriale zee aan bepaalde regelen gebonden zijn; dat
deze beperkingen in het zeegebied grooter zijn dan in
het landgebied is geen reden om het gezag over het
zeegebied als van principieel anderen aard dan dat
over het landgebied te beschouwen. Het recht tot on-
schadelijke doorvaart in vredestijd (passage inoffen-
sif) door de territoriale zee is den handelsschepen
uitdrukkelijk toegekend. Ten aanzien van oorlogssche-
pen heeft men de mogelijkheid van verbodsbepalingen
in buitengewone omstandigheden – tijden van span-
ning bij’. – opengelaten, behalve voor zoover het be-
treft straten, die een doorgangsweg voor do scheep-
vaart tusschen twee deelen van de open zee vormen.
Het ,,droit de passage” belet evenwel niet, dat de
staat in zijn tefritoriale zee zekere maatregelen neemt,
noodig om inbreuken op zijn veiligheid, de openbare
orde of zijn douanevoorschriften te voorkomen. In de
kustzee kunnen derhalve ook de doorvarende schepen
gevisiteerd worden indien vermoeden bestaat dat zij
een poging willen doen tot invoer van goederen op
het grondgebied, in strijd met de douanebepalingen.
Verder kunnen ook voorschriften worden gegeven
omtrent cte navigatie, ter voorkoming van vervui-

ling van het water, of ter bescherming van den visch-
stand. Het vischrecht kan de kuststaat geheel aan de
eigen onderdanen voorbehouden. Rechten kunnen
voor de enkele doorvaart niet worden geheven.
Het vraagstuk der jurisdictie over schepen en hun
opvarenden in de kustzee en in de havens heeft de
Conferentie niet tot oplossing gebracht. Zooals men weet is een handelsschip in volle zee uitsluitend aan
het gezag van den vlaggestaat onderworpen; komt het
schip nu echter in de territoriale wateren of in de
haven van een anderen staat, dat wil dus zeggen op
het territoir van een anderen staat, dan treedt con-
currentie van bevoegdheden tusschen vlaggestaat en
kuststaat op. Het ligt voor de hand, dat, hoe nauwer
het contact met den kuststaat is, hoe meer men ge-
neigd zal zijn het gezag van dien staat te doen prae-
valeeren, m.a.w. het schip liggende in de haven, zal
in meerdere mate aan de rechtsmacht van den oever-
staat onderworpen zijn dan het vaartuig dat uitslui-
tenci in doorvaart is in de territoriale wateren. De
Conferentie heeft echter besloten, deze geheele mate-
rie te laten rusten, en zich uitsluitend bezig te hou-
den met de vraag,
in
hoever het aanhouden van een
schip, varende in de territoriale wateren, teneinde aldaar het strafrecht van den staat te kunnen doen
gelden, of maatregelen van burgerrechteljken aard
te nemen, geoorloofd zou zijn. Er was een sterke ten-
ciens om te dezer zake het belang van een ongestoorde
uitoefening der scheepvaart te stellen boven dat het-
welk de oeverstaat heeft bij de doorvoering van straf-
of civielrechtelijke maatregelen. Men was van oor-
deel, dat het buitensporig zou zijn een schip in
doorvaart op te houden, uitsluitend om een persoon
te arresteeren, die zich tijdens de vaart in de territo-
riale wateren aan boord had schuldig gemaakt aan
een strafbaar feit. Alleen wanneer dit strafbaar feit
van zoQdanigen aard was, dat de gevolgen zich ook
buiten het schip deden gevoelen, een schietpartij ge-
richt tegen een ander schip bjv., of in het algemeen de
openbare orde gestoord werd, of wel de hulp der lo-
cale overhe.id
was ingeroepen, zou de oeverstaat be-
voegd zijn in te grijpen. Eveneens achtte men geen
termen aanwezig, den oeverstaat het recht toe te ken-
nen een doorvarend schip aan te houden teneinde per-
sonen van boord te halen, die ter zake van vroeger
begane strafbare feiten door de justitie gezocht wer-
den. Civielrechtelijke execatoire of conservatoire maat-
regelen oordeelde men ten aanzien van doorvarende
schepen a]leen dan geoorloofd, indien deze genomen
waren op grond van feiten, die zich tijdens de vaart
in de territoriale zee hadden voorgedaan, bijy. een
aan
aring. Is het schip in doorvaart door de territo-riale wateren, na een haven van den staat te hebben
aangedaan, dan zijn de bevoegdheden van den oever-
staat grooter, maar ook in die gevallen zal de oever
staat toch steeds het belang van de ongestoorde navi-
gatie voor oogen moeten houden.
Ten opzichte van de baaien heeft men – niet zon-
der tegenstand – vastgehouden aan den regel, neer-
gelegd in het Noordzeevisscherijverdrag van 1882 en
de arbitraic uitspraak in het geschil inzake de vis-
scherij in den Noord-Atlantischen Oceaan, volgens
welke een baai als binnenwater wordt beschouwd als
de opening niet meer dan 10 mijl breed is; indien de
opening breeder is, is de baai binnenwater tot aan de
lijn door de baai getrokken zoo dicht mogelijk land-
waarts, waar de breedte niet meer dan 10 mijl be-
draagt. Er was een strooming waar te nemen onder
eenige landen, die de 3-mijis grens voor de territoriale
zee aanvaardden, om de lengte van de lijn in de baai
op 6 mijl te stellen, doch men heeft te dezer zake niet
geïnsisteerd. Het vraagstuk der ,,historische baaien”
is onopgelost gebleven. Voor de reeden werd bepaald,
dat zij als territoriale zee zullen gelden, hoe ver zij
zich ook in zee uitstrekken. Dit punt is voor Neder-
landsch-Indië van belang, waar men reeden aantreft
tot ver buiten de
3-mijis
grens. De Nederlandsche Re-
geering had deze reeden als binnenwater willen be-

372

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERIChTEN

23
Aprir
193011

schouwd zien, maar had vermoedelijk ook wel met deze
oplossing genoegen kunnen nemen.
Al deze voorschriften missen echter, gelijk gezegd,
het verdragskarakter, aangezien nien het niet eens
kou worden over een regeling van de breedte van de
kustzee. Het Voorbereidend Comité had voorgesteld,
in het algemeen 3 mijl aan te nemen, aan bepaalde
staten een grooteren afstand toe te staan, en verder
zekere rechten toe te kennen in een tweede strook,
die zich niet verder zou uitstrekken dan tot op 12 mijl
uit de kust. Die rechten zouden voornamelijk betref-
fen de douane en de veiligheid. Dit schijnt inderdaad
het eenige systeem, om de verschillende tegenstrijdige
belangen op den duur te verzoenen; ter Conferentie
is het echter niet gelukt tot overeenstemming te ko-
men. Engeland en Amerika bleven vasthouden aan de
3-mijls grens, zonder uitzonderingen en zonder erken-
ning van een ,,zone contigue”, tenzij deze laatste zou
berusten op speciale van staat tot staat gesloten ver-
dragen, gelijk de Amerikaansche dranksmokkeltracta-
ten. Nederland was bereid het systeem als geheel te aanvaardei, maar had bezwaar tegen de toekenning
van speciale bevoegdheden in de ,,zone contigue” be-
treffende de veiligheid. Andere landen daarentegen,
gelijk Frankrijk, beschouwden de toekenning van
laatstbedoelde rechten als een noodzakelijke voorwaar-

cle voor de beperking van de territoriale zee tot 3 mijl.
Italië wenschte met niet minder dan 6 mijl genoegen
te nemen, evenals Spanje en Portugal, die echter bo-
vendien nog een ,,zone contigue” eischten. Zweden en
Noorwegen verlangden 4 mij], euz. enz. Het is niet
gelukt in deze uiteenloopende gezichtspunten eenheid
te brengen; wel echter hebben de uiteenzettingen en
besprekingen, met groote openhartigheid gevoerd, den
indruk gevestigd, dat deze eischen geenszins op wille-
keur berusten, maar ten nauwste samenhangen met
geografische en economische factoren. Engeland wil
de vrije vaart zooveel mogelijk verzekeren, Zwede, Noorwegen en Italië houden, in verband met de ge-
steldheid van hun kusten, rekening met de noodzake-

lijkheid, in geval van neutraliteit tijdens een oorlog langs de kust te kunnen blijven varen, zonder in de
volle zee te komen, waar de schepen aan aanhouding
en prijsmaking blootstaan; Spanje en Portugal zijn,
voor de vischvangst, aangewezen op een uiterst smalle
strook zee langs hun kust, en wenschen de visch daar

niet door buitenlanders te zien wegvangen. En zoo
kan men voortgaan.
De vraag rijst, of men verstandig heeft gedaan, dit punt voor codificatie aan de orde te stellen. Jist waar
de locale omstandigheden zoo zeer uiteenloopen, is het
bijna ondoenlijk alles te persen in het keurslijf van
een eenvormige regeling. En is het zoo hard noodig?
Men krijgt den indruk, dat het in de practijk met de
moeilijkheden nogal schikt en dat langs den weg van
bilaterale verdragen tusschen de direct betrokkenen
veelal meer te bereiken zou zijn dan met een uniforme en algemeene regeling.

* *
*

Het geringste resultaat kan de Iiie Commissie, be-
treffende de statenaansprakelijkheid, boeken. 1-her zijn
cle nieeningsverschillen zoo hoog geloopen, dat men
het zelfs over een twee-en-een-halve-pagina-groot eind-
rapport aan de Conferentie niet eens kon worden en
zich bepalen moest tot een mondelinge mededeeling
van den voorzitter der Commissie, dat geen resultaat
had kunnen worden bereikt. Dat er tegenstand zou ko-
men van de Zuid- en Midden-Amerikanen was te voor-
zien: deze laatsten stellen zich op het standpunt, dat
het geheele vraagstuk van de verantwoordelijkheid
van den staat voor schade, toegebracht aan vreemde-
lingen, zich oplost in deze vraag: is de vreemdeling.
op denzelfden voet behandeld als de eigen onderdaan?
Zoo neen, dan heeft hij aanspraak op schadevergoe-ding, zoo ja, dan heeft hij niets te reclameeren. Daar-
tegenover staat de opvatting, dat er een internatio-
n aalrechtelijke verantwoordelijkheid bestaat, onver-

schillig de wijze waarop men eigen onderdanen behan-
delt. Toen nu de Zuid- en Midden-Amerikanen bo-
vendien nog stun kregen van de Kleine Entente, -in
het bijzonder Roemenië en Tsjechoslowakije, voor wie
deze materie, met het oog op de optanten-kwesties e.d.
zeer epineus is, was het pleit vrijwel beslecht. Nadat
aanvankelijk, met veel tegenzin, een aantal algemeene
beginselen was aanvaard, liep, toen het erop aan kwam
nadere begrenzingen en pieciseeringen vast te stellen,
de wagen in het zand. Een scherpe critiek van den
voorzitter der Ie Commissie, den hoogst bekwamen
Griek Politis, in een plenaire vergadering der Confe-
rentie, heeft te dezer zake ook niet gelukkig gewerkt.
Het is, ondanks alle ondernomen pogingen, niet ge-
lukt den wagen weer op gang te brengen.

* *
*

De algemeene indruk van de Conferentie kan, ge-

lijk uit het bovenstaande moge blijken, niet uiterst
bemoedigend zijn voor het codificatié-streven, en de
vraag is dan ook gerezen, of men op deze manier moet
doorgaan. Conferenties als deze dreigen aan de vor-
ming van het volkenrecht meer kwaad dan goed te

doen…eljk Snowden eens, na een der schuldrege-
lingsconferenties, heeft gezegd: ,,nog zulk een confe-
rentie, en we hebben weer een oorlog”, zou men hier kunnen zeggen: nog een paar van zulke conferenties,
en er is geen volkenrecht meer. Wat jurisprudentie

en doctrine met groote moeite hebben opgebouwd,
dreigt bij deze generalisatie-pogingen, onder de aan-
vallen van direct belanghebbenden, te zullen ineen-

storten. De schuld hiervoor treft ongetwijfeld voor een
deel de werkmethode van het Comité d’Experts, die
ertoe leidde, rijp en groen voor codificatie geschikt
te verklaren. Terecht richtte zich dan ook ter Confe-

rentie de critiek op deze methode, en werd een voor-
stel aangenomen, strekkende om hierin verbetering
te brengen. Wil er van de Codificatie iets terecht
komen, dan zal de selectie der onderwerpen met de
grootste zorgvuldigheid moeten geschieden, en zal niet
tot hijeenroeping van Conferenties moeten worden
overgegaan, indien niet groote waarschijnlijkheid van
overeenstemming bestaat. Anders doet men inderdaad
beter het codificatie-(stok)paardje maar weer voor-
loopig op stal te zetten, en voor de rechtsontwikkeling
in de eerste plaats het oog te richten op rechtspraak,
wetenschap en verdragsregeling in kleiner kring of
op beperkter schaal. J. P. A.
FRANÇOIS.

DEPRESSIE EN KOERSPEIL IN EUROPA EN AMERIKA.

1.

Bij de beoordeling van de huidige depressie neemt
men gaarne Amerika als uitgangspunt. Daar ziet men
cle oorzaak van de beurserisis i.n Europa; daarheen
kijkt men met spanning uit naar tekenen van herstel.
De cônjunctuur in Amerika heet vrij algemeen voor
Europa beslissend en de intensiteit van de depressie
meet men bij voorkeur aan de Amerikaanse indices.
De zienswijze, dat conjunctuur en beurscrisis in
Europa in hoofdzaak dezelfde oorzaken, tot op aan-zienlilce hoogte dezelfde intensiteit en dezelfde na-
sleep hebben gehad als in Amerika, is inderdaad nu
vrij algemeen. Ik houd haar echter voor onjuist.

Voor onjuist houd ik al dadelik de voorstelling –
nu gangbaar in wijdere kring – dat Europa in over-
eenstemming met Amerilca een periode van hoogcon-
junctuur achter de rug hebben zou. In een
tijd
van
depressie is zon voorstelling begrjpelik. Het is ech-
ter een miskenning van de economiese ontwikkeling
van de beide continenten om te menen, dat de con-
junctuur van de verschillende landen van Europa in
de laatste jaren een meer dan oppervlaklcige overeen-
komst met die in de Verenigde Staten heeft ver-
toond.

Ik meen ook, dat het bestaan van een diepere over-
eenkomst door het respectievelik verloop van de
effectenkoersen in de beide continenten wordt gelo-

23 April
1930

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

373

genstraft. En dat, in dit licht bezien, depressie en
huidig koerspeil in Europa en in Amerika geheel
verschillend moeten worden geïnterpreteerd.

II.

Memoreren wij in het kort beiderlei ontwikkeling:

Algemeene conju.nctuur.

De Verenigde Staten hebben sinds 1924 een,
slechts door de tijdelike ,,recessions” van 1926 en
1927 onderbroken, periode van grote, vrij constante,
somtijds toenemende bloei gehad. Deze voorspoed kon
zich handhaven, hoewel de toestand van de landbouw,
de textiel-, steenkool- en lederindustrie en ook de
scheepsbouw en scheepvaart veelal te wensen overliet.
In Europa maakten verschillende landen tot 1924
of 1925, Denemarken en Noorwegen in 1926 en 1927,
Noorwegen ten dele nog in 1928, Engeland feitelik
gedurende de hele periode, Frankrijk voor korte tijd
in 1927, Italië in 1927 en 1.928 min of meer ernstige
depressies door en toen in de loop van 1928
01)
veler-
lei gebied de activiteit elders begon te herleven, trad
in Duitsland een depressie in, die tot de huidige
dag onafgebroken heeft voortgeduurd. Er is al die
tijd geen sprake geweest van een voor âlle landen van
Europa geldende gelijkgerichte conjunctuur.

Industriële conjunctuur.

In Amerika was cle afgelopen periode een tijd-
perk van grote industriele bloei. Naast talloze vel-
varende industrien, waren er steeds wel enkele die
een moeilike tijd doormaakten. Zij vormden echter
een kleine minderheid. De winsten voor de grote
meerderheid waren hoog en, vooral sinds 1926, sterk

stijgend.’)
Een dergelike industriele bloei hebben in Europa
de laatste tijd feitelik slechts – en bovendien minder
geprononceerd – Frankrijk en België tot op zekere
hoogte ook Zweden en Zwitserland gekend. In overig
Europa was er de gehele periode door een heel corn-
plex, vaak oorspronkelik zeer welvarende, en daaron-
der voor het economiese leven zeer belangrijke, in-
dustriën, niet dan met moeite het hoofd hoven water
hielden.

De autornobielindustrie in verband
niet
de con-
junc 1uur.

De automobielindustriè heeft zich in de Verg.
Staten naast de spoorwegen en de openbare nutsbe-
drven tot de voornaamste tak van bedrijf ontwikkeld.
Feitelik heeft zij beide èn als werkverschaffer èn als
verbruiker van materialen overtroffen. Haar invloed op het economies leven is juist gedurende de laatste
jaren overweldigend geweest. Basiese en verwerkings-
industriën gelijkelik hebben van de auto meer gepro-
fiteerd dan zij in het verleden van de spoorwegen
hadden kunnen doen. De Spoorwegen nu vormden
feitelik tot voor eenige jaren de grondslag voor de
economiese structuur van Amerika. Nu de auto deze
rol overnam, revolutioneerde zij met het verkeer de
economiese denkbeelden. Economisten van naam heb-
ben niet geaarzeld aan haar alleen de grote bloei van
dc Verg. Staten. gedurende de laatste jaren toe te
schrijven.

• 1n Europa leed terzeif der tijd deze industrie een
kwijnend bestaan, zelfs vaak ook in die landen, die
overigens een aan Amerika verwante bloeiperiode
doormaakten. In Duitsland en België kon zij zich
slechts door fusies handhaven. In Frankrijk, iuits-
land en Italië raakte zij direct of indirect onder Ame-

1)
i)oor de gezameiilike corporatieve ondernemingen

ver-
(ten aan dividenden uitgekeerd
(maandgemiddelden in mii- lioenen dollars)
j9
0
3
80.27
1924

……………….
S4.39
1925

………………
89.25
1926

………………
97.7
1927

………………
175.—.
1928

………………
182.5
1929

………………
185.8

rikaanse contrôle. In Holland moest al eerder de
eenige automobielfabriek zijn bestaan opgeven, in
Engeland raakten de aanverwante industriën (triplex-
glas) in grote moeilikheden.
In die gevallen, waar de Europese automobielin-
dustrie resultaten afwierp (Matthis, Rolls Royce, etc.)
ontwikkelde ze zich toch nooit tot een economiese
kracht van ook maar eenigszins dezelfde betekenis als
in Amerika; het was dan hoogstens een industrie als een andere. De betekenis van de Amerikaanse auto-
industrie was de laatste jaren juist, dat zij steeds weer
gemakkelijk het effect neutraliseercie van een terug-
gang iii andere bedrijven, in de steenkolen-, de tex-
tiel- en de lederindustrie en ook in de landbouw. J[ier was in Europa geen sprake van. In die zin is het ach-terblj ven van de Europese automobi eli ndustrie voor
Europa een groot gemis geweest.

De andere industriën in Europa.

Het is waar, dat de automobielnijverheid voor
Europa niet nagenoeg zo belangrijk is als voor Ame-
rika. Echter ook de wel voor Europa belangrijke in-
dustriën hebben, afgezien dan van de reeds genoemde
landen een niet te beste tijd gehad. Engeland’s indus-triële leven berust allereerst op de steenkool- en tex-
tielindustrie, daarnaast op de staalnijverheid en de
scheepsbouw. In alle vier waren de moeilikheden chro-
nies en de resultaten bedroevend. Van de Engelse
staalbedrjven bijv. is, voor zoover mij bekend, geen,
na 1920 aan dividenduitkering meer toe geweest. In
de Duitse steenkolen-, staal-,. chemiesenijverheid wer-
den zelden meer dan matige dividenden verdiend. De
resultaten der kalimijnen bleven beneden een ook
maar eenigszins behoorlik peil.
Onbevredigend bleef, ook gedurende de laatste ja-
ren, in de meeste landen het rendement van de cho-
colade-, suiker-, meel-, en met een paar uitzonderin-
gen, van de scheepsbouwindustrie. Onbevredigend
rendement was voor de Duitse industrie, vooral in
1929, eerder regel dan uitzondering; in België en
Frankrijk, die overigens beide een bloeiperiode door-
maakten, werd een op zich zelf onbevredigend ren-
dement vaak onder hoge dividenduitkeringen bij een uit de inflatietijd daterende, veel te lage boekwaarde
van kapitaal en activa, bedekt. (hoogovens).

De sterice expansie en opbloei gedurende de laatste
jaren van een aantal, veelal jongere industriën in de
meeste landen van Europa, heeft ons tijdelik de ma-
laise in de andere cenigszins over het hoofd doen zien.
In werkelikheid heeft zelfs gedurende de in menig
opzicht betrekkelik gunstige ‘jaren 1928 en 1929 de
slechte gang van zaken in deze industriën aangehou-
den.

Daarbij kwam, dat de economiese conjunctuur nog
slechter dan de industriële was. Cultures en scheep-
vaart oefenden, vooral in Engelaëd en ons eigen land,
in de laatste jaren een deprimerende werking op
het economies leven uit. Voor Amerika hadden zij
niet nagenoeg dezelfde betekenis.
Dit alles wijst er voldoende op, dat er de laatste
jaren in Europa over het algemeen genomen van een
periode van hoogconjunctuur geen spraice was, dat
ook het welvaartspeil, dat in Europa bereikt werd,
niet met dat der Verenigde Staten te vergelijken viel.
Met elkaar gemeen hadden de beide landen de uit-
breiding van productie en productiecapaciteit op ve-
lerlei gebied. Ziet men daarin nu het voornaamste
kenmerk Van een gelijksoortige conjunctuur, dan ver-
liest men dc werkelikheid toch wel eenigszins uit het
oog. Immers de nadruk in verband met deze expansie
valt voor Amerika op productie en voor Europa op
productiecapaciteit. En door de wederopbouw (ver-
woeste gebieden) èn door de rationalisatie (Duitsland)
was juist deze laatste in Europa geweldig uitgebreid.
Zij werd de voornaamste bron van alle moeilikheden,
omdat tegenover de vergrote capaciteit veelal geen
voldoende productie stond. Hier juist is een frappant

374

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 April 1930

verschil met Amerika. In Amerika liep de rationali-
satie ten einde toen zij in Europa begon. Zij was daar
met cle bevolking, met de consumtie en met de bedrij-
ven zelf meegeroeid en kou daarom tenvolle worden
benut. De expansie, afgezien van die der zuiver finan-
ciële instituten (investment trusts etc.) had dan ook
in 1928 en 1929 in Amerika een betrekkelijk gematigd
verloop. Toen in Maart 1929 het rapport inzake ,,re-
cent economie changes” ter perse ging, kon Miteheli dit in zijn slotwoord uitdrukkelik memoreren.
1)

Om kort te gaan: Amerika maakte een periode van werkelik grote voorspoed door; Europa leed van alle kanten aan een ondermijning van haar welvaartspeil.
Dit dan was de toestand toen de beurserisis uitbrak.

III.

Duidelik blijkt dit uit het koersverloop op de effec-
tenbeurs. Zien wij eerst naar Europa. Het had daar
in de verschillende landen niet een volkomen iden-
tiek, maar altans in een aantal landen toch wel een
zeer sterk verwant verloop. Het algemeen koerspeil
werd in die landen,
somtijds
in 1928 reeds, maar zeer
sterk sinds begin 1929, ondermijnd door het gestadig
afbrokkelen van steeds meer fondsen, waarvan de
vooruitzichten te duister waren om con aanmoediging
te zijn voor belegger of speculant. Dit geldt niet
slechts voor de industriën, waarvan vele groepen, in
weerwil van de voortgaande stijging van een aantal
hunner, reeds langen tijd terugliepen, het geldt ster-
ker nog voor de cultures. De rubberfondsen waren
feitelik reeds sinds 1925, de suikerwaarden sinds
1927, de tabakken sinds 1928 aan het teruglopen. Ook
voor de teefondsen was de terugtocht al veel eerder
– voor het merendeel reeds in 1927 – geblazen. Ver-
schillende banken, met name de groep der koloniale
banken, hadden in 1928 betere noteringen gekend.
Met scheepvaartfondsen was het niet anders gesteld.
liet is inderdaad rnerkwaardig te zien, hoe weinig
– fondsen bijv. aan onze beurs de laatste zes of zeven
maanden v66r de crisis nog gestegen zijn, of zelfs.
maar in staat bleken het aanvankelik behaalde peil
te handhaven.
2)
En dit ondanks de stimulans, die de
hausse op de Amerikaanse markt Europa bieden
moest. Steeds sterker werd, in overeenstemming met
de economiese toestand, het koerspeil ondergraven.
De speculatie vond dan ook steeds minder fondsen,
waarop zij zich – zelfs nog maar met schijn van voor-
deel – concentreren kon en wierp zich steeds ver-
woeder op de enkele fondsen, die overbleven. Bij ons
te lande waren dit ten slotte
vrijwel
alleen nog Phi-
lips, Ford, Margarine Unie,- Koninklijke en eenige
andere. Voor zoover er in ons land in 1929 dan ook
van een hausse sprake was, was het zeer sterk een specialiteiten-hausse. De eigenlike tendens van de
markt was bij ons en ook elders in tegengestelde rich-
ting. Slechts in Frankrijk konden de koersen hun peil
maar ook daar niet ten volle – handhaven. Overal
elders was de eigenlike inzinking op de keper be-
schouwd reeds goeddeels aan de crisis voorafgegaan.

