Ga direct naar de content

Jrg. 14, editie 690

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 20 1929

o
MAART 1989

AtJTEtÏR1?ECET
VOORBEHOUDEN.
Economi*sch~Statistische

Ben* cht n

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

14E JAARGANG

WOENSDAG 20 MAART 1929

INHOUD.

BIz.
WAAROM GÉÉN SuBsiDIE AAN DE NEDER1ANDSCHE
SuIKElINDusTRlE? door G.
A. P. Weyer ……….272
De Nederlandsche Katoenindustrie in
1928 II
(Slot) door
J
oan Getderman …………………………..274
Belgische Kolensyndicaten door
Dr. R. van Genechten.. 276
De afgifte van Gouden Tientjes door De Nederlandsche Bank door
Prof. Mr. Dr.
G.
M. Verrijn Stuart …. 277
Canada tegenover de in Amerika bepleite tariefsver-
hooging door
Mr. E. F1. von Baumhaver ……….278
Het Conflict tussehen de Aannemersbonden en de Pu-
bliekrechtelijke Lichamen door
Ir. W. M. T. Thijssen
met Naschrift door
ing. S. L. Wijnbergen ………. 278
De Rijkemiddelen . .. .. …
280
BUITENLANDSOHE MEDEWERKING:
De Toestand van de Duitsche Zijde- en Kunstzijde-industrie door
Dr. K. Volkenborn …………282
AANTEEKENINGEN:
Beleggingspolitiek …………………………
284
De Britsche Beetwortelsuikeijndustrje en de sub-
sidieverleening

…………………………
285
Indexeijfers van scheepsvrachten …………….
286
IfAANDOIJFERS:
Overzicht der Rijkemiddelen …….

. ………

287. STATISTIEKEN EN OVERZIOHTEN…………….
287-294
Geidkoersen.Bankstaten.

1
Goederenhandel. WIsselkoersen.

Effectenbeurzen.
1
Verkeerswezen.

INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN.
Algemeen Secretaris: Mr. Q. J. Terpstra.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN.

COMMISSIE VAN ADVIES:
Prof. Mr. 13. van Blom; J. van Hasselt; Jhr. Mr. L. ii. van
Lennep; Mr. K. P. van der Mandele; Prof. Dr. E. Moresco;
Prof. Dr. N. J. Polok; Mr. Dr. L. F. H. Regout; Dr. E.
van Welderen Baron Rengers; Prof. Mr. E. R. Ribbius;
Jan Schilthuis; Mr. Q. J. Terpsts-a; Prof. Mr. F. de Vries.
Gedelegeerd lid: Prof. Mr. Dr.
G. M.
Verrijn Stuart.
Assistent-Redacteur: H. M. H. A. van der Valk.
Secretariaat: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.
Telefoon Nr. 3000. Postrekening 8408.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco P. P. in
iVedert and f 20,—. Buitenland en Iloloniën f 23,— per
jaar. Losse nummers 50 cents. Leden en donateurs van het
Instituut ontvangen het weekblad gratis.

Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abonnement
volgens tarief. Administratie van abonnementen en adver-
tenties: Nijgh
d
van Ditmar’s Uitgevers-Maatschappij, Rot.
terdans, Amsterdam, ‘s-Gravenhage. Postchèque- en giro
rekening No. 6729.

19
MAART
1929.

Verschillende maatregelen, genomen ter verbete-
ring van den toestand op de New Yorksche geidmarkt
en ter bescherming van cle Engelsche goudpositie,
hebben de vrees voor een cl iscontoverhooging van de
Engelsche zoowel als van De Nederlandsche Bank
doen verminderen. De rente voor particulier disconto was in overeenstemming hiermede iets terugloopend. Enkele posten konden tenslotte op
4%
pOt. plaatsing vinden. De noteering voor prolongatierente liep voor-
bijgaand tot
4%
pOt. terug. Daarentegen steeg de
rente voor caligelci van 2% tot 3% pOt.
* *

De Minister van Financiën stelt de inschrijving

open op schatkistpapier op Donderdag 21 Maart as.
Aangeboden worden drie- en zes-maands promessen
en 4% pOt. jaarbiljetten tot een totaalbedrag van

.f
35 millioen. * * *

Op den weekstaat van Dc Nederlandsche Bank geeft
de post binnenlandsche w’issels een daling van
f
2.7
millioen te zien. De beleeningen blijken met
f
4.8 mii-
lioen te zijn toegenomen. Het tegoed van het Rijk, dat
de vorige weekstaat had aan te wijzen, heeft plaats
gemaakt voor een debetsaldo van de schatkist ten he-
drage van
f
12.1 millïoen.

De zilvervoorraad bleef vrijwel onveranderd. De
goudvoorraad verminderde met een goede
f
200.000.
Op te merken valt, dat de noot bij den post Munt
ei Muntmateriaal, die sedert 14 Januari aan den voet
van den weekstaat voorkomt en door middel waarvan

wordt aangegeven, of een gedeelte en zoo ja, welk ge-
deelte van den nietaalvoorraad der Bank zich in het
buitenland bevindt, thans voor de eerste mail een
cijfer te zien geeft en wel
f
23.0 millioen. Blijkbaar
heeft de Bank dus in de afgeloopen week een gedeelte
van haar goudvoorraad naar het buitenland overge-
liracht.

De buitenlandsche uitzettingen der Bank zijn op-
nieuw vrij l)elangrijk teruggegaan. De post papier op
het buitenland daalde met
f
37.1 millioen, terwijl de
diverse rekeningen onder het actief slechts een stij-
ging van
f
2.4 millioen te aanschouwen geven.
De biljettencii’culatie daalde met
.f
8.6 millioen. De
rekening-courant-saldi van anderen liepen met
.f
11.5
millioen terug. Het beschikbaar metaalsaldo steeg met

.f
8.3 millioen. Het dekkingspercentage bedraagt 57.
* *
*

De Dollarkoers bleef ook deze week op het goud-
punt van uitvoer noteeren. Een verder oploopen werd

belet door afgifte van Dollars of Ponden door De

Nederlandsche Bank. De Sterlingkoers was iets beter
in overeenstemming met de betere positie van het
Pond tegenover den Dollar.

LONDEN,
18
MAART
1929.
De geldniarkt stond in het begin van de afgeloopen
week in hooge mate onder den invloed van de vrees
voor een verdere verhooging van het officieele dis-
conto in verband niet den gunstigen stand van den
Dollarkoers ten opzichte van het Pond. Evenwel was
de geldmarkt vrij ruim, zij het tegen hoogere rente.
Dinsdag trad er echter een verbetering van den toe-
stand in, tengevolge van een vastere houding van

den Pondenkoers en van het feit, dat de Bank of
England in staat was om voor £ 221.000 van de
382.000 Zuid-Afrikaansch goud te koopen tegen 84110%, wat ¼ d. lager is, dan zij de vorige week

betaalde, doch nog altijd % d. boven den officieelen
aankoopprijs ligt.

Op Woensdag onderging de koers een verdere ver-
betering. Deze stijging wordt in verband gebracht
met de steunmaatregelen van de Banque de France.
in verband hiermede was de discontomarkt in het
begin der week vrij vast, en werd voor prima drie-

maandspapier 5% pOt. genoteerd, terwijl aan liet
eind van de week de prijzen iets afbrokkelden.

272

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Maart 1929

WAAROM GÉÉN SUBSIDIE AAN DE

NEDERLANDSCHE SUIKERINDUSTRIE?

Door de heeren Van den HeuveL Kortenhorst,

Weitkamp en Bierema, leden van de Tweede Kamer,
is ingediend een ,,Voorstel van Wet tot het verleenen
van tijdelijken steun aan de beetwortelsuiker-indus-
trie hier te lande”. Dit voorstel behelst een steun van
Rijkswege aan beetwortelsuikerfabrikanten en beet-

wortelsuikerfabrikanten-raffinadeurs, bestaande uit
een ,,garantie-premie”, te bepalen op het bedrag,
waarmede de gemiddelde groothandeisprijs van on-
veraccijnsde melissuiker hier te lande daalt beneden

f l’ï
per 100 KG., met een maximum nochtans van

f 1,50
per 100 KG.
In de Memorie van Toelichting motiveeren de voor-

stellers ,,het op zichzelf niet aanbevelenswaardige
middel van een initiatief-voorsteV.’ door te wijzen op

de uitspraak van de Regeering, dat van haar geen

voorstellen zijn te wachten, en op het feit, dat de toe-
stand ,,précair” is en ,,voorziening eischt”. Zij doen

overigens uitkomen, dat hun ontwerp allerminst een afdoende oplossing der moeilijkheden kan brengen;
deze kan – naar hunne meening – slechts worden

gebracht door een internationale conventie, doch tot

zoolang heeft de Nederlandsche Staat – dit is de

opinie van de voorstellers – ,,de roeping”, de teelt
voor verdwijning te behoeden. Zij meenen, dat een productie-premie boven alle middelen de voorkeur

verdient, omdat alles wat op die wijze aan steun ge-
boden wordt aan het beoogde doel ten goede komt, en
omdat ook vôôrdat de Brusselsche Conventie in 1903
tot stand kwam, een dergelijke steunverleening werd

toegepast. Overigens zijn zij zich bewust, dat een prijs

van
f 11
per 100 KG. ligt beneden den kostprijs, welke

zij ineenen te moeten stellen op
f
19 â
f 20
per 100

KG-. suiker, doch zij willen voorkomen, dat de steun
zou leiden tot uitbreiding der productie, terwijl zij
verder aanteekenen, dat zij met het oog op de schat-
kist niet verder durven gaan, dan
f 1,50
per 100 KG.

In de Memorie van Toelichting wordt gezwegen
over de oorzaken van de moeilijkheid waarin de sui-

kerindustrie verkeert. Deze moeilijkheid bestaat uit-
sluitend uit den lagen prijs, waarvoor de suiker mo-
menteel wordt verkocht. Het inzicht van de onder-
teekenaars, althans van den hèer Van den Heuvel,
in de oorzaak van dezen lagen prijs is bekend. In de
interpellatie, die deze heer den 24sten October 1928
tot de Regeering heeft gericht, verklaarde hij ,,dat

de oorzaak moet zitten in de practijken, welke alle

andere suikerproduceerende landen, behalve Neder-
land en Nederlandsch-Indië in steeds. sterker mate
toepassen. Aldeze landen geven een grootere of klei-
nere bescherming aan hunne suikerindustrie”. In het
vervolg van zijn interpellatie heeft hij verder betoogd;

dat deze beschermingspolitiek tot gevolg heeft, dat
het vrije, reguleerende spel der economische krachten
wordt onderbroken, de productie zich niet meer naar
de behoefte regelt, de uitzaai in de beschermde gebie-

den stèeds grooter wordt en daarmede de kwaal steeds
erger. De heer Van den Heuvel heeft toen gezegd:
,,de situatie is een zeer merkwaardige; de suiker wordt
voor een groot gedeelte achter tariefmuren voortgè-,
bracht en daarachter ook verbruikt. Het zijn slechts
de overschotten van enkele gebieden, welke de han –
del verplaatst naar de tekort produceerende gebieden.
1-let overschot van verschillende landen wordt bene-
den den kostprijs op de wereldmarkt gebracht. Dat kan het buitenland doen, wijl het in het binnenland
een prijs krijgt, ver boven den wereldprijs.”

Het is van belang, alvorens de motieven voor steun-

verleening, welke door de onderteekenaren van het
wetsvoorstel zijn naar voren gebracht, nader te on-
derzoeken, éérst na te• gaan, of hun analyse van de
oorzaak van de crisis, als men het zoo noemen mag,
althans die van den heer Van den Heuvel, in elk’
opzicht juist is. Stellig is het lage
prijspeil
niet alleen

het gevolg van verschillende beschermende maatrege-

len. Die wereldprjs toch . wordt gevormd als resul-

tante van aanbod en vraag over het geheele con-

sumptiegebied,
dus over de geheele wereld genomen.

Bij
gelijkblijvende
neigingen en gelijke economische

situatie (en in een betrekkelijk kort tijdsverloop kun-
nen de schommelingen daarin gevoegeljk worden ver-

waarloosd) heeft iedere overheidsaatregel, die de

suiker duurder maakt, de strekking, de vraag te tem-peren, en heeft dus indirect een verlagendeu invloed
op den wereldprijs van het artikel. En omgekeerd

heeft iedere regeeringssteun aan een industrie, die
zonder dien steun niet kan produceeren beneden of

tegen den prijs, die uit het evenwicht van wereld-

vraag en -aanbod wordt geboren, de tendenz een pro-
ductie in stand te houden, die niet economisch is,
waardoor kunstmatig wordt tegengegaan, dat dit

evenwicht tusschen vraag en aanbod tot stand komt

bij een hoogeren wereldprijs. Nu. is inderdaad den

laatsten
tijd
de steiging van de productie grooter ge-

weest dan die van de consumptie. Een daling van

het wereld-prijsniveau is dus verklaarbaar, want ee

deel van deze geproduceerde suiker is ten slotte te

hoog
geprijsd
geweest voor de beurzen van de ver-

bruikers. De bezitters van de suiker trachten dus
vraag naar hun bezit te verwekken, door het product
lager aan te bieden. Nu is het duidelijk, dat, naar-

mate de op den consumentenprijs drukkende belasting
relatief een grooter deel van den eindprjs vormt, ook
een grootere verlaging van dn grondprijs nood.ig is,
om de vraag eenigszins aan te wakkeren. Gesteld, dat

vast stond, dat
5
pOt. verlaging van den detailprjs

een verhooging van de vraag van eveneens
5
pOt. ten

gevolge heeft, dan zou,
bij
een marktprjs van bijv.

f 15
en een accijns van
f 15,
de marktprjs met 10 pOt.

(f 1.50)
moeten dalen, om tot resultaat te hebben een

stimuleering van de vraag met
5
pOt.. (5 pOt. van

f
30 is
f
1.50). Waar de wereld-suikerproductie ge-

stegen is boven de consumptie, en verder het artikel

bijna overal zwaar belast wordt, voor het den verbrui-
ker bereikt, is het dus verklaarbaar, dat de verlaging

van het wereld

prijsniveau betrekkelijk zeer groot is.
Deze prijsverlaging zal doorgaan, tot consumptie-

vraag en productie-aanbod weer met elkaar in even-
wicht zijn gekomen. Hoe ontstaat deze evenwichtstoe-

stand? Doordat eenerzijds de productie wegvalt in diè
gebieden, waar de omstandigheden van den landbouw,
voornamelijk bodem en klimaat, doch ook arbeid, een
beletsel vormen tot voortbrenging tegen dien lageren
prijs, terwijl anderzijds het verbruik door de lagere
prijzen gestimuleerd wordt. Wat doen nu evenwel
verschillende productielanden en zulks op verzoek van de suikerfabrikanten zelf? In stede van leering
te trekken uit het verlaagde prijspeil, beletten zij

het
vrije
ipel der economische krachten; zij overbrug-

gen het -verschil tusschen de eigen voortbrengingskos-
ten en den wereldmarktprijs door verhooging van het
invoerrecht, waarmede zij een eigen nationaal prijs-
peil vestigen, of wel zij subsidieeren de industrie zoo-
danig, dat het lagere prijspeil haar niet deert, kort-
om zijdoen juist datgene, wat noodzakeljkerwijs moet
strekken om de crisis te verergeren, immers zij stimu-

leeren een oneconomische productie en belemmeren het ontstaan van een grooter verbruik, doordat zij de
prijzen voor den verbruiker hoog houden.

De verschillende regeeringsmaatregelen, waarop
door den heer Van den 1-leuvel in
zijn
interpellatie

werd gedoeld, hebben dus de bestaande overproductie
niet zoozeer veroorzaakt, doch zij hebben de gevolgen
van die overproductie verscherpt en zij hebben de
natuurlijke geneesmiddelen tegen dat euvel buiten ge-
vecht gesteld, ergo houden zij het herstel tegen. Ten-
minste, als men onder herstel den toestand verstaat,
dat het product wordt voortgebracht dââr, waar bo-
dem, klimaat en. arbeid daarvoor het meest geschikt
zijn.

De wereld heeft, hoezeer het verbruik in sommige
landen nog belangrijk zou kunnen worden opgevoerd
en hoezeer dat in het belang van de bevolking zoude

20 Maart 1929

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

273

zijn, ten slotte geen onbeperkte behoefte aan suiker.

indien dus de beschermende landen door zouden blij-
ven gaan met het bevorderen van oneconomische pro-
ductie binnen de eigcn landsgrenzen en de vrije lan-
den blijven haar vrije productie op een peil houden,
dat ligt hoven wat de consumptielanden boven de

eigen productie kunnen gebruiken, dan zou het onver-

koopbare surplus hoe langer hoe grooter worden, de

prijs zou nog meer dalen, en het
bedrijf
zou voor aflen

nog ruïoeuzer worden. Neemt men aan, dat de landen,
die thans beschermende maatregelen hebben getroffen

daarmede consequent door zullen gaan, zoodat dus
hun eigen productie niet vermindert, dan zou den

producenten in de vrije landen eenvoudig niets an-

cicrs overblijven, dan er het bijltje bij neer te leggen,
resp. tot een andere cultuur over te gaan Verminde-
ring van de productie, dus van het aanbod, ergo prijs-
verhoeging, is dan het gevolg. Wat is er dan ten slotte gebeurd? Dit, dat in de streken, welke klimatologisch

voor de cultuur het meest geschikt zijn, getuige de
lage kostprijs waartegen de voorthrenging kon ge-
schieden, de cultuur, althans gedeeltelijk, is verdwe-
nen. In de plaats daarvan is een cultuur ontstaan in
streken, waar ze economisch gesproken, niet in het
optimum staat, getuige het, feit, dat ze alleen tot
stand kwam, of in stand bleef, doordat zij steun
ontving. De kostprijs zal dan ook beduidend hooger

zijn. Dit zal tot gevolg hebben, dat ôf de verbruiker
veel meer zal hebben te betalen, òf dat debelasting-hetaler voor het te overl)ruggen verschil wordt aan-
gesproken. En dit doet het al aanstonds onwaarschijn-
lijk lijken, dat het ooit zoover zou kunnen komen. Dit
wil niet zeggen, dat de tegenwoordige situatie niet
een tijdelijke productieverminderirig in sommige na-
tuurlijke productielanden ten gevolge zou kunnen
hebben. Dit blijft zeer goed mogelijk en zelfs zeer
waarschijnlijk. Doch deze productievermindering kan
alleen tot stand komen, door het opleggen van enorme
lasten aan de beschermende landen. Dat moet op den
duur critiek uitlokken hij verbruikers en belasting-
hetalers, die vanzelfsprekend aan zullen gaan dringen
op een herstel van de natuurlijke verhoudingen. Men

zal in gaan zien, dat het ten slotte de wetten der
natuur zijn, die voor het grootste deel bepalen, waar
bepaalde iandbouwproducten zullen groeien, en dat Men. deze wetten niet straffeloos kan gaan contra-

rieeren.

Deze analyse van de grondoorzaak van de crisis
heeft ons doen zien, dat er stellig geen aanleiding is
om te verwachten, dat de door den heer Van den Heu-
vel c.s. aanbevolen maatregel, zelfs ook maar een
voorloopige
oplossing zoude kunnen zijn.

)nderzoeken wij, wat door de voorstanders van de
steunregeliig alzoo wordt naar voren gebracht, dan
ontmoeten wij de volgende argumenten:

1. De soikerhiet is een onmisbare, althans wen-
schelijke, schakel geworden in den vruchtwisselings-
cyclus, omdat zij een diepe grondbewerking vereischt,
dankbaar is voor goed wieden, een diep wortelstelsel
heeft, en goede hemesting vraagt. De oogsten, volgen-
de op de hietenoogsten zijn daardoor grooter, dan zij
zonder die hietencultuur geweest zouden zijn. Doch
dit moet juist een reden te meer zijn, om er van af
te zien te trachten uit deren heelen vruchtwisselirigs-cyclus d6n schakel, ni. de biet, te isoleeren, ten einde
daarvan een exacte nota van debet en credit op te maken. Immers, dit is juist de kardinale moeilijk-
heid, die de landbouwboekhouding aankleeft, dat alles
in elkaar grijpt, dat een nadeel op het eene hedr.ijfs-
onderdeel een voordeel op het andere heteekent. Wie,
dit inziende, desniettegenstaande wil trachten zich
een financieel beeld te verschaffen van een bepaalde
cultuur, moet dan, noodzakelijkerwijs, alle indirecte
voor- en nadeelen in geld waardeeren en in zijn be-
cijfering in aanmerking nemen, en te meer heeft hij
dien plicht, wanneer hij voor het nadeelige saldo zijner
rekening een nota bij den Staat zal indienen! De
voorstellers zijn in gebreke gebleven, dat te doen.

De veeteelt heeft het loof, de koppen en de pulp

en melasse rioodig, wordt betoogd. Doch dan moet ook
de geidswaarde van deze bijproducten worden bepaald

op de waarde, die uit al deze voordeelen voortvloeit,
en niet slechts op de handelswaarde, die wellicht
ergens tusschen landbouwer en veehouder tot stand
komt. Immers, de veeteelt c.a. is 66k een schakel in

de geheelen voortbrengingscyclus ten platten lande.
De mogelijkheid van de teelt van rendabele ge-wassen in den landbouw is klein en het daaruit weg-

vallen van een zoo belangrijk onderdeel als de beet-
wortel zou de weinige perspectieven nog zeer ver-

minderen, betoogde de heer Van den Heuvel in zijn interpellatie van 24 October 1928. Als het zoo is, is

het treurig met ons Vaderland gesteld, en vraagt men
zich af, waar onze oriloochenhaar aanwezige, betrek-
kelijk groote, volkswelvaart dan wel vandaan komt.
Maar gesteld, dat het zoo ware, zou men dan werke-
lijk nieenen, dat men de rentabiliteit van een land-

bouwproduct door middel van overheidsmaatregelen
zou kunnen verhoogen? Nogmaals, deze rentabiliteit
spruit voort uit physieke, van onzen wil goeddeels
onafhankelijke, omstandigheden. Dc verhooging van
de rentabiliteit, dlie door den heer Van den Heuvel

wordt nagestreefd, is in wezen geen iritrinsieke ver-betering van de situatie van liet Product ten opzichte van de wereldmarkt, doch eeû bloote vermogensver-
schuiving.

Het stopzetten van de bietencuituur zou het
waardeloos worden van het in de 16 fabrieken gesto-
ken kapitaal, geschat op
.f
60 millioen ten gevolge
hebben, terwijl participanten in de nieuwere, nog
onvolledig geamortiseerde coöperatieve fabrieken,
wellicht zullen hebben bij te passen.
Dat de mogelijkheid van buiten hedrjfstelling hij
de tegenwoordige suikerprijzen, vooral voor fabrieken,
die gee.n ressoorces hebben, om op terug te vallen,
bestaat, zal zeker niet worden ontkend. Of dezé bui-
tenbedrijfstellirig permanent zal zijn en dus zal leiden
tot een waardeloos worden der hedrijfsrniddelen, zal
van de ontwikkeling van den toestand afhangen, doch
ook zeer zeker duirvan, of de economische basis van
de Nederl andsche l)i etencultu ur en sui ken ndu stri e
zoodanig is, dat hij vr.ij ruilverkeer het eindproduct
als regel beneden den natuurlijken marktprijs kan
worden voortgebracht. Dat coöperanten misschien in een enkel geval zullen hebben bij te passen, is even-
min onmogelijk. Doch dit kan hoogstens leiden tot de
vraag of het wijs beleid is, dat het gestort coöperatief
kapitaal zoo beduidend hij de werkelijke kapitaalsbe-
hoeften ten achter blijft.
De vrachten en de arbeid vertegenwoordigen een
zoo aanzienlijk bedrag, dat ,,het wegvallen van de
biet, geheel of gedeeltelijk, uit het productieproces
onafzienbare schadelijke gevolgen voor de betrokken streek heeft.”
Niemand zal ontkennen, dat schippers en andere
vervoerders een aanzienlijke som hcuren voor het
vervoer van bieten van het land naar de fabriek, even-
min, dat er een groot bedrag op den akker wordt ver-

bond en ook niet, dat de fabrieken veel werk ver-
schaffen in een tijd van het jaar, dat de werkgelegen-
heid eerder schaarsch dan overvloedig is. Tôch wordt
dit beroep op den loonfactor ten onrechte gedaan,
omdat men niet tevens aantoont, en niet kn aantoo-
nen, dat die schippers en andere vervoerders dan
niets in de plaats van de bieten te vervoeren zouden
krijgen, voor de werklieden geen ander werk zou wor-
den gevonden, kapitaal, land, vernuft en energie, tot
dusver gebruikt in de bietencultuur en de suikerin-
dustrie dus voortaan volkomen werkloos zouden blij-ven. De practijk bewijst evenwel, en wie twijfelt ver-
diepe zich nog maar eens in de geschiedenis van de
industrialisatie in de negentiende eeuw, dat, waar de
bakens worden verzet, waar men oude methoden ver-
liet voor nieuwere, men
altijd,
en in stijgende mate,
kapitaal en arbeid beide noodig had, en de voortschrij-
dende welvaart van ons volk is een bewijs, dat men
zich daarover niet ongerust behoeft te maken. Doch

274 ”

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Maart 1929

het is een economische ongerijmdheid, dat men de

productiefactoren zou willen dwingen in een baan te
blijven, waarin zij, gezien de ontwikkeling der dingen

buiten ons Vaderland, op een zeker oogenbiik althans,

niet thuis behooren. Met een dergelijke voogdij is de arbeid zelve, die in de a]lereeï’ste plaats belang heeft
hij haar rationeele organisatie, zeer zeker niet gebaat.
Dit zijn de meest op den voorgrond tredende mo-
tieven geweest, door den heer Van den Heuvel in
zijn interpellatie ter bepleiting van steun aan de sui-
kerindustrie naar voren gebracht. Zij zijn alle ondeug-

delijk, en vormen daardoor een slechten ondergrond
voor het voorstel, aanneming waarvan overigens geen

ander gevo]g zou kunnen hebben dan dat bijgedragen

wordt tot verscherping van de situatie, in plaats van
tot oplossing ‘an de kwestie.

Voor het Nederlandsche Parlement is er evenwel

nog een bijzondere reden om het wetsvoorstel van den
heer Van den Heuvel c.s. te verwerpen, en dat’ is het
feit, dat het tevens rekening zal hebben te houden met

de belangen van 3ava als groot-producent. Immers,
wordt het voorstel, aangenomen, dan schaart Neder-

land zich ‘aan de zijde diergenen, die door maatrege-
len, welke het vrije ruilverkeer belemmeren, de be-
langen schaden van verbruikers, belastingbetalers en

cle producenten met den laagsten kostprijs. Onder de
laatsten behoort ook sellig Java, dat aangewezen is
op een uitvoer van 3 milli.oen ton per jaar. Deze 3 mii-
lioen ton worden voortgebracht tegen een kostprijs

die, bij vrij ruilverkeer,’ de zekerheid van loonenden

afet in zich houdt en die daarmede aan Nederlandsch-
Indië de waarborgen geeft v6or een leidende rol tn

de wereldsuikerindust’rie met alle gunstige gevolgen
daarvan voor Nederlandsch-Indië en Nederland beide.

Hoe meer nu de crisis ten gevolge van de beschrvén
maatregelen wordt verscherpt, hoe grooter de schade

voor J’ava en Nederland en hoe grooter de kans wordt
op eèn tijdelijke verstoring van den regelmatigen

gang van zaken in de Java-suikerindustrje, die voor
het economische bestel 1jan de beide deelen des Rijks van zoo groot belang is.

En ?ok &h’trom geen subsidie aan de Nederland’sche’
suikerindustrie.

G
. A. P. WYER.

DE NEDERLANDSCHE KATOENINDUSTRIE IN 1928.
II (Slot).

De uitvoer van katoenen manufacturen heeft in
.19,28 bedragen:

,KG. netto

Ter waarde van

Ougebleekte mamifacturen
. . 1.748.000

f
3.419.000
Gebleekte

,

.,

. .
16.267.000

51.119.000
Geverfde

. . 3.179.000

10.072.000
Becirukte, al of niet tevens

gebleekte of geverfde man.
‘2.561.000

13.879.000

Bon t
geweven manufacturen
6.392.000

23.412.000

totaal ….
30.47.000

f101.901.000 –

tegen
in 1927 . . . . 28.688.000

94.067.000

terwijl nog aan katoenen dekens werd uitgevoerd:

in 1928 8.945.000
KG. ter waarde var
f
10.739.000
1927 8.827.000
..