De beurscrisis in
vrijwel
alle landen van Europa
bracht een verdere voortzetting van een al veel eer-

der ingetreden val te weeg.
Indexen van aandelenkoersen zijn aan vele gebre-
ken lijdende indices. Dat het mogelik is aan hen de
hierboven gestelde tendens te illustreren, hoewel toch
ook de gedurende de laatste maanden voor de crisis

voortdurend en vaak snel
stijgende
koersen daarin ver-

werkt zijn,
3)
bewijst wel hoe sterk die tendens zich
moet hebben geopenbaard.
De betreffende indexen laten wij volgen:

Receut economie changes in the United States, vol. II, P. 909.
De meeste fondsen bereikten hun hoogtepunt uiterlik
in Januarie of Februarie
1929,
indien ze het niet al veel
eerder hadden bereikt.
Dit verklaart de ogensehijnlik geringe teruggang in
Nederland. In werkelikheid was ook aan onze beurs de ten-
dens zeer sterk afbrokkelend.

Eind Sept. Dieptepunt
’29
Begin
1929
(voor de crisis) (na cle crisis
Engeland ……..
259

238

205
Duitslaid ……..
158.7

145.6

124.8
Frankrijk ……..
254

242.3

215.6
Belgi

………..
108

91

77
Oostenrijk ……..
107.5

96.7

88.4
Nederland ……..
120

118

98

Finland, Italie, Zwitserland, Tsecho Slowakije,
Hongarije tonen een dergelik verloop.
Slechts niet
Amerilca:
191, 239.5, 144.81

Veel meer dan hier was in Amerika. 1929 nog een
haussejaar. Over de gehele linie zijn de koersen daar,
vaak tot Iulie of Augustus toe, nog sterk gestegen.
Daar was ook reden toe. Niet in dezelfde mate als in Europa waren origunstige economiese verhoudingen
bezig het beurspeil te ondermijnen. Na wat in het
vorig hoofdstuk besproken werd, zal dit duidelik zijn.
Van de circa 40 grote bedrijfstakken die Amerika
telt, wezen begin October nog slechts een zevental op
ongunstige vooruitzichten, voor een dertiental waren
de vooruitzichten behoorlik, voor negen goed, voor do
overige zelfs veelbelovend. De spoorwegen, de che-
miese industrie en de eleetriciteitsbedrjven behoor-
den tot deze laatste groep; staal en ijzer tot de voor-
laatste.

Indien niettemin tenslotte ook aan de New-Yorkse
beurs gaandeweg steeds meer fondsen werden verlaten
en begonnen af te brokkelen, zo lag dit dan ook in het
algemeen niet aan bepaalde ongunstige vooruitzich-
ten, als wel aan de omstandigheid, dat een steeds gro-
ter publiek wegens de hoog opgesehroefde koersen
zich voor die fondsen niet meer interesseerde. De-
zelfde reden trouwens, waarom ook tenslotte
bij
ons
fondsen als lv[argarine Unie en Philips niet meer te
houden bleken. Vandaar dat ook in Amerika de baisse
zooveel abrupter kwam en door de baisse het zaken-
leven veel meer ineens beïnvloed werd.

IV.

Het heeft er dus veel van dat in Europa de depres-sie de beurserisis, doch in Amerika de.beurserisis de
depressie heeft uitgelokt. De meeste Amerikaanse in-
diees zijn hiermede in overeenstemming: zij wijzen, op
een enkele uitzondering na, eerst op een inzinking nic
en niet voorafgaande aan de beurserisis.

Het spreekt vanzelf, dat deze conclusie niettemin
slechts in haar algemeenheid juist is Er zijn, strikt
genomen, in Amerika voorbeelden van industriën te
vinden, die reeds lang een weifelende stemming op
het koerspeil hebben uitgeoefend. Zo is in Europa
door do beurserisis op velerlei gebied de depressie eerst ontstaan of verscherpt. Maar, in weerwil van
zulke gevallen geloof ik, dat deze onderscheiding de kern van het gebeuren in Europa en in Amerika wel-
licht het beste weergeeft en dat men voor de beoor-
deling van de huidige toestand ook hiervan uit moet
gaan.

Immers het is deze oorzaak, die het wezen van de
Amerikaanse depressie minder ernstig maakt. Er ligt
geen aehterlike techniek (Engeland), geen economiese
ontwrichting (Oost Europa), geen staatsfirianeieel
probleem (Duitsland) ten grondslag aan. Dit is ok
wat met de ons steeds van de overzijde bereikende ver-
klaring bedoeld is dat ,,the fundamental situation”
,,sound” zou zijn. Een bewering, die men ook wel als
juist aarivoeit, indien men daarnaast dé ,,fundamen-
tallv unsound situation” van b.v. Engeland in ge-
dachten heeft en waarvoor ook bij vergelijking met
een vroegere periode wel iets te zeggen is. Immers
afgezien van de bouwnijverheid is de huidige toestand
in Amerika niet zo heel veel ongunstiger dan tijdens
de inzinking in de herfst van 1927. Een inzinking die
achteraf slechts een ,,reeession” bleek te zijn geweest).

i) Deze opmerking terloops naar aanleiding van het
lezenswaardig artikel van den heer Stridiron in de Econ.
Stat. Ber. van
12
Maart
jI.

123 April 1930

ECONO1ViISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

375
1

De volgende indexcijfers zijn in dit verband in-
lichtend:

Industriële productie.
1)

Oct.

Nov.

Dec.

Jan.

Febr.
1927/28 ………112

111.5

110.6

113.6

121.8
1929/30 ………129.9

117.3

108.2

112

115.6

Automobielen productie.
1)

1927128 ………92.1

83.8

90.4

138.6
1929130 ………159.2

118

90

167.2

l’ig iron productie.
‘)
1927128 ………94.1

91.9

90.2

96.6
1929130 ………121.6

110.8

95.1

95.1

Wagonladingen
1)
(weekgern.iddelde).
1927128 ………1115.4

955.9

.833.9

862

897′
1929130 ………1169

978

835

837

876

Spoorwegontvangsten.
t)

1927/28 ………403.3

348.8

309.3

315.7
1929/30 ………415.3

345.9

309.1

298.3

Employrnent.
2)

1927128 ………95.3

93.5

92.6

91.6
1929130 ………98.3

94.8

91.9

90.2

Dat de huidige inzinking in Europa een ,,depressie”
heet, doch in Amerika met het mildere ,,recession”
wordt aangeduid, is typerend voor de mentaliteit,
waarmee dit verschijnsel in de beide landen beoor-
deeld wordt. Of het ook in overeenstemming is met de
werkelikheid dient m.i. nog te worden afgewacht. Dat
de Amerikaanse inzinking geen ,,recession” zijn zou,
is een conclusie, die ik niet gaarne tans reeds uit de
beschikbare cijfers trekken zou. Echter acht ik de
reeds weer stijgende industriële productie, met name
van de auto-industrie op zich zelf evenmin voldoende
aanwijzing om te besluiten tot het tegendeel. De stij-
ging kan tijdelik, haar oorzaak toevallig zijn en door
de overige indices wordt zij, tot dusver altans, nog
niet voldoende bevestigd. De vrijwel unaniem gun-
stige voorspellingen van de ,,business forecast sta-
tions” e.d. zijn slechts zeer ten dele op feiten gebaseerd
en zolang onbekende factoren bij een toekomst-prog-
nose tegen de bekende opwegen, blijft hun waarde be-
trekkelik.
Als ik dan ook de huidige inzinking in Amerika
voor minder ernstig dan die in vele landen van Euro-
pa houd, dan is dit niet omdat ik meen; dat het eind
dezer inzinking in Amerika tans reeds in het zicht
zou zijn. Dan is dit slechts omdat haar oorsprong min-
der diep dan in Europa ligt en de moeilikheden voor
Europa veel meer chronies zijn. Dan is dit ook, om-
dat ik Amerika’s restoratieve kracht in verband daar-
mede voor groter houd, omdat al direct Amerika een veel hechtere industriële basis heeft en het een reeks
van magere jaren met meer vertrouwen tegemoet kan
zien. Financiering uit de winst – in de goede jaren
ook een door onze cultuurmaatschappijen gaarne ge-
volgde politiek – is karakteristiek geworden voor de
afgeloopen periode in Amerika. De betekenis van deze
factor wordt vaak onderschat;
3) de gevolgen zijn voor
Amerika heilzaam geweest. De weerstand van de ge-
middelde Amerikaanse industrie is er tans veel gro-
ter door. In Europa bleef het uitzondering. Er zijn bovendien in Europa naar verhouding meer maat-
schappijen, die door een serie ongunstige jaren in het
verleden reeds sterk verzwakt zijn (scheepvaart). Er
zijn andere – en ook hiervan zijn er meer in Europa

Standard Statistical Bulletin, gepubliceerd door Stan.
darci Statistics Co.

General index of employment in manufacturing indus.
tries, U.S. Bureau of Labor Statistics.

In percenten van het kapitaal werd in 1929:
uit de winst

winst

dividend in het bedrijf

behaald

betaald

geïnvesteerd
Chesapeake & Ohio ……21.8

10

11.8
Norfolk & Western ……29.1

12

17.1
Union Pacific” ……….21.3

10

11.3
Anaconda Copper ……..22

14

8
General Motors……….54.9

30

24.9
U. S. Steel

…………21.2

S

13.2
Marshall Fielci & Co. …. 14

6%

7%

dan in Amerika – wier overcompleet aan productie-
capaciteit niet straffeloos nog een verdere teruggang
der productie gedoogt.
De belastingen zijn daarbij drukkender (Duitsland),
de financiën moeiliker (Ned. Indië), het dalend prijs

niveau werkt fnuikender (verzwaring betalingen aan
Amerika) dan in de nieuwe wereld. Allemaal redenen,
die nopen de toestand hier met minder vertrouwen
tegemoet te zien.
De beurs heeft zich bij deze zienswijze in hoofdzaak
aangepast. Ondanks een vaak sterke opleving hebben
de beurzen in Europa zich over het algemeen veel
minder krachtig van de crisis weten te herstellen dan
in Amerika. Men moet bijv. in ons eigen land tot 1926
teruggaan, om een koerspeil te vinden, dat lager dan
het huidige is. In Amerika behoeft men slechts één jaar
terug te gaan. Bij een moer in detail doorgevoerde
vergelijking van het huidig koersniveau met dat van
begin 1929 bijv. springt het. relatief gunstiger peil der
Amerikaanse koersen duidelik in het oog. Een derge-
lijke vergelijking achten wij voor een goed begrip van
de huidige toestand biezonder inlichtend. Wij druk-
ken haar in extenso af:

2 Ja.nuarie 1929 12Apri11930

Europa.
Duitsland.
Dresdner

Bank ……..
172
155
Vereinigte Stahlwerke.
93.50
9931,
Siemens
&
Halske……
428 262
1.

G.

Farben

……….
266%
177
3
/8
Hamburg.Amerika Lijn
141
114
3
/8
Index

…………..
158.7
134.9

Engeland
13113
9517
Imperial Tobacco
12110% 717%
Tjckers

…………..
33(6
2313
Cunard

…………..
3% 314
Rand

Mines

……….
4ttf
16

411
Index

…………..
163.4
146.3 (Febr.)

Frankrijk.
Crédit

Lyonnais

……
4120
3290
Chem. de Fer du Nord
2300
2600
Aciéries dc Longwy
2430
2345
Kuhlmann

…………
1390
1115
Citroën

……………
1800
1088
Index

…………..
544

België.
Banque Nat. de Belgique
2930
3230
Libbey-Owens

……..
3460 2110
Ougree Marhaye

……
5390

.
4310
Katanga

……………
41000 66000
Wagons Lits S.A…….
1200
658
Index

…………..
1.08
64

ITederland
Scheepvaart Unie
220
1803/,
Holland.Amerika Lijn.
70%
37
Philips

…………..
800 488
Margarine Unie

…….
337
367
Dcli Batavia

……….
535
408
H. V. A…………….
65
538
Index

…………..
120
98 (Maart)

Andere landen.
Monteeatjnj

……….
253 241
Unes

…………….
125
108
Burmeister
&
Wain
. . .
121
112
Aluminjum.Tndtistrje

.
3740
3300
Nestle Anglo Swiss
970
810
Svenska Tandstjcks
440
320
Separator

…………
180
145

Verenigde Staten.
American Tel.
&
Tel.
.
195
270
North American Co.

.
94%
130
General Motor Co…..
84%
53
United

States Steel ….
162%
193
Norfolk
&
Western
. . .
195
260
Chesapeake
&
Ohio …
218%
255
Anaeonda

Copper ……
118%
72
Standard

0fl

of

New
Jersey

……… …..
547/
s

78%
Index

…………..
191 189

376

ECONOMISCH-STATISTISCHE BEfUCHTEN

23 April 1930

Aandelen wier huidige notering die van begin 1929
benadert of te boven gaat zijn in Europa met een
kaarsje te zoeken. Zelfs is een geringe koersval in
Europa uitzondering. I)e gemiddelde inciexen geven
hier getuigebis van. In Amerika zijn de huidige koer-
sen zo vaak en zo nnnzieulilc boven de noteringen van
begin 1929, dat zij volkomen het effect konden nea-
traliseren van koersverliezen elders. T-let gemiddelde
kon zich handhaven.
De speculatie heeft de Amerikaanse beurs aanhou-
dend in een ongunstig licht geplaatst, zozeer, dat zij
hij cle serieuze belegger haar naam van veilige beleg-

gingsmarkt goeddeels verloren heeft. In Europa heeft men zich daarom gaarne op het eigen land geconcen-
treerd. Wel enigszins ten onrechte. Wie bij zijn be-
leggingen op de economiese vooruitzichten van Euro-
pa zijn hoop gevestigd hield, heeft een gevaarlik spel
gespeeld. Zolang de hausse op de Amerikaanse beurs
geen einde nam en men dus niet wist welke laagte-
records men hij een crisis verwachten moest, leek dit
risico minder groot dan dat, yerbonden aan een door-
sneebelegging in Amerika. Er is dan ook een beurs-
crisis voor noodig geweest om de relatief veel sterkere
positie van do Verenigde Stateu en in verband hier-
mee cle grtei’e belcggingszekerheid van een doorsnee-
belegging in Amerikaanse boven Europese aandelen

zo sterk te belichten.
GERLOF VERVEY.

A’dam, 12 April 1930.

VERHOOGING DER GRAANRECHTEN IN

DUITSCHLAND.

In December 1929 gaf ik in dit tijdschrift
1
) een uit-
eenzetting van de toen in Duitschiand in voorberei-
ding zijnde maatregelen om door verhooging van
invoerrechten op granen en verdere regeeringsvoor-
schriften de graanprijzen in Duitschiand op een
hooger peil te brengen, ten einde den in een zeer
ongunstigen toestand verkeerenden landbouw te hulp
te komen.
De invoerrechten zijn ingevolge een op 22 December
door den Rijksdag met overgroote meérderheid aan-genomen wet inderdaad als volgt verhoogd:

Tarwe

van RM 614 op RM 914 per 100 KG.

Rogge ……,,

,,

6

,,

,,

9

aver ……,,

,,

6

,,

,,

8
Voedergerst

,,

,,

2

5

maar van de andere toen voorgestelde maatregelen’
zooals het verplichte bijvoederen van Duitsche rogge
bij buitenlandsche gerst, het hijmalen van rogge bij

tarwe en het uitmalen van rogge op een verlaagd
percentage, waarmee men beoogde, het gebruik in Duitschland zelf, vooral wat rogge betreft, te doen
toenemen, is geen enkele tot uitvoering gekomen. Het invoerrecht op maïs is onveranderd gebleven,
omdat Duitschland tot einde 1930 door een handels-
verdrag met Joego Slavië hiervoor aan 214 Mark is
gebonden.

Het op 5 Mark verhoogde invoerrecht op voeder-gerst is eind December in werking getreden, met de bepaling, dat deze verhooging slechts tot eind 1930
van kracht zou zijn en dan het recht automatisch
weer op 2 Mark zou vallen. Hierbij heeft zich het
telkens voorkomende verschijnsel weer voorgedaan,
dat de importhandel zich den korten
tijd,
die ver-
liep tusschen het bekend worden en het uitvoeree
der verhooging, ten nutte maakte om nog zooveel mogelijk gerst tot het oude recht van 2 Mark in te
voeren. Dit ,,ten nutte maken” kreeg echter spoedig
een wrangen bijsmaak, want in korten tijd zijn de prijzen der gerst in de exportlanden zóó sterk ge-
daald, dat zij weldra in Duitschland met inbegrip
van het verhoogde recht gelijk en zelfs lager stonden,
dan vôôr dien tijd met inbegrip van het vroegere
recht. Het verschil is zelfs zéér groot, wanneer men

1)
Zie
E.-S. B. van
27 Nov. 1929.
in aanmerking neemt, dat Duitsche koopers kort

vôôr 30 December een
aanmerkelijke
premie op den
normalen
prijs
betaalden voor gerst, die toen nog
juist
tijdig
over de grens kon komeD, zooals uit de
volgende cijfers blijkt:
Prijs, dien Duitschland in deze omstandigheden voor
goede voedergerst betaalde: fl.160.— –
Normale waarde dezer gerst op dat tijdstip: f1. 150.-
Waarde dezer gerst op 1 Februari f1. 130.-
alles per 2000 Kg. cif Rotterdam.
Onder bijberekening van overlading, vracht en in-voerrecht kostte deze gerst den Duitschen importeur
(eveneens in guldens per 2000 Kg. berekend, om de
vergelijking te vergemakkelijken’): eind December
fi. 187.— cif Duisburg met het oude invoerrecht, eind
December f1. 223.— cif Duisburg op basis vn het
nieuwe invoerrecht, 1 Febr. f1. 193.— cif Duisburg
met het nieuwe invoerrecht.
Omstreeks half Maart was de wereldprijs van de-
zelfde gerst op f1. 105.— gedaald, hetgeen den prijs
cif Duisburg ,,verzollt” op f1. 168.— brengt, dus on

der den
prijs
in Duitschiand vôôr de verhooging.
Hieruit kan men twee gevolgtrekkingen maken:
le. Dat voor de Duitschers, die een premie voor spoe-
dig leverbare gerst betaalden, ten einde die nog naar RM. 2 te kunnen ,,verzollen”, deze premie
een verlies beteekende;
2e. Dat, althans schijnbaar, niet Duitschland, maar
het buitenland (Rusland, Roemenië en in geringe
mate Argentinië) de verhooging van het invoer-
recht heeft gedragen in den vorm van een prijs-verlaging die zelfs grooter was dan die verhoo-
ging.
Dit zou dus een bevestiging zijn van de dikwijls
geuite bewering, dat het niet het invoer- maar het
uitvoerland is, dat in den vorm eener prijsverlaging
het invoerrecht of althans een groot deel ervan be-
taalt, vooral in die gevallen, waar zulk een uitvoer-
land in sterke mate op het invoerrecht heffende in-
voerland is aangewezen. Dit laatste is zeker het geval,
wat den internationalen handel in gerst betreft, want
sedert tal van jaren is Duitschland het belangrijkste
invoerland van dit artikel. In hoofdzaak is dit aan
de twee volgende oorzaken toe te schrijven: In de
eérste plaats is van oudsher gerst in Duitschiand het
meest geliefde artikel voor de daar sterk verbreide
varkensmesterij en bovendien had vôôr 1914 de Russi-
sche regeering bij haar handeisverdragen met Duitsch-,
land steeds weten te bereiken, dat het invoerrecht
op gerst, een
zijner
belangrijkste uitvoerartikelen, zee laag mogelijk werd gehouden.
Hoe groot de heteekenis van Duitschland voor dit
artikel is, blijkt duidelijk uit de volgende cijfers:

Invoer van gerst in duizendtallen tonnen van 1000 Kg.

1926 alle landen 344 waarvan :Duitschland 174
1927 ,, 382 ,, 200
1928 ,,

,,

354

193

Het aandeel van Duitschland is dus ruim de helft,
en wat dit beteekent, beseft men eerst ten volle, als
men weet, dat de andere landen een dertigtal zijn,
waarvan echter slèchts Groot-Brittannië, Nederland,
België, Frankrijk en Duitschland (in deze volgorde)
van beteekenis zijn, terwijl brouwgerst, die in het totaal begrepen is, door Duitsehiand wordt uit- en
niet ingevoerd.
De gevolgtrekking ligt voor de hand, dat de ver-
mindering van de Duitsche invoerbehoefte de hoofd-oorzaak van den val der gerstprjzen is geweest, maar
hiermee is toch weer het feit in strijd, dat ook de
prijzen der andere graansoorten in denzeifden tijd sterk zijn gedaald, zoodat de algemeene verlaging
blijkbaar aan andere, meer algemeene oorzaken moet
worden toegeschreven. Het prijsverloop van eind De-
cember, het tijdstip, waarop tot verhooging der rechten
in Duitschland werd besloten tot half Maart, toen in
het algemeen het laagste punt werd bereikt, was on-
geveer als volgt:

23 April 1930

ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

377

Tarwe.
..
. naar kwaliteit van
fi. 1 1.-á 12.-
tot
6.8.75 â 10._
Rogge…..,

,,

,, ,,
750,, 8.50 ,, ,, 4.75,, 6-
Haver ….

..,,

,,

,,
6.50,, 7._ ,, ,, 4.50,, 5.-
Plata mais …………,, ,,
8.-

,, ,, 6.-
Donau ,. …………
,,
7.40 ,, 5.25
Russische,Donau en Platagerst v.
7.50 . 8.- ,, ,, 5.25
alles per
100
Kg cii Rotterdam.

Voor alle artikelen zijn de prijzen dus in ongeveer
gelijke mate gedaald, hetgeen de onderstelling te niet
doet, dat de verhooging van het invoerrecht op gerst
de oorzaak van de daling van dit artikel zou zijn
geweest.
Wat ook uit deze cijfers blijkt, is, dat het doel,
waarmee de Duitsche invoerrechten werden verhoogd,
de granen in Duitschiand zelf duurder te maken,
vooral wat tarwe, rogge en haver betreft, niet werd
bereikt.
Dit wordt bevestigd door de noteeringen der Ber-
lijnsehe markt (natuurlijk het invoerrecht inbegre-
pen) die het volgende beeld geven:

Eind December 1929

15 Maart 1930.

Tarwe ……RM. 258.–

RM. 246.-

Rogge ……

.,,

180.-.

,,

159.–
Haver ….

165.-

,, 125.-
Maïs

190.-

,, 155.-
Gerst

,, 170.-

145.

Het ins’oerrecht op beide tijdstippen in deze prij-
zen begrepen, was:

• Eind December 1929

15 Maart 1930.

Tarwe ……RM. 65.-

R.M. 95.-
Rogge ……,,

60.-

,,

90.-
Haver ……,,

60.-

,,

80.
Maïs ……. ,,

25.-

25.-
Gerst

,, 20.-

50.-

alles per 1000 Kg. Dat het beoogde doel voor rogge
en haver niet bereikt zou worden, had gemakkelijk
kunnen worden voorspeld, want van beide heeft
Duitschland een export-overschot, zoodat verhooging
van invoerrechten een slag in de lucht moest blijven,
nu men het over de andere voorgestelde hulpmiddelen
niet eens had kunnen worden. Het kan dan ook geen
verbazing wekken, dat de klachten van den Duitschen
landbouw zich spoedig weer verhieven en steeds luider
werden en met immer grooter nadruk op meer af-
doende beschermende maatregelen werd aangedrongen.

* »
*

Het verhoogde invoerrecht op voedergerstwas 31 De-
cember in werking getreden; die op tarwe, rogge en
haver volgden eerst in Februari, omdat Zweden niet
eerder besloot tot de wijziging in een handelsverdrag,
die daarvoor noodig was, maar niet alleen bleef de
vurig gewenschte verhooging der roggeprjzen uit,
waarom het in de eerste plaats te doen was geweest,
maar deze daalden zelfs tot een sedert tientallen van
jaren ongekend laag peil. Tal van oorzaken werkten
hiertoe mee, waarop verhooging van invoerrecht maar
bitter weinig invloed kon hebben. In de eerste plaats
was daar de groote overvloed in Duitschland zelf,
een op 1 tot
1/2
millioen ton geraamd overschot
(op een oogst van ruim 8 millioen) waarmee men
feitelijk geen raad wist, omdat het gebruik van brood
in het algemeen, maar van roggebrood in het bij-zonder in Duitschiand, en trouwens ook in andere
landen, gestadig afneemt. Bovendien bleek meer en
meer, dat Polen met zijn grooten oogst van 7 mil-
lioen ton vrijwel in hetzelfde geval verkeerde en ten
slotte kwam Rusland roet in het eten gooien, door
onverwacht door groote verkoopen en verschepingen
naar Holland en Scandinavië in de behoefte van die landen, waarop Duitschland had gerekend, te vooi

zien.
Steeds meer voelde men de noodzakelijkheid door
het nemen van nieuwe, uit den aard der zaak steeds
forscher maatregelen, de buitenlandsche concurrentie
te weren en de binnenlandsche prijzen omhoog te
brengen, vooral voor rogge en haver, die als uitvoer-

artikelen het minst van de verhoogde rechten pro-
fiteerden. Voor de tarwe was dit wel het geval, vooral
door het van maand tot maand vernieuwde voor-
schrift, dat alle tarwemeelfabrieken verplichtte, min-
stens 50 pOt. Duitsche tarwe te vermalen en waar-
door althans dit artikel op volle buitenlandsche pa-
riteit werd gebracht en gehouden. De prijzen van
rogge vielen echter steeds lager en daarom zon men
op middelen om aan de concurrentie
bij
den export
een eind te maken, of deze tenminste zooveel moge-
lijk te beperken. Deze concurrentie kwam van Rus-
land en Polen; waar aan samenwerking met het
eerste land niet te denken viel, trachtte men met
Polen tot overeenstemming te geraken, wat na lang-
durige onderhandelingen gelukt is door een rogge-
export-regeling tusschen beide landen, volgens welke
een minimumprjs werd vastgesteld en aan Duitsch-
land 60, aan Polen 40 pOt. van de gezamenlijk uit
te voeren hoeveelheid werd toegewezen.

Voor haver kon aan zulk een trust der regeeringen
niet worden gedacht, omdat dit artikel grootendeels
door Duitschland wordt geëxporteerd. Intusschen wa-
ren de prijzen zôô sterk gedaald, dat de toestand door
den landbouw onhoudbaar geacht en van de regeering
opnieuw krachtiger ingrijpen geeischt werd om hem
voor den,naar men voorspelde, dreigenden ondergang
te redden. Dit kon slechts nieuwe verhooging van de
invoerrechten op tarwe en gerst beteekenen, kunst-
matige vermeerdering van het gebruik van rogge en
ingrijpen der regeering in den maïshandel, omdat het
invoerrecht op dit artikel immers wegens het han-
deisverdrag met Joego-Slavië vôôr einde 1930 niet
kon worden verhoogd.

Op 29 Maart werd het invoerrecht voor voeder –
gerst van 5 op 10 Mark verhoogd, hetgeen voor
Duitschianil een verdubbeling van den
prijs
beteekent,
maar tegelijk werd de regeering gemachtigd (maar
niet verplicht) een uitzonderingstarief van 2 Mark
toe te staan aan de gebruikers, die zich verplichtten
bij het voederen van buitenlands,he gerst de halve
hoeveelheid Duitsche rogge bij te voeren, zoodat die
1/3 van de totale hoeveelheid (gerst en rogge) zou
moeten zijn. Deze rogge zou dan van staatswege worden
geeosineerd (door een ronde kleurstof voor andere
doeleinden onbruikbaar gemaakt) om te verhinderen,
dat
zij
weer in den handel werd gebracht. Naar alle
waarschijnlijkheid zal de regeering van deze machti-
ging geen gebruik maken.

Nu moest nog het gevaar van de maïs als goedkoop concurrent van de roggc worden afgewend en dit ge-
schiedde door een eveneens op 29 Maart aangenomen
wet, waarbij de invoering op 1 April, voorloopig tot
31 Maart 1931, van een rijksmaïsmonopolie werd
voorgeschreven, dat den verkoopprijs der maïs in
Duitschland, (natuurlijk hoog boven den importprijs
plus het invoerrecht van 212 Mark) zal vaststellen, en waaraan alle maïs, die de handel in Duitschland
zou willen invoeren, moet worden aangeboden. De
vraag rijst, of zulk een maatregel, die klaarblijkelijk
bedoelt, den maïsprjs in Duitschland ver boven im-
portpeil te brengen, en dus dien import sterk te
beperken, met een loyale uitvoering van het Joego-
Slavische handelsverdrag in overeenstemming te breri-
gen is.

De uitvoering van het maïsmonopolie zal geschie-
den door bemiddeling van den bestaanden import-
handel, en is opgedragen aan een bestuursraad van
15 leden, waarvan 7 vertegenwoordigers van den
landbouw en 3 van den handel moeten
zijn,
die allen
door den minister van volksvoeding worden benoemd
en geen salaris ontvangen. Deze raad stelt de prijzen
vast en draagt de uitvoering der zaken over aan een
,,Geschiiftsabteilung”, een vennootschap met een ka-pitaal van 100.000 Mark, waarvan 65.000 Mark voor
den handel, 35.000 voor de landbouw-coöperaties be-
schikbaar zijn gesteld en door deze genomen. Deze
vennootschap heeft een raad van toezicht van 15 leden,

378

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 April 1930

waarvan 10 uit den handel en 5 uit de coöperaties.
Uit de winsten der vennootschap ontvangen de aan-
deelhouders 6 pOt. over hun kapitaal; verder zal de
helft worden gebruikt voor verlaging van de prijzen
wanneer deze te sterk mochten stijgen, de andere

helft tot steun der prijzen van binnenlandsch graan.
Het maïsmonopolie importeert zelf niet, maar zal
van de Duitsche importeurs koopen en de mais weer
aan dezen tot een veel hoogeren prijs ter beschik-

king stellen. Deze prijs is oorspronkelijk vastgesteld
op M. 180 per 1000 KG. verzolit franco grens (op
1 April was de waarde M. 150 s M. 160), maar op
11 April gebracht op M. 180 voor Donau-maïs en
M. 195 voor alle andere soorten.
De Duitsche importhandel heeft zich vergeefs tegen

het maïsmonopolie verzet; vooral Hamburg maakt
zich zeer bezorgd, dat het zijn belangrijken transito-
handel en oververladingsverkeer naar Denemarken,
de Oostzee en Scandinavië zal verliezen, waardoor niet
alleen de handel zelf, maar ook de daarmee verband
houdende bedrijven van overlading, makelaardij, ver-
voer en assurantie ernstige schade zullen ondervinden.
Uit het geheele
rijk
regent het klachten van agenten

en makelaars, die vreezen, dat hun een groot deel
van hun bestaan zal worden ontnomen en inderdaad
vraagt men zich af, of en op welke wijze dezen zullen
kunnen worden bevredigd.
Voorloopig laat het monopolie nog geen maïs koo-
pen en staat dus de invoer van maïs in Duitschland

sedert 1 April stil.
P. W. SCHILTHuIs.

DE RIJKSMIDDELEN.

In dit nummer treft men aan het gebruikelijke over-
zicht van de opbrengst der Rijksmiddelen over de
maand Maart 1930, afzonderlijk en vereenigd met die
der vorige maanden, in vergelijking gebracht met de
raming van dat jaar en de opbrengst over dezelfde
tijdvakkeu van 1929.

De gewone middelen brachten in de afgeloopen
maand
f
40.783.500 op tegen
f
38.352.700 in Maart
1929 en vertoonen mitsdien een vooruitgang van

f
2.430.700. De totale opbrengst der vorige maand
overtrof verder de raming met een bedrag van

f
400.500.
De totaal-opbrengst over de eerste drie maanden van

dit jaar bedroeg
f
125.091.200, d.i.
f
3.949.300 meer
dan in hetzelfde tijdvak van het vorige jaar. Ook de
raming werd in bedoelde periode overschreden en wel
met een ongeveer even groot bedrag
(f
3.942.400).
In vergelijking met de overeenkomstige maand van
het vorige jaar vertoonen de grondbelasting, de per-
soneele belasting, de inkomstenbelasting, de vermo-gensbelasting, de rechten op den invoer, de zout-, de
geslacht-, de bier- en de tabaksaccijns, de belasting. op
gouden en zilveren werken, de rechten en boeten van
successie, van overgang bij overlijden en van schen-
king, de domeinen, wegen en vaarten en de loodsgel-
den een hooger opbrengstcijfer. Daarentegen brachten
minder op de dividend- en tantièmebelasting, het sta-
tistiekrecht, de wijn-, de gedistilleerd- en de suikerac-cijns, de rechten en boeten van zegel en de rechten en
boeten van registratie. De loop der middelen was in
de afgeloopen maand dus
vrij
bevredigend. De meeste
middelen liepen in opbrengst vooruit.
De grondbelasting bleef zich in
stijgende
lijn be-
wegen en gaf ditmaal een surplus van
f
583.700 boven
de inkomst van de gelijknamige maand van 1929,
waarbij de snellere invordering, gevolg van het vroe-ger tot stand komen der kohieren 1930, blijkbaar een
factor van beteekenis vormt. De raming werd in de
afgeloopen maand niet gehaald, doch dit is voor de
3e maand van het jaar niets bijzonders. Daar de grond-
belasting ook in de beide voorafgaande maanden ruim
heeft gevloeid, steeg de opbrengst van het le kwartaal

f
953.300 boven die van hetzelfde
tijdperk
van 1929.
Voorts werd de raming, gerekend over drie maanden,
met
f
123.100 overschreden.

Ook de personeele belasting gaf opnieuw een accres
te zien, ditmaal van
f
185.300. Daarentegen werd de
raming bij lange na niet gehaald (nadeelig verschil

f
1.684.100), doch de maand Maart is voor dit middel
doorgaans zeer ongunstig. De opbrengst der eerste
drie maanden bedroeg
f
451.900 meer dan die van het
le kwartaal 1929. Ook hier is het gunstige resultaat
voor een deel een gevolg van de snellere invordering.
Wat de raming betreft, bleef de ontvangst
f
2.037.100
bij X der geraamde opbrengst ten achter, doch dit
verschil zal wel in volgende maanden door ruimere
ontvangsten worden geçompenseerd.

In tegenstelling met de vorige maand gaf de inkom-
stenbelasting ditmaal een stijging te zien en wel van
niet minder dan
f
1.164.400. Ook de gemiddelde
maandraming werd niet onbelangrijk overtroffen (met

f
1.045.700), waarbij intusschen moet worden bedacht,
dat de inkomstenbelasting in de eerste vijf maanden
van het jaar voor het grootste deel wordt geïnd. Bij
vergelijking van de ontvangsten uit deze belasting
over de eerste drie maanden van 1929 en 1930 blijkt,
dat de bedragen als volgt over de verschillende dienst-
jaren kunnen worden verdeeld

Jan. t/m. Mrt. 1929

Jan.
t/m. Mrt.
1930

f

170.200

961.400

f

135.600

21.051.800

,,

710.700
22.756.400

f
22.183.400

f
23.602.700

Uit deze cijfers blijkt, dat tot dusver in het loopen-
de jaar fl.419.300 meer werd ontvangen dan in het
le kwartaal van 1929 en dat de vooruitgang alleen
is toe te schrijven aan een ruimer vloeien van het be-
]astingjaar 192911930. Gerekend over 3 maanden, werd
de raming met j 3.602.700 overschreden, een voor dit
tijdvak normaal verschijnsel.
De vermogensbelasting gaf ditmaal weer een hoo-
gere opbrengst (van
f
237.300), terwijl
f
181.100 boven
1112 der raming inkwam. Gerekend over drie maan-
den, viel een stijging waar te nemen van
f
354.100, wat
de opbrengst van het vorige jaar betreft en van

f
442.9.00, wat de raming aangaat. Een en ander maakt
een bevredigenden indruk, al is de mogelijkheid niet
uitgesloten, dat de verkregen voorsprong in de vol-
gende maanden weer geheel of gedeeltelijk wordt te-
niet gedaan.
De dividend- en tantièmebelasting vertoont tot dus-
ver een veel minder gunstig beeld dan in 1929. In de
afgeloopen maand leverde zij
f
826.100 minder op dan
in Maart 1029, terwijl de teruggang, gerekend over
drie maanden,
f
1.634.400 beliep. Intusschen moet wor-
den toegegeven, dat de ontvangsten in de eerste helft
van het vorige jaar
bijzonder
hoog waren. Bovendien
moet steeds in het oog worden gehouden, dat deze be-
lasting op zeer onregelmatige wijze binnenkomt en dat
een zeer groot gedeelte gedurende slechts enkele maan-
den in het midden van het jaar wordt ontvangen. Uit

dit oogpunt beschouwd, behoeft er ook niet te veel
waarde aan te worden gehecht, dat de raming tot nu
toe niet werd bereikt (het nadeelig verschil bedroeg in Maart ji.
f
987.300, en in het le kwartaal
f
2.705.200).
Dit neemt intusschen niet weg, dat de gunstige perio-
de voor dit middel b]ijkbaar al weer tot het verleden
behoort.
De invoerrechten blijven nog steeds in opbrengst
stijgen. In de afgeloopen maand werd het nog nimmer
bereikte opbrengstcijfer van
f
6.427.100 geboekt, zijnde

f
440.000 boven de ook al niet onbelangrijke ontvangst
van Maart 1929 eu niet minder dan f968.800 boven
de gemiddelde maandraming. Dank zij mede de ruime
ontvangsten van de beide vorige maanden van dit jaar, klom de opbrengst der eerste drie maanden
f
1.840.500
boven die van de maanden Januari tfm. Maart 1929
en
f
1.493.700 boven X van het geheele geraamde op-
brengstcijfer, niettegenstaande dit
cijfer
voor 1930

f
3.500.000 hooger is gesteld dan voor 1929. Het sta-
tistiekrecht houdt ditmaal met de invoerrechten geen

1926127….
1927/28.
1928 29….
.1929/30..

Totaal

23 April 1930

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTE?

379

gelijken tred; in Maart ji. kwam
f 26.100
minder bin-

nen dan in dezelfde maand van het vorige jaar en
f 4.600
minder dan de maandraming, terwijl gerekend
over drie maanden een achteruitgang valt te consta-
teeren van
f 3.300.
Ook de raming werd in het le
kwartaal
1930
niet gehaald (nadeelig verschil
f 54.800).

De accijnzen vertoonden ditmaal een onderling ge-
heel verschillend beeld. De zoutaccijns gaf opnieuw
een meerdere bate
(f 48.100
meer) en leverde zoodoen-
de het voor dit middel niet onbelangrijke bedrag van
f 205.600.
Vermoedelijk neemt het verbruik van bin-
nenlandsch zout toe ten koste van het buitenlandsche
product, waarvan de invoer afneemt. De gemiddelde
maandraming werd met
f 55.600
overtroffen. Gere-
kend over drie maanden, kwam reeds
f 144.500
meer
binnen dan in het vorige jaar en
f 193.400
boven
Y
der ramiug. Ook de geslachtaccijns liep vooruit (met
f 53.400).
De stijging, die reeds ongeveer een jaar ge-
leden viel waar te nemen, houdt nog steeds aan. Daar-
entegen wees de wijnaccijns ditmaal en lagere op-
brengst aan (teruggang
f 27.900),
welke daling even-
wel voor een belangrijk deel wordt gecompenseerd
door de ruimere ontvangsten in de beide voorafgaande

maanden van het jaar. Aan gedistilleerdaccijns werd
in de afgeloopen maand
f 206.500
minder ontvangen.
Deze vermindering is niet aan een verschil in crediet-
termijnen te wijten; wellicht werd in de maand Maart van het vorige jaar meer veraccijnsd, omdat de verla-
ging van den
accijns
toen juist (op 1 Maart) in wer-
king was getreden. De gemiddelde maandraming werd
niet bereikt (ontvangst
f 162.000
minder). Het bier
leverde
f 38.100
meer op; blijkbaar neemt het ver-bruik van dit genotmiddel toe. Dat de gemiddelde
maandraming niet werd gehaald (nadeelig verschil
f 221.900),
behoeft niet te verwonderen, daar de eerste
maanden van het jaar voor dezen accijns niet de gun-
stigste zijn. De suikeraccijns vertoonde een decres van
niet minder dan
f 374.600,
wat te meer opvallend is, daar de maand Maart in dit jaar vijf vervaldagen van
den crediettermijn telde tegen slechts vier in
1929
Aan den anderen kant moet niet worden vergeten,
dat de ontvangst va Maart
1929
aan den hoogen kant
was wegens bijzondere omstandigheden. Bovendien
gaven de eerste maanden van het jaar ruime baten;
gerekend over drie maanden bedroeg de vooruitgang
boven het vorige jaar toch nog
f 256.100
en
f 627.600
boven
1/4
der raming. Tenslotte trekt de tabakaccijns
de aandacht, die
f 293.400
in opbrengst vooruitging
eu daardoor de ontvangsten over het le kwartaal

f
688.900
deed stijgen boven die van dezelfde periode
van
1929
en
f 658.600
boven het evenredig deel der
raming. De geleidelijke stijging in opbrengst houdt
nog steeds aan, waarin het toenemend gebruik en de
prjsverhooging van sommige rookartikelen tot uiting
komt.

Eene vergelijking van de opbrengsten der accijnzen
over de eerste drie maanden van
1930
met die van
1929
en met de raming leidt tot het volgend resultaat:

Opbrengst

Opbrengst

Raming

3m.1929

3m.1930

3m.1930
Zout ……
f

498.900

f

643.400

f

450.000
Geslacht….

2.656.900

2.991.200

3.000 000
Wijn …….

665.400

655.600

675.000

Gedistilleerd
,, 8.755.500

8.901.600

9.250 000
Bier ……

2.931.900

3.227.800

3.750.000

Suiker ….
,, 12.321.500

12.577.600

11.950.000

Tabak ….
,, 6.469.700

7.158.600

,, 6.500.000

De belasting op gouden en zilveren werken bracht
f 6.600
meer op; gerekend over drie maanden beliep
de vooruitgang
f 11.500.
De middelen, die meer in direct verband staan met het zakenleven, maakten een minder goed figuur. De
zegelrechten wezen eene daling aan van
f 243.700,
waarvan een bedrag van
f 197.200
aan een trager
vloeien der beursbelasting moet worden toegeschreven.
Ook op zichzelf beschouwd, was de opbrengst der vorige
maand niet hoog; zij bleef nl.
f246.300
bij
1
112
der ra-

ming ten achter. Grekend over drie maanden be-
droeg de teruggang
f 895.100
ten opzichte van de o-
brengst van het le kwartaal
1929
en
f 13.900
ten aan-
zien van de raming. Ook de registratierechten brach-
ten aanzienlijk minder op
(f 460.300); de mindere be-
drijvigheid in den handel doet zich ook hier gevoelen,
speciaal voor wat betreft het recht op de Naamlooze
Vennootschappen, waarbij intusschen moet worden be-
dacht, dat in de eerste maanden van het vorige jaar
extra groote aandeelenuitgiften plaats vonden. In het
le kwartaal kwam
f 441.500
boven
Y4
der raming voor
de schatkist in, doch
f 1.102.100
minder dan in den-
zelfden tijd in
1929
werd ontvangen.
Gaven de successierechten in Februari ji. een daling
te zien van
f
1.091.300,
thans leverden zij omgekeerd
een belangrijk surplus (van
f 1.407.200).
Bij een der-
gelijk onberekenbaar middel biedt een enkele maand
geen basis voor vergelijking. Gerekend over drie maan-
den, maken de successierechten op den middelenstaat
geen slecht figuur; de
stijging
beliep
f441.200
boven
de opbrengst van het vorige jaar en
f 1.292.800
boven
der raming.
De domeinen gaven
f 112.100
méér, waarschijnlijk
wegens hoogere pachtsommen of van betaling van
achterstand van het vorige jaar terwijl de loodsgelden
met f 26.900
omhoog gingen. Over het le kwartaal
vertoonde laatstgenoemd middel een accres van
f 140.800,
terwijl de raming met
f
70.700
werd over-
troffen. Bij een klein middel als de loodsgelden stemt
dit rsultaat uiteraard tot tevredenheid.
De inkomsten van het ,,Leeningfonds
1914″
stegen
van f
6.272.300
tot
f
7.031.200.
Van laatstgenoemd
bedrag was
.f 4.131.200
aan de Verdedigingsbelastin-
gen te danken. Gerekend over drie maanden, viel een vooruitgang te bespeuren van
f 323.600.
In dien tijd
brachten de zegelrechten van buitenlandsche effecten
f66.600
minder op.

Voor het Wegenfonds kwam in de afgeloopen
maand
f445.700
binnen tegen
f
331.000
in Maart
1929.
Van eerstgenoemd bedrag komt
f 409.600 op
re-
kening van de wegenbelasting, terwijl de rest of
.f 36.200
wordt bijgedragen door de rjwielbelasting.
In het eerste kwartaal van dit jaar kwam aan het We-genfonds ten goede
f 1.483.300,
waarvan
f
1.416.700
wegenbelasting en
f 66.600
rijwielbelasting. In het
vorige jaar bedroegen de beide laatstgenoemde op-
brengstcijfers onderscheidenljk
f 1.023.600
en
f 32.400.

BUITENLANDSCHE MEDEWÉRKING.

DE HAVENS VAN TRIËST EN HAMBURG.

De heer A. Giordano te Fiume schrijft ons:

Het vraagstuk van de concurrentie tusschen Triëst
en Hamburg dateert niet eerst vanaf den wapenstil-
stand, toen Triëst bij Italië werd gevoegd, doch reeds
van vôôr den oorlog. In een beschouwing over de voor-
oorlogsche betrekkingen tusschen de Adriatische havens
en de Duitsche Noordzeehavens van Dr. Bradaschia
in de of ficieele uitgave van de Koninklijke Handels-
Hoogeschool werd er op gewezen, dat bij baseering van
het indexci.jfer voor de tonnenmaat van Triëst voor
de jaren 1922 en 1923 op 100, dat voor Bremen 231 en
voor Hamburg 776 bedroeg. Doch ook véér den oor-
log was de tonnenmaat van Hamburg en Bremen
reeds grooter dan die van Triëst. Dit is zeer begrij-
pelijk; indien men bedenkt, dat de beide Duitsche
havens de geheele Duitsche industrie achter zich
hebben.

De verschillende gebieden, welke het achterland
van Triëst vormen, stonden in dien tijd onder de
contrôle van één enkel politiek lichaam, de Oosten-
rijksch-Hongaarsche monarchie, die door middel van
subsidies in staat was naar de haven van Triëst een
verkeer te trekken, dat feitelijk noch voor Triëst noch
voor de Adriatische Zee bestemd was. Zoo werden o.a. lage vrachten vastgesteld van de uiterste grens
van Bohemen, een gebied, dat feitelijk tot het Ham-burgsche achterland behoorde, naar Triëst; extra re-

380

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 April 1930

ducties werden gegeven op de invoerrechten van via
Triëst geïmporteerde goederen, speciale spoorweg-
tarieven waren van kracht tussehen Tyrol en de
Zwitsersche grens naar Triëst om het verkeer van
Venetië af te leiden, en ten slotte werden buitenge-

wone faciliteiten verleend aan de maildiensten van
Triëst naar de overzeesche markten. Indien men be-
denkt, dat reeds v65r den oorlog, toen de handel
normaal was, Hamburg en Bremen een voorsprong had-

den op Triëst, is het niet te verwonderen, dat de toe-
stand voor Triëst na den oorlog ongunstiger is ge-
worden, toen het achterland van Triëst niet meer
onder de contrôle van één enkel lichaam stond, Cen-
traal Europa ten gevolge van den oorlog in verschil-

lende deelen uiteenviel en de toestand nog verergerde
door onzekere politieke gebeurtenissen.
Met een anderen factor van beteekenis moet eveneens
rekening worden gehouden: vôôr den oorlog hadden
n.l. ten gevolge van de door de Oostenrijksch-Hon-
gaarsche regeering verleende faciliteiten vele ver-
schepingen van de Vereenigde Staten van Amerika
b.v. naar het nabije Oosten en de Levant via Triëst
plaats. Na den oorlog echter werden niet alleen

tusschen Turkije, Griekenland enz. en de overzeesche
markten directe scheepvaartverbindingen ingesteld,
doch de landen van het nabije Oosten trachtten
bovendien economisch onafhankelijk te worden. Het
economisch leven in deze landen had véôr den oor-
log in hoofdzaak onder de contrôle van Oostenrijk-

Hongarije en Duitschland gestaan, waardo&r het
grootste deel van de invoeren uit die landen kwam
en Triëst slechts als transitohaven fungeerde. Ame-
rikaansche, Engelsche, Fransche en Italaansche be-
langen hebben de Oostenrijksche en Duitsche onder-

nemingen vervangen, hetgeen ongetwijfeld een oorzaak
is voor de afneming van den handel tusschen Triëst
en de Levant ten opzichte van de jaren véôr den

oorlog.
Zoo was de toestand van Triëst, toen de haven bij
Italië werd gevoegd. Na den wapenstilstand had de
vraag naar voedingsmiddelen in Centraal Europa
gedurende eenigen tijd een hervatting van den
handel te Triëst tengevolge. Hoe ongewoon deze
handel echter was, blijkt duidelijk uit het feit, dat
meerdere ladingen Amerikaansche suiker Triëst pas-
seerden, bestemd voor Tsjecho-Slowakye, dat vôôr den
oorlog niet alleen suiker produceerde voor de binnen-1 andsche behoefte van de Oostenrjksch Hongaarsche monarchie, doch tevens voor export. De bedrijvigheid
in de haven van Triëst kon slechts weer terugkeeren
met het herstel van het economisch leven in Cen-traal Europa. In 1924/25 kwam de inflatie van het
Duitsche ruilmiddel, waardoor Triëst een gedeelte van
het Hamburgsche verkeer te behandelen kreeg. De
vlucht, welke Triëst destijds nam door zich van den
handel van Centraal Europa te verzekeren, verwekte
groote ongerustheid te Hamburg. Op dat tijdstip
begon de strijd tusschen de beide havens, die voort-
duurde, totdat zulks zonder onderlinge benadeeling
niet meer mogelijk was en tot bestudeering van de
mogelijkheid eener overeenkomst werd besloten.
Om het vraagstuk beter te begrijpen, is het noodig,

de cijfers van de tonnenmaat van Triëst nader te

beschouwen. Deze
zijn
als volgt:

per spoor per boot
totaal

in duizend Ton

1913
……2.697.0
3.450.0
6.147.0

1926
……2.339.0
2.426.0
4.765.0

1927
……2.423.0
2.470.0
4.893.0

1928
……2.503.0
2.696.0
5.159.0

1929
……2.538.0
2.892.0
5.430.0

Zooals uit bovenstaande statistiek blijkt, is de ton-
nenmaat van Triëst gedurende de laatste jaren voort-
durend toegenomen en dit bevestigt, dat Triëst de
efficiency van zijn haven heeft weten te handhaven,
terwijl het feit, dat gedurende de periode van de

economische depressie in Duitschiand de tonnenmaat
van Triëst met ongeveer 3.000.000 ton in twee jaren
(1922124) zonder eenige gegronde reden is vermeer-
derd, wat gepaard ging met een afoeming te Ham-
burg, het verband toont, dat tusschen de Adriatische

en Noordzeehavens bestaat. Anderzijds blijkt het
aandeel van de verschillende landen in de tonnen-
maat van Triëst uit de volgende tabel:

1929

1928

Ton

Ton

Oostenrijk ……….478.420

396.136

Tsjecho-Slowakije

517.140

442.881

Joego.Slavië

184.320

97.590
Hongarije ……….98.240

50.619

Duitschland

114.050

98.489

Zwitserland

7.550

11.739
Polen …………..87.040

87.368

Uit deze cijfers blijkt duidelijk, dat de transito-
handel van de verschillende Middeneuropeesche landen
door de haven van Triëst, met uitzondering van

Zwitserland en Polen, een
stijging
vertoont. De ver-
mindering van het transitoverkeer met Zwitserland
is toe te schrijven aan den achteruitgang van den
handel met de overzeesche markten en met Polen aan het feit, dat de koleninvoer in de beide laatste jaren is
verminderd. De vooruitgang van het transitoverkeer
bewijst verder, dat het grootste gedeelte van den
handel, dat direct via Hamburg gaat, ten aanzien van
Triëst niets te maken heeft met de concurrentie
tusschen beide havens, die afhangt van den econo-
mischen toestand van Centraal Europa, waardoor het
soms voordeeliger is van de eene en dan weder van de andere haven gebruik te maken, of van bepaalde
factoren, zooals de emigratie van Oostenrijk en Hon-
garije véôr den oorlog, toen de Cunard-Anchor Line
een geregelden dienst van de Adriatische Zee naar
New-York had ingesteld om aan de concurrentie van de Duitsche lijnen van Hamburg het hoofd te kunnen

bieden.
De vooruitgang van den doorvoerhandel over Triëst,

waarop
wij
reeds wezen, had plaats gedurende 1929,

waardoor de totstandkoming van een overeenkomst
tusschen Hamburg en Triëst werd gespoedigd. Deze had
ten doel de concurrentie te doen ophouden, welk Ham-
burg in 1925 was begonnen, ten einde den gedurende
de economische depressie in Duitschland verloren han-
del weder te kunnen herwinnen. Door deze overeen-
komst werd het gebied van beide havens zoo verdeeld,
dat een gedeelte van Tsjccho-Slowakije, dat voor Triëst
van beteekenis was, aan Hamburg werd toegewezen.