,,

. ,,

,,

,,
10.286.000
Deze uitvoer is, irat de hoveelheid betreft, voor
ongebleekte nianufacturen verder “verminderd, voor

geverf de en hedrukte manufacturen vrijwel geheel
onveranderd, terwijl de bontgeweven manufacturen
een: kleine vermeerdering aangeven. De uitvoer van
gebleekte manufacturen is echter met ca. 10 pOt.
ve±rnerderd, zoodat de vermeerdering van den uit-
voer vrijwel geMel. voor rekening van deze gebleékte
manufacturen komt. De gbmiddelde waarde der uit-gevoerde manufacturen, die in 1926
f 3.57
per KG.
bedroeg, was in 1927 gedaald tot f
3.28 per HO.,,
doch
i11
1928 weer gestegen tot”f 3.38 per HO.
Verder zijn er nog verschillende producten der
Nederlandsche katoenindustrie, die ‘in de statistiek
niet al, manufacturen vermeld worden en toch voor
deis uitvoer van belang zijn. Als zoodanig mogen o.a.
genoemd worden:

Tafel- eni servetgoed, handdoeken en ander huis-houdgoed, zoowel afgepast als aan het stuk; bedde-
lakens en sloopen, zoowel van linnen, halflinnen en

katoen, die toch hoofdzakelijk uit ‘katoen bestaan,

waarvan in 1928 werden uitgevoerd:
1.094.000 KG. ter waarde van
f
3.906.000
tegen
1,164.000 ,,

,,

,,

,, ,,
3.547.000 in 1927.

Gebreide- en tricot-goederen, waarvan de uitvoer
bedroeg in:

1928: 1.126.000
KG. t,er waarde van
f
3.546.000
1927: 1.071.000

.,

..

.,

,,

.,
3.216.000

Katoenen band en veters, waarvan werden uitge-
voerd:

1928: 193.000
KG. ter waarde vaii
f
612.000
1927: 217.000
,,

,,

.,

,,

,,
658.000

Manufacturen van echte zijde of van
kunstzijde
met
andere stoffen (behalve wol):

1928: 342.000 KG. ter waarde van
f
2.182.000
1927: 106.000

,,

.,

,,

‘.,

.,

666.000

‘luweel en peluche (lang- en kortharig):

192: 251.000
liG. ter waarde van
f
1.231.000
1927: 216.000 ,,

.,

,,

,,

.,
1.024.000

De lii erboven vermelde uitvoer van manufacturen

van echte
zijde
of kunstzijde gemengd met andere stof-
f en, dus in dit geval
waarschijnlijk
grootendeels ‘be-
staande uit manufacturen van katoen en kunstzijde,
bedroeg in. 1926 nog slechts 26.000 HO. ter waarde van

f
198.000 en i.s deze hoeveelheid dus’in de laatste twee’
jaren wei zeer sterk toegenomen. Dit
wijst
ook wel op
een grooter verbruik van kunstzijde in de ‘katoenin-

dustrie, welk verbruik t.z.t. uit de productie-statistiek
zal blijken, daar vanaf 1 Januari 1928 dit verbruik
op de productiestaten afzonderlijk wordt vermeld.

Voor de wolnijverheid en de tricotagefabrieken is
dit verbruik wel reeds eenigszins bekend, daar in de
productie-statistiek voor deze industrieën sedert
eenige. jaren een rubriek bestaat, voor de wolnijver-
heid van: ,,zijde, kunstzijde, afval daarvan en garens”,
en voor de tricotagefabrieken van: ,,andere garens,
wo. kunstzijde, zijde, rameh, enz.”, welke beide rubrie-
ken in werkelijkheid wel hoofdzakelijk uit kunstzijde

zullen bestaap. Als men dit aanneemt, krijgt
men een
verbruik in cle wolnijverheid van:

34.000
KG. in
1926,
en

44.000 ,,

,, 1927

en vooi de tricotagefabrieken van:

1.8.000
KG. in
1926,
en

39.000 ,,

,, 1927

welke hoeveelheid voor deze industrieën resp. 0.4 pOt.
en 1.2 pOt. van de totale hoeveelheid der daarin ge-
bruikte grondstoffen uitmaakt.
Ofschoon dus over het kunstzijdeverbruik ‘in. de ka-

toenindustrie hier te lande nog geen betrouwbare ge-
gevens bekend zijn, mag men toch wel aannemen, dat
dit verbruik geleidelijk toeneemt. Ook in Lancashire
is zulks het geval en blijkt dit o.a. uit de uitvoeren
van manufacturen, gemaakt van kunstzijde en katoen,
uit Engelaiid, welke uitvoer bedroeg in:

1926
……
60.4
millioen square yards
1927
…..
.. 72.4

1928
……
99.4

bij een totaal-uitvoer van katoenen manufacturen in

1928 van 3.867 millioen square yards.

Of de toeneming van dit verbruik van kunstzijde in
de katoenindustrie wel zon groot is, als men in de
kringen van de kun.stzijde-industrie verwacht heeft,
is niet waarschijnlijk. De productie van kunstzijde is
in de laatste jaren zeer snel toegenomen en men krijgt

wel den indruk, dat,
terwijl
eenige jaren geleden de
consumptie van dit artikel grooter was dan de pro=
ductie, thans eenigszins een daaraan tegenovergestelde
toestand is ingetreden. De groote uitbreiding van de
kunstzijde-productie is echter gedeeltelijk wel een ge-
volg van de groote winsten, die in deze branche wer-
den ‘gemaakt en nu deze winsten waarschijnlijk succes-
sievelijk kleiner zullen worden, zal de animo om maar
iteeds nieuwe kunstzijde-spinnerijen te bouwen, ook
wel verminderen.
De uitvoer van katoenen stukgoederen heeft, wat
de landen van bestemming betreft, bedragen:

20 Maart 1929

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

25


Europa:
KG. netto
Ter waarde ven
Gr.

Brittannië

………….
2.1.11.000
f

7.725.000
Noorwegen

……………..
552.000
,,,

1.529.000
i)enemarken.

…………….
.

265.000
,,.

472.000
Uur.

Turkije

……………..
1.50.000
,,

468.000
België

…………………
1.39.000
586.000
Duitschland

…………….
91.000
156.000
Griekenland

…………….
68.000
,,

225.000
Finland…………………
60.000
181.000
Zweden

………………..
27.000
53000
I3oelgarije

……………….
22.000
,,

77.000
Oostenrijk

………………
1.4.000
77.000

Azië:

1
K.G. netto
Ter w’aarcjo ve ii
Ned.

0.-Indië

……………
16.858.000
f55.102.000
Eng-Indië

……………..
1.095.000
7.145.000
Ceylon

…………………
562.000
2.149.000
Malakka
&
N. W. Borneo
.
381.000
,,

1.576.000
Siam

……………………
378.000
,,

1.394.000
China

………………….
202.000
496.000
Hongkong

……………..
95.000
,,

246.000
Arabië

…………………
36.000
,,

149.000
Az.-Turkije

……………..
25.000
117.000

Afrika:
KG. netto Ter waarde van
13r.

bez.

0.-Afrika

…………
1.447.000
f

4.669.000
Br.

W.-Afrika

……………
754.000
,,

4.906.000
Fr.

W.-Afrika

…………….
534.000
,,

2.149.000
Port.

O.-Afriki

………….
277.000
1.151.000
Egypte

………………….
270.000
,,

728.000
Z.-Afrika

……………….
254.000 765.000

Amerika:

KG. netto Ter waarde vail
Argentinië

…………….

864.000

f 2.382.000
Canadt

………………..
80.000

,,

224.000
Uruguay ……………….
32.000

,,

86.000
Suriname ………………..
31.000

,,

98.000
V. S. Arnerik

…………..
19.000

99.000

De uitvoer naar Nederlandsch-Indië, die in de
laatste jaren geleidelijk gedaald was van 68 pOt. tot
50 pOt. van de totale uitvoeren uit Nederland is in
het afgeloopen jaar relatief wéer grooter geworden
en heeft thans 54 pOt. van dezen totaal-uitvoer bedra-
gen. U:it de invoercijfers van katoenen manufacturen op Java en Madoera gedurende de eerste 10 maanden
van 1928 blijkt, dat de totaal-invoer gedurende dit
tijdvak van het afgeloopen jaar voor de 5 voornaamste rubrieken reeds
.f
00.2 millioen heeft bedragen, tegen
een invoer van
f
1.01.9 millioen voor dezelfde rubrie-
ken gedurende het geheele jaar 1927, zoodat de totaal-
invoer van katoenen manufacturen op Java en Ma-
doera gedurende 1028 waarschijnlijk 6 á 8 pOt. grooter
zal zijn geweest dan in het voorafgaande jaar. Uit do
Nederlandsche uitvoercijfers mag men thans wel reeds

concludeeren, dat het percentage van Nederlandschen
oorsprong van deze invoeren in 1928 niet verder ver-
mi nderd is en waarschijnlijk zelfs iets grooter zal blij-
ken te zijn geweest dan in het voorafgaande jaar. Ook blijkt uit deze voorloopige invoercijfers, dat de Japan-
sche invoeren, ofschoon nog steeds zeer belangrijk, ge-
durende liet afgeloopen jaar relatief niet verder zijn
toegenomen en percentsgewijze waarschijnlijk iets zijn
verminderd. Over de groote heteekenis van de Japan-
.sche concurrentie in het Verre Oosten zijn in den laat-
sten tijd in ons land verschillende gegevens gepubli-
ceerd. Eerst heeft de Heer J G. Bendien, Consul der
Nederlanden te Bombay, einde 1927 een hochure uit-
gegeven over den ,,Achteruitgang van den Nederland-
schen IrIandel”, die zeker alle aandacht verdient en
waarin de schrijver vooral wijst op de goede en sterk
dooi’gevoerde organisatie op handeisgebied in Japan.
Daarna is door de Sub-Commissie uit de Commissie
voor de Economische Politiek een rapport van den
Heer W. H. de Roos, wnarn. Consul der Nederlanden te Kobe, over ,,De Japansche Katoenindustrie” uitge-

geven, welk rapport zeer waardevolle en uitgebreide
gegevens bevat over het ontstaan, de ontwikkeling en
de tegenwoordige toestanden van de katoenindustrie
in dit eilandenrijk. Eindelijk heeft deze zelfde Sub-
Commissie de kwestie van de Nederlandsche uitvoeren
naar Nederlandsch-Indië in studie genomen en is door
een daarvoor benoemde Commissie van Bijstand onder
voorzitterschap van den Heer F. K. J. Heringa eenige
maanden geleden een rapport uitgebracht, dat even-

eens is gepubliceerd, waarbij voor zeer vele invoerar-

tikelen de landen van herkomst zijn nagegaan.’) Men
kômt dan tot de conclusie, dat het aandeel van Ne-
derland in deze invoeren, dat in 1913 nog 33 pOt.

bedroeg, over 1927 tot 17.8 pOt. is verminderd, terwijl
de cijfers voor de verschillende rubrieken vele gege-

vens bevatten, die voor de betrokken industrieelen en
handelaren
waarschijnlijk
van groote waarde zullen
zijn. –

Op de Japansche concurrentie in. Nederlandsch-

Indië is, wat de katoenen manufacturen betreft, door
schrijver dezes reeds in zeer irele van deze jaarversla-
gen de aandacht gevestigd. De gegevens, die het boekje
van den heer De Roos bevat, bevestigen ten volle de
pessimistische beschouwingen vroeger over deze con-
currentie gehouden en men zal er rekening mede

moeten houden, dat ook in de komende jaren een zeer
groot gedeelte van de behoefte aan manufacturen vnu
ht Verre Oosten door de weeftouwen in Japan en
‘China zal worden geproduceerd. De totale uitvoer van
katoenen manufacturen uit Japan bedroeg in:

1925 ……432
millioen yen
1928 ……418
1927 ……383

terwijl volgens de voorloopige cijfers deze uitvoer over
1.928 weer vrij belangrijk is toegenomen. Of deze uit-

voer relatief verder zal toenemen, zal grootendoels
afhangen van de verdere ontwikkeling dezer landen op
sociaal en economisch gebied. In Japan zal waar-
schijnlijk met ingang van 1. Juli 1929 de nachtarbeid voor- vrouwen en kinderen worden afgeschaft, waar door de productiekosten daar te lande eenigszins zul-len toenemen. In China is men nog niet zoo ver en de
gegevens, die van daar bekend zijn, geven wel zeer sterk den indruk, dat, niettegenstaande de onzekere
politieke toestanden en de daaruit gevolgde hedrijfs-
storingen en groote mutaties van personeel, de pro-
ductiekosten toch lager zijn dan in Japan, zoodat ma-

nufacturen uit deze Chineesche fabrieken ook reeds
op eenigszins belangrijke schaal op verschillende an-
dere markten wo. Nederlandsch-Indië, worden geïm-
porteerd.

De verdere uitbreiding van deze industrieën zal

hoofdzakelijk afhangen van de finantieele resultaten,
die
zij
in de komende jaren zullen 1)ehalen. Wordt er
veel geld verdiend, zoo zal men gemakkelijker nieuw kapitaal kienen verkrijgen voor uitbreiding en nieuw-

bouw, terwijl, wat China betre:f t, de verdere ontwikice-
[ing van de politieke toestanden natuurlijk grooten
invloed zal hebben. Het is dus voor hen, clie belang
hebben bij do Europeesche katoeni ndustrieën, die
tegen de industrieën in het Verre Oosten moeten con-
curreeren, wel zaak, goed op de hoogte te zijn van
de toestanden in die landen. Het is daarom te hopen,
dat het niet bij de enkele publicatie van het werkje
van den heer De Roos zal blijven, doch dat onze con-
sulaire dienst in Japan er voor zal zorgen, dat deze gegevens niet alleen periodiek, worden aangevuld,
doch ook verdere wetenswaardigheden omtrent de
ontwikkeling der katoenindustnie daar te lande gere-
geld worden gepubliceerd. Ditzelfde geldt ook voor
de andere problemen, die voor onze export-industrieën
van belang kunnen zijn en het is zeker wel gewenscht
dat het contact tussehen de leiding onzer consulaire
ambtenaren en de industrie zoodanig wordt, dat ook
in de toekomst zooveel mogelijk aandacht wordt be-
steed aan de factoren, die de ontwikkeling onzer
export-industrie op de huitenlandsche markten belem-
meren. Op deze wijze is wel degelijk een vruchtbare
samenwerking mogelijk en het is te hopen, dat de
oplossing, die men naar aanleiding van het onderzoek
der Commissie-Posthuma zal treffen, zoodanig zal
zijn, dat deze samenwerking in de toekomst gunstige

resultaten zal opleveren. Op dit gebied kan onze .Rc-
geering zeker nog nuttig werk voor onze export-in-
dustrie verrichten, vooral indien ook uit de indus-
trio zelve eenige medewerking wordt getoond en men

1)
Zie E.-S. . B. ,van
21 Nov. 1928

276

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20
Maart 1929

daar bereid zal blijken te zijn,waar noodig, en voor-
al ook tijdig, de aandacht te vestigen op de moeilijk-

heden, die men ondervindt. J. G

BELGISCHE KOLENSYNDICATEN.

Bet is een opmerkelijk verschijnsel, dat in België

de bankconcentratie zich veel sneller voltrokken heeft
dan de industriecle concentratie. Een zeer groot ge-

deelte van Belgisch credietwezen wordt gecontroleerd

door twee. groote banken, de ,,Société Générale de Bel-
gicue” en cie ,,Banque de Bruxelles”. Slechts één groep

van meer dan plaatselijk belang kan buiten deze bei-

(ten nog genoemd worden. Het is die van den Belgi-
schen Boereubond. Daarentegen is het industrieele
beleid zeer versnipperd. De bedrijven zijn over het
algemeen niet groot en tussehen de verschillende on-

dernemingen bestaan weinig prijsafspraken, om van
arbeidsverdeeling geheel te zwijgen. Door vrijwel alle
bestudeerders der-Belgische economie is dit steeds als
een van hare zwakke punten beschouwd. Vooral voor

hare twee grondpeilers, de steenkool en de zware me-
taalindustrie biedt dit bezwaren. Voor de steenkool-
industrie, omdat de mijnen, doördat zij, mede van

de oudste in Europa, dikwijls klein zijn, en de exploi-

tatie en de verkoopkosten daardoor zwaarder drukken
dan noodig en wonschelijk is; voor de metaalindus-
trie daarenboven, omdat de zoo noodzakelijke verdee-

ling van den arbeid er door wordt onmogelijk ge-

inn akt.

Voor dc steenkoolmijnen wërden de laatste jaren
de nadeelen van dezen toestand dubbel zwaar gevoeld

vanwege de moeilijke positie, waarin, deze industrie
verkeert, wat niet alleen in België het geval is. De
moeilijkheden van de steenkoolmiinen in Wallonië

zijn zelfs vrijwel geheel aan dezelfde oorzaken te wij-
ten als die in Engeland. Oude mijnen, met ccci ver-
ouderde outillage, waarvan do moderniseering niet

meer loont, omdat de mijnen reeds vrij ver geëxploi-
teerd zijn. De lagere bonen hebben echter ten gevolge,
dat de technis.he positie, die nog ruim zoo slecht is
als die in Engeland, toch een minder slechten econo-

mischen toestand laat bestaan.

In den laatsten tijd kwamen andere factoren de

noodzakelijkheid van het treffen van maatregelen ver-

sterken. Tot hiertoe heeft nog steeds de Belgische in-clustrie geprofiteerd van de marge, die bij de stabili.-
satie van den Belgischen franc gelaten is tusschen
cte binnenlandsche en de buitenlandsche waarde van
het geld. T-Jet is wel opmerkelijk, dat deze aanpassing

zoo lang geduurd heeft en de voordeelen, die hieruit
voortvloeien zoo lang konden blijven bestaan.

T-Jet langzame tempo, waarin deze aanpassing is ge-
schied, is een bewijs van (le technische vaardigheid
van de Belgische bankiers. Maar nu is stilaan het in-

dexeijfer zoozeer gestegen, dat de marge verdwijnt.
Ja het jaarverslag van. de ,,Société Générale” – een
stuk, dat steeds belangrijke gedachten bevat omtrent
de ontwikkeling van het econonuisch leven in België
– over het jaar 1.98, wordt daar met nadruk op ge-

WOZCU.
Het is nu opmerkelijk, dat de verder gevorderde

baiikconcentrat.i.e het gemi.s aan industrieele concen tratie wil compenseeren.. 1)eze bankconcentratie is na
de stabilisatie nog verder gegaan. De ,,Soci.été Géné-
rale” en de ,,Banciue de Bruxelles” tusschen dewolke

vroeger een hardnekkige
strijd
bestond, die soms zeer
scherpe vormen hoeft aangenomen, hebben de laatste
jaren althans de scherpe hoeken van hun antagoni.s-
me afgerond. In de koloniale economische politiek
treden zij samen op. Ook met de Bank van den Boe-
renhond – de derde bank van het land – zijn ver-
bindingen tot stand gekomen (gemeenschappelijk be-

zit van de rnijnconcessie Houthoelen). Nu heeft deze samenwerking ook op het gebied van
cie steen.koolindustrie resultal;en opgeleverd in de
oprichting van het ,,$yndicat Beige des Ookes et
Charbons á coke” en van het ,,Comptoir Belge des

Oharbons industriels”. Daarmede zijn verkoopkartels
in het leven geroepen, waarbij in de derste plaats de

door de beide groote banken gecontroleerde steenkool-

mijnen zijn aangesloten, en verder, al diegene, waarop
zij invloed kunnen uitoefenen langs inclirecten weg.
De persoonlijke invloed toch speelt in het Belgisch

zakenleven eèn groote rol. Dit heeft zeker dit voor-
deel, dat, de coocentratiebeweging er ‘niet in dezelfde’

mate gepaard gaat met de nadeelen van het functio-

narisme, als elders optreden.

Het zijn uitsluitend Henegouwsche en Viaamsch-
Limhurgsche mijnen, die bij deze verkoopkartels zijn

aangesloten. Dit zijn diegenen. die in de slechtste en
diegenen, die in de beste technische positie zijn. Op

merkelijk is de onthouding van de Luiksche mijnen.

Er is wel gesproken over een apart Luiksch kartel,

maar dit schijnt een vrome wensch te zijn gebleven.
De Luiksche mijnenverkeeren in veel betere econo-
mische omstandigheden dan de Henegduwche, die

rich nu echter van den steun van de Limburgsche

mijnen verzekerd hebben. In deze combinatie komt nu
weer een zwak punt naar voren van eene concentra-
tiebeweging, die in hooge mate- door persoonlijice fac-
toren w’ordt geleid, door toevallige hezi.tsverhoudin-

gen wordt beheerscht. Want het is zeker, dat voor de
Limburgsche mijnen met hun veel grootere producti-

viteit, huti absoluut moderne installaties .en hun on-
geschonden rijkdommen een andere prijspolitiek won-

schelijk is, dan voor de 1-lenegouwsehe. Men schijnt
wel aan een aparte Limbirgsche organisati te heb-
ben gedacht. Er hebben geruchten geloopen van een

concentratie, – die dan verder gegaan zou
zijn
dan

de inrichting van een verlcoopkartei – rond de Mij.
,,André Dumont” maar voorloopig schijnt daar niets

van te komen.

Het is te verwachten dat, wanneer met de Luik-
sehe mijnen geen overeenstemming is te verkrijgen,

de concurrentie tusschen beide groepen eerder hef-
tiger dan beperkter zal worden. Maar in elk geval

blijft het voordeel van de rationeele verkoopsorgani-
satie, die nu mogelijk wordt. De tusschenhandel ziet
deze rationaliseering niet zonder vreezen tegemoet.
En waarschijnlijk voor een deel terecht. De huiskolen

blijven-echter buiten het accoord. –

Naast de Luiker mijnen, die zich algemeen onthou-

den hebben, zijn natuurlijk -ook de mijnen, die het be-
zit zijn van (le metaalbedrijven, buiten het kartel ge-
bleven. De verkooporga.n i saties zullen waarschijnlijk
door de metaalindustrie niet met een gunstig oog

worden gezied. Zij schijnt te vreezen, dat het steen-
koolsyndicaat in pro’tectionistische richting invloed

zal trachten uit te oefenen, wat voor haar r i.et zonder
gevaar zou zijn. Want in tegenstelling met wat meest-

al wordt aangenomen, is de invoer van steenkolen in
België veel grooter dan den uitvoer. Dit is voor de
gewone steenkool altijd het geval geweest, maar sinds
de Belgisch-Limburgsche Unie in 1922, is ‘dit in stij-
gende mate eveneens voor de cokes’) hetgeva]. De
snelle toeneming van de productie in de Liinhurgsche
mijnen zal het waarschijnlijk echter binnen een paar
jiiar, mogelijk maken den noodigen voorraad weer zelf
eheoi voort te brengen. Het is niet onwaarschijnlijk,
dat het syndicaat zich tegen dien tijd zal organisee-
ren om dan, dank zij ‘de protectie, een prjs te kun-

nen maken, die ook de zwakke Henegouwsche mijnen
nog rendabel maakt, wat wel gedeeltelijk ten koste

van de rnetaalbQdrijv en zal geschieden. Een
strijd
tus-

schen de uitvoerencte metaalindustrie en de, op de

binnenlandsche markt steunende; steenkoolindustrie,
ligt dan voor de hand. Het zal van belang zijn in de
eerstvolgende jaren na te gaan in hoeverre de Bel-
gische steenkoolindustrie haar prod uctie uitbreidt,

want ook voor de Nederlandsch Limhurgsche. mijnen
is deze kwestie van heteekeois. .
R. VAN
GENEOHTÈN.

1)
Memorandum sur l’industrie clu charbon bad. H. Uit-
gave van den Volkenbond.

20 Maart 1929

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

277

DE AFGIFTE VAN GOUDEN TIENTJES DOOR DE

NEDERLANDSCHE BANK.

Iii de afgeloopen week heeft men in de dagbladen

Icunnen lezen, dat eene te Rotterdam gevestigde firma
iii een ,,open brief” aan den Minister van Financëc
protest heeft aangeteekend tegen het feit, dat de le-
clerlandsche Bank bij inwisseling van hankpapier
slechts in beperkte mate gouden tientjes beschikbaar

stelt. Nu deze zaak aldus wederom in het openbaar
ter sprake is gebracht, willen wij nog eens in heriii-

nering brengen, hoe het hier te lande met de beschii-
baarstelling van gouden munt is gegaan ten einde

duidelijk te maken, dat er voor protest tegen de door
de N. B. in practijk gebrachte beperkede maatrege-
len niet de minste aanleiding bestaat.

V66r den oorlog gaf cle N. B. slechts in beperkte mate goudgeld af voor het binnenlandsche verkeer.
.Behoefte aan tientjes was er ten onzent maar weinig.
Voor betalingen met geld in coupures van tien gulden

nas men afdoende geholpen door het bankpapier vaïi
dat bedrag en omtrent de ,,goudwaarde” van dit laat-ste behoefde men zich geen zorg te maken. De N. B.
toch had in 1903 verklaard, dat zij haar goud tot vas-
ten prijs voor uitvoer naar het l)dlltefllafld beschik-
baar zou stellen, zoolang zij daartoe bij machte zoi.i
zijn, terwijl de Omsmeltingswet van 1884 (het latere
art.
4
van de Muntwet 1901) een waarborg schiep
tegen te veel zilvergeld. n bankppier, èn zilveren
teekenmunt waren op deze wijze aan het goud gekluis-
terd. Er circuleerde bij ons wel geen goud, maat door bovengenoemde bepalingen was het
goud1ernste2sa1,
dat wij hier feitelijk hadden, afdoende verzekerd.

Nadat door het verbod van gouduitvoer de toepas-
sing van het goudkernstelsel in den oorlog tijdelijk
was onderbroken, heeft men in April 1925 den goud-
uitvoer weder vrijgelaten, terwijl de N. B. – voors-
hands op den, grondslag der reciprociteit – weder
verplicht werd de verklaring van 1003 na te leven.
Men dacht destijds echter niet aan het in omloop
brengen van tientjes in het dagelijksch verkeer, doch
herstelde slechts het goudkernstelsel. Dit laatste toch
heef t belangrijke voordeelen tegenover een groote
goudcirculatie in het vrije verkeer. Het leidt tot een
zuinig gebruik van het kostbare en op zichzelf im-
productieve metaal, dat bij de centrale bank bewaard
blijft, zoodat deze er in tijden van spanning mee kan
hporeeren, wat haar uiteraard niet mogelijk is ten
aanzien van het goud, dat zich, liet- en derwaarts ver-
spreid, hij de bevolking bevindt.

In November 1925 veranderde de N. B. haar stand-

punt echter. Zij had toen buitengewoon veel goud en
meende daarvan wel het een e.n ander beschikbaar te
kunnen stellen voor het dageljksch verkeer, hetwelk
zij op die wijze wilde helpen aan een gemakkelijke en
hygiënische munt. Voorzoover de af te geven tientjes
zouden worden opgepot, meende de N. B., dat daar-
mede een stille reserve g&vorrnd zou zijn voor tijden
van spanning.

Zoo ging zij ertoe over om zonder beperking tientjes
ter beschikking van het publiek te stellen. In het
dagelijksch verkeer bemerkte men daarvan echter
weinig of niets. Ten deele werden de tientjes opge-pot, ten dccle werden zij naar het buitenland uitge-
voerd, waar zij hier en daar met agio te verhandelen
waren.

Dat gaf de N. B., die de tientjes niet terwille van
goudarbitrageanten in het verkeer had gebracht, aan-
leiding om reeds in 1928 de afgifte aan een maximu.m
van
f
250 per aanvrage te binden, een maximum, dat
later verlaagd werd tot
f
50, waarmede de toestand
van v66r den oorlog was hersteld. Inmiddels waren
echter meerdere tientallen millioenen guldens aan
tientjes afgegeven.

Het is nu tegen deze beperking van de afgifte, dat
zich het hierboven genoemde protest heeft gericht.
In den ,,open brief” wordt betoogd, dat goudgeld meer
zekerheid biedt dan bankpapier en uit dien hoofde de
voorkeur verdient, en voorts dat de arbeidende bevol-

king, voorzoover zij haar loon in goudgeld ontvangt,

aaarmede spaarzamer zal omgaan dan met bank-
papier.