De vorige maand heeft te Genua een vergadering
van vertegenwoordigers van de Lloyd Triestino en
andere Italiaansche lijnen plaats gevonden, waaraan
Oostenrijksche, Tsjecho- Slowaaksche, Duitsche, Hon-
gaarsche, Italiaansche,. Joego-Slavische en Poolsche
spoorwegdirecties hebben deelgenomen, ten einde de kwestie van een overeenkomst te bespreken. Volgens een mededeeling zou een volledige overeenstemming

tusschen de Hamburgsche en Triëster belangheb-

benden bereikt zijn.
Zooals reeds hierboven uiteengezet, omvat de zee-
handel te Triëst eveneens transitoladingen speciaal
naar en van het nabije Oosten en de Levant, en het
is daarom van belang de cijfers van den zeehandel

van Triëst nader te bezien.

1929

1928

Ton

Ton

Noord- en West-Europa ……..712.000 523.000

Middellandsche Zee (beh. Levant) 155.000 137.680
Levant en Zwarte Zee ……….675.520 591.880

Indië en het verre Oosten ……302.020 317.440
Noord- en Zuid-Amerika ……..374.220 444.510

Het feit, dat de handel met Noord- en Zuid-Amerika
een achteruitgang heeft vertoond, bevestigt duidelijk
de verdwijning van den zeehandel tusschen de Levant

23 April 1930

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

381

en de overzeesche markten via Triëst, hetgeen in
1929 nog speciaal werd versterkt door de instelling
van geregelde maildiensten o.a. tusschen New-York
en de Zwarte zeehavens en tusschen Stamboel, Indië,
China en Japan.

IJit het bovenstaande blijkt, dat de scheepvaart
van Triëst door den oorlog in moeilijkheden is ge-
raakt, doch dat deze haven thans weder haar vroegere,
vooroorlogsche beteekenis heeft herkregen, hoewel in de samenstelling van het verkeer een groote wij-
ziging heeft plaatsgevonden.
De positie van de Duitsche Noordzeehavens is
daarentegen gelijk aan die van vôôr den oorlog, door-
dat de Duitsche industrie, die altijd een der voor-
naamste factoren voor den handel te Hamburg, Bre-
men, Stettin, enz. beteekende, haar productie niet
heeft verminderd. Een treffend voorbeeld van de
positie van de Adriatische ten opzichte van de Duit-
sche havens, dat tevens verklaart waarom Hamburg
reeds vôôr den oorlog een grooter verkeer had dan
Triëst, is het feit, dat Duitschiand naar China en
Japan jaarlijks 840.000 ton exporteert, terwijl de
Adriatische havens nauwelijks een vierde deel hier-
van naar China en Japan hebben te verladen. Het
is een feit, dat,
terwijl
de Hamburg-Amerikalijn, de
Nord-Deutsche Lloyd, enz. practisch een dagelijksehe
verbinding met de landen aan de andere
zijde
van
het Suez-kanaal onderhouden, de Lloyd Triestino slechts een veertiendaagsehen dienst op China en
Japan heeft.

Onder deze omstandigheden is het gemakkelijk in
te zien, dat de reeders in de Duitsche havens tegen
dezelfde vracht kunnen verschepen als van Triëst.
Terwijl de Duitsche reeders hun schepen vol kunnen
laden met Duitsche goederen, waarbij door transito-
goederen de reis winstgevend wordt,
zijn
de Itali-
aansche reeders, die hun schepen met goederen voor
China en Japan niet vol kunnen laden, verplicht,
hooge vrachten te berekenen.

* *
*

Het bovenstaande verklaart den natuurlijken gang
van zaken en derhalve
zijn
de Italiaansche pogingen
erop gericht om:

lo. den handel met het nabije Oosten en de Le-
vant te stimuleeren door het aanmoedigen van reizen
van Italiaansche industrieelen naar
Turkije,
China,
Japan, enz. zooals de Lloyd Triestino heeft gedaan doör
het organiseeren van een handeisreis per s/s. ,,Rerno.”
Dit heeft ten doel het handelsverkeer tusschen Italië en het nabije Oosten en de Levant te doen toenemen
om zoodoende meerdere afvaarten uit Italiaansche
havens en lagere vrachten voor transitogoederen te
verkrijgen;

2o. de bestaande verbindingen te verbeteren door
toevoeging van het s./s. ,,Gange” (metende 12.000 ton
en varende met een snelheid van 17 mijlen) aan den snel-
dienst tusschen de Adri4ltische havens en Bombay en
de toevoeging van 4 motorvrachtschepen van 8.000
ton en met een snelheid van 13 knoopen (tegen 9110
knoopen van de tegenwoordige schepen) op den ge-
subsidiëerden vrachtdienst tusschen Italië en Rangoon;

3o. de outillage van de haven van Triëst te ver-
beteren, waar twee nieuwe pakhuizen werden ge-
bouwd, voorzien van uitgebreide mechanische los-
en laadinrichtingen, evenals die van Genua, waar
een installatie wordt aangebracht voor de behande-
ling van 15.000.000 ton per jaar. Door deze maat-
regelen is de dagelijksche hoeveelheid te lossen goe-
deren bijna in alle groote havens van Italië met
ongeveer 100 pCt. toegenomen;

4o. de spoorwegverbindingen tusschen Italië en de
Middeneuropeesche landen te verbeteren, ten einde
de belangstelling voor de Italiaansche havens te ver-
grooten.
In dit verband moet evenwel aan een anderen fac-
tor van beteekenis aandacht worden besteed. V6ôr

den oorlog was de positie van Triëst, zooa]s boven aangetoond, in hooge mate afhankelijk van den in-
vloed van Oostenrijk-Hongarije op de landen van het
nabije Oosten. Gedurende 1928129 is de toestand

van Italië ten zeerste verbeterd, doordat belangrijke
handelsondernemingen in Turkije zijn gevestigd, ter-
wijl Italiaansche kapitalisten veel succes hadden met
de exploitatie van waterkracht in Griekenland en de
reorganisatie van de Grieksche textielindustrie, waar-
door waarschijnlijk op den duur de handel met dit

gebied zal toenemen, wat ongetwijfeld den toestand
van de Italiaansche scheepvaart zal verbeteren.
Nog een ander punt verdient de aandacht en
is van beteekenis in verband met de toekomst van
de haven van Triëst. Vôôr den oorlog had de uitvoer
van calciumcarbid, cement, gedroogde (Zuid-)vruchten,
pyrethrum-bloemen, enz. van Split en Gruz via Triëst
plaats, doordat Dalmatië tot Oostenrijk behoorde.
Sinds Dalmatië echter een provincie van het Ko-
ninkrijk Yoego-Slavië is geworden, worden er pogingen
aangewend om deze goederen direct vanuit de ge-
noemde havens te verschepen, terwijl kolen, phos-
phaten enz., welke Joego-Slavië noodig heeft, via Split
en Gruz worden ingevoerd, waardoor een deel van
het verkeer aan Triëst en Fiume wordt onttrokken. Joego-Slavië begon een ware blokkade tegen de Italiaansche havens, waarop Mussolini besloot ten
einde hieraan paal en perk te stellen, om in de haven
van Fiume een Vrije zône in te richten met een op-
pervlakte van 30 KM
2
., die zoowel de stad en de
haven van Fiume als een deel van de Golf van
Fiume omvat en waar vanaf 1 April 1930 buiten-
landsche goederen vrij van rechten kunnen worden
ingevoerd. Deze maatregel zal van invloed zijn op
de laad- en lossingskosten en in het algemeen op
de verschepingskosten; terwijl aan den anderen kant
de oprichting van nieuwe industrieën hierdoor zal
worden aangemoedigd. Deze kunnen de grondstoffen vrij van invoerrechten importeeren en hierdoor goed-
kooper naar den Balkan en het
Nabije
Oosten ex-
porteeren. Daar deze maatregel van groote beteekenis
zal zijn voor de scheepvaart van Dalmatië, behoeft
er niet aan getwijfeld te worden, dat Triëst groot
voordeel zal ondervinden van de mislukking der po-
gingen van Dalmatië. Deze verbetering van de positie
van Triëst zal eveneens van invloed
zijn
op zijn ver-
houding ten opzichte van de Noordzeehavens en in
het algemeen ten opzichte van alle andere concur-
renten.

Het feit echter, dat beide partijen – om tot het
voornaamste onderwerp van dit artikel terug te kee-
ren – het noodig vonden om den strijd tusschen
,mburg en Triëst te staken en tot overeenstem-
king te geraken, bewijst, dat zelfs de Duitsche be-
inghebbenden geen voordeel in den strijd zagen.
L!Ni de overeenkomst evenwel slechts op spoorweg-
ieven
en betrekking heeft, moet men afwachten, of
ook over de zeevrachten, die niet zoo gemakkelijk
nen worden gecontroleerd als. spoorwegtarieven,
ttot overeenstemming zal geraken. Dit is, naar
meenen de belangrijkste zijde van het vraagstuk.

AANTEEKENINGEN.

De Amerikaansche Automobielindustrie.

De Amerikaansche automobielproducenten werken
zich langzamerhand uit de ongunstige sitIfitie, ge-
schapen door de buitengewone productie van het
vorige jaar, de algemeene vermindering van de be-
drijvigheiden de beurserisis. Het lijdt evenwel geen
twijfel, dat tengevolge van de groote voorraden en de
verminderde koopkracht de totale productie in dit
jaar ver beneden het record van het voxige jaar zal
blijven, zoo lezen wij in het Maartbericht van The
Giiaranty Survey, waaraan hier een en ander is ont-
leend.
Het peil van d,e productie sinds het begin van dit

382

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 April 1930

jaar is ongeveer 67 â 68 pOt, van dat van een jaar
geleden. Het tempo van de stijging in de afgeloopen
weken is niet zoo snel geweest als uit de seizoensin-vloeden verwacht kon worden, afgaande op de erva-ring van de laatste jaren.
In
bijgaande
grafiek ziet men het verloop van de
maandelijksche productie van automobielen (in dui-
zend wagens) in de Vereenigde Staten sedert 1913. Zeer

duidelijk is de seizoensschommeling in de productie
op te merken. Vooral in de laatste jaren is deze ten-
dens zeer steri, wat waarschijnlijk in hooge mate is
toe te schrijven aan de gewoonte om de productie in
te krimpen in de periode, die voorafgaat aan de aan-
kondiging van nieuwe modellen. Een andere reden van de daling van de productie tegen het einde van
het jaar is de tendens om in de lente en in den zomer meer nieuwe wagens te koopen dan in den winter.

Million
VohnIen

1917 1918 1919 1929 1921 1922

lHoo1olrIql*4p2n,]

Naast de recordproductie in de eerste zes maanden
en de onvoorziene productievermindering in de twee-
de helft van het jaar waren de voornaamste kente-
kenen van de automobielindustrie in 1929 de verlere daling van den gemiddelden prijs als een gevolg van
de groote verkoopen van wagens in de lager geprjsde
klassen, de groote stijging van het aantal registra-
ties, de markante toeneming van het aantal fabrie-
ken, die door Amerikaansche ondernemingen in het
buitenland worden opgericht, de stijging van het ge-
middelde aantal verkoopen per handelaar, de ver-
dere vergrooting van den buitenlandschen afzet van
Amerikaansche auto’s, het intensiever gebruik, dat
van auto’s werd gemaakt, te oordeelen naar het ben-
zine-verbruik per wagen, de toenemende uitbreiding
van het afbetalingsstelsel, de stijging van het aantal
open wagens voor het eerst sedert 1923 en de ver-
dere toeneming van het aantal zes- en achtcylinder
wagens.

1-let aantal auto’s en bussen, geregistreerd gedu-
rende het vorige jaar, bedroeg 26.634.210, wat een stij-
ging van 8.7 pOt. beteekent vergeleken met 1928.
Sinds 1923 is de
stijging
van het aantal registraties
afnemende; daarom was de toeneming van 8.7 pOt.
inhet vorige jaar vergeleken met 5.4 pOt, in 1928
zeer opmerkelijk.

De export van automobielen en onderdeelen toont
een verdere
stijging.
De totale waarde van den uit-
voer bedroeg $ 722.660.331; dit beteekent een toene-
ming van ongeveer 9 pOt. vergeleken met 1928, on-
danks de lagere prijzen.

De
bijgaande
kaart toont de herkomst van de vraag
naar Amerikaansche autbmobielen sedert 1913. De
onderste lijn vertegenwoordigt de Oanadeesche pro-
ductie (van Amerikaansche ondernemingen, maar ver-
kocht buiten de Vereenigde Staten); de tweede den
uitvoer van de Vereenigde Staten, waarin de ver-
koopen van de Amerikaansche fabrieken in het bui-
tenland
zijn
begrepen; de derde de geschatte vraag
voor vervanging van oude wagens; en de vierde de
vraag naar nieuwe wagens, die het aantal bestaande
vermeerderen. De Oanadeesche productie en de uit-

voer van de Vereenigde Staten gecombineerd, ver-
tegenwoordigt het totale buitenlandsche gebruik van
wagens van Amerikaanschen oorsprong, terwijl de
beide bovenste vakken de totale binnenlandsche vraag
weergeven.
Over de vooruitzichten van een stijging van den
buitenlandschen afzet laat het bericht zich zeer op-
timistisch uit. Weliswaar is het aantal automobielen
in het buitenland, vergeleken met de Amerikaansche
cijfers, gering, en het is ook niet te verwachten, dat
in de naaste toekomst het buitenland in even groote
mate tot het gebruik van automobielen zal overgaan
als in dit land, maar niettemin vormen de buiten-
landsche markten nog een groot gebied voor uitbrei-
ding. De Europeesche concurrentie zal ongetwijfeld
toenemen, maar voor den eerstkomenden tijd zal de
lage kostprijs den Amerikaanschen producenten een
sterk concurreerend voordeel geven op de neutrale
markten. –
Er bestaat vanzelfsprekend een voortdurend gevaar
voor een uitbreiding van de politiek, die sommige
Europeesche landen volgen bij hun pogingen om de
Amerikaansche ondernemingen op de automobiel-
markt te bestrijden. Echter zijn er twee belangrijke
factoren, die dit gevaar sterk verminderen. In de
eerste plaats is het gebleken, dat het zeer moeilijk
is, de publieke opinie in beweging te
krijgen
voor
een beschermend tarief ten koste van de verbruikers,
terwijl voorts de buitenlandsche markt voor Amen-
kaansche automobielen zeer groot is. Zoo hebben
vele belangrijke invoerlanden geen binnenlandsche
automobielindustrie te beschermen.
Resumeerend kan men zeggen, dat het aantal auto-
mobielen in de Vereenigde Staten nog zal toenemen,
zij het weliswaar in afnemende mate, dat de vraag
naar nieuwe wagens langzamerhand en onregelmatig
zal verminderen, maar dat daarentegen de buiten-
landsche markt zich voortdurend zal vergrooten, ter-
wijl de binnenlandsche vraag voor vervanging bin-
nen eenige jaren tot zulk eea niveau zal stijgen, dat
zij alleen voldoende zal
zijn
om de industrie op een
grootere dan haar tegenwoordige capaciteit te hand-
haven. Waarschijnlijk zullen de consolidatiebeweging
en de verandering in den aard van de vraag samenwer-
ken om de mate van bedrijvigheid te stabiliseeren, de
verhouding van de productie tot de capaciteit te ver-
hoogen, de concurrentie te verminderen en zoodoende
de kosten van productie en distributie te verlagen.

Ledenvergadering van de Vereeniging ,,Instituut
voor Economische Geschriften”.

Het Dagelijksch Bestuur van bovengenoemde ver-
eeniging maakt bekend, dat een algemeene vergade-
ring van de leden der Vereeniging zal gehouden
worden op Vrijdag 9 Mei a.s., des avond te 9 ure,
in ,,Pulchri Studio” te ‘s-G-ravenhage, Lange Voor-
hout 15.

23 April 1930

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

383

BOEKAANKONDIGING,

Pensioe’n.voorziening in hef partict-
liere bedrijf door Dr. H. Thierry.
(Am-
sterdam, 1-1. T. Paris. 1930).

In een knap, vlot geschreven, en tevens voor een
leek niet moeilijk te lezen boek is Dr. Thierry er
naar mijne meening in geslaagd de belangrijkste
vraagstukken te behandelen, die zich bij de pensioen-

voorziening in het particuliere bedrijf voordoen. Be-
halve in het feitenmateriaal, dat de schrijver goed
doorwerkt in dit boek aanbiedt, ligt de waarde van
deze studie mi. vooral hierin, dat zonder de sociale

beteekenis er van te miskennen, Dr. Thierry de pen-
sioenvoorziening ziet als een vraagstuk van verzeke-
ring, ‘waarop dus de grondbeginselen van verzekering van toepassing zijn.

Inderdaad, als er éen sôciale verzekering is, waar-bij de nadruk op de verzekering moet vallen, terwijl,
juist omdat het in den regel gaat om oude of invalide
arbeiders, die jaren in de onderneming werkzaam zijn
geweest, de sociale motieven in den regel overheer-
schen, dan is dat wel het geval bij de pensioenvbrze-
kering. Deze toch schept blangrjke financieele aan-
spraken op zeer langen termijn, en degene, die ze
geeft, kan onmogelijk weten hoe zijn financieele po-
sitie zal zijn op het oogenblik, dat de uitkeering moet
plaats vinden. Wil een pensioenverzekering aan haar doel beantwoorden, d.w.z. aan de rechthebbenden de
aanspraken waarborgeii, welke hun zijn toegezegd,
dan is de allereerste eisch, dat ze verzekeringstech-
nisch goèd is opgezet en ook verder in stand wordt
gehouden. Deze voorwaarde, welke weliswaar voor de
hand ligt, doch waartegen nog zoo dikwijls gezondigd
wordt, is de, grondslag der pensioenvoorziening en het
is zeker een verdienste van D±. Thierry op tal van
plaatsen in het boek daarop de aandacht te hebben
evestigd. Zij, die het voorrecht hebben gehad ter
zake van het pensioenvraagstuk voorlichting te mo-
gen ontvangen van Prof. Holwerda, zullen in het
boek en in het
bijzonder
voor Wat de verzekerings-technische gedeelten betreft, herhaaldelijk ,,his mas
ters voice” hebben kunnen beluisteren, hetgeen overi-
gens op zich zelf reeds een waarbôrg voor de betee-
kenis dezer studie is.
In de inleidende beschouwingen wordt gewezen op

het feit, dat pensioen uit humanitaire en economische
motieven kan worden gegeven. De humanitaire mo-
tieven gaven den eersten stoot. Daarna waren de
economische motieven een tijd lang overheerschend,
doch in den laatsten tijd gaan de humanitaire motie-
ven wederom een steeds grootere rol spelen.
Na korte hoofdstukken over informeele pensioen-
regelingen en spaarfondsen onderscheidt de schrijver
de collectieve en de individueele pensioenregelingen.
Het kenmerkende der collectieve regelingen is, dat
de lasten en baten collectief in het oog worden ge-
vat en gestreefd wordt naar een evenwicht tusschen

deze beide in totaal. Premie en pensioen worden dus
niet voor élk lid individueel bepaald, de vaststelling
van beide vindt plaats volgens uniforme, voor ieder-
een geldende grondslagen. Bij de individueele rege-
lingen zal daarentegen voor elk lid de premie worden
bepaald naar het pensioen, dat de betrokkene indi-
vidueel zal ontvangen.

Bij een individu eele pensioenregeling, Dr. Thierry
wijst er natuurlijk ook op, komt het feitelijk neer ‘op
het uitoefenen van het verzekeringsbedrijf in den
u,est strikten zin,iiet het gevolg, dat, behalve èn-
kele zeer groote ondernemingen, zooals de N.V.
Philips’ Gloeilampenfabrieken, w’aar sedert Maart

1929 ook een individueele regeling bestaat, vrijwel
alle ondernemingen met inaividueele pensioenrege-
ling het risico hebben overgedragen aan een verzeke-
ringsinstelling.

De schrjer wijdt enkele paragrafen aan de vast-
stelling der bijdiagen, waarbij vooral de bijdrage van

hen, die bij de invoering der regeling reeds een be-

trèkkeljk hoogen leeftijd hebben, steeds tot moeilijk-
heden aanleiding geeft, en aan het bepalen van, het
ouderdoms-, invaliditeits- en weduwen- en weezen-

pensioen. Van zeer veel beteekenis lijkt ons de waar-
schuwing om vooral het pensioen niet vast te koppe-
len aan het bij het bereiken der pensioengerechtigden
leeftijd genoten salaris. Dit geeft een onzeker ele-
ment, dat den verzekeringstechnischen opzet, hoe
goed deze overigens ook is, van het geheele fonds op
losse schroeven zet.

Interessant zijn ook de beschouwingen, die de schrij-
ver geeft over de in den laatsten tijd in de typografie,

de litho- en chemigraf ie, le Tilburgsche wollen stof-
fenindustrie, de koopvaardij en andere bedrijven op-
komende bedrijfspensioenfondsen. Het betreft hier

een nieuwe methode van pensioenvoorziening, waar-
van de ontwikkeling zeker met belangstelling mag
worden gevolgd.

Tenslotte wijdt de schrijver nog een hoofdstuk aan
de vraagstukken met betrekking tot het dragen van
eigen risico of het overdragen van het risico aan een vcrzekeringsinstelling, waarbij, zoowel het verzeke-
ringsrisico als het beleggingsrisico aan de orde komen.
Vooral het beleggingsrisico is naar mijn meening een’

vraagstuk, waaraan bij verschillende pensioenfondsen
dikwijls veel te, weinig aandacht wordt geschonken.
Met de bijlagen vormt deze studie van Dr. Thierry
m.i. een waardevolle aanwinst voor de sociaal-econo-
mische literatuur in ons land en daar de belangstel-
ling voor het pensioenvraagstuk steeds toeneemt, zul-len ongetwijfeld velen er van kennis willen nemen. Ik
voor mij ben er zeker van, dat zij niet teleurgesteld
zullen worden.
B. BÖLCER.