De onjuistheid dezer argumenten behoeft weinig
betoog. Het op goudpeil houden van ons bankpapier
is thans evenals v66r den oorlog door dé hierboven
genoemde maatregelen afdoende verzekerd, in een
tijd, waarin door velen voor een relatief tekort aan

goud wordt gevreesd in een nabije toekomst, is een-
tralisatie van den goudvoorraad aangewezen. in den
,,open brief” wordt opgemerkt, dat het mondjesmaat

afgeven van gouden munt geschiedt, omdat volledige
stopzetting lii er van den gu Id enkoers zou drukicen.
Dat-js niet juist; onze valuta zou van zulk een stop-

zetting geenerlei nadeel ondervinden, zoolang men
zich slechts houdt aan beschilchaarstelling van goud
voor uitvoer, zoodra de stand der wisselkoersen daar-
toe aanleiding geeft. 1-let op heperlcte schaal beschik-
baar stellen van tientjes is niet anders dan een lcieine
uiterlijke herinnering aan het goud als grondslag van
‘ons geidwezen en dient slechts de belangen van hen,
die in ons goed georganiseerd spaarbanlcwezen, dat de
stormen van den oorlog îerdienstelij1c heeft doorstaan,
geen vertrouwen hebben en een improductieve beleg-
ging in spaarpot of kous prefereeren. Werd de af-

gifte van tientjes geheel stopgezet, er zouden onzes inziens geen groote belangen mee geschaad zijn en
zeker is het, dat de thans door de N. B. in practijk
gebrachte beperking te verkiezen is hoven haar vroe-
gere vrijgevigheid. Toen Engeland in 1.925 tegelijk
met Nederland tot herstel van den gouden standaard
overging, bestempelde Churchill het in omloop bren-
gen van gouden munt in het dagelijksch verkeer als
een ,,u nwarran tabie extravagance”. ‘ Geldt hetzelfde
niet ook voor ons, zelfs al zitten wij relatief ruimer
in het goud dan Engeland?

De inwisselirig van ons hanlcpap.ier vertoont nog
een ander aspekt, waarop te dezer plaatse even gewe-
zen moge worden.

Devorige week heeft de heer Van den Bergh in de
Eerste Kamer gesproken over de wenschelijkheid om
ons zilvergeld te vervangen door nilcicelen munten,
die dan uit den aard der zaak pasmunten zouden zijn. Het denlcbeeld is in onze Icolommen verdedigd door
Prof. 0. A. Verrijn Stuart en Mr. C. W. Ritter
1)
De
Regeering ovrerweegt nog de l)efloerning eener Oohi-
missie ohi deze belangrijke zaak te onderzoeken. Komt

het daartoe, zoo zal deze Commissie mede moeten advi-
seeren over de vraag, hoe het met de inwisseling van
hankpapier moet gaan, wanneer daartoe niet langer
het zilveren teekengeld gebezigd zal Icunnen w’orden.
Men zal alsdan de lceuze hebben tusschen tweeërlei
stelsel. In de eerste plaats zal men het hankpapier
zonder meer inwisselbaar kunnen stellen in standaard-
munten, dus practisch in tientjes. Dat kan dan echter
tot ee.n ongewenschte decentralisatie van den goud-
voorraad leiden. Of wel men zal de N. B. de bevoegd-
heid moeten toekennen goud in baren beschikbaar te
stellen tot vasten prijs, hetgeen voor de regeling van
den guidenicoers tegenover het buitenland geheel vol-
doende is en volkomen past in het Icader van ons
goudlcernstelsel. De Staatscommissie voor het Mii nt-
wezen heeft dit laatste slechts bij wijze van tijdelijken
maatregel willen mogelijk maken. Er is, dunkt ons.
aanleiding een stap verder te gaan, en de N. B. hij

voortduring bevoegdheid te geven, om aan inwisse-
lingsaanvragen te voldoen door afgifte van goud in
haren tot vasten prijs.

Wie het nut van het goudkernstelsel ericent tegen
over den gouden standaard met binnenlancische goud-
circulatie – dit alles natuurlijk geheel afgezien van de

vraag, of men tot in lengte van jaren het goud als
standaard zal handhaven, da.n wel tot een ,,managed
currency” zonder goud zal overgaan, een vraag, die
thans niet aan de orde is – die kan tegen een come-
(luente toepassing daarvan ten aanzien van de inwis-
selirig van het hankpapier geen bezwaar hebben.

G.M.V.S.
1)
Zie E.-S.B. 22
Aug.
en 5 Dec. 1928 eu 23
Januari
1929.

278

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Maart 1929
CANADA TEGENOVER DE IN AMERIKA BEPLEITE

TARIEFSVERHOOGING.

Mr. E. H. von Baumhauer te Amsterdam schrijft
ons:

De Oanadeesche pers roert zich al danig tegenover

de grootsch opgezette tariefsverhooging in Amerika.

Men zint daar reeds op represailles, die de Ver-

eenigde Staten juist het allerminst van hare naburen

pleegt te begeeren, zooals reeds uit velerlei wetgeving,

die de buren spaart, kwam te blijken. Canada’s

export naar Amerika wordt geraamd op een jaar-

bedrag van $ 450 millioen, waartegenover een import

uit Amerika staat van $ 935 millioen. Canada’s

import surplus overtreft dus haar heele export bèdrag

en dit levert dus genoeg reden op tot consideratie
van de zijde van. de U.S.A. –

Canada oordeelt een herziening van hare invoer-

rechten desnoodig een simpele zaak, waar zij binnen

het Britsche empire en elders op een tegemoetkomende

houding ter remplaceering van haar import uit

Amerika kan rekenen De Britsche ijzer- en staal-

industrie schijnt ten deze reeds op represaille en
empire-gevoelens te rekenen en zond reeds haar

onderhandelaars derwaarts om de $ 200 millioen ijzer

en staal aankoopen, die Canada nu in Amerika dekt,

tot zich te trekken. Ook Britsch Columbia smeedt

gelijkè plannen volgens de dagbladen van de hoofd-

stad Victoria, die vooral een terugval van den hout-
export duchten en •een afweer van vruchten en

groenten uit Amerika beramen, die de sinaasappel

import uit Australië en de grape-fruit import uit
Mexico, beide ten koste van Californië ten goede
moet komen.

Wij doen een greep uit de vele
blijken
van de
geesten, die men wakker heeft geroepen. Langzaim
aan begint ook Europa in beweging te komen. Pre-
sident Hoover verstaat reeds de teekenen. Hij wenscht

reeds beperking der vele eischen tot wat den land-

bouwer het meest ten goede komt en
hij
bevordert

reeds een spoedige afdoening van
a
dit mindere, opdat
de rust in zaken wederkeert.
Veel is
bij
deze hearings, die reeds rond 10.000

blz. druk aan verslagen bevatten, beweerd, dat beter
aanstonds tegenspraak had gevonden; daardoor wordt

een prognose van wat tenslotte wel en niet door een
verhooging zal worden getroffen uitermate bemoeilijkt.
Als deze groote stroom van protectionisme weer
binnen bescheiden banen zal zijn teruggeleid, blijft
een meer tijdige en beter uitgeruste voorlichting
voor den exporteur op Amerika, toch meer dan

raadzaam, wil’ hij op de telkens terugkeerende golven
van
openlijk
en verkapt protectionisme afwisselend van aard, zich voortaan beter tot afweer voorbereid
vinden. Samenwerking van allen export, op Amerika worde dus aller devies.

HET CONFLICT TUSSCHEN DE AANNEMERSBONDEN

EN DE PUBLIEKRECHTELIJKE LICHAMEN.

Fr. W. M. T. Thijssen te Amsterdam schrijft ons:

T
;ar
Ing. S. L. Wijnbergen het nuttig heeft ge-oordeeld,. in verband met het conflict tusschen de
A annemersbon den en de P ubliekrechtelij ke lichamen,
in dit blad (23 Januari 1929) het vraagstuk te bezien

van een andere zijde dan zulks door de aannemers is
gedaan, zij het náij vergund hun standpunt ook op
deze plaats te mogen belichten. ‘
Behalve in, de’ vakbladen is daarover betrekkelijk

weinig gepubliceerd.

De
afschaffing
van de borgstelling.

De heer W. betoogt dan in de eerste plaats, dat
de borgstelling in het aannemersbedrijf een ander
karakter möet hebben als gebruikelijk aan het sys-teem’ wordt toegekend, omdat naast de financieele
belangen van den aanbesteder, ook nog een. goede uit-
voering van de overeenkomst een vermeerdering
van de waarborgen vereischt. Ik vermag niet in ‘te

zien, waarom dat speciaal op de aannemingsovereen-

komst van toepassing is. Waarom bijv. niet bij de

levering van een machine of een schip. De nadeelige
gevolgen van wanpraestatie behoeven daarbij toch

niet minder groot te ‘zijn dan bij een bouwwerk, ‘al

geschiedt dit op een terrein van den aanbesteder?

Tegenover particulieren zou de heer W. het heele-
maal niet vreemd vinden, als de aannemer borgen
vroeg

van den opdrachtgever, om zijn financieel

risico te dekken. Die vrees behoeft bij overheidslicha-

men niet te bestaan, maar dat sluit niet in zich, dat

deze daarom meerdere waarborgen moet kunnen be-
dingen.

Het bbject waarvoor de waarborg gevraagd wordt

blijft in, beide gevallen gelijk.

Het stellen van persoonlijke borgen is altijd een, teere kwestie, waartoe een ieder slechts in hoogste

noodzaak overgaat. In het bouwbedrijf was het regel

geworden, waarvan ieder steeds het grievende heeft
gevoeld. Men. kan een redelijke en voldoende waar-
borg
verkrijgen
in de termijnregeling en behoeft zijn

toevlucht niet te nemen tot middelen, die de gevoe-
lens van, anderen krenken.
Dat het mogelijk is,
bewijzen
de particuliere wer-
ken, ook die van overheidslichamen, waarbij de borg-
stelling is afgeschaft. Nergens in het buitenland treft

men het aan, en men zal toch heusch niet .ku.nnen be-
weren, dat Nederland alleen de ware oplossing zou

hebben gevonden. In het buitenland weet men ziin
werken even goed .gereed te krijgen zonder persorn’ –
lijke borgen. Waarom dan niet hier?
Uit een financieel oogpunt zijn de borgen absoluut
overbodig, omdat uien in de termijuregeling alles kan

ondervangen. Rest alleen, dat het goede verloop der

werken bevorderd wordt door persoonlijke borgen, die
bij falen van den aannemer terstond kunnen in-
springen.

Kan men eerstens redelijkerwijs verlangen dat een
borg, iemand die tot op dat oogenblik vreemd voor het werk staat, zoo maar terstond inspringt, zonder

hem den tijd te gunnen orde op zaken te stellen?
En dan, wat voor een persoon is de borg?

Geen andere eisc}ien worden hem gesteld dan finan-
cieel goed te zijn. Overigens mag hij (‘t mag ook wel
een ,,zij” zijn) volkomen ondeskundig zijn.
Voor een zoo goed mogelijk verloop van liet werk
kan. ook dat niet bevorderlijk zijn. Men mag dan al
financieel gedekt zijn, voor een deskundige verdere
uitvoering i.s men dat geenszins. Wanneer dus de borg
in dat opzicht er niets van terecht brengt, zal de be-
steder zelf moeten ingrijpen. In dat geval zal het er

niets toe doen of de kosten gedragen worden door den
borg of dat de hesteder liet uit de eigen reserve (door
ccii. goede termijuregeling ontstaan) put.

Het verkeerde in heel het persoonlijke borgen-
stelsel schuilt hierin, dat de aannemer zelf daardoor meer op den achtergrond raakt, waar hij uitsluitend
hoofdpersoon dient te zijn.
Zoo
dikwijls
wordt de gunning van een werk enkel
en alleen heheerscht door de vraag of de borgen goed
zijn (financieel altijd). Diezelfde fatale neiging om
het oog te veel te richten op de financieele zijde, loopt
als een roode draad door heel het betoog van den
heer W.

Zelfs waar de heer W. het voor de kleine aanne-

mers opneemt, om clezen een voet in den sti,jgbeugel
te geven met de hulp van een paar borgen.
Is dat menschlievend hulpbetoon nu wel zoo nobel,
als men eerst zorgt zelf goed gedekt te zijn door een
paar borgen. Deze zijn het, die de risico dragen van
een handteekening onder een overeenkomst waarvan
ze meestal niet de geringste notie hebben. Voor den
besteder i.s het niet de geringste opoffer.i.ng
.

En schuilt er geen gevaar in, dat een klein aaonc-
mer door dat borgeustelsel verleid wordt .tot aanne-
mingen, die ver boven zijn kracht gaan?
Vermindert men ook maar eenigermate zijn risico?
Neen, integendeel, men tracht hem te verlokken, door

.

.

20 Maart 1929

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

279

gennkkelijke terijnregelingen, zich te wagen aan

een risico, dat ver boven zijn macht gaat. De voor-
beelden zijn helaas niet zeldzaam, dat èn aannemer
èii borgen het slachtoffer zijn geworden van een der-
gelijke goede bedoeling die het slechts in schijn is.

De mogelijkheid om zich op te werken
blijft
ook

zonder borgen voor ieder bestaan; dat bewijst elk

ander bedrijf, dat zonder die instelling werkt; het
moet echter niet kunstmatig opgevoerd worden tot
een gevaarlijk tempo. Werkwaardig is nog, dat de wensch tot afschaffing
der borgsteliing l)eStaat zoowel onder groot als klein

in de Bonden.
Men mag de:n kleinen, en er zijn er heel wat in d

Bonden, niet het 000dige gezond verstand ontzeggen,
dat zij hun. eigen belangen over het hoofd zouden
zien, als zij nadeel in de afschaffing zagen. Nu moge
dc heer W. een mooi rekensommetje opstellen, waar-
uit hij meent te kunen aantoonen dat de kansen voor

ccii kleinen aannemer slechter worden, de praktijk
heeft hun bewezen dat de uitkomst anders is.
Sinds de jaren dat de borgstelling is afgeschaft
voor 70 procent (volgens de eigen
becijfering
van den

heer
W.,
die niet zoo ver mis zal zijn) van de werken,

hebben de kleine aannemers er niet het minste nadeel van gehad. Dat zegt voor hen genoeg.
:De moeilijkheden, die de heer W. ziet voor over-
heidslichamen om het passeeren van een laagsten in-
schiijver te motiveeren, worden lang niet overal ge-
voeld. 1-let komt talrijke malen voor, ook bij overheids
lichamen, dat zulks gebeurt, borgen en al incluis.
Waar het bij het eene kan, kan het ook bij het andere.
Het moet toch allerminst een reden zijn om zoo’n
hatelijke instelling te handhaven.

Arbifrage in alle geschillen.

Het verweer van den
schrijver
tegen dezen wensch
der Binden is niet zoo breedvoerig als dat ten op-
z i elite van de borgstelling.
Laten wij de mogelijkheid van het stellen van over-
dreven vorderingen buiten beschouwing, omdat het
niet aannemelijk is, dat arbiters dat niet zullen door-
zien, dan richten zich de geopperde bezwaren uitslni-tenci tegen de wijze van arbitreeren en de samenstel-
ling der arbitrage-commissie. Dit is het alleen, waar-om arbitrage voor alle geschillen nog niet acceptabel
is. Waar zon de zaken staan, kan ook ik kort zijn.

De Bonden staan niet de wijze van arbitreeren
voor, zooals de heer W. die beschrijft. Zij wenschen
niets liever clan een arbitrage in zijn zuiversten vorm.
Sinds jaren is te dien einde door den Ned. Aannemers-

bond in samenwerking met de Vereeniging van Delft-sche.Ingenieurs en den Bond van Nederi. Architecten
een Raad van Arbitrage voor de Bouwbedrijven in
liet leven geroepen die voortreffelijk werkt.
Dit lichaam telt 45 arbiters waarvan door ieder der drie vereenigingen 15 leden worden benoemd, welke
benoeming ook door de andere moet worden goedge
keurd. Daarbôven staat een Voorzitter.
Voor elk geschil wijst de Voorzitter uit dezen Raad
3 arbiters aan buiten partijen om.
Partijen kunnen daar geen invloed op uitoefenen.
Het zijn dus geen verdedigers, noch van de eene, noch
van de andere.
i)e aldus geconstitueerde arb:i trage-commissie wordt
bijgestaan •door een jurist als secretaris.
Als regel . is onder de drie arbiters er slechts één
aannemer.
Partijdigheid
voor den aannemer is dus
niet te veronderstellen.
Vermeld zij hier nog, dat achtereenvolgens Hoofd-
ingenieur Deking Dura, Prof. S. G. Eve.rts, en laat-
stèlijk Dr. Lely de voorzitters waren van dezen Raad.
Ik meen, dat deze persoonlijkheden een waarborg
zijn, dat men zijn vertrouwen aan dit instituut ken
schenken.

Indien deze Raad van Arbitrage den heer W. on-
bekend was, meen ik door op het bestaan en de werk-
wijze daarvan te wijzen, de bezwaren te hebben weg-
genomen.

Nu iets iner de houding en het verweer van Over-

heidslichamen tegenover de aannemers.
Vanwaar de vrees, dat achter deze beide verlangens
nog andere staan. Ze vormen sinds dertig jaar de
eenige wenschen waarom gestreden wordt. Doch al

ware het, dat de Bonden hiermede nog hun ideaal niet
heelemaal verwezenlijkt zien, is het dan een reden

van afwijzing? Mij dunkt, men heeft deze beide vraag-
stukken naar hun redelijkheid te beoordeelen, anders
niet.

Wat de toekomst zal vragen, weten we zelf nog niet.

Treft men nu allerlei sociale maatregelen, met de
wetenschap, dat het de laatste zullen zijn?

Dat reeds nu verscheidene belangrijke overheids-

lichamen aan die wenschen hebben toegegeven, is dan
ook niet het gevolg van relaties, (zooals de heer W.
dat uitdrukt), maar van de overtuiging, dat ze billijk
worden geoordeeld.
Zegt het den heer W. niets, dat voor 70 procent
zonder bezwaar de borgstelling wordt gemist en arbi-

trage voor alle geschillen wordt toegekend?
Zouden de Vereenigingen van Delftsche Ingenieurs,
de Bond van Nederi. Architecten, de Munisterieele
Commissie tot herziening der Algemeene Voorschrif-

ten van den Waterstaat op datzelfde standpunt staan, –
wanneer ze die wenschen onredelijk vonden?
Zouden de Nederl. Spoorwegen met de beschikking
over een apparaat voor eigen beheer, zooals de heer
W. dat noemt, aan- die wenschen zijn tegemoetgeko-
men, zonder redelijkheidsgronden?
De heer W. zal moeten toegeven, dat de Bonden
zi.ch in goed gezelschap bevinden.
Dat moest te denken geven, alvorens men over ver-
weer gaat spreken, tegenover wensch9n, die reeds
sinds jaar en dag geuit zijn.
* *

*

N a s c h r i f t.

Ir. Thijssen vermag niet in te –
zien, waarom speciaal in het aannemersbedrijf een
goede uitvoering der overeenkomst een vermeerde-
ring van waarborgen vereischt. Hij vraagt, waarom
zulks niet noodig is bij de levering van een machine
of een schip.
Eén dér redenen is, dat de opdrachtgever van een
bouwwerk, bij wanprestatie, belangrijk meer gedu-
peerd is dan een opdrachtgever bij den bouw van een
machine of schip. De laatste kan het opgedrâgene
weigeren te ontvangen, de eerste is gedwongen, het
gebouwde onder alle omstandigheden te acceptéeren.
,,Het object is bij particuliere en ovérheidslicha-
men hetzelfde.” Dit is juist. De omstandigheden,
waaronder het gemaakt wordt en die bij de beoordee-
ling van de wrenschelijkheid borgen te stellen beslis-
send zijn, zijn echter verschillend. Zoo groot moge-
lijke dekking van de risico’s van den aannemer bij
het werken voor overheidslichamen rechtvaardigt ook
zoo groot mogelijke dekking van de risico’s, door deze
te loopen, hetgeen o.a. kan geschieden door borgen.
Ir. Thijssen betoogt, naar aanleiding van het ge-
geven ,,mooie rekensommetje”, dat de piactijk be-
wezen zou hebben, dat de kansen van den kleunen
aannemer niet slechter geworden zijn door de af schaf-
fing der borgen. De juistheid van het, rekensommetje
is met dit beroep op de practijk niet weerled. Klei-
nere aannemers, die, door de afwezigheid van de borg-
stelling, financieel net niet bij machte waren, naa
een werk in te schrijven, zullen ernstige bezwaren er
tégen hebben, aan een dergelijk feit ruchtbaarheid te
geven.

,,Wat voor persoon is de borg?” Indien de perso
– on
niet goed is, zoo ware aan hem eischen te stellen. Het
wil mij echter voorkomen, dat de beoordeeling hier-

van gevoeglijk aan de belanghebbenden, de aanbeste-
ders, kan worden overgelaten. Als regel echter is
hij een collega-aannemer. In de gevallen, dat het

een ander persoon is, draagt deze in het geval,
dat hij moet optreden, de volle verantwoording
voor de goede uitvoering van het werk. Door 2ijn
financieele draagkracht hiertoe in staat en ter af-

280

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Maart 1929

wending van nadeelige financieele gevolgen hiertoe

genoodzaakt, moet hij een deskundige aanstellen om

liet werk af te maken.

Het belangrijke bezwaar omtrent de moeilijkheden
bij overlijden van den aannemer, cessie, inbeslagne-
ming, faillissement, verpanc]ing, enz. heb ik niet wéer-

legcl gezien.
Waarom de aannemer door de borgen op, den ach

tergrond zou raken, is niet duidelijk. De borgen tre-
den immers eerst dan naar voren, wanneer de p.anne-

mer faalt. ,,Verheffing van den aannemersstand”, zoo-
als gezegd wordt o.a. het doel van de afschaffing der
borgen te zijn, zou doen verwachten maatregelei.i ter
voorkoming van inschrijving door onhekwame aan-

nemers, doch aan deze wordt het terrein door de bon-
den geheel vrij gelaten.
De heer Thijssen ziet in mijn betoog de fatale nei-

ging het oog te veel te richten op de financieele zijde,
waarmede hij bedoelt de waarborgen tegen financieele

risico’s.
Mijn bedoeling is geweest, de aandacht te vestigen
op een ander belangrijk financieel gevolg, waarover
Ir. Th. niet rept, iii. het duurder worden van alle

werken.
Voor zoover het betreft prijsverhooging ten gevolge

van de mindere concurrentie, geniet de aannemer dit
voordeel. Daarnaast zal de prijsverhooging, welke het
gevolg is van de vertraging in de betaling der ter-
mijnen, den aannemer of diens geldschieter ten goede

komen.
:De aanwezigheid van borgen maakt minder werk-
kapitaal noodig en de vraag dient te worden gesteld

of het onnoodig beslag leggen op belangrijke bedra-
gen voor werkkapitaal,
01)
de debetzijde van dcii te
treffen maatregel geschreven moet worden.
Niet uit ,,menschli.evend hulpbetoon” vind ik het
noodig, de gelegenheid tot inschrijving voor den min-
.der kapitaaikrachtigen aannemer niet moeilijker dan
tot dusver te maken. Mijn betoog immers is zakelijk
en komt hierop neer, dat het gevolg van de afschaf-
fing der bouwborgen zal zijn bemoeilijking van de in-
schrijving van de als regel sterkst concurreerehde in-
schrijvers en daardoor duurdere prijzen voor de uit-
voering van werken ten koste van den aanbesteder.
Dit laatste raakt het algemeen belang.
Zonderling doet het aan, de bonden te zien optre-den als beschermers van de aanbesteders, door hun
een systeem op te dringen, dat zij zelf niet wenschen,
terwijl zij gelijktijdig nog als beschermers optreden voor cle kleine, ook niet aangesloten aannemers en
voor de borgen, hetgeen toch wel te altruïstisch voor-

gesteld moet zijn. –
,,De mogelijkheid, om zich op te werken, blijft ook
zonder borgen voor ieder bestaan”. Dit is juist, maar
liet wordt veel moeilijker gemaakt en dit wordt niet

weerlegd.
,,Het moet niet kunstmatig gaan.” Ik onderschrijf
liet, maar ook niet kunstmatig .vorden tegengegaan
en dit geschiedt, indien men de afschaffing der bor-
gën door dwang anderen ongewild oplegt.
,,De wensch tot afschaffing der borgstelling be-
staat zoowel onder groot als klein.”
De waarschuwingen en bedreigingen met pul)li-
catie geuit per advertentie in vele vak- endagbladen
aan het adres van leveranciers en onderaannemers,

die in
strijd
met de eischen zouden handelen, waren
toch zeker niet voor de hier bedoelde ,,groote en kleine
aannemers” bestemd? Moet aangenomen worden, dat
cie voorzitter van den Aannemersbond er onbekend
mede is, dat niet aangesloten aannemers onder de
meest ernstige dreigementen tegen hun voortbestaan
als aannemer, geprest werden niet in te schrijven,
waar zij zulks wel wilden doen? Of moet aangenomen
worden, diat Ir. Th. onbekend is met het feit, dat
niet nagelaten is te posten daar, waar inschrijvingen
plaats hadden, zonder de bindende eischen?
Deze handelingen zijn even onmaatschappelijk als
het molesteeren van werkwilligen en zeker moeten
zij veroordeeld worden bij personen, die het argu-

ment bezigen, dat de invoering der eischen moet in-

leiden een periode van ,,verheffing van den aanne-
mersstand”.

De moeilijkheden voor de overheidslichamen wor-
den lang niet overal gevoeld, zegt Ir. Thijssen, daar-
door erkennenci hun bestaan. Dat, wat bij den één
kan, ook bij den ander kan, is een bewering, die met

de
practijk
in dez geen rekening houdt.

,,Men heeft de zaken naar haar redelijkheid te be-
oor,deeleri.”
Zoowel de redelijkheid van de dwingendle afschalf-
fing dci- bouwborgen, als van de
wijze,
waarop men

het doel tracht te bereiken, heb ik bestreden.

Het bouwbedrijf is een beschut
bedrijf,
werkend
voor de binnenlandsche markt. Beperking van de vrije ontwikkeling, met gevolg hoogere uitgaven,

komt alleen aan een beperkte groep personen ten
goede. Het is een soort binnenlandsche protectie.
Indien men te doen had met werkelijke ,,sociale

maatregelen”, waarmede ir. Th. vergelijkt, zoo zou
j toch aangenomen mogen worden, dat niet juist va.n

de overheidslichamen het verweer zou uitgaan.
lid heb niet beweerd, dat het toegeven van ver-
scheidene
belangrijke
overheidslichamen aan de wen-
schen (lees bindende eischen) het ,,gevolg” zou zijn
van relaties.
Het feit, ,,diat 70 pOt. der aanbesteders zonder be-
zwaar de borgstelling geaccepteerd hebben”, zegt mij
niet datgene, wat Ir. Th. . ermede tracht te suggeree-
ren en wel om de volgende redenen. Eerst heeft men

die bemiddelaars bij particuliere aanbestedingen tot
toegeven gebracht wat niet zoo moeilijk was. Voor wat

betreft de meerdere kosten hebben deze niets anders.
te doen dan ze door hun opdrachtgevers te laten be-
talen. Bovendien genieten deze bemiddelaars, die
eigenlijk de beslissing hadden te nemen, hieruit pet–
soonlijk voordeel, hetgeen uit het volgende moge
blijken.

Architect P. G. Bushens hield op 14 December 1926
te ‘s-Gravenhage, gelijktijdig met Ir.
Thijssen,
een
lezing ter propaganda van de afschaffing van borg-

stelling :in het aannemersbedrijf. Hij liet zich toen
als volgt uit:
,,flët verdwijnen van dle persoonlijke borgen in hunne
,,functie van reserve-aannemers zal in
vele gevallen
aan-
,,leiding kunnen geven tot eene verzwaring van de taak
,,van den architect, immers, kon hij tot dusver bij inge.
,,breke blijven van den aannemer volstaan met het oproe-
,,pen der borgen tot overneming van het werk, in de toe-
,,komst zal hij maatregelen moeten treffen tot herbeste-
;,ding of verdere uitvoering in eigen beheer. Het is bllijk,
,,dat hij voor dien extra arbeid eene verhooging van zijn
,,honorarium ontvangt, welke verhooging dus een schade-,,factor voor den aanbesteder vormt.”

Deze uitlating laat aan openhartigheid niets te
wenschen over en spreekt voor zichzelf.
Daarna kwamen de overheidslichamen aan de
beurt. 1-her echter is de ingenieur of architect niet
alleen de persoon, die ontwerpt en onder wiens toe-
zicht het werk. vervaardigd wordt, maar hij draagt
ook gedeeltelijk mede de bestuursverantwoording van

de opdrachtgevers.
Misschien zegt het den voorzitter van den Aanne-
mersbond iets, dat ondanks het feit, dat deze perso-
nen geen enkel persoonlijk voordeel van de aanwezig-
heid der borgen hebben, toch een belangrijk aantal
overheidslichamen van meening zijn, zich er tegen te
moeten verzetten.
Dat een eisch van belanghebbenden ook zelfs, in-dien dertig jaar geuit en ook zelfs, indien zij in ver-
vulling zou gaan, nog geen bewijs voor haar maat-
schappelijke juistheid behoeft te zijn, zal de heer
Thijssen, die vermoedelijk in zijn werkkring wel meer-
diere malen met eischen te doen gehad zal hebben,
wel willen erkennen. Ing. S.
L.
WI.INBEROEN.

DE RIJKSMIDDELEN.

In dit nummer treft men aan het gebruikelijke
overzicht van de opbrengst der Rijksmiddelen over de maand Februari 1929, in vergelijking gebracht met de

20 Maart 1929

ECONOMISCH-STATISTISCHE1BERICHTEN

281

raming van dat jaar en de opbrengst over hetzelfde

tijdvak van 1928.
De gewone middelen brachten in de afgeloopen
maandf 37.403.600 op tegen f37.402.600 in Februari 1928 en vertoonen mïtsdien een, zij het uiterst gerin-

gen vooruitgang van
f
1000. De totale opbrengst bleef

daarentegen een bedrag van
f
1.858.000 bij de raming

ten achter, hetgen intusschen bij de kortste maand

des jaars van minder belang is te achten.
De totaal opbrengst over de eerste twee maanden

van dit jaar bedroeg
f
82.789.100, d.i.
f
2.310.100 meer

dan in hetielfde tijdvak van het vorige jaar. Ook de
raming werd in bedoelde periode overschreden en wel

met
f
4.264.900.
In vergelijking met de overeenkomstige maand van

het vorig jaar vertoonden de vermogensbelasting, de
dividend- en tantièmebelastinig, de tabakaccijns, de
belasting op gouden en zilveren werken, de zegelrech-
ten, de registratierechten en de rechten en boeten van
successie, van overgang bij overlijden en van schen-
king een hooger opbreugstcijfer. Daarentegen brach-

ten minder
01)
de grondbelasting, de personeele be-
lasting, de inkomstenbelasting, de rechten op den in-
voer, het statistiekrecht, de zout-, de geslacht-, cle
wijn-, de gedistilleerd-, de bier- en de suikeraccijns,
de domeinen en de loocisgelden. Verreweg cle meeste
middelen liepen dus in opbrengst terug. Dat per slot
van rekening toch nog een kleine vooruitgang kon
worden geconstateerd, was voornamelijk aan de divi-
clend- en tantièmebelasting, de registratierechten en
de successierechten te danken, welke middelen in ver-
gelijking met de maand Februari van het vorige jaar

bijzonder ruim
blijken
te hebben gevloeid.
In tegenstelling met de vorige maand gaf de grond-
belasting ditiaal eene daling in opbrengst te zien
(van
f
186.700). De maand Februari is voor deze be-
lasting nooit bijzonder gunstig; de opbrengst der af-
geloopen maand
(f
504.300) was echter wel zeer aan
den lagen kant. Dank zij de ruime bate, die dit mid-del in Januari ji. door vluggere invordering van den
vorigen dienst te boeken af, kwam de opbrengst over
cle heide eerste maanden van dit jar toch nog
f
47.700
uit boven die van dezelfde periode van 1928, terwijl
2112 der raming met
f
93.000 werd overtroffen. Hier-
bij moge nogmaals in herinnering worden gebracht,
dat het voor 1929 geraamde ophrengstcijfer
f
385.000
hooger werd gesteld dan voor 1928.
Ook de personeele belasting bracht in de afgeloo-
pen maand minder op dan in Februari 1928. Het
clecres beliep f434.600 en vindt Zijne verklaring in
db bij de wet van 28 December 1926 (Staatsbiad No.
432) tot stand gebrachte belastingverlaging. Door
dezen teruggang werd het surplus, dat in 3anuari ji.
kon worden geboekt, meer dan gecompenseerd; de
opbrengst over de eerste twee maanden bleef dan ook

f
258.100 bij die van de
gelijknamige
maanden van
1.928 tea achter. Aangeteekend zij nog hierbij, dat 2112
der raming met
f
213.700 werd overschreden; een
overigens voor bedoelde maanden van het jaar geheel
normaal verschijnsel.
De inkomstenbelasting gaf opnieuw een daling in
opbrengst, ditmaal van
f
668.700, welke is toe te
schrijven aan de verlaging van het tarief bij de wet
van 15 Maart 1928 (Staatsbiad No. 62). Daarentegen
kwam f1.194.200 boven 1112 der raming binnen,
waarbij evenwel moet worden bedacht, dat de inkom-
stenbelasting in de eerste vijf maanden van het jaar voor het grootste deel wordt geïnd. Bij vergelijking
van de ontvangsten uit de inkomstenbelasting over de
eerste twee maanden van 1928 en 1929 blijkt, dat de
bedragen als volgt over de verschillende dienstjaren
kunnen worden onderverdeeld:

Jan. en Febr.
1928
Jan.
en Febr. 1929
1925126….
.
f

178.200

1926/27….
,,

1.303.200
.

f

116.400
1927128….
,,

16.274.500
,,

710.700
1928129….

14.808.300

Totaal.
f.
17.755.900
f
15.635.400

De vergelijking valt in het nadeel van 1929 uit;

niet alleen het loopende belastingjaar, doch ook de
oude dienstjaren hebben in ht loopende jaar minder
opgebracht; in totaal bedroeg de achteruitgang
f 2.120.500. Ten slotte moge nog worden aangetee-
kend, dat de raming in de maanden Januari en Fe-
bruari van dit jaar met
f
2.302.100 werd overtroffen.

De vermogensbelasting was de eenige belasting, die
in de afgeloopen maand een surplus opleverde boven
Januari 1928. Voor den vooruitgang, welke
f
234.900
beliep, is een bepaalde reden niet aanwijsbaar. Mis-

schien kan. als verklaring dienen, dat in het begin
van 1928 een kleine vertraging in de aanslagsregeling
de opbrengst ongunstig beïnvloedde. Ook de raming
werd in de afgeloopen maand oertroffen (met ruim

f
150.000). Gerekend over twee maanden bedroeg de
vooruitgang
f
299.700 voor wat aangaat de opbrengst
en
f
218.300 voor wat de raming ‘betref t.

De dividend- en tantièmebelasting kwam met een
sprong van f416.300 op f 1.096.900. Nu is de divi-
dend- en tantièmebelasting een middel, dat op zeer

onregelmatige wijze pleegt binnen te komen, en van-
daar, dat aan een dergelijk verschil niet te veel he-
teekenis -rnag worden gehecht. Bovendien mag niet
worden vergeten, dat 1112 der raming in de afgeloopen
maand niet werd bereikt (opbrengst
f
569.800 min-
der). Eerst’ na verloop van een vrij lang tijdsverloop
kan worden nagegaan, of deze stijging in opbrengst
niet door lagere. ontvangsten in de volgende maanden is te niet gedaan. Gerekend over twee maanden lever-
de 1929 tot dusver een surplus van
f
786.100 boven
1928; daarentegen. kon de raming niet worden ge-
haald (nadeelig verschil f.910.200).

De invoerrechten maakten ditmaal een minder goed
figuur. De achteruitgang beliep f 615.300 en houdt
vermoedelijk verband met de stremmitig der aanvoe-
ren door den ijsgang en de overbeli.sting dér spoor-wegen. Hetzelfde geldt ook voor het statistiekrecht,
dat een decres van
f
70.600 vertoonde. Door deze
slechte maandopbrengst werd hij beide middelen ge-
rekend over twee maanden noch de opbrengst van het
vorige jaar noch de raming bereikt. Hoogstwaarschijn-
lijk is hierin evenwel een daling van tijdeljken aard
te onderkennen.

De accijnzen maakten in de afgeloopen maand al
een buitengewoon slecht figuur. Uitgenomen den
tabakaccjns wezen zij alle een ltger opbrengstcijfer
aan. De zoutaccijns leverde
f
1.100 minder op, waar-
bij intusschen moet worden bedacht, dat de ontvangst
van Februari 1928 zeer hoog was. De raming werd
in de afgeloopen maand dan ook met ruim f4.700
overtroffen. De geslachtsaccijns decresseerde met
f
8.800, een overigens niet zeer belangrijk bedrag. De
wijnaccijns leverde
f
30.600 minder voor de schatkist
op, waarin wellicht de stagnatie in den aanvoer door
cle koude haar invloed doet gevoelen. De raming werd
hij dit middel in de afgeloopen maand bij lange na
niet gehaald (raming f 220.800; opbrengst
f
22.300),
doch de beide eerste maanden van het lcwartaal zijn
voor den wijnaccijns van weinig beteekenis; het over-
groote deel wordt in de derde maand ontvangen. De
gedistilleerdaccijns gaf een zeer scherpe daling in op-
brengst te zien (van niet minder dan
f
1.055.600).
Blijkbaar werpt de a.s. zeer ‘belangrijke verlaging
van het tarief krachtens db net van 7 Februari 1929
(Staatsblad No. 37) haar sèhaduw vooruit en. wor-
den met het oog op die. verlaing thans reeds min-

der voorraden ingeslagen. Ook het bier gaf minder te
boeken; het decres beliep
f
82.000, doch wordt ruim-
schoots gecompenseerd door cle stijging in opbrengst
ad
f
180.700, welke in de maand Januari van dit jaar
kon worden waargenomen. De
suikeraccijns
bracht in
de afgeloopen maand f 27.600 minder op, een vrij
011-
betéekenend bedrag, dat
zijn
beteekenis geheel ver-
liest, indien men in aanmerking neemt, dat dit. mid-
del in de eerste maand des jaars bijzonder ruim heeft
gevloeid. Eindelijk moge nog worden gewezen op den
tabakaccijns, welke de eenige
accijns
was, die een sur-
plus opleverde (van
f
88.800).

Vergelijkt men de opbtengsten der accijnzen over de

282

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Maart 1929

eerste twee maanden van 1929 met die van 1928 en

met de raming, dan komt men tot het volgende resul-
taat:

Opbrengst

Opbrengst

Raming

2
m.
1928

2 in. 1929

2 in. 1999

Zout ……
f
360.200

f
341.400

f 333.300
Geslacht

,,
1.701.400

1.753.100

,, 1.833.300
Wijn ……

91.100

58.800

441.700
Gedistilleerd

6.460.200

5.627.500

7.500.000
Bier ……

1.843.200

,, 1.941:900

,, 2.333.300
Suiker

,,
8.812.600

,, 7.910.200

7.883.300
Tabak …

,,
3.909.800

,, 4.502.300

,, 3.916.700

Over het algemeen genomen viel de loop dezer mid-
delengroep tot dusver niet mede. Een tijdvak van niet
meer dan twee maanden biedt echter geen basis voor
het trekken van bepaalde conclusies.
De belasting op gouden en zilveren werken bleef

zich in stijgende lijn bewegen, al bedroeg het surplus

ook niet meer dan het geringe bedrag van
f 200.
Hier-

tegenover staat echter, dat de ontvangst
f
900 bij 1112

der raming ten achter bleef, waarbij intussclien valt

op te merken, dat voor 1929 wordt gerekend op een
inkomst van
f 1.000.000,
zijnde
f
50.000 meer dan het
voor 1928 geraamde opbrengstc••fer.
De rechten en boeten van zegel gaven een meerdere

bate van
f
96.800, welke geheel aan het ruimer vloeien
der beursbelasting is toe te
schrijven;
immers laatst-

genoemde belasting ging niet minder dan
f
184.500

in opbrengst vooruit, een bewijs van meerdere bedrij-
vigheid, welke ter beurze valt waar te nemen. Nog
gunstiger staat het met de registratierechten, welke
een surplus van
f
822.500 voor de schatkist oplever-
den, hoogst waarschijnlijk een gevolg van de plaatsing
van nieuw kapitaal door verschillende Naamlooze Ven-
nootschappen. Ook de raming werd bij beide middelen
overschreden, bij de registratierechten zelfs vrij aan-
zienlijk (met
f
689.700). Gerekend over twee maan-
den vertoonde deze groep van middelen eveneens een
gunstig beeld. Zoowel de opbrengst van het vorige
jaar als de raming werden niet onaanzienlijk over-
trof f en, bij de zegelrechten onderscheidenlijk met
f625.200 en f967.800; bij de registratierechten r.es-

pect;ievelijk met f 3.434.700 en
f
2.736.500. Bij deze

laatste
cijfers
moge nog worden aangeteekend, dat het
voor 1929 geraamde opbrengstcijfer bij eerstgenoemd
middel f 2.000.000 lager is genomen dan voor 1928;
voor de registratierechtèn daarentegen f 5.000.000
hooger is gesteld.
De suecessierechten gaven eene
stijging
in op-
l)reflgst te zien van
f
1.488.200 en brachten zoodoende
het respectabele, bedrag van
f
4.680.000 voor de schat-
kist op. Nu valt op de successierechten nimmer veel
peil te trekken; zij komen op zeer onregelmatige wijze
binnen. De hooge inkomst van de vorige maand is
echter wel
bijzonder
opvallend; vermoedelijk zijn eeni-
ge belangrijke boedels opengevallen. In ieder geval
gaven de eerste twee maanden een flinken voorsprong
boven hetzelfde tijdvak van 1928 (van f 1.376.900),
terwijl boven 2112 der iaming reeds een som van
f 1.429.900 kon worden geboekt.
De domeinen gaven ditmaal f 139.700 minder, het-
geen. evenwel aan toevallige omstandigheden moet
worden toegeschreven. Ook de loodsgelden liepen
terug (met
f
82.100), gevolg vermoedelijk van den
zwaren ijsgang. 1112 der raming kon in de afgeloopen
maand evenmin worden gehaald. Gerekend over twee maanden leverden de loodsgelden f 99.000 minder op
dan in het vorige jaar en bleven zij
f
72.400 beneden
de raming.
:De inkomsten van het ,,Leeningfonds 1914″ bedroe-
gen in de afgeloopen maand f 6.695.700 tegen
f 6.016.200 in Februari 1928. Van eerstgenoemd be-
drag was ruim f4.120.000 aan de Verdedigingsbelas-
tingen 1 en II te danken. In de maanden Januari en.
Februiri 1929 werd in totaal ontvangen
f
14.413.100
(in hetzhlfde tijdperk van 1928 f 13.564.200).
Voor het ,,Wegenfonds” kwam in de afgeloopen
maand
f
310.300 binnen, waarvan
f
2.900 op rekening
komt van de Rijwielbelasting, en
f
307.500 op reke-
ning van de Wegenbelasting (1112 der raming

j 610.400). In de twee eerste mainden kwam aan het

Wegenfonds f 724.900 ten goede, waarvan f 7.600
rijwielbelasting. In de maanden Januari en Februari
1928 werd f 4.704.200 ontvangen (waarvan f 4.137.600
rijwielbelasting, welke toen grootendeels in de maand
Januari binnenkwam).

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.

DE TOESTAND VAN DE DUITSCI-IE ZIJDE- EN

KUNSTZIJDEINDUSTR1E.

Dr. K. Volkenborn te Keulen
schrijft ons:
Uit den gang van zaken der zijde- en kunstaijde-in-
dustrie gedurende het jaar 1928 blijkt, dat de con-

junctuur ten opzichte van 1927 zich in een sterk da-lende richting bewoog. Het jaar 1927 was voor deze

industrieën een recordjaar, dat voorafgegaan was
door jaren van een steeds toenemende ontwikkeling.
Daar deze industrieën na de stabilisatie bijna uitslui-
tend op de binnenlandsche markt waren aangewezen,

moesten deze jaren door een veisterking van haar
positie op de Duitsche markt van groot voordeel zijn.
De buiteulandsche handel was na den grooten inf le-

tie-uitverkoop nagenoeg tot stilstand gekomen. An-
derzijds was de Duitsche markt tot het tijdstip van
de afsluiting der handeisverdragen met
Frankrijk
en
Italië in 1928 door aanzienlijke douanetarieven van

den buitenlandschen invoer afgesloten. Het handels-
verdrag met Italië bracht een verlaging van het in-

voerrecht. op kunstzijde tot M. 0,60 per KG., terwijl
bij het Duitsch-Fransche verdrag alle rechten op zijden-

en haifzijdenweefsels werden verlaagd. De open-
stelling van de Duitsche markt voor buitenlandsche

producten ging met een algemeene conjunctuurterug-
gang in Duitschland gepaard, en deze beide factoren
veroorzaakten een zoo aanzienlijke verschuiving in
het bedrijfsleven in 1928, dat deze, gedeeltelijk zeer
nauw met elkaar veibonden takken van industrie
zich tegenover nieuwe
belangrijke
problemen zi.gen
geplaatst. Met de oplossing hiervan ‘was het jaar 1928
gemoid, terwijl ook in de eerstvolgende jaren de
Duitsche producenten hun aandacht hieraan zullen
n1Oetefl wijden.

De Zijde-industrie.

Een beschouwing van den toestand der Duitsche
zijde-industrie’in 1928 – speciaal van de zijdeweve-
rijen ‘ geeft tot de volgende opmerkingen aanlei-
ding. De aanzienlijke nettowinsten, die de jaren der
opgaande conjunctuur voör deze industrie hadden öp-
geleverd, werden door vele maatschappijen tot uit-
breiding en moderniseering der bedrijven aangewend.
Het algemeene streven naar rationalisatie in de Duit-
sche industrie in navolging van de Vereenigde Staten
werd ook door de
zijde-industrie
in toepassing ge-
bracht, waardoor een grootere produetiecapaciteit
werd verkregen. Toen nu in 1928 door den plotseling
sterk toegeiïomen invoer uit Frankrijk – de Italikan-
sche industrie verkeerde juist in een érisis ten gevol-
ge van de defla’tie – en de algemeene afneming van
het verbruik een terugsiag intrad, moest blijken, of de
rationalisatie niet slechts de productiecapaciteit’ had
vergroot, doch tevens – wat veel belangrijker was –
de productiekosten had doen dalen. Want slechts ‘in
dat geval kon bij de steeds afnemende winsten ver-
wacht worden, dat nog voldoende hoeveelheden werden
verkocht om het bedrijf eenigszins in stand te houden.
Tevens moest mn met de rationalisatie der bedrij-
ven voortgaan zonder echter daarvoor de geldmidde-
len in al te groote mate te gebruiken. De grootere
ondernemingen in de
belangrijkste
takken dezer in-
dustrie, t.w. de zijdeweverijen, schijnen hierin werke-
lijk geslaagd te zijn, daar men nergens tot een radicale
beperking der productie behoefde over te gaan. Hoe-
wel de balansen over 1928 nog niet zijn gepubliceerd,
behoeft men niet te vreezen, dat deze met een groot
verlies zullen sluiten.
Veel moeilijker was daarentegen de positie der
grossiers in zijde in het afgeloopen jaar, daar velen,

20
Maart 1929

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

283

zelfs groote en aanzienlijke firma’s, failliet gingen,

hetgeen weder zijn tcrugslag op de productie deed
gevoelen. Over het algemeen is de toestand der zijde-
weverij op het oogenblik zoo, dat deze zich ten op-
zichte van de buitenlandsche concurrentie zal kun-
nen handhaven, door een steeds verder gaande ratio-
nalisatie, die de kostprijzen met dat bedrag zal ver-

minderen, waarmede de buitenlandsche industrieën
door de lage bonen in het voordeel zijn. Tevens hoopt

men door een betere kwaliteit het prijsverschil met
het buitenlandsche product ook bij uitvoer te kunnen

nivelleeren, ten einde geleidelijk weder een belang-rijker plaats op de internationale markt in te nemen. De financieele toestand der groote zijdeweverijen is

over het algemeen gezond, zoodat men wel mag aan-
nemen, dat de moeilijkheden overwonnen zijn en de
plannen zullen slagen.
Ook in den laatsten tijd waren de looncoaflicten
met de arbeiders, die verleden jaar tot grooto en lang-

durige moeilijkheden hebben geleid, weder heviger,
doch zij werden juist eenige weken geleden weder
bijgelegd.

Dc Kunszijdc-industrie.

Wat nu de jongste Duitsche groot-industrie – de
kunstzijde-industrie – betreft, heeft ook deze, zoo-
als reeds opgemerkt, in 1928 met moeilijkheden te

kampen gehad. Aandeelen Vereinigte Qlanzstoff..
Fabriken noteerden in Mei 1928 aan de Berlijnsehe
beurs nog 880 pOt., terwijl
zij
in Februari van dit
jaar tot 430 pOt. waren gedaald. Hetzelfde lot onder-
gingen de aandeelen van soortgelijke groote buiten-
landsche ondernemingen, zooals aandeelen Snia Vis-
cosa en Oourtaulds. Hieruit blijkt, dat de moeilijkhe-
den van de Duitsche kunstzijde-industrie niet een specifiek J)uitsch karakter dragen. Een dergelijke
achteruitgang moet wel op feiten berusten, die voor
de geheele kunstzijde-inclustrie gelden. Hierbij kome.n
dan bovendien de voor Duitschland specifieke oor-
zaken.

In het algemeen kan van de kunstzijde-industrie
gezegd worden, dat zij een van die sterk expansieve
jonge industrieën is, wier technische ontwikkelings-
mogelijkheden onbegrensd schijnen en die ten gevol-
ge van steeds nieuwe technische veranderingen zich
voortdurend in onrust bevinden, zelfs dan, wanneer
alles zoo goed mogelijk geregeld lijkt. De noodzakelijke
expansie is zoo sterk, dat het evenwicht gemakkelijk
verbroken wordt. In 1928 heerschte er een algemeene
internationale vraag naar acetaatzijde, die in ver-
band met een sterke prijsdaling van de Engelsche
Oelanese maatschappij zelfs in hevige mate de markt
verontrustte. Hierbij kwamen later nog de uiteenloo-
pendste geruchten omtrent de voordeelen van het

Brandwoodprocéd, die echter ten slotte werden
tegengesproken.

In den alleriaatsten tijd trok het Lilienfeld-procédé
algemeen de aandacht. Dit procédé, dat werkelijk een
technische verbetering moet zijn, is reeds door eenige
maatschappijen aangekocht, die, naar men zegt, veel van de toepassing verwachten. Tegen het Lilienfeld-

procédé kan men over het algemeen naar voren bren-
gen, dat de kwaliteit van Viscose tot dusverre voor
alle doeleinden, geschikt bleek te zijn en dat het der-
halve betwijfeld mag worden, of het zelfs bij aanzien-
lijke kwaliteitsverbeteringen nieuwe toepassingen zal
vinden, die tegen de verhooging der productiekosten,
welke in ieder geval voorloopig door het nieuwe pro-
cédé zal ontstaan, opwegen. Daarentegen kan als vast-
staand aangenomen worden, dat de bedrijven door ver-
eenvoudiging van het productiesysteem nog groote
bezuinigingen kunnen doorvoeren. De verlaging der
productiekosten, die op deze
wijze
kan worden ver-
kregen, zou den Duitschen ondernemingen, vooral in
den eersten tijd, ten goede kunnen komen en veron-
dersteld mag worden, dat thans in de bedrijven in
deze richting krachtig wordt gewerkt.

De verhoudingen op de Duitsche kunstzijdemarkt
zijn in den loop van 1928 veel scherper geworden.

Naast de reeds hierboven vermelde omstandigheden

– de verlaging van de douanetarieven en den alge-
meenen teruggang van de conjunctuur in Duitsch-
band – draagt de monopolistische positie van den
grooten producent en de hieruit voortvloeiende prijs-politiek een belangrijk deel van de schuld. De domi-
neerende positie, vooral van de Vereinigte Glanz-

stof f Fabriken, verhinderde of bemoeilijkte althans

langen tijd het opkomen van andere ondernemingen
int Duitschland, die daardoor in het buitenland in
een zooveel grooter aantal ontstonden. De concurren-

tie van de Italiaansche fabrieken, die door lage loo-
nen in het voordeel waren, deed zich langzamerhand

op de Duitsche markt steeds sterker gevoelen en deze
concurrentie heeft dan ook

bepaalde beschermings-
maatregelen van de Duitsche ondernemingen te voor-
schijn geroepen. De eerste maatregel tegen deze on-
aangename concurrentie was een rechtsaanval op
grond van het Duitsche patentrecht. Daarop volgde
4
door een deelneming aan de saneering van de Snia
Viscosa Geselbschaf t op basis van een overeenkomst
een beperking van de concurrentie van deze groote
Italiaansche firma.

Het voorboopige resultaat van deze gebeurtenissen,

waarbij het doel voorzat een radicale prjzenoorlog te

verhinderen, vormde een bijzonderen maatregel van
de prijsconventie van de Duitsche kunstzijdeprodu-
centen. Dit eigenaardig besluit bestond hierin, dat
men aan alle consumenten van kunstzijde een bepaal-
de korting wilde toestaan, indien alleen van de tot
deze conventie toegetreden producenten werd betrok-
ken. Deze korting, die men op 7 pOt. vaststelde, was
de z.g. ,,Treurabatt”. Het bleek echter spoedig, dat deze laatste maatregel niet voldoende zou zijn om
het na te streven doel te bereiken. Nadat reeds langen
tijd voor de invoering van deze prijsclausule de bij
deze prijsconventie aangesloten Duitsche deelnemers zich op verschillende wijze van den druk van de con-
tractsbepabingen hadden trachten te bevrijden, kon
men nog nauwelijks daarop rekenen, dat de afnemers
deze nieuwe conventiebepalingen strikt zouden na-
komen. De bedrijfsonzekerheid werd er nog door ver-
sterkt en ook de veranderihg van het ,,Treurabatt”
in een eenvoudige korting van 8 pOt. kon niet ver-
hinderen, dat men eindelijk in J’anuari van dit jaar
tot een ontbinding van deze conventie moest beslui-
ten, die zich nu beperkt tot de vaststelling van be-
paalde leverings- en betalingsvoorwaarden.
Ongetwijfeld is het voor beide partijen – produ-
cent en verbruiker – dringend noodzakelijk gewor-
den aan den onzekeren toestand een einde te maken. Men heeft ook vrij lang gedraald totdat men tot deze
heilzame maatregelen zijn toevlucht nam. Wellicht
heeft men ook de nadeebige gevolgen van een derge-
lijken stap uit vrees voor een algemeenen prijzen-
oorlog overschat. Gedurende de eerste weken na de
opheffing van de prijsconventic leek het ook wer-
kelijk, dat het tot een niets ontzienden concurrentie-
strijd zou komen, temeer waar de toonaangevende
Italiaansche firma verzekerde, dat zij elken door de
Duitsche producenten vastgestelden prijs zou onder-
bieden. Inmiddels is echter de toestand eenigermate
gekalmeerd. De Italiaansche firma’s hebben haar be-dreigingen gedeeltelijk gelogenstraf t en de Duitsche
firma’s zijn niet meer bereid tot elken prijs te ver-
koopen. Bovendien schijnt het, alsof de Duitsche

fabrieken voldoende van orders zijn voorzien, vooral
daar men niets hoort van nieuwe productiebeper-
kingen.

[‘let is evenwel zeer moeilijk om van de capaciteit
en het productievolume van de Duitsche onderne-
mingen een goed beeld te krijgen, daar de afzonder-
lijke firma’s hierover niet de geringste gegevens pil’
bliceeren. Een feit is het echter, dat de uitvoer met
meer dan 8 millioen KG. niet onaanzienlijk gestegen
is. Datzelfde geldt evenwel ook voor den invoer, waar-

Iran het totaal-cijfer dat van den uitvoer’ overtreft.
Het is niet moeilijk voor deze stijging van den in- en
uitvoer een verklaring te vinden; zij ligt in de boven-

284

S
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Maart 1929

genoemde maatregelen van de prijsconventie, waar-

door men gedwongen werd tot wereldmarktprijzen aan

het buitenland te verkoopen om een afzetgebied te
vinden voor de stijgende productie, terwijl men tege-
lijker tijd voor de buitenlandsche concurrentie een

nieuw afzetgebied in Duitschiand opende
1)
.