Die Finanzierung von Kaufschulc-
plantagen von Dr. W. Tervooren –
VIII plus 170 blz. (Uitgave Martinus
Nijhoff, ‘Den Haag, 1930).

De schrijver van dit werk, dat de belangstelling van
theoretische en, practische economen verdient, be-
treedt een vrijwel onbewerkt terrein, waar hij eenige
vraagstukken, omtrent tropische cultuurondernemin-
gen, uitgaande van bedrjfshuishoudkundig stand-
punt, aan een onderzoek onderwerpt.

Zooals hij in zijn voorbericht terecht opmerkt, be-
staat er een uitgebreide literatuur over de techniek
van het planten, de winning en bereiding van rubber,
doch de
financiering
van een onderneming werd nog
nimmer ernstig in beschouwing genomen.

En toch zijn waarschijnlijk veel meer tropische cul-

tuurondernemingen aan bedrjfshuishoudkundi ge dan
aan cultuurtechnische foüten te gronde gegaan. Om
dit duidelijk te maken, zij hier een zeer juiste stel-
ling van Dr. Tervooren aangehaald luidende: Im
allgemeinen ist zu sagen, dass bei der Errichtung
eines Unternehmens zuniichst welig Raam für eine
auch nur teilweise. Finanzierung mit Fremdkapital
gegeben ist.

Dit axioma zal zeker geen tegenspraak uitlokken
en toch is er en wordt er nog steeds veel tegen ge-
zondigd. Er is een tijd geweest – en deze ligt nog niet ver achter ons – waarin bij de oprichting van
een cultuuronderneming in den regel slechts kapi-
taal gezocht werd voor het productief maken van den aanplant, met de bedoeling de bewerkingsinstaflaties
en wat daarbij hoort te, financieren uit een later af
te sluiten obligatieleening.

Als de ontwikkeling van den aanplant tegenviel
waren moeilijkheden onvermijdelijk en tallooze onder-
nemingen’zijn dan ook gereorganiseerd of van eigen-
aren verwisseld, omdat nieuwe gelden noodig waren v66r cle onderneming productief was. Een obligatie-
leening was dan niet te plaatsen en de aandeelhou-
ders waren genoodzaakt hun ondernem:ing tegen het
hoogste bod van de hand te doen, wat meestal zeer
zwaar verlies beteekende.

384

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTN

23 April 1930

Nog zeer onlangs geraakte een bekende cultuur-
maatschappij in moeilijkheden doordat ze in een pe-
riode van voorspoed besloten had een uitbreiding van
haar aanplant te financieren met geleende gelden.
Dergelijke feiten bewijzen, hoe nuttig en hoe noo-
dig het is den hedrijfshuishoudkundigen opbouw van
tropische cultuurondernemingen te bestudeeren.
Daarom verdient het werk van Dr. Tervooren aan-
dacht en waardeering.
Het boek is in een helderen stijl geschreven en de
indeeling en behandeling van de stof zijn overzich-
telijk, zoodat de lezing en bestudeering voor belang-
stellenden een aangename bezigheid is.
De schrijver vat het begrip ,,Finanzierung” van
het standpunt van de onderneming uit op en wenscht
er onder te verstaan: het verschaffen van het voor
de oprichting, het onderhoud en de eventueele uit-
breiding van een onderneming noodige kapitaal. Hij
bespreekt achtereenvolgens: de vraagstukken, die aan de financiering voorafgaan, zooals het vaststellen van
de plannen en den ondernemingsvorm, – de onder-
nemingen, die zich met de financiering bezighouden,
zooals investment Trusts, financial companies en
holding companies, – inbreng van ondernemingen,
oprichterswinsten etc. – het geldkapitaal – de
financiering tijdens het bestaan van de onderneming

– de verhouding van vreemd en eigen kapitaal.
Alhoewel blijkt, dat de schrijver zich ook bezig-
gehouden heeft met het bestudeeren van Hollandsche
ondernemingen, haalt hij vrijwel alle gegevens uit de
prospecti, verslagen, etc. van Engelsche maatschap-
pijen. Dit heeft tot gevolg, dat de lezer niet aan den
indruk ontkomen kan, dat de financiering van de
Engelsche rubbercultuur wordt behandeld en dat die
van de Hollandsche slechts terloops wordt aange-
haald.
Een paar aardrijkskundige fouten versterken nog
den indruk, dat Dr. Tervooren – ondanks zijn Hol-
landsch klinkenden naam – de Nederlandsche kolo-
niën niet z66 grondig heeft bestudeerd, als de En-gelsche. Waar hij productiecijfers geeft, noemt hij
als de belangrijkste rubberproducenten in volgorde
ten eerste Malaya, ten tweede ,,die von Holland he-
herrschten kleineren Inseln im Sunda” etc. Bij uit-
eenrafeling van de cijfers blijkt, dat onder die klei-
nere eilanden in Soenda verstaan moeten worden:
Atjeh, Tapanoelie, Riouw, Djambi, Palembang, Telok
Betong, Benkoelen, Padang, Banka, Billiton, Band-
jermasin, Pontianak, Sambas, etc. –
De schrijver oefent critiek op het systeem, dat in
het
bijzonder
door Hollandsche maatschappijen wordt
toegepast om in gunstige tijden z66 sterk af te schrij-
ven, dat daardoor stille reserves worden gevormd. Rij
roert dit vraagstuk – dat buiten het probleem valt, zooals hij zich dat heeft gesteld – slechts terloops
aan. Het ware beter geweest dit belangrijke en moei-
lijke vraagstuk geheel onbesproken te laten, daar de
thans verkondigde theorie onvoldoende verdedigd is
en zeker bij vele lezers tegenspraak uit zal lokken
De weinige aan deze kwestie gewijde zinnen prikkelen
tot bestrijding, maar ze geven door hun oppervlak-
kigheid geen houvast.
Tit.
LIGTJIART.

ONTVANGEN BOEKEN.

Eenige grondslagen voor de financiering der onder-
neming.
Vierde druk, door Dr. Nico F. Polak,
Hoogleeraar aan de Nederlandsche Handels-
Hoogeschool te Rotterdam. (Haarlem 1930; de
Erven F. Bohn).

In den vierden druk van deze studie zijn verschillende
wijzigingen van beteekenis aangebracht. De schrijver deelt
mede, dat deze wijzigingen om drie redenen noodzakelijk
zijn geworden.
Vooreerst wordt het boek meer en meer als leerboek ge-
bezigd door personen, die niet zoozeer met de economische
theorie vertrouwd zijn als noodig is om de eerste hoofd-
stukken goed te kunnen volgen. Voor hen is in het eerste

hoofdstuk een korte verklaring van veel gebezigde termen
en begrippen met verwijzing naar dc voornaamste bronnen
iiigevoegd.
In de tweede plaats was het nooclig, aandacht te schen-
ken aan figuren op de credietniarkt, die nieuw zijn of meer
beteckenis hebben verkregen clan zij vroeger hadden.
Vooral hoofdstuk IV lieef t daardoor eenige aanvulling ge-
kregen.
Eindelijk, maar zeker niet in de laatste plaats, werden tal van wijzigingen en aanvullingen noodig met het oog
op de sedert het gerecclmaken van den tw’ecclen druk
ver-
schenen literatuur.

Psychologie van het bedrijfsle’ien
door Prof. Dr. G.
Révész (Haarlem 1930; De Erven F. Bohn. Ing.
f4).
In
dit boek wordt een systematische uiteenzetting gegeven
van de belangrijkste problemen der economische psycholo-gie. Daartoe heeft Prof. RCvész de medewerking gehad van zijn tegcnwoordigeen vroegere leerlingen. Het boek is in de
eerste plaats bestemd voor lezers, die zich – zonder zich
vakkundig met psychotechnische studies bezig te houden –
toch voor cle resultaten dezer wetonschap interesseren.

Tien Jaren Raden van Arbeid.
(Haarlem 1930;
Tjeenk Willink & Zoon. Prijs Ing.
f 7.50).
Dit boekwerk, dat meer dan 700 pagina’s bevat, geeft
een goed overzicht van hetgeen in de afgeloopen tien jaren
op het gebied van de sociale verzekering tot stand is ge-
bracht. De inhoud is niet alleen beperkt gebleven tot een
1
espreking van de praktijk der wetsuitvoering, maar bevat
ook een historisch overzicht van het ontstaan en van cle
ontwikkeling en uitbreiding der wettelijke sociale vei–
zekering.
Verschillende belangrijke vraagstukken, waarover de
uneeningen zich in den loop der jaren gekruist hebben, wor-
den eveneens in deze uitgave behandeld.

De Overschatting van de Staat in de Welvaarts’sf eer
door Prof. Dr. D. van Embden. (Amsterdam
1930; Stadsdrukkerij).
Rede uitgesproken bij de herdenking van de Dies Natalis der Universiteit te Amsterdam.

Dualistische economie
door Dr. J. H. Boeke. (Leiden
1930; S. 0. van Doesburgh).
Rede gehouden bij de aanvaarding van het ambt van ge-woon hoogleeraar in de tropisch-koloniale staathuishoud-
kiunde aan de Rijks-Universiteit te Leiden op 15 Januari
1930.

Die Reichtuemer Rumaniens und ihre Ausbeutung
door Dr. Ing. h.e. 0. G. Rommenhoeller, Kon.
Roemeensch Generaalconsul in Berlijn met een
brief van Zijne Excellentie N. P. Oomnen, Bui-
tengewoon Gezant en gevolmachtigd Minister
van Zijne Majesteit den Koning van Roemenië;
(Berlijn 1929; Als Manuskript gedruckt von Otto Eisner K.G.).

1)e Rechtsicennis van den ingenieur,
achtste deel:
Sociale verzekering ongevallenwet-invaliditeits-
wet. ouderdomswet-ziektewet
door Jhr. Mr. P. A.
van Hoithe tot Echten en wericloosheidsverzeke-
ring
door Mr. A. N. Molenaar in opdracht van
de Vereeniging van. Delftsche Ingenieurs. (Am-
sterdam z.j.; L. J. Veen).

II’iederldndisches Seerecht.
Textausgabe. ttbersetzung
von A. Schadee, Rechtsanwalt und Dispacheur in
Rotterdam. Haag o. 3.; Zuid-Hollandsche Boek-
en Handelsdrukkerij A. G.

Laagste en hoogste koersen 190-1929.
22e Jaargarig
van N.V. Arnold Gilissen’s Bank, Amsterdam!
Rotterdam.

Adresboek der Nederlandsche Bedrijven aangesloten bij het Verbond van Nederlandsche Werkgevers.
(Den Haag 1929).

Domme golven, ingenieurskunst en kleileem,
eenige
beschouwingen over de Zuiderzeewerken door E. den Herder, industriëel te Harderwijk. (Har-
derwijk z.j.; Gebr. Moo?).

Gids in het Economisch Museum 1. Suriname.
Uitge-
geven door het koloniaal Instituut. (Prijs
f 0.50).

23 April 1930

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

385

Het Zuiderzee
dra.nct.
Afsluitdijk 2 á
3 M. te laag.

Meerdijken
3 á 4 M. te
laag. Vluchtheuvel 4
â 5

M. te laag. Milliarden te kort. Is ophouden nog
mogelijk? door E. den Herder, industriëel te

Harderwijk. (Harderwijk z.j.; Gebr. Mooy).

MAANDCIJFERS.

OVERZICHT DER RIJKSMIDDELEN
(In Guldens)

Maart

Sedert
1Januari
1930

Overeen-
komstige
periode
1929

Directe belastingen.
1.442.648 5.469.327
4.516.053

Personeele belasting
.
607.560
4.837.851
4.385.906
Inkomstenbelasting
7.712.413
23.602.665 22.183.379
Vermogensbelasting
1.347.770

3.9 12.918
3.588.770

belasting
..
.

.
679.346
2.294.791
3.929.150

Invoerrechten.
. .


6.427.088
17.868.671
16.028.180

Statistiekrecht.
.


.
370.414
1.070.226
1.073.569

Accijnzen.
Zout
. ……-. ._

._
205.584
643.365
498.900

Grondbelasting

………..

Dividend- en tantième-

Geslacht

.. … .._.. .-
957.216 2.991.214
2.656.886
578.731
655.601
665.369
2.921.366
8.901.645 8.755.453
1.028.131
3.227.822
2.931.919

Wijn ………………….

Suiker

..
.. …………
4.036.606
12.577.612
12.321.475
2.260.799
7.158.607
6.469.718

Gedistilleerd …………

Belasting op gouden en

Bier

……….
.
..

……….

89.615
261.763 244.263

Tabak.
..
.-……………..

Ind.irëcte bélastingen.

zilveren werken……..

1
1.962.040
2

6.611.137
8

7.506.820
Zegelrechten …………..
Registratierechten
1.946.712 7.941.477
9.643.539
Successierechten
.._
4.989.713
11.792.841
11.345.686

Domeinen, wegen en
vaarten
.

..
.
784.047
1.727.509
1.023.472 193.399 193.385
Staatsloterij…………
9.735
Loodsgelden
.
.

… .

.
44
.
5.9L7
1.320.715 1.179.921

Totaal-Generaal…
40.783.451j
125.091.156 121.141.813

1)
Hieronder begrepen
f
403.225 wegens zegelrecht van
nota’s van makelaars en commissionnairs in effecten, enz,
(Beursbel.). ‘)Id.
f
1.254.907.
8)
Id.
f
2.335.832.

HEFFINGEN VOOR HET LEENINGFONDS 1914.

aar
Sedert
1
Januari
1930

1

Oi’ereen-
komstige
periode
1929

Verdedigingsbelast. 1
1.517.516
4.711.969
4.274.663
Verdedigingsbelast. II
2.613.653
8.036.302
7.349.414

Opcenten:
Grondbelasting
.. …
290.959
1.101.466
908.554
Personeele belasting
129.456
952.597 925.015
Inkomstenbelasting
1.960 3.328
108.957
Vermogensbelasting
762.060
2.218.316
1.996.906
Dividend- en tantième
belasting
224.184
757.281 1.296.620

Accijns op Suiker
..
..
983.889

1.920.672
2.464.295
Wijn
..
-. ..
115.746 131.120
133.074
Gedistilleerd

….
..
.-.
..
292.137
890.164
875.545

Zegelrechtvan buiti. eff.
99.639
285.737
352.301

7.031.199
21.008.952
20.685.344
Totaal..

HEFFINGEN VOOR HET WEGENFONDS.

Wegenbelasting ……..
.

409.593

1.416.723

1.023.569
Rijwielbelasting ………36.155


66.575
1

32.368

Totaal ………..445.748

1.483.298

1.055.937

1)
90
0
/0
der werkelijke opbrengst; art. 39 der Wegenbel.wet.

SPLITSING VAN DE OPBRENGST DER GROND., PERSO-
NEELE-, INKOMSTEN- EN VERMOGENSBELASTING SEDERT 1 JANUARI 1930.

Dienstjaren
Grond-
belasting
Personeele
belasting
1
Inkomsten-
belasting
Vermogens-
belasting

1927128


135.597
310
1928129
2 *
346

~2 .888
710.639
117.831
1929130
4.021.679
25.736
22.756.429
3.824.777
1930131
1.445.302
249.227

Totalen

5.469.327
1

4.837.851
23.602.665
1

3.942.918

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

N.B.

beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.

GELDKOERSEN.

BANKDISCONTO’S.

Ned I
D
B-
1′

isc
.Wissels.3
25Mrt 30
Zwits.Nat.Bk.3
3Apr.’30

BkBn.E 4
7Mrt.30
N.Bk.v.Denem.
44
7Mrt.’30
Vrsch.inR.C. 4
7Mrt.30
ZweedscheRbk 4
7Ms-t.’30
Javasche Bank…..
4410 Mrt. ’30
Bank v.Noorw.
4420 Mrt. ’30
Bank van Engeland
3420 Mrt. ’30
Bk. v. Tsjecho-
Duitsche Rijksbank 5 24
Mrt. ’30
slowakije
..
5
8 Un.
’27
Bank v. Frankrijk. 3
30Jan.’30
N.Bk.v.O’rijk. 6
21 Mrt.’30
Be1gischeNat.Bnk3431
Dec.’29
N.Bk.v.Hong. 6
28Mrt.’
30

Fed. Res. Bank N.Y.
3413
Mrt.’SO
Bank v. Italid. 6)
3Mrt.’30
Bank van Spanje..
5419Dec.’28
Z.-Afr.Res.bnk 6
17Aug.
1
29

OPEN MARKT.

1930

11

1929

11

1928

11

1914

19
A
pr.
14
1
19
7
1
12
31
Mrt.
11

15j20
16
1
21
20/24
April
April
5 April
1

April April
Juli

Amsterdam
Partic.disc.
2
1
12
211
4_112

214-3
2
1
14-18
5
1
I4-18
4
1
I8-116
3
1
Is-Ii6
Prolong.
3
2
3
1-3
2
3
116-
3
18
211
4
.3
53146114
331
4
_411
4

211
4
3)
4

Londen
Daggeld.
. .
1
1
12
1
/2
111
2
3
1 I!2_2
1
12
1 h/o4
3314_4117
2
3
1e4
1
12
131
4
..2
Partic.disc.
2
1
12_
9
116
21I2_916
215133_9116
2
5
16-1o6
5
1
18_
1
14
4
1
1j
2
1
14_1
14
Berlijn
Dageld…


211
2
-5
3314_7

4-8
3
14
3
1
127

Part,c.disc.
30

55 d…


4I8-
1
I2
45/s-1e
6
1
12
6
1
j2-
314

56

90 d..
.


418

’12
414

I
6112
611

/4
2
1
19

1
Waren-
wechsel.


431
4
_5
5_114
6
5
J-7
6
3
14-7

New
York
Daggeld ‘)
3l/33j4
31/
3
_41/
4
311
3
_411
4

4.J/
4

71/..91/
4

411
3
511
4

1
1
142
1
12
Partic.disc.
3
1
/8
3’/8
3-‘/,
2
7
/8

3
5
1
1
4

1)
Koers van 17 April en daaraan voorafgaande weken t/m Vrijdag.

WISSELKOERSEN.

KOERSEN IN NEDERLAND.

13 a a
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavia
York)
) )
S
)
)
1)

15 April 1930
2.48ij
s

1209
71
59.374
9.754
34.74
100i/
16

,,

1930
2.48”f
12.097819
59.35
9.75 34.72
10011
17

,,

1930
2.48’1
12.08
59.32
9.744
34.684
100’1
18

1930-



-.

19

1930-
– –



21,,

1930-





Laagsted.w.l)
2.48%
12.08
59.30
9.74
34.67
100
Hoogste d.wl)
2.4871
12.10
59.39 9.76 34.75
100%
14 April 1930
2.4871
5

12.103(
59.384
9.744
34.754
1001/
8

7

,,

1930
2.49
12.11k
59.45
9.75 34.76
1
1.001
1
e

Muntpariteit
2.48% 12.10%
59.28
9.75 34.59
100

Data
Z1yit_
ser an
Weenen
Pra ag
Boeka-
Milaan
Madrid

1
rest
1)
)
55)

15 April 1930
48.24
35.07%
7.37
1.49
13.04
31.04
16

1930
48.22 35.05
7.364
1.49
13.044 31.15
17

,,

1930
48.19
35.02% 7.36
1.49
13.034
31.074
18

1930





19

1930



– –

21

,,

1930

– – –


Laagsted.w.’)
48.18
35.-
7.35
1.48
13.02
30.90
Hoogste
d.w1)
48.25
35.10
7.374
1.50
13.06
31.25
14April1930
48.24%
35.07%
7.37
1.49
13.05 31.024
7

,,

1930
48.16
34.12%
7.374
1.49
13.05 31.20
Muntpariteit
48.-
35.-
8)48._
13.09
48.524

a a
D t
Stock-
Kopen-
0

Hel-
Buenos-
Mon-
holm)
hagen)
jof
Atres
1)
ireal
1)

15 April 1930
66.924 66.624 06.621
6.26

96%
2.4871
s

16

1930
66.90 66.60
66.60
6.26
9671
8

2.48%
17

1930
66.824
66.55
66.55
6.26
97
2.48%
18

1930



– –

19

1930


– – –

21

1930
– –

– –

Laagsted.w.’)
66.80 66.50 66.50
6.25
9634
2.48%
Hoogste d.w’)
66.924
66.65
66.65
6.274
97%
49
,
1
8

14 April 1930
66.924 66.65
66.65
6.244
97%
2.481s/
7

,,

1930
67.-
68.70
66.70
6.27
983,;
2.49
Muntpariteit
86.67 66.67
66.67
6.264
105%
2.48%
5)
Noteering te Amsterdam.
*5)
Noteering
te Rotterdam.
Particuliere opgave. Wettelijk
gestabIlIseerd tusschen 7.53″ en 7.21/.
In het eerste nummer van iedere maand komt een overzicht
voor van
een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

386

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 April 1930

KOERSEN TE NEW
YORE.. (Cable).

D a a
Londen
($ per £)
Parijs
(8
p. lOOfr.)
Berlijn
(8 p. 100 Mk.)
Amsterdam
(8 p. 100 gid.)

15 April

1930
4
,8
69
/
32

3,92
23,86%
40,19
16

,,

1930
4
,
867
/32
3,92
23,86J,
40,21%
17

,,

1930
4,86
5
/
33

3,92
23,86%
40,23
18

1930




19

1930
4,8631,,-
3,92*18
23,86ij
40,24
21

1930


– –

22 April

1929
4,856,,
3,9051
9

23,71 40,17
Muntpariteit.

J
4,8667
3,905
23,811.(
4031

KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en
Noteerings-1
5Apr. 112
Apr.
119
April’30
19Apr.
Landen
eenheden
1930
1930
LaagstelHoogstç

1930

Alexandrië.. Piast. p.0

97

97
1

9791,
0

97

Bangkok …. Sh. p.tical

1
1
,
1051
8

1/10%

1j1031

lilosj
e

111081
8

Budapest
..
.
Pen.
p £

27.851 27.85k 27.80

27.8727.82k
Buenos Aires

d. p.$

4314

44

4331

43t3

438%
Calcutta
. . . .
Sh. p. rup.
1
1
555
164
1
15
55
1
64
1/5
27
1
32

1;571
8

115/
Constantin.. Piast.p.0

1.025

1.025

1.025

1.025

1.025
Hongkong ..

Sh. p. $

316%

1/651,
6

11611
9

11651
9

11631
9

Athene ……Dr.
p.0

375

375

374%

375i

375

Lissabon…. Escu. p.
£

108%

108%

10811
8

108
5
1
8

108%
Mexico’)….

$
per
£

10.25

10.25

10.35

10.35

10.25
Montevideo
.

d.per

5518

46t1

4551

46’1

4571,

Kobe

…….Sh. p. yen 2/0
13
/
82
210
23
1
64
2/051,, 210181
53

21051
8

Montreal

$
per
£

4.86
9
18 4.86,19
9
4.86w 4.86,1′
9

4.86
Riod. Janeiro d. per Mii.

5261
33

5511
64

5451

551/
44

5251
35

Shanghai
. . .
Sh. p. tael 1/11%

1111
5
8
3

111

111111,

1/11 ry
Singapore

..

id. p.
$

213
47
1
94
213
47
1

2/3
21
/
32
2/3*5/
J9
213
47
1
44

Valparaiso 2).

$
per
£

39.91

39.89

39.89

39.92

39.92
Warschau

..

ZI. p.
£

1
43.39j
1
43.3% 435,

4331
1)
In het vervolg worden de Mex.
$
niet meer in penc. doch In
£
genoteerd.

2)
90 dg.

ZILVERPRIJS

GOUDPRIJS’) Londen’) N.York’)

Londen
14April 1930..

1991
99

42
5
19

14April 1930….

84111%
15

,,

1930..

428
/8

15

,,

1930…

84110%
18

,,

1930..

1951
9

42
8
/8

16

,,

1930….

84111%
17

,,

1930..

19″
1

42s1,

17

,,

1930….

84/10%
18

,,

1930..

18

1930….


19

,,

1930..

19

1930….


20April 1929.. 25%

55%

20April 1929….

84111%
27 Juli

1914.. 24i4,,

59

27 Juli

1914….

84111 1)
In pence p.oz. stand. 5)
Forelgn silver In Sc. p.oz. line.
9)
In sh. p.oz.flne

STAND_VAN_’a_RIJKS_KAS.

Vorderingen.
1

7April 1930
15April1930
Saldo bij de Ned. Bank

………….


Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
/

42.525,09
t

289.615,85
Voorschot op ultimo Mrt. (resp. Febr.)
1930 aan de gem. op voor haar door
de Rijks-administratie te heffen ge-
meentelijke

inkomstenbelasting en
opc. op
de Rijksinkomstenbelasting
,,

33.027.193,70
,,

34.273.786,11
31.896.494,24
,,

39.966.636,76

Id.

aan

Curaçao …………..
. …….
10.886.732,84

….