Deze gebeurtenissen, die aan de beruchte dumping
van de vooroorlogsche periode herinneren, waren
ongetwijfeld nadeelig voor cle Duitsche consumenten.

Dat zal in den loop van dit jaar nog wel duidelijk

blijken uit het toenemende verbruik en de uitvoer

cijfers van de kunstzijde verwerkende industrie.
Met het resultaat van de ontwikkeling in de laat-
ste maanden, ni. een volkomen verbetering van de ver-
warrende marktpositie en een vergrooting van het

afzetgebied voor kunstzijde in Duitschland, zal ook
de Duitsche kunstzijde-industrie tevreden moeten zijn.

AANTEEKENINGEN.

Beleggingspolitiek.

Het mag als algemeen bekend worden veronder-

steld, dat in den tegenwoordigen tijd het beleggen

van groote kapitalen in
aandeelen
als heel wat moei-

lijker beschouwd wordt dan in vroeger jaren. Im-

mers, op het oogenblik is het ineerendeel der finan-

tieele experts van gevoelen, dat het internationale
koerspeil der fondsenmarkten hoog is, hetgeen reeds

op zichzelf hét kiezen der juiste beleggingsobjecten
tot een beslissing van meer dan gewone verantwoor-.
deljkheid stempelt. Het is dan ook geen wonder, dat
de meeste, finantieéle adviseurs het opmaken van

schema’s voor de belegging van groote kapitalen in
aandeelen onder de huidige omstandigheden voor een.
uiterst lastige en gevaarlijke, zoo niet onmogelijke

taak houden.
Dit vooropgesteld zijnde verdient dezen vorm van belegging des te meer onze aandacht. Het is daarom

van belang kennis te nemen van een voordracht, dodr
den heer H. E. Raynes, F.I.A., F.O.I.I. Secretary

Legal & General Assurance Society, gehouden voor
het Engelsche Instituut van Actuarissen; een beknopt

overzicht der argumenten van den heer Raynes volgt:

hieronder, vergezeld van het door hem voorgelegde

cijfermateriaal. .
1-let doel van den heer Raynes is geweest, een ver-

1)
Wij hebben hier het oog op de noodzakelijkheid van
een vergrooting van den Duitschen afzet iii het buiten-
land om ten gevolge van de toenemendé procluctiecapaciteit
de vorming van groote voorraden te. verhinderen. De afzét
in Duitschland wordt door het prijskartel sterk beïnvloed,
ofschoon ook geregeld verkoopen beneden de prijzen, door
de conventie vastgesteld, plaats vonden, in verband met
de verschillende vormen, waarin de voorschriften zijn
vervat. Dit ontduiken van de vaste prijzen der conventie
– steeds dan wanneer dit aan belangrijke consumenten op
grond van buitenlandsche concurrentie-offerten w’erd ver-
eischt = bemoeilijkte vaak het tot stand komen van
zaken, daar men, vooral de kleine afnemers, er zeer dik-
wijls de voorkeur aan gaf, inhet buitenland te koopen. De
groote en ‘kapitaalkrachtige afnemers bleven evenwel van
de ])uitsche firma’s betrekken, zij het ook vaak buiten de
conventie om. Deze buitenlandsche concurrentie was zoo-
doende voor de consumenten zeer voordeelig.
Schadelijk was aan den anderen kant zonder twijfel de
pogingdoor kartelpolitiekprijzen vast te stellen, die boven
de wereldmarktprijzen lagen, en die daardoor de Duitsche
verder verwerkende industrie groote moeilijkheden bij den
verkoop van haar producten in het buitenland in den weg
legden. Daarbij dient nog opgemerkt te worden, dat de
kartelprijzen natuurlijk niet geheel zonder uitwerking ble-
ven. Zij zijn ten dccle werkelijk betaald en in ieder geval
hielden zij eenigszins het prijsniveau in de hoogte. Had
men de concurrentie .den vrijen ioop gelaten, en geen
kartelpolitiek doorgevoerd, dan zouden hierdoor een buiten-
gewone onoverzichtelijke markttoestand, die den inkoop verzwaarde, en het hooge prijsniveau vermeden zijn ge-
worden. Er is dan ook alle reden om door de belasting
van de inheemsche markt met hoogere prijzen dan op de
wereldmarkt ‘heerscheu, en een gelijktijdigen afzet van een
stijgende productie tot lagere prijzen in het buitenland van
dumping te spreken.

gelijking op te stellen tusschen twee vormen van be-

legging, ni. eenerzijds die in aandeelen, en anderzijds
die in vaste rentedragende fondsen van dezelfde on-

clernemi ngen.
De resultaten, waartoe zijn statistische berekenin-
gen leiden, mogen waarlijk verbluffend genoedid wor-
den. Zij w’ijzen er met groote overtuigingskracht op

hoe verkeerd het is om
bij
de van oudsher gehuldigde

principes te blijven volharden, als zouden voor een

belegging op langen
termijn
alleen staats- en gemeen-

teleeningen, pandbrieven, hypotheken, obligatiën, de
z.gn. goudgerande waarden in aanmerking komen. En

op ondubbelzinnige
wijze
spreekt uit Mr. Raynes’
conclusies de overtuiging, dat ook onder de huidige
omstandigheden een soliede en lucratieve belegging
in
aande.elen
zeer goed mogelijk, en zelfs verkiese-
lijk is.

Het spreekt vanzelf, dat hier alleen bedoeld wordt
een belegging op langen
termijn;
voor die op korten

termijn gelden geheel andere eischen. De observatie-periode van den heer .Raynes omvat
het
tijdperk
van 31. Maart 1912 tot 31 Maart 1027.

Hij heeft 9 groepen van fondsen-materiaal uitgeko-
zen, nl.:
Britsche Spoorwegen. Electriciteitsmaatschappijen.

Gasmaatschappijen.
IJzer-, Steenkool-, Staalmaatschappijen.
Land-, Fin ancieele en Hypotheekmaatschappijen.

Scheepvaartmaatschappijen.

Telegraafmaatschappijen. Finanti eele Tru stmaatschappijen.
Textiel- en aanverwante maatschappijen.

Raynes veronderstelt, dat twee kapitalen, van
£ 54.000 ieder, geïnvesteerd werden in de aandeelen
zoowel als in de obligatiën van verschillende dezer
maatschappijen. Uit iedere groep zijn 6 Britsche on-
dernemingen gekozen, welke beschikten over het
grootste maatschappelijk kapitaal, allen dividend be-

talers een en andei- volgens het ,,Investors Monthiy
Manuel” van 31-3-1912. In elke groep is £ 6000.- be-
legd, waarvan £ 1000.- in de aandeelen en £ 1000.-
in de obligatien der gekozen ondernemingen. Hij ver-
krijgt hiermede de volgende resultaten. De eerste ta-
bel geeft het jaarlijksche inkomen uit beide beleg-
gingen:
TABEL 1.
Vergelijking der inkomsten eener Belegging per 31 Maart
1912
in gewone aandeelen met de inkomsten uit eenzelfde Belegging in de obligatiën dezer ondernemingen.

Gewone aan deelen

Obligatiën
Jaar
Inkomsten
1
Rendement
1
Inkomsten
1
Rendement

£

£
1912

2,964

5.49

2,134

3.95
19 3

3,624

6.71

2,14

3.95
1914 .

2 763

5.2

2,076

3.84
1915

. 2,946

5.46

1,924

3.56
1
. 9111

2,842

5.26

1,699

3.15
1917

2,954

5.47

1.698

3.14
1918

2,890

535

1,584

2.93
1919

3,389

6.28

1,594

2.93
1920

2 991

5.54

1,584

2.93
1921

2,891

5.35

l,.84

2.03
1422

3,493

6.47

1,699

3.15 1923

3,731

11.91

1,754

3.25
1924

3,817

7.07

1,736

3.21
1925

3,483

6.45

1,783

3.30
19211

3,531 ‘

6.54 .

1,783

3,30

Zooals hieruit blijkt, is in geen der 15 jaren het in-
komen uit gewoneaandeelen lager dan het inkomen
uit vaste-rente-dragende fondsen. Deze cijfers leveren
bewijzen ten voordeele der belegging in aandeelen. Dit
is echter niet steeds het geval ten opzichte van iedere
groep aandeelen op zich zelf. Het inkomen der obli-
gatiën-investeering was bjv. in 1926 hooger hij de.
Spoorw’êg. Maatschappijen, in 1918-1920 was dit bij
de Gas-Maatschappijen het geval, in 1921-1923 bij
de Ijzer, Steenkool en Staal groep. Een en ander
blijkt, uit de volgende specificatie:

20 Maart 1929

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

285

TABEL
II

Vergelijking der inkomsten eener Belegging van
£
6000.-/- op 31
Maart
1912
in gewone aandeelen met de inkomsten
uit een zelfde belegging in de obligatiën dezer ondernemingen.

De cijfers van iedere groep hebben
betrekking op de Belegging van
£
8000 (C 1000_ voor iedere onderneming) in de
6
maat-
schappijen met het grootste maatschappelijk kapitaal op
31
Maart
1912.

Britsche
1

Electriciteits
Gas-
Ijzer, Stenk.
Hyp.

Land,
Scheepvaart
Telegraaf Financieele Text.
&
Aan-
jaar
Spoorwn
Maat
Maat
aalMijen
nanc.Mijen
Maat
Maatsch.
Trust
verw. Mijen
aand.
oblig. oblig.
a
e

oblig.
aand.
oblig. oblig.
oblig. oblig. oblig.
ae

£
£
£
£
£
£
£
£ £
£ £ £ £
£
£
£
£
£
1912
254 213 280 242
282
228
408 246
394 236
441
265
305
245
319
228
291
231
1913
276
213 316
242
263
228 404 246
423
236 945
265
330 245
332
228 235
231
1914
253
207
328
236
231
222
459
239
390
229 258
258
328 238
92
222
224
225
1915 931
192
284 218
242
206 558 222
363
212
369
239
343
221
260
206
296
208
1916
205
170
223
193
213
181
462
196
359
188
484
211
336
194
230
182
330
184
1917
204
169
235
193
191
181
809
196
427
188
489 211
336
194
230
182
330
184
1918
211
158
228
180
138
169
562
183
416
175
419
197
332
181
220
169
364
172
1919
222
158
315
180
139
169
578
183
452
175
507
197
390
181
241 169
545
172
1920
222
158
376
180
151
199
412
183
412
175
431
197
390
181
268
169
372 172
1921
222
158
284
180
178
169 178
183
483
175 431
197
390
181
275
169
450
172
1922
267
170
485
193
237
181
191
196
545
188
409
211
391 194
302
182
666
184
1923
256
175
589
199
264
188
177
202
604
194
454 218 392
260
334
188
661
190
1924 253
175
639
199
262
188
177
174
652
194
357
218
312
200
372
188

1
713 190
1925
236
181
584
206
270
194
134
179
551
200
353
225
395 208 405
194
555
196
1926
123
181
896 206
269
194
223
179
568
200
358 225
394 208
418
194
482
196

Raynes berekent daarop het surplus inkomen, ge-
maakt op de gewone aandeelen, uitgezet tegen 4 pOt.
rente. Dit bedrag, gevoegd bij de marktwaarde der
gewone aandeelen op 31 Maart 1927, geeft het vol-
gende beeld:
Marktwaarde gewone aandeelen ……….£ 80.013
Meerdere inkomsten dan uit de belegging

in gewone aandeelen

…………….£ 27.662

Waarde op 31-3-27 der :investeering in ge-
wone aandeelen ………………….£ 107.135
Waarde op 31-3-27 der investeering in obli-
gatiën

…………………………£

42.588
TABEL III.
Vergelijkende positie op
31
Maart
1927
der op
31
Maart
1912
in aandeelen en obligatiën geïnvesteerde kapitalen:

Waarde

Waarde

Meerdere

Bedrag

der obi.

der

inkomsten
B

Klasse

der

per

gewone

uit gew.
belegging

3′
Maart

aand. op aand.dan uit
1927

3113 ’27

obligatiën

£
Britsche Spoorw.
6,000
Electriciteits-
Mijen

……..
6,000
Gas-Mijen
6,000
IJzer, Steenkool
en Staal-Mijen
6,000
Land, Hypotheek

..

en Finant.Mijén.

6,000

4,698

12,500

5,144
Scheepv..Mijen.
..

6,000

5,105

8,629

4,643
Trust-Mijen ….

6,000

4,594

10,395

2,031
Textiel-ldijea….

6,000

4,690

12,822

4,333
Telegraaf.Mijen..

8,000

4’853

7,251

3,023

54,000

42,588

80,073

27,662
Raynes merkt zeer terecht op, dat men zal vermoe-
(len, dat de jaren 1912-1927 opzettelijk zijn uitgeko-
zen om zoocloende dit gunstige resultaat te verkrij-
gen. Men zal geneigd zijn te zeggen, dat in een
periode, waarin de koersen van vaste rente dragende
papieren zijn gestegen, het resultaat ook anders zou zijn uitgevallen. Raynes voorkomt deze opmerking,
door er op te wijzen, dat, er een dergelijke periode in
deze 15 jaren is. Op 31 Maart 1921 bedroeg de markt-
waarde der vaste rente dragende fondsen uit mijn
schema £ 35.051 tegen £ 42.588 in 1927, een vermeer-
dering dus van 12 pOt. In 1921 bedroeg echter de
marktwaarde der gewone aarideelen £ 46.551 tegen
£ 80.073 in 1927. Indien nu in 1.921, het jaar der
hoog-conjunctuur, het jaar der fabelachtige beurs-
koersen, £ 100.000 belegd waren in dezelfde 54 fond-
sen in verhouding tot het reeds bestaande bezit, dan
had men de volgende verrassende cijfers verkregen:
Volgens Raynes is zijn keuze van 6 ondernemin-
gen met het grootste maatschappelijk kapitaal als het
ware mechanisch gedaan; ook heeft in de periode

TABEL IV

Waarde 1

.

Netto inkomsten

1 Waarde
31
Maart

31
Maart
1921

1921

1922 1923 1924 1925 1926

1927

Gewone£ £ £ £ £ £ £ £

aandeelen.
100.000 6,210 7,532 8,054 8,244 7,510 7,614 172.000
Obligatiën.
100.000 4,530 4,859 5,017 4,933 5,095 5,095 121.500

dezer 15 jaren geen enkele nuttige verandering in
de belegging plaats gegrepen. Was dit wel gebeurd,
clan zou zeer zeker een nog beter resultaat verkregen

zijn. De . .tegenstanders der belegging in aandeelen
moeten vooral niet uit het oog verliezen, dat de
financieele structuur van goed en fatsoenlijk be-

heerde ondernemingen (anderen komen natuurlijk in
het geheel niet in aanmerking) met ieder jaar beter
en solieder wordt. Dergelijke lichamen hebben een
conservatieve uitkeeringspolitiek gevolgd, en groote
l)edragen gereserveerd. 1-let rendement op deze aan-
deden moge op het oogenblik lager zijn dan dat hun-
ner obligatiën, op den duur zullen de gemaakte reser-
ves hun vruchten afwerpen en tot uitdrukking komen
df door hoogere dividenden, ôf door hoogere koersen.

Terecht komt Raynes dan ook tot de volgende slot-
conclusie, dat wat veiligheid betreft deze cijfers ho-

rijzen, dat algemeen gesproken een belegging op lan-
gen termijn in aandeelen den voorkeur verdient boven
een belegging in
.
de vaste rente dragende fondsen der
zelfde ondernem]ng. E.
HENNv.

De Britsche Beetwortelsujkerjndustrje en de
subsidieverleening.

Een van de nieuwe handelspolitieke vraagstukken,
clie de aandacht vragen is het voorstel van enkele
Kamerleden tot steunverleening aan de Nederland-
sche suikerbietenindustrie, waarover men in het begin

van dit nummer een uitvoerige beschouwing vindt.
Het is intusschen wel van belang eens kennis te
nemen van den toestand van de suikerindustrje in
Groot-Brittannië, waar een regeling bestaat, die veel
overeenkomst vertoont met die, welke aan onze regee-
ring is voorgesteld.
Het mag als bekend worden aangenomen, dat tijdens
de Labourregeering in 1925 een subsidie voor beet-
wortelsuiker werd ingesteld in den vorm van een con-
tante betaling aan de producenten hij hun afzet van
witsuiker. De subsidie zou gedurende 10 jaren ver-
leend worden en langzamerhand verminderen. De eer-
ste 4 jaren, die in September van het vorige jaar zijn
veretreken, heeft de subsidie 1916 per cwt.
1)
voor
suiker, die bij 98
0
of hooger polariseert, bedragen.

1)
= f 0.28 It f 0.29
per KG.

£

£

£

4,413

3,884

981

,390

•14,741

3,247

4,558

5,304

580

4,287
1

4,547

3,680

286

ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

20
Maart 1929

Voor de tegenwoordige periode, die
3
jaren duurt,

1)edraagt de subsidie
13
sh., die tot
616
vermindert

voor de laatste
3
jaren. Geraffineerde suiker van een
lager gehalte en melasse ontvangen een geringen

steun.
1)

In het jongste nummer van ,,The Economist” wordt
er op gewezen, dat sinds het begin •van de subsidie-
verleening de totale kosten voor de belastingbetalers
tot het eind van deze maand, waarbij een klein ge-

deelte geschat is, ongeveer £
12.000.000
heeft bedra-

gen. In het geheel zijn
600.000
acres voor dit doel

bebouwd.
Ofschoon deze subsidie in het Parlement hevige be-

strijding heeft ondervonden, hebben de regeering, het
grootste deel van de arbeiderspartij en een of twee

liberalen haar verdedigd op grond van het feit, dat

zij Engeland een nieuwe industrie bracht, een alter-
natieve bebouwing mogelijk maakte en bepaalde

agrarische voordeelen bood.
De landbouwers hebben er op aangedrongen, dat de
prijzen, die zij van de fabrieken kunnen verkrijgen,
ofschoon tot op zekere hoogte wettelijk geregeld, ver-
beterd behooren te worden. Aan den anderen kant is
er critiek geuit, dat de dividendbetaling van bepaalde
fabrieken te aanzienlijk is geweest met het oog op het
feit, dat de geheele suikerirtdustrie afhankelijk i
van de bijdragen uit publieke fondsen. Schijnbaar

ten gevolge van de slechte klimatologische en agrari-
sche omstandigheden in
1927
is de met bieten be-

bouwde oppervlakte afgenomen, hoewel in het afge-
loopen jaar een verbetering intrad. –
Evenwel erkent men, dat door de afnemende
1
sub-

siedie de hoeveelheid land, die voor dit doel bebouwd
zal worden, waarschijnlijk aanzienlijk zal worden be-
perkt.. In sommigekringen worden er reeds pleidooien

gehouden voor een herziening van de subsidie, aange-
zien een deel van de industrie niet in staat zal zijn
zich gedurende de iubsidie-periode staande te houden.
Maar het zal waarschijnlijk zeer moeilijk vallen om
de regeering voor zulk een verzoek gunstig te stem-

men. Bijna
6
jaren van steunverleening moeten nog

verstrijkn, de belasti.ngbetalers hebben reeds £
1.2 mii-

lioen geofferd en de uiteindelijke kosten zullen, zelfs
wanneer men rekening houdt met de verlaagde rech-

ten, zonder twijfel zeer aanzienlijk zijn.

lndexcijfers van scheepsvrachten.

,,The Economist” schrijft: Ons indexcijfer voor
scheepsvrachten bedraagt voor de maand Februari
124,1,
hetgeen een daling van
2,7
pOt. ten opzichte
van Januari beteekent. Een jaar geleden was het

indexeijfer
109,7
tegenover
140,2
voor de overeenkom-

stige maand van
1921.
TJit de tweede tabel blijken de
jongste bewegingen in de verschillende groepen.
De volgende tabel toont de wijzigingen in iedere
groep en sub-groep ten opzichte van de cijfers van de
vorige maand; het cijfer 100 stelt telkens het gemid-
delde niveau gedurende de periode
1.898-1913 voor:

Index.
1

cijfer

+°-

Golf
van
Biscayè; uitgaande vracht
132,1
.-f_

1,8
140,3
Middeli. Zee; uitgaande vracht …..,
143,1

2,9
thuisvracht ………

thuisvracht . ……….
107,3
3,1
Noord-Amerika ………………..125,1

3,5
Zuid-Amerika; uitgaande vracht
.

92,2

2,7

99

thuisvracht ……….
150,8

4,6
Indië; uitgaande vracht …………
122,1

2,1

11

thuisvracht

……………..
112,7
– 10,4
Het verre Oosten, enz ……………
122,0
..

4,2
Australië ………………………..
.136,2

6,2

Gedurende de afgeloopen maand
stonden de char- terzaken voor den Continentalen
kolenhandel in het
middelpunt van de belangstelling. Aan den
anderen
kant konden uitgaande vrachten
naar Zuid-Europa

i) Voor nadere bijzonderheden betreffende deze subsi-
dieverleening verwijzen wij naar het artikel van den heer
F. W. Forge ,])e Tôestand van de Britsche Suikerindustrie”,
opgenomen in E.-S. B. van 9 Mei 1928.

Datum

2
n

E

o

.

<

N

.;.
.5

o
0

Basis
(Oerniddeldev.
100
100
100
100 100 100 100

(Gemidd.v.1913)
110,0
113,1
123,4
106,3
117,4 127,9
116,3
Febr.

1920
814,3
529,9
757,5 744,8
587,0
712,2
691,0
Dec.

,)
268,9
277,2
244,1
256,8 286,7
347,2
280,1
Dec.

1921 160,1
164,1 163,7
144,4
141,3 166,5
156,7
Dec.

1922
137,1
135,2 129,2 122,6
136,1
159,3
136,6
Dec.

1923
134,0
132,7 120,1
124,4
125,1
144,2
130,1
Dec.

1924
117,4
129,2 119,5
119,8 129,3
161,1
129,4
Dec.

1925 117,0 121,6
117,0
110,1
.110,1
154,9 121,8
Dec.

1926
139,7
156,1
145,9
132,9 129,2 179,8 147,3
Dec.

1927 105,6
116,2 113,6
114,2 124,9
139,8
119,0
Febr.

1928
105,6 106,4
106,2
112,4
114,1
114,0
109,7
Maart

,,
101,7
104,8 102,8
106,7
115,1
119,3 108,4
April

,,
101,6
103,7
106,6
105,9 116,2
126,4
110,1
Mei

,,
101,5
100,7
106,0
110,1
111,9
124,6 .109,1
Juni
99,6
100,4
100,8 104,0 108,8 123,7
106,2
Juli
103,4
103,7 105,7
99,4
110,3
131,8
109,0
Aug.
105,3
111,3
107,1
108,4
116,2 137,1
114,2
Sept.
108,9
112,4
111,7
109,0
116,7
136,2 115,8 Oct.
116,9 120,0 115,4
106,9 121,3
145,1
120,9
Nov.
121,9
133,0
123,5 117,8
125,1
153,1 129,1
Dec. .
122,1
131,3
125,6
126,8
127,4 156,7
131,7
Januari1929
119,2
128,6
125,2
123,7
126,2
142,4
127,5
Febr.

.,
122,7
125,1
121,5
117,4
122,0
136,2
124,1

zich nauwelijks handhaven, terwijl alle noteeringen
voor thuisvrachten van de verderafgelegen koloniën
zich in dalende richting bewoge, vooral de vrachten
van Indië waren zeer laag. De omvang van den han-
del gedurende de afgeloopen maand was slechts mid-
delmatig voor dit jaargetijde. De vraag naar scheeps-ruimte voor graan van La Plata en elders was eenigs-
zin teleurstellend.
Onderstaande tabel toont de verhouding van het

indexcijfer tot het gemiddeldè van
1913,
waarbij het
jaar
1.926,
waarin ons indexcijfer niet zuiver was
door de stopzetting van den Britschen kolen uitvoer,
is weggelaten, wegens de slechte voorstelling vin het
werkelijk prijsverloop:
4

(1913 = 100)

Maand
1925 1927 1928
1

1929

114,49
118,59 98,47
109,6
115,96 120,54
94,33
106,7 106,63
118,58 93,17

Januari
.
. ….
…..

104,24 111,06
94,59

Februari………
Maart……
…..

Mei

………
….
98,23
111,41
93,79
April …………

91,74
.
106,54 91,29
Juni

…………
Juli

…………
94,90
101,61
93,73
Augustus …….
95,87
105,51
98,17
107,51
99,54
..
. 02,23
105,78
103,93
September …….98,19

ovember

……

..

106,27
110,94
October ……..99,49
.
104,67
102,31
113,17
December ……..
laan, gemiddeld
102,2
109,64
98,8

ONTVANGEN:

La labor diplo?ncutica de D. Manuel Marja de.Zania-
cona como Secretario de .Relaciones Exteriores.
Prologo de Antonio de la Pefia y Reyes. Archivo
l

I.istôrico diplomâtico Mexicano Num.
28.
México
1928;
Publjcacjones de la Secretaria de Rela-
ci ories Exteri ores.
Over Rationalisatie en Wericloosheid
door Dr. Ir. Th.
van der Waerden, lid van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal. Amsterdam
1928;
N.V. ,,Ont-

ivikkeling”.

De wet op de Naanilooze Vennootschap.
Beknopteen
practische, toelichting door Mr.
H.
Schaapveld,
Redacteur-Secretaris van het maandblad ,,De
ITaamloo
izé Vennootschap” en Mr. Dr. P. J. Wit-
ternan, Advocaat, Amsterdam
1928; N.V. H.
van.
der Mark’s Uitgevers-Mij.

20 Maart 1929

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

287

liet
gewjjzigd
Wetsoniw erp Ziekteverzelcering
(inge-

dienci bij dc Tweede Kamer der Staten-Generaal
4 December 1928). Verbond van Nederlandsche

Werkgevers.
December 1928.

MAANDCIJFERS.

OVERZICHT DER RIJKSMIDDELEN
(In Gulden8)

e r2u9arl
Sedert
1
Januari
1929

Overeen-
komstige
periode
1928.

Directe
belastingen.
504.288
3.657.129 3.609.477
Grondbela8ting ……..
Personeele belasting
749.608
3.963.684 4.221.786

Inkomstenbelasting
7.860.832 15.635.390
17.755.906
Vermogensbelasting
1.275.210
2.468.334
2.168.596

belasting ………..

1:096.904
2.423.150
1.637.032

4.873.711 10.050.139
10.576.891

298.514
677.102 732.144

Accijnzen.
171408
341.385 360.217

Statistiekrecht ………..

809.747
1.753.096 1.701.432
22.341
58.768
91.105 2.391.056
5.627.541
6.460.) 51

Invoerrechten…………

840.608
1.941.932 1.843.230
4.170.223
7.910.241
8.812.597

Dividenl- en tantième-

Zout ………………

Tabak
…………….
1.966.632
4.502.331

3909846

Geslacht

…………..
Wijn ………………..

Belasting op gouden en

Gedistilleerd ………..
Bier

………………..

zilveren werken
……
82.434
161.233 160.808

Indirecte belastingen.

..

12.183.861

..

2

5.301.125
8

4675.951

Suiker

……………..

Zegelrechten ………….
2.939.666 7.236.526 3.801.814
Successierechten
4.680.044 7.763.214 6.386.268

Dômeinen, wegen en

Registratierechten……..

190.626
371.488
528.689
167.303
184330
185.318
vaarten …………….
Staatsloterij …………..
L,00d8gelden
.
. . …. ..

_
328.535
760.933
859.944

37.403.551
82.789.071 80.479.002
Totaal-Generaal..
1)
Hieronder begrepen
f
842.139 wegens zegelrecht van
nota’s van makelaars en commissionnairs in effecten, enz.
(Beursbel.).
2)
Id.
f
1.735.39.
3)
Id. fl.112.234.

HEFFINGEN VOOR HET LEENINGFONDS 1914.

1929
Sedert
1Januari
1929

Overeen-
komstle
periode
f928

Verdedigingsbelast. 1
1.502.863
3.022.863
1

3.097.329
Verdedigingsbelast. II
2.618.934
5.209.577
4.7.08.162

Opcenten:
Grondbelasting
102107
734.087 726.729
Personeele belasting
182.854
798.053
889.154
Inkomstenbelasting
27.067
78.213 413.313
Vermogensbelasting
707.949
1.368.632
548.996
Dividend- en tantièmc
361.978 799.639
540.221

Accijns op Suiker
..
834.044
1.582.048
1.762.519

belasting …………..

Wijn
4.468
11.754
18.221
Gedistilleerd

… … ..
239.106
562.754
646.015

Zegelrechtvanbuitl.eff.
114.318
245.446
213.517

Totaal.
. .
6.695.688
14.413.066 13.564.176
iotaai ja en jo.

HEFFINGEN VOOR HET WEGENFONDS.

Wegenbelasting ……….307.462

717.319

566.580
Rijwielbelasting

2870

7615
1
4.137.624

Totaal ………..310.332

724.934

4.704.204
1)
90
°/ der
werkelijke opbrengst; art. 39 der Wegenbel.wet.

SPLITSING VAN DE OPBRENGST DER GROND-, PERSO.
NEELE-, INKOMSTEN- EN VERMOGENSBELASTING
SEDERT 1 JANUARI 1929.

Dienstjaren
Grond- belasting
Personeele
belasting
Inkomsten-
belasting
Vermogens-
belasting

1926127


.
.

116.393
498
1927
1
28
6.311
88.544
710.675 26.138
1928129
3.604.082 3.856.941
14.808.322 2.441.698
1929130
46.738
18.199
– –

Totalen
3.657.129 3.963.684
15.635.390 2.468.334

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

N.B.
***
beteekent:
Cijfers nog niet
ontvangen.

GELDKOERSEN.

BANKDISCONTO’S.

d

1
Disc~Wissels.

4413 Oct.’27
Zwits. Nat. Bk. 3422
Oct.’25
Bel.inn.Eff. 5
13 Oct.’27 N.Bk.v.Denem. 5
23Juni’27
Vrsch. inR.C. 6
13 Oct.’27
ZweedscheRbk
4+24
Aug.’28
Javasche Bank…..
4425 Feb.’29
Bankv.Noorw. 5426
Mrt. ’28
Bank van Engeland
54
7Feb.’29
Bk. v. Tsjecho-
DuitscheRijksbank
6412 Jan.’29
slowakije
..
5
8Mrt.’27
Bank v. Frankrijk.
31
19 Jan.’28
N.Bk.v.O’rijk.
6416 Juli’28
Belgische Nat.Bnk. 4
30Juni’28
N.Bk.v.Hong. 7
1 Oct. ’28
Fed. Res. Bank N.Y. 5
12 Juli ’28
Bank v. Italië.
7.13 Mrt. ’29
Bank van Spanje.
5419 Dec.’23 Z.-Afr.Res.bnk
54
9Jan.’28

OPEN MARKT.

1929
1928 1927
1914

16 Mrt.
11116 419
25Febr.1
12117
14119
20124
Maart Maart
2 Mrt.
Maart
Maart
Juli

Amtcidam
Partic.dIsc
471_31
431_11
4
1
I2-
9
I16
4
1
I8
9
In
3314_15116

3
7
I16-
5
I8
3
1
18
3
1i
Prolong.
.
.
411
3
3
4

4
1
)4..5
431
4
_5
431
4
_511
4

3J4-4
3
1
J3
3
14
2
1
j4-34
Londen
Daggeld
..
4-
1
12
4-5
114
3
1
12-5
1
14
3
1
I-6
3
1
I

5
3
3
145
18
142
Partic. disc.
518
511
5I14..31
5141j6
4
1
I8-!16
45j1-
3
j
2
1
14-j4
Berlijn
Daggeld
,.
6
1
12

8
1
12
614

81
6
2
14_9
1
12
51)210

S’!a-$
2
1
12-5
1
12

Partic.dlsc.
30.55
d..
.
6′
6
1
14-14
6
1
18-
1
14
6115

6
5
1-14
4518

16

56-90 d..
.
6118
6
1
I4-
3
18
6
1
/5
1
14
611
6118.
8
14
4
1
12
2
1
18-
1
11
Waren-
wechsel.
6I4-
7
18
6118-
7
18
6
1
I8-ij,
6.’18-
1
12
6718-7
471
8
_5

New
York
Daggeld ‘)
7.
1
14
6-7
11
4

812
1
14
8-I0
1
14
4
1
12
8
14
3
1
11..4
114
I14-2
1
1,
Partic.disc.
5515
51j2-18

531,
511
1

3
5
18
1

31
4


1)
Koers van 15 Mrt. en daaraan voorafgaande weken tIm. Vrijdag.

WISSELKOERSEN.

KOERSEN IN NEDERLAND.

D a
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Balavio
York’)
0
9
.
‘9 ‘9
•)
1)

12 Mrt. 1929
2.49
12.11+
59.25 9.754
34.67
99181,,
13

1929
2.49
11
1,,
12.12k
59.244
9.754
34.69
9911,,,
14
•,,

1929
2.49% 12.11+4

59.244
9.754
34.68
99111,,
15

,,

1929
2.49%
12.11%
39.244
9.754
34.67
99″
16

,,

1929
2.49%
12.114
59.24
9.754
34.67
99i1,
18

1929
2.49
11
1,6
12.12
59.24
9.754
34.67
99t’j,, Laagsted.w.l)
2.4.9/,
12.11
39.21
9.74
34.65
99
Hoogste d.w’)
Z.497/,
12.12%
59.27
9.764
34.70
100
11 Mrt. 1929
2.49%
12.11
6

59.235
9.754
34.664
99i’,,,
4

.,,

1929 2.491
1
1,
6

12.115,
59.24 9.754
34.664
99″,,,
Muntpariteit
12.48%
1 12.10%
59.26
9.75
34.59
100

Da a
Zwit-
serland
Weenen
PraaE
Boeka-
Milaan
Madrid
,
rest’)
“)
‘)

12
Mrt.
1929
48.03 35.10
7.394
1.49
13.074 37.09
13

1929
48.03
35.10
7.40 1.485
13.074
37.20
14

1929
48.03
35.10 7.39
1.49
13.09
37.65
15

1929
48.03
35.10 7.39
1.49
13.084
38.324
16

,,

1929
48.04
35.10
7.39
1.49


18

,,

1929
48.03%
35.10
7.39
1.49
13.08
37.474
Laagsted.w.l)
48.- 35.-
7.37
1.47
13
.05
36.80
Hoogste d.wl)
48.06
35.15
7.43
1.524 13.12
38.40
11 Mrt. 19291
48.02%
35.10
7.394
1.49
13.074
36.824
4

,,

19291
48.02’1,
35.10
7.39
1.494
13.08
38.10
Muntpariteit
1 48.-.
1
35.-
2)48._
13.09
48.-

Daa
St ock-
Kopen-
s o
)
o
1
Hel-
Buenos-
Mon-
kalm’)
hagen’)
for1′)
Aires’)

1
treal’)

12 Mrt. 1929
66.70
66.55
66.574
6.284
105I
8

2.481,
13

,,

1929
66.724
66.574
66.60
6.284
10511,
2.477/,
14

,,

1929
66.70 66.574
66.60
6.29
10581,,
2.475j,
15

,,

1929
86.70
66.55
66.60
6.274
105’i,,
2.475,
16

,,

1929
66.70
66.55
66.60
6.285
1058/,
2.47’1,
18

,,

1929
66.724
66.574
66.66
6.28
10511,,
2.4881
8

Laagsted.w.’)
66.65 66.50
66.50
6.25
104%
2.47%
Hoogste d.w1)
68.75
68.624
66.65
6.32
105s/,
2.4851,
11 Mrt. 1929
66.70
66.55
66.574
6.284
10511,
2.48’1,
4

,,

1929
86.724
66.574 66.60
6.284
105
2.48
Muntpariteit
88.67
66.67 66.87
6.264
1057/,
2.48%
)
iuieeriug ie A
msterGaV3.

) toteering
te
xtotteraam.
8)
Particuliere opgave.
1) Wettelijk gestabilieeerd tusschen
7.534j5
en 7.21
1
!2.
In het eerste nummer van iederemaand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

lt

16 Mrt. 1929

Vorderingen:
f22.769.000,-
fl9.461.000,-
4.036.000
1

,,.3.471.000,-
Verplichtingen:
Betaalmiddelen in
‘s Lands Kas

Saldo

bij’s Rijks

kas……………..
Saldo bij de Javasche Bank
………..»



Waarvan Muntbiljetten
……………….
,,
46.696.000,-
47.908.000.-
Muntbiljetten In omloop

………….
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds
278.000,-
,,

775.000,-

288

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Maart 1929

KOERSEN TE NEW YORK.
(Cable).

D
a
Londen
Parijs
Berlijn
Amsterdam
($ P.
100 gldj
($
per

)
( P. 100 Ir.)
($
P. 100 Mk..)

12 Maart

1929
4,85
13
1
35

3,90’1, 23,73
1

40,04%
13

1929
4,8513,
32

3,90
5
18
23,7234
40,0534
14

1929
4,853,,
3,9034
23,72
5
18
40,0434
15

,,

1929
4
,
857
132
3,9034
23,7234
40,04a,.(
16

,,

1929
48531s
3,9034
23,723/
8

40,05
18

,,

1929
4,8591
3,9034
2 3,7 2
40,05%

19 Maart

1928
4,8831
16

3;9381
9

23,91%
40,26%
Muntpariteit..
4,8667
13,92
23,81%
408/

TE LONDEN.
KOERSEN

Plaatsen en
Landen
Noteerings-
eenheden
2
Mrt.
1929
9
Mrt.
1929
11/16
Maart’19
LaagstelHoogste
16
Mrt.
1929

Âlexandrië.
.
Piast.
p.

9731
9734
’97
,
1
1
,

9791
9734
Athene

.. …

Dr. p.
£
375
375
374%

375%
375
Bangkok … Sh.p.tical
111081
8

1j1034

1/10%

1110k
1/10%
Budapest
.
._
Pen. p.
£
97.85
27.84
97.83

27.89 27.85
B. Aires

.

d. p. $
475,t
16

47
19164

4734

4751,
47
17
1
Calcutta
.. …
,Sh. p. rup.
1
1
63
/6*
1161I
116
1
1
54

1j6
1
I
64

Constantin.. Piast.p.
980
985 980

990 985
Hongkong …

Sh. p.
$
21011
2/011
16

1111%

910/8
210i1
1

Kobe

… ..
.

Sh.p.yen
1110k
1,10w
1/10

1110
5

111O’
Lissabon

.. Escu.p.0
.10911
8

10834
108

108,34
10834
Mexicol)

$
per
£
9.90
10
9.75

10.52
10.26
Montevideo

d. per
£
5034
508
1
,
8

4934

5034
5011
Montreal

.

$
per
£
4.8751
9

4.8811
2

4.877/
8

4.9034
4.88°
R.d.Janeiro

d. per Mii.
557154
5
29
1.
2

527182br> 7 184
579
Shanghai … Sh. p. taal
26
27
/
35

2/6i3/
21634

2/781
16

2/6
25
1
32

Singapore. ..

id. p.
$
213
95/
54

21’3
213fl

21329133

2/3
98
1
Valparaiso 2.

$
p.
39.50
39.46 39.46

39.54
39.54
Warschau

.

Zi. p.
£
43
1
11,
4351
4331
j9

4371,
8

435
II
In het vervolg worden
de Mex.
$
niet
meer in penc. doch in
£
genoteerd.

2)
90 dg.

ZILVERPRIJS
.

GOUDPRIJS
5)

Londen’)
N.York’)
Londen
11

Mrt.

1929..

2515/,,
5634
11 Mrt.

1929….
8411134
12

,,

1929..

26
5631
9

12

,,
1929…

84/109
,
i
13

,,

1929..

26
568/
13

,,

1929….

8411134
14

,,

1929..

26
5681
9

14

,,
1929….

8411134
15

,,

1929..

26
568
1
,
15

,,
1929….

8411134
16

,,

1929..

2571
8

5611
9

16

,,
1929….

84111%
17 Mrt. 1928… 2671
16
1 5734

17 Mrt. 1928… . 841113
20 Juli 1914. . 24i’
6
159

20 Juli 1914…. . 84111

1) In pence p.oz.stand.
2)
Forelgn sliver In te. p. oz. line.
8)
in sh. p.oz. fine

STAND VAN. ‘s RIJKS KAS.

Vorderingen.
7 Maart 1929
1 IS
Maart 1929

Saldo
bij
de Nederlandsche Bank….
f

8.675.496,47
-.
Saldo b. d. Bank voor Ned.Gemeenten
,,

1.855.264,19
f

1.059.208,26
Voorschot
op
ultimo Februari ’29 aan de gem. op voor haar door de Rijks-
administratie te heffen gemeentelijke
lnkomstenbela9ting en opcenten
op
,,

38.001.620,45
ni
Voorschotten aan Surinae ……….
.

11.676.798,42
,

11.707.287,16
,,

91.551,03

.

33.106.333,78
,,

74.018,87
Kasvord. weg. credietverst. ajh. buitenl.
135.777.070,25
Daggeldieeningen tegen onderpand
de Rijksinkomsten belasting……….37.372.666,143

van Staatsschuldbrleven

……….

,,

1.500.000,-

Id. aan Curaçao
…………………..

Saldo der postrekeningen van Rijks-
comptabelen

………………….
19.468.317,64
,

21.668.265,37
Vordering op
liet
Staatsbedrf der P.

…..

..

T.

en

T.’)……………..ij……….
-.

Id. op andere Staatsbedrijven 1)
5.83

,,

2.578,42
,,

6.212.578,42

Ver plicht Ing en.

Voorschot door de Nederl. Bank

f

483.823,98
Schatkistbiljetten In Omloop’)………
Schatkistpromessen in
/
74.728.000,-.-
74.728.000,-
omloop ……
Waarvan direct bij de Ned. Bank
28.800.000,-
28.800.000,-

11.766.015,50

,,

11.599.762,-
Schuld aan Ned.-Indit
2
) …………..
»

22.927.645,51
,

18.964.428,95
Id. aan

Curaçao
2
) ………………..

..

Zllverbons in

omloop ……………….

Id. aan het Alg. Burg. Pensioenfonds’)
,,

24.606.556.15
22.590 852,70
Id. a. h. Staatsbedrijf d. P., T. en T.
2)..,,

…..

47.728.055,96

..

45.077
.
731,99
Id. aan andere Staatsbedrijven
2
)………1.640.000,-
1.640.000,-
Id. aan diverse instellingen 2)
………..
5.687.732,69
,,

5.744.935,80
‘)
Waarvan
f
12.056.000 vervallende
op 1 .luli 1928.
‘) In rekg.-crt. met ‘s Rijks Schatkist.
3)
Januari.

NEDERLANDSCH.INDISCHE VLOTTENDE SCHULD.

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 18 Maart 1929.

Activa.
Binnenl.Wjs-(Hfdbk.
r
119.739.908,68
se1s,Prorn., Bijbnk. ,,

5.897.332,69
enz.Iu u1se.stg.scn. ,,

I6.1Öe.l t,10

f
141.822.218,55
Papier
o.
h. Buiten!. in disconto……..,,

Idem eigen portef.
. /

64.342.360,-
Af :Verkochtmaar voor
de bk. nog niet afgel.


,
64.342.360,
Beleeningen
mcl.
vrsch.
Hfdbk.
f

41.381.770,57

in rek.-:rt.
Bijbnk.

7.748.209
81

op
Ag.sch.
,,

53.684.756,34

f

102.814.736,72

Op
Effecten..
…. .-.

/

99.514.036,72
OpGoederenenSpec.

3.300.700,-
102.814.736,72
Voorschotten a. h. Rijk
.. ……. … ‘…. ……
.
12.108.539,18
Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud
… …
f

66.787.340,-
Muntmat., Goud
..

367.525.788,33

/
434.313.128,33
Munt, Zilver, ens..

.

21.233.360,50
Muntmat. Zilver..


455.546.488,83
1
Belegging
1
1
5
kapitaal, reserves en pen.
sioenfonds

……………………,,
24.602.612,37
Gebouwen en Meub. derBank
…… .. .
5.000.000,-
Diverse rekeningen
…… . …………
46.761.638,13

f

Pas.Iva

______
852.093,78

Kapitaal
……………. ….. … … ……
f
20.000.000,-.
Reservefonds
…………………..

,,
7.157.903,12
Bijzondere reserve
…………………
8.000.000,-
Pensioenfonds

…………………..
5.557.849,65
Bankbiljetten in omloop…………..

.
782.923.235,-
Bankassignatiën in omloop………..
209.370,54
Rek.-Cour.
5
Het Rijk
f


saldo’s:

‘,
Anderen

11.479.035,88 11.479.035,88
Diverse rekeningen
. . … …. .. …… .

,,
17.671.199,59

f
852.998.593,78

Beschikbaar metaalsaldo
…………..
f
137.191.623,68
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop
dan waartoe de Bank gerechtigdis.
,,
342.979.055,-
1)
Waarvan in het buitenland
f
23.889.681,94

Voornaamste posten in duizenden guldes.

Goud
Andere
Beschlkb.
Dek-
Data
Munt
1
Muntmat.
Circulatie
opelschb.
schulden
Metaal- saldo
kin ga
perc.

18 Mrt. ’29
(16.787
367.526 782.923
11.688
137.192
57
11

’29
67.043 367.501
791.541
24.427
128.903
56
4

,,

29
67.048 367.495
808766
12.464 126.890
55
25 Febr. ’29
67.053 367.495
775.761
31.596
133.275
56
18

’29
67.055
367.495 774.854
28.834
134.835
57
11

.,

’29 67.056
387.495
784.5’11
42.742 125.630
55

19 Mrt.’28
67.718
367.464
769.798
49217
297.463
56

25
Juli

’14
65.703
96.410
310.437 6.198
43.521
1
)
54
Totaal Schatkist-
,
e ee-
Papier
erse
Data bedrag
promessen
nin
gen reke-
disconto’s rechtstreeks
buitenl.
nin gen
)

18 Mrt.. 1929
141.822

102.815
64.342 46.762
11

1929
144.489

97.975 101.394
44.389
4

1929
98.047

117.860
132.330 42.603
25 Febr. 1929
73.713
–.
98.599
166.994
25.897
18

1929
66.816

105.212
166.385
26.928
11

1929
66.828

93.361 198.269
15.042

19 Mrt. 1928
53.427

115.980
181.313
31.80Ö

25 Juli

1914
67.947
14.300
1

61.6861
20.188
.509
.5) Op
de basIs
van
3
16
nietaaldekklng.
2)
Sluitpost
activa.

SURINAAMSCHE BANK..
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
Metaal
Circu

latie
1
1
Andere
opeischb.
schulden
Discont.
D

reke-
ningen’)

9 Febr. 1929-
815 1.540
613
1.030
357
2

,,

1929..
.815 1.557
659
1.023
331
26 Jan.

1929-
825 1.468
652
1.032
333
19

,,

1929..
815
1.451
632
1.067
308
12

1929-
801
1.495
717 1.051 329

ii
Febr.

1928-
1.106
((1.467
571
857 436
5
Juli

1914-
645
1.100
560
735 396
suem aan ae r4ea.-Ina. rostspaarnank.I . oeo.tix,- 1

810.000,-

‘) Sluitpost der activa.

20
Maart
1929

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

289

JAVASCHE BANK.

Voornaamste posten in duizenden guldens. De samengetrok-
ken cijfers der laatste weken zijn telegrafisch ontvangen.

Data

Goud

Zilver

Circulatie
opeischb.
metaal-
schulden
1
saldo

16Mrt.1929

18tJu0

310.700

42.400 45.560

9

1929

188 200

308 900

43.600 47.200
2

1929

189.500

302.100

46.900 49.900

16Feb.1929 ‘168.902

20.227 302.138

59.229 44.583
9

1929 168.794

21.182

303.516 . 57.105

45.728

2

1929 168.996

22.734 300.088

60.185 47.621
26 Jan. 1929 169.228

22.850 300.153

61.436 47.443

17Mrt.1928

73.597

18.715 312.349

40.508 121.923

19Mrt. 1927 190.496

30.865 306.105

45.239 151.993

25 Juli1914 22.057

31.907

110.172

12.634

4.8422)

1
WI5.CL5,

1
Diverse
1


Data

1
Dis-
1
buiten

Belee-
conto’s
1

1 ningen

reke-

1
!lngS-‘
percen-
1
betaaib.
1

1
ningen’)
1

tage

lGMrt. 1929
9

1929
2

1929

16 Feb. 1929

141710
140.900
138.200

*5*

S”
‘es

53.457

53
51
54

52
8.273
38.034

78.606
9

1929
8.163
39.348

79.999 49.188
53
2

1929
7.928
38.164

78.745 49.607
53

26 Jan. 1929
7.641
39.296

83.540
44.792
53

17Mrt.1928
12.903
27.368

78970
48.806
54

19Mrt. 1927
13.726
20.852

65.731 36.673
63

25 Juli 1914
7;259
6.395

47934
2.228
44
1)

Sluitpost
activa.

2)
Basis
‘/

metaaideaking.

BANK VAN ENGELAND.

Voornaamste posten in duizenden ponden sterling.’)

1
Bankbilj. 1 Bankbilj. 1 utner ecurines
Data

Metaal
1

in

in BankingI5’c.
and
1
circulatle
1
Departm. Advances
Securities

13 Mrt. 1929
152.069
355.005
56.700
12.517 16.809

6

,,

1929
151.829
355.088
58.385
10.379 16.115
27 Febr.1929
151.256
352.253

58.644
8.354
15.594

20

1929
150.851
351.819
58.685
12.056
18.692

13

,,

1929
150.154 352.698 51.140
10.447
16.687

6

1929
149.917
357.519 52.107
8.714
15.528

14 Mrt. 1928
157.853
13
402
56.982

22 Juli

1914
40.164 29.317 33.633
Data
00v.
Sec.
Public
Depos..

0/her Deposits
1
1
Other
Bankers
IAccountsl

1
Reserve1
Dek-
kings-
1
perc.2)

13 Mrt. ’29
44.837
11.934 63.384

37.631
57.064
50
6 Jan. ’29
44.797
8.283
64.184

37.296
56.741
5119!
82
27Febr.’29
42.977
13.967
57.040

36.662 59.002
54281,

20

’29
46.332
15.076
65.695

.
37.133 59.032
50

13

’29
47.877
19.636
58.200

36.438
57.456
50
6

’29
55.387
8.351
68.501

37.004 52.398
46

14 Mrt. ’28
31.507 9.770
l03t332
43.200
38

22 Juli ’14
11.005
13.736
42.185 29.297
52
1)
Zie voor wijzigingen in de bankstaat de toelichting op blz.
1080
en 1081.
2)
Verhouding tusschen Reserve en Deposits.

BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten in millioenen franos.

Te goedl
Wis-
aarv
Belee-
Renteloos
Data
Goud’)
Zilver
in
he
buitentl.I
sets
p het
0iten1
1
.

Ivoorscliot
ningen Ia.d.staat

8 Mrt.’29
34.024
732
11.476
23.769
18.427
2.366 t 3.200
1

,,

’29 34.063
732 11.474
22.786
18.446
2.405
1
3.200
22 Feb.’29
34.038
732
11.539
23.645
18.406
2.263
1
3.200

15

,,

’29 34.027
732
11.795
22.372
18.400
2325
3.200

8Mrt.’28
5.544
343
56
1.505
13
1.7971

23 Juli’14
4.104
640

_1.541
8
769
1

Bons
v. d
1
Diver-
1
Rekg.
Courant
_
Data
zelfst.
sea
2)
Circulatte
1

t

Zei,st.
Staat
Parti-
amort.
k.
1

Iamort,k.Iculieren

8 Mrt.’29
5.930
1.609
63.415
5.241 6.058 7.540
1

,,

’29
5.930
2.336
.64226
5.424
6.143
6.238
22Feb.’29
5.930
1.463
62.506
5.932
6.368 7.175

15

,,

’29
5.930
1.751
62.620 6.275
6.413
5.996

8Mrt.’28

26.893
59.271
121

7.829

23 Juli’14


5.912
1

401

943
1)
Bij de stabilisatie is de goudvoorraad gewaardeerd volgens de
nieuwe waarde van den franc.
2)
Sluitposl activa.

EFFECTENBEURZEN.

Aznsterdans, 18 Maart 1929.

. Het feit, dat de discontovoet van de Federal Reserve
Bank te New York onveranderd is gebleven en dat de voor-
schotten aan makelaars in de achter ons liggende beurs
week met ongeveer 20 millioen dollars zijn verminderd,
heeft op de beurs te N e w Y o r le een guustigen invloed uitgeoefend. Weliswaar is men nog steeds bevreesd voor
verwikkelingen
Oj)
cle geidmarkt, doch hiertegenover staan
de berichten uit de kringen’ van handel en industrie, welke
CCII
krachtig stimuleerenden invloed uitoefenen. Ook de
verhooging van den koperprijs heeft ertoe medegewerkt, een
betere tendens in het leveil te roepen. Voorts hebben mei-
dingen uit de petroleusnw’ereld (Icli indruk gewekt, dat de
a
groote ondernemingen nar een productiebeperking streven,
zooclat ook voor petroleumaandeelen grootere vraag is ont-
staan.
Deze gang van zaken heeft een tegenstelling gevormd
met de ontwikkeling van de Europeesche markten. Te
L o ii d e ii hebben de voorvallen bij de General Electric een
onaaiigenamen indruk gemaakt, vooral omdat het protest
tegen de uitgifte van nieuwe aandeelen van Amerikaansche
zijde is gekomen. Ook de geldsituatie werd nog niet onver
deeld gunstig beoordeeld, hoewel het gevaar voor goud-
onttrekkingen geringer is geworden, nu de abnormaal hoöge
geldkoersen te Nev York voorloopig niet zijn gehandhaafd.
Ook te 1′ a r ii s is de verkoopdrang vrij groot geweest.
De politieke gebeurtenissen hebben aanleiding gegeven tot
versterkte liquidaties, hoewel de Kamerdebatten toch niet
op de eerste plaats hebben gestaan bij de bcoordeelïng van
den algemeenen toestand. De betrekkelijk vaste houding
van Fransche Rente kon hiervoor als bewijs gelden. Daar.
entegen zijn het nog steeds de nieuw’e emissies, welke een
krachtigen druk op rIo markt leggen. In vele gevallen is
men ertoe overgegaan oude aandeelen te verkoopen, ten.
einde deze door nieuwe te kunnen vervangen, indien dit
met voordeel zou kunnen geschieden. Het gevolg is geweest,
dat vrijwel over de gansche linie een achteruitgang van
het koerspeil kon worden opgemerkt.
De markt te B e r lij ii heeft geen uitzondering op den algemeenen toestand gevormd. Wel viel tegen het einde
van de berichtsperiode een lichte verbetering te constatee-ren, doch dit heeft geen verandering kunnen brengen in de
algemeene opvattingen. Vooral de besprekingen omtrent de
herstelverplichtingen en geruchten omtrent oneenigid in
het ministerie zijn aan de lustelooze stemming schuld ge-
weest. Dit geschiddde in spijt van een ruimere gelilinarkt.
waardoor een oogenblik de kans op een koersverheffing
in het leven is geroepen.
Te n o n ze n t was de markt tamelijk vast, ook voor
bele,qgingsfondsen.
Dit laatste stond in verband met de
houding van de geldmarkt, waar een neiging tot verrui-
ming werd geconstateerd. Op den laatsten dag van de be-
richtsperiode echter werden w’eer hoogere koersen voor pro-
longatie besteed. 6 pCt. Ned. Werk. Schuld 1922: 103%,
104; 4% pCt. Ned. Werk. Schuld 1917: 100i
q
, 100
1
/,
q
;
4% pCt. Ncd.-Indië 1926: 98%, 98
1
/8;
5 pCt. Mexico £ 100
-1000 (afg.)
:
7%, 7: 5 pOt. Brazilië 1903 £100: 84%
2
84;
8 pCt. Sao Paulo 1921: 106.
Het sterkst zijn a.encieelen in industricele onderneinin-
gen
op den voorgrond getreden. In de eerste plaats moeten
in dit verband aa,ndeelen Philips Gloeilmpenfabriek wor-
den genoemd. In den loop van de berichtsweek verden reeds
enkele contra.miuedekkingen opgemerkt, doch op den laat-
sten dag w’crden bovendien vrij omvangrijke aankoopen
voor rekening van hai,ssiers uitgevoerd, welke begeleid gin-
gen van geruchten omtrent een aanstaande uitgifte van
nieuwe aandeelen. Ook certificaten Margarine Unie hebben
een krachtige verbetering kunnen ondergaan, waarbij zich
aandeeleii Calv&.l)elf t hebben aangesloten, hoewel niet in
dezelfde mate. Voorts zijn kunstzijde-aandeelen eenigszins
naar voren getreden. De eerste aanknopen in deze foi.idsen,
na een tijdperk van bijna volkomen stilstand, schijnen de
markt iets te hebben geforceerd, althans trad spoedig
weer een achteruitgang van de koersen in. Daarna heeft
zich echter een herstel geopenbaard, dat tot het einde kon
worden gehandhaafd. Calvé-Delft: 155%, 159%; Centrale
Suiker Mij. : 78, 837/
s
; Roll. Kunstzijde md.
:
173, 180 In-
ternationale Viseose: 82, 87%; laekubee: 144
1
/
2
, 153%;
Margarine Unie: 351. %, 377/s; Ned. Kunstzijdefabriek:
376, 389% ; Philips Gloeilampenfabriek, geni. hez. v. Aand.:
845%, 903; Ougrée Marihaye 391, 409; Separator: 168,
167
1
/2
; Zwecdsehe Lucifer Mij.: 405%, 408
De aandacht is vervolgens gevallen op
petroleurnaandec-
len.
De reeds vermelde berichten uit Amerika omtrent de
mogelijkheid van een productiebeperking hebben aanleiding
gegeven tot het aankoopen van aandeelen Koninklijke Pe-
troleum Mij. Sterker echter hebben Indische soorten be-
langstelling getrokken. Voornamelijk was dit het geval met