11.117.249,64
1.439.273,39
,,

1.919.458,52
Kasvord. weg. credietverst.a/h. buitenl
,,
118.335.313,39
119.592.760,09
Daggeld1eeninen tegen onderp
– –

Voorschotten aan Ned.-lndië…………
Id.

aan

Suriname …………
……….

Saldo der poRtrekeningen van Rijks-

.

Vordering
op
het Algemeen Burgerlijk
,,

24.890.753,87
,,

21.240.588,72
com ptabelen

……………………



Pensioenfonds
1)

………
Vordering
op
andere Staatsbedrijven’)
13.736.408,78
,,

13.765.133,16
V
erPl_c h t
i
ngen.

Voorschot door de Nederl. Bank ingev.
16
art.

van haar Octrooi verstrekt
/

11.953.903,72
t

9.706.790,71
Voorschot door de Ned. Bank inrek.


courant verstrekt
………………….
Schatkistbiljetten in Omloop ……….5.000,-
124.93

,,

62.250.000,-
,,
124.875.00,

62.240.000,-
Schatkistpromessen
12
Omloop
…….
Waarvan direct bij de Ned. Bank


Daggeldleeningen

…………………
,,


Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.1)
566.300,80
,,

7.679.027,-
65.772,94
Zilverbons in omloop ……………..8.542.599,50

Id. a.
Ii.
Staatsbedrijf d.
P., T.
en
T.’)
,

33.830.169,56
,,

28.324.028,85
Id. aan andere Staatsbedrijven
1) ……….
320.000.-

Id. aan diverse instellingen’)
………..
1)
In rekg.-crt. met
‘s
Rijks Schatkist.
7.131.228,92
,,

8.412.740,24

NEDERLANDSCH.INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.

1

12 April1930
1

19 April 1930

Vorderingen:


Saldo bij
‘s
Rijks kas
……………….
Saldo bij de Javasche Bank ……….

Verplichtingen:
…-

f
39.241.000,-
f
39.528.000,-
Schatkistpromessen

…………….


Betaalmiddelen in
‘s
Lands Kas

Voorschot
‘s
Rijks kas
…………….

Waarvan Muntbiljetten …………..


Muntbiljetten in omloop
………….

…..

33
,,

.294.000.-
,

33.210.000,-
Schuld aan het Ned.-Ind. Muntfonds

…..

3.845.000.-
.
,,

3.892.000,-
Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank.
1.174
000.-
1.324
000,-
Voorschot van de javasche Bank……
24.604.000,-
25.244.000,-

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 22 April 1930
Activa.
Binnenl.Wis.(Hfdbk.
f
38.387.400,25
sels,Prom.,Bijbnk. ,,

951.865,27
eil.su
u15e..ttg.scn.
,,

1.30I.5,65

f
51.846.588,17
Papier
o.
h. Buiteni. idisconto

……

Idem eigen portef. .
f
2 10.070.809,-
Af Verkocht maar voor
de bk. nog niet afgel. »

2 1o.070.809,_
Beleeningen
mcl. vrsch.
Hfdbk.
f

34.540.494,18

tn rek.-crt.
Bijbnk. ,,

8.029.647,61

op onderp.
Ag.sch. ,,

52.173.953,75

f

94.744.095,54

Op
Ejfecten
……
f

92.879.319,85 Op Goederen en Spec. ,,

1.864.775,69
94.744.095,54′
Voorschotten a. h. Rijk
…………….,,
2.895.646,75
Munten Muntmateriaal
Munt, Goud ……
f

64.916.335,-
Muntnat., Goud
.. ,,
367.023.308,64

f
431.939.6434
Munt, Zilver, enz..
,,

25.130.946,42
Muntmat., Zilver..

,


11
Belegging 1/, kapitaal, reserves en pen.
457.070.590,06
1
)

sioenfonds

……………………,,
25.405.519,22
Gebouwen en Meub. der Bank
……..,,
5.200.000,_
Diverse rekeningen
………………

,, .
43.319.694,57

Passiva

f
___________________
890.352.943,31

………
Kapitaal ………………..

f
20.000.0 00,-
Reservefonds
…………….
……..

,,
7.106.550,55
Bijzondere

reserve

……….
……..

,,
8.000.000,-
Pensioenfonds

…………..
……..,,
8.304.904,28
Bankbiljetten in omloop …………..

812.803.720,-
Bankassignatiën in omloop
……….
203.654,93
Rek.-Cour.
j
Het Rijk
f


saldo’s:

,
Anderen,,

16.472.838,95 16.472.838,95
Diverse rekeningen
………………,,
19.461.274,60

f
890.352.943,31

Beschikbaar metaalsaldo ………….
f
124.863.909,29
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is ,,
312.159.770,-
1)
Waarvan in het buitenland
f
23.890.447,18.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
Ooud
Circulatte
Andere
opeischb. Beschlkb.
Metaal-
Dek- klng8
Munt
Muntmat.
schulden
saldo
1)

perc.

22April ’30
64.916
387.023 832.804
16.676
124.864
55
14

,,

’30
114.921
367.023
815.200
18.040 123.953
55
7

,,

’30
64.929
367.023 819.893
13.253
125.308
55
31Maart’30
64.939
367.023 836.561
14.119
119.117
54
24

,,

1
30
64.951
367.023 781.040 21.486
137.895
57
17

,,

’30
64.950 367.023
790.967
17.953
134.769
56
22April’29
66.495
355.712
796.780
18.992
116.691
54

25 Juli

‘14165.7031
96.410
310.437
6.198
43.521
64
Totaal Schatkist-
Belee
Papier
DlÇeT
Data
bedrag
promessen
nin e
op
het
reke
disconto’s rechtstreeks
g

.
bultenl.
n1nen
21

22April1930 51.647

94.744 210.071 43.320

14 ,, 1930 51.363

99.044 209.348 35.054

7 ,, 1930 51.486

104.192 204.394 31.940

31Maart1930 51.593

119.660 204.207 29.956
24

1930 51.535

88.919 204.113 27.494
17

1930 51.794

6.000 88.926 204.006 28.179

22 April 1,929 179.952

30.000 93.976 78.561 39.895

25 Juli 1914 67.947 – 61.6861 20.188 1 509
1) Sedert den bankstaât van 14 Jan. ’29 weder op de basis van
2J
metaaldekking.
2)
Sluitpost activa.

SURINAAMSCHE BANK.

Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
Metaal
C’/
Andere
opelschb.
schulden
Discont.
Dlv. reke-
ningen
1)

22 Maart 1930..
821′
1.303 596 1.046
392
15

1930-
846′
1.450
682
1.050
407
8

1930-
880
2

1.535
628 1.042
397
1

1930._
7062
1.543
653
1.078
391
23 Maart 1929..
830
1.489
627
1.032 347
6 Juli

1914-
645
1

1.100
660
735
396
1) Slultp. der activa. 2)
f 100.000
bij de Ned. Bank gedep.

9

23 April 1930

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

387

JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens. be
samengetrok-
ken cijfers der laatste weken zijn telegrafisch ontvangen.

Data
Goud
1

Zilver
1
C#rculatie
opeischb.
schulden
metaal- saldo

19Apr.1930
T1.700
271.800
42.700
43.900
12

1930
170.400
276.100
43.300 42.640
5

1930
170.000
270.000
‘44.100
44.360

22 Mrt. 1930
ï31.162

28.316
1

273.080
36.952
43.466
15

,,

1930
138 937

27.489
281.597
30.057
41.764
8.

1930
139.019

28.982
285.168
30.871
41.586
1

,,

1930
139.073

30.309
275.827
30.814
46.725

20Apr.1929
167.507

19.136
301.855
37.863
50.756
21Apr.1928
173.233

18.912
304.840
45.805
122.338
2

25Juli1914
22.057

31.907
110.172 12.634 4.842

Wissels,
Dek-
Data
_____________

Dis- conto’s
buiten N.-Jnd. betaalb.

Belee-
ningen
reke-
fin gen’)
kings-
percen-
lage

19Apr.1930

13R000

•••

54
12

1930

141.800

*5*

53
5

1930

129.300

•’

54

22Mrt. 1930

‘8.979

32.672

57.674

31.844

54
15

1930

9.106

31.936

61.055

34.073

53
8

1930

9.155

31.763

68.550

33.235

53
1

1930

8.857

32.453

69.568

25.989

55

20Apr.1929

7.760

27.708

71.375

47.042

55
21Apr.1928

13.316

23.126

67.448

60.862

55

25 juli1914

7.259

6.395
1

47.934

2.228

44
1)
Sluitpost activa.

2
)
Basis
115
metaaldekking.

BANK VAN ENGELAND.


Voornaamste posten in duizenden ponden sterling.

Bankbilf.
1
Bankbilf.
1Other Securities
Data
Metaal
in
‘in Bankingl
Disc, and
circulatie
Departm.
Advances Secu ritjes

9 April 1930 160.781 359.250

60.579

6.288 11.063
2 ,,

1930 157.125 357.265

58.924

10.310 12.706
26 Maart1930 155.997 352.304

62.840

6.111 13.301
19

1930 154.245 348.890

64.568

6.060 16.258
12 ,,

1930 152.623 350.458

61.426

7.960

15.570
5

1930 152.290 347.296

64.306

6.841 15.104

10April1929 155.483 362.131
1
52.912 12.672 16.092

22 Juli 1914 40.164

29.317

33.633

Data
00v.
Sec.
Public
Depos.

1

Other Deposits
1

Other
Bankers Accountsl

1
1
Reserve’
1

Dek-
ktngs-
1
perc.
1)

9Apr.’30
55.862
15.168
65.251 36.657
61.531
52%
2

,,

’30
54.022
18.422
62.834
37.358
59.860
50
13
/
32

28 Mrt. ’30
44.767
18.787
54.874
35.917 63.693
58
8
/
19

30
41.482
12.883
62.086
35.883 65.355
58
29
1
82

12

,,

’30
37.332
8.987 59.001 36.743
62.175
5951,
6

5

,,

’30
38.632
7.675
63.694
35.922
64.994
601,

10Apr.’29
53.277
17.206
63.900
36.618
53.352
4551,
8

22 Juli ’14
11.005 13.736
42.185 29.297
52
1)
Verhouding tusschen Reserve en Deposits.

BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten in millioenen francs.

1 Te goed
1
Wis-
1
Waarv.
Belee-

Renteloos
Data
Goud’)
Zilverl
in het
1
1
sels

1
op het
1
1
ningen
voorschot
buitenl.1
buitenl.
Ia.d.Staat

11 Apr.’30
42.325 274 6.898 23.447
18.750
2.652
3.200
4

,,

’30
42.358
269 6.913 23.868
18.758
2.697
3.200
28 Mrt.’30
42.557
264 6.920
25.154
18.746
2.535
3.200
21

,,

’30
4.552
259 6.932
24.028
18.756
2.547
3.200

12Apr.’29
34.323
732
10.319
24.111
18.495
2.375 3.200

23 Juli’14
4.104
640

1.541
8
769

Bons v. d.I Diver-
1
Rekg. Courant
Data
zelfSt.
sen’)
Circulatte
Staat

2elfst. 1 Parti-
amort. k.
Iamort.k.Iculieren

11 Apr.’30
5.395
1.742
71.245
3.516
3.006
6.739
4

.,

’30
5.395
1.823
71.576
3.518
3.007
6.798
28 Mrt.’30
5.396
1.746
70.826
3.711
3.091
8.719
21

,,

’30
5.396
1.587
69.587
3.921
3.431
8.114

12Apr.’29
5.930
1.461
63.317
5.789
6.172 6.056

23Juli’14
– –
5.912
1

401

1

943
1)
Bij de stabilisatie is de goudvoorraad gewaaraeerd volgens de
nieuwe waarde van den franc.
8)
Sluitpost activa.
DUITSCHE RIJKSBANK.
Voornaamste posten in millioenen Reichsmark.
Daarvan
Deviezen
Andere
Dat a

d
bij bui-
als goud-
wissels

1

Belee-
circ.
dekking
en
ningen banken
1)
geldente
cheques

15 April 1930
2.550,1
149,8
357,4
1.765,7 67,4
1930
2.544,4
149,8
350,3
2.027,0
56,3
31 Mrt. 1930
2.495,9
149,8
386,6
2.052,7 201,3
22

,,

1930
2.491,8
149,8
450,6
1.504,7
55,6
15

,,

1930
2.480,5
149,8
411,9
1.639,4 68,3
15 April 1929
2.429,9
154,3 23,7
2.120,9
121,1
30 Juli

1914
1.356,9
– –
750,9 50,2

D
tX
a
t
Effec-
Diverse
Circu-
Rekg.- Diverse
ten
Activaa)
latie
Cr1.
Passiva

15 April 1930
93,1
606,6 4.308,7
638,3
160,3
7

,,

1930
93,1
511,8
4.567,4
519,4
159,5
31 Mrt. 1930
93,1
529,8
4.805,6
456,6
152,9
22

,,

1930
93,2
563,8
4.109,2
593,1 150,4
15

,,

1930
93,2
502,5
4.266,0
458,5
150,4
15 April 1929
93,0 488,4
4.145,2
670,3
252,3
30 Juli

1914
330,8
200,4
1.890,9
944,-
40,0
•,vnoelasv. )
wo
tentenoanscneine
i,
i
April,
.ii,Z,
iD
Mrt.
jU,
15 April’29,
resp.56; 45; 19; 62; 46; 45 miii.
NATIONALE BANK VAN BELGIE.
Voornaamste posten in millioenen Belgas.

Data

Goud

.9
n

Rekg. Crt.

0

1930

L
o
co

0.

16 Apr.
1183
‘635
45
841
41
314
2.896
’40
88
10
1182
613
45
829
40
314
2.902
19
70
3
1182
586
45
834
49
310
2.868
55
51
27Mrt.
1181
545
45
837
33
309
2.790
19
109
20

,,
1181
549
45
800
35
309
2.772
20
95
18Apr.’
931
486
44
758
43
344
2.429
33 106

,
VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.
FEDERAL RESERVE BANKS. Voornaamste posten in millioenen dollars.

Goudvoorraad
Wettig
Wissels

Data
betaal-
middel,
Totaal
Dekking
In her-
disc. v. d.
In de
open
bedrag
F. R.
Notes
Zilver
eic.
member
markt
banks
gekocht

2Apr.’30
3.021,7 1.745,1
187,2
241,1
301,3
26 Mrt.’30
3.051,0
1.769,7
191,1
206,8
256,5
19

’30
3.036,0 1.736,9
185,1
205,6
185,0
12

’30
3.039,2
1.709,9
183,7
266,3 256,5
5

,,

’30
2.995,5
1.669,0
188,4 308,6
271,2
26Feb.’30
2.989,6 1.685,0
197,0
342,8
299,3

3Ap1-.’29
2.719,2
1.299,7
1

173,3
1.029,9
174,7

Belegd
F. R.
Notes
1 1
Totaal

Gestort
1
Goud-
1

Dek-
1
Algem.
1

Dek-
Data
in u. s.
Gov.Sec.
in circu-I
Kapitaall
kings- kings-
iatie
1
1

perc.’)

1

perc.
8)

2Apr.’30
530,4
1.576,1
2.443,0
174,2
81,8
79,8
26 Mrt.’30
529,0
1.572,9
2.388,5
174,3
77,0 81,8
19

’30
561,4
1.583,7
2.319,5
172,2 77,7
82,5
12

’30
514,1
1.609,0
2.381,4
172,2 76,2
80,8
5

’30
488,1
1.641,4
2.349,1
172,1
75,9 79,8
26Feb.’30
482,8
1.637,1
2.408,0
171,8
73,9
78,8

3 Apr
,
.’291
169,1
1.663,61
2.382,5
1

154,3
67,2
71,5
1)
Verboudlng totalen goudvoorraad tegenover opelscooare schulden: F. R. Notes en netto deposito.
2)
Verhouding totalen
voorraad muntmaterlaal en wettig betaalmiddel tegenover Idem.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET FED. RES. STELSEL.
Voornaamste posten in millioenen dollars.

Data
Aantal
banken

Dis-
1

conto’s
en
beleen.

Beleg-
gingen
bil de
P.
R.
banks

1

Totaal
depo-
1
sito’s
1

1
Waarvan
1

time
1
deposits

26 Mrt.’30
47
16.885 5.678
1.719
20.528

7.085
19

,

’30
51
16.847 5.667 1.653
20.331

6.975
12

’30
95
16.704
5.528
1.733
20.100

6.948
5,,’30





26Feb.’30
152
16.428
5.575
1.731
19.823

6.874

27 Mrt.’29
779
16.557
5.986
1.706
20.288

6.827
Aan het eind van ieder Kwartaal worat een overzicns
gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen baukstaten.

388

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 April 1930

GOEDERENHANDEL.

GRANEN.
23 April 1930

In ons vorig weekbericht is reeds vernield, dat er een einde
gekomen was aan de droogte in verschillende gedeelten van
het wintertarwegebied der Vereenigde Staten, hetgeen dadelijk
aan de tarwernarkt een flauwer aanzien had gegeven. De
regenval in de Vereenigde Staten, die deze verandering ver-
oorzaakt had, was echter niet algemeen geweest en in sommige
gedeelten van Kansas, Oklahorna en Texas, evena]s in de
centrale gebieden der zachte wintertarwe, werd nog over
droogte geklaagd. In den loop der week heeft het echter ook
daar bijna overal geregend, zoodat de vooruitzichten voor dc
wintertarwe der Vereenigcle Staten nu veel beter zjjn geworden
en een enkele lage opbrengstraming, welke deze week gepu-
bliceerd werd, zeer weinig invloed op de markt heeft gehad.
Wel is op een enkelen dag, toen de regenval als onvoldoende
beschreven werd, nog eenig herstel ingetreden, doch dit was
slechts van zeer korten duur en ging spoedig weder verloren.
Niet slechts heeft de regen in de Vereenigde Staten de voor-
uitzichten voor de te velde staande tas-we verbeterd, maar
bovendien is ook door regenval in het Noordwesten der Ver-
eenigde Staten en in de Canadeesche Prairie-Provincies voor-
loopig een einde gekomen aan de vrees, dat de grond daar te droog zou zijn voor de eerste ontwikkeling der nu uit te
zaaien zomertarwe. Bij de flauwere stemming aan de tarwe-
markt is ook de vraag in Europa weder verminderd. In Enge-
land waren’juist gedurende de voorafgegane vastere markten
flinke inkoopen van tas-we gedaan, zoodat de molenaars daar
geen aanleiding vonden om, ondanks de lagere prijzen, hun
inkoopen in dat tempo voort te zetten. Een uitzondering
vormdnslechts de markt van 16 April, toen in Engeland op het
verlaagde prijspeil vrij aanzienlijke hoeveelheden Canadeesche
tarwe verkocht zijn, hetgeen bijgedragen heeft tot het. zoo
even genoemde prjsherstel aan de Noord-Arnerikaarische
markten op dienzeifden dag. Argentinië was deze week her-
haaldelijk dringend met tas-we aan do markt. Weliswaar zijn de Argentijnsche tarweverschepingen deze week veel kleiner
geweest dan in de vorige, doch voor een gedeelte is dit een
gevolg van de feestdagen. Aan de termijnmarkten te Buenos
Aires en Rosario heeft de tarweprijs zich deze week op dezelfde
wijze bewogen als in Noord-Amerika. De stemming was er
dus over het algemeen nauwelijks prijehoudend en in verge-
lijking met de vorige week is ook daar een niet onbelangrijke
prijsdaling tot stand gekomen. Een der oorzaken van de ge. makkeljkere stemming voor tarwe heeft deze week ook ge-
legen in de gunstige oogstberichten uit Britsch-Indië, waar de
opbrengst geraamd wordt op 37,3 millioen quarters tegen
31,3 millioen in het vorige jaar. De voornaamste haisse-factor
was echter ook ditmaal de teleurstellende Europeesche vraag,
nu in Duitschiand de maatregelen tot wering van buiten-
landsch graan voortgaan en ook in verschillende andere landen
van het continent ‘nog steeds weinig buitenlandsche tarwe
gekocht wordt. Vooral is dat het geval in Frankrijk, dat ook deze week nog weder vtortging met exportzaken van tarwe
en meel. De vraag naar buitenlandsche en zelfs naar Noord-
Afrikaansche tarwe is deze week in Frankrijk zeei- slecht
geweest. De vooruitzichten voor het in Europa te velde
staande wintergraan blijven bijna zonder uitzondering gunstig.
In verschillende gedeelten van Duitschiand, waar oves- droogte
geklaagd werd, is in zeer voldoende mate legen gevallen en
regenval werd deze week ook weder uit Roemenië gerappor-teerd. De tarwe staat er daar nu zoo goed bij, dat men er zelfs
spreekt van de mogelijkheid, dat de oogst er wel 50 % beter
zou kunnen worden dan de kleine opbrengst van verleden jaar.
In Argentinië vindt de uitzaai onder zeer gunstige weersom-
standigheden plaats. Onder deze omstandigheden liet de druk der groote wereldvoorraden zich weder sterker gelden. Indien
in Noord-Amerika de droogte was blijven voortduren, zou
ook, ondanks die groote voorraden, verdere prijsstijging
mogelijk zijn geweest, doch nu de kans op goede nieuwe
oogsten overal weder grooter is geworden, doet zich het pro-
bleem van den afzet der nog altijd zeer gi-oote voorraden weder
in sterkere mate gelden. De deze week door Broomhail gepu-
bliceerde berekening van den zichtbaren wereldvoorraad per
1 April geeft weder een hoeveelheid aan, die belangrijk grooter
is dan nog ooit op dien datum ‘is voorgekomen. De vermeer-
dering tegenover het vorige jaar komt geheel voor rekening
van de Vereenigde Staten en Canada. Voor den Farm Board,
zal het dus nog steeds moeilijker worden om bij de goede nieuwe
oogstvooruitzichten tot eenigszins bevredigende prijzen
koopers te vinden voor de zeer groote hoeveelheden aange-
kochte tarwe. Zelfs is er in de afgeloopen week weer eens sprake geweest van ongerustheid en verschil van meening
bij de leiding van den Farm Board en ook in de Vereenigde
Staten neemt het aantal toe van diegenen, die met toenemende
vrees den tijd tegemoet zien, waarop de Farni Board zal

moeten trachten zijn tarwe te verkoopen. De prijsdaling, welke
tenslotte deze week te Chicago heeft plaats gevonden, bedroeg
3 &
4
/2
dollarcent per 60 lbs. De Mei-termijn kwam daardoor vrij wat lager dan tot nog toe was voorgekomen. Te Winnipeg
zijn na de fluctuaties deze week de prijzen ongeveer 1 cent
gedaald. Daar staat tarwe nog ongeveer
4+
cent hooger dan
omsti-eeks half Maart. Van 15 tot 22 April zijn de tarweprijzen
aan de Argentijnsche termijnmarkten 10 á 20 centavos per
100 KG. gedaald.
Voor rogge verkeert de markt bij voortduring in zeer on-
zekere houding wegens dan verwarden toestand in Duitsch-
land. Eenerzijds hoort men van toenemend Duitsch gebruik
van rogge als veevoeder, evenals voor menschelijk voedsel,
doch anderzijds gaan de klachten over den onvoldoenden
afzét der rogge voort. In de Vereenigde Staten blijft de zicht.
bare voorraad rogge vrijwel onveranderd en waarschijnlijk
zal de daar aanwezige voorraad rogge wel grootendeels in het
nieuwe jaar moeten overgaan.
Maïs is deze week aanvankelijk flauw geweest wegens be-
perkte vraag voor maïs op aflading, de goede vooi-uitzichten
omtrent kwaliteit en kwantiteit van den nieuwen Argentijn. schen oogst en dringend aanbod uit Roemenië. In ons vorig
weekbericht werd reeds melding gemaakt van de aanzienlijke
prijsdaling, welke aan de Argentijnsche termijnmarkten tot
stand gekomen was. Aanvankelijk was ook voor spoedige
mais de markt plotseling veel flauwer, doch daar de hoeveel-
heid, welke naar Europa onderweg is, slechts van zeer be-
perkten omvang is en ook deze week, speciaal uit de Donau-
havens, slechts zeer weinig mais is verscheept, zijn in de tweede
helft der week voor stoomende en zeer spoedig te verladen
partijen de prijzen weder vrij wat gestegen. Aangekomen
Plata-maïs kon dan ook te Rotterdam en Antwerpen prijzen
bedingen, die slechts weinig lager waren dan de hoogsten, die
in de eerste helft dezer maand betaald zijn en voor mais,
welke in de eerstvolgende weken in Europa wordt verwacht,
heeft eveieens tenslotte een aanzienlijke prijsstijging plaats gevonden. De premie tusschen stoomende mais en aflading
in de eerstvolgende maanden is dan ook weder grooter ge-
worden en eerst wanneer de verschepingen, van Argentinië en
speciaal van den Donau, aanzienlijk toenemen, kan daarin
verandering worden verwacht. Die toename der verschepingen
zal waarschijnlijk binnen korten tijd plaats vinden, want uit
Roemenië wordt reeds eenigen tijd voorspeld, dat na Paschen
een belangrijke uitbreiding van de aanvoeren van maïs zal
plaats vinden. De vraag naar maïs op afladîng is dan ook nog
altijd weinig levendig en geregelde zaken in Plata-maïs op
zomeraflading vonden deze week eigenlijk slechte in Engeland
plaats, waar aan het einde der week de omzet echter sterk
afnam. Ht prijspeil is ook daarvoor sedert het begin der week
vrij wat gestegen, in overeenstemming met een prijsherstel
aan de Argentijnsche termïjnmarkten. Later ging van het
Argentijnsche prijsherstel een groot gedeelte weder verloren,
doch voor stoomende mais ondergingen de prijzen daarvan
nauwelijks den invloed. Tenslotte stond op 22 April maïs te
Buenos Aires en Rosario
5
t
15 centavos per 100 KG. hooger
dan op den 14den.
In gerst blijven de zaken van zeer beperkten omvang, nu
Duitschland, althans voorloopig, zijn inkoopen heeft gestaakt.
Naar Nederland, Engeland en België komen weliswaar ge.
regeld beperkte zaken in verschillende gerstsoorten, speciaal
Donau-gerst, tot stand, waarbij de prijzen sedert de daling
van de vorige iveek weinig verandering meer hebben onder-
gaan, doch zoo lang es-geen zaken van beteekenis in gerst naar
Duitschland plaatë vinden, zal de handel in deze graansoort
van veel minder beteekenis moeten blijven dan hij tot nog
toe is geweest. Duitsche firma’s treden voortdurend als ver-koopers van Donaugerst op aflading op. Verschepingen van
gerst van den Donau en Rusland zijn deze week klein geweest,
doch speciaal in Roemenië is nog zeer veel gerst voorradig en
terwijl de Roemeensche vefn,chepers tegenwoordig niet zeer
dringend met gerst aan de markt zijn, zal dit aanbod binnen-
kort wel toenemen. In Noord-Amerika is gerst in de afge.
loopen week niet vast geweest, hetgeen ook niet te verwon-
deren is, omdat daar nog aanzienlijke hoeveelheden gerst
aanwezig zijn en in Europa de vraag daarvoor klein is.
Nadat de levendige Europeesche kooplust voor haver van
het begin dezer maand reeds in de vorige week vrijwel geheel
was verdwenen, heeft zich die vraag slechts in beperkte mate
op een lager prijspeil hersteld. In Engeland werd deze week

DE
Pandbrieven
derNV.Insulaire }typotheekbank te Zierilczee

behooren tot de beleggingsfondsen der Rijkspostspaar-
1
bank, der Rijksverzekeringsbank en van het Kroondomein

Verkrijgbaar 4
1
1
pCts Pandbrzeven a 99 pCt

1
Pandbrieven op 1 Jak. 1930f 19.052.700.

23 April 1930

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

AANVOEREN in tons van 1000 KG.