290

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERIChTEN

20 Maart 1929

aandeelen American Rembang, een fonds, waarin bijna nooit
handel plaats vindt en dat thans binnen twee dagen meer
dan 50 pCt. is gestegen op geruchten van het aanboren van
een bron. Americau Rembang Petr. Cy.:
4434,,
100; Dordt-
sche Petr. md. Mij.:
373,
378; Gec. Roll. Petr. Cy.: 275,
278;
.
Kon. Ned. Petr. Mij.: 386
8
/8,
395% ; Perlak Petroleum:
202, 207
1
/2;
Peudawa.: 38, 36 34; Marland Oïl:
387/8.,
41
7
1.
In aansluiting aan de activiteit van• petroleumaandeelen,
zijn ook van
snijnbowwsoorten
aandeelen Algemeene Explo-
rat-je Maatschappij uit de markt genomen. Aancieelen Boe-
ton konden ook een kleine vérbetering behalen, doch cle
animo was hier toch niet omvangrijk. Daarentegen hebben
aandeelen Siugkep Tin zich kunnen herstellen van de schok-
ken,. in de vorige w’eken ondergaan. Alg. Exploratie Mij.:
234%, 241; ]3illiton ie Rubriek: 614, 613; Boeton Mijn-
bouw Mij.: 242, 240; Müller & Co.’s Mijnbouw Mij.: 102
1
1
16
,
102?/
8
; Redjang Lebong: 153, 156; Singkep Tin Mij.: 310,
330.
De
rnbberinarkt is
lusteloos gebleven. Het prijsverloop
van rubber heeft een teleurstellenden indruk gemaakt en
dit, gevoegd bij sommige pessimistische taxaties omtrent
de verhouding tusschen voortbrenging en verbruik in 1929, heeft enkele verkooporders in de markt gebracht. De markt
heeft niet voldoende weerstand gehad, om dezeis druk te
weerstaan en, na een kleine opleving, sloten de meeste
koersen beneden het koerspeil van een week geleden. Am-sterclam Rubber: 279, 271%; Deli Bata.via Rubber: 194
7
/8,
189; Hessa Rubber: 373, 365; Indische Rubber: 307, 298; Java Caoutchouc: 165, 159; Kali Telepak: 302, 298; Ken-
deng Lemboe: 363, 361; Majanglanden: 300, 307; Ned.-
md. Rubber & Koffie:
276%,
276; R’dam Tapanoeli: 123,
120; Serbadjadi: 239, 233%.; Sumatra Caoutchouc: 188,
178; Sumatra Rubber: 234%, 225; Ver. md. Cultuur Ond.:
175,
169%;
Intercontinental Rubber:
12%,
12
3
/
8
.
Ook voor de meerderheid der
tabaksaandeelen is
ailnbod
overwegend gebleven. De inschrijvingen hebben dit jaar een
abnormaal verloop, omdat groote partijen onclershands
worden geplaatst en de beoordceling van de resultaten hier-
door moeilijker wordt. Over het algemeen schijnt men-echter
ook van meening te zijn, dat cle opbrengst dit jaar lager
zal worden dan in 1928, in verband waarmede men vrij
regelmatig vcrkoopen ter beurze ontmoet. Arencisburg:
654, 647; Besoeki Tabak Mij.: 552, 541; Dcli Batavia:
523%, 516; Dcli Mij.: 442%,
43534;
Oostkust: 216¼,
21
5%;
Seciembab:
523%,
517; Temoeloes Landbouw: 510,
496.
2nikaraandcelen
hebben een kalm verloop gehad, doch
met en neiging tot verbetering. Veel aanbod bestond er
niet, zoodat lichte vraag reeds voldoende was om .hier en
daar een koersvooruitgang te doen plaats vinden. De voort.
gezette verkoopen van de y.J.S.P. tegen onveranderden
prijs – zij het voornamelijk van melasse suker – hebben
een goedeii indruk gemaakt. Cultuur Mij. der Vorstenlati-. den : 160, 161 ; Hi.V.A.: 664; Javasche Cultuur Mij.: 393,
398; Maron: 240, 242; Mooruiann: 342; Ned.-Ind. Suiker
Unie: 257, 261%; Poerworedjo: SS, 9034; Tjepper: 755;
S.inclanglaoet: 426, 430; Watoetoelis Poppoh: 760, 775.
De
scheepvaartafdeeling
was ristig en weinig veranderd. Alleen tegen het slot ontstoncl weer grootere vraag, voor-
namelijk voor aandeelen Nederlandsche Scheepvaart Unie:
Hollknd-Amerikn Lijn: 79, 79%; Java-China-Japan Lijn:
152%, 155; Kon. Ned. Stoomboot Mij.: 96,
95¼;
Ned.
Scheepvaart Unie: 224,
227%;;
Nievelt Goudriaan: 116%,
115; Stoomv. Mij. Nederland:
207%,
209.
Bankaandeclen
waren gereserveerd en weinig veranderd. Amsterdamsche Bank: 193%, 194% ; Incasso Bank: 124%,
12434; bIl. Bank v. Zuid-Amerika: 85%, 84%; Javasche

Bank: 315; Koloniale Bank: 249, 250; Ned.-Ind. Handels-bank: 169; Ned. Handel Mij.
(C.
v. A.) : 183, 187
3
/8;
Rot-
terd. Bankvereeniging: 117%; Twentsche Bank: 140%.
De
Anserikaansche af deeling is
iets levendiger geworden
en de noteeringen zijn, in overeenstemming met Wallstreet,
voor vrijwel alle fondsen sterk verbeterd. American Sniel-
ting & Ref. Cy.: 341, 359; Anaconda Copper: 302¼, 328%;
Cities Service: 605, 617; Studebaker: 88, 89%; U. S.
Leather: 25
5
/
8
, 26
3
/8;
U. S. Steel Corp.: 1827/
s
., 190; Atehi-
son Topeca: 19934, 1983.Ç; Baltimore & Ohio: 127, 129;
Ene:
73
¼, 73; St. Louis & San Fransisco: 121, 120%
Southern Pacific Cy.:
130%;
Union Pacific:
223%,
222;
Wabash Railway: 71
1
1,
72
7
/8.

GOEDERENHANDEL.

GRANEN.
19 Maart 1929.

De verschepingen van t a r w e uit Argentinië waren in
de vorige week belangrijk kleiner clan in de voorafgaande,
hetgeen echter niet te verwouderen is, daar de verschepin-gen in de voorlaatste w’eek van een ongekend grootea om-
vang waren. Niettegeustaande de kleinere Argentijnsche
verschepingen en cle dientengevolge ook kleinere totale
wereidverschepingen is de stoomende voorraad niet afge-
nomen, maar is deze zelfs iets grooter dan een; week gele-
den. De aanvoeren in de Argentijnsche uitvoerhavens zijn
ruim en de zichtbare voorraad van tarwe is daar geduren-
de de afgeloopen week met 10.000 ton toegenomen. Groote
verschepingen zullen voorloopig van Argentinië kunnen wor-
den verwacht, daar cle opbrengst van den laatsten tar*eoogst
waarschijnlijk grooter zal blijken te zijn, dan men heeft ge-
meend. Van particuliere zijde wordt op het oogenblik de
voor uitvoer beschikbare hoeveelheid geraamd op 31 nijl. lioen quarters nieuwe tarwe, waarbij een op 1 Januari van
den ouden oogst nog aanwezige voorraad van 1.500.000
quarters moet worden gevoegd. Eene voor uitvoer beschik-bare hoeveelheid van 31 millioen quarters van den nieuwen
oogst is een-zeer groote hoeveelheid, wanneer men bedenkt,
dat in 1928, 25.700.000 quarters werden verscheept en in
1927, 20.500.000 quarters. Afladers in Argentinië zijn drin-
gend aan de markt met ta.rwc ter verlading in de eerstvol-
gende maanden alsook met het nog onverkochte gedeelte van
den stoonienden voorraad, en zijn geneigd tot het doen van
prijsconcessies. In verband met de groote stoomende voor-
raden zijn koopers terughoudend, zooivel in Engeland als op
het vasteland van Europa. Vooral voor binnenkomende partijen is het niet steds gemakkelijk koopers te vinden
en deze moeten vaak tot lagere prijzen worden opgeruimd
clan die welke voor latere posities worden betaald. Tot den
weinigen kooplust in de Noordelijkere landen van liet conti-
nent draagt de omstandigheid ook bij, dat de scheepvaart
in liet binnenland nog niet overal heropend is. Wel is dat
het geval op de groote rivieren en kanalen, doch vooral iii
i)uitschland smelt liet ijs

tengevolge van de koude iaachtcu
slechts langzaam. Ook zijn er in cle continentale havens
groote voorraden taiwc aanwezig, welke daar gedurende cle
wintermaanden zijn opgeslagen bij de onmogelijkheid ze naar
liet binnenland te vervoeren. Men verwacht, dat in Duitsch-land de vraag voor tarwe zal toenemen, wanneer de scheep-
vaart geheel geopend zal zijn. De nog voor den verkoop
aanwezige voorraden in handen der boeren werden namelijk
op 15 Februari geschat op 3.500.000 quarters tegen een
voorraad van 4.2 millioen op 15 Februari 1928. De schatting
voor dit jaar is aanmerkelijk kleiner dan werd verwaclit
en indien dit cijfer zal blijken juist te zijn, zal in de eerst-

LNDUSTRIEELE DISCONTO
MAArscHAPPIJ

AMSTERDAM

LONDEN

BERLIJN

PARI.JS

KOPENI-IAGEN

MAATSCHAPPEUJK KAPITAAL
/
25.000.000.-

VOLGESTORT GEPLAATST EN RESERVES 112.900.000._

Financiering van den afzet van industrieele producten.

20 Maart 1929

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

291

volgende maanden Duitsehiand sterk als kooper moeten up-
treden.
Canada is niet dringend aan de markt met Malkiloba
tarwe. Hoewel de prijzen in den laatsten tijd eenigszins zijn
gedaald zijn zij aanmerkelijk hooger dan die voor Plata-
ta.rwe. De kwaliteit van cle Platatarwe is dit jaar zeer goed
en de eerste partijen, welke van den nieuwen oogst zijn aan-
gekomen doen vermoeden, dat dc molens het voor mengen
benoodigde percentage Manitoba tai’we zullen kunnen ver

kleinen. Zelfs wordt gesproken van de mogelijkheid het be-
noodigde gedeelte Manitoba tarwe tot 50 pCt. van wat tot
nog toe gebruikt werd te verlagen. Al is dit cijfer misschien
overdreven, toch schijnt wel vast te staan, dat koopers kun-
nen volstaan met een mindere hoeveelheid Manitoba tarwe.
Ook wat deze soort betreft zijn koopers terughoudend ten-
gevolge van de groote nog aanwezige voorraden in Canada alsok in de Vereenigde Staten. Zij bepalen zich tot het dek-
ken van cle onmiddellijke behoefte en betalen daarvoor
hooge prijzen in vergelijking met Platatarwe. De vraag in
het Verre Oosten is afgenomen en verschepingen naar niet-
Europeesche landen zijn, hoewel nog van grooten omvang, kleiner dan zij eenigen tijd geleden waren. In Britsch-Indië
zijn de vooruitzichten van den nieuwen oogst verbeterd en
volgens de laatste verwachtingen rekent men op eén klein
export-surplus gedurende den zomer. Indien de vooruit-
zichten in I3ritsch-Indië niet minder worden en wanneer
de oogsttijd in China en Japan naderbij komt, is te
.verwachten, dat de vraag uit het Oosten verder zal
afnemen en (lat cle versehepingen daarheen kleiner zul-
len worden. Over het algemeen werd gedurende de
afgeloopen week geklaagd over beperkte omzetten. Het
schijnt echter, dat deze omzetten grooter zijn dan deze
klachten zouden doen verwachten, omdat vele zaken worden
afgesloten, welke niet op de markt bekend werden. Dit
komt, omdat aan de Europeesche markten weinig handel in
tarwe is, daar er voor speculanten en handelaren weinig
aanleiding is zaken op touw te zetten. De transacties ge-
schieden in vele gevallen direct tusschen afladers en de
molens en deze zaken worden niet algemeen bekend. Aan
(le termijnmarkten in Argentinië zijn de prijzen in de af-
geloopen week eenigszins gedaald. Te Buenos Aires sloot de
Mei termijn 10 cents, Juni 15 cents lager. Te Rosario Mei
10 cents en Juni 5 cents per 100 KG. lager.
In Noord-Amerika zijn de prijzen aan de termijnmarkten
eenigszins gestegen, daarna is echter weder cene verlaging
ingetreden. Het slot te Chicago was bij een week geleden
voor Maart . d.c. per 60 lbs. hooger, te Winnipeg voor
Mei onveranderd. De vooruitzichten in de Vereenigde Staten
luidden over het algemeen gunstig in de wintertarwe
ver-
bouwende gebieden. Wel wordt geklaagd over door vorst
aangerichte schade en over de nadeelige gevolgen van af-
wisselende vorst en dooi. De vrees, dat in Europa de tarwe-
oogst niettegenstaanile de sneeuwbedekking door de strenge
vorst zou hebben geleden wordt kleiner. Uit Roemenië wordt
bericht, dat zelfs in die streken, waar sneeuwbedekking ge-heel ontbrak de schade tengevolge van vorst zeer gering is.
Van belang is het, dat-de uitzaai van zomertarwe van 2 tot
3 weken is vertraagd. Men maakt zich gereed om dezen
iiitzaai zoo spoedig mogelijk te doen plaats vinden, wanneer
de toestand van den grond zulks veroorlooft.
De onverkochte bij de boeren nog voorradige hoeveelheid
r o g g e werd op 15 Februari in Duitschland geschat op
7.300.000 quarters tegen 4 millioen quarters in het vorige
jaar. Duitschland is geregeld aan de markt met rogge voor
uitvoer, waarvoor echter slechts geringe belangstelling be-
staat. Verschepingen uit Argentinië waren van matigen
omvang en van den Donau werd geen rogge verscheept.
De vraag voor Argentijnsche rogge was in de afgeloopen
week niet levendig en prijzen daarvoor ondergingen eenige
verdere verlaging.
De verschepingen van m af s waren in de afgeloopen
week niet groot, zoowel uit de Vereenigde Staten als uit
Argentinië werd een kleinere hoeveelheid afgeladen. De

AANVOEREN in

stoomende voorraad onderging eenige verlaging. De prijzen
voor mais in Noord-Amerika hebben met kleine fluctuaties
weinig verandering ondergaan tot gisteren eene sterkere
verlaging intrad. Chicago sloot voor den Maart-termijn
19/
4
dc. lager per 56 lbs. Uit de Vereenigde Staten wordt
weinig Mixed mais aangeboden en de afladers, die daar-
mede aan de markt zijn, vragen over het algemeen hoogere
prijzen dan waarvoor in de tweede hand kan worden ge.
kocht. Vooral aangekomen en spoedig verwachte partijen
zijn gedrukt en vinden moeilijk koopers. De oorzaak hier-
van moet worden gezocht in de groote voorraden, welke
gedurende dc vorstperiode wegens dle geslotén scheepvaart
werden gevormd. Houders hiervan zijn geneigd tot het
doen, van prijsconcessies wegens de hooge opslagkosten,
welke zij moeten betalen. De nog niet geheel geopende
scheepvaart belet verder verschillende koopers om voor

raden in te slaan, terwijl ook vele in het binnenland on-
clerweg zijnde partijen ingevroren waren en eerst nu haar
destiiiatie bereiken. Koopers in plaatsen in het binnen-
land, welke bereikbaar zijn, maakten gebruik van de ge-
drukte prijzen en er kwamen Vrij belangrijke zaken •tot
tand. In Argentinië zijn de weersomstandigheden voor
mais zeer gunstig geworden. De vooruitzichten voor de laat
geplante mais zijn ten gevolge van regen verbeterd, waar-na een periode van droog weder is ingetreden. Dientenge-
volge zijn de prijzen voor Argentijnsehe mais sterk gedaald
en vooral is van de premie voor spoedige verlading een be-langrijk deel verloren gegaan. Daar deze premie echter nog
belangrijk is, waren Icoopers gedurende dè laatste dagen
terughoudend met het koopen van reeds afgeladen of spoe-
dig af te laden nieuwe mals. Voor latere verschepingen
was cle prijsverlaging minder, doch ook vrij aanzienlijk. Over het algemeen wordt het tegenwoordige prijsniveau
voor Platamaïs van den nieuwen oogst nog te hoog geacht
en de omzetten daarin waren beperkt. Aan de termijn-
markt te Buenos Aires daalden de prijzen voor Platamais
gedurende de afgeloopen week 5
it
20 cents per 100 KG.
Ook voor ge r s t was de stemming over het algemeen
gedrukt. De van vroegere contracten in het binnenland
aanwezige voorraden schijnen nog groot te zijn. Wat Ne-
derland betreft, is gerst ook gedruict ten gevolge van groote
voorraden in de zeehavens en het steeds voortdurende aan-
bod van gerst uit Bremen en Hamburg, welke daar voor
de consumptie werd afgekeurd.

Binnenkomende partijen
gerst vinden moeilijk koopers en de prijzen zijn gedurende
de afgeloopen week weder eenige guldens per last gedaald.
Ook voor verscheping gedurende de voorjaars. en zomer-maanden is de vraag niet groot. Men vreest, dat de groote
zichtbare voorraden en die, welke nog in handen der boeren aanwezig zijn, verdere prijsverlaging zullen veroorzaken en
is daarom voorzichtig met het doen van inkoopen op latere verscheping. Ook andere gerstsoorten hebben een prijsver-
l4ging ondergaan. In Platagerst kwamen verschillende za-
ken tot dalende prijzen tot stand. De havens aan den mond
van den Donau zijn weder voor de scheepvaart geopend,
doch de heropening op den Donau zelve zal nog eenigen tijd
duren. De verschepingen van Donaugerst waren in de af-
geloopen week vrij belangrijk, hoofdzakelijk bestemd voor
])uitschland.
Zaken in h a v e r waren in de afgeloopen week gering
‘en bepaalden zich in hoofdzaak tot Platahaver, welke in
den loop der vorige week in prijs daalde. Aan de termijn-
markt te Buenos Aires ondergingen de haverprijzen een
verlaging van 10 cents per 100 KG. –
Canada is geregeld aan de markt met verschillende soor-
ten haver, doch de daarvoor gevraagde prijzen zijn nog te
hoog om het doen van zaken mogelijk te maken.

SUIKER.
De verschillende suikermarkten waren in de afgeloopen
week zeer kalm gestemd.
j. In A m e r i k a opende cle markt flauw en brokkelden de
noteeringen af ten gevolge van een verhoogde oogstraming
tons van 1000 KG.

Artikelen

Rotterdam

Amsterdam
Totaal

10116 Maart Sedert
Overeenk.
10116 Maart
Sedert
Overeenk.

11
1929 1928 1929
t Jan. 1929
tijdvak
1928
1929
1Jan. 1929
tijdvak 1928

30.099 303.159 429.185
4.653 35.035
13.055
338.194
442.240
1.689
25.471
37.210



25.471
37.210

4.202 6.566



4.202
6.566
Mais ………………
178.657
251.356
3.380
51.966

57.292
230.623 308.648
7.863
100.781
81.080

98
3.240 100.879
84.320

Tarwe

……………..
Rogge

……………….

1.940
38.172
48.691

1.529
39.701 48.691

Boekweit ………………..

Lijnzaad

…………..

17.5
.58

42.792
34.979
10940
102.414
85.209 145.206
120.188

Gerst

.
‘……………..
Haver

………………

2.401 37.828 53.572


652
37.828
54.224
Lijnkoek

……………
2
..252

2.922
19.667
31.670 2.315 -7.325
12.240
26.992 43.910
Tarwemeel

………….
Andere meelsoorten

1.711
3.200



1.711
3.200

292

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Maart 1929

t’an Cuba. ‘Na het midden der week trokken (le prijzen echter ietwat aan. Het slot luidde voor Maart
1.93;
Mci
2.-;
Juli
2.10;
Sept.
2.18;
Oct.
2.21
en Sp. Centr.
3.74.
Raffinadeurs en handelaren kochten het één en ander in
Ruwsuiker tot en.
1.15116
dc. c. & Ir. New York.
De ontvangsten in de Atlantische havens der V. S. be-
droegen deze week
89.000
tons, de versmeltingen
70.000
tons tegen
67.000
tons in
1928
en de voorraden
290.000
tons tegen
290.900
tons.
])e C u b a-statistiek luidt als volgt:

1929

1928

1927
Ton

Ton

Ton

Cubaansche prod. tot
9
Maart
2.900.000 2.350.000 2.803.303
Consumptie ……………..
16.973

12.866

22.000
Weekontv. afscheephavens

244.254 201.7!6 235.161
Totaal sedert 1 Jan. ……..
1.935.728 1.388.549 1.702 625
Weekexport …………….
158.696

100.627

94.731
Totale export sedert 1 Jan …
925822 475.860 726.405
Voorraad afscheephavens…..
1.034.155 950.908 902.407
Voorraad Binnenland ……
923.050 948.585 878.678
Werkende fabrieken
163 171 176

In E ii g e 1 a n d hielden de prijsfluctuaties gelijken tred
met die te New York en sloot de termijnmarkt te Londen
met de volgende noteeringen:

Maart 5h.
8110

Sept.

Sh.
914;
Mei

819%

Dec.

916
Aug.

De Board of Trade Statistiek over Februari wordt niet
de volgende cijfers bekend gemaakt:
Fbr.
’29
Fbr.
1
38
J./F.
’29
J./F.
’28
Tons

Tons

Tons

Tons
Import Ruwsuiker
.. 187.128 110.671 393.010 274.943

eraffineerd .

2.200

22.300

6.373

45.526

Totaal….
189.328 132.971 399.383 320.469
VoorraadBinnl.suiker
45.200 35.950


Voorraad in entrepôt
273.300 287.650


Tot.”DutyPaid”suiker
163.321 116.699 315.805 231.955
Totale export ……
6.022

4 196

10.581 .

9.158

Op J a v a verkocht de V.I.S.P.
9400
tons Superieur tot

f
13.-; 1900
tors Hoofclsniker tot
f
11.75
en
16.600
tous
Melasse tot
f 11.-.
De stemming op de tweedehands suikermarkt was weder
zeer vast en de prijzen stegen met
f 1
1
/
8
. De noteeringen gaven aan het einde der week het volgende beeld te zien

Superieur ready …………
f
17.-
April …………
..17.- Mei …………..
..14
5
/s
Juni ………….
,, 13
3
/8
Hoofdsuiker ready ………..
..14%

H i e r te 1 a n d e bleef de suikermarkt zeer kalm met

g?ringe prijsschommelingen. Aan het ainde der week werd voor Mrt.
f
13.–,
Mei
f
1
3%, Aug. f
13

en voor De-
ceniher
f
14.-
geboden, terwijl de vraagprijzen en.
f
hooger gehouden werden.
De omzet bedroeg
2550
toiis.

KATOEN.

Marktbericht van de Heeren Sir Jacob Behren8 & Sons.

Manchester, d.d.
13
Maart
1929.
De Anierikaansche katoenmarkt is grooteudeels onder in-
vloed van speculanten geweest en prijzen zijn Opnieuw ge-
stegen. Gisteren was er een geringe daling, doch jI. Maan-
dag noteerde Mid-Aiiieriean spot in Liverpool
11.13
d., het-
geen tot dusver het hoogste cijfer gedurende dit seizoen is
geweest. Op 1 Augustus bedroeg deze prijs
11.12
d., terwijl
midden October en op
29
November jl.
11.09
d. geboekt
was. Prijzen van Egyptische katoen, hebben die van Amc-

ikaansche gevolgd en vertoondeu gisteren een stijging Van
20
punten voor F.G.F. Sakel, vergeleken bij onze noteeriig
van de vorige week. De verzending van Amerikaanschc
katoen vindt geregeld voortgang en terwijl de afname vad
Groot-Brittannië
27.000
balen minder bedraagt, is die van
Amerika en het Continent te zamen ongeveer een half
niillioen balen grooter. De vorige week was er in Liverpool
meer vraag; de totaal-verkoopen bedroegen
42.000
balen,
waarvan een groot deel Peru katoen, nl.
3750
balen en
Sudan Sakellaridis –
5950 halen, terwijl rufin
25.000
balen-
uit Amem

jkaansclie katoen bestonden.

De stijging van liet ruwe materiaal heeft verkoopen van
Amerikaansclie garens tegengehouden. Spinners van grove
nummers maken een rustigen tijd door en zaken beperken
zich voornamelijk tot zeer kleine hoeveelheden. In medio
en fijnere nummers waren gisterén biedingen aan de markt,
doch in de meeste gevallen waren prijzen op een te lage
basis om tot zaken te leiden. Slechts in enkele gevallen
vernamen wij, dat verkoopers in deze nummers een goeden
dag gehad hadden; enkele verkoopers berichtten, dat de
markt van gisteren de slechtste gedurende vele weken is
geweest. In de betere soorten gekamde garens is men ge.
neigd bescheiden hoeveelheden af te sluiten. Naar bundel-
garens, zoowel enkel als getwijnd, bestaat vraag voor Indië,
doch de geboden prijzen, zijn over het algemeen te laag om
geaccepteerd te worden en zijn voor’ verbetering terugge-wezen. Naar Egyptische garens bestaat over het algemeen
slechts weinig vraag, hoewel gedurende de laatste dagen der
vorige week enkele flinke hoeveelheden twist geboekt ver-
den. In cle fijnere getwijnde garens voor binnenlandsc’h ge-
bruik is men meer tot koopen geneigd en er worden enkele
verkoopen gerapporteerd. De geaccepteerde prijzen zijn ech-
ter over het algemeen verre van voldoende, zoowel voor den
spiliner als voor den donbleur. De cijfers van den ,,Board
of Tracle” betreffende den export van katoenen garens ge-

STATISTISCH OVERZICH

TARWE
HardWinter No.2 loco
Rotterdam!
Amsterdam
per 100 K.G.

ROGGE
AmericanNo.2
0
)
loco
Rotterdam per 100 K.O.

MAIS
La Plata
loco
R’damlA’dam
per 2000 K.G.

OERST
Amer.No.23)

Rot
0
eam

per
2000 K.G.

LIJNZAAD
La Plata
loco
R’damlA’dam
per 1960 K.G.

STEENKOLEN
Westfaalschel
1-lollandsche
bunkerkolen,
ongezeefd f.o.b.
R’dam/A’dam
per 1000 K.G.

PETROLEUM
Mid. Contin.
Crude
t/til 33.90
Bé s.
g.
per barrel

IJZER
Cleveland
Foundry No.3
f.o.b.
Middlesbrough
per Eng. ton

KOPER
Standaard
Locoprijzen
Londen
per Eng. ton

f1.
0
10
t!.
01
f1.
01
f1.
0
1

f1.
0
10
f1.
010
$
0
10
Sh.
0
10
.

Jaargemidd. 1925
17.20
100,0
13,01
5

100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50
100,0
10,80 100,0
1.68
100,0 731-
100,0 62.116
100,0

1926
15,91
92,4
11,75
89,9
174,25
75,3
l9,75
83,4 360,50
77,9
17,90
165,74
1.89
112,5
8616
118,5
58.11-
93,5
1anmari

‘1927
15.225
88,5
12,50
95,6
165,00
71,3
222,25
94,2
362,50
78,4
13.35
123,7
1.75
104,2
8516
117,3 55.716
89,2
ebruari
15,225
88,5
13,05
99,8
167,00
72,1
230,00
97,5
373,75 80,8
12,10 112,0
1.70
101,2
8316
114,4
54.161-
88,3
Maart

,,
15,05
87,5
12,70
97,1
164,50
71,1
219,25
92,9 354,75
76,7
11,25
104,2
1.26
75,0
811-
111,0
55.171-
89,9
April
.14,80
86,0
12,825
98,1
173,00
74,8
237,50
100,6
351,50
76,0
11,00
101,9
1.22
72,6
801-
109,6 55.216
88,8
Mei


15,75
91,6
13,57
5

103,8 172,75
74,6 258,25
109,4
373,75
80,8
10,95 101,4
1.22
72,6
741-
101,4
54J41-
(8,1
Un!

15,60
90,7
13,20 101,0
175,25
75,8 246,00
104,2
372,75
80,6
11,00

.
101.9
1.22
72,6
7
0!-
95,9
54.216
87,2
uh
Augustus

:
15,10
87,8
.

12,05
92,2
171,50
74,1
235,75
99,9
367,75
79,5
1110
102,8 1.22
72,6
701-
95,9
53.19j-
86,9
14,875
86,5
11,45
87,6
178,50
77,1
252,50
107,0
368.25
79,6
11:05

1
.22
102,3
72,6
691
94,5
55.516
89.0
September
14,70
85,5
12,15
92,9
179,50
77,5 233,25
98,8 369,50
79,9
10,90 100,9
1.22
72,6
651-
89,0 54.131- 88,0
October
13,72
5

79,8
11,45
87.6
178,75
77,2
230,50
97,7
359,00
77,6
10,90 100,9
1.22
72,6 651- 89,0 55.51-


89,0
November

,,
13,45
78,2
12,12
5

92,7
184,75
79,8 233,25
98,8 349,75

.
75,6
10,65
98,6
1.22
72,6
651- 89,0
59.1/-
95,1
December
»
13,40
77,9
12,57
5

96,2 201,00
86,8
246,25
104,3
348,25
75.3
10,60
98.1 1.22
72,6
651-
89,0
60.21- 96,8
lanuari

1928
13,50
78,5
12,70
97,1
207,50
89,6
247,75
105,0
361,00
78,0
10,30
95,4
1.22
72,6
651-
89,0
62.-/-
99,9
lebruarï
13,80
802
12.875
98,5 226,50
97,8
243,75
103,3
361,00
78.0
10,00
92,6
1.21
72,0
651- 89,0
61.12(-
99,2
Maart
14,60
84,9
14,00
107,1
240,75
104,0
255,75
108,4
350,75

75.8
9,95
92,1
1.19
70,8
6516
89,7
61.316
98,6
April

,,
15,30
88,9
14,97
5

114,5
239,50
103,5
261,00
110,6
358,25
77,5
10,05
93,1
1.19
70,8
661-
90,4
61.1416
99,4
Mei
15,30
88,9
15,175
118,4
238,50
103,0
260,75
110,5
372,00
80,4
10,60
98,1 1.19
70,8
661- 90,4
62151-
101,1

j
uni
14,37
5

83,6
14,27
5

109,2

234,00
101,0
252,50
107,0
365,25
79,0
10,10
93,5
1.19
70,8
661- 90,4 63.171-
102,9
uii
14,25
82,8
13,075

100,0
246,75
106,6
241,00
102,1
359,75
77,8
10,10
93,5
1.19
70,8
661-
90,4 62.181-
101,3
Augustus
12,00
69,8
12,625
96,6
214,75 92,8 226,75
96,1
350,75
75,8
10,05
93,1 1.2
72,0
661- 90,4
62.1016
100,7
September ,,
11,65
67.7
11,575
88,5
198,75
85,9
19825,
84,0
350,75
75,8
.10,00
92,6
1.21
72,0
661-
90,4
63.81-
102,1
October
12,27
5

71,4
12,27
93,8 218,50
94,4
189,50
80,3
366,00
79,1
9,95
92,1 1.19
70,8
661- 90,4 65.121-
105,7
November

12,325
71,7
12,07
5

92,4 227,25 98,2
185,50
78,6
386,25 83,5
10,20
94,4
1.18
70,2
661- 90,4 67.181-
109,4
Dedenober


12,30
71,5
11,00
91.0 220,25
95,1
180,50
76,5
.373,75
80,8
10,10
93,5
1.18
70,2
661- 90,4
70.3!-
113,0
Januari

1929
12,35
71,8
12,20
93,3 231,50
100,0 194,25
82,3 365,00
78,9
10,10
93,5
1.16
69,0
661-
90,4
75.1016
121,7
Februari
12,72
5

74,0
1,65
96,7
236,00
101,9
194,75
82,5 357,25
77,2
12,90
119,4
1.11
66,1
6616
91,1
78-16
125,7
4 Maart
12,75
74,1
12,90
98,7
236,00
01,9
196,00
83,1
358,07
77,4
13,00
120,4
1.11
66,1
671- 91,8
82.716
132,7
II

»
12,60.
73,2
12,90
98,7
237,00
102,4 192,00

81,4
359,00
77,6
12,25

.
113,4
1.11
66,1
67!-
91,8
82.216
132,3
18

,
12,75

/
74,1
12,60

.
96,4
232,00

(100,2
(192,001 81,4
358,00
77,4
11,50
106,5
/

1.11
66,1

671-
91,8
97.12/6
157,3
1)
Men zie voor de toelichting op dezen staat de nummers van 8 en 15 Augustus 1928 (No. 658 en 659) pag. 689190 en 709.
2)
= Western véôr de invoering vo
* Manitoba No. 3.
1-
Zuid-Russische.

20’Maart 1929

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

293

durende Februari van dit jaar geven een totaal aan van
13.707.000 pond (waarvan 734 millioen pond boven num-
nier 40cr), tegeii 14.491.400 pond gedurende dezelfde maand
in 1928 en 14.259.400 pond voor 1927. Ten gevolge van de
wijze, waarop deze cijfers thans worden gepubliceerd, is
het voor ons niet mogelijk voor elk exportiand complete vergelijkingen te maken, doch in de ruwe nummers 40cr
en lager hebben Duitschland en Nederland 1 millioen pond
minder dan verleden jaar afgenomen.
Doekprijzen zijn inderdaad zeer vast. Hoeivel er misschien
slechts weinig verandering in tegenwoordige noteeringen is,
is het bepaald minder gemakkelijk concessies te verkrijgen
cii wanneer men tot werkelijke zaken wil komen, heeft
men dikwijls flinke prijsstijgingen en latere levering moe-
ten toestaan. Indië stelt teleur, doch er is meer vraag voor
China en cle Straïts. De toon is gezond en hoewel de vraag
naar stapels misschien iets verminderd is, daar de periode
van price-testing voorbij is, zijn ivij geneigd te gelooven,
dat fabrikanten er beter voorstaan en de toestand in Lan.
cashire er niet slechter op wordt.

Liverpoolnoteeringen

Oost. koersen 5 Mrt. 12 M rt.
OMrt. 13Mrt. T.T.opBr.-Indië 116 116
F.G.F. Sakellaridis 18,55 18,91) T.T.op Hongkong 1/1 l 1/1 1
G.F. No. 1 Oomra 7,45 7,50 T.T. op Shanghai 2J6 2/634

Ontvangsten in. en uitvoeren van Amerikaansch havens.

(In duizendtallen balen).

1
Aug.
’28
Overeen komstige periode

tot


8Mrt.’29

1927128

1926127

Ontvangsten Gulf.11avens.

8405

799

11195
11

Atlant.11avens )

Uitvoer naarGr.Brittannjë 1 1535

940

2005

‘t Vasteland etc.

3638

3708

4853

Japan ……
.1203

784

1205

Voorraden.
(In duizendtallen balen).

8Mrt.’29 Overeenkomstig tijdstip

1928

1927

Amerik. havens ……….
.1889

1961

2718

Binnenland ………….849

941

1164

New York ……………87

185

226

New Orleans ………….325

479

648

Liverpool ……………715

546

989

KOFFIE.
Ditmaal valt er feitelijk niets nieuws te berichten. 1)e
stemming voor het artikel bleef vast, doch kalm en in de
vraagprijzen der verschillende productielanden kwam

slechts zeer weinig verandering. De kost- en vrachtaanbie-
dingen van Brazilië zijn bij het opmaken van dit overzicht
voor Rio gelijk aan die van een week geleden, doch voor
Santos eer iets lager, terwijl de cif.prijzen van Robusta in Nederlandsch-Jndië onveranderd en hier en daar eenklei-
nigheid lager zijn. Bij deze laatste prijzen dient echter in
het oog te worden gehouden, dat het eigenlijk geen vraag-
prijzen doch meer noteeringen zijn, en dat hoeveelheden van
eenigen omvang daartoe in Indië niet te krijgen zijn.

Bij beschouwing van de uitvoer-cijfers van Brazilië springt
in het oog, dat de koffie-uitvoer in de eerste acht maanden
van het loopende oogstjaar (1 Juli 1928 tot 28 Februari
1929) niet minder dan ruim 1.600.000 balen ten achter is
bij dien van het vorig oogstjaar. Dit bevestigt ten duide-ljkste de reeds vroeger in deze kolommen gemaakte op-
merking, dat het verbruik van Braziel-koff ie, ten gevolge
van de in verhouding tot de andere soorten te hooge prij
zen, belangrijk is achteruitgegaan, terwijl het verbruik der
zoogenaamde zachte soorten, waarvan trouwens ook de pro-
ductie regelmatig toegenomen, is vooruitgegaan. Voor de
Brazilianen is echter voor het oogenblik van meer betee-
kenis wat de koffie-export opbrengt dan hoe groot die uit-
voer in gewicht is, en aangezien, ten gevolge van de hooge
prijzen, de opbrengst nog zeer bevredigend is, kan voor-
loopig geen verandering in de prijspolitiek van dit land worden verwacht. Men blijft voortgaan met naar de af-
scheephavens door te laten wat voor uitvoer en verbruik
noodig is en houdt het overschot in het binnenland terug,
hopende dat te eeniger tijd een misoogst de gelegenheid zal
bieden om de in dc laatste jaren steeds grooter wordende
binnenlandsche voorraden eindelijk geheel of althans groo-
tendeels kwijt te raken.

Aan de termijnmarkt alhier clobberden de noteeringen
met kleine verschillen heen en weder en de markt sluit een fractie onder de prijzen van een week geleden.

De prijzen van gewoon goed beschi

even Superior San-
tos op prompte verscheping zijn thans ongeveer 10516 h
10716 per cwt. en van dito Prime ongeveer 10816 0. 11016,
terwijl zij van Rio type New-York 7 niet beschrijving,
prompte verscheping, bedragen 7916
0.
8016.

De officieele loco-noteeringen bleven gehandhaafd op
65 et. per 34 KG. voor Superior Santos en 54 ct. voor Ho-
busta.

Van Robusta op aflading van Nederlandsch-Indië zijn
de prijzen in de eerste hand op het oogenblik:

Palembang Robusta, Maart-verscheping, 4634 ct.; Ben-koelen Robusta, Maart-verscheping, 46% ct.; Mandheling Robusta, Maart-verscheping, 48 et., alles per
34
KG. cif, uitgeleverd gewicht, netto contant.

De slot-noteeringen te New-York van het aldaar geldende
gemengd contract (basis Rio No. 7) waren:

AN
GROOTHANDELSPRIJZEN’)

loccrzen
Loo en per
Eng. ton

KATOEN
for Middling
locoprijzen
New

ork
per Ib.

WOL
gekamde
Australische
Merino, 64’s Av. J
loco Bradford
per Ib.

WOL
gekamde
Australische,
CrossbredColo-
nial Carded,
50’s Av. loco
Bradford per ib.

RUBB ER
4)
Standaard
Ribbed Smoked
Sheets
loco Londen
per Ib.

SUIKER
Witte kristal-
suiker loco
R’dam/A’dam.
per 100 K.G.

KOFFIE
Robusta
Locoprijzen
Rotterdam
per
iJ2
K.G.

THEE.
Afi. N.-I. theev.
A’dam gem. pr
.
Java- en Suma-
tratheep.i/ai{G.

Indexcijfer
v(h. Centr. B.
v. d. Stat.,
herleid
i’aui 1913=100
tot 1925= 100

lndexcijfer
van The Economist,
herleid
1927
=
100
tot 1925=100

0
(o
$
ets.
O(o
pence
0
10
pence
0/
Sh.
O
/s
II.
0
(o
ets.
0
10
ets.
0/
261.171-
100,0
23,25
100,0
55,00
100,0
29,50
100,0
2111,625 100,0 18,75
100,0
61,375
100,0
84,5
100,0
100,0 100,0
290.1716
111,1
17,55
75,5
47,25
85,9
24,75
83,9
21-
67,4 17,50.
93,3
55,375
90,2 94,25
111,5
93,2
103,8
299.1316
114,4
13,45
57,5
45,00
81,8
25,25
85,6
117,375
54,4 22,00
117,3
50
81,5
71
84,0 93,5
98,6
309.816
118,2
14,15
60,6
46,25
84,1
26,00
88,1
1/7,125 53,7
21,125
112,7
48,75
79,4 71,25
84,3 94,2
100,7
312.151-
119,4
14,25
61,3
47,75
86,8
26,50
89,8
118,25
55,8
20,62
5

110,0
48
78,2
70
82,8
92,9
99,0
304.11-
116,1
14,75
63,4
47,50
86,4
26,25
89,0
1/7,875 55,8 20,25
108,0
48
78,2 72,25 85,5
92,3 98,4
295.121-
112,9
16,15
69,5
47,00
85,5
26,00
88,1
1/7,75
55,4
20,25
108,0
47,
76,6
86,5
1
(
2,4
93,5
100,1
296.916
113,2
16,85
72,7 47,25 85,9
26,00
88,1
116
50,5
18,37
5

98,0
47
76,6
81,25 96,2
96,1
100,5
289.1516
110,7
17,90
77,0
48,50
88,2
26,50
89,8
114,75
41,0
18,625
99,3
47
76,6
84
99,4 97,4
1(0,5
292-16
111,5
19,70
84,7
48,50
88,2
26,50
89,8
1/5,25
40,8
18,50
98,7
45,375 ‘
73,9


96,1
102,2
287.1216
109,8
22,05
94,4
50,00
90,9
26,50
89,8
1/4,25
45,6
17,87
5

95,3 44,25
72,1
94,5
111,8
96,8
101,3 264.216
100,9
20,65
88,8
50,25
91,4
26,75
90,7
114,375
46,0
16,87
0

90,0 45,25
73,7
93
110,1
96,8
100,3
264.416
100,9
20,25
87,1
52,25
95,0 28,50
96,6
116,5
51,9
17,25
92,0
46
74,9
96
113,6
97,4
99,4
266.1316
101,8
19,70
84,7
51,50
93,6
28,75
97,3
117,75
55,4
17,87
0

95,3
46
74,9 89,25
105,6
97,4
99,0
255.11-
97,4
19,25
82,8 53,00 96,4
29,75
100,8
117,25
54,0
17,37
0

92,7
46
74,9
84,5
100,0
98,7
97,6
233.1016
89,2
18,35
78,9
54,75 99,5
31,75
107,6
113,75
44,2
16,75
89,3
46
74,9
79,5
94,1
96,8
98,4 233.1716
89,3
19,35
83,2
55,00′
100,0
33.25
112,5
110,75
35,8
16,875
90,0
47
76,6
79 93,5
98,1
99,6
234.61-
89,5 20,65
88,8
54,50
99,1
33,00
111,9
-/9,375
26,3
.16,87
5

90,0
47
76,6 74,25 87,9 98,7
101,4
230.13/-
88,1
21,55
92,7
54,25
98,6
32.25
109,3
-19
25,3
16,62
5

88,7
48,25
78,6
78,25
9’2,6
98,1
101,3
218.816
83,4
21,35
91,8
55,50
100,9
31,75
107,6
-j9,25
26,0
15,75
84,0
49
79,8
73,25
86,7
98,7
99,5′
211.191-
80.9
21,75
93,5
53,00
96,4
31,25
105,9
-19,25
26,0
15,50
82,7
49,875 81,3
71,25
84,3 95,5
97,7
211.181- 80,9
19,30
83,0
51,75
94,1
30,00
101,7
-19,25 26,0
16,00
85.3
51,875 84,5
67,75
80,1
92,9
96,6
214.716
81,9
18,55
79,8
47,00
85,5
29,00 98,3
-18,5 23,9
15,875
84,7
52,75
86,0
70,25
83,1
93,5
95,7
221 19!-
84,8
19,45
83,7
.46,25
84,1
27,25
92,4
-18,8
24,7
14,625
78,0
53
86,4
73
86,4
94,2

95,8
232.1016
88,8
9,90
85,6
47,25
85,9
27,50
93,2
-18,625
24,2
14,00
.74,7
53
86,4
75,75
89,6
95.5
96,3
228.81-
87,2
20,45
88,0
46,25
84,1
28,00 94,9
-j8,5
23,9
13,925
‘74,3
51,75
84,3
76,5 90,5
95,5
222.716
84,9
20,20
86,9
46,75
85,0
28,75 97,3 -19,875
27,9
13,775
73,5
53,125 86,6
77,25
91,4
94,2
227.11/-
85,0
20,10
86,5
44,25
80,5
27,75
94,1
1/-
33,7
13,375
71,3
54
83,0
74,25
87,9
94,2
219.17/6
84,0
20,705
89,0
5
1
44,00
8

80.00 27.50
0

93,2
8

111
36,5
13,50
72,0
’54
88,0
72,5 85,8
220.716
84,2
21,65
0

93,1
6

44,00
0

80,09
27,50
0

93,2
9

110,75
35,8
13,50
72,0
54
88,0
223.216
85,2
1

21,55
7

92,771
1
1
II-
33,7 13,50


72,0
54
1

88,0
1
e huidige olticiOele noteeringswljze (Jan. 1928).) = Mailing vÔôr de invoering van de huidige offic. noteeringswijze (Jan. 1928).
4
)Jaar- en niaandgemiddelden afgerond
op
‘/o
pence.
0)
1 Maart.
6)
8 Maart
7)
15 Maart.
0)7
Maart
5)
14 Maart.

294

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHT7N

20
Maart 1929

Maart
1

Mei
Sept.
Dec.

18 Maart …….
$ 16,78
$ 15,92
$ 14,50
$ 14,13

11
,,

16,74
16,05
,,

14,64
,,

14,29

4

,,
,,

16,61

.

15,99
,,

14,66
,,

14,35

25 Feb……
,,

17,10
,,

16,45
,,

15,19
,,

14,80

Rotterdam, 19 Maart 1929.

(Mededeeling van de Vereeniging voor den Goederenbandel
te Rotterdam.)
Noteeriugen en voorraden in Brazilië.

Data
te Rio
1

te San
(05
Wisselkoers
te Rio
Londen
Voorraad
1

Prijs
Voorraad
op

1

Prijs
(In Balen)
1
No.
71)

(In Balen)
No.
4
1
)
_

18Maart1929
239.000
29.275
1.129.000
133.500
5
492
1
512
d.

11

,,

1929
235.000
29.075 1.118.0001
33.500
5492
1512 ”
4

,,

1929
213.000 29.275 1.027.000
1
33.500
5492
1512
18Maart1928
272.000
25.750
1.012.0001
33.000
6
1
1
128
.

1)
in Reis.


Ontvangsten uit het binnenland van Brazilië in Balen.

te Rio

te Santos

Data


Afgeloopen

Sedert Afgeloopen

Sedert
week

1Juli

week

1Juli –

16 Maart1929…

56.000.
1
2.118.000 244.000 6.369.000
16 Maart1928… 49.000 2.847.000 206.000 7.511.000

Statistiek der firma G. Duuring & Zoon.

Zichtbare voorraad op 31 December in duizenden balen.

1928 1927 1926 1925 1924

Voorraad in Europa… 1.868 1.648 1.498 1.636 1.594
Stoomend ÇBrazilië ..

423

527

459

466

438

xi. Europa Oost-Indid.

67

102

67

61

66

2.358 2.277 2.024 2.163 2.098
783

768

977

888

629
550

711

640

596

417

3.691 3.756 3.841
3.647
3.144
13




35
60
23
.

29
30

75
135

– –
333 359 322
263
379
988 958 925
1,225
1.831
37



Totaal … . … .*5.172 *5.268 *4.911 *5.164 ‘5.384

Op 1 December…..

.. *5259
0
5.365 ‘4.779 ‘5.128 ‘5.631

Op 1 Juli ………..’5.729
4
4.720 ‘4.571 ‘5.085 ‘5.071

* Niet inbegrepen de binnen1, voorraden in Sao Paulo.

De binnenlandsche voorraden te
Santos

Rio de Janeiro
1 Juli

1924 4.592.000 balen
1 Juli

1925 1.786.000
1 December 1925 4.122.000 31 December 1925 4.383.000
1 Juli

1926 .2.833.000
1 December 1926 6.397.000 31 December 1926 5.990.000
1 Juli

1927 3.312.000
1 December 1927 12.271.000 31 December 1927 13.120.000
1 juli

1928 11.672000

1.180.000 balen
1 December 1928 13.205.000 ,,

608.000

THEE
Op de theernarkt trad in cle a.fgeloopeu week nagenoeg
geen verandering in. Voor de Java- en Sumatra-theeën be-stond te Londen ook ditmaal meer belangstelling dan voor
Britsch-Indisehe thee, wier kwaliteit achteruitgang te zien
gaf. Het verçlere verloop der Java- en Sumatra-veilingen
zou een aanwijzing kunnen bevatten voor de verwachting,
dat grootere bevoorrechting van thee van Britsche herkomst niet meer waarschijnlijk wordt geacht. De vereeniging voor cle Thee-cultuur in Nederlanclseh-lndië maakte bekend, dat
het advies aan de regeering inzake bevoorrechting door in-
voering van een mei-k van herkomst op alle verpakte thee
in Engeland positief ontkennend luidt. ])e Board- of Trade-eijfers over de thee-beweging in En-
geland over Februari zijn als volgt: aanvoeren 46.8 mil-
lioen lbs. (vorig jaar 38.7 millioen), invoer tot verbruik
30.6 millioen lbs. (vorig jaar 34.1 millioen) en uitvoer 6.7
millioen lbs. (vorig jaar 7.3 millioen). De voorraden in
entrepôt beliepen per ulto. Februari 254 millioen lbs. Amsterdam, 18 Maart 1929.

COPRA.

i)e markt die aanvankelijk zeei’ vast gestemd was, tea
gevolge van short-dekkingen, werd naderhand weer kalmer, daar de consumenten de verhooging in het geheel niet volg-
deit. Het slot was dan ook lusteloos, met de volgende prijzen
Neclerl.-Indische fms., stoomend ………
f
27Y
afscheep Mrt . …… .. 27 Y2

12

Apr………27
5
/s
Mei ……. .,27
3
/
4

11

VRACHTENMARKT.

Graan
VC91
Noord-Amerika.
Er is practiseli gesproken
geel: w’.ijziging in de markt sinds het laatste verslag, en
hoewel er een weinig meer vraag was naar scheepsruimte,
toonden bevrachters uitsluitend belangstelling voor Maart
e1 be
1
gin April laden en wel voornamelijk naar de Miti-
clella.ndsche Zee.
De eenige afsluitingen, die tot stand kw’amen, zijn van
(le Northern Range, naar. Genua/Livorno/Napels, op basis
va.is 17 cents, begin April en naar Griekenland, waarheen
‘OOi’
een handige April-boot 41- per qtr. betaald werd.
Van St. Joan zijn verschillende orders aan de markt naar
de Middella.ndsehe Zee op basis van 18 cents, doch zal
ongetwijfeld een hoogere vracht betaald moeten worden om
Prompte seheepsruimte te krijgen.
Suiker van West-Indië.
Er was slechts geringe vraag
naar scheepsruimte. Van Cuba werd een 7500 tonner met
25 April eaneelling afgesloten naar UX./Continent, tegen
1819 cl., terwijl een boot van dezelfde grootte en positie
opgenomen werd van St. Domingo tegen 1813 d. naar de-
zelf cle bestemming met de optie Cuba laden ad 1816 van één
en 1819 van twee laadhavens.
Van de Noord-Pacific
was nagenoeg geen definitieve
vraag naar tonnage voor graan, een 8500 tons stoomschip
werd afgesloten voor een gemengde lading naar U.K./Con-
tinent tegen een lumpsum vracht van £ 12.500 f.i.o. voor
tweede helft April laden.
Graan van La Plata. In het begin van de week was het
betrekkelijk kalm, doch in de laatste dage:: zijn zeer veel
afsluitingen gedaan voor alle posities tot half Juni can-
celling. Voor handige booten per Maa.it weici 251- betaald
van de bovenri’ier naar UK/Continent, 2419 cl. voor April,
2416 voor April/Mei, en Mei/Juni. 7000 tonners werden op-
genomen tegen 6 tot 9 d. lager. Van Buenos Aires is 25/.
tot 2516 gedaan naar de Miciclellancische Zee voor Maart.
Illahia ]3lanca nam een 9000 tonner
01)
voor April naar
Antwerpen of Rotterdam tegen 21/-.
Salpeter vasc de Westkust.
Er is nog steeds geenerlei
vraag naar scheepsruimte naar UK/Continent; naar
Alexandrië werd een boot bevracht van maximum 7500
ton met 28 April cancellicig tegen 3 1/-, dit kan herhaald
worden, doch met het oog op de goede markt van La Plata
is tonnage schaarsch.
Australië
bleef lusteloos in alle richtingen, een boot
van 10.500 ton maximum werd gedaan van Zuicl-Australiii per April naar de Micldellandsche Zee/UK/Continent tegen
321-, en een pronipte boot van 6800 ton tegen 331- van
Sidney naar dezelfde bestemming. Van Burmah waren nagenoeg geen definitieve orders aan
de markt, de eenige afsluitingen betreffen een 7000 tonner,
midden April laden, naar Fiume op basis van 261- één laad.
haven, en een iets kleinere boot voor Maart/April naar
Antwerpen/Hamburg Bange tegen 261-.
Donau en Zwarte Zee.
Van den Donau is niets te doen,
van cle Zwarte Zee is eenige vraag naar tonnage voor graan
per Maart en April op basis van 1313 d. naar het Conti-
nent met de optie koeken tegen 116 extra.
Erts van de Middellandsche Zee en Noord-Spanje.
Deze
markt toonde meer levendigheid en cle vrachten zijn vast.
Kolen van U.K.
Afsluitingen zijn beperkt ten gevolge van
cle as. Paa.schdagen, die oponthoud zullen veroorzaken met
het laden. Vrachten voor prompte hooten zijn daarom iets
lager; van Zuid-Wales werd betaald : naar Antwerpen 51-,
Rouaan 516, Gibraltar 816. Oran 916, Genua 916, Buenos
Aires 121. en Santa F6 1316. Van de Oostkust om, naar
cle Elbe 416, Antwerpen 313 Bordeaux 619, West-Italië 91-,
Alexandrië 1216, Santos 1113 en )3uicnos Aires 1313.

RIJN VAART.
Week van 10
tim.
16 Maart 1929.
De aanvoeren van zeezijde bleven stationnair. Scheeps-
rninte bleef schaarsëh, bij matige vraag. Voor erts naar
de Ruhrhavens betaalde men gemiddeld
f 1.50
en
f
1.70
niet resp. 4 en 8 losdagen. Naar de:: Bovenrijn werd voor
ruwe l)rodllcten en diverse goederen uitsluitend in dag-
huur gecharterd, op basis van 4y
2
et. voor groote en 5 ct. voor kleinere schepen per ton. De vaart op Duitschiand
werd den 14den officieel heropend. Het sleeploon bedroeg
aanvankelijk 125 ets. tarief, doch liep tot
.f 1.-
tarief in
het laatst der week terug.

Voorraad Ver. Staten
Stoomend
naar,Brazilië
Ver.StatenJ

Voorr. in Pernambuco
Bahia …..
Victoria
Rio……..
Santos …..
Paranagua.

Auteur