ArtI kelen

Rotterdam

13119
AprilSedert

Overeenk.
1930

t Jan.
1930

tijdvak
1929

Amsterdam

13119
April

Sedert

Overeenk.
1930

1
Jan.
1930

tijdvak
1929

Totaal

1930

I

20.943
426.645 519.458
800
11.430 49.355
438.075 568.813
Tarwe

……………..
Rogge

……………..
2].086
146.415
51.636

17.807

164.222
51.636
Boekweit ……………
.289
4.404
8.352

889

5.293 8.352
Maïs ………………

13.535
315.329
232.626
4.489
61.262
75.363
376591
307.989
6.684
167.460
134.278
1.047
15.507
802
182.967
135.080
4.240
68940
68.665

1.798
1.929
70.738
70.594

.

22.794
50756
92.511
126.147
115.305
176.903

Ger8t

……………..
Haver

……………..

3.336 53.867
64.671
– –
100
53.867
64.771
Lijnzaad

……………-
Lijnkoek

……………
Tarwemeel

…………
3.086
28.670
28.701
1.131
10.266
10. 357
38.936
39.058
Andere meelsoorten
.409

5.910
4.077



5.910
4.077

ma

389

vrij geregeld Chili-haver gekocht, doch voor Duitsche haver
bestond daar zeer weinig kooplust, evenmin als in Nederland.
Toch is Duitschiand in den loop dezer week met haver weder
goedkooper aan de markt gekomen, al bevinden de prijzen
zich dan ook ongeveer 20 % boven die, welke eenige weken geleden bestonden, véér de laatste maatregelen tot steun van
1en landbouw in Duitschland genomen werden. Evenals elders is ook deze week in Argentinië de haverprijs vrij sterk gedaald,
doch de vraag naar Plata-haver is daardoor in Europa niet
toegenomen.

SUIKER.

Twee interessante gebeurtenissen voor de Suikermarkt
hebben in de afgeloopen week plaats gevonden. In de eerste
plaats is de Cubaansche Verkoopoommissie verdwenen en in
de tweede plaats blijkt uit het Engelsche budget, dat in de
bescherming van Suiker geen verandering is gekomen.
In A m e r i k a had de oplossing van de Single Seller wat
meer activiteit ten gevolge. Er werden flinke partijen ruwe
Suiker omgezet tot 1
5
/
8
d.c.
it
1.21/32 d.c. Ook op de termijn-
markt te N e w-Y o r k ging heel wat om en was de stemming
op den tweeden dag bepaald vast, daarna zakten de notee-
ringen in om als volgt te sluiten: Mei 1.62; Juli 1.66; Sept.
1.74; Dec. 1.84 en Mi-t 1.92, terwijl de slotnoteering voor
Spot Centrifugals 3.42 bedroeg.
De laatste C u b a statistiek is als volgt:

1930

1929

1928
Tons

Tons

Tons
Cubaproductie …………..3.600.000 4.400.000 3.750.000
Consumptie……………..22.881 26.690 25.368
Weekontv. afscheephavens . – – 160.635 211.529 139.871
Totaal sedert 1/1 …………2.074.232 3.026.036 2.377.725
Weekexport …………….37.886 129.014 92.547
Totale export sedert 1/1 ——557.078 1.739.281 1.106.759
Voorraad afscheephavens …..1.667.431 1.427.318 1.270.966
Voorraad binnenland ……..1.352.610 1.348.889 1.363.708
Aantal werkende fabrieken … 135 122 85

In E n g e 1 a n d was de markt over het algemeen flauw
en zeer stil. De noteeringen op de Londensche termijnmarkt
waren aan het slot ca. 3 d. lager dan de vorige week.
De zichtbare voorraden zijn volgens Czarnikow:

1930

1929

1928
Tons

Tons

Tons
Duitschiand 1/3 ………….1.372.000 1.302.000 1.021.000
Tsjecho-Slowakije 1/4 ……..518.000 522.000 623.000
Frankrijk 1/3 ……………598.000

564.000

488.000
Nederland 1/3 ————–229.000

261.000

159.000
België 1/3 ………………173.000.

190.000

150.000
Polen 1/4……………….426.000

345.000

200.000
U.K. Geïmp. Suiker 1/4 – …..254.000 272.000 297.000
U.K. Binnenl. Suiker 1/4

61.000

41.000

28.000

Europa ………………..3.631.000 3.497.000 2.966.000
V.S. (havens) 29/3 ………..578.000 560.000 458.000
Cubaansche havens 29/3……1.412.000 1.298.000 1.203.000
Cuba binnenland 29/3 ……..1.560.000 1.260.000 1.200.000

Totaal …………………7.181.000 6.615.000 5.827.000

Op J a v a kon de V.I.S.P. uit den oude.n oogst 4000 tom
Superieur tot / 10
1
/
2
en 1400 tons No. 16 en hooger tot / 91/2
verkoopen; over het algemeen blijft de markt lusteloos.
De verschepingen van Java gedurende Maart bedroegen
volgens officieele gegevens 175.000 tom tegen 156.000 tons
in 1929.

Ook h i e r te lande was de markt ongeanimeerd en
luidden de noteeringen op de Amsterdamsche termijnmarkt
aan het einde der verslag-week als volgt: Mei / 10
3
/
8
; Aug.
t 10’/; Dec. / 11’/
8
en Mrt
f
11
7
/,, waartoe aanbod, met
koopers tot
1
1
/
8
l t
1/4
lager. De omzet bedroeg 4450 tons.

KATOEN.
Ontvangsten in- en uitvoeren van Amerikaansche havens.
(In dulzendtallen balen).

1
Aug.’29
Overeenkomstige periode
tot
/
ii
April’30
19280

1

1927128

Ontvangsten Gulf-Havens.
Ati ant.Havens
}
8022
8894
7623

Uitvoe’i’ naarGr.Brittannjë
1158
1690
1158
‘t Vasteland etc.
3753 3990
4127
Japan …….
.1083
1338
836

Voorraden.
(In dulzendtallen balen).

ii
April’30
Overeenkomstig tijdstip

‘-

-,
1929

1928

Amerik. havens ……..
…1770

1549

1620
Binnenland ………….1067

679

803
New York ……………95

145

146
New Orleans …………

434

– 294

397
Liverpool ……………366

682

559

Marktbericht van de Heeren Sir Jacob Behrens & Sons.
Manchester, d.d. 16 April 1930.

De Amerikaansche katoenmai-kt heeft wederom een kalme,
rustige week doorgemaakt. Prijzen zijn vrij vast gebleven
tot j.l. Maandag, toen New-York flauwer en de daling toege.
schreven werd aan ongunstige berichten over den toestand in
Indië en aan de lagere verbruikscijfers in de Vereenigde Staten
van Amerika.
New-York was gisteren weer flauwer en sloot van 23 tot 40
punten lager, terwijl Liverpool hedenmorgen 3 tot 7 punten lager opent. Ook Egyptische katoen is lager in prijs, zoodat
F. G. F. Sakeilaridis gisteren 13,80 d. noteerde tegen 14,20 d.
een week geleden. Locoverkoopen in Liverpool zijn thans
gedurende drie achtereenvolgende weken beter geweest en
bereikten -een cijfer van 34.000 balen, waarvan 18.440 Amen-
kaansche, 10.750 Brazi]iaansch en Peru, 2460 Egyptische en
Soedaneesche en de rest van andere bronnen.
De Amerikaansche garenmarkt is nog flauw, De vraag naar
grove nummers is gering en beperkt zich in de medionummers
twist en weftcops tot kleine hoeveelheden. Orders in ringtwist beperken zich voornamelijk voor dringende behoefte, doch in
enkele gevallen zijn er flinke hoeveelheden verkocht. Getwijnde
garens worden weinig verkocht. Ook voor Egyptisch garen
bestaat weinig belangstelling. De vraag gedurende de af ge-
loopen week is over het algemeen gering geweest en hoewel door sommige spinners een betere vraag gerapporteerd werd
zijn de geboden prijzen verre van aanlokkelijk met uitzondering misschien

voor die verkoopers, die het meest om orders ver-
legen zijn.
Er gaat dan ook weinig om en over het algemeen ziet men
verlangend naar de Paaschvacantie uit. De cijfers van de
Board of Trade betreffende den export van katoenen garens
zijn weer lager wat Maart betreft, als ook voor de eerste drie
maanden van het jaai. De totaalcijfers voor het eerste kwar-
taal van de afgeloopen vier jaar zijn:

1927

1928

1929

1930
49.436.300

44.889.300

44.166.600

38.106.500 pond.
Ook in de doekinarkt gaat weinig om, zooals zoo dikwijls
voor de Paaschvacantie het geval is; ongelukkig is echter het
aantal afgesloten zaken gedurende de laatste beide weken zeer
gering geweest. Prijzen zijn tot nu toe buitengewoon vast,
doch wat het resultaat van de jongste flauwe stemming in
katoen zal zijn, blijft te bezien. Wel heeft er eenig prjstesten
plaats gehad. doch de politieke onrust in Indië heeft onge-
twijfeld zaken teruggehouden, die anders zeer zeker zouden worden afgesloten. Het Budget is nu.gepubliceerd en dit zal
zeer zeker het gevoel van onzekerheid, dat over dë binnen-

390

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 April 1930

landsche markt hangt, doen verdwijnen. In één woord de
markt is vast, doch zonder vooruitzichten en van weinig
belang.

Liverpoolnoteeringen

Oost. koersen 8Apr. 15Apr.
9Apr. 16Apr. T.T.opBr.-Indië 1/5k 115
F.G.F. Sakellaridis 14,20 14,00 T.T.op Hongkong 1/6

116 K18

Q.F. No. 1 Oomra 4,55 4,20 T.T.op Shanghai 1111 11111

KOFFIE.

De markt was in de afgeloopen week te»gevolge van de
feestdagen feitelijk slechts enkele dagen geopend. Hoewel,
zooals steeds in zulke tijden, de kooplust uiterst gering was,
kon toch worden vastgesteld, dat de stemming eer iets vaster
was. De noteeringen aan de termijnmarkten liepen geleidelijk
iets op en de kost. en vracht-aanbiedingen van Santos bleven
geheel onveranderd; alleen die van Rio liepen een fractie
terug, terwijl ook de cif-prjzen van Robusta in Nederlandach.
Indië een kleinigheid gemakkelijker waren.
Het zijn nog altijd de berichten over de groote leening, die
Brazilië gesloten heeft, welke de markt beheerschen. Weliswaar
ontbreken officieele mededeeingen te dien opzichte voorloopig
nog geheel en al en moet men zich dus behelpen met wat uit
Brazilië en uit New.York van particuliere zijde wordt gcseind, doch op grond van de laatst ontvangen telegrammen kan thans
worden aangenomen, dat voor de eerstvolgende jaren van wat
vroeger onder een vrije koffiemarkt moest worden verstaan,
niet kan worden gesproken. Het blijkt namelijk, dat beperking
van de aanvoeren uit de binnenlandsche pakhuizen naar de
Braziliaansche afscheephavens ook in de toekomst zal blijven
bestaan en dat die aanvoeren, evenals vroeger, zullen worden
geimiteerd op de hoeveelheid, benoodigd ter voorziening in
de consumptie op de wereldmarkt en, vermeerderd indien
noodig, met wat voor aankoopen van het Verdedigings-Insti.
tuut mocht in aanmerking komen. Vermoed wordt, dat de
aanvoeren van het binnenland naar de haven van Santos vanaf
1 Juli
1930
tot
30
Juni
1931
voor uitvoer ongeveer
35.000
balen per dag zullén bedragen, doch van andere zijde wordt het totale cijfer der aanvoeren te Santos voor datzelfde tijd.
perk – en ook voor het volgende – geschat op
11.500.000
A 12.000.000
balen. Verder wordt bericht, dat de overeenkomst
betreffende maxirnum.voorraden in de Braziliaansche uit-
voerhavens van kracht blijft en dat voor Santos dat maximum

bepaald blijft op
1.200.000
balen. Alles tezamen genomen moet
dus worden gezegd, indien al deze berichten juist zijn – en
zij hebben daar wel den schijn van – dat er in het werkpro-
gram van het Instituut eigenlijk geen verandering komt, met
uitzondering van de reeds vroeger vermelde bepaling, dat de
teruggehouden voorraden geleidelijk binnen tien jaar zullen
moeten zijn verkocht. Dat het echter vooralsnog niet duidelijk
is, hoe juist aan deze bepaling de hand zal kunnen worden
gehouden, indien in den loop van die tien jaar wederom groote
oogsten mochten voorkomen, is reeds in het vorig Overzicht
uiteengezet. Met belangstelling worden daarom nadere ver-
klaringen ten opzichte van dit punt tegemoetgezien.
De in het binnenland van Sao Paulo en Minas Geraes terug-
gehouden voorraad bedroeg op
31
Maart
20.503.000
balen
tegen
19.686.000
balen op
28
Februari, hetgeen een vermeer-
dering beteekent van
817.000
balen. Daar in Maart de aan-
voeren uit het binnenland in de haven van Santos bedragen
hebben
779.000
balen, hebben dus de plantages in die maand
naar het binnenland afgezonden een hoeveelheid van
1596.000
balen.
Betreffende de plannen tot vernietiging van de ordinairste
kwaliteiten, werd nog bericht ontvangen, dat een type zal
worden vastgesteld als basis voor de laagste kwaliteit, welke
vanuit het binnenland van Brazilië naar de afscheephavens zal mogen worden doorgelaten. Voor Santos-koffie is toegestaan,
dat de houder van oude voorraden dezer soort een kwaliteit
onder het type binnen twintig dagen na aankondiging zal
kunnen doen vervangen door een betere kwaliteit, tenzij hij
de ordinaire koffie mocht wenschen uit te voeren of te ziften.
Dit beteekent dus, dat de ordinairste soorten in Santos weder
zullen kunnen worden uitgevoerd, doch aangezien er geen
nieuwe aanvoer uit het binnenland van zal zijn toegestaan, zal
de beschikbare hoeveelheid voor uitvoer uitsluitend kunnen
toenemen door zifting en pikking der betere soorten.
Aan de loco-markt bleven de officieele noteeringen onver-
anderd
41
ct. per
/2
KG. voor Superior Santos en
35
ct. voor
Robusta. Aan de Rotterdamsche termijnmarkt bleven de noteeringen
aanvankelijk onveranderd, doch daarna liepen zij
5/
A
3/4
ct.
per
1/
KO. op. Woensdag
23
dezer des voormiddags waren de
verschillende noteeringen als volgt: Arril
27
1
1,
Mei
27
1
/
s
,
September
25
3
/
s
,
December
24
5
/
s
, Maart
1931_241/4,
Mei
l931-23/.

STATISTISCH OVERZICHI

TARWE
HardWinter
0.

OCO
otterdamf
Amsterdam

R000E
AiuericanNo.2
2
)
loco
Rotterdam
per 100 K.O.

MAIS
La Piata
loco
R’damfA’dani
per 2000 K.G.

OERST
Anier.No2
OCO
Rotterdam

200r.0.

Lii NZAAD
La Plata
loco
R’dani,A’dam
per 1960 K.O.

1-lollandsche
bunkerkolen
ongezeefd
t.o.b.
R’damfA’darn

PETROLEUM
Mid. Conun.
Crude
33 tlni 3390

IJZER
Cieveland

oun ry

0.

Mddb

h
jer

KOPER
Standaard
Locoprijzen
Londen
per Eng. ton

f1.
°fo
II.
%
f1.
01
0.
0
10
0.
0!
o

fi.
01
$
01
Sh.
°fs
010
Jaargemidd. 1925
17,20 100,0
13,07
6

100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50
100,0
10,80
100,0
1.68
100,0
73/-
100,0 62.116
100,0
1926
15,9fl
92,4
11,75
89,9
174,25
75,3
196,75
83,4
360,50
77,9
17,90
165,7
1.89
112,5
8616
118,5
58.11-
93,5
1927
14,75
85,8
)2,47
5

95,4
176,00
76,0
237,00
100,4
362,5)
78,4
11,25
Ii
4,2
1.30
77,4
731- 100,0
55.141-
89,7
Maart

1927
15,05
87,5
12,70
97,1
164,50
71,1
219,25
92,9
354,75
76,7
11,25 104,2
1.26
75,0
811-
111,0
55.171-
89,9
April

,,
14,80
86,0
12,82
5

98,1
173,00
74,8
237,50
100,6
351,50
76,0
11,00
101,9
1.22
72,6
801-
109,6
55.216
88,8
Mei

,,
15,75
91,6
13,57
5

103,8
172,75
74,6 258,25
109,4
373,75
80,8
10,95 101,4
1.22
72,6
74/-
101,4
54.141-
8,1
Juni


15,60
90,7
13,20
101,0
175,25
75,8 245,00
104,2
372,75
80,6
11,00 101,9
1.22
72,8
701
95,9
54.216
87,2
juli
15,10
87,8
12,05
92,2
171,50
14,1
235.75
99,9
367,75
79,5
11,10
102,8
1.22
72,6
701-
95,9
5319/-
86,9
Augustus
14,87
5

86,5
11,45
87,6
178,50
77,1
252,50
107,0
368,25 79,6
11,05
102,3
1.22
72,6
691- 94,5
55.516
89.0
September
14,70
85,5
12,15
92,9
179,50
77,5
233,25
98,8
369,50 79,9
10,90
100,9
1.22
72,6
651-
89,0
54.131-
88,0
October

,,
13,725
79,8
11,45
87,6
178,75
77,2
230,50
97,7
359,00
77,6
10,90
100,9
1.22
72,6
651-
89,0
55.51-
89,0
November
,
13,45
78,2
12,12
5

92,7
184,75
79,8 233,25
98,8
349,75 75,6
10,65
98,6
1.22
72,6
651
89,0
59.11-
95,1
December
13,40
77,9
12,57
5

96,2
201,00
86,8
246,25
104,3
348,25
75.3
10,60
98,1
1.22
72,6
651-
89,0
60.21-
96,8

O
nuari

1928
13,50
78,5
12,70
97,1
207,50
89,6
247,75
105,0
361,00
78,0
10,30
95,4
1.22
72,6
651-
89,0
61-1-
99,9
ebruari

,,
13,80
80.2
12,87
5

98,5 226,50 97,8
243,75
103,3
361,00
78,0
10,00
92,6
1.21
72,0
651-
89,0
61121-
99.2
Maart

,,
14,60
84,9
14,00
107,1
240,75
104,0
255,75
108,4
350,75
75,8 9,95
92,1
1.19
70,8
6516
89,7
61.316
98,6
April

,,
15,30
88,9
14,97
5

114,5
239,50
103,5
261,00
110,6
358,25
77,5
10,05
93,1
1.19
70,8
66f
90,4
61.1416
99,4
Mei

,,
15,30
88,9
15,47
5

118,4
238,50
103,0
260.75
110,5
372,00
80,4
10,60
98,1
1.19
70,8
661-
90,4
62,151-
101,1
Juni

,,
14,37
5

83,6
14,27
109,2
234,00
101,0
252,50
107,0
365,25 79,0
10,10
93,5
1.19
70,8
661-
90,4
63.171-
102,9
juli

,,
14,25
82,8
13,07
5

100,0
246,75
106,6
241,00
102,1
359,75 77,8
10,10
93,5
1.19
70,8
661-
90,4
62.181
101,3
Augustus
12,00
69,8
12,62
5

96,6 214,75 92,8 226,75
96,1
350,75 75,8
10,05
93,1
1.21
72,0
66f-
90,4
62.10/6
100,7
September
11,65
67,7
11,57
5

88,5
198,75
85,9
98,25
84,0
350,75
75,8
10,00
92,6
1.21
72,0
661-
90,4
63.8/-
102,1
October
12,27
5

71,4
12,27
93,8
218,50
94,4
189,50
80,3
366,00
79,1
9,95
92,1
1.19
70,8
661-
.90,4
65.12/-
105,7
November
12,32
5

71,7
12,07
5

92,4
227,25
98,2
185,50
78,6
386,25
83,5
10,20
94,4
1.10
70,2
661- 90,4
67.181-
109,4
December

,,
12,30
71,5
11,90
91,0 220,25
95,1
180,50
76,5
373.75 80,8
10,10
93,5
1.18
70,2
661-
90,4
70.31-
113,0
Januari

1929
12,35
71,8
12,20
93,3
231,50
100,0
194,25
82,3
365,00
78,
10,10
93,5
1.16
69,0
6
6f-
90,4
75.10/6
121,7
ll
e
b
ruar
i
12,72
5

74,0
12,65
96,7
236,00
101,9
194,75
82,5
357,25
77,2
12.90
119,4
1.11
66,1
6616
91,1
78-16
125,7
Maart
12,65
73,5
12,625
96,6
233,00
100,6 191,75
81,3
359,00
77,8
12,00
111,1
1,11
66,1
67/-
91,8
89.81
144,0
April

,
12,12
5

70,5
11,625
88,9
218,00
94,1
185,25
78,5
373,25
80,7
11,(15
102.3
1.11
66,1
68f
93,2
82.1716 133,5
Mei
11,125
64,1
10,57
5

809
198,25
85,6
177,50
75,2
363,50
78,6
11,15
103,3
1.16
69,0
69f6
95,2
75.416
121,2
Juni
10,876
63,2
10,20
78,0
193,50
83,6
171,25 191.25
72,6
355,25
76,8
11,25
104,2
1.30
L30
77,4
711-
7216
97,3 99,3
74,111-
72.1216
120,1
117,0
Juli

,,
Augustus


12,80
13,125
74,3
76,3
11,20
10,75
85,6 82,2 218,50 202,50
94,4
87,5
182,75
81,0
77.4
415,50 452,50 89,8
97.8
11,25 11,25
104,2
104,2
1.30
77,4
77.4
72/6 99,3
73.171-
119,0
September ,,
12,625
73,4
10,20
78,0
191,00
82,5
172.00
72,9
506,75
109,6
11,40
105,6
1.30
77,4
72,6
99,3
74.19/-
120,7
October

,,
November
12,10 70,4
68,5
9,875
75,6
185,00
79,9
168,00
71,2
516.50
111,7
15,25 104,2
1.30
1.30
77,4
7216
7216
99,3 99,3
72,161-
70,51-
117,3
113,2
December

,,
ii,77s
12,62
5

73,4 9,20
9,35 70,4
71,5
174,00 166,00
75,2
71,7 164,75 163,75
69,8
69,4
483,25
482,00
104,5 104,4
11,35
11,75
105,1
109,8 1.30
77,4
77,4
7216
99,3
68.616
110,1
Januari

1930
12,67
5

73,7
9,35 71,5
149,25
64,5
151,25 64,1
433,75
93,8
11,75
108,8
1.21
72,0
7216′
99,3
71.916
115,1
Pebruari
11,725
68,2 8,17
5

62,5
139,00
60,0
135,75
57,5
3
9
8,50
86,2
11,75
108,8
1.11
66,1
7216
99,3
71.1216
115,4
Maart
10,90
63,4 7,15
54,7
143,50
62,0
125,00
53,0 390,00
84,3
11,55
106,9
1.11
66,1
701-
95,9
68.1916
111,1
7 April

»
11,50
66,9
8,10
62,0
187,00
80,8
138,00
58,5
439,00 94.9
11,35
105,1
1.11
66,1
6716
925
69.216 111,4
14

,,


11,35
66,0
7,60
59,1
185,00
79,9
1128,00
55,2
430,00
93.0
11,35
105,1
1.185
70,5
6716
92,5
67.716
1

55.101-
108,5
22

»

»
11,25
65,4 7,50
57,3
185,00
79,9
1128,00
55,2
429,00 92,8
11,35
105,1
1,185
70,5
6716
92,5
88,1
*
Men zie voor
de toelichting op dezen staat de nummers van 8 en 15 Augustus
1928
(No.
658
en
659)
pag.
689190
en
709.
3)
=
Western vÔôr de invoering var
1)
Manitobs No. 3. j- Zuid-Russische.

23 April 1930

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

De prijzen van gewoon guid beschreven Superior Santos op
prompte verscheping ijn thans ongeveer
60/- á 62/6
per cwt.
en van dito Prime ongeveer
63/6 & 66/-,
terwijl zijn van Rio
type New-York 7 met beschrijving, prompte verscheping,
bedragen
42/- á 43/..
Van Robusta op aflading van Nederlandsch-Indië zijn de
prijzen in de eerste hand op het oogenblik:
Palembang Robusta, April-verscheping,
231
4
ct.; Palem-
bang Robusta, Mei-verscheping,
22/
4
ct.; Benkoelen Robusta
Apri1verscheping,
23
1
/
4
ct.; Benkoelen Robusta, Mei-vcr
scheping,
22
3
/
4
ct.; Mandheling Robusta, Mei-verscheping,
25
3
/
4
0t.; W.I.B. f.a.q. Robusta, April/Mei-verscheping,
34
1
/
2
ct.
alles per
1
1
2
KG., cif, uitgeleverd gewicht, netto contant.
De slot-noteeringen te New-York van het aldaar geldende
gemengd contract (basis Rio No. 7) waren:

Mei
1

Sept.
1

Dec.
1

Maart

$

8,63
$

8,33
$

8,18
$

8,07
14

,.

……
,,

8,63
8,13
,,

7,98
,,

7.83
22

April

……..

7

,.

……
.
,,

8,95
,,

8,39
8,19
8,07
31Maart
. . – .
.
8,45
7,87
,,

7,69
7,52
Itotterdam, 23 April 1930.

(Mededeeling van de Vereeniging voor den Goederenhandel

te Rotterdam.)

Noteeringen en voorraden in Brazilië.

Data

I

te Rio
te Rio

te San los

Wisselkoers

Voorraad I Prijs 1 Voorraad 1 Prijs

op Londen
1 (In Balen)

No71)I (In Balen) 1 No.4′)

21April 19301

309.000

14.975

1.019.000121.000

54581512p.
14

,,

19301

349.000 115.175

1.050.00(‘ 121.000

54481


7

,,

1930 1

338.000

15.175

1.092000

21.000

5448! 1512 ”
l April 1929

269.000 1 28.6001 1.081.000 1 33.500

5504!
512


1)
in Reis.

Ontvangsten uit het binnenland van Brazilië in Balen.

te Rio

J

te Santos
Data

Afgeloopen

Sedert

Â1jloopen

Sedert
week

1Juli

week

1Juli

19 April 1930 ..

44.000

1
2.485.000

78.000

7.902.000
19 April 1929

..

76.000

2.445.000

184.000

7.155.000

COPRA.

De markt was de afgeloopen week vast gestemd. Het aan-
bod uit het Oosten bleef bijzonder beperkt, terwijl er door
verschillende consumenten iets meer belangstelling getoond
werd.
Marsei]Ie blijft zich interesseeren voor dichtbij stoomend.
De slotnoteeringen zijn:
Nederl. Indische fms. stoomend ………………./
26
3
/
s
.
aflad. Mei ………………..
26
1
/
4.
Mixed, dichtbij stoomend ………. ..
251/
4
.
11

aflad. April/Mei ………….
25’/.

STEENKOLEN.

Data van eemg belang zijn gedurende de afgeloopen be-
richtsperiode niet te melden, tenzij dan dat de componenten
van het Kolensyndicaat tot een tijdelijke verlenging hebben
besloten tot
31
Mart
1931,
binnen welken tijd de belang-
hebbenden hopen de diverse strijdpunten onder elkaar bij-
gelegd te hebben, opdat men binnen dien tijd zal kunnen
geraken tot een vrijwillig vernieuwd Kolensyndicaat voor
een termijn van vijf of tien jaren. De markten vertoonen ten
gevolge van de feestdagen niet de geringste levendigheid en
de prijzen zijn nog verder afgebrokkeld.
Deze zijn:

Northumberland Ongezeef de …………./
10,-
Durham Ongezeef de ……………….. ..
10,50
Cardiff
2/3
large
1/3
smails ………….. ..
12,65
Schotsche Gezeefde (Prime Lothians) ….. ..
10,50

Yorkshire gewasschen Singles …… . ….. ..
10,-
Westfaalsche Vetförder ……….. . ….. ..
12,35
Vlamstukken
T
………….
..13,50
Smeenootjes ……………..
13,-
Gasvlamförder ……………
12,25
Gietcokes ……………….
16,50
Hollandsche Eierbriketten …………… ..
15,-

alles per ton van
1.000
KG. franco station Rotterdam/Amster-
dam. Ongezeefde bunkerkolen f.o.b. Rotterdam/Amsterdam
/11,35.
Markt flauw.

VAN
GROOTHANDELSPRIJZEN’)

Eng. ton

TIN

for Middling

Australische,

WOL

WOL

nial Carded,

Sheets per Ib.

per Ib.

Bradford per
Ib.

per
Ib.

locoprijzen

lOcOprijzen

Merino, 64’s Av. CrossbredColo-

Ribbed Smoked

suiker loco

Locoprijzen

A’dam gem. pr.

herleid

herleid
Lon en per

New York

loco Bradford

50’s Av. loco

loco Londen

R’dam(A’dam.

Rotterdam

Java- en Suma-

KATOEN

gekamde

RUBBER4)

SUIKER

KOFFIE

THEE

fndexcijfer

Indexcijfer
gekamde

Australische,

Standaard

Witte kristal-

Robusta

Aîl. N.-I. theev.

v. ii.
Stat.,

Economist,

per 100 K.G.

per

1(

K.G.

trathee

.

, KO. van 1913 = 100

1927 = 100

v(h. Centr. B.

van The

tot 1925=100 tot 1925=100

£

I
/o

$ cts.

O(

pence

ola

pence

I
/o

Sh.

0
10

II.

01

cts.

°(

cts.

Oj
261.171-

100,0

23,25

100,0

55,00

100,0

29,50

100,0

2111,625

100,0

18,75

100,0

61,375

100,0

84,5

100,0

100,0

100,0
290.1716

111.1

17.55

75.5

47,25

85,9

24,75

83,9

21-

67,4

17,50

93,3

55.375

90,2

94.25

111,5

93,2

92,9 290.41-

110,8

17,50

75,3

48,50

8e,2

26,50

89.8

116,375

51,6

19,125

10,0

46,875

76,4

82,75

97,9

95,4

89,5 312.151-

119,4

14,25

61,3

47,75

86,8

26,50

89,8

118,25

56,8

20,62
5

110,0

48

78,2

70

82,8

92,9′

89,2 304.11-

116,1

14,75

63,4

47,50

86,4

26,25

89,0

117,875

55,8

20,25

108,0

48

78,2

72,25

85,5

92,3

88,7
295.121-

112,9

16,15

69,5

47,00

85,5

26,00

88,1

117,75

55,4

20,25

108,0

47

76,6

86,5

102,4

93,5

90,4
296.916

113,2

16,85

72,7

47,25

85,9

26,00

88,1

116

50,5

18,37
5

98,0

47

76,6

81,25

96,2

96,1

89,6
289.1516

110,7

17,90

77,0

48,50

88,2

26,50

89,8

114,75

47,0

18,62
5

99,3

47

76,6

84

99,4

97,4

92,2
292.-16

111,5

19,70

84,7

48,50

88,2

26,50

. 89,8

115,25

40,8

18,50

98,7

45,375

1

73,9

96,1

90,2
287.1216

109,8

22,05

94,4

50,00

90,9

26,50

89,8

114,25

45,6

17,875,

95,3

4-4

72,1

94,5

111,8

96,8

89,1
264.2/6

100,9

20,65

88,8

50,25

91,4

26,75

00,7

114,375

46,0

16,875

90,0

45,25

1

73,7

93

110,1

96,8

88,6
264.416

100,9

20,25

87,1

52,25

95,0

28,50

96,6

116,5

51,9

17,25

92,0

46

74,9

96

113,6

.

97,4

88,9
266.1316

101,8

19.70

84,7

51,50

93,6

28,75

97,3

117,75

55,4

17,871

95,3

46

74,9

89,25

105,6

97,4

88,2
255.11-

97,4

19,25

82,8

53,00

96,4

29,75

100,8

1(7,25

54,0

17,37
5

92,7

46

74,9

84,5

100,0

98,7

87,9
233.10(6

89,2

18,35

78,9

54,75

99,5

31,75

107,6

1/3,75

4-4,2

16,75

89,3

48

74,9

79,5

94,1

96,8

87,9
233.1716

89,3

19,35

83,2

55,00

100,0

33,25

112,5

110,75

35,8

16,875

90,0

4’r

76,6

79

93,5

98,1

89,2
234.61-

89,5

20,65

88,8

54,50

99,1

33,00

111,9

-19,375

26,3

16,871

90,0

47

76,6

74,25

87,9

98,7

90,5
230.131-

88,1

21,55

92,7

54,25

98,6

32,25

109,3

-19

25,3

16,62$

88,7

48,25

78,6

78,25

92,6

98,1

91,2
218.816

83,4

21,35

91,8

55,50

100,9

31,75

107,6

-/9,25

26,0

15,75 .

84,0

49

79,8

73,25

86,7

987

89,8
211.19/-

80,9

21,75

93,5

53,00

96,4

31,25

105,9

-/9,25

26,0

15,50

82,7

49,875

81,3

71,25

84,3

955

88,2
211.181-

80,9

19,30

83,0

51,75

94,1

30,00

101,7

-19,25

26,0

16,00

85.3

51,875

84,5

6775

. 80,1

92,9

86,6
214.716

81,9

18,55

79,8

47,00

85,5

29,00

98,3

-18,5

23,9

15,87
5

84,7

. 52,75

86,0

7025

83,1

93,5

85,4
221.191-

84,8

19,45

83,7

46,25

84,1

27,25

92,4

-(8,8

24,7

14,625

78,0

53

86,4

73

86,4

94,2

83,1
232.1016

88,8

19,90

85,6

47,25

85,9

27,50

93,2

-18,625

24,2

14,00

74,7

53

86,4

75,75

89,6

95.5

.

85,1
228.8!-

87,2

20,45

88,0

46,25

84,1

28,00

94,9

-/8,5

23,9

13,925

74,3

51,75

84,3

76,5

90,5

95,5

84,8
222.716

84,9

20,20

86,9

46,75

85,0

28,75

97,3

-19,875

27,9

13,775

73,5

53,125

86,6

77,25

91,4

94,.

84,6 222.111-

85,0

20,10

85,5

44,25

80,5

27,75

94,1

1/-

33,7

13,375

71,3

54

.

88,0

74,25

87,9

94,2

85,4
221 016

84,4

21,25

91,4

44,00

80,0

27,50

93,2

1/0,125

34,0

13,50

72,0

54

88,0

72,75

86,1

94,8

85,8
207.516

79,2

20,45

88,0

43,25

78,6

27,25

92,4

-110,5

29,5

13,375′

71,3

54 .

88,0

74,25

87,9

92,9

83,9
197.516

75,3

19,40

83,4

41,50

75,5

26,25

89,0

-110,875

30,5

12,25

65,3

54

88,0

73,50

87,0

91,6

81,7
200.51-

76,5

18,75

80,6

40,00

72,7

25,75

87,3

-110,625

29,8

12,00

64,0

. 54

88,0

69,50

82,2

91,0

81,9
209.516

79,9

78,65

80,2

38,75

70,5

24,75

83,9

-(11

30,9

13,425

71,6

54

88,0

68,50

81,1

91,0

83,7
210.111-

80,4 1

18.60

80,0

37,00

67,3

24,00

81,4

-110,5

29,5

13,00

69,3

53,50

87,2

64

75,6

91,6

83.6
205516

78,4

18,90

81,3

34,25

62,3

23,75

80,5

-110125

28,4

13,475

71,9

51,75

84,3

64

75,6

91,0

,

82.0
188.916

72,0

18,45

79,4

32,50

59,1.

22,50

76,3

-19,625

27,0

13,30

,

70,9

48,50

79,0

66

78,1

90,3

80,5
1112 -/6

69,5

17,50

75,3

39,25

62,3

23,00

78,0

-(8,125

22,8

12.50

66,7

41,75

68,0

66,50

78,7

88,4

78,8
178.1816

68,3

17,25

74,2

31,25

56,8

21,25

72.0

-18

22,5

12,075

64,4

36,75

59,9

60,75

71,8

87,1

78,8
174.131-

66,7

17,15

73,8

29,50

53,6

19,25

65,3

-17,375

20,7

11,675

62,3

35

57,0.

60,50

71,6

84,5

76,9
174.4 –

66,5

15,45

66,4

28,50

51,8

17,75

60,2

-(8

22,5

11,40

60,8

35

57,0

58,25

68,9

81,3

75,2
165.181-

63,4

15,20

55.4

26,25

47,7

1650

55,9

-17.625

21,4

10,70

57,1

35

57,0

62,25

73,7

78,1

74,2
162 716

62,0,

16,60
1

71,45

27,fl0l

49,18

17,00e

57,6
8

-(7,50

21,1

10,75

57,3

35

57,0

60

7/,0
16Ç12/6

63.3′

16,55
6

71,2
6

27,25
9

49,59

17,00
9

57,6
9

-/7,4375

20,9

10,75

57,3

35

.

57,0

.

5910

69,10
162.51-

62,0,

16,30
7

70,17

27,2510

49,510

17,25
10

58,5
10

-17,375

20,7

10,50

56,0

35

57,0
e huidige officieele noteeringswijze (Jan. 1928); vanaf 16Dec.1929 7415 K.G. Honraarsche. 3) = Malting vMr le invnerin

vn ,Ie h,,i,lin

nfFi,. ,,.’,+..,1i..

10…..
Jaar- en maandgemiddeldenafgerond op ijs pence.
5)4
April.
6
11
April.
7)
i’ April. 8)3 April.
1
)10ApriI.
10
)16 April.

•”’J

392

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 April 1930

IJZER.

Na de geringe opleving vaifveertien dagen geleden is de stem-
ming op de Continentale exportmarkt weer zwakker geworden.
Het Westeuropeesche Gieterj-ijzerkartel besloot den export-
prijs voor Nederland te verlagen met een shilling. Hoewel
in Frankrijk de toestand in het algemeen niet onbevredigend genoemd mag worden, lijkt het opnemingsvermogen van de markt iets verminderd. De vraag naar Cleveland.ijzer is nog
steeds op een zeer laag peil, doch de behoefte der staalfabrieken
en de loopende orders der gieterijen zijn net voldoende om de
productie op te nemen. Op de staalmarkt is momenteel zeer
weinig te doen, mede als gevolg van de Paaschweek.

VERKEERS WEZEN.

VRAcHTENMARKT.

Graan van Noorcl-Amerilca.
Tegen het einde der vorige week
waren de graanprjzen iets gemakkelijker, waardoor iets meer
belangsteffing voor scheepsruimte aan den dag werd gelegd; in
het algemeen blijft de vraag echter gering en de vrachten laag.
Van de
Northern Range
werd voor een in lading gelegde boot
20000 qtrs. geboekt naar Amsterdam of Rotterdam tegen
$ 0,08, terwijl een kleine prompte boot van 14000 qtrs. naar
het Bristol kanaal afgesloten werd tegen 2/3 per qtr. met de
optie Antwerpen of Rotterdam tegen $ 0,10 per 100 lbs.
Van de
St. Laurence is
nog altijd geen betere vraag. Slechts
één afsluiting kwam in de afgeloopen week tot stand, ni. een
handige boot naar Griekenland per tweede helft Mei tegen

3/1
1
/
2
d. per qtr., basis één loshaven. Voor kleine en middel-matige booten per Mei wordt van Montreal $0,08 naar Ant-
werpen of Rotterdam en $0,11 naar de Middellandsche Zee
in uitzicht gesteld en groote booten in deze positie worden
aangeboden tegen resp. $0,09 en $0,12. Voor September!
October zijn bevrachters bereid $ 0,11
/2
te betalen naar de
Middellandsche Zee, waarop reeders evenwel niet terugkomen.
De vooruitzichten voor booten, die op de St. Laurence moeten
lossen, zijn vooralsnog zeer slecht.
Aan de Got/-havens valt eenige opleving te constateeren.
Een boot van 6200 tons per April/Mei werd naar Griekenland
bevracht tegen 3/6 per qtr. Voor midden Mei wordt 2/- ge-
noteerd naar U.K. met de optie Antwerpen of Rotterdam
tegen 119, terwijl voor booten van middelmatige grootte per
2de helft Juli/Augustus $ 0,13 á $ 0,14 in uitzicht wordt
gesteld naar Rotterdam of Antwerpen.
Van de
North Paci/ic is
nog steeds geenerlei vraag naar
scheepsruimte voor graanladingen.
La Plata rivier.
Deze markt was de geheele afgeloopen week
vast, alhoewel slechts ca. 8 afsluitingen werden gedaan. Dit
moet evenwel hoofdzakelijk worden toegeschreven aan de
schaarschte aan vroege booten en aan de terughoudendheid
van reeders. Bevrach.ters toonden in het bijzonder belang-steffing in April-booten, voor welke positie de vracht voor
handige booten van de Bovenrivier naar U.K./Continent
opliep tot 15/9. G
roo
t
e
tb
oo
t
en
met oancelling 5 Mei verkregen
14/- naar Antwerpen/Hamburg range met een reductie van
6 d. naar Antwerpen of Rotterdam en met de Middellandsche Zee opties. De beste vracht, die tot dusver voor groote April-
booten van Bahia Blanca naar Antwerpen/Hamburg betaald
werd, was 11/6.
Suilcer van West-Indië.
Een goede vraag bleef aanhouden. Booten van 7000/7500 ton, per April/Mei, werden van Cuba
naar tJ.K./Continent tegen 13/3, met in één geval de optie Maj’-
seille tegen 14/3 aangeboden. Het vrij geringe aanbod van
prompte booten veroorzaakte, dat de vrachten iets vaster wer-
den, zoodat voor Mei 13/6 moest worden betaald. Voor Juni zijn
de vrachten 14/- tot 14/6. Voor kleine booten is minder vraag,
een 3500 tonner per 2de helft April moest dan ook 14/- accep-
teeren van San Domingo naar U.K./Continent en een prompte
boot van 2300 ton hetzelfde cijfer voor een lading van Port
au Prince naar U.K./Continent.
Salpeter van Chili.
De slechte toestand op deze markt bleef
aanhouden. Het restant van het contract voor Rusland werd
ondergebracht door de opname van een boot van 71/7300 ton
per 15/30 Juni, (het vrachtcijfer is geheimgehouden) en lijn-
ruimte voor 5000/6000 ton per 15,30 Juni naar Leningrad
tegen 19/-.
Behalve dit was er slechts vraag voor één boot van 7000/8000
ton per 20Mei tot 10Juni op basis van 18/. Bordeaux/Hamburg
range, 19/- Noord-Spanje, 201- Middellandsche Zee en 21/-
Alexandrië. Tegen deze cijfers krijgen bevrachters geen ton-
nage aangeboden, toch zullen zij er wel in slagen een boot,
die naar Chili bestemd is, tegen hunne cijfers te krijgen.
Er is nog altijd geen vraag naar lijnruimte, en worden ree-
ders derhalve gedwongen naar lading van andere plaatsen op
de route naar de thuishavens om te zien.
Rijst van Burniah.
Er is slechts weinig vraag, de eenige

definitieve order betrof een lading per Mei tot 6500 ton naar
Gdynia, waarvoor ongeveer 19/- verkrijgbaar is.
Donau en Zwarte Zee.
Van den Donau was een vrij goede
vraag, alhoewel niet zoo levendig als de voorafgaande week.
Voor April/Mei en Mei is 14/6 betaald naar Aiitwerpen/
Hamburg en voor Mei/Juni 15/- voor een groote boot.
Van de Zwarte Zee zijn de vrachtcijfers vrijwel onveranderd;
een prompte boot werd bevracht op basis van 10/9 naar het
Continent met volle opties. Van Mariupol was een goede vraag voor steenkolen; voor
April en begin Mei is 12/9 betaald naar Ronaan, terwijl met
de optie Theodosea of Nicolaeff zaken zijn gedaan naar de
Northern Range/St. Laurence/Saquenay rivier voor Mei/Juni
tegen 12/9 tot 13/-.
Muldellandsche Zee.
Deze markt blijft flauw. Voor ver-
scheping in deze maand zijn slechts weinig orders aan de markt,
terwijl ook voor Mei de vraag niet toegenomen is. Eenige verbetering schijnt voorloopig nog niet te kunnen worden
verwacht. Eenige ertsafsluitingen werden gedaan, o.a.:
Huelva/Rotterdam of Vlaardingen 5/-, Amsterdam 6/-, Ghent
7/10
1
/
2
, Almeria/Rotterdam of Vlaardiuigen 4/6, Meilla/Rotter-
dam of Vlaardingen
4/41/2,
Bougie/Rotterdam of Vlaardingen
5/- en Bona/Middlesbrough 6/3, terwijl voor phosphaat be-
taald werd: Tunis/Rotterdam 6/6 en Sfax/Nantes 5/
71/2.
Van
Noord-Spanje
zijn in het geheel geeh orders,.slechts een
lading werd bevracht,
al.
3000 ton Bilbao/Glasgow tegen 5/6.
Kolen van Engeland.
De geringe vraag alsmede de invloed
van de feestdagen waren oorzaak, dat de afgeloopen week
zeer kalm was. Scheepsruimte werd in ruime mate aangeboden
voor de bestaande vraag naar Zuid-Amerika en, mede ten ge-
volge van de betere markt van La Plata, waren de kolen-
vrachten iets flauwer.
Voor Rio werd 12/10
1
/
2
en Buenos Aires 14/3 betaald. De
vraag naar de Middellancische Zee was gering.
Algesloten werd:
Van Zuid-Wales: Bordeaux 319, Barcelona 816, Marseille
7/-, West-Italië 6/3, Venetië 7/9, Port-Said 7/6, Alexandrië
7/9. St. Vincent of Dakar 7/3, Rio 12/10
1
/
2
, Buenos Aires 14/3.
Van de Oostkust: Mariagerfjord 4/9, Elbe-haven 3/3,
Rouaan 3/3, Bordeaux
4/71/,
West-Italië 6/9, Alexandrië 7/9,
Singapore 16/3 Adelaide of Melbourne 21/6, St.. Vincent 7/3
en Buenos Aires of La Plata 15/-. –

RLJNVAART.
Week van
13 tfm. 19 April 1930.

De aanvoeren van zeezijde bleven ongewijzigd. Scheeps-
ruimte bleef bij weinig vraag voldoende beschikbaar; de
stemming bleef lusteloos. Voor erts naar Ruhrhavens werd
t 0,17
1
/-1
0,27
1
/
2
per last met resp. 4 en 8 losdagen betaald.
Naar den Bovenrijn was eveneens zeer weinig vraag. Voor
ruwe producten betaalde men ca.
t
0,60 per last. Daghuur
werd niet genoteerd. Het sleeploon werd genoteerd volgens
het 27
1
/
2
cts. tarief. De waterstand bleef wassend. Naar den
Bovenrijn werd op ca. 2.20 M. en naai de Ruhrhavens op
vollen diepgang afgeladen.
In de Ruhrhavens bleef de algemeene toestand onveranderd.
Bij zeer veel aanbod van ledige ruimte bleven de versche-
pingen van kolen gering. De vracht voor exportkolen naar
Rotterdam bleef onveranderd genoteerd op MK. 0.60 per
ton inclusief sleeploon.

INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN.

Bedrijfsleven en de strijd tegen

de Armoede in Nederland,

door Dr. CH. A. VAN MANEN.

Prijs ingenaaid
f 3,-.

Gebonden
f 4.75.

Voor leden der Vereeniging en geabon-

neerden op het Weekblad wordt dit werk

beschikbaar gesteld tegen den prijs van

f 2,50
ingenaaid en
f 4,-
gebonden.

Bestellingen richte men tot het Secretariaat van het

Instituut, Pieter de Hoochweg 122, onder gelijk-

tijdige remise per postwissel of op postchèque- en

girorekening No. 8408, Rotterdam.

Auteur